Auteur Lode Van de Velde Foto kaft Lode Van de Velde ISBN … · 2020. 3. 18. · 2. Het Grote Boek...

108

Transcript of Auteur Lode Van de Velde Foto kaft Lode Van de Velde ISBN … · 2020. 3. 18. · 2. Het Grote Boek...

  • 2

    Titel Trollen op de groene heuvels

    Auteur Lode Van de Velde

    Foto kaft Lode Van de Velde

    Jaar 2015

    ISBN 9781326461294

  • 3

    Trollen op de Groene Heuvels

    Lode Van de Velde

  • 4

  • 5

    1. Stemmen in het bos

    'Daar was hij weer!' Daan keek naar de witte vlinder met de zwarte stip op elke vleugel. Een koolwitje, wist hij. Dat had hij van zijn opa geleerd, die talloze wandelingen met hem gemaakt heeft en hem dan allerlei dingen aanwees en uitlegde. Zoals hoe je brandnetelprikkels kunt verzachten met een blaadje weegbree, of hoe je op een grassprietje kon fluiten.

    Hij ging de vlinder achterna in het struikgewas, terwijl een zacht briesje hem in de rug duwde. Het kon geen kwaad dat hij niet op het pad bleef, hij kende de Groene Heuvels als zijn broekzak. De vlinder bleef binnen oogbereik, ging een keer op een bloem zitten, zachtjes klapwiekend, om dan verder te vliegen.

    ***

    'Zou het dit keer lukken?' vroeg een fijn stemmetje zich af.

    'Het lijkt er wel op,' antwoordde een ander frêle stemmetje zenuwachtig giechelend.

    'Ik hoop het eindelijk. Nog een tiental meter en hij is er.'

    'Hou je maar al klaar!'

    ***

    Het bos verstomde: de merels stokten hun gezang, de wind hield zijn adem in, vliegjes en hommels gingen zitten om te kijken wat er ging gebeuren.

    'Psst!'

    Daan bleef stilstaan en keek om zich heen. Niemand te bespeuren. De vlinder was rustig op een tak gaan zitten, net buiten het bereik van Daan.

  • 6

    'Psst!'

    Daan keek verward rond. Zou het Wout zijn, die een grapje met hem uithaalde?

    'Wie is daar?' vroeg hij onzeker.

    'Niet bang zijn,' zei een lieve, zachte, maar ook vreemd zoemende stem.

    Daans mond viel open. Even dacht hij dat het de vlinder was die hem aangesproken had, maar dat was behoorlijk onwaarschijnlijk. Zo'n klein beestje kon onmogelijk zo'n stemgeluid voortbrengen.

    'Ik ben de vlinder niet,' zoemde de lieve stem van daarnet.

    Daan schrok nu helemaal: wie het ook was had zijn gedachten gelezen. Nu was hij des te meer op zijn hoede. 'Wie ben je?' vroeg hij vertwijfeld.

    'Het spijt me, ik wilde je niet doen schrikken. Je bent een lieve jongen die van de natuur houdt, en ik wilde je om hulp vragen.'

    Daan was nu al een beetje gerustgesteld, maar speurde toch nog steeds wantrouwig rond. Het bos was nog steeds stil. Alle wezens bleven aandachtig de gebeurtenissen volgen. Behalve de mieren, die bleven naarstig verder werken.

    'Maar wie ben je? Waar ben je?' Daan wist niet meer wat te denken van de hele situatie.

    'Goed, Daan, ik beloof je niet meer zo mysterieus te doen. Nu was het even nodig, je zult mettertijd vast wel begrijpen waarom.'

    'Je... je kent mijn naam?' vroeg Daan verbaasd en ongerust tegelijk. Hij kon niet vatten hoe die stem zijn naam wist, tenzij het toch een grap was van Wout.

    'Wees niet ongerust,' zoemde de stem liefelijk, 'dit is echt geen grap. Ik heb Piëris het koolwitje gevraagd je tot hier te brengen, is het niet Piëris?'

    Promp daarop fladderde het koolwitje omhoog om even later weer neer te strijken op dezelfde plek. Zo'n truc kon Wout

  • 7

    onmogelijk uitgehaald hebben; die wist niet eens wat een koolwitje was en hoe het er uitzag.

    'Hoe ken je mijn naam dan,' vroeg Daan verward.

    'We kennen je hier in het bos al een tijdje, Daan. Al van toen je hier kwam wandelen met je grootvader Marcus.'

