AUTO & FISCUS - Compass Leasecompasslease.nl/content/files/Files/Auto_en_Fiscus_2011.pdf · 28. Hoe...
Transcript of AUTO & FISCUS - Compass Leasecompasslease.nl/content/files/Files/Auto_en_Fiscus_2011.pdf · 28. Hoe...
AUTO & FISCUS
De 100 meest gestelde vragenover uw auto en de fi scus
- editie 2011 -
2
Disclaimer / copyright
Hoewel aan het samenstellen van de inhoud van dit boek de uiterste zorg
is besteed, aanvaarden de auteurs noch de uitgever enige aansprakelijkheid
voor het gebruik van de in dit boek opgenomen informatie zonder
uitdrukkelijke betrokkenheid van de auteurs bij advisering in het concrete
geval en staan zij niet in voor afwezigheid van eventuele (druk)fouten en
onvolledigheden.
Alle namen die in de voorbeelden in dit boek zijn gebruikt, zijn ontsproten
aan de fantasie van de auteurs. Elke gelijkenis met bestaande personen of
ondernemingen berust dan ook op louter toeval.
© Januari 2011. Copyright van deze uitgave berust bij AMD automotive
fi scalisten B.V., mr. Jan Rolleman. Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of
openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
3
Voorwoord
Ook in 2011 blijven de autobelastingen in beweging. Wellicht de meest
opvallende wijziging betreft het stilleggen van de BPM-afbouw nu
besloten is de kilometerprijs niet in te voeren. Door het stoppen van
deze afbouw krijgt de factor CO2 in de BPM een extra impuls.
In dit boekje gaan wij daar op in.
Aandacht is er ook voor de doorgaande vergroening van de autobelas-
tingen. Denkt u bijvoorbeeld aan de discussie over de CO2-grenzen
voor het nihiltarief MRB en de indeling in de verlaagde bijtellings-
categorieën. Met betrekking tot de BTW zijn in dit boekje onder meer
de recente procedures over het privégebruik opgenomen.
De laatste fi scale stand van zaken, én de reeds eerder ingevoerde regels
voor de diverse autobelastingen vindt u in dit boekje. Voor zowel de
zakelijke als de privégebruiker van de auto biedt dit boekje daardoor
een praktische gids voor de fi scale behandeling van de auto.
De tekst van dit digitale boekje is gebaseerd op de wetgeving en
jurisprudentie per eind december 2010, zodat de wijzigingen die
voortvloeien uit het Belastingplan 2011 hierin geheel zijn verwerkt.
4
Inhoudsopgave
Voorwoord 3
Inhoudsopgave 4
Inhoudsopgave van de behandelde vragen 5
Inleiding 10
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (algemeen) 13
Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling 28
Omzetbelasting / BTW 62
Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) 74
Motorrijtuigenbelasting (MRB) 98
Leasing 106
Trefwoordenregister 111
Bijlage 1 wettekst bijtelling loonbelasting 116
Bijlage 2 wettekst BPM-vrijstelling ondernemers 120
Bijlage 3 Convenant bijtelling BOVAG autodealers
en belastingdienst 123
Bijlage 4 Handreiking bijtelling privégebruik
auto voor de autobranche 128
Bijlage 5 Handreiking toezicht bijtelling privégebruik auto en
geen bijtelling privégebruik auto voor de autobranche 131
5
Inhoudsopgave van de behandelde vragen
I. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (algemeen)
1. Op welke auto’s krijg ik investeringsaftrek?
2. Wat doe ik met investeringsaftrek rondom de jaarwisseling?
3. Waarop krijg ik energie-investeringsaftrek?
4. Wat is de milieu-investeringsaftrek?
5. Hoe snel mag ik een auto afschrijven?
6. Hoe werkt de willekeurige afschrijving en wat is mijn voordeel?
7. Van welke faciliteiten kan ik als startende ondernemer
gebruik maken?
8. Wat wordt verstaan onder boekwinst?
9. Wanneer wordt er afgerekend over boekwinst?
10. Kan ik de boekwinst meenemen naar een nieuwe auto?
11. Kan ik de boekwinst ook gebruiken voor andere investeringen?
II. Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling
12. Wie heeft een bijtelling?
13. Hoe hoog is de bijtelling?
14. Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling?
15. Over welk bedrag wordt de bijtelling berekend?
16. Geldt de bijtelling ook over accessoires?
17. Hoe verloopt de inhouding van de belasting over de bijtelling?
18. Krijg je een bijtelling voor een bestelauto?
19. Wanneer is een bestelauto (vrijwel) uitsluitend geschikt
voor goederenvervoer?
20. Is de vergoeding voor privégebruik aftrekbaar?
21. Kan ik de bijtelling voorkomen?
22. Hoe dient een sluitende kilometeradministratie er uit te zien?
23. Hoe werkt de vereenvoudigde kilometeradministratie
voor bestelauto’s?
24. Wat is een ‘verklaring geen privégebruik auto’?
25. Is woon-werkverkeer privé of zakelijk?
26. Moet een autoverkoper voor de bijtelling exact bijhouden in
welke auto’s hij heeft gereden?
6
27. Wat gebeurt er met de bijtelling als de autoverkoper een vaste
auto heeft?
28. Hoe werkt de bijtelling als een ondernemer een auto van de
zaak heeft?
29. Welke autokosten komen in aftrek als de auto tot het privéver-
mogen van de ondernemer behoort?
30. Wat is voordeliger: een auto van de zaak of een privéauto?
31. Hoe hoog wordt de bijtelling als niet het hele jaar in een auto
van de zaak is gereden?
32. Hoe hoog is de bijtelling als ik alleen in de vakantie met de
auto rijd?
33. Heb ik de bijtelling tijdens vliegtuigvakanties?
34. Ik gebruik mijn auto ook voor andere werkzaamheden. Wat nu?
35. Ik gebruik een wachtdienstauto. Hoe zit het met mijn
kilometers?
36. Is carpoolen voordelig?
37. Kan de werkgever een vergoeding geven als ik met een
privéauto naar het werk ga?
38. Tijdens mijn werk heb ik een verkeersboete gekregen.
Kan de werkgever deze onbelast vergoeden?
39. Wat verandert er onder de nieuwe werkkostenregeling aan het
vergoeden van parkeerkosten?
40. Wat gebeurt er als ik per fi ets, op de motor of per taxi naar
mijn werk ga?
III. Omzetbelasting / BTW
41. Mag een ondernemer alle BTW op de autokosten aftrekken?
42. Geldt de aftrek van BTW ook voor het hele privégebruik van de
auto van de zaak?
43. Geldt het woon-werkverkeer als zakelijke kilometers?
44. Geldt er een ondergrens voor de correctie op het privégebruik?
45. Kan ik als ondernemer mijn auto voor de BTW tot mijn
privé-vermogen rekenen?
46. Wanneer is een lage BTW-correctie mogelijk?
7
47. Moet er BTW worden berekend over een eigen bijdrage van
het personeel?
48. Kan ik BTW aftrekken over de kilometervergoeding die ik aan
mijn personeel betaal?
49. Hoe verloopt de BTW-heffi ng zonder toepassing van
de margeregeling?
50. Hoe verloopt de BTW-heffi ng bij de margeregeling?
51. Ben ik als verkoper verplicht de margeregeling toe te passen?
52. Moet ik BTW berekenen op de verkoop van een auto aan een
buitenlandse afnemer?
53. Hoe kan ik de BTW-druk op mijn lease-auto verminderen?
IV. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)
54. Wat is BPM precies?
55. Op welke auto’s wordt BPM geheven?
56. Hoe hoog is het BPM-tarief in 2011?
57. Geldt er een overgangsregeling in de nieuwe CO2-heffi ng?
58. Hoe snel wordt de BPM afgebouwd?
59. Wat houdt de roetfi lterregeling in?
60. Wat wordt er bedoeld met slurptax?
61. Welk eff ect heeft het energielabel?
62. Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor ondernemers?
63. Heeft de overheid recht op BPM-vrijstelling bij de aanschaf
van een nieuwe bestelauto?
64. Zijn er consequenties als ik na de aanschaf van een nieuwe
bestelauto niet meer aan de voorwaarden voldoe?
65. Is BPM verschuldigd bij export, diefstal of sloop van een
bestelauto?
66. Hoe worden rolstoelgebruikers gecompenseerd voor de BPM?
67. Wanneer tellen opties en accessoires mee voor de BPM?
68. Op welk moment is er BPM verschuldigd?
69. Bij verkoop wordt er gesproken over rest-BPM. Wat is dat?
70. Is er BPM verschuldigd bij wijziging van de tenaamstelling of
aanpassing van de auto?
71. Welke auto’s komen in aanmerking voor een vrijstelling?
8
72. Ik werk in het buitenland. Mag ik een auto met buitenlands
kenteken gebruiken?
73. Ik heb een eigen zaak in het buitenland. Geldt er voor mijn
buitenlandse auto een BPM-vrijstelling?
74. Maar ik ben toch geen BPM verschuldigd over een
buitenlandse huurauto?
75. Ben ik bij immigratie BPM verschuldigd over mijn auto?
76. Krijg ik bij export of bij emigratie een deel van mijn BPM terug?
77. Welke tegemoetkoming geldt er voor bijzondere voertuigen?
78. Hoe werkt de taxiregeling?
79. Geldt de taxiregeling ook bij leasing?
80. Kan ik BPM terugvragen bij sloop of total loss van mijn
personenauto?
V. Motorrijtuigenbelasting (MRB)
81. Wanneer moet er motorrijtuigenbelasting betaald worden?
82. Maakt het nog wat uit of ik een geel of een grijs kenteken heb?
83. Moet ik motorrijtuigenbelasting betalen over mijn caravan
en aanhangwagen?
84. Ik koop mijn gebruikte auto bij een particulier. Hoe zit het dan
met de MRB?
85. Voor welke auto’s geldt het bijzondere tarief?
86. Zijn er ook auto’s waarvoor een vrijstelling geldt?
87. Wat betaal ik voor een auto met elektromotor?
88. Ik heb een gasinstallatie ingebouwd. Klopt het dat ik nu meer
ga betalen?
89. Ik heb mijn grijs kentekenauto omgebouwd tot geel kenteken.
Wat nu?
90. Mijn auto is 15 jaar oud. Moet ik nog steeds MRB betalen?
91. Voor mijn werk ga ik naar het buitenland.
Hoef ik dan geen MRB meer te betalen?
92. Ik ga mijn auto uitvoeren. Krijg ik dan de MRB terug?
93. Ik laat mijn auto slopen. Krijg ik de MRB dan terug?
94. Ik ga mijn auto verkopen. Krijg ik nu nog MRB terug?
9
VI. Leasing
95. Wat is fi nancial lease?
96. Wat is operational lease?
97. Wanneer kun je investeringsaftrek claimen bij lease?
98. Heb ik wel recht op BPM-teruggave bij een geleaste bestelauto?
99. Wat heeft de voorkeur: kopen of leasen?
100. Hoe wordt de BTW berekend bij leasing?
10
Inleiding
Wie in Nederland een auto aanschaft of least heeft de keuze
uit drie soorten auto’s: de personenauto, de bestelauto en de
vrachtauto. In dit boekje behandelen wij de fiscale aspecten van de
personen- en de bestelauto. Naast een duidelijk verschil in uiterlijk
is er ook een groot verschil in fiscale behandeling van deze auto’s.
Daarnaast kan er een verschil zijn tussen de fiscale gevolgen voor
de werkgever / onderneming en de werknemer / privé-gebruiker.
Onderstaand hebben wij per onderwerp de nummers van de
belangrijkste relevante vragen in dit boekje opgenomen.
Personenauto / werkgever
Bij de aanschaf van een personenauto is BPM en BTW verschuldigd.
De BPM is een heffing die van oorsprong uitsluitend op
personenauto’s en motoren wordt geheven, maar sinds een paar
jaar ook geldt op bestelauto’s. De BPM kan normaliter niet worden
teruggevraagd. Een uitzondering geldt voor bijzondere auto’s,
zoals politieauto’s, ambulances en taxi’s. Naast de BPM is over de
prijs van de auto ook BTW verschuldigd. Deze BTW is in principe
verrekenbaar en kan worden teruggevraagd bij de belastingdienst.
Voorwaarde is wel dat de ondernemer zelf ook met BTW belaste
activiteiten heeft. Verricht de ondernemer uitsluitend BTW-vrijge-
stelde prestaties, dan is er geen recht op BTW-aftrek. Wanneer in
een auto wordt geïnvesteerd, speelt de vraag of er recht op
investeringsaftrek bestaat. Om met de auto op de weg te mogen
rijden is vervolgens motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Het
tarief is afhankelijk van het gewicht van de auto, de brandstofsoort
en de provincie waar de auto geregistreerd staat. Het relatieve
belang van de motorrijtuigenbelasting zal de komende jaren niet
verder stijgen, nu de afbouw van de BPM is stopgezet.
Belangrijkste vragen: 1-2, 6-10, 17, 20-24, 36-48, 54-58, 71, 81-82, 95-97
11
Personenauto / werknemer
Veelal wordt een auto die in het kader van een onderneming is
aangeschaft ook privé gebruikt door de werknemer of zelfstandig
ondernemer. Voor dit privé-gebruik wordt de werknemer belast. Dit
gebeurt in de vorm van een forfaitaire bijtelling.
De belasting over deze bijtelling wordt ingehouden via de
loonheffing. Wanneer iemand op jaarbasis niet meer dan 500
kilometer privé rijdt en dit kan aantonen, geldt geen forfaitaire
bijtelling. Woon-werkkilometers zijn daarbij zakelijke kilometers en
deze tellen zodoende niet mee als privé-kilometers.
Belangrijkste vragen: 12-25, 31-40
Bestelauto / werkgever
Net als op personenauto’s geldt ook op bestelauto’s in principe een
BPM-heffing. Ondernemers zijn daar echter van vrijgesteld. Er moet
dan wel aan de voorwaarden worden voldaan dat er sprake is van
inzet in een onderneming en dat ten minste 10% van alle kilometers
die verreden worden zakelijke kilometers zijn. De aanschaf
van een bestelauto is een investering in een bedrijfsmiddel. De
investeringsaftrek is hier dan ook van toepassing. Het percentage
van de aftrek is afhankelijk van de totale omvang van de
investeringen in dat jaar. Net als voor personenauto’s moet ook
voor bestelauto’s motorrijtuigenbelasting worden betaald. Het
ondernemerstarief voor een bestelauto is echter lager dan voor een
personenauto.
Belangrijkste vragen: 1-11, 18-19, 23, 41, 62-64, 82, 97-98
12
Bestelauto / werknemer
Voor het privé-gebruik van een bestelauto gelden de regels van de
bijtelling. Voor het privé-gebruik wordt een tarief gehanteerd van
25% over de catalogusprijs van de auto. De BPM die sinds 1 juli 2005
verschuldigd is op nieuwe bestelauto’s wordt daarbij meegerekend.
Wanneer iemand op jaarbasis minder dan 500 kilometer privé rijdt
en dit kan aantonen middels een sluitende kilometeradministratie,
geldt geen bijtelling. Woon-werkkilometers zijn daarbij zakelijke
kilometers en deze tellen zodoende niet mee als privé-kilometers.
Specifiek voor bestelauto’s gelden bijtellingsregelingen voor auto’s
die doorlopend wisselend worden gebruikt en voor auto’s die
vrijwel uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer.
Belangrijkste vragen: 18-24, 31-40
Leasing
Een onderneming kan er voor kiezen zelf een auto aan te schaffen,
maar kan er ook voor kiezen om de auto te leasen. Leasing kan
diverse voordelen hebben. Bij het leasen vooral twee hoofdsoorten
contracten: financial lease en operational lease. In geval van
financial lease is er feitelijk sprake van een financiering en bij
operational lease is er feitelijk sprake van huur. Naast een verschil
in dienstverlening is er ook een verschil in fiscale behandeling. In
de situatie van financial lease komt de auto op de balans te staan
en bestaat er mogelijk recht op investeringsaftrek. Bij operational
lease komt de auto niet op de balans en zijn de maandelijkse
betalingen een normale kostenpost die ten laste van de winst
wordt gebracht. Voor de BTW bestaat de mogelijkheid sommige
posten buiten de BTW-heffing op de leasefactuur te laten.
Belangrijkste vragen: 95-100
13
1. Op welke auto’s krijg ik investeringsaftrek?
Investeringsaftrek is een extra aftrekpost die een ondernemer
krijgt indien hij per jaar meer dan 2.200 in bedrijfsmiddelen
investeert. Er gelden eisen voor de hoogte van de afzonderlijke
investeringen: de ondergrens is gesteld op 450. Onder dat bedrag
krijgt u geen investeringsaftrek. Wel mag u dan die kosten in één
keer van uw winst aftrekken.
Deze extra aftrek staat los van de boekwaarde van het
bedrijfsmiddel en het bedrag van de afschrijving en beïnvloedt deze
dus niet.
De bovengrens is in 2010 fors verruimd en ligt in 2011 bij
301.800. Bij een totaal investeringsbedrag per jaar boven
301.800 geldt er geen investeringsaftrek meer.
De investeringsaftrek bedraagt in 2011:
Voor de automotive zijn de belangrijkste bijzonderheden:
• Op auto’s met geel kenteken met een CO2-uitstoot boven
95 gram/km (diesel) resp. 110 gram/km (benzine) en die
niet bestemd zijn voor het beroepsvervoer krijgt u geen
investeringsaftrek.
• Op zeer zuinige personenauto’s tot en met bovengenoemde
CO2-grenzen is vanaf 2010 wèl investeringsaftrek van toepassing.
• Er geldt geen investeringsaftrek voor auto’s die worden verhuurd
aan derden.
Investering Aftrek 2011
Meer danMaar niet meer dan
0 2.200 02.200 54.324 28%54.324 100.600 15.211
100.600 301.800 15.211 minus 7,56% x
(investingstotaal minus 100.600)
301.800
14
Naast deze investeringsaftrek kan ook de energie-investeringsaftrek
en de milieu-investeringsaftrek van toepassing zijn.
Als de bedrijfsmiddelen worden verkocht binnen 5 jaar na het begin
van het jaar waarin de aanschaf heeft plaatsgevonden, wordt de
investeringsaftrek gedeeltelijk ongedaan gemaakt. Dit gebeurt
door het aangeven van een desinvesteringsbijtelling ter grootte
van het percentage dat destijds als investeringsaftrek is geclaimd,
vermenigvuldigd met de verkoopprijs.
Verwijzing
Investeringsaftrek bij leasing vraag 97
Voorbeeld 1
Ondernemer Dick schaft 3 bestelauto’s aan à 25.000.
Met zijn winst valt hij in de 42%-schijf van de inkomstenbelasting.
Zijn investeringsaftrek 15.211
Zijn netto voordeel 15.211 * 42% = 6.389
Voorbeeld 2
Onderneemster Minie schaft 3 identieke bestelauto’s aan à
25.000. Ook investeert zij dit jaar in een pand à 400.000.
Haar investeringsaftrek (3 * 25.000 + 400.000) * 0% = 0
Haar netto voordeel 0 * 42% = 0
2. Wat doe ik met investeringsaftrek rondom de jaarwisseling?
Het percentage investeringsaftrek is afhankelijk van het totale
investeringsbedrag in een bepaald jaar. Als er dit jaar al veel
investeringen zijn geweest, kan het zinvol zijn de investering uit
te stellen tot volgend jaar. Als verwacht wordt dat er volgend jaar
veel geïnvesteerd zal worden, kan een deel van de investeringen
15
juist beter naar voren gehaald worden. Hierdoor kunnen de
aftrekpercentages van de investeringsaftrek optimaal benut
worden.
Voor het bepalen van het percentage investeringsaftrek is
van belang:
• de datum van het aangaan van de verplichtingen: het tekenen
van de order c.q. de opdrachtbevestiging.
U kunt de aftrekpost nog in hetzelfde jaar te gelde maken:
• als het bedrijfsmiddel in dat jaar in gebruik wordt genomen; of
• voor zover er een aanbetaling heeft plaatsgevonden.
De aanbetaling kan voor de ondernemer die de investering
doet ook nog een ander aspect hebben: mits hem een factuur
wordt uitgereikt met BTW, kan hij de BTW in dat tijdvak alvast
terugvragen. De leverancier dient er daarbij wel op te letten dat hij
op het moment van uitreiken van de factuur ook de BTW al moet
afdragen.
Voorbeeld 1
Vervroegen van investeringen
Een handelsonderneming investeert in 2011 voor 45.000 in
diverse bedrijfsmiddelen. Voor 2012 is aanschaf van een grote
machine gepland. Kostprijs 150.000.
De B.V. overweegt ook aanschaf van een bestelauto à 30.000
in 2012.
Investeringsaftrek (bij ongewijzigde tabel in 2012) bij aanschaf van
de bestelauto in 2012:
In 2011 45.000 * 28% = 12.600
In 2012 15.211 - 7,56% x
( 180.000 - 100.600) = 9.208
Totale investeringsaftrek 21.808
16
Investeringsaftrek bij aanschaf bestelauto in 2011:
In 2011 vaste aftrek tussen 54.324 en
100.600 = 15.211
In 2012 15.211 – 7,56% x
( 150.000 - 100.600) = 11.476
Totale investeringsaftrek 26.687
Netto voordeel ( 26.687 - 21.808) * 25% vennootschaps-
belasting = 1.220.
Voorbeeld 2
Uitstellen van investeringen
Een bouwbedrijf investeert in 2011 reeds voor 185.000.
Voor 2012 zijn geen noemenswaardige investeringen gepland.
Men overweegt aanschaf van een extra bestelauto ( 15.000)
eind 2011 of begin 2012.
Totale investeringsaftrek in beide jaren bij aanschaf bestelauto
in 2011: 7.696
Totale investeringsaftrek in beide jaren bij aanschaf bestelauto
in 2012: 13.030
Netto voordeel 5.334 * 25% = 1.333.
3. Waarop krijg ik energie-investeringsaftrek?
Energie-investeringsaftrek is een extra faciliteit voor investeringen
in energiezuinige bedrijfsmiddelen. Voor deze energieinvesterings-
aftrek (EIA) wordt jaarlijks een lijst gepubliceerd. Op de op die
lijst vermelde investeringen is een energie-investeringsaftrek van
41,5% van toepassing. Wel geldt er een ondergrens van 2.200
(totaalbedrag aan energie-investeringen per jaar). Voorbeelden van
17
investeringen die in aanmerking komen voor EIA zijn:
• zij-afscherming
• bandenspannings(regel)systeem
• kopschot windscherm
De EIA-investeringen moeten binnen 3 maanden bij de
belastingdienst worden aangemeld.
Raadpleeg voor u investeert altijd de actuele EIA-lijst, te vinden op
www.agentschapnl.nl.
Voorbeeld
Den Boer B.V. is een transportbedrijf. Zij rust haar vrachtauto’s uit
met zij-afscherming en een kopschot windscherm. Hiermee is een
bedrag gemoeid van 25.000.
De energie-investeringsaftrek bedraagt: 10.375
Het directe belastingvoordeel bedraagt (25%): 2.594
4. Wat is de milieu-investeringsaftrek?
Milieu-investeringsaftrek (MIA) is een extra investeringsaftrek,
bovenop de normale investeringsaftrek. Voor deze faciliteit wordt
jaarlijks een lijst opgesteld: de zogeheten ‘milieulijst’. Op de lijst
staan investeringen ter voorkoming van waterverontreiniging c.q.
ter bevordering van waterbesparing, ter voorkoming van bodem- en
luchtverontreiniging, ter beperking van afvalstoffen en geluids-
emissies en investeringen in mobiele machines. Er is een verdeling
gemaakt in een drietal categorieën: 40%, 30% en 15% aftrek (welke
tarieven tijdelijk, tot 2014, zijn verlaagd tot 36%, 27% en 13,5%).
Welk percentage van toepassing is, blijkt uit de milieulijst.
Daarnaast blijkt uit de lijst of er wellicht ook willekeurig
afgeschreven kan worden op basis van de zg. VAMIL-regeling.
Voor deze fiscale faciliteit geldt een meldingsplicht
(binnen 3 maanden na investering).
18
Voor de automotivebranche zijn met name de volgende
investeringen van belang:
Bovenstaande voorbeelden zijn ontleend aan de bij afsluiting van de
kopij van dit boek geldende lijst.
Raadpleeg voor investering altijd de website www.agentschapnl.nl
voor de actuele milieulijst en de concrete productomschrijvingen.
Verwijzing
Willekeurige afschrijving (VAMIL) vraag 6
5. Hoe snel mag ik een auto afschrijven?
Bij aanschaf van een auto in de onderneming dient de auto voor
de aanschafprijs op de balans opgenomen te worden. Deze
aanschafprijs is normaliter exclusief BTW omdat deze BTW terug-
gevraagd kan worden. Dit geldt ook voor de BPM op een bestel-
auto, aangezien ondernemers daarvan vrijgesteld zijn. De invester-
ingsaftrek is een extra aftrekpost en wordt daarom niet in
mindering gebracht op deze aanschafprijs. Vervolgens moet een
inschatting worden gemaakt van de vermoedelijke gebruiksduur en
Investering Soort regeling Nummer
Elektrisch aangedreven voertuig VAMIL/MIA F 5070
Zeer zuinige personenauto VAMIL/MIA C 5076
Hybride aangedreven bestelauto MIA A 8100
Autogasauto voor zakelijk vervoer VAMIL C 5079
Brandstofcelsysteem voor aandrijving van transportmiddelen
VAMIL/MIA F 5050
Geluidarme autolaadkraan VAMIL/MIA B 5191
Rijsimulator VAMIL/MIA A 1080
Waterstofafl everstation VAMIL/MIA F 2040
Aardgasafl ever- of aardgasvulpunt(op bedrijventerreinen)
VAMIL/MIA F 2050
Dubbeltrailer VAMIL/MIA F 2152
Geluidarme opbouw voor bakwagen, trekker, oplegger, aanhanger of bestelwagen
VAMIL/MIA F 4161
19
de restwaarde. De gebruiksduur zal sterk afhangen van het soort
onderneming en de vraag hoe intensief de auto wordt gebruikt.
Voor bijvoorbeeld een koeriersbedrijf zal dat anders liggen dan voor
een ‘doorsnee ondernemer’. Het verschil tussen de aanschafprijs en
de restwaarde wordt vervolgens in gelijke delen verdeeld over de
gebruiksduur. Het versnellen van de afschrijving door op basis van
een vast percentage van de boekwaarde af te schrijven is slechts
in uitzonderingssituaties toegestaan. Wel bestaan er afwijkende
afschrijvingsstelsels voor bepaalde bedrijfsmiddelen of groepen
ondernemers (met name milieu-investeringen en investeringen
door starters).
Naast bovenstaande systematiek geldt er ook een jaarlijkse
boven-grens: Onder andere voor personen- en bestelauto’s geldt
een maximale afschrijving per jaar van 20% van de aanschafwaarde.
In de praktijk blijkt echter dat met name door de in te schatten
restwaarde niet snel wordt aangelopen tegen deze beperking
in de afschrijving. Dat kan echter anders komen te liggen bij
hoge kilometrages en lage restwaarden. Het nadeel van deze
afschrijvingsbeperking is dan dat de afschrijving pas in een later
jaar afgetrokken mag worden.
De afschrijving is door bovengenoemd systeem in alle jaren even
hoog. Omdat dit niet altijd ook de bedrijfseconomische realiteit
weergeeft, maken sommige bedrijven verschil tussen hun bedrijfs-
economische afschrijving (afnemend percentage) en fiscale
afschrijving (vast percentage).
De afschrijving komt in aftrek op het belastbare resultaat van
de onderneming. Een eenmanszaak, vennootschap onder firma,
maatschap en commanditaire vennootschap wordt belast met
inkomstenbelasting, oplopend tot 52%. B.V.’s en N.V.’s worden
belast met vennootschapsbelasting, oplopend tot 25%.
20
Verwijzing
Willekeurige afschrijving vraag 6
Investeringsaftrek vraag 1
Aftrek BTW vraag 41
Voorbeeld
Rob schaft in 2011 een bestelauto aan met een aanschafwaarde van
24.000 exclusief BPM en BTW. De restwaarde wordt geschat op
8.000 na afloop van de gebruiksduur van 4 jaar.