    'Dus jij... jij kent opa?'

    'Ja, Daan, inderdaad. In het bos leeft er meer dan je kan vermoeden. Maar Daan, we hebben je hulp nodig, je bent de enige die we kunnen vertrouwen.

    'Maar, ik ben pas 13 jaar. Hoe kan ik jullie helpen? Wat moet ik doen?'

    Net op dat ogenblik ging zijn gsm af. Para-para, ding-ding! Daan haalde de gsm uit zijn jaszak. Een sms van mama: Daan, waar blijf je? Het is al halfzeven, je eten wordt koud!'

    Daan antwoordde snel: Sorry, mama, ik ben nu op de Groene Heuvels, maar ik kom meteen naar huis!

    'Sorry Piëris,' zei Daan tegen het koolwitje, 'en euh... ik weet nog niet hoe jij heet, maar ik moet nu naar huis voor het avondeten.'

    'Ik zal je niet langer ophouden, Daan. Mijn naam is Aurore. Kun je morgen na schooltijd opnieuw naar deze plek komen?'

    Daan was verrast toen hij de naam 'Aurore' hoorde. Hij kende die naam ergens van, maar waarvan? Hij zei er niets van, maar beloofde wel morgen terug te komen. Hij was te nieuwsgierig om dit allemaal zomaar te vergeten en te doen alsof er niets gebeurd was.

    Hij zei nogmaals gedag tegen Aurore en Piëris en haastte zich naar huis. Gelukkig vroegen zijn ouders niet echt wat hij precies gedaan had of waarom hij langer was weggebleven dan normaal.

    Ondertussen was het bos opnieuw tot leven gekomen. De vogels zongen luider dan voordien, de insecten maakten vreugdedansjes in de lucht en de wind speelde dartel met de afgevallen bladeren op de grond.

  • 8

    Pas 's avonds in zijn bed, herinnerde Daan zich waarvan hij de naam Aurore kende: hij had al meermaals een droom gehad, waarin Aurore een rol speelde. Kon hij zich nu maar herinneren waarover die dromen gingen...

  • 9

    2. Het Grote Boek der Natuur

    'Daan!' riep de lerares Wiskunde voor de derde keer door de klas.

    Daan schrok op en prevelde 'Er was een vlinder buiten.'

    De hele klas moest lachen, maar Mevrouw Brandts stond te koken. 'Maak dat je buiten bent! Ga maar verder dromen op de gang!' brieste ze woedend.

    Met een neergeslagen blik verliet hij de klas. Hij durfde de leerkracht niet aan te kijken.

    Op de gang bleven zijn gedachten afdwalen naar Piëris en Aurore. Hij begon zich de dromen opnieuw te herinneren. Op een aangenaam warme lentedag liep hij door het bos, hand in hand met Aurore, maar telkens verdween ze plotsklaps. Het gebeurde zelfs dat hij op zo'n moment wakker werd en de kamer rondkeek, op zoek naar Aurore.

    De bel ging en even later kwam iedereen naar buiten, doch hij moest weer naar binnen. Zijn boekentas stond er immers nog en dus moest hij de confrontatie met Mevrouw Brandts aangaan. Hij was wel opgelucht dat hij niet al meteen naar de directeur werd gestuurd, zoals met Wout wel al was gebeurd. Maar die had een kakelende kip nagebootst toen het bij de les meetkunde over de ellips en de ovaal ging.

    'Daan, je bent een verstandige jongen, ik weet niet wat je bezielt! Je bent nog nooit zo afwezig geweest, wat scheelt er?'

    'Niets,' stamelde hij met een vuurrood hoofd, ondertussen heel hard hopend dat hij er zonder nota in zijn agenda van af zou komen. Anders moest hij het ook nog eens gaan uitleggen tegen zijn ouders.

    'Daan, als taak moet je alle oefeningen van dit hoofdstuk maken tegen volgende les, zodat je niet achterop geraakt. En volgende keer dat je zo zit te dromen, mag je je dromen aan de directeur gaan vertellen!'

  • 10

    Daan zette zijn meest onschuldige en berouwvolle gezicht op en zei 'Ja, Mevrouw Brandts.'

    'Goed! Neem je spullen maar en maak dat je wegkomt!'

    De rest van de dag verliep gelukkig zonder verdere incidenten, al kon hij Piëris en Aurore niet uit zijn gedachten houden.

    Toen Daan het bos inwandelde, was hij het voorval van die ochtend alweer vergeten. Hij begaf zich met een vreemd zenuwachtig gevoel in zijn buik naar de plek waar hij gisteren met Aurore gesproken had. Onderweg bekropen de twijfels hem en werd hij onzeker. Als het nu toch een grap was geweest? Of kon het een droom geweest zijn? Hij had immers al meermaals gedroomd van een Aurore, maar nog nooit overdag. Hij was wel benieuwd naar hoe ze er uitzag. Zou hij haar herkennen uit zijn dromen? Als ze echt bestond, natuurlijk. Want misschien zat hij nu in een soort droom?

    Terwijl hij stapte, leek het alsof vandaag de struiken en andere planten uiteenweken om hem door te laten. Behalve de koppige brandnetels uiteraard.

    Aangekomen op dezelfde plek als de dag ervoor, zei hij zachtjes 'Aurore'. Aanvankelijk gebeurde er niets. Daan keek vertwijfeld rond, begon te denken dat hij het zich allemaal ingebeeld had en overwoog rechtsomkeer te maken. Niet lang erna kwam Piëris aanfladderen, vloog een keer om zijn hoofd heen en dan de struiken in, wat verder de heuvels op. Daan zei zachtjes haar naam en volgde haar de struiken in. Midden in een open veld ging ze op een klaproos zitten. Nu pas merkte hij dat hij meer konijntjes zag dan anders: ze leken helemaal niet bang te zijn voor zijn aanwezigheid. Hij voelde zich er zelf ook beter bij, alsof hij zo meer deel uitmaakte van al de natuur rondom hem.

    Daan kreeg zin om voorzichtig naar één van de konijntjes toe te stappen om het te aaien, maar ze waren zo druk in de weer, dat hij ze maar liever niet stoorde.

  • 11

    'Bedankt dat je ze met rust laat,' hoorde hij plots Aurore's zachte zoemstem. Ze zijn druk in de weer om hun kroost te voeren.

    'Graag gedaan,' zei Daan zacht, terwijl hij om zich heen keek in een poging te zien vanwaar de stem kwam en hoe diens eigenaar er uitzag.

    'Bedankt ook om terug te komen,' vervolgde Aurore. Je weet niet hoe belangrijk dit is voor ons.

    'Graag gedaan,' zei Daan nogmaals beleefd. 'Maar hoe kan ik helpen? Wat moet ik doen?'

    'Wel,' zei Aurore, 'dat is een lang verhaal. Ik zal nu even kort de hoofdzaak uitleggen, de rest vertel ik later wel, wanneer we meer tijd hebben.'

    Daan knikte en Aurore begon te vertellen.

    'Mijn zusje Erica en ik zijn nimfen.'

    Daan hoorde nu een tweede, giechelende stem 'Hallo, dag Daan' zeggen, maar hij zag helaas nog steeds niemand. Toch leek hij een soort van vertrouwde aanwezigheid te voelen.

    'Kijk goed,' zei Aurore. 'Wij zijn een soort van natuurwezens, en meer bepaald nimfen. Wij zijn een deel van wat jullie de natuur noemen, maar dan het deel van de natuur dat jullie niet kunnen zien. Wij zorgen ervoor dat de bloemen 's ochtends opengaan, dat er dauwdruppels op de velden komen en in de lente maken wij de dieren wakker uit hun winterslaap.

    'Waauw,' zei Daan, 'dat wist ik helemaal niet.'

    'Dat klopt,' zei Aurore, 'er zijn maar heel weinig mensen die hier van weten.'

    'Weet mijn grootvader hiervan?'

    'Ja,' zei Aurore, 'hij heeft ons al eens geholpen in het verleden, en wij hem, maar dat vertellen we later wel eens. En hij zal vast wel van plan geweest zijn hierover te vertellen tegen je.'

    'Ja,' mijmerde Daan, 'maar hoe zien jullie er eigenlijk uit? Zijn jullie onzichtbaar ofzo?' Daan brandde van nieuwsgierigheid.

  • 12

    'Kijk goed,' zei Aurore, 'we zullen ons eventjes laten zien, maar niet te lang, want dat kost ons veel energie.'

    'Wij staan nu vlak voor je,' zei Erica.