De afschrijving per jaar bedraagt dan:
Aanschafprijs 24.000
Restwaarde 8.000
Totale afschrijving 16.000
Afschrijving per jaar 4.000
Rob ondervindt hierbij geen beperking van de afschrijvings-
maximering van 20% van de aanschafwaarde. Dat kan echter wèl
het geval zijn bij een kortere looptijd of een lagere restwaarde,
bijvoorbeeld ten gevolge van een groter jaarlijks kilometrage.
6. Hoe werkt de willekeurige afschrijving en wat is mijn voordeel?
Op sommige soorten investeringen mag afwijkend worden
afgeschreven. Dat geldt voor milieu-investeringen (zg. VAMIL-
investeringen), investeringen door starters en (in het kader van
bestrijding van de financiële crisis) investeringen waarvoor in
2009, 2010 of 2011 verplichtingen zijn aangegaan. De afschrijving
mag in de eerste twee gevallen ‘willekeurig’ plaatsvinden, dat wil
zeggen dat u zich niet aan de normale afschrijvingsregels hoeft
te houden. Het voordeel is dan een liquiditeits- en rentevoordeel:
door de snellere afschrijving betaalt u in dat jaar minder belasting.
Maar soms kan het ook voordelig zijn de afschrijving te verdelen
over meerdere jaren. In elk van de jaren kan de afschrijving dan
21
van de belasting in de hoogste tariefschijven afgetrokken worden.
Omdat de afschrijving niet jaarlijks even hoog hoeft te zijn, kunt
u er ook voor kiezen precies dát bedrag af te schrijven waarmee u
optimaal gebruik maakt van de tariefgrenzen en andere regelingen
die gekoppeld zijn aan het winst- of inkomensniveau. De milieu-
investeringen die voor deze willekeurige afschrijving in aanmerking
komen, kunt u in de jaren tot 2014 voor maximaal 75% willekeurig
afschrijven. Vanaf 2014 kunt u deze milieuinvesteringen weer
voor 100% willekeurig afschrijven. U vindt deze investeringen
op de zogenaamde milieulijst, ook wel VAMIL-lijst genoemd, die
jaarlijks door Agentschap NL gepubliceerd wordt. Voor de tijdelijke
regeling met betrekking tot de investeringen in 2009, 2010 en
2011 geldt ook dat de afschrijving willekeurig mag plaatsvinden,
maar hierbij geldt een extra voorwaarde: in het jaar waarin de
investeringsverplichting wordt aangegaan, is de afschrijving
beperkt tot het aanbetalingsbedrag en tevens beperkt tot 50%
van het afschrijvingspotentieel. Anders dan bij aanvang van deze
regeling geldt thans (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009)
geen maximering meer in de latere jaren.
Deze regeling geldt voor alle nieuwe bedrijfsmiddelen met
uitzondering van woningen, bedrijfsgebouwen, grond- weg- en
waterbouwkundige werken, immateriële vaste activa (waaronder
software) en in cultuur gebrachte activa (bijvoorbeeld bomen
en vee). De regeling geldt dus wel voor nieuwe bestelauto’s en
vrachtauto’s. De regeling geldt ook voor nieuwe personenauto’s,
mits er sprake is van een taxi of een “zeer zuinige personenauto”
(dat wil zeggen met een CO2-uitstoot van niet meer dan 95 gram/
km in geval van een dieselmotor respectievelijk niet meer dan
110 gram/km in geval van een benzinemotor). Deze afschrijving
mag in afwijking van de normale afschrijvingsregels ook alvast
voor het eerste deel worden genomen in het jaar waarin de
investeringsverplichting wordt aangegaan, althans voor zover in
dat jaar ook een aanbetaling plaatsvindt.
22
Verwijzing
Milieu-investeringen vraag 4
Faciliteiten voor starters vraag 7
7. Van welke faciliteiten kan ik als startende ondernemer
gebruik maken?
In de eerste drie jaren van de onderneming krijgt u – als u minimaal
1225 uur per jaar werkt – een extra fiscale aftrekpost onder de
noemer “ondernemersaftrek”. In de praktijk is deze extra aftrekpost
voor starters nog bekend onder zijn oude naam “startersaftrek”.
Deze extra aftrek bedraagt ruim tweeduizend euro per jaar. Mist
u een jaar extra aftrek doordat u niet aan de uren-eis voldoet, dan
kan dat in het vierde of vijfde jaar nog ingehaald worden.
Preciezer gezegd: als u als ondernemer in een of meer van de vijf
voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en u in die jaren
nog niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek hebt geclaimd,
mag u in het lopende jaar de zelfstandigenaftrek verhogen met het
deel voor starters.
In de jaren waarin u deze startersaftrek krijgt, zult u vaak ook
investeren. Op deze investeringen kunt u willekeurig afschrijven.
Ook is willekeurige afschrijving mogelijk op investeringen in het
daaraan voorafgaande jaar mogelijk. Wel geldt als voorwaarde dat
u op deze investeringen investeringsaftrek kunt claimen. Hierdoor
geldt de willekeurige afschrijving bijvoorbeeld niet voor goodwill
of voor personenauto’s. Ook geldt het maximumbedrag van de
investeringsaftrek als “plafond” voor het bedrag aan willekeurige
afschrijving in dat jaar. “Willekeurig” hoeft overigens niet per
definitie “versneld” te betekenen. Voor veel starters kan het zinvol
zijn de afschrijvingen zó over de jaren te spreiden dat er optimaal
wordt geprofiteerd van de (verwachte) belastingtarieven. Oftewel,
de aftrekpost van de afschrijving kan ook uitgesteld worden tot
23
jaren waarin de winst in een hogere schijf valt.
Verwijzing
Willekeurige afschrijving vraag 6
Voorbeeld
Startend ondernemer Marcel investeert in het eerste jaar van
het bestaan van de onderneming in een nieuwe bestelauto. De
totale afschrijving over de komende vier jaar bedraagt 20.000.
Marcel werkt fulltime in deze onderneming. Hij heeft dus recht
op startersaftrek, zodat hij over de investering in de bestelauto
willekeurig kan afschrijven. Hij verwacht dat zijn winst in de eerste
vier jaren in de volgende tariefschijven zal vallen:
2011: 42%
2012: 42%
2013: 52%
2014: 52%
Alternatief 1 is de afschrijving gewoon in vier gelijke jaarlijkse
delen af te trekken van de winst. Marcel mag echter willekeurig
afschrijven. Alternatief 2 is dan het hele bedrag in één keer in jaar 1
af te schrijven. Alternatief 3 is het uitstellen van de afschrijving van
jaar 1 en 2 naar jaar 3 en 4 omdat in die laatste twee jaar de winst
in hogere belastingschijven valt.
De totale belastingteruggave bij deze alternatieven is:
Voor een compleet beeld zou ook de rentefactor meegenomen
Alternatief 1 2 3
2011 2.100 8.400 0
2012 2.100 0 0
2013 2.600 0 5.200
2014 2.600 0 5.2005.200
Totaal 9.400 8.400 10.400
24
moeten worden, omdat bij de 3 alternatieven de belastingterug-
gave op een verschillend moment binnenkomt. De contante waarde
van de totale teruggaaf is bij deze drie alternatieven:
Uitstel van de afschrijving tot de jaren met de hogere belasting-
tarieven levert in dit voorbeeld dus de hoogste teruggave op.
8. Wat wordt verstaan onder boekwinst?
Door de afschrijving op een auto neemt de boekwaarde van de
auto af. De boekwaarde is het bedrag waarvoor de auto nog op de
balans van de onderneming staat. Als de auto vervolgens verkocht
wordt voor een hoger bedrag dan deze boekwaarde, is er sprake
van boekwinst. Een andere situatie is dat de geplande looptijd niet
wordt volgemaakt en dat de auto eerder wordt afgestoten. Doordat
de fiscale afschrijving vaak niet parallel loopt aan het werkelijke
waardeverloop, kan ook dan boekwinst ontstaan.
Anderzijds kan er ook sprake zijn van een boekverlies. Dat kan
bijvoorbeeld het geval zijn bij een te hoog ingeschatte restwaarde.
Dit verlies is dan alsnog aftrekbaar op het moment waarop dit
verlies geleden wordt.
Verwijzing
Afschrijving vraag 5
Willekeurige afschrijving vraag 6
Desinvesteringsbijtelling vraag 1
Afrekenen over boekwinst vraag 9
Herinvesteringsreserve vraag 10
Voorbeeld
Koeltechnisch installatiebedrijf Koudijs B.V. heeft begin 2011 een
Alternatief 1 2 3
Totale contante waarde 8.578 8.400 8.994
25
bestelauto aangeschaft voor 25.000. Zij gaat deze gedurende de
komende 4 jaar gebruiken. De restwaarde is gesteld op 5.000.
De jaarlijkse fiscale afschrijving is dan 5.000.
Het fiscale en het werkelijke waardeverloop zien er als volgt uit:
Fiscaal Werkelijk
Aanschaf 25.000 25.000
Waarde eind 2011 20.000 18.000
Waarde eind 2012 15.000 15.000
Waarde eind 2013 10.000 12.000
Verkoop eind 2014 5.000 6.000
Als de auto eind 2013 verkocht zou worden is er sprake van
boekwinst ter grootte van 2.000. Zou er gebruik gemaakt
worden van de willekeurige afschrijvingsmogelijkheid, dan kan
vanzelfsprekend een veel grotere boekwinst ontstaan.
9. Wanneer wordt er afgerekend over boekwinst?
De boekwinst wordt in de eerste plaats belast op het moment
dat deze wordt gerealiseerd door verkoop van de auto. Maar ook
zonder ‘echte’ verkoop kan er sprake zijn van belaste boekwinst.
Dat is bijvoorbeeld het geval als de auto wordt overgedragen
vanuit de onderneming naar het privé-vermogen. Bij een B.V. is
dat in wezen ook gewoon een verkoop. Bij een eenmanszaak ligt
dat moeilijker. Herziening van de keuze voor ondernemings- of
privévermogen is dan alleen toegestaan bij ingrijpend gewijzigde
omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat de auto
voortaan alleen nog maar privé gebruikt zal worden. De auto wordt
dan vanuit het ondernemingsvermogen overgeboekt naar het privé-
vermogen. Daarbij kan boekwinst ontstaan.
Ook als een eenmanszaak beëindigd wordt, worden de boek-
winsten die op dat moment aanwezig zijn, belast. Directe
26
belasting-heffing kan dan bijvoorbeeld worden voorkomen door
lijfrente-stortingen.
Verwijzing
Herinvesteren vraag 10
Keuze voor ondernemings- of privé-vermogen vraag 30
10. Kan ik de boekwinst meenemen naar een nieuwe auto?
Het is fiscaal toegestaan de boekwinst die u behaalt bij de
verkoop van de ene auto als eerste afschrijving af te boeken op de
boekwaarde van een nieuwe auto. Dit voorkomt fiscale afrekening
over de boekwinst. In fiscaal jargon heet dit de toepassing van de
herinvesteringsreserve.
De termijn voor het afboeken van de boekwinst op de nieuwe
investeringen is ruim drie jaar: de vervangende investeringen
moeten namelijk gedaan zijn in het jaar waarin de oude auto is
verkocht of in de drie daarop volgende jaren. Als de auto niet in
het jaar zelf wordt vervangen, wordt op de fiscale balans die bij
het einde van dat boekjaar wordt opgemaakt een zogenaamde
“herinvesteringsreserve” opgenomen. Deze mag gedurende
bovengenoemde termijn blijven bestaan, zolang de ondernemer
tenminste het voornemen blijft houden om tot herinvestering over
te gaan. Is dat voornemen niet langer aanwezig, dan valt de reserve
vrij en wordt het bedrag daarvan belast als winst.
Voor zover de boekwinst is ontstaan door de willekeurige
afschrijving, mag deze niet worden afgeboekt op de boekwaarde
van de nieuwe auto.
Bij auto’s met grijs kenteken hoeft deze afboeking van
de boekwinst overigens geen gevolgen te hebben voor de
investeringsaftrek: deze mag gewoon berekend worden over de
27
normale aanschafprijs. Voorwaarde is wel dat u er mee instemt
dat de desinvesteringsbijtelling ook wordt berekend over de
daadwerkelijke verkoopprijs in plaats van over de boekwaarde.
Overigens hoeft deze regeling niet altijd voordelig te zijn,
omdat bij een hoger investeringsbedrag een lager percentage
investeringsaftrek kan gelden.
Verwijzing
Desinvesteringsbijtelling vraag 1
Voorbeeld
Luite heeft zijn gebruikte personenauto ingeruild voor een
nieuwe auto. Hij heeft een hogere inruilprijs gekregen dan hij aan
restwaarde had ingeschat. Deze boekwinst bedraagt 2.500.
Luite zit met zijn bedrijfswinst in de 52%-schijf van de inkomsten-
belasting. Direct afrekenen over de boekwinst kost dus 1.300.
Het alternatief is afboeking op de nieuwe auto. Hierdoor wordt de
afschrijving over de rest van de looptijd van 4 jaar in totaal 2.500
lager. Er is dus sprake van een rentevoordeel. Bij een rekenrente
van 6% per jaar bedraagt dit voordeel 106.
11. Kan ik de boekwinst ook gebruiken voor andere investeringen?
Het is toegestaan de boekwinst die u behaalt bij de verkoop van
een auto af te boeken op de boekwaarde van andere investeringen,
ook als dat niet een nieuwe auto betreft. Wel wordt de voorwaarde
gesteld dat het moet gaan om vervangende investeringen met
een afschrijvingsduur van maximaal tien jaar. Zou men een
herinvesteringsreserve die werd gevormd bij de verkoop van een
auto, waarop in minder dan tien jaar wordt afgeschreven, afboeken
op daarna aangeschafte grond of op een pand waarop in meer dan
tien jaar wordt afgeschreven, dan zou dit tot gevolg hebben dat
de stille reserve in de auto feitelijk wordt doorgeschoven naar dit
onroerend goed. Dat zou betekenen dat de realisatie van die stille
28
reserve voor vrijwel onbepaalde tijd wordt uitgesteld.
Ook mag door de afboeking de boekwaarde van de nieuwe
investering niet lager worden dan die van de verkochte auto.
Bij een omschakeling van auto’s in eigen beheer naar
operational lease (al dan niet met sale-and-lease-back), kan deze
herinvesteringsreserve een belangrijke belemmering wegnemen.
Verwijzing
Operational lease vraag 96
Voorbeeld
Ondernemer Wisse ruilt wegens uitbreiding van zijn onderneming
zijn personenauto in op een bestelauto. De boekwaarde van deze
personenauto bedraagt 15.000, maar Wisse krijgt er 18.000
voor terug. De aanschafprijs van de nieuwe bestelauto ligt lager
dan destijds die van de personenauto. De nieuwprijs bedraagt
17.000 exclusief BTW. Wisse mag van zijn boekwinst 2.000
afboeken op deze nieuwe bestelauto. De boekwaarde wordt dan
15.000, waarna hij op de normale manier verder op de auto kan
afschrijven. De overige 1.000 kan Wisse afboeken op andere
investeringen.
12. Wie heeft een bijtelling?
Iedereen die een auto ter beschikking gesteld heeft gekregen van de
werkgever, krijgt in principe een bijtelling bij het inkomen. Hierbij
maakt het niet uit of de werkgever de auto zelf heeft gekocht of dat
de werkgever de auto heeft geleast van een leasemaatschappij.
Als de werknemer de auto zelf koopt maar alle autokosten
(onderhoud, brandstof, verzekering, financieringslasten e.d.) door
de werkgever worden vergoed, is er ook sprake van een door
de werkgever ter beschikking gestelde auto. Ook dan krijgt de
29
werknemer een bijtelling voor het privégebruik van de auto.
De bijtelling wordt bij werknemers tot het belaste loon gerekend.
Hierover wordt door de werkgever loonbelasting ingehouden.
Deze loonbelasting is een voorheffing voor de inkomstenbelasting.
Ondernemers krijgen ook een bijtelling voor het privégebruik
van de auto als de auto tot het vermogen van de onderneming
behoort. In beginsel komen alle autokosten ten laste van de
winst. Gebruikt de ondernemer de auto echter ook voor het rijden
van privékilometers, dan wordt de aftrek van de kosten deels
gecorrigeerd door de bijtelling tot de winst te rekenen.
De bijtelling geldt voor ter beschikking gestelde personenauto’s
en bestelauto’s met uitzondering van de bestelauto die door aard
en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer
van goederen. Ook voor vrachtauto’s en motorfietsen kan de
werknemer een bijtelling krijgen. De bijtelling is dan echter geen
vast percentage.
Verwijzing
Wanneer is een bestelauto uitsluitend
geschikt voor goederenvervoer? Vraag 19
13. Hoe hoog is de bijtelling?
De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde van de auto.
Het percentage is afhankelijk van het aantal gereden privé-
kilometers en de CO2-uitstoot.
Als het aantal privékilometers op jaarbasis groter is dan 500
kilometer, kan de hoogte van de bijtelling worden afgelezen uit
onderstaande tabel:
30
De in de tabel genoemde CO2-uitstootnormen van 95 gram/km
(14% bijtelling) en 116 gram/km (20% bijtelling) gelden voor auto’s
met een dieselmotor. De normen van 110 gram/km en 140 gram/km
gelden voor auto’s met andere motoren, met name benzine.
Voor ondernemers geldt de bijzondere regeling dat de bijtelling niet
hoger is dan de daadwerkelijke totale autokosten in het betreffende
jaar.
Verwijzing
Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling? vraag 14
Gebruik auto tijdens vakantie vraag 32 en 33
Voorbeeld
Aart heeft in 2011 een auto van de zaak. Hij houdt geen kilometer-
administratie bij. De auto heeft een cataloguswaarde van 35.000.
Bij Aart wordt maandelijks 1/12 van de totale bijtelling à 8.750
(25% x 35.000) bij zijn belaste loon opgeteld. Hierover wordt
loonbelasting ingehouden. Bij een loonbelastingtarief van 42% kost
deze auto hem maandelijks 306,25.
Soort auto Bijtellingspercentage
Nulemissie CO2 0%
CO2-uitstoot niet meer dan 95 gr/km resp. 110 gr/km
14% van de catalogusprijs
CO2-uitstoot meer dan 95 gr/km maar niet meer dan 116 gr/km resp. meer dan 110 gr/km maar niet meer dan 140 gr/km
20% van de catalogusprijs
Overige auto’s niet ouder dan 15 jaar 25% van de catalogusprijs
Auto’s van 15 jaar en ouder 35% van de werkelijke waarde
31
14. Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling?
Per 2010 is een nieuwe bijtellingscategorie ingevoerd: Er geldt in de
jaren 2010 tot en met 2014 een 0%-bijtelling voor auto’s met een nule-
missie CO2. In de praktijk zal hiervan met name door elektrische auto’s
gebruik gemaakt kunnen worden. Ook waterstofauto’s met een ver-
brandingsmotor vallen er echter onder.
Vanaf 2008 gold al een lager bijtellingspercentage van 14% voor
auto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 95 gr/km bij
dieselauto’s en 110 gr/km bij benzineauto’s. Hierbij wordt nogal
eens gedacht dat dit geldt voor alle auto’s met energielabel
A. Dat is echter onjuist: gekeken moet worden naar de exacte
bovengenoemde CO2-uitstootnormen.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om auto’s als de Citroën C1, Fiat 500,
Honda Civic Hybride en Insight, Peugeot 107, Toyota Aygo, IQ en
Prius, Skoda Fabia Combi Greenline, Smart Fortwo diesel en de
Volkswagen Polo 1.2 TDI Bluemotion. Een compleet overzicht vindt
u op www.groenopweg.nl.
Per 2009 is een tussencategorie ingevoerd van 20% van de
catalogusprijs. Deze geldt voor benzine-, LPG- en aardgasauto’s
met een CO2-uitstoot van 111 tot en met 140 gram per kilometer en
dieselauto’s met een CO2-uitstoot van 96 tot en met 116 gram per
kilometer.
Het betreft bijvoorbeeld uitvoeringen van auto’s zoals de Audi A1 en
A3, Fiat Punto Evo, Ford Fiësta, Ford Focus, Mercedes-Benz A-klasse,
Peugeot 207 en 308, Renault Clio, Volkswagen Golf, Touran en
Passat. Een compleet overzicht vindt u op www.groenopweg.nl.
Voor de berijders van een auto in een lagere bijtellingscategorie is
het van groot belang om zekerheid te hebben over de hoogte van
de bijtelling op de auto die men vaak meerdere jaren rijdt.
De vraag komt dan op of de categorieën jaarlijks bijgesteld kunnen
worden. Om de stimulans in stand te houden voor auto’s die
32
zuiniger zijn dan de gemiddelde auto’s, zullen de maximale CO2-
uitstootgrenzen van beide categorieën inderdaad eens per vier jaar
worden aangescherpt op basis van de feitelijke ontwikkelingen
van de CO2-uitstoot van nieuwe auto’s. Volgens de huidige
wettekst vindt die aanscherping voor het eerst plaats in 2013.
Die aanscherpingen zullen dan alleen gaan gelden voor na de
aanscherping op kenteken gezette auto’s.
15. Over welk bedrag wordt de bijtelling berekend?
De cataloguswaarde van de auto is bepalend voor de bijtelling.
Voor een personenauto is de cataloguswaarde de nieuwprijs van de
auto inclusief BPM en BTW. Ook voor bestelauto’s die te naam zijn
gesteld op of na 1 juli 2005, geldt de nieuwprijs inclusief BPM en
BTW. Uitsluitend voor bestelauto’s die vóór 1 juli 2005 te naam zijn
gesteld geldt de nieuwprijs inclusief BTW en exclusief BPM.
Voor de bijtelling van oldtimers is de werkelijke waarde van de auto
van belang en niet de cataloguswaarde. Oldtimers in de zin van
deze regeling zijn auto’s van 15 jaar of ouder. Voor het bepalen van
de 15-jaarstermijn wordt uitgegaan van de dag waarop de auto voor
het eerst in gebruik is genomen. De werkelijke waarde is de meest
gunstige prijs die een willekeurige derde bereid is voor de auto
te betalen. Op het moment dat een auto 15 jaar oud is kan er een
waardesprong of juist een waardedaling plaatsvinden ten opzichte
van de cataloguswaarde. Is de auto bijvoorbeeld een gebruikte
middenklasser van net iets meer dan 15 jaar en met veel kilometers,
dan zal de werkelijke waarde naar verwachting lager zijn dan
de cataloguswaarde. Is er sprake van een fraai gerestaureerde
oldtimer, dan zal de werkelijke waarde waarschijnlijk veel hoger
liggen dan de cataloguswaarde.
De grens van 15 jaar zou per 1 januari 2010 verhoogd worden
naar 25 jaar, waarbij voor auto’s tussen de 15 en 25 jaar een
bijtelling zou worden berekend over de cataloguswaarde. Dat
33
voorstel is alsnog teruggedraaid. Wel geldt vanaf 2010 een
bijtellingspercentage van 35% voor auto’s ouder dan 15 jaar.
Voorbeeld
Katelijne heeft een auto van de zaak met een oorspronkelijke
cataloguswaarde van 35.000. Haar auto is 16 jaar oud. Op de
veiling zou deze auto een verkoopprijs kunnen opleveren van
10.000. Als die auto het gehele jaar ter beschikking staat van
Katelijne, bedraagt - ervan uitgaande dat het privégebruik meer is
dan 500 kilometer - de bijtelling 3.500 (35% van 10.000).
16. Geldt de bijtelling ook over accessoires?
Bij auto’s met een tenaamstelling vóór 1 juli 2006 tellen accessoires
mee voor de bijtelling als deze in de prijslijst van de importeur
of fabrikant voorkomen én zijn ingebouwd vóór de dag van
toekenning van het kenteken.
Een autoalarm bijvoorbeeld, dat niet af-fabriek leverbaar is, maar
wel voor afgifte van het kentekenbewijs is gemonteerd, telt niet
mee voor de bijtelling. Maar een navigatiesysteem dat af-fabriek
leverbaar is en voor afgifte van het kentekenbewijs door de dealer
is ingebouwd, telt wel mee voor de bijtelling.
Voor auto’s met een tenaamstelling vanaf 1 juli 2006 geldt dat de
bijtelling wordt berekend over de waarde zoals die ook voor de
BPM-berekening geldt: de catalogusprijs inclusief de af-fabriek
gemonteerde opties. Bij de dealer aangebrachte accessoires tellen
niet langer mee voor de bijtelling.
17. Hoe verloopt de inhouding van de belasting over de bijtelling?
De ondernemer met bijvoorbeeld een eenmanszaak of
vennootschap onder firma die in een auto van de zaak
rijdt, geeft de bijtelling op via zijn jaarrekening en aangifte
34
inkomstenbelasting. Voor werknemers met een auto van de zaak
loopt de belastingheffing anders: De werkgever moet loonbelasting
inhouden en afdragen over de bijtelling voor privégebruik van
de ter beschikking gestelde auto. Als de werknemer voor het
privégebruik een eigen bijdrage betaalt aan de werkgever, zal de
werkgever daar rekening mee houden. De eigen bijdrage komt
dan in mindering op de bijtelling voordat de loonbelasting wordt
berekend.
De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste afdracht
aan loonbelasting. In situaties waarin een werknemer een
sluitende kilometeradministratie bijhoudt om aan te tonen
dat hij of zij minder dan 500 km per jaar privé rijdt, is de
werkgever in principe ook verantwoordelijk voor de juistheid
van de sluitende kilometeradministratie. De werkgever zou
de kilometeradministratie dan ook moeten controleren.
Eventuele naheffing van loonbelasting als later blijkt dat de
kilometeradministratie niet juist is, komt immers ook bij de
werkgever. Dit risico kan de werkgever echter uitsluiten. Als hij
beschikt over een “verklaring van geen privégebruik auto” van de
betreffende werknemer, zal de fiscus bij een onjuiste of onvolledige
kilometeradministratie de bijtelling naheffen bij de werknemer
in plaats van bij de werkgever (tenzij de werkgever wist dat deze
verklaring ten onrechte is afgegeven).
De werknemer kan zo’n verklaring aanvragen bij de belastingdienst.
Verwijzing
Verklaring geen privégebruik auto vraag 24
18. Krijg je een bijtelling voor een bestelauto?
Als aan specifieke inrichtingseisen is voldaan, is er fiscaal sprake
van een bestelauto, ook wel een auto met ‘grijs kenteken’
genoemd. Ook voor auto’s met een grijs kenteken gelden in
35
principe de normale regels voor de bijtelling.
Hiervan zijn uitgezonderd de bestelauto’s die (vrijwel) uitsluitend
geschikt zijn voor goederenvervoer.
Voor de bijtelling wordt geen onderscheid gemaakt tussen
bestelauto’s met of zonder dubbele cabine.
Hoewel bestelauto’s van ondernemers zijn vrijgesteld van BPM,
behoort het BPM-bedrag dat op het kentekenbewijs is vermeld,
wel tot de catalogusprijs waarover de bijtelling wordt berekend.
Verwijzing
Bestelauto die uitsluitend geschikt is
voor goederenvervoer vraag 19
Voorkomen bijtelling vraag 21
Schema inrichtingseisen vraag 55
Vrijstelling BPM voor ondernemers vraag 62
19. Wanneer is een bestelauto (vrijwel) uitsluitend geschikt
voor goederenvervoer?
Of een bestelauto uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer
is van belang voor de bijtelling. Rijdt een werknemer in zo’n
bestelauto dan is de forfaitaire bijtelling niet van toepassing,
zonder dat daarvoor een sluitende kilometerregistratie bijgehouden
hoeft te worden.
De bestelauto’s die hiervoor in aanmerking komen, hebben in
principe uitsluitend een stoel voor de chauffeur zelf. Er is dus
geen passagiersstoel aanwezig en geen achterbank om passagiers
mee te nemen. Is de auto wel voorzien van een tweede stoel
of anderhalfzitsbankje, dan is uitsluitend het weghalen van
de passagiersstoel niet voldoende om de bestelauto te kunnen
aanmerken als een bestelauto die uitsluitend geschikt is voor
goederenvervoer. De bevestigingspunten van die stoel moeten ook
verwijderd of dichtgelast worden. Een voorbeeld van een bestelauto
36
die voor deze regeling in aanmerking komt is de serviceauto,
waarin naast de bestuurder alleen plaats is voor gereedschappen en
reserveonderdelen. Gebruikt de werknemer deze serviceauto toch
voor ritten met een privékarakter, dan krijgt de bestuurder een
bijtelling op basis van het werkelijke gebruik. Dit gebruik wordt
berekend door de gereden privékilometers te vermenigvuldigen met
de werkelijke kostprijs per kilometer van die bestelauto.