    En ja, een kleine meter vóór Daan verschenen plots twee gedaantes. Eerst zag hij niets, dan werden de vormen duidelijker en duidelijker, alsof het licht zich samentrok en er zo schaduwen ontstonden.Wat hij zag, kon je het best vergelijken met figuren van doorzichtig glas of hologrammen. Je kon dwars door hen heen kijken, maar toch waren ze er. De twee mooie wezens die vóór hem stonden, leken lichtjes op en neer te bewegen en te pulseren. Daan zag twee paar mooie, grote ogen in een rond gezicht, een brede, platte neus, kleine oortjes maar met grote openingen, die net zoals ogen konden worden afgesloten met een soort van "oorleden", in plaats van "oogleden". Verder hadden ze net als mensen twee armen en twee benen, maar de handen en voeten waren groter, fijner vertakt en zagen er veel handiger uit: langere, maar toch elegante vingers en tenen die naar alle kanten leken te kunnen plooien om dingen vast te nemen.

    Zodra Daan ze goed had kunnen bekijken, losten ze plots op in de lucht, maar hij zou de aanblik nooit vergeten. Vooral de liefelijke ogen die hem zo vol vertrouwen aankeken en de gulle glimlach om hun lippen. Daan was helemaal betoverd. Zoiets had hij nog nooit gezien. Hij wilde voorzichtig naar vóór gaan om hen aan te raken, maar ze waren even ijl als de lucht.

    'Hihi,' giechelde Erica, 'je kriebelt.' Daan en Aurore moesten ook lachen.

    Dan werd Aurore weer ernstig. 'Wij zijn lichtwezens, Daan. Je kan ons niet voelen, behalve een beetje wanneer we ons laten zien, maar dat put ons zo hard uit, dat we dat zoveel mogelijk vermijden. Het is ook niet echt nodig, je hoort ons zó ook wel.'

    Daan knikte instemmend met zijn hoofd en Aurore vertelde verder.

  • 13

    'Zoals je weet, maken wij de dieren wakker uit hun winterslaap. We doen dat met speciale spreuken uit een groot boek, die in jullie taal het Groot Boek der Natuur zou heten.

    'Ik heb zo´n boek van opa gekregen,' zei Daan enthousiast.

    'Dat klopt,' zei Aurore, 'maar dat is een mensenboek, daar staan geen spreuken in. Nu, van die spreuken ken ik er heel wat, maar in dat boek staat ook nog hoe alle drankjes en andere middeltjes moeten worden gemaakt om ons werk te kunnen doen. Dat boek moeten we echt terug zien te krijgen.'

    'Zonder dat kunnen we nooit alle dieren uit hun winterslaap halen en dat zou een ramp zijn,' vulde Erica aan. 'En stel je voor dat vanaf volgende lente geen enkele bloem nog zou kunnen bloeien! Alle leven op aarde zou gewoon stilvallen. Geen bloemen betekent ook geen zaden en vruchten: geen appels, eikels, graan, kool, wortelen, en uiteindelijk zullen ook de mensen geen eten meer hebben.'

    Daan begreep het. 'Maar wat is er dan met dat boek gebeurd?' vroeg hij.

    'De trollen hebben het gestolen uit het huis van onze Meester, een grote Magiër,' zei Aurore met nog steeds een krop in de keel.

    'Trollen?' vroeg Daan. 'Bestaan die dan echt?'

    'Goed.' zuchtte Aurore. 'Ik zal zoveel mogelijk proberen te vertellen, maar de tijd dringt, dus probeer me niet te onderbreken. Akkoord?'

  • 14

    3. Trollen op de Groene Heuvels!

    Aurore haalde even diep adem en begon aan haar verhaal. Daan luisterde aandachtig en knikte slechts af en toe.

    'De trollen komen oorspronkelijk uit Scandinavië. Ze werden door de eeuwen heen echter te talrijk en maakten onderling vaak heftige ruzies. Daarom begonnen ze uit te zwerven naar andere landen. Op hun reizen vernamen ze op één of andere manier over het bestaan van het Grote Boek der Natuur. Sindsdien is een groepje trollen ernaar op zoek gegaan. De reden is heel eenvoudig: trollen gedijen het best in koude en donkere gebieden. Door het boek te stelen, kunnen ze ervoor zorgen dat er geen lente meer komt. Het zal koud blijven, de dieren blijven in hun winterslaap, de bomen, bloemen en planten zullen niet meer bloeien enzovoort.

    De trollen zijn ook al geruime tijd begonnen om kippen te stelen bij de boeren, die de schuld onterecht bij de vos leggen. Daarom willen ze de vos uitroeien, waardoor deze arme dieren in deze streek dreigen uit te sterven. Zo zijn er heel veel veranderingen op komst en dit is nog maar het begin.

    Je weet dat de mens veel schade aanricht in de natuur?' Daan knikte blozend en keek van schaamte omlaag. 'Maar dit is nog duizend maal erger,' ging Aurore voort. 'De natuur kan zich wel herstellen van vervuiling, en er komt steeds minder natuur, hoe erg dat ook is, maar we moeten er alles aan doen om een nieuwe ijstijd te voorkomen.'

    Daan voelde een rilling over zijn lijf gaan en knikte heftig 'ja'.

    'In de winter zijn de trollen het sterkst en wij nimfen het zwakst. Drie maand geleden, in februari van dit jaar, zijn de trollen hier op de Groene Heuvels het huis van onze Meester binnengestormd. Hij heeft zich uit alle macht proberen te verzetten, maar de trollen konden hem overmeesteren en zijn er met het boek vandoor gegaan. Onze Meester is er heel erg aan toe en zonder dat boek kunnen we hem niet genezen. We verzorgen hem dagelijks, maar we krijgen hem niet wakker. Gelukkig is het nu lente – bijna zomer – en dan zijn wij sterker dan de trollen. Godzijdank hadden

  • 15

    we voldoende voorraad van onze drankjes voor deze lente, maar we zullen niet genoeg hebben voor volgend jaar.

    'Waar is het boek nu dan?' vroeg Daan.

    'De trollen hebben hun kamp niet zo ver hier vandaan opgeslagen, in het dennenbos over de spoorweg.' Daan knikte. Hij kende het bos, het was er inderdaad veel koeler en donkerder.

    'Maar hoe krijgen we het boek terug? Waarom hebben de trollen het nog niet vernietigd?'

    'Zolang onze Meester nog leeft, kunnen ze het boek niet vernietigen. Daarom wordt hij ook zwaar bewaakt, zodat ze hem niet kunnen doden.

    De meeste dieren staan gelukkig aan onze kant en de alven zijn uitstekende wakers.'

    'Wat zijn alven?' onderbrak Daan voorzichtig.

    Erica legde het even uit. 'Een alf is ook een natuurgeest, net zoals wij nimfen, maar zij hebben andere taken. Ze zijn veel sterker dan wij en controleren of alles goed gaat. Daarom zijn het ook goede bewakers.'

    Aurore ging verder met haar verhaal. 'De alven zullen jou opleiden om ons te helpen. Van hen zal je leren boogschieten, spoorzoeken en nog veel meer.'

    Daan werd een beetje bang. Moest hij werkelijk gaan vechten tegen trollen?

    Erica merkte het en stelde hem gerust. 'Wees niet bang, Daan, trollen kunnen niet veel beginnen tegen mensen. We hebben je vooral nodig om het boek te zoeken terwijl wij de trollen weglokken uit hun nest. Dan ga je met het boek naar huis en verstop je het goed. Trollen durven zich toch nooit lang in de buurt van mensen te begeven.'

    Plots voelde Daan dat zijn arm zachtjes werd vastgenomen en opzij getrokken. Hij zag echter helemaal niets. Het moest Erica, of Aurore zijn. Deze laatste fluisterde in zijn oor: 'Vanaf nu moeten we uiterst voorzichtig zijn. Trollen zouden ons kunnen bespioneren.

  • 16

    Vandaar ook dat we vandaag op een andere plek samenkomen dan gisteren en morgen ontmoeten we elkaar alweer ergens anders.'

    Daan knikte begrijpend. Aurore vervolgde. 'Maar voor alle zekerheid zal Ingwald morgen reeds beginnen met je opleiding boogschieten. Zorg er intussen voor dat alle spinnen uit je kamer zijn, want die beesten zijn niet te vertrouwen. Ze hebben ons al eerder verraden in de strijd tegen de trollen.' Vervolgens sprak Aurore weer op gewone toon. 'Goed. Voorlopig hebben we genoeg gepraat. Je zult waarschijnlijk toch naar huis moeten gaan.'