Door nieuwe uitspraken van belastingrechters komt er steeds
meer duidelijkheid over de regeling op grond waarvan sommige
bestelauto’s zijn uitgezonderd van het vaste bijtellingspercentage
omdat ze uitsluitend of nagenoeg uitsluitend zijn geschikt voor
goederenvervoer. Bij het tot stand komen van deze uitzondering
is met name gedacht aan bestelauto’s met slechts één stoel. In
mei 2009 besliste de Hoge Raad al dat een grote bestelauto van
een bloemist, voorzien van specifieke inrichting en met meerdere
zitplaatsen, ook in aanmerking kwam voor deze uitzondering.
Ook is er een uitspraak over een grote bestelauto (verlengd en
verhoogd, zodat deze niet op normale parkeerplaatsen en in
parkeergarages past) van een vloerbedekkinglegger. Ook in die
situatie gold het vaste bijtellingspercentage niet, ook al had de
auto twee zitplaatsen. Inmiddels begint er meer jurisprudentie te
komen over kleinere bestelauto’s. Er loopt nog een verwijzingszaak
over de auto van een stukadoor en in februari 2010 heeft
Gerechtshof Amsterdam zich uitgesproken over een Renault Kangoo
met twee zitplaatsen. Deze viel ook onder de uitzonderingsregeling,
omdat de auto als gevolg van het gebruik voor schilders- en
schuurwerkzaamheden “erg vies is en stinkt” en omdat de auto
in de laadruimte is voorzien van een kunststof bak die alleen
door een garagebedrijf verwijderd kan worden. Intussen ontstaat
uit de rechtspraak het beeld dat de uitzondering voor specifieke
bestelauto’s ruimer toepasbaar is dan alleen voor grote bestelauto’s
of bestelauto’s met slechts één stoel. Wel is dan vereist dat de
tweede stoel noodzakelijk is voor een bijrijder voor hulp bij laden
en lossen of dat de bestelauto is voorzien van specifieke inrichting
c.q. wordt gebruikt voor specifieke doeleinden.
37
20. Is de vergoeding voor privégebruik aftrekbaar?
Regelmatig komen werkgevers met hun werknemers overeen dat
de werknemer een vergoeding aan de werkgever moet betalen
voor het privégebruik van de auto. Een dergelijke vergoeding kan
variëren van een vast bedrag per maand tot een vast bedrag per
gereden privékilometer.
Als de werknemer per verreden privékilometer een vergoeding
betaalt, komt deze vergoeding in mindering op de bijtelling.
Naast een vergoeding voor privé-kilometers kan het voorkomen
dat een werknemer om privé-redenen een duurdere auto wil rijden
dan de binnen het bedrijf geldende autoregeling toestaat (de
zogenaamde ‘leasenormoverschrijding’ of ‘luxe-bijdrage’) en dat
hiervoor een vergoeding moet worden betaald aan de werkgever.
Als dit een afzonderlijke vergoeding is, los van de vergoeding
voor privégebruik, is deze vergoeding slechts aftrekbaar in de
verhouding waarin de privékilometers staan ten opzichte van het
totaal aantal kilometers.
Betaalt de werknemer voor extra accessoires rechtstreeks een
bedrag aan de dealer in plaats van aan de werkgever, dan is het
betaalde bedrag aan de dealer niet aftrekbaar van de bijtelling.
Uitsluitend betalingen aan de werkgever zijn aftrekbaar.
21. Kan ik de bijtelling voorkomen?
De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak
(personen- of bestelauto) kan worden voorkomen door op jaarbasis
niet meer dan 500 kilometer privé te rijden. Dit kan worden
aangetoond door een sluitende kilometeradministratie.
Maar ook in de volgende situaties is de bijtelling niet van
toepassing:
38
a. Als de auto aan het einde van de werkdag op het terrein van de
werkgever wordt geplaatst, is er geen sprake van privégebruik. De
werknemer krijgt dan geen bijtelling voor deze auto.
b. Wanneer tussen werkgever en werknemer schriftelijk wordt
overeengekomen dat het voor de werknemer verboden is een
bestelauto privé te rijden, dan krijgt de werknemer geen bijtelling
voor de bestelauto. De werkgever moet de verklaring bij de
loonadministratie bewaren. Tevens is vereist dat de werkgever
toezicht houdt op het naleven van het verbod én bij overtreding
een passende sanctie oplegt aan de werknemer. Als passende
sancties zijn door de fiscus genoemd: een geldboete die in
verhouding staat met de te betalen belasting over de bijtelling,
het verhalen door de werkgever op de werknemer van de
nageheven loonbelasting of zelfs ontslag uit de dienstbetrekking.
De werkgever kan toezicht houden op het naleven van het verbod
door bijvoorbeeld het controleren van kilometerstanden, na te
gaan wanneer verkeersovertredingen zijn gemaakt, de hoeveelheid
van de verbruikte brandstof te controleren en te controleren of
buiten werktijd brandstof is getankt. In de wet is expliciet bepaald
dat in geval van zo’n verbod op privégebruik ten aanzien van een
bestelauto de bijtelling niet geldt. De werkgever dient zich echter
wel te realiseren dat het risico op naheffing en boetes in geval van
zo’n schriftelijk overeengekomen verbod op privégebruik geheel bij
hem ligt. Bij een kilometeradministratie samen met een ‘verklaring
geen privégebruik’ voorkomt hij dat risico.
c. Wordt een bestelauto in verband met de aard van de
werkzaamheden doorlopend en afwisselend door twee of
meer werknemers gebruikt, dan kan worden volstaan met een
eindheffing van 300 per auto. De werkgever betaalt deze
eindheffing aan de belastingdienst. Op het loon van de werknemers
vindt geen inhouding plaats.
Deze situatie zal zich bijvoorbeeld kunnen voordoen bij een
installatiebedrijf waarbij in een bepaalde week werknemer A
39
op maandag en dinsdag een bepaalde bestelauto meeneemt, op
woensdag en donderdag werknemer B en op vrijdag werknemer
C, terwijl op andere dagen en in andere weken een totaal ander
gebruik van de diverse bedrijfsauto’s door de diverse medewerkers
plaatsvindt.
Als iemand ’s avonds steeds dezelfde auto mee naar huis neemt,
is er geen sprake van doorlopend afwisselend gebruik.
Van doorlopend afwisselend gebruik is ook geen sprake als er bij
een bedrijf bijvoorbeeld twee werknemers en twee bestelauto’s
zijn, die dagelijks worden gewisseld.
22. Hoe dient een sluitende kilometeradministratie er uit te zien?
De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak
kan worden voorkomen door op jaarbasis niet meer dan 500
kilometer privé te rijden. Het bewijs daarvoor is in principe
niet aan een bepaalde vorm gebonden, maar een sluitende
kilometeradministratie geeft de meeste zekerheid dat de bijtelling
niet van toepassing is. Een black box kan hierbij een belangrijk
hulpmiddel zijn.
In een rittenadministratie moeten per rit de volgende gegevens
worden bijgehouden: datum, begin- en eindstand van de
kilometerteller, plaats van vertrek, plaats van de bestemming,
vermelding van de aard van de rit (zakelijk of privé) en de gereden
route als van de gebruikelijke route wordt afgeweken. Dit kan zich
bijvoorbeeld voordoen bij wegafsluitingen, omleidingen, files e.d.
40
Naast een rittenadministratie kan de belastingdienst aanvullende
informatie opvragen. Hierbij kunt u onder meer denken aan
de agenda: komen de afspraken in de agenda overeen met de
bestemming volgens de rittenadministratie? Let op dat de fiscus
bijvoorbeeld benzinebonnen en verkeersboetes kan gebruiken om
tegenbewijs te leveren bij de rittenadministratie. Bijvoorbeeld:
komt de locatie waar de auto is geflitst voor te hard rijden overeen
met de gereden route volgens de rittenadministratie en klopt het
aantal getankte liters brandstof met het aantal kilometers sinds de
vorige tankbeurt?
Ook zet de belastingdienst speciale flitsauto’s in die de kentekens
van auto’s vergelijken met het bestand van degenen die een
“verklaring geen privégebruik” hebben aangevraagd. Deze
flitsauto’s worden met name ingezet op locaties en tijdstippen
waar zakelijk gebruik van de auto minder voor de hand ligt,
zoals tijdens de zomervakantie bij grensovergangen of in het
weekend bij bouwmarkten of pretparken. Overigens is het heel
goed mogelijk dat de betreffende rit in dat laatste geval binnen de
500-kilometergrens valt.
Een black box kan ondersteunend zijn bij een sluitende
kilometeradministratie, maar is niet altijd voldoende. Middels
een black box worden veel ritgegevens automatisch vastgelegd.
Daarnaast worden ook gegevens handmatig ingevoerd, bijvoorbeeld
het karakter van de rit (zakelijk of privé). Daarom kan net als bij
RITTENVERANTWOORDING
Naam
Merk en type auto
Kenteken
Periode van terbeschikkingstelling van tot
DagPlaats van
Vertrek
Plaats van
Aankomst
Begin
km-stand
Eind
km-stand
Zakelijk/
privé rit
Gereden
route
41
een handmatig bijgehouden rittenadministratie een relatie tussen
de rapportage en andere bescheiden (agenda’s e.d.) nodig blijven.
Het samenstel van rapportage én onderliggende bescheiden vormt
de (controleerbare) rittenregistratie die als bewijs van het feitelijke
privégebruik dient.
Indien een black box is gekoppeld aan een GPS-systeem, worden
alle ritgegevens vastgelegd. Middels de GPS-koppeling wordt
immers exact de plaats van vertrek, plaats van aankomst en de
gereden route aangegeven. Een black box met GPS-koppeling kan
derhalve als sluitende kilometeradministratie dienen.
Verwijzing
Rittenadministratie bij autoverkopers vraag 26
23. Hoe werkt de vereenvoudigde kilometeradministratie
voor bestelauto’s?
Als een werknemer door de aard van de werkzaamheden veel ritten
op een dag heeft, kan het bijhouden van een rittenregistratie een
grote administratieve en financiële last zijn voor de werkgever
en de werknemer, omdat de werknemer de zakelijke ritten
tijdens werktijd bijhoudt. In dit geval mag de werknemer om
praktische redenen het bewijs leveren met een combinatie van
een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de
(project)administratie van de werkgever.
Hierbij geldt als voorwaarde dat de werkgever schriftelijk
met de werknemer heeft afgesproken dat de werknemer een
vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, privégebruik tijdens
werk- en lunchtijd niet is toegestaan en de werkgever de
zakelijke adressen in zijn (project)administratie bewaart. In
de vereenvoudigde rittenregistratie hoeft een werknemer de
zakelijke ritten dan niet te vermelden, omdat die aanwezig zijn
in de (project)administratie van de werkgever. De vereenvoudigde
rittenregistratie moet per dag de volgende gegevens vermelden:
42
• de datum
• de werktijd
• de begin- en eindkilometerstand
(aan het begin en einde van de werktijd)
• een verwijzing naar de zakelijke adressen in de (project)
administratie van de werkgever als de volgorde waarin de
werknemer deze adressen heeft bezocht, in die (project)
administratie ontbreekt.
Maakt de werknemer een privérit (binnen de 500-kilometergrens),
dan moet hij ook de volgende gegevens in de vereenvoudigde
rittenregistratie vermelden:
• de datum
• de begin- en eindkilometerstand van de privérit
• het vertrek- en aankomstadres.
Een soortgelijke regeling geldt overigens ook voor de (personen)
auto’s van rij-instructeurs: zij kunnen volstaan met het bijhouden
van de begin- en eindstand per dag en de achtereenvolgens
bezochte lesplaatsen.
24. Wat is een ‘verklaring geen privégebruik auto’?
De werkgever moet loonbelasting inhouden over de bijtelling
voor het privégebruik van een auto van de zaak. De werkgever is
er verantwoordelijk voor dat het juiste bedrag aan loonbelasting
wordt afgedragen. Is de werknemer van mening dat er geen
bijtelling hoeft plaats te vinden omdat op jaarbasis minder dan
500 kilometer privé wordt gereden, dan zou de werkgever de
kilometeradministratie moeten controleren. Om de werkgever
niet met deze controle te belasten, kan de werknemer met een
standaardformulier bij de belastingdienst een verklaring geen
privégebruik auto aanvragen. Als de werknemer de verklaring
overhandigt aan de werkgever, kan de werkgever zonder risico’s
op naheffing en boetes de bijtelling achterwege laten. Alleen als
het voor de werkgever duidelijk is dat de verklaring ten onrechte
43
is afgegeven, kan de belastingdienst bij de werkgever naheffen. In
andere gevallen wordt bij de werknemer nageheven.
De werknemer moet ondanks zo’n verklaring nog wel een sluitende
kilometeradministratie bijhouden. Hij of zij moet immers kunnen
aantonen dat er niet meer dan 500 km op jaarbasis is gereden.
Mocht achteraf echter blijken dat toch meer dan 500 km privé is
gereden, dan zal de belastingdienst de belasting over de bijtelling
naheffen bij de werknemer en niet bij zijn of haar werkgever.
Het komt regelmatig voor dat in de loop van het jaar blijkt dat
het privégebruik anders uitpakt dan bij het begin van het jaar was
ingeschat. De vraag die daarbij opkomt, is hoe dat verwerkt moet
worden. Hiervoor is een aantal praktische punten oplossingen
gevonden.
1. Er is een “verklaring geen privé gebruik” en halverwege het jaar
blijkt dat de werknemer wel privé met de auto rijdt.
Als dit het geval is, moet de werkgever voor de nog niet verstreken
inhoudingstijdstippen (het moment van de salarisuitbetaling) de
bijtelling tijdsevenredig toepassen.
De belastingdienst zal de verschuldigde belasting over de
verstreken perioden rechtstreeks naheffen bij de werknemer.
Alleen als de werkgever wíst dat de werknemer meer dan 500
kilometer privé rijdt, zodat hij wist dat de “verklaring geen
privégebruik” onjuist was, mag de belastingdienst de verschuldigde
belasting naheffen bij de werkgever.
2. Bij het begin van het jaar wordt ingeschat dat het privégebruik dit
jaar meer zal zijn dan 500 kilometer, maar in de loop van het jaar blijkt
uit een op dat moment afgegeven “verklaring geen privé-gebruik” dat
de werknemer dit jaar niet meer dan 500 kilometer privé rijdt.
De werkgever kan voor de nog niet verstreken salarisbetalingen
de bijtelling achterwege laten. Over de verstreken tijdstippen kan
de werkgever correctieberichten indienen, hij is dan zelf echter
44
verantwoordelijk voor de juistheid van de kilometeradministratie.
Hij heeft over die eerdere perioden immers nog geen “verklaring
geen privégebruik” die de werkgever beschermt tegen naheffing en
boetes. Een andere mogelijkheid is dat de werknemer zelf bezwaar
maakt tegen de ingehouden loonbelasting over de verstreken
tijdstippen.
3. Bij het begin van het jaar wordt ingeschat dat het privégebruik dit
jaar meer zal zijn dan 500 kilometer, maar in de loop van het jaar blijkt
uit een kilometeradministratie dat de werknemer dit jaar niet meer
dan 500 kilometer privé zal rijden.
Ook in deze situatie geldt dat de werkgever voor de nog resterende
maanden de bijtelling achterwege kan laten. Voor de verstreken
maanden kan een correctiebericht worden ingediend. Echter, voor
alle maanden geldt dat de werkgever het risico van naheffing en
boetes houdt als later blijkt dat de kilometeradministratie niet
klopt. Er is immers geen “verklaring geen privégebruik”.
Voor de reeds verstreken maanden zou de werknemer ook zelf een
bezwaarschrift tegen de ingehouden loonbelasting kunnen indienen
bij de belastingdienst.
Bij het in dienst nemen van nieuw personeel dat ook van een
eerdere werkgever al een auto van de zaak ter beschikking
had, doet zich tenslotte nog de vraag voor wanneer er wel of
niet loonbelasting ingehouden moet worden. Aannemende
dat de werknemer bij het begin van het jaar al van plan was
de auto dit jaar niet voor meer dan 500 km privé te gebruiken,
zal de werknemer in de meeste gevallen een ‘verklaring geen
privégebruik’ aangevraagd hebben. Bij wisseling van werkgever
hoeft de werknemer niet opnieuw zo’n verklaring aan te vragen.
Als hij de auto meeneemt hoeft hij geen actie te ondernemen.
In andere gevallen moet hij een nieuw kenteken opgeven. De
verklaring blijft zijn geldigheid behouden en de nieuwe werkgever
kan op basis van de verklaring de bijtelling achterwege laten.
45
25. Is woon-werkverkeer privé of zakelijk?
Het is voor de bijtelling van belang om onderscheid te maken
tussen zakelijke ritten en privéritten. Het is daarbij niet meer
van belang om woon-werkkilometers afzonderlijk bij te houden.
De afstand van de woning naar het werk wordt immers voor het
geheel als zakelijk aangemerkt.
De vraag is of de rit voor het gebruiken van de lunch thuis ook als
zakelijke rit wordt aangemerkt. Volgens Rechtbank Arnhem (14 juli
2009) en Gerechtshof Arnhem (2 november 2010) is dat het geval.
De ‘echte’ privéritten worden uiteraard als privékilometers
aangemerkt. Bijvoorbeeld het met de auto van de zaak afleggen van
familiebezoeken, het doen van boodschappen en de reis naar de
vakantiebestemming.
Verwijzing
Behandeling woon-werkverkeer voor BTW vraag 43
26. Moet een autoverkoper voor de bijtelling exact bijhouden
in welke auto’s hij heeft gereden?
Autoverkopers met een auto van de zaak rijden vaak in demon-
stratieauto’s. Daardoor wisselen zij regelmatig van soort en type
auto. Om het bedrag van de bijtelling te kunnen berekenen, zouden
zij voor elke auto afzonderlijk de ritten met desbetreffende auto
moeten bijhouden. Het regelmatig wisselen van auto’s leidt dan
voor autoverkopers tot een extra administratieve last. Om hieraan
tegemoet te komen was de zogenaamde “dealerregeling” in het
leven geroepen. Afhankelijk van het salaris van de auto-verkoper en
het automerk dat hij vertegenwoordigt, moest dan een gemiddeld
bijtellingsbedrag bij het salaris worden geteld. De tabellen hiervoor
werden jaarlijks opnieuw vastgesteld. De autoverkoper hoefde
46
dan geen rittenadministratie bij te houden. Deze regeling is per 1
januari 2009 afgeschaft en vervangen door een nieuwe regeling.
De nieuwe regeling ziet er als volgt uit:
1. De bijtelling wordt per dag bepaald;
2. Als de werknemer aan het eind van de werkdag een auto
meeneemt, geldt voor die dag de prijs van die betreffende auto;
3. Werkt de werknemer op een bepaalde dag niet (verlof/ziekte/
weekend) en heeft hij een auto meegenomen, dan geldt de prijs
van de auto die voor het laatst meegenomen is;
4. Als de werknemer wel werkt maar geen auto meeneemt, dan
geldt de prijs van de auto waarover de afgelopen twee maanden
de meeste keren bijtelling is berekend.
Voor de werkgever kan deze nieuwe regeling een verzwaring van
zijn controletaak betekenen. Volgens de “Handreiking toezicht”
moet de werkgever toezicht houden op de juistheid en de
volledigheid van de administratie. In dat kader moet de werkgever
minimaal eens per loontijdvak (meestal dus eens per maand)
controleren welke auto’s afwezig zijn, moet hij die afwezigheid
kunnen verklaren en moet hij controleren of er werknemers zijn
die op die dag geen auto hebben meegenomen. Informatie van
buiten, zoals verkeersboetes of schademeldingen, moeten worden
gecontroleerd met de bijtellingsadministratie.
Ter beperking van de administratieve lasten heeft BOVAG
Autodealers met de belastingdienst een convenant afgesloten over
de wijze van administreren en controleren van de bijtelling van
medewerkers van autobedrijven.
47
27. Wat gebeurt er met de bijtelling als de autoverkoper een vaste
auto heeft?
Na de publicatie van de “Handreiking bijtelling privégebruik auto
voor de autobranche” is de vraag gerezen of de grondslag voor de
bijtelling gebaseerd kan worden op een vaste auto. Het antwoord
daarop is dat dit inderdaad mogelijk is. Bent u werkgever in de
autobranche en is er sprake van wisselend gebruik van auto’s
door uw werknemers? Dan kunt u de grondslag voor de bijtelling
privégebruik toch op een vaste auto baseren. U spreekt dan met
een werknemer een vaste auto af. Dit is de auto die de werknemer
na werktijd mag meenemen. U baseert de grondslag voor de
bijtelling op die vaste auto en legt de afspraak over de vaste auto
vast in een schriftelijke overeenkomst tussen u en uw werknemer.
Als de werknemer een vaste auto heeft, moet u dat eenmalig
registreren in uw administratie. Alleen als u met uw werknemer
afspreekt dat hij een andere vaste auto krijgt, moet u dat opnieuw
registreren. Uit uw administratie moet namelijk blijken op welke
vaste auto de grondslag voor de bijtelling is gebaseerd.
Op dagen dat de werknemer de vaste auto niet kan gebruiken en
een vervangende auto heeft, kunt u de grondslag voor de bijtelling
toch op de vaste auto baseren. U moet dan wel aan 4 voorwaarden
voldoen:
• De werknemer kan de vaste auto om zakelijke redenen niet
gebruiken. De vaste auto heeft bijvoorbeeld een onderhouds-
beurt of is door een klant meegenomen voor een proefrit.
• De werknemer gebruikt maximaal 15 dagen per kalenderjaar een
vervangende auto.
• De werknemer gebruikt een vervangende auto maximaal 5
aaneengesloten dagen.
• U legt de gegevens van de vervangende auto vast en bewaart
deze bij de loonadministratie.
Als u niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet u de grondslag
voor de bijtelling baseren op de vervangende auto.
48
28. Hoe werkt de bijtelling als een ondernemer een auto van
de zaak heeft?
Niet alleen een werknemer, maar ook een zelfstandig ondernemer
kan te maken krijgen met een bijtelling voor de auto van de zaak.
In tegenstelling tot de werknemer verloopt de bijtelling van de
ondernemer niet via de loonbelasting, maar wordt dit gecorrigeerd
op zijn met inkomstenbelasting belaste winst.
Bij een zelfstandig ondernemer kunt u denken aan een ondernemer
met een eenmanszaak, een maat/firmant van een maatschap of van
een vennootschap onder firma. De ondernemer krijgt alleen een
bijtelling als de auto behoort tot het ondernemingsvermogen en de
auto wordt gebruikt voor het rijden van privé-kilometers.
In eerste instantie worden alle autokosten afgetrokken van de
winst. Vervolgens wordt de winst verhoogd met de bijtelling. Voor
de hoogte van de bijtelling zijn dezelfde regels van toepassing als
voor de werknemer. Onder bepaalde omstandigheden wordt echter
afgeweken van het bijtellingspercentage. Dit doet zich voor als
de autokosten van de ondernemer lager zijn dan de bijtelling: Een
ondernemer krijgt een bijtelling voor het privégebruik van de auto
van de zaak, maar deze bijtelling bedraagt maximaal het bedrag aan
autokosten.
Verwijzing
Bijtelling bij werknemer vraag 17
Auto in onderneming of privé vraag 30
BTW-aftrek vraag 41
Voorbeeld
Stel dat de auto van de zaak een cataloguswaarde heeft van
30.000. Ondernemer Erik rijdt in een jaar 12.000 kilometers privé
met die auto. In dat jaar is in totaal een bedrag van 5.000 aan
autokosten ten laste van de winst gebracht.
49
Aangezien deze ondernemer meer dan 500 privé-kilometers heeft
gemaakt, bedraagt de bijtelling volgens de tabel 7.500. In
totaal is er slechts een bedrag van 5.000 aan autokosten zoals
benzine, onderhoud, afschrijvingen, verzekeringen e.d. ten laste
van de winst gebracht. Aangezien de autokosten lager zijn dan de
forfaitaire bijtelling blijft de bijtelling voor Erik beperkt tot een
bedrag van 5.000 (in plaats van 7.500).
29. Welke autokosten komen in aftrek als de auto tot het
privévermogen van de ondernemer behoort?
Als de ondernemer de auto tot zijn privévermogen rekent, komen
de brandstofkosten, onderhoudskosten, verzekeringen, afschrijving
en dergelijke niet ten laste van de winst. Worden met de auto
zakelijke kilometers gemaakt, dan mag wel een vast bedrag per
kilometer ten laste van de winst worden gebracht. Er geldt een
aftrek van maximaal 0,19 per zakelijke kilometer.
Hetzelfde geldt voor werknemers die met een privéauto zakelijke
kilometers maken. De werkgever mag dan een onbelaste
vergoeding geven aan de werknemer van maximaal 0,19 per
zakelijke kilometer.
Ondernemers met een eenmanszaak die de auto privé aanschaffen,
kunnen in veel gevallen ondanks de aanschaf in privé, tóch de BTW
aftrekken via hun onderneming. Zeker bij personenauto’s is dat
vaak een plezierige combinatie. Bij bestelauto’s kan dan ook de
BPM-vrijstelling en het lage MRB-tarief worden toegepast, maar
dan moet in de afweging wel worden meegewogen dat bij aanschaf
in privé geen investeringsaftrek geldt.
Verwijzing
BTW-aftrek bij privéauto vraag 45
50
30. Wat is voordeliger: een auto van de zaak of een privéauto?
Deze vraag is met name van belang voor ondernemer en
directeuren/groot-aandeelhouders (dga’s), omdat zij de vrije
keuze hebben hun auto op hun bedrijfsbalans te zetten (en dus
de bijtelling te accepteren) of de auto privé te houden (en dus
kilometers te declareren).
Op de vraag zelf is geen eenduidig antwoord te geven. Het
antwoord is afhankelijk van meerdere factoren, zoals:
• Hoeveel zakelijke kilometers en hoeveel privékilometers worden
er jaarlijks gereden?
• Hoeveel bedragen jaarlijks de autokosten (benzinekosten,
onderhoud, verzekering, motorrijtuigenbelasting, afschrijving)?
• Wat is de catalogusprijs van de auto (oftewel: hoe hoog is de
bijtelling)?
• Hoe hoog is de kilometervergoeding voor gebruik van de privé-
auto?
Op basis van deze gegevens kan van geval tot geval een
berekening gemaakt worden.
De praktijk wijst uit dat naar mate meer privé-kilometers worden
gereden dan zakelijke kilometers een auto van de zaak voordeliger
wordt. Daartegenover staat dat het voordeliger wordt de auto privé
te houden naar mate er meer zakelijke kilometers worden gereden.
Verwijzing
BTW-aftrek bij privé-auto vraag 45
31. Hoe hoog wordt de bijtelling als niet het hele jaar in een auto van
de zaak is gereden?
De hoogte van het bijtellingspercentage is (naast de CO2-uitstoot)
afhankelijk van het aantal gereden privékilometers. Voor toepassing
van deze tabel dienen de gereden privékilometers eerst te worden
51
herrekend naar een jaarkilometrage, als niet het gehele jaar met
een auto van de zaak is gereden. Vervolgens kan aan de hand van
de jaarkilometrage in de tabel worden afgelezen welk percentage
van toepassing is. Die bijtelling wordt vervolgens uitsluitend
toegepast over de maanden waarin er een auto van de zaak ter
beschikking stond.
Dit betekent dus dat het niet mogelijk is om zonder fiscale
consequenties in de loop van het jaar over te stappen van
“geen bijtelling” (op grond van bijvoorbeeld een sluitende
kilometeradministratie) naar “wel bijtelling” en andersom, als
het aantal privékilometers meer is dan 500 op jaarbasis. In dat
geval moet namelijk over het héle jaar bijtelling berekend worden.
Beëindiging van de bijtelling in de loop van een jaar is uitsluitend
mogelijk als er na die datum geen auto meer ter beschikking staat
of bij wisseling van werkgever. De auto moet dan dus op de zaak
achterblijven en de autoregeling moet bij voorkeur schriftelijk
beëindigd worden.
Verwijzing
Gebruik auto tijdens vakantie vraag 32
Voorbeeld
Astrid heeft alleen in de maand december een auto van de zaak
en heeft daarmee in totaal 600 privé-kilometers gereden. Na
herrekening bedraagt het jaarkilometrage 7.200 privé-kilometers
(12 * 600 kilometer). Voor Astrid is dus het bijtellingspercentage
van 25% van toepassing. Haar auto valt niet onder de lagere
bijtellingscategorieën. Vervolgens wordt de bijtelling naar
tijdsgelang toegepast. De bijtelling hoeft immers alleen te worden
belast over de maanden waarin met de auto van de zaak is gereden.
Als de auto van de zaak een cataloguswaarde heeft van
30.000 wordt de bijtelling van Astrid in dit jaar 625 (1/12 * 25%
* 30.000). Zij heeft immers slechts één maand van dat jaar de
beschikking over een auto van de zaak gehad.
52
Zou Astrid ook van januari tot en met november een auto ter
beschikking hebben gehad, maar daarmee niet privé hebben
gereden, dan leidt het privégebruik in december alsnog tot een
bijtelling over het hele jaar!
Voorbeeld
José rijdt in de maanden januari tot en met maart in een auto
van de zaak met een cataloguswaarde van 15.000, voorzien
van een benzinemotor met een CO2-uitstoot van 118 gram/km.
Gedurende die maanden heeft zij 400 privé-kilometers gereden.
Vanaf april tot en met december heeft zij een auto ter beschikking
gesteld gekregen met een waarde van 24.500. Deze auto met
benzinemotor heeft een CO2-uitstoot van 157 gram/km. Met deze
laatste auto heeft José dit jaar totaal 5.000 km privé gereden.
In totaal heeft José dit jaar 5.400 privé-kilometers gemaakt.
Aangezien dit meer is dan 500 km, krijgt zij te maken met de
bijtelling. De auto’s vallen in verschillende schijven door de
verschillen in uitstoot. De bijtelling wordt dan:
20% x 15.000 x 3/12 = 750
25% x 24.500 x 9/12 = 4.593 4.593
Totaal: 5.343
32. Hoe hoog is de bijtelling als ik alleen in de vakantie met
de auto rijd?
Als een werknemer (daaronder ook begrepen de directeur van het
bedrijf) een auto van de zaak ter beschikking krijgt gesteld, dan is
de bijtelling van toepassing. De bijtelling kan worden voorkomen
door een sluitende kilometeradministratie waaruit blijkt dat de
werknemer/directeur in dat kalenderjaar minder dan 500 kilometer
privé heeft gereden.
53
Als uitsluitend in de vakantieperiode (stel de hele maand juli)
privé wordt gereden (stel: 2.000 kilometer) en buiten die maand 0
kilometer, dan wordt desondanks het hele jaar bijtelling berekend
over de waarde van de auto. Er vindt geen tijdsevenredige
vermindering tot bijvoorbeeld 1/12 plaats.
Wordt in plaats van de normale auto van de zaak voor de vakantie
een andere auto gebruikt (bijvoorbeeld een grotere en duurdere
auto), dan wordt het bijtellingspercentage voor beide auto’s
berekend op basis van het totaal aantal kilometers per jaar,
waarna dit percentage naar tijdsgelang wordt berekend over de
verschillende cataloguswaarden.
Voorbeeld
Chantal rijdt het hele jaar in een auto met een waarde van
20.000. In augustus gaat zij op vakantie. Zij krijgt daarvoor van
haar werkgever een MPV mee met een prijs van 35.000. Zij rijdt
in haar vakantie 3.500 kilometer en in de rest van het jaar 6.500
kilometer. De bijtelling is dan als volgt: Het van toepassing zijnde
percentage bedraagt voor beide auto’s 25% (immers, het totaal
aantal privékilometers per jaar is meer dan 500).
Voor de ‘normale auto’ is de bijtelling dan 25% van 20.000 * 11/12;
Voor de ‘vakantie-auto’ is de bijtelling dan 25% van 35.000 * 1/12.
33. Heb ik de bijtelling tijdens vliegtuigvakanties?
Ook al gaat een werknemer een aantal weken met het vliegtuig
op vakantie, dan krijgt de werknemer over die periode toch de
bijtelling voor de auto van de zaak. Het is niet van belang of de
werk-nemer in die periode daadwerkelijk gebruik maakt van de
auto. De auto staat de werknemer immers wel ter beschikking.
Het is de vrije keuze van de werknemer om met het vliegtuig op
vakantie te gaan en niet met de auto van de zaak (ongeacht of de
vakantiebestemming per auto kan worden bereikt).
54
De bijtelling over een bepaalde periode kan onder omstandigheden
worden voorkomen. Het is dan van belang dat de werkgever
de terbeschikkingstelling beëindigt / opschort. Een schriftelijke
overeenkomst is daarvoor noodzakelijk, ter bewijs van het niet
langer ter beschikking staan van de auto. De werknemer moet de
auto en de autosleutels daadwerkelijk inleveren bij de werkgever.
In de praktijk voorzien veel autoregelingen reeds in een bepaling
waarin de auto niet langer ter beschikking staat bij langdurige
arbeidsongeschiktheid of verlof, zoals bijvoorbeeld bij een
sabbatical.
34. Ik gebruik mijn auto ook voor andere werkzaamheden.
Wat nu?
Uitgangspunt is dat de voor de andere activiteiten gereden
kilometers zijn aan te merken als privé-kilometers. Wel kan in
sommige gevallen een onbelaste vergoeding worden gegeven of een
evenredig deel van de bijtelling worden afgetrokken.
Heeft een werknemer een auto van de zaak en gebruikt hij deze
auto daarnaast voor een andere dienstbetrekking, dan kan die
andere werkgever - mits is voldaan aan de voorwaarden - een
onbelaste vergoeding geven.
Voor de zakelijke kilometers kan de andere werkgever een
onbelaste vergoeding geven van maximaal 0,19 per kilometer.
Onder zakelijke kilometers wordt niet alleen verstaan de ‘echte’
zakelijke ritten naar bijvoorbeeld klanten, maar ook het woon-
werkverkeer.
Heeft een werknemer een auto van de zaak en gebruikt hij deze
auto tevens voor zijn onderneming of voor neveninkomsten,
dan kan voor de zakelijke kilometers een evenredig deel van
de bijtelling ten laste van zijn winst uit onderneming of
neveninkomsten worden gebracht. Voor het vaststellen van het
55
evenredig deel wordt uitgegaan van de volgende formule: zakelijke
kilometers ten behoeve van de onderneming / totaal aan privé-
kilometers x bijtelling.
Gebruikt de werknemer de auto van de zaak voor het verrichten
van (vrijwilligers-)werkzaamheden voor een algemeen nut
beogende instelling (bijvoorbeeld kerkelijke of charitatieve
instelling), dan kan hij 0,19 per kilometer als gift aan de
betreffende instelling aanmerken indien hij heeft afgezien van een
vergoeding door die instelling. Afhankelijk van de hoogte van het
inkomen en het totaalbedrag aan giften kan op deze manier een
bedrag ten laste van zijn inkomen worden gebracht.
Voorbeeld
Werknemer Dirk Jan heeft een auto van de zaak van zijn werkgever
A. Deze auto heeft een cataloguswaarde van 45.000. Qua CO2-
uitstoot komt de auto niet in aanmerking voor lagere bijtelling.
In totaal heeft Dirk Jan 35.000 kilometer gereden. Hiervan zijn
15.000 zakelijke kilometers voor werkgever A, inclusief woon-
werkverkeer.
De overige kilometers (20.000 km) heeft Dirk Jan voor de volgende
doeleinden gereden:
• 10.000 km voor zijn eigen onderneming;
• 6.000 km voor zijn dienstbetrekking bij werkgever B, waarvan
2.300 km woon-werkverkeer over een afstand van 25 km
gedurende een dag per week;
• 500 km voor liefdadigheidswerk;
• 3.500 km voor overig privégebruik.
Het gebruik van de auto brengt voor Dirk Jan de volgende fiscale
consequenties met zich mee:
1. Dienstbetrekking bij werkgever A
In verband met zijn dienstbetrekking bij werkgever A krijgt Dirk
Jan een bijtelling van 11.250, zijnde 25% van 45.000.
56
2. Onderneming
Dirk Jan kan voor de kilometers die hij heeft gereden voor zijn
onderneming in totaal een bedrag van 5.625 aftrekken van zijn
winst. Dit is als volgt berekend: 10.000/20.000 * de bijtelling van
11.250.
3. Dienstbetrekking bij werkgever B
Werkgever B kan Dirk Jan een onbelaste vergoeding geven van
1.140, zijnde 0,19 x 6.000 km. Er kan niet alleen voor de
‘echte’ zakelijke kilometers, maar ook voor de kilometers in het
kader van het woon-werkverkeer een vergoeding van 0,19 per
km worden gegeven.
4. Giften
Als gift is een bedrag van 95 aan te merken (500 km x 0,19).
Of dit bedrag daadwerkelijk in mindering komt op het belaste
inkomen is afhankelijk van het inkomen van Dirk Jan en van
eventuele overige giften. Voor aftrek van giften geldt namelijk
zowel een drempel (1% van het inkomen) als een bovengrens
(10% van het inkomen).
35. Ik gebruik een wachtdienstauto. Hoe zit het met mijn kilometers?
Het karakter van de rit is bepalend om te kunnen beoordelen of
er sprake is van zakelijke of privé-kilometers. Gaat de werknemer
bijvoorbeeld op familiebezoek met de wachtdienstauto, dan zijn dit
privé-kilometers. Wordt de werknemer tijdens het afleggen van het
familiebezoek opgeroepen voor bijvoorbeeld een storing, dan krijgt
de rit een zakelijk karakter. De eerste kilometers voor het bezoek
aan de familie blijven echter privé-kilometers.
Als de werknemer besluit om bijvoorbeeld na het verhelpen van
de storing familie te gaan bezoeken, dan wijkt de werknemer af
van de gebruikelijke route. Ook de omrijkilometers zijn dan privé-
kilometers.
57
Onder bepaalde voorwaarden is het echter mogelijk dat alle
kilometers die met de auto worden gereden als zakelijk worden
aangemerkt. Dus niet alleen de zakelijke ritten en het woon-
werkverkeer, maar ook de privé-kilometers die tijdens de
wachtdiensten worden gemaakt. Voor toepassing van deze
‘wachtdienstregeling’ gelden de volgende voorwaarden:
• de werknemer mag geen invloed hebben op de keuze van de
aangeschafte auto;
• de werknemer dient over een privé-auto te beschikken die
minimaal even goed bruikbaar is voor privégebruik als de auto
van de zaak;
• de werknemer is verplicht om tijdens de wachtdiensten binnen
een redelijke afstand van zijn woonplaats te blijven;
• tijdens de wachtdiensten dient de werknemer bij te houden
hoeveel kilometers worden gereden. Daarbij dient de werknemer
ook het aantal en de plaats van de werkzaamheden waarvoor hij
is opgeroepen bij te houden.
36. Is carpoolen voordelig?
Als meerdere collega’s carpoolen met een auto die door de
werkgever aan één van hen ter beschikking is gesteld, is in de
eerste plaats van belang dat de chauffeur een bijtelling kan krijgen
als hij op jaarbasis meer dan 500 km privé met deze auto rijdt.
De meerijdende collega’s kunnen een onbelaste
kilometervergoeding krijgen van 0,19 per km indien het
carpoolen niet plaats vindt op basis van afspraken met de
werkgever, maar uitsluitend op eigen initiatief van de werknemers.
Bij carpoolen met een eigen auto van één van de werknemers geldt
het volgende:
• Carpoolen op basis van een door de werkgever ingestelde
meerijregeling:
58
Als de chauffeur geen auto van de zaak heeft, maar met eigen
auto rijdt, krijgt hij uiteraard geen bijtelling. Als de werkgever
met de chauffeur heeft afgesproken dat deze met de eigen auto
ook andere werknemers ophaalt, kan de chauffeur een onbelaste
kilometervergoeding van 0,19 per km krijgen voor de totale
afstand, dus ook voor de omrijkilometers. Deze worden dan
namelijk als zakelijk aangemerkt. De meerijders kunnen dan echter
geen belastingvrije kilometervergoeding ontvangen, omdat er
sprake is van door de werkgever georganiseerd vervoer.
• Carpoolen op basis van alleen afspraken door werknemers
onderling:
Als de chauffeur en de meerijder(s) onderling, zonder
meerijregeling van de werkgever, hebben besloten om te gaan
carpoolen, kan de werkgever niet alleen aan de chauffeur maar
ook aan de meerijder(s) de onbelaste vergoeding betalen van
maximaal 0,19 per kilometer. In dat geval mag de werkgever geen
vrije vergoeding geven voor eventuele omrijkilometers, omdat de
omrijkilometers dan een privé-karakter hebben. Als de meerijders
op grond van de onderlinge afspraak (een deel van) hun vergoeding
aan de chauffeur geven, dan heeft dat geen fiscale gevolgen,
ondanks dat de chauffeur op deze manier in totaal meer ontvangt
dan 0,19.
37. Kan de werkgever een vergoeding geven als ik met een
privé-auto naar het werk ga?
Een werkgever kan aan een werknemer een onbelaste vergoeding
geven voor 0,19 per gereden zakelijke kilometer. Daarbij wordt
ook het woon-werkverkeer als zakelijk aangemerkt.
Zou voor sommige ritten een lagere vergoeding worden verstrekt
dan 0,19 per kilometer (bijvoorbeeld voor het woon-werkverkeer)
en voor andere zakelijke ritten juist een hogere vergoeding, dan
59
blijft de vergoeding toch onbelast als het gemiddelde niet hoger is
dan 0,19 per kilometer. Voorwaarde hiervoor is dat schriftelijk
is vastgelegd dat de zogenaamde ‘salderingsregeling’ wordt
toegepast. Deze regeling blijft ook mogelijk als vanaf 2011 de
nieuwe werkkostenregeling wordt gebruikt.
Belangrijk aandachtspunt is dat een onbelaste kilometervergoeding
in principe alleen op declaratiebasis mogelijk is. Werknemers
zouden dus moeten bijhouden wanneer zij van en naar het werk
zijn gereisd. Op vrije dagen of ziektedagen heeft een werknemer
geen recht op een vergoeding. Om te voorkomen dat de
werkgever elke loonperiode de declaraties van werknemers moet
controleren, mag uit praktische overwegingen een vaste onbelaste
reiskostenvergoeding worden gegeven. Daarbij geldt het volgende.
Als op minimaal 60% van de werkdagen naar het werk wordt
gereisd, dan kan de vaste vrije vergoeding op jaarbasis als volgt
worden vastgesteld: 214 werkdagen x 0,19 x totale reisafstand per
dag (in km). De toegestane vaste vrije vergoeding per maand of per
week is dan het bedrag op jaarbasis gedeeld door 12
respectievelijk 52. Het staat de werkgever vrij om het aantal van
214 te vervangen door een lager aantal, maar 214 is het maximum.
Voor werknemers die in deeltijd werken, geldt als maximum een
evenredig deel van deze 214 dagen.
De 60%-eis betekent dat een werknemer maximaal twee
dagen thuis kan werken, zonder dat hij daarbij zijn vaste
reiskostenvergoeding verliest.
Voor een minder frequent reispatroon moet er een nacalculatie
plaatsvinden. Als een werknemer dan bijvoorbeeld in een
loonperiode drie weken ziek is geweest, dan dient de onbelaste
vergoeding te worden berekend op basis van de werkelijke reizen.
Ook moet nacalculatie plaatsvinden als de woon-werkafstand
groter is dan 75 km enkele reis.
60
Geeft de werkgever geen vergoeding, dan kan de werknemer niet
zelf in zijn aangifte een bedrag aan reiskosten aftrekken van zijn
inkomen.
Voorbeeld
Elke dag komt Mirjam met haar eigen auto naar kantoor. Zij woont
op 50 km afstand van haar werk. Hoeveel mag de werkgever haar
onbelast vergoeden?
De werkgever mag maandelijks een vaste vrije vergoeding geven
van 338. Dit is 214 x 50 km x 2 (heen- en terugreis) x 0,19 / 12
maanden.
38. Tijdens mijn werk heb ik een verkeersboete gekregen. Kan de
werkgever deze onbelast vergoeden?
Een werkgever mag de geldboete van de werknemer wegens een
verkeersovertreding in principe niet onbelast vergoeden. Het
maakt hierbij ook niet uit of de werknemer in een auto van de
zaak rijdt of met een privé-auto. Dus ook als de boete direct aan
de werkgever is opgelegd als kentekenhouder van de auto en deze
door de werkgever is betaald, zal er loonbelasting verschuldigd zijn
als de boete niet op de werknemer wordt verhaald.
Wel kan de werkgever ervoor kiezen om de belasting die is
verschuldigd over de boete niet te verhalen op zijn werknemer
maar deze voor zijn eigen rekening te nemen. De werkgever
moet voor de hoogte van de verschuldigde belasting dan wel het
zogenaamde gebruteerde tabeltarief toepassen. Dit houdt in dat
de werkgever niet alleen belasting is verschuldigd over de boete,
maar ook over het voordeel dat zijn werknemer heeft omdat de
werknemer de belasting niet zelf hoeft te betalen.
Nadat het Gerechtshof te Den Haag in een procedure had beslist
dat er geen verhaal door de werkgever mogelijk is van boetes
61
voor snelheidsovertredingen die beperkt en onopzettelijk zijn
(snelheidsovertredingen van niet meer dan 10 km per uur), heeft
de Hoge Raad in juni 2008 echter bepaald dat verhaal door de
werkgever in principe wel mogelijk is. Blijft verhaal achterwege,
dan heeft dat bovengenoemde fiscale gevolgen.
39. Wat verandert er onder de nieuwe werkkostenregeling aan het
vergoeden van parkeerkosten?
Per 2011 is een nieuw systeem ingevoerd voor de
loonbelastingheffing op vergoedingen en verstrekkingen aan
werknemers. Deze zogenaamde werkkostenregeling betreft een
vereenvoudiging van de ingewikkelde regels in de loonbelasting
en komt er in de kern op neer dat (afgezien van specifieke
vrijstellingen, zoals de reiskostenvergoeding van 19 eurocent per
kilometer) per saldo 1,4% van de totale loonsom belastingvrij
mag worden vergoed en dat daarboven door de werkgever
een eindheffing verschuldigd is. Werkgevers mogen overigens
gedurende de eerste drie jaren ook nog blijven kiezen voor de regels
zoals die tot en met 2010 van kracht waren.
Een vergoeding voor parkeerkosten voor een auto van de zaak
is onder het oude regime én onder de werkkostenregeling in
principe onbelast als intermediaire kosten. Dat zijn kosten die de
werknemer voorschiet voor de werkgever. Als een werknemer
0,19 per afgelegde reiskilometer ontvangt voor zakelijke reizen
in zijn privéauto, moet deze forfaitaire vergoeding ook de parkeer-
kosten dekken. Als een werknemer naast deze kilometervergoeding
een vergoeding voor parkeerkosten ontvangt, is deze onder de
“oude” regeling van de vrije vergoedingen en verstrekkingen belast.
Onder de nieuwe werkkostenregeling kan de werkgever deze ver-
goeding onder de 1,4%-vrijstellingsruimte brengen, waarmee deze
onbelast is bij de werknemer. Voor zover de forfaitaire 1,4%-ruimte
wordt overschreden, is de werkgever eindheffing verschuldigd.
62
40. Wat gebeurt er als ik per fi ets, op de motor of per taxi naar mijn
werk ga?
De onbelaste vergoeding van 0,19 per kilometer geldt ongeacht
de wijze van vervoer en ongeacht of het woon-werkverkeer of
andere zakelijke ritten betreft. Als de werknemer niet met zijn
privé-auto komt, maar op de motor of met de fiets dan geldt die
onbelaste vergoeding ook. Heeft de werkgever op een andere wijze
voorzien in het vervoer voor het woon-werkverkeer, dan kan geen
vergoeding meer worden gegeven.
Als de werknemer met de taxi naar het werk komt, dan kan de
werkgever de werkelijke taxikosten vergoeden in plaats van 0,19
per km. Komt een werknemer met het openbaar vervoer, dan kan
de werkgever ervoor kiezen om óf een vergoeding van 0,19 per
km aan de werknemer te betalen, óf de werkelijke kosten van een
plaatsbewijs te vergoeden.
41. Mag een ondernemer alle BTW op de autokosten aftrekken?
Voor het antwoord op deze vraag moet gekeken worden naar het
soort werkzaamheden dat deze ondernemer zelf verricht. Brengt
hij zelf aan zijn klanten BTW in rekening, dan is normaliter ook de
BTW op de investeringen en andere bedrijfskosten aftrekbaar. Als de
ondernemer aan zijn klanten geen BTW in rekening brengt omdat
hij onder een vrijstelling valt, dan kan hij de door zijn leveranciers
berekende BTW zelf ook niet aftrekken. Lastiger wordt het als
de ondernemer zowel belaste als vrijgestelde activiteiten heeft.
Als een auto dan heel specifiek alleen voor belaste activiteiten
wordt gebruikt, is de BTW aftrekbaar. Wordt de auto alleen voor
vrijgestelde activiteiten gebruikt, dan is het niet mogelijk de BTW
af te trekken. Bij gemengd gebruik kan de BTW naar rato van de
omzet van beide soorten werkzaamheden worden afgetrokken.
63
Voorbeelden van BTW-vrijgestelde werkgebieden zijn:
medische beroepen, zorginstellingen, uitvaartondernemingen,
kredietbemiddeling, (bemiddelen bij) het afsluiten van
verzekeringen, onderwijs, liefdadigheidsinstellingen en sociale
instellingen.
Voorbeeld
Een administratie- en assurantiekantoor verricht zowel
administratieve dienstverlening als bemiddeling bij verzekerings-
overeenkomsten. De bemiddelingsdiensten voor verzekeringen zijn
vrijgesteld van BTW. De BTW op de kosten van de bedrijfsauto’s
bedraagt 15.000. De auto’s worden niet specifiek voor één van
beide soorten werkzaamheden gebruikt. De omzet van de admini-
stratieve tak bedraagt 1.000.000, die van de verzekeringstak
800.000. De BTW op de autokosten is dan aftrekbaar voor
1.000.000 / (1.000.000 + 800.000) gedeelte. De aftrekbare BTW
bedraagt dus 8.333.
42. Geldt de aftrek van BTW ook voor het hele privégebruik van de
auto van de zaak?
Als de ondernemer met BTW belaste activiteiten verricht, mag hij
in eerste instantie alle BTW op de aanschaf en het gebruik van de
auto volledig aftrekken. In de laatste aangifte van het jaar moet
echter een correctie plaatsvinden. De BTW is namelijk een zakelijke
belasting, zodat BTW-aftrek alleen mogelijk is voor zakelijk gebruik
en niet voor privégebruik.
Voor de auto van de ondernemer zelf geldt de regeling dat in de
loop van het jaar alle BTW afgetrokken mag worden. Vervolgens
wordt aan het einde van het jaar een correctie op die afgetrokken
BTW aangebracht ter grootte van 12% van de bijtelling van de auto.
Doorgaans dus 12% van 25% van de prijs.
64
Voor auto’s die ter beschikking zijn gesteld aan werknemers
geldt in principe dat de BTW moet worden gesplitst op basis
van het werkelijke gebruik van de auto. Omdat vaak geen
kilometeradministratie wordt bijgehouden, mag ook worden
volstaan met een correctie voor het privégebruik van 12% van 25%
van de cataloguswaarde, oftewel 12% van de bijtelling.
Voor de auto waarvoor in de loon- en inkomstenbelasting
een lagere bijtelling geldt (vrijstelling, 14% of 20%), mag ook
de 12%-correctie van de BTW berekend wordt over dit lagere
bijtellingspercentage.
Bij bovengenoemde correcties van de BTW voor het privégebruik
kan de vraag worden gesteld in hoeverre deze Nederlandse regeling
in overeenstemming is met de Europese BTW-richtlijnen. De Hoge
Raad heeft op 8 oktober 2010 geoordeeld dat de correctie voor
privégebruik van auto’s door personeel (de zogenaamde “BUA-
correctie”) daarmee in overeenstemming is. Dat is voor de correctie
voor de auto van de ondernemer zelf echter nog niet duidelijk.
De Hoge Raad heeft daarover op 29 oktober 2010 zogenaamde
prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie gesteld om
hier duidelijkheid over te krijgen. Ter behoud van rechten zou,
zolang deze procedure loopt, bezwaar aangetekend kunnen worden
tegen de hierboven behandelde correctie voor de auto van de
ondernemer.
Verwijzing
Bijtelling loon-/inkomstenbelasting vraag 13
Keuze voor BTW privé-vermogen vraag 45
Vergoeding door werknemer vraag 48
Voorbeeld
Natasja heeft haar auto van de zaak geleast. De BTW op de lease-
termijnen en de brandstofkosten bedraagt in totaal 2.200. De
auto heeft een catalogusprijs van 25.000. Haar bijtellingspercen-
tage bedraagt 25%. Natasja rijdt naast de zakelijke ritten en het
woon-werkverkeer privé 10.000 kilometer per jaar met de auto. De
65
BTW-correctie voor het privégebruik wordt dan als volgt berekend:
Grondslag BTW-correctie 6.250 (25% van 25.000)
BTW-correctie 750 (12% van 6.250)
43. Geldt het woon-werkverkeer als zakelijke kilometers?
In de BTW werd lange tijd met het woon-werkverkeer anders
omgegaan dan in de inkomsten- en loonbelasting. Als een auto van
de zaak uitsluitend voor woon-werkverkeer en zakelijke ritten werd
gebruikt, was tot en met 2007 nog een correctie nodig ter grootte
van 12% van 10% van de catalogusprijs. Ingaande 2008 is deze
correctie vervallen en geldt er voor de BTW geen correctie meer
als een auto uitsluitend voor woon-werkverkeer en zakelijke ritten
wordt gebruikt.
Verwijzing
Woon-werkverkeer voor de bijtelling vraag 25
44. Geldt er een ondergrens voor de correctie voor het privégebruik?
Voor de correctie van de BTW voor het privégebruik van een auto
van de zaak door een werknemer geldt volgens de wet een onder-
grens van 227 voor de kostprijs van alle personeelsvoorzieningen
samen. Het spreekt voor zich dat bij het ter beschikking stellen van
een auto deze grens overschreden wordt.
Op de correctie voor het autogebruik door personeel is daarnaast
nog een uitzondering gemaakt voor gevallen waarin de werkgever
zorgt voor het woon-werkverkeer door middel van besloten
busvervoer. Dat wil zeggen het vervoer van werknemers met
motorrijtuigen die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan acht
personen, waarbij de bestuurder niet wordt meegerekend. Zolang er
maar geen sprake is van openbaar vervoer volgens een dienstregeling
66
is het hierbij niet van belang of de werkgever dit vervoer zelf
organiseert dan wel uitbesteedt.
45. Kan ik als ondernemer mijn auto voor de BTW tot mijn
privévermogen rekenen?
Ondernemers hebben, als de auto zowel zakelijk als privé wordt
gebruikt, de mogelijkheid om er voor de BTW voor te kiezen de
auto tot het zakelijke of tot privé-vermogen te rekenen.
In veel gevallen zal de meest voordelige keuze zijn om de auto
tot het BTW-ondernemingsvermogen te rekenen. Alle BTW is
dan immers aftrekbaar, zowel op de aanschaf als op onderhoud,
brandstof, reparaties e.d. Bij verkoop is het een BTW-auto, hetgeen
vaak een positief effect heeft op de inruilwaarde.
De auto voor de BTW tot het privé-vermogen rekenen is vooral
aantrekkelijk als de auto zonder BTW is gekocht (marge-auto). De
kosten van het gebruik (brandstof en onderhoud) zijn dan in de
onderneming aftrekbaar voor zover deze te maken hebben met het
zakelijke gebruik van de auto. De mate van zakelijk gebruik moet
uit de administratie blijken. Als de administratie onvoldoende
aanknopingspunten biedt om dit vast te stellen, kan gebruik
gemaakt worden van een goedkeurende regeling van het Ministerie
van Financiën. Deze houdt in dat 75% van de BTW op de kosten van
gebruik aftrekbaar is.