    Daan keek op zijn gsm naar het uur. 'Oei,' zei hij geschrokken, 'het wordt al laat. Ik moet inderdaad dringend naar huis.' Hij wilde Aurore een kusje op haar wang geven, maar dat ging natuurlijk niet. Hij zei dan maar onhandig 'Dag, Aurore, dag, Erica,' keek nog even om in de ijdele hoop hen nogmaals te zien en vertrok snel naar huis.

    Daan stapte flink door naar huis. Onderweg kon hij even bekomen van alles wat hij gisteren en vandaag gehoord en gezien had. Het allerliefst zou hij er eens met opa over willen praten, die wist er blijkbaar meer van. Hij zat echter al een tweetal jaar in een rusthuis, gelukkig niet zo ver hier vandaan. Maar hoe kon hij er op zijn eentje naartoe, zonder zijn ouders? Hij was er immers nog nooit zonder hen naartoe geweest, ook al wist hij de weg wel. Het was eenvoudigweg de gewoonte dat ze samen overal naartoe gingen, tenminste wat famieliebezoekjes betrof. Maar... daar kon verandering in komen. Hij was immers geen kleine jongen meer. En tegen zijn thuiskomst, had hij een plannetje uitgedacht.

    'Mama, papa, mag ik woensdag eens alleen naar opa fietsen? Dan kan ik hem interviewen voor Geschiedenis. We moeten een werkstuk maken over de tweede wereldoorlog.' Daan vond het een heel mooi excuus, maar dat was buiten zijn oudere zus Shana gerekend, de wijsneus!

    'Oh, maar vorig jaar heb ik dat niet moeten maken hoor, bij Mevrouw De Belder.' Daan had haar de keel wel kunnen dichtknijpen, maar kon zijn gezicht gelukkig in de plooi houden.

  • 17

    'Ja, maar er is een herdenking van de eerste wereldoorlog. Daarom moeten we iemand interviewen die een oorlog meegemaakt heeft om een idee te krijgen van hoe dat was.'

    Shana moest zich er zonodig verder tussen mengen. 'Als opa er nog iets van afweet natuurlijk, want met zijn geheugen...'

    Gelukkig schoot toen zijn mama te hulp. 'Zijn geheugen van nu is inderdaad slecht, maar van vroeger weet hij alles nog en hij kan er uuuuren over vertellen.' Daar had ze gelijk in. Hij vertelde soms een verhaal voor de derde of vierde keer, maar zijn opa was wel heel lief en het bleef altijd wel boeiend.

    Papa vond het echter een minder goed idee. 'En je atletiektraining dan?' vroeg hij. Die training mocht Daan natuurlijk nooit missen. Hij moest en hij zou sporten van zijn papa en atletiek leek hem nog het minst erge. Daan was namelijk nogal groot en kon eigenlijk best goed lopen. Maar, deze reactie van papa paste perfect in zijn plan.

    'Mag ik dan zaterdag, terwijl jullie gaan winkelen? Het is voor school,' voegde hij er nog aan toe als extra argument. Hij vermoedde dat het nu wel zou mogen van papa. School en atletiek zijn nu eenmaal heilig. En ja, hoor!

    't is goed,' zei zijn vader, we zullen je ginder afzetten en ondertussen gaan wij boodschappen doen. We komen je dan wel terug oppikken wanneer we klaar zijn met winkelen.'

    'Danku, papa!' Daan was tevreden: zijn plannetje was geslaagd! Eerst de atletiektraining in gevaar brengen, daarna over school beginnen en alles verloopt zoals gewenst.

    Terwijl Daan hielp met de afwas, dacht hij aan Aurore en Erica. Zo'n wezens had hij nog nooit gezien, zelfs niet in films of games. Ze waren kleurloos en hij kon dwars door hen heen kijken. Ze hadden zo'n lief gezicht en mooie, stralende ogen. Vooral Aurore vond hij lief, de ander was een beetje te giechelig. Ze hadden ook mooi, lang haar dat tot over hun schouders hing.

  • 18

    'Hé, dromer!' zei Shana luid, terwijl ze hem met de keukenhanddoek om zijn oren sloeg. 'Je staat al vijf minuten hetzelfde bord af te drogen, hahaha! Daan is verlie-iefd, Daan is verlie-iefd!'

    'Niet waar,' zei Daan. Ik was gewoon aan mijn huiswerk aan het denken en wat ik allemaal moet vragen in het interview.

    'Oh ja? En waar blijf je de laatste tijd dan zolang na school?' vroeg Superwijsneus nummer één. Hoe moest Daan zich hier weer uit zien te praten?