Voor directeur-aandeelhouders (“DGA’s”) met een B.V. of N.V. geldt
thans geen teruggaafmogelijkheid van BTW meer voor hun privé
aangeschafte auto.
Bovengenoemde keuze voor ondernemers staat overigens geheel
los van de keuze die voor de inkomstenbelasting gemaakt moet
worden tussen ondernemingsvermogen (mét bijtelling, maar
67
kosten zijn aftrekbaar) en privé-vermogen (geen bijtelling, maar de
kosten moeten privé betaald worden en zijn niet aftrekbaar).
Dit brengt de mogelijkheid met zich mee om te kiezen voor
aanschaf van een auto in privé (dus zonder bijtelling), maar wel
met kwalificatie als ondernemingsvermogen voor de BTW (dus mét
BTW-aftrek).
Verwijzing
Woon-werkverkeer voor de BTW vraag 43
46. Wanneer is een lage BTW-correctie mogelijk?
In principe geldt voor auto’s die met BTW zijn aangeschaft de
12%-correctie. Als een auto van de ondernemer zelf zonder BTW is
aangeschaft, heeft hij de mogelijkheid de auto tot het BTW-privé-
vermogen te rekenen. De aftrek van de kosten van gebruik hangt
dan af van de werkelijke kilometeraantallen of wordt gesteld op
een vast percentage van 75%. Als er auto’s ten behoeve van gebruik
door personeelsleden worden aangeschaft zonder dat daarop BTW
is berekend (zogenaamde marge-auto’s) geldt echter een matiging
van de 12%-correctie. U kunt dan volstaan met een correctie van
6% van de bijtelling voor de inkomstenbelasting. Als de correctie
dan nog steeds hoger is dan de afgetrokken BTW op de kosten
van de betreffende auto, kan de correctie in overleg met uw
belastinginspecteur verder naar beneden worden bijgesteld.
47. Moet er BTW worden berekend over een eigen bijdrage van het
personeel?
Over de ontvangen vergoeding moet u als werkgever BTW
afdragen. Deze berekent u door 19/119 deel van de vergoeding te
nemen. Als de vergoeding kostendekkend is, mag u alle BTW op
de autokosten gewoon blijven aftrekken (tenzij u uiteraard een
68
vrijgestelde ondernemer bent). Ook de correctie voor privégebruik
is dan niet aan de orde. Is de vergoeding niet kostendekkend, dan
is de correctie voor privégebruik wel van toepassing. De BTW die
is afgedragen over de vergoeding mag dan echter in mindering
worden gebracht op de correctie voor privégebruik.
Verwijzing
Aftrek vergoeding van bijtelling vraag 20
Voorbeeld
Drainagebedrijf Bron B.V. vraagt van een werknemer een bijdrage
van 100 per maand voor privégebruik van de auto van de zaak.
De cataloguswaarde bedraagt 20.000. De auto valt niet in een
categorie met een verlaagde bijtelling voor zuinige auto’s.
De werknemer houdt geen kilometeradministratie bij.
BTW over vergoeding: 19/119 * 1.200 = 191
De BTW-correctie voor privégebruik is vervolgens:
Grondslag BTW-correctie 5.000 (25% van 20.000)
BTW-correctie 600 (12% van 5.000)
Af: BTW over vergoeding 191 191
Te betalen 409
48. Kan ik BTW aftrekken over de kilometervergoeding die ik aan mijn
personeel betaal?
Als werknemers hun privé-auto gebruiken voor zakelijke ritten,
kan voor de inkomstenbelasting een onbelaste vergoeding worden
verstrekt tot maximaal 0,19 per kilometer. Vroeger kon de
werkgever dan 12% van deze kilometervergoeding aftrekken in zijn
BTW-aangifte. Deze regeling is in verband met strijdigheid met de
EU-wetgeving ingetrokken. Deze aftrek is thans niet meer mogelijk.
69
49. Hoe verloopt de BTW-heffi ng zonder toepassing van de marge-
regeling?
Een ondernemer die zelf geen vrijgestelde activiteiten heeft, kan de
BTW die zijn leveranciers aan hem in rekening brengen, in aftrek
brengen op zijn eigen aangifte. De aangeschafte bedrijfsmiddelen
staan dan zonder BTW op zijn balans. Dat geldt voor een auto
van een ‘gewone’ ondernemer, maar in principe ook voor de
voorraadauto van een garagehouder. Bij latere verkoop wordt dan
over de verkoopprijs 19% BTW berekend. Als de koper een BTW-
belaste ondernemer is, kan hij deze BTW ook weer aftrekken en
herhaalt één en ander zich.
Bij personenauto’s moet bij de BTW-berekening ook nog rekening
gehouden worden met het feit dat over de BPM in de verkoopprijs
geen BTW berekend hoeft te worden. Ook dan moet voor de BTW-
berekening rekening worden gehouden met de BPM. Deze BPM kan
berekend worden op basis van de afschrijvingstabel.
Verwijzing
BPM-afschrijvingstabel vraag 69
Voorbeeld 1
Gebruikte personenauto
Een gebruikte auto van 36 maanden oud wordt door een
ondernemer verkocht voor 11.000 exclusief BTW. De oorspronke-
lijke BPM bedroeg destijds 3.988. De rest-BPM bedraagt nu nog
46% (de afschrijving is 49% + 6 maanden à 0,833%) oftewel 1.834.
Over deze verkoop is nu aan BTW verschuldigd: 19% van ( 11.000 -
1.834) = 1.742.
Zou de verkoopprijs niet 11.000 exclusief BTW, maar 11.000
inclusief BTW zijn geweest, dan is de berekening van de BTW als
volgt: 19/119 * ( 11.000 - 1.834) = 1.463.
70
Voorbeeld 2
Gebruikte taxi
Een taxibedrijf verkoopt één van haar taxi’s 2 jaar na aanschaf.
De bij aanschaf terugontvangen BPM ( 7.500) dient voor 1/3 weer
aan de belastingdienst afgedragen te worden. De verkoopprijs van
de auto bedraagt 25.000. De BTW wordt nu als volgt berekend:
19% van ( 25.000 - 1/3 * 7.500) = 4.275.
50. Hoe verloopt de BTW-heffi ng bij de margeregeling?
De hoofdregel is dat bij verkoop van een auto over de verkoopprijs
(minus een eventueel BPM-bedrag) BTW verschuldigd is. Dat
werkt echter nadelig uit als bij de oorspronkelijke aanschaf geen
BTW afgetrokken kon worden, bijvoorbeeld omdat de koper een
particulier was of een ondernemer met een BTW-vrijstelling.
In de verkoopprijs zit dan in wezen nog een gedeelte van die
oorspronkelijke BTW. Om te voorkomen dat er BTW over BTW
wordt berekend, kan worden volstaan met berekening van BTW
over uitsluitend de winstmarge. Deze regeling geldt echter alleen
voor zogenaamde wederverkopers, oftewel garagehouders en
autohandelaren.
De wederverkoper draagt de BTW af uit zijn winstmarge. Deze BTW
wordt dus niet afzonderlijk aan de klant doorberekend en mag ook
niet op de factuur vermeld worden. Bij de berekening van de BTW
wordt bij toepassing van de margeregeling geen rekening gehouden
met eventuele rest-BPM. De garagehouder moet dan door zijn klant
een zogenaamde inkoopverklaring laten ondertekenen, zodat later
bewezen kan worden dat de betreffende klant een particulier of
een ondernemer met een BTW-vrijstelling was. Deze verklaring mag
bij een inruiltransactie overigens ook in de uiteindelijke factuur
worden opgenomen. Deze moet dan wel door de klant worden
ondertekend.
71
Verwijzing
BPM-afschrijvingstabel vraag 69
Voorbeeld
Een garagebedrijf koopt van een particulier een auto in voor
5.000. Het garagebedrijf verkoopt deze auto vervolgens weer voor
6.500. Door het garagebedrijf is aan BTW verschuldigd: 19/119 van
( 6.500 - 5.000) = 239.
51. Ben ik als verkoper verplicht de margeregeling toe te passen?
Als de koper van een auto een ondernemer is die gewoon recht
heeft op aftrek van aan hem in rekening gebrachte BTW, heeft deze
koper geen belang bij toepassing van de margeregeling.
In de koopprijs zit dan indirect toch een BTW-bedrag. De verkoper
zal immers bij de berekening van de verkoopprijs rekening houden
met de door hem af te dragen BTW over de marge.
Het kan dan zinvol zijn af te zien van toepassing van de
margeregeling. Dat kan door een normale factuur met vermelding
van BTW op te stellen.
Voorbeeld
Een garagebedrijf heeft een klant die een bestelauto die als
margeauto te koop staat, toch graag mét BTW wil kopen. De auto is
door de garage ingekocht voor 10.000 en wordt verkocht voor
14.000. De netto marge voor de garage is dus na aftrek van BTW
100/119 * 4.000 = 3.361. De kostprijs voor de klant bij toepassing
van de margeregeling is 14.000.
Bij afzien van de margeregeling zal de garagehouder de volgende
berekening maken:
Inkoop 10.000
Gewenste netto marge 3.361 3.361
Verkoopprijs exclusief BTW 13.361
72
BTW (19% van 13.361) 2.539 2.539
Verkoopprijs inclusief BTW 15.900
De kostprijs voor de klant is nu, na aftrek van BTW, 13.361.
Zijn voordeel: 639. Het voordeel voor de klant is gelijk aan de
BTW die de garagehouder bij toepassing van de margeregeling had
moeten afdragen.
In het voorbeeld is omwille van de duidelijkheid afgezien van de
rest-BPM. Dit bedrag, berekend op basis van de afschrijvingstabel,
moet van de verkoopprijs exclusief BTW worden afgetrokken
alvorens de BTW te berekenen. Per saldo maakt dat voor de
kostprijs van de koper van deze auto geen verschil als hij de BTW
volledig kan aftrekken. De kostprijs is dan 13.361 en zijn voordeel
639.
52. Moet ik BTW berekenen op de verkoop van een auto aan een
buitenlandse afnemer?
Binnen de EU geldt een richtlijn op basis waarvan de lidstaten een
BTW-tarief van 0% hanteren als het object dat verkocht wordt,
naar een andere lidstaat wordt overgebracht en de koper een
ondernemer is. In het BTW-jargon is dit een ‘intracommunautaire
levering’. De koper geeft deze aankoop dan in zijn eigen lidstaat
aan en kan – als hij zelf niet vrijgesteld is van BTW – deze BTW
gelijktijdig ook weer in aftrek brengen. De verkopende ondernemer
moet zo’n transactie vermelden op daarvoor bestemde opgaven aan
de belastingdienst.
Als de koper een particulier is, is het uitgangspunt het BTW-tarief
van het land waar de auto gekocht wordt. Koopt bijvoorbeeld
een Duitse particulier een auto in Nederland, dan betaalt hij 19%
Nederlandse BTW.
Hierop geldt een uitzondering: als de auto niet ouder is dan 6
maanden en niet meer dan 6000 kilometer gereden heeft, geldt ook
73
voor de particuliere koper een 0%-tarief in het land van aankoop en
moet hij BTW betalen in zijn eigen woonland.
Als bijvoorbeeld een Duitse particulier zo’n auto in Nederland
koopt, krijgt hij van de Nederlandse verkopende ondernemer een
factuur met 0% BTW en moet hij zelf Mehrwertsteuer afdragen aan
de Duitse belastingdienst.
53. Hoe kan ik de BTW-druk op mijn lease-auto verminderen?
Bij een operational-leasecontract is de leasetermijn opgebouwd
uit verschillende componenten. Sommige daarvan zijn niet met
BTW belast als ze afzonderlijk worden doorberekend. Dat geldt
bijvoorbeeld voor de BPM. Voorwaarde is wel dat het dan gaat
om contracten met een looptijd van minimaal één jaar (of short-
leasecontracten die gericht zijn op omzetting in een contract
voor ten minste één jaar), het kenteken op naam staat van de
lessee, de BPM wordt berekend volgens de afschrijvingstabel en
de BPM afzonderlijk wordt gefactureerd. Ook de MRB kan zonder
BTW worden gefactureerd, mits deze afzonderlijk op de facturen
wordt vermeld. Uiteraard is dit uitsluitend van belang voor niet-
ondernemers of ondernemers met een BTW-vrijstelling omdat zij
zelf de
aan hen in rekening gebrachte BTW niet kunnen aftrekken.
Indien in geval van lease de lessee geld leent aan de
leasemaatschappij kan de BTW-druk verder worden verlaagd. Er
hoeft dan in de leasetermijn geen rekening te worden gehouden
met een rentecomponent.
Verwijzing
Operational lease vraag 96
BTW bij leasing vraag 100
74
54. Wat is BPM precies?
BPM staat voluit voor Belasting van personenauto’s en
motorrijwielen. Het betreft een belasting op het gebruik van het
Nederlandse wegennet met een personen- of bestelauto of motor
door een in Nederland wonende persoon of in Nederland gevestigd
lichaam.
Het moment van heffing is de registratie van een personen- of
bestelauto of motor in het kentekenregister of het moment waarop
voor het eerst gebruik wordt gemaakt van de Nederlandse weg met
een voertuig met buitenlands kenteken. In die laatste situatie is
recent door het Hof van Justitie van de Europese Unie uitgesproken
dat Nederland geen volledige heffing mag toepassen bij aanvang
van het binnenlandse weggebruik, maar daarbij rekening moet
houden met de duur van het weggebruik. Dit zal naar verwachting
tot wetswijziging leiden.
Er werd de afgelopen jaren gewerkt aan plannen om de BPM om
te zetten in een kilometerheffing. Gedacht werd aan geleidelijke
invoering daarvan voor personenauto’s en bestelauto’s vanaf
2013. In aanloop daar naar toe werd sinds 2008 het tarief van de
BPM stapsgewijs omgezet in MRB. De MRB zou dan op termijn
plaatsmaken voor de kilometerheffing. Inmiddels heeft het kabinet-
Rutte besloten de kilometerprijs niet in te voeren. In verband
daarmee wordt per 2011 de afbouw van de BPM stilgelegd en blijft
ook de met de afbouw samenhangende MRB-verhoging achterwege.
55. Op welke auto’s wordt BPM geheven?
BPM wordt geheven op personenauto’s en vanaf 1 juli 2005 ook op
bestelauto’s, waarbij bestelauto’s van ondernemers een vrijstelling
hebben.
75
Volgens de definitie in de wet is een personenauto een motorrijtuig
op drie of meer wielen, met uitzondering van autobussen,
bestelauto’s en vrachtauto’s (dat wil zeggen motorrijtuigen die niet
zijn ingericht voor personenvervoer, met een toegestane maximum
massa van meer dan 3500 kg).
Een bestelauto dient voor de BPM aan bepaalde inrichtingseisen te
voldoen. Er moet bij alle bestelauto’s een vaste, vlakke laadvloer
aanwezig zijn over de hele lengte en breedte van de laadruimte. In
die laadruimte mogen geen zitplaatsen aanwezig zijn. Vervolgens
worden er per soort bestelauto nog specifieke voorwaarden gesteld;
zie hiervoor het schema.
Soort bestel-auto
Eisen
Grote bestelau-to (zoals grote bestelbus en verhuisbus)
Laadruimte (blok) min. 200 cm langmin. 130 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en een lengte van min. 200 cm
Zijruiten toegestaan in de laadruimte
Tussenschot niet nodig
Aanvullende eis voor het meten van de laadruimte: de bestuur-dersstoel staat in de fabrieksmatige achterste stand, de rugleuning mag rechtop staan
Bestelauto met verhoogd dak (zoals combi’s en kleine be-stelauto’s)
Dak laadruimte min. 25 cm hoger dan de bovenkant van de por-tieropening van de bestuurder
Zijruiten één zijruit toegestaan aan de rechterzijde van de laadruimte
Laadruimte (blok) min. 98 cm hoog over een breedte van min. 20 cm over een lengte van min. 125 cm
Tussenschot tussen laadruimte en bestuurders-gedeelte: min. 30 cm hoog over de volle breedte
Middelgrote be-stelauto zonder verhoogd dak(zoals ruim-tewagens, minibusjes en terreinauto’s)
Dak laadruimte minder dan 25 cm hoger dan de bovenkant van de portieropening van de bestuurder
Zijruiten één zijruit toegestaan aan de rechterzijde van de laadruimte
Laadruimte (blok) min. 98 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en over een lengte van min. 125 cm
Tussenschot - tussen laadruimte en bestuurdersgedeelte over de volle breedte en ten minste dezelfde hoogte als de bestuurderscabine- vast raam in tussenschot is toegestaan (maximaal 40 cm hoog)
76
Bestelauto met open laadbak, enkele cabine en Xtrcab (1,5 cabine)
Open laadbak min. 125 cm lang en 20 cm breed
Tussenschot - is de achterwand van de cabine- vast raam in tussenschot is toegestaan (max. 40 cm hoog)
Aanvullende eis - geen klapstoeltjes of banken achter de voorste rij zittingen toegestaan.- als een open laadbak wordt overkapt, dan moet de auto voldoen aan de eisen voor een bestelauto met gesloten laadruimte. - een afdekzeil / afdekschot is toegestaan.
Hoogte cabine hoogte van de cabine bij een dubbele cabine is de grootste verticale afstand tussen vloer en dak van de cabine, gemeten over een breedte van 20 cm.
Bestelauto met dubbele cabine(met geslotenlaadruimte of open laadbak)
Cabine er is één extra rij zitplaatsen geplaatst.
Tussenschot - achterwand van de cabine, en geplaatst direct achter de achterbank- over de volle breedte- min. dezelfde hoogte als de cabine- vast raam in tussenschot is toegestaan (max. 40 cm hoog)
Laadbak of laad-ruimte
- min. 150 cm lang en bovendien min. 2/3 van de lengte die de laadruimte zou hebben zonder extra zitruimte. De oorspronkelijke laadruimte begint bij een fi ctief schot, dat is geplaatst op een afstand van 115 cm achter het achterste punt van het stuur.- min. 40% van de lengte is vóór het hart van de achterste as geplaatst.- één zijruit aan rechterzijde van de laadruimte is toegestaan- laadruimte min. 130 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en over een lengte van min. 150 cm.
Aanvullende eis cabine lager dan 130 cm: de overgebleven laad-ruimte moet ook min. twee maal de lengte van cabine hebben. Bij een bestelauto met een dub-bele cabine is de lengte van de cabine de afstand tussen het achterste punt van het stuur en het schot tussen de cabine en de laadruimte.
77
Deze inrichtingseisen zijn ook blijven bestaan na de
wetswijzigingen van 1 juli 2005. Reden daarvan is onder meer
dat het voor ondernemers mogelijk is om een BPM-vrijstelling te
krijgen op een bestelauto, maar niet op een personenauto. Ook is
dit onderscheid van belang voor het al dan niet van toepassing zijn
van de BPM-heffing op basis van de CO2-uitstoot.
Een ander onderscheid zit in het verschil in
motorrijtuigenbelasting: voor bestelauto’s gelden bijvoorbeeld geen
provinciale opcenten en geldt een laag ondernemerstarief.
Wordt door de belastingdienst geconstateerd dat niet aan de
inrichtingseisen wordt voldaan, dan is er soms ruimte voor
zogenaamd “herstelbeleid”. Dat is het geval in situaties waarin de
laadruimte voldoet aan de fiscaal vereiste maten en het karakter
van bestelauto slechts in geringe mate is aangetast. Herstel
zonder BPM-naheffing is dan mogelijk als het herstel betrekkelijk
eenvoudig kan worden gerealiseerd.
Verwijzing
Bijtelling grijs kenteken vraag 18
MRB-tarief grijs kenteken vraag 82
56. Hoe hoog is het BPM-tarief in 2011?
Het BPM-tarief was in 2009 nog 40,0%, waarbij een toeslag voor
diesel gold en een korting voor benzine. Daarnaast was er een
bonus of malus op basis van het (relatieve) energielabel. Vanaf
1 januari 2010 wordt de BPM op personenauto’s stapsgewijs in
vier jaar omgezet van een heffing op basis van de prijs naar een
heffing op basis van de (absolute) CO2-uitstoot. Het stilzetten van
de afbouw van de BPM vanaf 2011 wordt vormgegeven door het
handhaven van de BPM op het niveau van 2010 door verhoging
van de voor 2011, 2012 en 2013 reeds vastgelegde CO2-tarieven in
78
de BPM (waarbij in de tariefstelling rekening is gehouden met
het uitgangspunt dat auto’s jaarlijks 2,8% zuiniger worden door
technische verbeteringen).
De tarieven voor personenauto’s kunnen uit onderstaande tabel
worden afgelezen.
Zoals uit de tabel blijkt, zijn de auto’s die voor de bijtelling in
aanmerking komen voor een vrijstelling (waterstof- en elektrische
auto’s) of het 14%-tarief, ook in 2011 volledig vrijgesteld van de
CO2-component. Voor deze auto’s geldt echter ook het BPM-deel op
basis van de catalogusprijs niet, zodat deze auto’s geheel vrij van
BPM zijn.
Voor bestelauto’s gelden de bovenstaande CO2-tarieven niet, maar
blijft er sprake van een heffing op basis van de catalogusprijs. Het
Tarieven BPM 2010 2011 2012 2013
Percentage van de netto catalogusprijs 27,4% 19,0% 11,1% 0,0%
Korting benzine -1.288 -824 -450 0
Korting aardgas -1.788 -1.324 -950 -500
Toeslag diesel 1.076 1.526 1.900 2.400
CO2-heffi ng diesel (€ per gram/km):
<= 95 gr/km 0 0 0 0
96-155 gr/km 34 61 92 148
156-232 gr/km 126 202 275 444
> 232 gr/km 471 643 1036
CO2-heffi ng overig (€ per gram/km):
<= 110 gr/km 0 0 0 0
111-180 gr/km 34 61 92 148
181-270 gr/km 126 202 275 444
> 270 gr/km 288 471 643 1036
Overgangsmaatregel:
Korting op CO2-heffi ng (vast bedrag):
benzine (110-120 gr/km) -750 -500
diesel (95-120 gr/km) -750 -500
Korting diesel euro-6 0 -1.500 -1.000 -500
288
79
stilleggen van de afbouw van BPM betekent voor bestelauto’s dat
het percentage niet verder afneemt. Het tarief voor bestelauto’s
bedraagt 37,7% van de netto catalogusprijs, vermeerderd met een
dieseltoeslag van 273 of verminderd met een korting van 1.283
als de auto geen dieselmotor heeft.
Verwijzing
Vrijstelling BPM voor ondernemers vraag 62
Afschrijvingstabel vraag 69
Voorbeeld
Een personenauto met dieselmotor (CO2-uitstoot 105 gram/km) is
uitgerust met een af-fabriekroetfilter. De auto heeft energielabel B.
De prijs van de auto exclusief BTW en BPM bedraagt 21.000.
De BPM op deze auto bedraagt dan in 2011: 19% van 21.000,
vermeerderd met 1.526 dieseltoeslag, vermeerderd met 10 gram/
km x 61 en verminderd met 500 (overgangsmaatregel).
Het energielabel en het roetfilter heeft geen fiscaal gevolg meer.
57. Geldt er een overgangsregeling in de nieuwe CO2-heffi ng?
Vanaf 2010 wordt de gehele grondslag van de BPM in vier jaarlijkse
stappen omgebouwd naar een heffing op basis van absolute CO2-
uitstoot. Daarbij zijn de bonus/malus op basis van het energielabel
en de zogenaamde “slurptax” vervallen. Hierbij wordt verschil
gemaakt in dieselauto’s en overige auto’s. Voor auto’s tot en met
een CO2-uitstoot van 120 gr/km geldt een overgangsregeling, die
in 2011 500 bedraagt.
Daarnaast geldt de gebruikelijke overgangsregeling voor tariefs-
wijzigingen: Als de nieuwe tarieven tot een hoger BPM-bedrag
leiden en het kenteken voorafgaand aan de tariefswijzigingen al is
afgegeven, gelden nog de oude tarieven als de tenaamstelling
binnen twee maanden na de tariefswijziging plaatsvindt.
80
Voor tariefsverlaging geldt dat de lagere tarieven ook van
toepassing zijn als het kenteken voorafgaand aan de wijziging
al is toegekend, maar de tenaamstelling plaatsvindt na de
inwerkingtreding van de tariefswijziging.
Voor de BPM-berekening op ingevoerde gebruikte auto’s geldt
dat gekozen mag worden tussen heffing op basis van het nieuwe
systeem (inclusief CO2-component) of de oude regels van het
jaar van eerste ingebruikname. In dat laatste geval geldt dan
vanzelfsprekend nog wel het hogere tarief zoals dat gold in dat
betreffende jaar, dus zonder afbouw van het tarief in verband met
het invoeringstraject van de kilometerprijs.
58. Hoe snel wordt de BPM afgebouwd?
Als eerste stap in aanloop naar de invoering van de
kilometerheffing is vanaf 1 februari 2008 begonnen met de
afbouw van de BPM. In de jaren 2008, 2009 en 2010 is de BPM
jaarlijks telkens met zo’n 5% van het oorspronkelijke 45,2%-tarief
afgebouwd, onder gelijk-tijdige verhoging van de MRB (de zg.
‘vluchtheuvelvariant’).
Nu gebleken is dat de kilometerprijs niet zal worden ingevoerd,
wordt vanaf 2011 de afbouw van de BPM stilgelegd. Dat geldt ook
voor de met deze afbouw samenhangende MRB-verhoging.
Het stilzetten van de afbouw van de BPM vanaf 2011 wordt
vormgegeven door het handhaven van de BPM op het niveau
van 2010 door verhoging van de voor 2011, 2012 en 2013 reeds
vastgelegde CO2-tarieven in de BPM. Daarbij is in de tariefstelling
rekening gehouden met het uitgangspunt dat auto’s jaarlijks 2,8%
autonoom zuiniger worden.
Samenvattend betekent dit dat het gedeelte van de BPM dat
geheven wordt als percentage van de catalogusprijs wèl afneemt
naar nihil in 2013, maar dat de totale opbrengst van de BPM gelijk
81
blijft aan die van 2010. Dat wordt gerealiseerd door het op CO2-
uitstoot gebaseerde deel van de totale BPM-opbrengst steeds groter
te laten worden. Het op CO2-uitstoot gebaseerde deel van de BPM-
heffing krijgt per 2011 door het stilleggen van de afbouw van de
BPM dan ook een extra impuls.
59. Wat houdt de roetfi lterregeling in?
De afgelopen jaren gold een roetfilterkorting van enkele honderden
euro’s: In 2010 gold er een BPM-korting als de auto met dieselmotor
een uitstoot van fijnstof had van niet meer dan 5 mg/km.
De korting bedroeg 300.
Door het verplicht stellen van een roetfilter, is de BPM-korting voor
een roetfilter per 2011 vervallen.
60. Wat wordt er bedoeld met slurptax?
Vanaf 1 februari 2008 werd de BPM op de meest onzuinige
auto’s verhoogd met een toeslag voor elke gram CO2-uitstoot
per kilometer voor zover dat uitging boven bepaalde normen
(dieselauto’s boven 170 gram/km en overige auto’s boven 205 gram/
km). In 2009 werd een slurptax geheven van 125 voor elke gram/
km aan CO2-uitstoot boven deze normen. Omdat vanaf 2010 de
CO2-uitstoot van belang is voor de BPM-heffing op elke auto, is de
regeling voor deze specifieke groep auto’s vervallen.
61. Welk eff ect heeft het energielabel?
Nieuwe auto’s zijn voorzien van een energielabel dat de (relatieve)
zuinigheid van de auto aangeeft. Op basis van dat energielabel was
in de jaren 2006 tot en met 2009 een korting (bonus) of een toeslag
(malus) op het BPM-bedrag van toepassing.
82
Vanaf 2010 wordt de grondslag voor de berekening van BPM
gewijzigd en wordt deze stapsgewijs omgezet in een CO2-heffing.
Vanaf 2010 is er daarom geen reden meer voor een afzonderlijke
bonus of malus op basis van het energielabel, zodat deze regeling is
vervallen.
62. Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor ondernemers?
Bij aanschaf van een nieuwe bestelauto wordt door de dealer
geen BPM meer gefactureerd. Dit heeft te maken met de per
2007 ingevoerde BPM-vrijstelling voor bestelauto’s die worden
geregistreerd op naam van een ondernemer. Ondernemers hebben
door deze vrijstelling geen BPM-voorfinancieringslasten bij
aanschaf van een bestelauto.
Wel moet voor deze vrijstelling voldaan worden aan de eis dat de
auto wordt geregistreerd op naam van een ondernemer die ook
als zodanig is geregistreerd voor de BTW en moet de auto voor ten
minste 10% voor zakelijke doeleinden worden gebruikt.
Ondernemers hebben in de meeste gevallen een BTW-nummer.
Het kan echter voorkomen dat dit nummer niet bij de ondernemer
bekend is omdat de ondernemer van BTW is vrijgesteld.
Dat geldt bijvoorbeeld voor ziekenhuizen, zorginstellingen,
onderwijsinstellingen, agrariërs etc. Zij kunnen echter evenals
BTW-belaste ondernemers in aanmerking komen voor de BPM-
vrijstelling op hun bestelauto.
Ook op geleaste bestelauto’s geldt de BPM-vrijstelling. Voor
bestelauto’s in de verhuur of short-lease geldt de vrijstelling
ongeacht wie de feitelijke gebruiker is, als de contractsduur niet
langer is dan vier weken. Voor langer lopende contracten moet de
leasemaatschappij kunnen aantonen dat de lessee (de leasenemer)
een ondernemer is die zelf ook de BPM-vrijstelling zou krijgen
83
als hij de bestelauto gekocht zou hebben. De leasemaatschappij
heeft hiervoor per auto ondermeer een zogenaamde
“ondernemersverklaring” van de lessee nodig.
Particuliere kopers van een nieuwe bestelauto dienen zelf zorg
te dragen voor afdracht van de BPM. In principe krijgen zij
daarvoor van de belastingdienst een formulier toegezonden zodra
geconstateerd wordt dat de auto op naam van een niet-ondernemer
wordt geregistreerd. Maar ook zonder toezending van dit formulier
geldt voor hen een BPM-aangifteverplichting.
Ondanks deze BPM-vrijstelling blijft het wel zo dat het BPM-
bedrag op het kentekenbewijs deel IA wordt vermeld. Dit bedrag is
namelijk van belang voor de BPM-afdracht door particulieren.
63. Heeft de overheid recht op BPM-vrijstelling bij de aanschaf van
een nieuwe bestelauto?
Overheidslichamen zoals gemeenten en provincies kunnen in
aanmerking komen voor vrijstelling van BPM bij aanschaf van
een nieuwe bestelauto. Dit doet zich voor als zij de bestelauto
gebruiken voor werkzaamheden die zij als ondernemer verrichten.
Cruciaal hiervoor is dat er in dat geval voor deze leveringen of
diensten facturen mét BTW worden uitgereikt.
Wordt een bestelauto aangeschaft voor een publiekrechtelijke
taak, zoals het uitgeven van paspoorten, onderhoud van wegen,
onderhoud van groenvoorziening, milieuhandhaving en dergelijke
taken, dan behoort een BPM-vrijstelling niet tot de mogelijkheden.
Bij twijfelgevallen kan bij de belastingdienst worden geïnformeerd
of de overheidsinstantie in de betreffende situatie als ondernemer
is aan te merken.
84
64. Zijn er consequenties als ik na de aanschaf van mijn bestelauto
niet meer aan de voorwaarden voldoe?
Voldoet een ondernemer in de periode van 5 jaar na aanschaf
van een nieuwe bestelauto niet meer aan de eisen van BTW-
ondernemerschap en zakelijk gebruik, dan is de ondernemer alsnog
BPM verschuldigd.
Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de ondernemer de
bestelauto verkoopt of zijn onderneming beëindigt. Binnen een
maand nadat niet meer aan de voorwaarden is voldaan, moet de
ondernemer hiervan zelf aangifte doen bij de belastingdienst en het
bedrag van de rest-BPM betalen. Die zogenaamde ‘rest-BPM’ wordt
dan berekend volgens de afschrijvingstabel. Wel geldt de hierna
beschreven doorschuifmogelijkheid.
Na deze 5-jaarsperiode wordt op de BPM-vrijstelling niet meer
teruggekomen. De bestelauto zou dan bijvoorbeeld aan een
particulier verkocht kunnen worden zonder dat er nog rest-BPM
betaald hoeft te worden. De auto moet ook na die 5 jaar nog wel
aan de inrichtingseisen blijven voldoen en kan bijvoorbeeld niet
zonder BPM tot camper worden omgebouwd.
Als een bestelauto waarop BPM is geheven omdat deze op of na 1
juli 2005 te naam is gesteld, wordt ingeruild door een particulier,
zijn er geen bijzondere BPM-gevolgen. Bij aanschaf is dan immers al
BPM betaald.
Per 1 januari 2007 is de teruggave van BPM voor bestelauto’s op
naam van ondernemers vervangen door een vrijstelling. Vanaf
die datum wordt ook de verkoop van een gebruikte auto tussen
ondernemers gedurende vijf jaar na de eerste tenaamstelling
anders behandeld dan voorheen.
Gedurende 2005 en 2006 was het nodig om een gezamenlijk verzoek
om toepassing van de gesloten beurzenregeling aan de fiscus te
sturen als een gebruikte bestelauto zonder BPM werd verkocht aan
85
een andere ondernemer (niet zijnde een handelaar/autodealer).
Voor inruil bij een handelaar/dealer was zo’n verzoek niet nodig en
kon een eigen verklaring in de administratie worden opgenomen:
de zogenaamde ‘doorschuifregeling’.
Deze doorschuifregeling geldt vanaf 2007 ook voor alle andere
transacties tussen ondernemers dan alleen bij verkoop aan een
handelaar: bij verkoop van een gebruikte bestelauto (met een
eerste kentekenregistratie van 1 juli 2005 of later) aan een andere
ondernemer binnen 5 jaar na de eerste kentekenregistratie hoeft
geen rest-BPM te worden afgedragen als beide partijen een
(vormvrije) verklaring tekenen waarin is opgenomen dat de nieuwe
eigenaar aan de vrijstellingsvoorwaarden voldoet en voor deze auto
in de plaats treedt van de vorige eigenaar. De verklaring moet door
de verkopende partij worden bewaard. Tevens bewaart de verkoper
het vrijwaringsbewijs. Een verzoek aan de fiscus is niet meer nodig.
Hoewel deze doorschuifverklaring vormvrij is, heeft de fiscus op
haar website wel een model van zo’n verklaring opgenomen.
Wordt de gebruikte bestelauto met kenteken vanaf 1 juli 2005
verkocht aan een particulier, dan dient de laatste eigenaar die de
ondernemersvrijstelling toepaste (dat kan dus ook het garagebedrijf
zijn dat de auto met de doorschuifregeling ingeruild heeft
gekregen), de rest-BPM aan de fiscus af te dragen en deze in de
prijs door te berekenen.
65. Is BPM verschuldigd bij export, diefstal of sloop van een
bestelauto?
Bij export binnen 5 jaar van een bestelauto met een eerste
tenaamstelling op of na 1 juli 2005 hoeft geen rest-BPM
meer betaald te worden. BPM bij export werkt immers
handelsbelemmerend.
Bij diefstal binnen de vijfjaarstermijn van een bestelauto met
een eerste tenaamstelling vanaf 1 juli 2005 geldt een vrijstelling
86
voor de rest-BPM. Van de diefstal moet dan wel aangifte zijn
gedaan bij de politie. Tenslotte is ook geen rest-BPM verschuldigd
als een bestelauto van jonger dan 5 jaar vanwege sloop wordt
uitgeschreven uit het kentekenregister.
66. Hoe worden rolstoelgebruikers gecompenseerd voor de BPM?
Voor een bestelauto die is ingericht voor het vervoer van een
gehandicapt persoon en het gelijktijdig gehandicapte vervoer van
een (niet-)opvouwbare rolstoel of ander hulpmiddel ten behoeve
van de handicap, kan op verzoek teruggaaf van BPM plaatsvinden.
Staat de bestelauto niet op naam van de gehandicapte zelf, dan kan
het verzoek tot teruggaaf plaatsvinden door de gehandicapte en de
eigenaar van de auto samen.
In de nieuwe situatie, waarbij de particuliere koper zelf aangifte
moet doen en de BPM moet afdragen, kan de gehandicapte koper
op de aangifte verzoeken de te betalen BPM te mogen verrekenen
met de verwachte teruggaaf. Een afzonderlijk verzoek om teruggaaf
blijft echter nodig.
In de situatie dat de invalide komt te overlijden en de auto
staat op naam van een inwonend gezinslid van de invalide of
komt op naam van een gezinslid te staan, is geen rest BPM
verschuldigd. Voorwaarde is wel dat de auto uitsluitend voor
persoonlijk gebruik wordt gebruikt door de kentekenhouder en de
inwonende gezinsleden. Na het overlijden van de gehandicapte
blijft gedurende een periode van een jaar het lage tarief voor de
motorrijtuigenbelasting gelden.
67. Wanneer tellen opties en accessoires mee voor de BPM?
De BPM wordt berekend over de netto-catalogusprijs van de auto.
Bij nieuwe auto’s wordt gekeken naar de netto-catalogusprijs
af-fabriek. Alle opties, meeruitvoeringen en accessoires die niet
87
door of namens fabrikant of importeur zijn aangebracht, blijven
daarmee buiten de BPM-heffing.
Voor deze accessoires is vanaf 1 juli 2006 niet langer van belang op
welk tijdstip ze door de dealer worden ingebouwd: ook bij
montage vóór de dag van registratie blijft de waarde daarvan
buiten de BPM.
Verwijzing
Bijtelling over accessoires vraag 16
68. Op welk moment is er BPM verschuldigd?
BPM is verschuldigd bij de eerste registratie van een nieuwe
auto. Is het een personenauto dan verloopt de heffing via de
(binnenlandse) fabrikant of de importeur van de auto.
In andere gevallen dient u zelf rechtstreeks voor aangifte en
betaling van de BPM te zorgen. Dat is het geval als:
• U een auto in het buitenland koopt en u deze auto vervolgens in
Nederland laat registreren;
• U een personenauto met buitenlands kenteken wilt gaan
gebruiken op de Nederlandse openbare weg en er geen
bijzondere vrijstelling van toepassing is;
• U als particulier een nieuwe bestelauto aanschaft;
• U een auto met grijs kenteken ombouwt tot auto met geel
kenteken.
Bij invoer vanuit een niet-EU-land moeten er naast de BPM ook
invoerrechten en BTW voldaan worden. Bij invoer vanuit een EU-
land moet u Nederlandse BTW betalen als het een nieuwe auto
betreft. Dat is het geval als de auto niet meer dan 6000 kilometer
heeft gereden of niet ouder is dan zes maanden. Is daarvan geen
sprake, dan betaalt u BTW in het land waar u de auto koopt.
88
69. Bij verkoop wordt er gesproken over rest-BPM. Wat is dat?
Bij verkoop van een gebruikte auto wordt in principe BTW berekend
over de verkoopprijs (tenzij u een auto koopt bij een dealer/
handelaar die op deze auto de margeregeling toepast). De BTW
hoeft echter niet berekend te worden over de zogenaamde rest-
BPM. Hiermee wordt voorkomen dat u belasting over belasting
betaalt.
Rest-BPM is in principe ook aan de orde als een ondernemer binnen
5 jaar na aanschaf niet meer aan de voorwaarden voor BPM-
vrijstelling voor bestelauto’s voldoet. Dit betreft bestelauto’s die te
naam zijn gesteld op of na 1 juli 2005. Na deze 5 jaar rust er geen
rest-BPM meer op deze bestelauto’s.
De rest-BPM is het gedeelte van de oorspronkelijke BPM dat nog
op de auto rust. Hoe groot dit gedeelte is, hangt af van de leeftijd
en de staat van de auto en dient in principe per auto te worden
vastgesteld, bijvoorbeeld op basis van koerslijsten of door middel
van taxatie.
Desgewenst mag echter ook de afschrijvingstabel van de fiscus
worden toegepast. Deze tabel is per 1 januari 2010 opnieuw
vastgesteld. In tegenstelling tot de oude tabel, wordt daarbij
nu gebruik gemaakt van stappen van een maand in plaats van
jaarstappen.
Gebruiksduur vanaf datum 1e ingebruikname
Afschrijving
Vanaf Maar minder dan
Afschrijvingspercentage tot aan het begin van
deze periode
Vermeerderd met een afschrijvingspercentage voor
elke geheel of gedeeltelijk verstreken maand na het
begin van deze periode
- 1 maand 0 5
1 maand 3 maanden 5 3
3 maanden 5 maanden 11 2,5
5 maanden 9 maanden 16 2,25
89
Verwijzing
BTW-berekening vraag 49
Margeregeling vraag 50
Voorbeeld
Een dealerbedrijf heeft op 5 december 2011 een auto te koop staan
voor 13.000 exclusief BTW.
De oorspronkelijke BPM bedroeg 7.000. De auto dateert van
2 januari 2008. De auto wordt uitgefactureerd mét BTW.
De BPM-afschrijving is dan: 59% + 6 maanden à 0,75%, oftewel
63,5%.
De factuur wordt dan als volgt opgesteld:
Levering auto 13.000
(rest-BPM: 36,5% van 7.000 = 2.555)
BTW (19% van 10.445) 1.985 1.985
Te betalen 14.985
Gebruiksduur vanaf datum 1e ingebruikname
Afschrijving
Vanaf Maar minder dan
Afschrijvingspercentage tot aan het begin van
deze periode
Vermeerderd met een afschrijvingspercentage voor
elke geheel of gedeeltelijk verstreken maand na het
begin van deze periode
9 maanden 18 maanden 25 1,444
1,5 jaar 2,5 jaar 38 0,917
2,5 jaar 3,5 jaar 49 0,833
3,5 jaar 4,5 jaar 59 0,75
4,5 jaar 5,5 jaar 68 0,5
5,5 jaar 6,5 jaar 74 0,416
6,5 jaar 7,5 jaar 79 0,416
7,5 jaar 8,5 jaar 84 0,333
8,5 jaar 9,5 jaar 88 0,333
9,5 jaar 20 jaar 92 0,083
90
70. Is er BPM verschuldigd bij wijziging van de tenaamstelling of aan-
passing van de auto?
De BPM is een belasting op registratie of eerste gebruik van een
auto. Bij wijziging van de tenaamstelling, dus bij verkoop van een
auto, is niet opnieuw BPM verschuldigd. BPM is namelijk een
eenmalige belasting. Alleen in uitzonderingsgevallen kan BPM
over gebruikte auto’s aan de orde zijn, bijvoorbeeld bij invoer, bij
tussentijdse wijzigingen aan de auto waardoor bijvoorbeeld niet
meer aan de inrichtingseisen van de definitie bestelauto wordt
voldaan, of bij verkoop van een bestelauto door een ondernemer
aan een particulier.
Als de aanpassing een wijziging betreft in de uitrusting van een
personenauto, heeft dat geen gevolgen voor de BPM. Dat ligt echter
anders bij een wijziging aan een bestelauto die voor 1 juli 2005
zonder BPM is aangeschaft. Als die wijziging ertoe leidt dat de
bestelauto niet langer voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen,
is er voor de BPM sprake van een personenauto. Op het moment
van deze ‘ombouw’ moet u daarvan aangifte doen. U dient eerst
de BPM te voldoen voordat u de auto opnieuw op de openbare weg
gaat gebruiken. In veel gevallen moet de auto ook als personenauto
bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer worden aangemeld.
Ook bij bestelauto’s die na 1 juli 2005 met BPM zijn aangeschaft,
maar waarbij de ondernemer de BPM heeft teruggekregen of
daarvan is vrijgesteld, heeft ombouw tot een personenauto BPM-
gevolgen: er moet alsnog BPM worden voldaan.
71. Welke auto’s komen in aanmerking voor een vrijstelling?
De belangrijkste vrijstellingen van BPM betreffen de volgende
auto’s:
• Auto’s van het Koninklijk Huis (AA-kenteken)
91
• Auto’s van het Afcent-onderdeel van de NAVO (AF-kenteken)
• Auto’s van diplomaten (CD-kenteken) en ambassadepersoneel
(BN-, GN-kentekens)
• Auto’s van leden van internationale gerechtshoven
(CDJ-kenteken)
• Auto’s behorend tot de fabrieks- of handelsvoorraad
(FH-, HF- en HA-kentekens)
• Auto’s met ZZ-kenteken, dat wil zeggen met een dermate
bijzondere constructie dat gebruik alleen is toegestaan na
toestemming van de wegbeheerder
• Auto’s van in NAVO-verband in het buitenland gelegerde
militairen
• Tijdelijke invoer van rally-auto’s met buitenlands kenteken
• Uit een buitenlandse nalatenschap geërfde auto’s
• Auto’s die worden ingevoerd bij een bedrijfsverplaatsing vanuit
het buitenland
• Auto’s die ter beschikking worden gesteld aan slachtoffers bij
rampen
Daarnaast geldt een vrijstelling voor bestelauto’s van ondernemers.
De vrijstellingen bij grensoverschrijdend werken/ondernemen,
immigratie en de invoer van huurauto’s komen in de volgende
vragen aan de orde.
Verwijzing
Vrijstelling bestelauto van ondernemer vraag 62
72. Ik werk in het buitenland. Mag ik een auto met buitenlands
kenteken gebruiken?
Als een inwoner van Nederland een auto met buitenlands kenteken
gebruikt is hij – als er geen bijzondere vrijstelling geldt - bij eerste
gebruik van de Nederlandse openbare weg BPM verschuldigd.
Als een werknemer echter geen invloed heeft op de beslissing waar
de auto die hij voor zijn werk gebruikt geregistreerd is, kan een
92
vrijstelling van toepassing zijn. De auto moet dan hoofdzakelijk
(dat wil zeggen: voor 70% of meer) bestemd zijn voor de
uitoefening van het werk buiten Nederland. De vrijstelling geldt
alleen als hier van tevoren om verzocht is en de inspecteur een
positieve beschikking heeft afgegeven. Bij de aanvraag moet een
schriftelijke verklaring van de werkgever worden overlegd dat de
auto ook privé gebruikt mag worden.
De auto mag in dit geval ook voor de Nederlandse privéritten van
de werknemer en zijn inwonende gezinsleden gebruikt worden.
73. Ik heb een eigen zaak in het buitenland. Geldt er voor mijn buiten-
landse auto een BPM-vrijstelling?
Zelfstandige ondernemers met een in het buitenland gevestigd
bedrijf of directeuren-aandeelhouders van een buitenlands bedrijf
kunnen ook gebruik maken van een BPM-vrijstelling. Anders dan
voorheen is privégebruik in deze situatie toegestaan. Wel moet
door middel van een kilometeradministratie worden aangetoond
dat de auto voor ten minste 50% zakelijk in het buitenland wordt
gebruikt. Bij de bepaling van dit percentage wordt het woon-
werkverkeer buiten beschouwing gelaten. In de jurisprudentie ten
aanzien van de werknemersvrijstelling is bepaald dat “hoofdzakelijk
buitenlands gebruik” betekent: 70% of meer in het buitenland.
Vooralsnog hanteert de belastingdienst voor ondernemers en
directeuren-aandeelhouders echter een percentage van 50%.
74. Maar ik ben toch geen BPM verschuldigd over een buitenlandse
huurauto?
Als een inwoner van Nederland een buitenlandse auto (bijvoorbeeld
vanwege vervangend vervoer als uw eigen auto in het buitenland
te maken krijgt met reparaties) in Nederland gebruikt, heeft
93
dat volgens de wet tot gevolg dat er BPM verschuldigd is op het
moment van het eerste gebruik van de Nederlandse weg, dus
zodra u de grens oversteekt. Of dit wel in overeenstemming is
met het EU-recht, staat overigens nog ter discussie. De Hoge Raad
heeft deze vraag op 12 november 2010 voorgelegd aan het Europese
Hof van Justitie. Ook de hoogte van de heffing is gewijzigd. Het
Hof van Justitie EU heeft in de zaak VAV-Autovermietung GmbH
uitgesproken dat de Nederlandse regeling met volledige heffing
bij aanvang van het binnenlandse weggebruik niet EU-proof is.
De teruggaaf bij het einde van het binnenlandse weggebruik kan
daarom nu direct verrekend worden met de heffing bij aanvang van
het binnenlandse weggebruik. Omdat deze heffing niet de bedoeling
is bij tijdelijk gebruik van een buitenlandse (huur)auto, geldt er wel
een bijzondere vrijstelling. Deze geldt als de auto binnen 14 dagen
weer naar het buitenland wordt gebracht of wordt ingeleverd bij een
Nederlandse vestiging van de verhuur-maatschappij. Voorwaarde
voor deze vrijstelling is wel dat deze tijdig wordt aangevraagd. Dat
wil zeggen: voor aanvang van het Nederlandse weg-gebruik. Aanvraag
kan uitsluitend via de internetpagina van de belastingdienst:
https://mijn.belastingdienst.nl/bpmlease.
75. Ben ik bij immigratie BPM verschuldigd over mijn auto?
Bij immigratie naar Nederland geldt een vrijstelling van BPM voor
reeds in het buitenland gebruikte auto’s. Om voor vrijstelling van
BPM in aanmerking te komen dient de betreffende auto al mini-
maal zes maanden voorafgaand aan de immigratie in bezit zijn
geweest en in het buitenland gebruikt te zijn. Daarnaast geldt de
voorwaarde dat de auto binnen 12 maanden na immigratie niet
mag worden verkocht, verpand, uitgeleend of verhuurd. Ook voor
deze vrijstelling geldt dat er vóór de invoer (of bij immigratie
vanuit een EU-land: vóór het eerste gebruik van de Nederlandse
openbare weg) een vergunning bij de inspecteur moet worden
aangevraagd.
94
76. Krijg ik bij export of bij emigratie een deel van mijn BPM terug?
De BPM is een zogenaamde ‘tijdstipbelasting’. Dat wil zeggen
dat er belasting wordt geheven als zich op een bepaald
tijdstip een belastbaar feit voordoet. Het is, anders dan de
motorrijtuigenbelasting, niet een belasting op het houden van een
auto of het gebruik van de weg. Met andere woorden: bij de BPM
wordt belasting geheven over de registratie of het eerste gebruik
van de openbare weg. Omdat europeesrechtelijk echter geen
grensoverschrijdende belemmeringen mogen worden opgeworpen,
geldt er sinds enige tijd echter wel een teruggaafmogelijkheid.
Als op de auto op of na 16 oktober 2006 BPM is geheven (meestal op
basis van de kentekenregistratie, of bij aanvang van het
Nederlandse weggebruik met een buitenlands kenteken), wordt de
BPM teruggegeven bij export. Bij export van auto’s waarop vóór
16 oktober 2006 BPM is geheven, is er geen teruggaafmogelijkheid
bij export.
Van belang is dat de teruggave alleen mogelijk is bij export
naar een EU- of EER-land (Noorwegen, Liechtenstein, IJsland).
Tevens is bepaald dat de te exporteren auto in het Nederlandse
kentekenregister niet mag zijn aangemerkt als motorrijtuig
bestemd voor sloop of een motorrijtuig dat wacht op keuring.
Het verzoek om teruggaaf moet worden ingediend binnen 13
weken na de beëindiging van de tenaamstelling in het Nederlandse
kentekenregister. Daarbij moet een bewijs worden overlegd dat de
auto in het buitenland is geregistreerd.
Als de export plaatsvindt met de kennelijke bedoeling dat de auto
binnen 12 maanden weer in Nederland geregistreerd of gebruikt zal
worden, wordt de teruggaaf geweigerd.
De exacte teruggaaf wordt vastgesteld op basis van een tabel die
per leeftijdsklasse een afschrijvingspercentage te zien geeft.
95
Verwijzing
Tabel afschrijvingspercentage vraag 69
77.Welke tegemoetkoming geldt er voor bijzondere voertuigen?
Voor bepaalde bijzondere voertuigen geldt op verzoek een
teruggaveregeling. Het betreft:
• Politieauto’s
• Brandweerauto’s
• Ambulances en dierenambulances
• Begrafenisauto’s
• Auto’s voor gevangenenvervoer
• Auto’s voor groepsvervoer van rolstoelgebruikers
• Geldtransportauto’s
Voor elk van deze auto’s gelden bijzondere voorwaarden qua
uiterlijk en inrichting.
Voldoet de auto binnen de hierna te noemen periode niet meer
aan de voorwaarden qua uiterlijk en inrichting, dan dient alsnog
een bedrag aan BPM te worden voldaan. De hoogte hiervan is ook
per soort auto geregeld. Voor politie- en brandweerauto’s is dat
bijvoorbeeld 3 jaar, voor rolstoelbusjes 6 jaar en voor ambulances,
begrafenisauto’s, auto’s voor gevangenvervoer en geldtransporters
8 jaar.
Voor auto’s die zijn aangepast voor individueel vervoer van
gehandicapten geldt deze teruggaveregeling niet. Wel is
goedgekeurd dat onder bepaalde voorwaarden de speciale
inrichting en aanpassing niet belast wordt met BPM.
96
78. Hoe werkt de taxiregeling?
De taxiregeling houdt in dat de BPM op auto’s die voor 90% of meer
gebruikt worden voor taxiritten, in één keer wordt terug-
gegeven als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
De teruggave is een voorwaardelijke teruggave die jaarlijks voor
1/3 definitief wordt als aangetoond is dat aan de voorwaarden
is voldaan en als de auto daadwerkelijk voor 90% of meer voor
taxiritten is gebruikt. Wordt niet langer aan de voorwaarden
voldaan, bijvoorbeeld de voorwaarde dat men gerechtigd is om de
blauwe taxikentekenplaten te gebruiken, dan wordt de BPM over
de hele periode waarover de teruggaaf nog niet definitief is alsnog
verschuldigd. Doet zich dit in het eerste jaar voor, dan betekent dat
dus bijbetalen van het hele BPM-bedrag. Voldoet men uitsluitend
niet aan de 90%-voorwaarde, dan dient de taxiondernemer alleen
de 1/3 BPM van dat specifieke jaar te betalen. Als de ondernemer
zelf bij de belastingdienst meldt dat slechts gedurende een aantal
maanden in een bepaald jaar niet (maar gedurende de andere
maanden wel) aan de voorwaarden is voldaan, dan hoeft het
terugbetalen van de BPM slechts over die maanden plaats te
vinden.
Dit is bijvoorbeeld van belang bij verkoop van de taxi in de loop van
het eerste, tweede of derde jaar. De wettelijke regeling voorziet
vervolgens niet in een verdere afschrijving van deze rest-BPM van
1/3 of 2/3 van de oorspronkelijke BPM. Dat kan nadelig uitwerken
als de ex-taxi daarna wordt doorverkocht aan een koper die de BTW
niet kan aftrekken. De taxiregeling is overigens ook van
toepassing op zogenaamde vrijwilligersvervoerprojecten.
Het Kabinet Rutte had plannen om de taxiregeling af te schaffen,
maar heeft daarvoor bij de parlementaire behandeling van het
Belastingplan 2011 uiteindelijk geen voorstellen ingediend.
97
79. Geldt de taxiregeling ook bij leasing?
De teruggave op grond van de taxiregeling wordt verleend aan
degene op wiens naam het kenteken is geregistreerd. Bij leasing
zal dat meestal niet de taxiondernemer zijn. Als in zo’n geval aan
de overige voorwaarden wordt voldaan, kan de taxiondernemer
desondanks de BPM terugvragen. Bij het verzoek om teruggave
dient hij dan een kopie van het leasecontract te voegen. De
leasemaatschappij moet uiteraard ook instemmen met teruggave
van de BPM aan het taxibedrijf. Een verklaring daarover dient bij
het verzoek gevoegd te worden.
Verwijzing
Operational lease vraag 96
80. Kan ik BPM terugvragen bij sloop of total loss van mijn
personenauto?
Bij sloop of total loss-verklaring van een gebruikte personenauto
is geen teruggave van BPM mogelijk. Wat wel mogelijk is, is
teruggave van BPM die al voldaan is voor een auto die bedoeld was
voor gebruik in Nederland, maar die na afgifte van een Nederlands
kenteken - vóór gebruik van de Nederlandse weg - toch wordt
geëxporteerd. Ook kan de BPM worden teruggeven op een auto
die wordt gesloopt voordat er feitelijk gebruik van de weg heeft
plaatsgevonden. Daarnaast kan het voorkomen dat het kenteken
van een personenauto al te naam is gesteld, waarna de verkoop
alsnog niet doorgaat. De verkoper kan dan desgewenst een nieuw
kentekenbewijs deel IA aanvragen (met hetzelfde kenteken).
In jargon heet dit ‘poetsen van de tenaamstelling’. De BPM wordt
dan niet teruggegeven maar omdat al BPM is voldaan voor deze
auto, hoeft bij de tweede tenaamstelling niet opnieuw BPM voldaan
te worden.
98
81. Wanneer moet er motorrijtuigenbelasting betaald worden?
De motorrijtuigenbelasting (MRB) is een belasting op het ‘houden’
van een personen-, bestel- of vrachtauto of een motor. De MRB
wordt daarom ook wel houderschapsbelasting genoemd. De MRB
wordt geheven vanaf het moment dat er een kenteken op uw naam
staat. Of u met uw auto wel of niet feitelijk gebruik maakt van de
weg is daarbij niet van belang. Wel bestaat de mogelijkheid de auto
te ‘schorsen’ als u de auto langdurig niet gebruikt.
Verwijzing
Schorsing vraag 91
82. Maakt het nog wat uit of ik een geel of een grijs kenteken heb?
Voor een auto met grijs kenteken die voldoet aan de voorwaarden
volgens welke deze auto ook voor de MRB als bestelauto
wordt aangemerkt, geldt een bijzonder bestelautotarief. Bij het
bestelautotarief geldt een onderscheid tussen ondernemers en
particulieren. Ondernemers hebben een verlaagd tarief. Voor niet-
gehandicapte particuliere bezitters van een bestelauto verschilt het
bestelautotarief alleen nog maar van het personenautotarief op het
punt van de provinciale opcenten. Voor een auto met grijs kenteken
die niet aan de inrichtingseisen voldoet, betaalt u het normale
personenautotarief. De inrichtingseisen voor bestelauto’s zijn
overigens dezelfde als die gelden voor de BPM. Als het een BPM-
vrije auto is, geldt ook het bestelautotarief voor de MRB.
Voor vrachtauto’s gelden afzonderlijke MRB-tarieven.
Verwijzing
Inrichtingseisen vraag 55
99
83. Moet ik motorrijtuigenbelasting betalen over mijn caravan en
aanhangwagen?
Voor een aanhangwagen, caravan of vouwwagen hoeft u geen MRB
te betalen. Tot 1 januari 2007 was dat soms wel het geval, namelijk
als de toegestane maximum massa van de aanhangwagen meer
was dan 750 kg. De grens was gelegd bij 750 kg, wat gelijk is aan
de grens voor wel of geen kentekenplicht voor de aanhanger. Die
kentekenplicht geldt ook voor caravans van meer dan 750 kg. In
het kader van administratieve lastenverlichting is deze regeling
afgeschaft met ingang van 1 januari 2007.
Voor het vrachtautotarief geldt nog wel een bijzondere regeling
voor aanhangers. Als u een vrachtauto met een koppelinrichting
heeft, dan bent u motorrijtuigenbelasting verschuldigd voor
de vrachtauto. Bij de bepaling van de hoogte van de te betalen
motorrijtuigenbelasting wordt niet alleen rekening gehouden met
de toegestane maximum massa van de vrachtauto, maar ook met
de hoogste toegestane maximum massa van een aanhangwagen
waarmee de vrachtauto kan worden verbonden. Het is daarbij niet
van belang of de vrachtauto werkelijk een aanhangwagen trekt: de
aanwezigheid van de koppelinrichting is doorslaggevend voor de
hoogte van de motorrijtuigenbelasting.
84. Ik koop mijn gebruikte auto bij een particulier. Hoe zit het dan
met de MRB?
Als u een auto koopt, moet u MRB betalen vanaf de datum waarop
het kentekenbewijs op uw naam is gezet. Het MRB-tijdvak blijft
echter ongewijzigd. Dat tijdvak begint standaard op de dag van
de eerste kentekenregistratie en duurt vervolgens drie maanden.
Bij aanschaf van een auto in de loop van zo’n tijdvak kunt u dus
te maken krijgen met een kort eerste tijdvak. Stel dat u op 15
november een auto koopt. Volgens het kentekenbewijs was de
100
eerste registratiedatum 11 mei van een bepaald jaar. De tijdvakken
beginnen dan steeds op 11 mei, 11 augustus, 11 november en 11
februari. Na aankoop op 15 november betaalt u voor het nog
resterende gedeelte van het lopende tijdvak, dus tot en met 10
februari. Vervolgens beginnen de tijdvakken steeds op de 11e van de
genoemde maanden.
85. Voor welke auto’s geldt het bijzondere tarief?
Er geldt een bijzonder tarief ter grootte van een kwart van het
normale tarief voor de volgende auto’s:
• Kampeerauto’s (voor verhuurde kampeerauto’s geldt niet een
kwarttarief maar een halftarief)
• Auto’s voor vervoer van kermis- of circusbenodigdheden
• Auto’s ingericht als werktuig of werkplaats
• Auto’s voor niet beroepsmatig paardenvervoer
Voor zogenaamde nul-emissieauto’s (waterstof en elektrisch) en
zeer zuinige personenauto’s (die, als zij in aanmerking zouden
komen voor de bijtelling in de loon- of inkomstenbelasting, in de
14%-categorie zouden vallen), geldt een nihiltarief.
Bij de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2011 is door
het kabinet aangegeven dat, om de fiscale faciliteiten voldoende
uitdagend te houden, een periodieke bijstelling van de CO2-
uitstootnormen nodig is. Deze normen worden, ondanks eerdere
geruchten, per 2011 echter nog niet bijgesteld. In 2011 zal er eerst
een onderzoek plaatsvinden naar de stimuleringsmaatregelingen in
de BPM, MRB en bijtelling. Het Ministerie van Financiën meldt in
dat kader dat iedereen die nu een zeer zuinige auto rijdt, in ieder
geval tot 2013 blijft profiteren van het nihiltarief in de MRB.
101
86. Zijn er ook auto’s waarvoor een vrijstelling geldt?
De volgende auto’s zijn, als aan specifieke voorwaarden per auto
wordt voldaan, vrijgesteld van MRB:
• Ambulances en dierenambulances (ook niet als ambulance
ingerichte auto’s voor spoedeisende medische hulp zijn
vrijgesteld als aan bepaalde eisen wordt voldaan)
• Lijkauto’s
• Oldtimers (25 jaar en ouder) die, als het vrachtauto’s
enautobussen betreft, niet bedrijfsmatig gebruikt worden (NB:
deze vrijstelling wordt bevroren per 31 december 2011 en geldt
daarna alleen nog voor de auto’s die er op 31 december 2011 al
onder vielen)
• Defensievoertuigen
• Politie- en brandweerauto’s
• Vuilnis- en straatveegwagens / kolkenzuigers
• Auto’s die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt voor
aanleg van wegen
• Auto’s waarmee normaliter maar over een geringe afstand van
de weg gebruik wordt gemaakt
• Geschorste auto’s ten behoeve van en op de dag van de keuring
• Taxi’s met een vergunning op grond van de Wet Personenvervoer
2000
• In het buitenland geregistreerde auto’s die ter beschikking
staan van in het buitenland wonende personen met een verblijf
in Nederland, in Nederland wonende werknemers van een
buitenlands bedrijf of in Nederland wonende ondernemers/
aandeel-houders van een buitenlands bedrijf
• Auto’s van diverse internationale organisaties
Verwijzing
Vrijstelling BPM voor bijzondere voertuigen vraag 71
Vrijstelling BPM voor werknemers vraag 72
Vrijstelling BPM voor ondernemers vraag 73
102
87. Wat betaal ik voor een auto met elektromotor?
Op een auto die uitsluitend wordt aangedreven door een
elektromotor is het nihiltarief van toepassing. De elektriciteit moet
daarbij worden geleverd via batterijen/accu’s of een brandstofcel
of door een waterstofverbrandingsmotor. Voor hybride voertuigen,
dat wil zeggen auto’s met zowel een elektromotor als een andere
motor, is die andere motor bepalend voor de hoogte van het MRB-
tarief. Bij een zeer zuinige auto kan dan alsnog sprake zijn van een
nihiltarief. Voor zover daarvan geen sprake is, mag voor de bepaling
van het tarief de eigen massa worden verminderd met 125 kg.
Verwijzing
Vrijstellingen MRB vraag 86
88. Ik heb een gasinstallatie ingebouwd. Klopt het dat ik nu meer ga
betalen?
Ja, dat klopt als u een personenauto hebt. De MRB-tarieven voor
personenauto’s zijn namelijk afhankelijk van het soort brandstof
dat de auto gebruikt. Bovendien wordt de auto ook zwaarder, zodat
de kans bestaat dat de auto in een hogere categorie valt. Voor
bestelauto’s van ondernemers geldt geen gastoeslag. Wel kan dan
eventueel het gewicht leiden tot een hogere belastingheffing.
De gewichtstoename wordt berekend door de inhoud van de
gastank te vermenigvuldigen met 0,8. Oftewel, bij een 60-litertank
wordt het gewicht van de auto (zoals op het kentekenbewijs
vermeld) 48 kg hoger. Nadat u een gasinstallatie in een bestaande
auto hebt laten inbouwen, moet de auto ook nog gekeurd worden
door de RDW. Na goedkeuring wordt uw kentekenbewijs aangepast.
Die aanpassing is tegelijkertijd de aangifte voor de MRB.
Per 2010 worden geen brandstoftoeslagen meer geheven voor
aardgas en E85. Daarvoor geldt het benzinetarief. Voor PPO en
biodiesel geldt het dieseltarief.
103
89. Ik heb mijn grijs kentekenauto omgebouwd tot geel kenteken.
Wat nu?
Als u uw auto zo ingrijpend verandert dat deze niet langer
aan de eisen van de oorspronkelijke categorie voldoet, kan dat
consequenties hebben voor de MRB (en de BPM).
Ook is het denkbaar dat u de auto dusdanig wijzigt dat de auto een
andere ‘eigen massa’ krijgt.
Bij dit soort wijzigingen aan uw auto moet de auto door de RDW
gekeurd worden en moet het kentekenbewijs worden aangepast.
Deze aanpassing is ook meteen de aangifte voor de MRB.
Verwijzing
Inrichtingseisen vraag 55
90. Mijn auto is 15 jaar oud. Moet ik nog steeds MRB betalen?
De MRB kent een vrijstelling voor auto’s van 25 jaar en ouder.
Bij een auto van 15 jaar en ouder heeft u nog geen vrijstelling van
MRB. Wel is de grens van 15 jaar van belang voor de kosten - en
daarmee voor de aantrekkelijkheid - van schorsing. Ook is de
grens van 15 jaar van belang voor de hoogte van de bijtelling bij
een auto van de zaak. De bijtelling wordt dan niet langer over
de catalogusprijs, maar over de werkelijke waarde berekend en
bedraagt dan 35% van die werkelijke waarde.
Per 31 december 2011 vervalt deze MRB-vrijstelling voor nieuwe
gevallen. Alleen auto’s die op die datum 25 jaar of ouder zijn,
blijven onder de vrijstelling vallen.
Verwijzing
Bijtelling oldtimers vraag 15
104
91. Voor mijn werk ga ik naar het buitenland. Hoef ik dan geen MRB
meer te betalen?
Als u gedurende langere tijd de auto niet gebruikt, is zogenaamde
‘schorsing’ van het kenteken mogelijk. U betaalt over de
schorsingsperiode ook geen MRB. Schorsing is mogelijk voor een
periode van maximaal één jaar, maar de schorsing kan daarna wel
telkens verlengd worden. Als de schorsing binnen drie maanden
ongedaan gemaakt wordt, betaalt u alsnog MRB over de hele
periode.
Schorsing is dus een goede oplossing als u voor een periode van
drie maanden of meer op een andere manier dan per auto naar het
buitenland gaat en de auto in de tussentijd niet gebruikt wordt.
Als u met de auto naar het buitenland gaat, is schorsing niet
mogelijk. Schorsing is namelijk niet een tijdelijke opheffing van
de belastingplicht, maar een tijdelijke ongeldigverklaring van uw
kenteken.
92. Ik ga mijn auto uitvoeren. Krijg ik dan de MRB terug?
Bij definitieve uitvoer van een auto krijgt u de MRB terug vanaf de
datum van registratie van de uitvoer bij de RDW. Deze registratie
kan plaatsvinden door het invullen van een ‘uitvoerverklaring’ op
een RDW-vestiging.
Verwijzing
Teruggaaf BPM bij export vraag 76
93. Ik laat mijn auto slopen. Krijg ik de MRB dan terug?
Ook bij sloop van uw auto kunt u de al betaalde MRB terugkrijgen.
Bij sloop door een door de RDW goedgekeurd demontagebedrijf
105
krijgt u een vrijwaringsbewijs, waarmee u bij de RDW kunt
aantonen dat het kenteken niet langer op uw naam staat. Na
melding bij de RDW wordt dit ook automatisch verwerkt in de
MRB-bestanden van de belastingdienst.
Verwijzing
Vrijwaringsbewijs vraag 94
94. Ik ga mijn auto verkopen. Krijg ik nu nog MRB terug?
De verschuldigdheid van MRB is geheel gekoppeld aan het tijdstip
van de wijziging in de tenaamstelling van het kenteken.
De verkoper krijgt de MRB terug vanaf de datum van verkoop
tot het einde van het tijdvak (en eventueel al vooruitbetaalde
tijdvakken bij betaling per jaar). De koper betaalt de MRB vanaf de
datum van aankoop.
Na verkoop krijgt u een vrijwaringsbewijs. Dat dient ervoor om
aan te tonen dat u uw auto verkocht hebt en dus niet langer
aansprakelijk bent voor de zogenaamde voertuiggebonden
verplichtingen. Daaronder vallen de MRB, de WA-verzekering en de
APK.
Ook bent u met een vrijwaringsbewijs niet langer aansprakelijk
voor op dit kenteken geregistreerde bekeuringen. Een officieel
vrijwaringsbewijs is daarom een belangrijk document. Bij inruil bij
een dealer of andere RDW-erkende handelaar krijgt u automatisch
een vrijwaringsbewijs.
Bij verkoop aan een particulier moet de koper voor de
overschrijving van het kenteken naar het postkantoor. Hij of zij
krijgt dan op het postkantoor een vrijwaringsbewijs. Zorgt u er als
verkoper voor dat u dit vrijwaringsbewijs van de koper ontvangt.
Verwijzing
Aankoop gebruikte auto van particulier vraag 84
106
95. Wat is fi nancial lease?
Het begrip leasing komt in de Nederlandse wetgeving niet
als zodanig voor. Leasing kan afhankelijk van de vorm waarin
dit plaatsvindt veel raakvlakken vertonen met huur of met
een gefinancierde aankoop. In zijn algemeenheid kan gezegd
worden dat leasing een transactie is waarbij de lessor (de
leasemaatschappij) aan de lessee (de klant) het recht geeft
om een bepaalde zaak (de auto) te gebruiken. Leasing kan
worden onderverdeeld in twee hoofdvarianten: financial lease
en operational lease. Financial lease maakt daarbij slechts een
relatief klein aandeel uit van het totaal aantal geleaste auto’s.
Financial lease is een leasevorm waarbij u als gebruiker (lessee)
het economische belang bij de auto hebt. In wezen heeft het
leasecontract dan veel weg van een financieringsovereenkomst. Dat
kan fiscaal voordelig zijn: u kunt op de auto afschrijven (eventueel
zelfs willekeurig) en u kunt mogelijk investeringsaftrek claimen.
Overigens houdt financial lease niet per definitie in dat de kosten
van het onderhoud niet in de leasetermijn zijn meegenomen. Is het
onderhoud wel bij de leasetermijn inbegrepen, dan is er sprake van
zogenaamde ‘financial service leasing’.
In de praktijk komen soms tussenvormen voor. Deze contracten
moeten fiscaal altijd herleid worden tot óf een operational lease
óf een financial lease. Dat gebeurt door vast te stellen wie het
economisch belang / het restwaarderisico bij de auto heeft.
Verwijzing
Afschrijving vraag 5
Willekeurige afschrijving vraag 6
Investeringsaftrek vraag 1
107
96. Wat is operational lease?
Operational lease is in wezen een vorm van huur van de auto.
Centraal daarbij staat dat de lessee de auto wil gebruiken. Het is
hem niet te doen om het verwerven van de eigendom van de auto.
Het restwaarderisico ligt bij de leasemaatschappij (lessor).
Evenals bij financial lease is het ook bij operational lease mogelijk
het onderhoud desgewenst buiten de leasetermijn te houden. Er
is dan sprake van netto operational leasing. Een groot deel van
de leasecontracten in Nederland zijn contracten op basis van
zogenaamde ‘gesloten calculatie’. Er vindt dan naast eventuele
verrekening van meer- of minderkilometers achteraf geen
afrekening meer plaats op basis van de werkelijke kosten. Meestal
wordt hierbij de mogelijkheid van hercalculatie opengelaten als
het aantal gereden kilometers meer dan een overeengekomen
percentage afwijkt van het aantal contractkilometers. Leasing
op basis van volledige ‘open calculatie’ is echter ook mogelijk.
Er wordt dan achteraf afgerekend op basis van de werkelijke
uitkomsten.
Fiscaal bent u bij operational lease niet aan te merken als eigenaar
van de auto. U krijgt dan ook geen investeringsaftrek en u mag
niet afschrijven op de auto. Uiteraard kunt u wel de betaalde
leasetermijnen aftrekken van uw resultaat.
97. Wanneer kun je investeringsaftrek claimen bij lease?
Als het leasecontract kan worden aangemerkt als financial lease
wordt u als lessee door de fiscus gezien als eigenaar van de auto.
De auto wordt daarbij op de balans geactiveerd. De bijbehorende
schuld (de contante waarde van alle leasetermijnen) wordt op
de passiva-zijde van de balans opgenomen. Vervolgens kunt u
jaarlijks op de auto afschrijven. Ook de rente in de periodieke
108
leasetermijnen is aftrekbaar. Op het moment van het aangaan van
de verplichtingen is ook investeringsaftrek mogelijk, mits het om
een zeer zuinige personenauto, een bestelauto of een personenauto
voor het beroepsvervoer gaat.
Bij operational lease heeft u geen recht op investeringsaftrek.
Uiteraard kunt u de leasetermijnen wel aftrekken van het resultaat
van de onderneming.
Verwijzing
Investeringsaftrek vraag 1
98. Heb ik wel recht op BPM-vrijstelling bij een geleaste bestelauto?
Deze vraag is actueel voor bestelauto’s die op of na 1 juli 2005 te
naam zijn gesteld. Voor bestelauto’s in de verhuur en shortlease
krijgen leasemaatschappijen de BPM-vrijstelling ongeacht wie
de feitelijke gebruiker van de auto is, mits het contract niet
langer loopt dan 4 weken. Wordt de auto voor langere tijd
gehuurd of geleast, dan kan de leasemaatschappij de BPM-
vrijstelling toepassen als zij kan aantonen dat de gebruiker een
ondernemer is die de auto voor meer dan 10% zakelijk gebruikt.
Ook dient hierbij het BTW-nummer opgegeven te worden. Heeft
de leasemaatschappij recht op de BPM-vrijstelling, dan betekent
dit voor de lessee dat de leasetermijnen niet verhoogd hoeven te
worden met de BPM.
De lessee dient voor het bewijs van het zakelijke gebruik en het
BTW-nummer per auto een ondertekende verklaring te verstrekken
aan de leasemaatschappij. Tevens moet de leasemaatschappij een
print van de controle van het opgegeven BTW-nummer in haar
administratie bewaren, alsmede een contract met de adresgegevens
van de lessee, het kenteken van de auto en de duur van de
overeenkomst.
109
99. Wat heeft de voorkeur: kopen of leasen?
Welke vorm van financiering van het autogebruik voor u het
meest interessant is, hangt sterk af van uw eigen situatie. Voor
de afweging van aankoop met eigen middelen, financial lease
of operational lease kunt u gebruik maken van de volgende
vuistregels.
Voor operational lease pleiten de volgende argumenten:
• Vermindering administratieve lasten
• Vermindering risico’s (met name het restwaarderisico)
• Verbetering solvabiliteit door off-balance financiering
• Geen beslag op werkkapitaal
Voor financial lease pleiten:
• Fiscale faciliteiten zijn van toepassing
• Geen beslag op werkkapitaal
• Financiering van de auto is specifiek op auto afgestemd. Dit in
tegenstelling tot financiering met ander vreemd vermogen
• Na afloop van de leasetermijn bent u eigenaar van de auto
Voor aanschaf met eigen middelen pleiten:
• Besparing rente en kosten. De rente dient echter te worden
afgezet tegen de opbrengsten die het werkkapitaal anders zou
hebben opgebracht. De kosten dienen te worden afgewogen
tegen de andere voordelen (beperking risico’s / administratief
gemak)
• Belang bij positieve restwaardeontwikkeling.
Afhankelijk van het gewicht dat u aan de diverse argumenten
toekent, zal de balans in het voordeel van één van de drie
mogelijkheden doorslaan.
110
100. Hoe wordt de BTW berekend bij leasing?
Allereerst wordt beoordeeld of het leasecontract voor de BTW
een (eenmalige) levering is of een (terugkerende) dienst. Over een
levering is bij aanvang van het contract BTW verschuldigd over het
totaal van de leasetermijnen en de eventuele optieprijs, verminderd
met dat deel van de leasetermijn dat de vergoeding is voor de
kredietverstrekking (dat is dus de rente). In de meeste gevallen
is bij financial lease sprake van een levering. Voordeel van het
aanmerken als levering is dat u meteen ook al de BTW terugkrijgt
over het hele contract. Dit BTW-bedrag wordt dan in principe niet
in de lease meegenomen. De andere variant is een dienst. Dit is
vrijwel altijd het geval bij operationele leasing. De afzonderlijke
leasetermijnen zijn dan belast met BTW.
De fiscus keurt goed dat de BPM en de MRB bij de berekening van
de BTW buiten beschouwing blijven, zodat u geen ‘belasting over
belasting’ betaalt.
Voorwaarde is wel dat de BPM en MRB afzonderlijk aan u worden
doorberekend.
Verwijzing
BTW-heffing vraag 53
111
Onderwerpenregister Vraag
Aanhangwagen 83
Aanpassing auto 70
Aardgas 56
Accessoires, bijtelling 16
Accessoires, BPM 67
Afschrijving 1
Afschrijving, willekeurige 2
Afzien van margeregeling 51
Ambulance 77, 86
Autoverkoper 26, 27
Bestelauto, afschrijving 5
Bestelauto, bijtelling 18, 19
Bestelauto, BPM 55, 62
Bestelauto, MRB 82
Bestelauto, particulier 55, 62
Belastingtarief, BPM 56
Belastingtarief MRB 82
Bijtelling 12
Bijtelling, aftrek eigen bijdrage 20
Bijelling, demo’s 26
Bijtelling, grijs kenteken 18
Bijtelling, 0%-, 14%- of 20%-tarief 13, 14
Bijtelling, ondernemingsvermogen 29
Bijtelling, vermindering wegens ander gebruik 34
Bijtelling, vakantie 32, 33
Bijzondere voertuigen 77, 86
Black box 22
Boekwinst 8, 9, 10, 11
BPM 54
BPM, tarief 56
BPM-differentiatie 57
Brandweerauto 77, 86
112
BTW 41
BTW bij leasing 53, 100
Buitenlands kenteken 72, 73, 74, 86
Caravan 83
Carpool 36
CO2-differentiatie / CO
2-heffing 56, 57
Correctie privégebruik voor de BTW 42
Dealerregeling 26
Defensie 86
Demo’s 26, 27
Desinvesteringsbijtelling 1
Directeur-aandeelhouder 45
EIA 3
Eigen bijdrage 20
Elektromotor 87
Emigratie 76
Energie-investeringsaftrek 3
Export 76, 92
Financial lease 95
Financial service leasing 95
Gasinstallatie 88
Geldtransporters 77
Gesloten calculatie 96
Gevangenenvervoer 77
GPS 22
Herinvesteringsreserve 10, 11
Houderschapsbelasting 81
Huurauto 74
Immigratie 75
113
Inrichtingseisen 55
Inruil 10
Internationale organisatie 86
Invalidenauto 77
Investering, vervroegen 2
Investering, uitstellen 2
Investeringsaftrek 1
Jaarwisseling en investeringsaftrek 2
Kampeerauto 85
Kermisauto 85
Keuze zaak of privé 30, 45
Kilometeradministratie 22
Kilometeradministratie, autoverkopers 26, 27
Kilometeradministratie, bestelauto 18, 19, 23
Kilometeradministratie, lesauto 23
Kilometervergoeding 37, 48
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 1
Landbouwvoertuig 86
Leasing, BTW 53, 100
Leasing, financial 95
Leasing, investeringsaftrek 95
Leasing, afweging koop of lease 99
Leasing, operational 96
Leasing, taxiregeling 78
Lesauto 23
Lijkauto 77, 86
LPG 88
Margeregeling 50
Margeregeling, afzien van 51
MIA 4
Milieu-investeringsaftrek 4
114
Motorrijtuigenbelasting 81
MRB 81
MRB, tarief 82
MRB, grijs kenteken 82
Netto operational leasing 96
Oldtimer, bijtelling 15
Oldtimer, MRB 90
Ombouw 69, 89
Ondernemingsvermogen, bijtelling 28
Open calculatie 96
Operational lease 96
Paardenvervoer 85
Parkeren 39
Passagiersstoel verwijderen 19
Personenauto 55, 82
Personenauto, afschrijving 5
Personenauto, bijtelling 12
Poetsen tenaamstelling 80
Politieauto 77, 86
Privégebruik 12, 20
Privégebruik, BTW 42
Privégebruik, vergoeding 20
Proefrit 26
Rest-BPM 69
Rittenadministratie: zie kilometeradministratie
Roetfilterregeling 59
Rolstoelvervoer 77
Rolstoelgebruiker, BPM op bestelauto 66
Sale and lease back 11
Schorsing 91
115
Sloop 80, 93
Slurptax 60
Starters 7
Taxiregeling 78, 86
Tenaamstelling 57, 64
Total loss 64, 80
Uitvoer 76, 92
Vakantie 32, 33
VAMIL 4, 6
Verkoop, MRB 94
Vergoeding privégebruik 20
Verklaring geen privégebruik auto 24
Vervangingsreserve 10
Vrijstelling, MRB 86
Vrijstelling, BPM 62, 71
Vrijstelling, BTW 41
Vrijwaringsbewijs 93
Vrijwilligersvervoerprojecten 78
Vuilnisauto 86
Wachtdienst 35
Wegenaanleg 86
Werkkostenregeling 39
Werkplaatsauto 85
Willekeurige afschrijving 6, 7
Woon-werkverkeer, bijtelling 25
Woon-werkverkeer, BTW 43
Zeer zuinige auto’s 1, 4, 14, 56, 85
De nummers in bovengenoemde index verwijzen naar de nummers
van de vragen.
116
Bijlagen
1.Wettekst bijtelling loonbelasting
Art. 13bis Wet op de loonbelasting
1. Indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is
gesteld, wordt het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten
minste 25% van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder
geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn
gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer
dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
2. Indien de auto wordt aangedreven door een motor met
compressieontsteking, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste
lid, eerste volzin, op kalenderjaarbasis verlaagd met:
a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger
is dan 95 gram per kilometer, en
b. 5 % van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is
dan 95 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 116 gram per
kilometer.
3. Indien de auto niet wordt aangedreven door een motor met
compressieontsteking, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste
lid, eerste volzin, op kalenderjaarbasis verlaagd met:
a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger
is dan 110 gram per kilometer, en
b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is
dan 110 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 140 gram per
kilometer.
In afwijking van de eerste volzin wordt het voordeel, bedoeld in
het eerste lid, eerste volzin, tot 1 januari 2015 op kalenderjaarbasis
verlaagd met 25% van de waarde van de auto, indien de CO2-
uitstoot 0 gram per kilometer is.
117
4. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto
op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-
doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil.
5. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende
bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of
bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van
personenauto’s en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de
bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg
uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen en met
uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt
kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privégebruik
geldt. Van een dergelijk verbod op privégebruik is sprake indien:
a. het verbod schriftelijk is vastgelegd;
b. de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de
loonadministratie bewaart;
c. de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving
van het verbod, en
d. de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het
verbod wordt overtreden.
6. Voor de toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een
auto, de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig richtlijn 80/1268/EEG
van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december
1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der
Lid-Staten inzake het brandstofverbruik van motorvoertuigen (PbEG
L 375). Indien de meting mede met LPG of aardgas als brandstof is
uitgevoerd, wordt de CO2-uitstoot van de auto met LPG of aardgas
als brandstofsoort gehanteerd.
7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waaraan
een rittenregistratie moet voldoen. Tevens kunnen regels
worden gesteld over het anderszins laten blijken dat de auto op
kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-
doeleinden wordt gebruikt.
118
8. Voor de toepassing van dit artikel wordt de waarde van de auto
gesteld op de catalogusprijs in de zin van artikel 9 van de Wet op de
belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 vermeerderd
met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingevolge
de artikelen 9 tot en met 9c van genoemde wet. In afwijking in
zoverre van de eerste volzin wordt de waarde van een auto die
meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen,
gesteld op de waarde in het economische verkeer.
9. Het voordeel wordt in aanmerking genomen voorzover het
uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik
voor privé-doeleinden is verschuldigd.
10. Voor de toepassing van dit artikel wordt woon-werkverkeer
geacht niet voor privé-doeleinden plaats te vinden.
11. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de loontijdvakken waarin het in het eerste lid
bedoelde voordeel in aanmerking wordt genomen.
12. Indien de werknemer een verklaring van de inspecteur
overlegt waarin is vastgelegd dat de werknemer aan de inspecteur
heeft medegedeeld dat de hem ter beschikking gestelde auto op
kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-
doeleinden wordt gebruikt (verklaring geen privégebruik), laat de
inhoudingsplichtige inhouding van belasting over het in het eerste
lid bedoelde voordeel achterwege. De eerste volzin is niet van
toepassing ingeval de inhoudingsplichtige weet dat de in de eerste
volzin bedoelde mededeling niet juist is.
13. De werknemer kan een verzoek om een verklaring geen privé-
gebruik bij de inspecteur indienen. De inspecteur beslist op het
verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
14. De inspecteur kan de verklaring geen privégebruik, al dan
119
niet op verzoek van de werknemer, bij voor bezwaar vatbare
beschikking intrekken, waarbij de intrekking voor zover nodig
terugwerkende kracht kan hebben. De werknemer is gehouden een
verzoek tot intrekking te doen zodra de auto op kalenderjaarbasis
voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
15. In geval van een verklaring geen privégebruik kan de inspecteur
de werknemer op enig moment verzoeken te doen blijken dat de
auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor
privé-doeleinden wordt gebruikt.
16. Indien de verklaring geen privégebruik wordt ingetrokken
of indien de werknemer niet doet blijken dat de auto op
kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-
doeleinden is gebruikt, wordt de verschuldigde belasting, voorzover
nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking
van de eerste volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige
ingeval de inhoudingsplichtige wist dat de mededeling, bedoeld in
het twaalfde lid, eerste volzin, niet juist was.
17. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot de verklaring geen privégebruik.
18. De in het tweede en derde lid vermelde CO2-uitstootgrenzen
worden na afloop van iedere periode van vier kalenderjaren van
rechtswege vervangen door de grenzen die krachtens artikel 10.
7a van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden vastgesteld ter
vervanging van de in artikel 3.20 van die wet vermelde grenzen.
19. Na vervanging van de CO2-uitstootgrenzen in het tweede en
derde lid op grond van het achttiende lid, blijven met betrekking
tot auto’s die volgens het kentekenbewijs een datum van eerste
toelating hebben van voor deze vervanging, de tot deze vervanging
voor deze auto’s geldende begrenzingen van toepassing.
120
2. Wettekst BPM-vrijstelling ondernemers
Artikel 13a Wet BPM
1. Vrijstelling van belasting wordt verleend voor bestelauto’s die op
naam worden gesteld van een ondernemer als bedoeld in artikel 7
van de Wet op de omzetbelasting 1968, die de bestelauto meer dan
bijkomstig gebruikt in het kader van zijn onderneming.
De vrijstelling wordt niet verleend indien het ondernemerschap
voor de omzetbelasting voortvloeit uit het bepaalde in artikel 7,
zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
2. Voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in
het eerste lid voor een langere dan een bij ministeriële regeling
vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een
andere persoon, wordt de vrijstelling slechts verleend indien deze
andere persoon, behoudens de tenaamstelling, voldoet aan de
voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling.
3. Indien tijdens de eerste vijf jaren na het tijdstip waarop de
bestelauto is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1,
tweede lid, niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden
en beperkingen voor de vrijstelling, wordt vanaf dat moment het
bedrag waarvan vrijstelling is verleend, nadat dit is verminderd
overeenkomstig artikel 10, als belasting verschuldigd. De
verschuldigd geworden belasting wordt door de ondernemer,
bedoeld in het eerste lid, op aangifte voldaan binnen een maand
na het tijdstip waarop niet of niet langer aan de voorwaarden en
beperkingen voor de vrijstelling wordt voldaan.
4. Indien bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto
overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en
beperkingen van de vrijstelling blijft, onder bij algemene maatregel
van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, het derde lid
buiten toepassing. Alsdan treedt degene op wiens naam het
121
kenteken wordt gesteld, vanaf het moment van de wijziging van
de tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats
van degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld.
5. Ingeval een bestelauto waarvoor vrijstelling is verleend op de
voet van dit artikel in een zodanige staat wordt gebracht dat het
een personenauto is, zijn de artikelen 1, derde lid, en 12a van
overeenkomstige toepassing.
6. Indien één of meer personen worden vervoerd in de laadruimte
van een bestelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de
inspecteur aan degene die de bestelauto feitelijk ter beschikking
heeft, een boete van 492 kan opleggen. De bevoegdheid tot het
opleggen van de boete vervalt door het verloop van een jaar na het
constateren van het verzuim, bedoeld in de vorige volzin.
7. Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van
overeenkomstige toepassing op het bedrag van de boete, genoemd
in het zesde lid.
8. Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige
toepassing ten aanzien van bestelauto’s waarvoor teruggaaf van
belasting is verleend ingevolge artikel 15b, zoals dat artikel luidde
van 1 juli 2005 tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel
122
3. Convenant bijtelling BOVAG Autodealers en Belastingdienst
Partijen:
BOVAG Autodealers, gevestigd Kosterijland 15 te Bunnik, in deze ver-
tegenwoordigd door de heer J. Ploeg, bondsvoorzitter en de heer drs.
J.G.S.M. Burgman, algemeen directeur en De Belastingdienst, in deze
vertegenwoordigd door de heer drs. T.W.M. Poolen, lid van het Manage-
mentteam Belastingdienst, sluiten een convenant.
1. Preambule
- In dit convenant worden de uitgangspunten en de wijze waarop
partijen met elkaar wensen om te gaan vastgelegd.
- Partijen werken met elkaar samen op basis van wederzijds vertrou-
wen, begrip en transparantie, gericht op het onderhouden en ver-
sterken van de bereidheid om aan fi scale verplichtingen te voldoen.
- Partijen geven de wens te kennen afspraken te willen maken over
fi scale onderwerpen en daarover snel en actueel een standpunt in
te willen nemen binnen het kader van wet- en regelgeving en juris-
prudentie, teneinde de rechtszekerheid te vergroten.
- Partijen willen in de eerste plaats afspraken maken over de kwali-
teit van de aangifte loonheffi ngen op het punt van de regeling voor
privégebruik auto. Deze afspraken worden weergegeven in bijlage 1
van dit convenant.
2. Uitgangspunten
- Rechten en verplichtingen op basis van wet- en regelgeving zijn en
blijven zonder enige beperking op partijen van toepassing.
- Tussen partijen staan centraal het onderhouden en versterken van
de bereidheid om aan fi scale verplichtingen te voldoen en het ver-
schaff en van rechtszekerheid met betrekking tot de in de praktijk bij
partijen gerezen vragen.
- Partijen streven in het bijzonder naar het bevorderen van een
correcte uitvoering van fi scale regelgeving binnen de branche met
betrekking tot de uitvoering van de Handreiking Bijtelling privége-
bruik auto voor de autobranche
123
(hierna te noemen: Handreiking Bijtelling).
- Partijen leggen actief de in het kader van dit convenant in de prak-
tijk gerezen vragen met betrekking tot de Handreiking Bijtelling aan
elkaar voor en streven naar het gezamenlijk duiden van de fi scale
gevolgen van deze vragen.
- Partijen verstrekken daarbij binnen wet- en regelgeving zonder
terughoudendheid en zonder voorbehoud inzicht in de relevante
feiten en omstandigheden, voor zover nodig voor de heffi ng en
invordering. Gegevens die behoren tot het privédomein van BOVAG
Autodealers en haar leden behoeven evenwel niet te worden ver-
strekt.
- Partijen bevorderen dat zo veel mogelijk leden van BOVAG afdeling
Autodealers zich bij dit convenant aansluiten.
- Partijen treden periodiek met elkaar in overleg om in de praktijk
gerezen vragen te evalueren.
- Partijen treden ten minste één keer per jaar met elkaar in overleg
om dit convenant te actualiseren. De Belastingdienst zal hiertoe het
initiatief nemen. Een geactualiseerd convenant vervangt het daar-
aan voorafgaande convenant.
3. Afspraken
Tussen partijen zijn afspraken gemaakt over de kwaliteit van de aan-
gifte loonheffi ngen op het punt van de regeling voor privégebruik auto
bij autodealers (zie bijlage 1).
Alleen autodealers die lid zijn van BOVAG afdeling Autodealers kunnen
deelnemen aan dit convenant. Zij doen dit door het invullen en instu-
ren van een Deelnemingsverklaring (zie bijlage 2) naar BOVAG Autodea-
lers. Hierdoor geven zij o.m. aan akkoord te gaan met een eventuele
steekproef en met de daaruit voor hen voortvloeiende verplichtingen.
4. Looptijd, periodieke evaluatie en beëindiging
Dit convenant gaat in op 1 januari 2009 en heeft een looptijd van één
jaar. Na afl oop van deze periode van één jaar wordt de looptijd telkens
stilzwijgend verlengd met één jaar, tenzij een partij drie maanden voor
124
afl oop van de termijn van één jaar hiertegen bezwaar maakt.
Partijen kunnen dit convenant met onmiddellijke ingang beëindigen.
Zij maken eerst hiertoe het voornemen schriftelijk kenbaar en dit
wordt met redenen omkleed. De beëindiging zal in een mondeling
overleg worden toegelicht, indien door tenminste één van de partijen
kenbaar is gemaakt dat daarop prijs wordt gesteld.
Deelnemende autodealers hebben ten allen tijde het recht individueel
hun deelneming aan het convenant te beëindigen. Dit kunnen zij doen
door dit kenbaar te maken aan BOVAG Autodealers waarna BOVAG Au-
todealers dit doorgeeft aan de Belastingdienst. Door het beëindigen van
de deelneming aan het convenant valt de betreff ende autodealer terug
in het reguliere toezicht.
De Belastingdienst heeft het recht de deelneming van autodealers aan
het convenant te weigeren of te beëindigen, indien daar goede redenen
voor zijn en, voor zover haar geheimhouding haar hierin niet belem-
mert, in overleg met BOVAG Autodealers. De Belastingdienst zal alleen
in uitzonderingsgevallen van dit recht gebruik maken.
5. Ondertekening
Bunnik, december 2008 Den Haag, december 2008
Namens BOVAG Autodealers Namens de Belastingdienst
J. Ploeg drs. T.W.M. Poolen
drs. J.G.S.M. Burgman
125
Bijlage 1 bij het convenant: afspraken m.b.t. de Handreiking Bijtelling
privégebruik auto voor de autobranche
1. Kader voor de afspraken
De werkgever is verantwoordelijk voor de juistheid, volledigheid en
tijdigheid van de aangifte loonheffi ngen. Als de werkgever aan de werk-
nemer een auto ter beschikking stelt, geldt een bijzondere regeling
voor het privégebruik namelijk de bijtellingsregeling van art. 13bis Wet
op de loonbelasting 1964.
In de autobranche kan er sprake zijn van wisselend gebruik van auto`s.
Hierdoor kan het moeilijk zijn om de grondslag voor de bijtelling pri-
végebruik auto vast te stellen. In die gevallen kan de werkgever met de
`Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor de autobranche’ (hierna
te noemen: ‘Handreiking Bijtelling’) de grondslag op een praktische
manier vaststellen.
Als de werkgever met de werknemer een vaste auto is overeengeko-
men, dan kan de grondslag voor de bijtelling op deze vaste auto wor-
den gebaseerd. Een vaste auto is de auto die de werknemer na werktijd
mag meenemen. Op dagen dat de werknemer een vervangende auto
heeft, kan de grondslag voor de bijtelling onder voorwaarden toch op
de vaste auto worden gebaseerd (zie publicatie Belastingdienst van
3 oktober 2008).
Uit de administratie van de werkgever moet voor elke werknemer per
dag blijken op welke auto de grondslag voor de bijtelling is gebaseerd.
De werkgever dient de registratie regelmatig op juistheid en volledig-
heid te controleren. Als er geen bijtelling plaatsvindt moet de werkge-
ver kunnen bewijzen dat de werknemer op kalenderjaarbasis niet meer
dan 500 privékilometers rijdt.
126
2. Afspraken
De meeste autodealers zijn lid van BOVAG afdeling Autodealers, de
organisatie die hun gemeenschappelijke belangen behartigt en die op
dit punt namens haar leden de gesprekspartner van de Belastingdienst
is. In dat kader hebben de Belastingdienst en BOVAG Autodealers een
afspraak gemaakt. Deze afspraak houdt het volgende in:
- De werkgever neemt zijn verantwoordelijkheid voor een goede
toepassing van de regeling voor privégebruik auto.
- De werkgever neemt maatregelen in zijn organisatie om de juiste
toepassing te waarborgen.
- De volgende elementen kunnen deel uitmaken van deze
maatregelen:
- Schriftelijke afspraak tussen werkgever en werknemer (aanvul-
ling op de arbeidsovereenkomst) over de regeling voor privége-
bruik auto. In de afspraak wordt ook opgenomen wat de gevol-
gen zijn als de bijtelling privégebruik auto onjuist is vastgesteld.
De werkgever zal deze op het juiste bedrag vaststellen. In de
afspraak is verder opgenomen wat de eventuele gevolgen zijn
voor de werknemer.
- Gebruik maken van bijvoorbeeld een autoregistratiesysteem.
- Toezicht gebaseerd op bestaand bedrijfsbeleid en beschikbare
informatie. Hierbij kan gedacht worden aan boetes en schade-
meldingen.
- Ten aanzien van de Verklaring geen privégebruik auto: De af-
spraak dat een werknemer, ter ondersteuning van de bewijslast
dat hij op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 privékilometers
rijdt, proefritformulieren gebruikt, indien de auto door een klant
wordt gebruikt.
- De Belastingdienst volstaat, in samenwerking en overleg met
BOVAG Autodealers, met het periodiek houden van een beperkte
steekproef. Hierbij wordt met name gelet op de kwaliteit van de
genomen maatregelen. Is deze kwaliteit niet goed dan zal de Belas-
tingdienst in overleg met betreff ende autodealer zoeken naar een
mogelijke aanpassing.
127
- Wanneer bij deze steekproef onvolkomenheden in de aangifte
loonheffi ngen 2009 worden geconstateerd dan moeten deze door
de werkgever worden hersteld. In de afspraak tussen werkgever en
werknemer kan worden opgenomen dat als deze onvolkomenheden
te wijten zijn aan de werknemer, de correcties verrekend zullen
worden met de werknemer.
- De resultaten van de steekproef worden in geanonimiseerde vorm
met BOVAG Autodealers besproken.
- BOVAG Autodealers communiceert daarna de resultaten van deze
steekproef met haar leden.
- Vanuit de praktijk kunnen vragen rijzen over de toepassing van art.
13bis Wet op de loonbelasting 1964. Om per loontijdvak een juiste
aangifte loonheffi ngen te kunnen indienen is het nodig dat vragen
direct door de autodealers aan de Belastingdienst/Oost/Coördinatie-
punt privégebruik auto, Antwoordnummer 403, 7100 WB Winters-
wijk worden voorgelegd. De Belastingdienst zorgt voor een snelle
en effi ciënte beantwoording. Periodiek worden deze vragen tussen
partijen geëvalueerd.
128
4. Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche
1 Inleiding
Als u aan uw werknemer een auto van de zaak ter beschikking stelt,
geldt een bijzondere regeling voor het privégebruik: de bijtellingsrege-
ling. Stelt u een werknemer gelijktijdig twee of meer auto’s ter beschik-
king? Dan moet u het privégebruik per auto beoordelen.
In de autobranche kan er sprake zijn van wisselend gebruik van auto’s.
Hierdoor kan het moeilijk zijn om de grondslag voor de bijtelling van
het privégebruik vast te stellen. In die gevallen kunt u met deze hand-
reiking de grondslag op een praktische manier vaststellen. Ook kunt u
lezen wanneer u over de bijtelling loonbelasting/premie volksverzeke-
ringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet moet
inhouden en wat u moet administreren.
2 Bijtelling bepalen
U bepaalt de bijtelling per dag. Dat geldt zowel voor dagen waarop
de werknemer de auto gebruikt als voor dagen waarop hij geen auto
gebruikt. De bijtelling per dag is 1/365 van de bijtelling op kalenderjaar-
basis.
Bij het bepalen van de hoogte van de bijtelling moet u onderscheid
maken tussen de volgende drie situaties:
- De werknemer neemt na werktijd een auto mee.
- De werknemer werkt niet, maar heeft wel een auto meegenomen.
- De werknemer neemt geen auto mee.
2.1 De werknemer neemt na werktijd een auto mee
U baseert de grondslag voor de bijtelling privégebruik op de auto die de
werknemer aan het eind van de werkdag meeneemt.
Let op!
Deze situatie geldt ook als de werknemer aan het eind van een werk-
dag geen auto meeneemt, maar eerder wel een auto heeft meegeno-
men die hij nog niet naar de zaak heeft teruggebracht.
129
2.2 De werknemer werkt niet, maar heeft wel een auto meegenomen
Op dagen waarop de werknemer niet werkt (dus bijvoorbeeld in het
weekend, tijdens verlof of ziekte), baseert u de grondslag voor de bijtel-
ling privégebruik op de auto die de werknemer als laatste heeft meege-
nomen en nog niet naar de zaak heeft teruggebracht.
2.3 De werknemer neemt geen auto mee
Neemt de werknemer aan het eind van de werkdag geen auto mee?
Of heeft hij in het weekend, tijdens verlof of ziekte geen auto?
Dan baseert u de grondslag voor de bijtelling privégebruik op de auto
waarop u in de afgelopen twee maanden de grondslag het vaakst
hebt gebaseerd op grond van deze handreiking. Zijn er nog geen twee
maanden verstreken, dan baseert u de grondslag voor de bijtelling op
de auto waarop u de grondslag in deze kortere periode het vaakst hebt
gebaseerd.
2.4 Voorbeeld
Een werknemer rijdt op maandag na werktijd naar huis met auto A.
Op dinsdag rijdt hij met auto A naar het werk en na werktijd met auto
B naar huis. Op woensdag laat hij auto B thuis staan. Hij gaat met
de fi ets naar het werk en na werktijd gaat hij ook weer met de fi ets
naar huis. Op donderdag rijdt hij met auto B naar het werk en gaat hij
lopend naar huis. Op vrijdag gaat hij met de fi ets naar het werk en na
werktijd gaat hij met auto C naar huis. U baseert de grondslag voor de
bijtelling privégebruik op:
- maandag: auto A (2.1)
- dinsdag: auto B (2.1)
- woensdag: auto B (2.1)
- donderdag: vaakst bijgetelde auto afgelopen twee maanden (2.3)
- vrijdag: auto C (2.1)
- weekend: auto C (2.2)
3 Wanneer bijtellen?
Als u het loon uitbetaalt, kan het zijn dat het gebruik van de auto’s over
dat loontijdvak nog niet bekend is.
130
In dat geval mag u de bijtelling over dat loontijdvak toerekenen aan het
direct opvolgende loontijdvak.
Voorbeeld
U betaalt het loon per maand uit. U kunt de bijtelling over maart pas
eind maart vaststellen. De bijtelling mag u
toerekenen aan april. Inhouding over de bijtelling van maart vindt dan
in april plaats.
Let op!
Bij ontslag van een werknemer moet u de laatste bijtelling nog verwer-
ken. U moet hierover uiterlijk inhouden op het laatste moment dat nog
loon in geld aan de werknemer wordt uitbetaald.
4 Administratie
U moet ervoor zorgen dat voor elke werknemer uit uw administratie
blijkt op welke auto de grondslag voor de bijtelling per dag is geba-
seerd. Ook moet duidelijk zijn waarom u de grondslag op die auto hebt
gebaseerd, dus van welke van de bovengenoemde drie situaties er op
een dag sprake was. Controleer de registratie regelmatig op juistheid
en volledigheid, zodat u de bijtelling correct in uw aangifte loonheffi n-
gen kunt verwerken.
5 Vragen
Als u vragen hebt over deze handreiking of als u de grondslag voor de
bijtelling privégebruik auto op een andere manier wilt bepalen, dan
kunt u contact opnemen met:
Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum Auto
Postbus 213
7100 AE Winterswijk
131
5. Handreiking toezicht bijtelling privégebruik auto en geen bijtelling
privégebruik auto voor de autobranche
1 Inleiding
Bent u werkgever in de autobranche? En telt u bij op grond van de
Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche? Dan
vindt u hier richtlijnen voor het toezicht dat u moet houden.
Als u niet bijtelt, moet u kunnen bewijzen dat een werknemer op ka-
lenderjaarbasis niet meer dan 500 privékilometers rijdt. In deze hand-
reiking staan twee manieren waarop u dat kunt doen. In beide gevallen
moet u als werkgever toezicht houden. In deze handreiking kunt u ook
lezen waaruit dat toezicht bestaat.
Een goede administratieve organisatie kan u helpen bij het toezicht
houden.
Let op!
Deze handreiking geldt ook voor directeuren-grootaandeelhouders.
2 Toezicht en bijtelling privégebruik auto
U moet ervoor zorgen dat voor elke werknemer uit de administratie
blijkt op welke auto de grondslag voor de bijtelling per dag is geba-
seerd. Ook moet duidelijk zijn waarom u de grondslag op die auto hebt
gebaseerd, dus van welke van de drie situaties in de Handreiking bijtel-
ling privégebruik auto voor de autobranche er op een dag sprake was:
- Uw werknemer neemt na werktijd een auto mee (situatie 2.1).
- Uw werknemer werkt niet, maar heeft wel een auto meegenomen
(situatie 2.2).
- Uw werknemer neemt geen auto mee (situatie 2.3).
Let op!
Het bepalen van de grondslag per dag betekent niet dat de auto’s
waarop u de grondslag baseert, dagelijks geregistreerd moeten worden.
Uw bedrijf kan bijvoorbeeld interne richtlijnen hebben waardoor alleen
wijzigingen geregistreerd hoeven te worden.
132
U moet toezicht houden op de juistheid en volledigheid van de admi-
nistratie. U houdt voldoende toezicht als u in ieder geval de volgende
controles uitvoert:
- U controleert minimaal één keer per loontijdvak na werktijd:
- welke auto’s afwezig zijn. U moet elke afwezige auto kunnen
verklaren.
- de administratie op situatie 2.3 (de werknemer neemt geen auto
mee). U controleert of de grondslag voor de bijtelling terecht is
gebaseerd op de auto waarop de afgelopen twee maanden de
grondslag het vaakst is gebaseerd.
- Zodra u informatie van buiten krijgt, zoals boetes of schademeldin-
gen, dan vergelijkt u deze informatie met de administratie.
3 Toezicht en geen bijtelling privégebruik auto
Als u wilt bewijzen dat een werknemer niet meer dan 500 privékilo-
meters rijdt, moet u onderscheid maken tussen de volgende twee
situaties:
- De werknemer neemt in een kalenderjaar op één of meer dagen na
werktijd een auto mee.
- De werknemer neemt in een kalenderjaar op geen enkele dag na
werktijd een auto mee.
3.1 De werknemer neemt in een kalenderjaar op één of meer dagen na
werktijd een auto mee
In dit geval kunt u als volgt bewijzen dat een werknemer niet meer dan
500 privékilometers rijdt:
- U hebt een rittenregistratie met daarin alle kilometers die de
werknemer heeft afgelegd. In de rittenregistratie moet ook staan
waarom de werknemer de auto op een gegeven moment niet meer
gebruikt. Bijvoorbeeld omdat een auto door een klant voor een
proefrit of door een collega wordt gebruikt.
- U houdt voldoende toezicht op de rittenregistratie.
133
U houdt voldoende toezicht als u in ieder geval de volgende controles
uitvoert:
- U controleert minimaal één keer per loontijdvak na werktijd welke
auto’s afwezig zijn. U moet elke afwezige auto kunnen verklaren.
- U controleert de kilometerstanden van de auto’s. Dit betekent
dat u bij ieder begin en eind van een periode van gebruik door de
werknemer de begin- en eindstand van de kilometerteller met de
rittenregistratie vergelijkt. Eindigt het gebruik van de auto door de
werknemer doordat een klant een proefrit gaat maken? Dan kunt u
de rittenregistratie met de proefritregistratie vergelijken. De klant
keurt de begin- en eindstand van de kilometerteller goed door zijn
handtekening en zijn naam en adresgegevens op het proefritformu-
lier te zetten.
- U controleert van alle werknemers de rittenregistratie vier keer ver-
spreid over het kalenderjaar een week lang. Bij deze controle verge-
lijkt u de rittenregistratie bijvoorbeeld met agenda’s, werkroosters,
proefritformulieren et cetera.
- Zodra u informatie van buiten krijgt, zoals boetes of schademeldin-
gen, dan vergelijkt u deze informatie met de rittenregistratie.
3.2 De werknemer neemt in een kalenderjaar op geen enkele dag na
werktijd een auto mee
In dit geval kunt u als volgt bewijzen dat een werknemer niet meer dan
500 privékilometers rijdt:
- Er geldt een verbod op grond waarvan de werknemer de auto niet
voor privégebruik en woonwerkverkeer mag gebruiken.
- U hebt een vereenvoudigde rittenregistratie met daarin de volgende
gegevens per rit:
- het kenteken van de auto
- de datum van de rit
- het vertrek- en aankomstadres
- het doel van de reis
- U houdt voldoende toezicht op het verbod en op de vereenvoudigde
rittenregistratie.
134
U houdt voldoende toezicht als u in ieder geval de volgende controles
uitvoert:
- U controleert van alle werknemers de vereenvoudigde rittenre-
gistratie vier keer verspreid over het kalenderjaar een week lang.
Bij deze controle vergelijkt u de vereenvoudigde rittenregistratie
bijvoorbeeld met agenda’s, werkroosters et cetera.
- Zodra u informatie van buiten krijgt, zoals boetes of schademel-
dingen, dan vergelijkt u deze informatie met de vereenvoudigde
rittenregistratie.
4 Vastleggen van toezichtactiviteiten
U moet uw toezichtactiviteiten en de uitkomsten daarvan schriftelijk
vastleggen en bewaren bij de loonadministratie. Hebt u verschillen
geconstateerd, dan kan dat betekenen dat u uw administratie moet
aanpassen en dat u uw aangifte loonheffi ngen moet corrigeren.
Doet u dat niet, dan moet u de verschillen verklaren.
5 Vragen?
Als u vragen hebt over deze handreiking of over andere vormen van
toezicht, dan kunt u contact opnemen met:
Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum auto
Postbus 213
7100 AE Winterswijk
135
Aantekeningen
136
Aantekeningen
2