    'Pff! Ik ben na school wat blijven praten met vrienden, mag dat? Kan ik er wat aan doen dat ik wèl vrienden heb en jij niet?' sneerde Daan.

    'Gemenerd,' riep Shana en wilde hem nogmaals met de handdoek slaan, maar Daan was dit keer sneller, riste de handdoek uit haar handen en sloeg haar rond de oren.

    'STOP!' riep hun moeder. 'Ik ben dat geruzie van jullie beu! Nog één kik en jullie gaan alletwee naar jullie kamer zonder televisie of games.' Zo zorgde mama er altijd wel voor dat ze weer overeen kwamen.

    Daan en Shana deden rustig verder; ze moesten wel solidair zijn voor hun eigen bestwil. Na de afwas ging Daan naar zijn computer en zocht informatie over nimfen en alven, maar hij vond niets dat hem echt hielp. Enkel oude volksverhalen, mythologie en vreemde, esoterische websites. De afbeeldingen die hij vond, kwamen ook totaal niet overeen met wat hij met zijn eigen ogen had gezien.

    Met het beeld van Aurore in zijn gedachten, viel hij in slaap.

  • 19

    4. Opleiding Boogschieten

    'Psst!' Daan was van de atletiekpiste naar het bos aan het fietsen. Hij had zich na de training zo snel mogelijk omgekleed en zonder nog een drankje te nemen in de cafetaria of met de anderen te blijven praten, was hij vertrokken. Naast een leegstaand huis stond een man met een zwarte sweater en een kap die zijn gezicht verborg. Daan vertraagde een beetje, maar bleef uiterst alert zodat hij elk ogenblik razendsnel kon wegracen, moest het nodig blijken. Hij mocht immers niet met vreemde mensen praten.

    'Daan,' zei de man nu, en Daan stopte. Hij kende zijn naam, dat was al een goed teken, maar wie was het? En dan begreep hij het: hij moest Ingwald zijn. Hij herkende nu ook het zoemende in de stem dat Aurore en Erica ook hadden, al was deze stem wel wat dieper.

    'Ingwald?' vroeg Daan.

    'Ja,' zei Ingwald ongeduldig, terwijl hij druk teken deed dat Daan hem moest volgen. Hij stapte af en ging met de fiets aan de hand naar Ingwald. Hij had een vreemd, donker gezicht onder de kap. Geen mensengezicht, maar veel spitser, met dringende ogen die zich meer op de zijkant van zijn hoofd bevonden, bijna zoals van een vogel. Zo had hij wellicht een veel breder gezichtsveld. Nu begreep Daan ook waarom alven zo'n goede wakers waren. Bovendien leek zijn huid ook veel hoornachtiger dan van mensen.

    Achter het huis lagen pijl en boog klaar en stond een doelwit op hem te wachten.

    'Ik ben Ingwald, ik kom je leren hoe je met trollen moet omgaan en hoe je moet boogschieten. Zijn stem had wat weg van een bromvlieg. Zijn lichaam was struis, pezig en redelijk groot, bijna een hoofd groter dan Daan zelf, die voor zijn leeftijd toch ook al aan de grote kant was.

  • 20

    'Goed,' zei Daan een beetje ongemakkelijk. Hij wist zich niet goed een houding af te meten tegenover de grotere maar vooral nog onbekende Ingwald.

    'Bedankt dat je ons wil helpen,' zei Ingwald tot Daans opluchting.

    Daan knikte trots en zwoor bij zichzelf dat hij zijn uiterste best zou doen.

    'Trollen leven bij voorkeur 's nachts, diep verscholen in donkere bossen. Wanneer het dag wordt, trekken ze zich terug. Behalve in de winter, tijdens donkere en koude dagen, dan zijn ze sterker. Ze worden stouter en durven dan op sombere, bewolkte dagen ook wel eens overdag uit hun nest komen.

    'Maar hoe komt het dat niemand hier trollen of alven gezien heeft?'

    'Een heel goede vraag,' antwoordde Ingwald geduldig. 'Dat wat de mensen van de wereld en de Natuur kunnen zien, is slechts heel beperkt. Jullie zien natuurlijk de bloemetjes en de bijtjes, de bomen en de konijntjes, maar er is nog veel meer dan dat. Vergelijk het met wat jullie je lichaam en geest noemen. Je geest kun je niet zien, maar op één of andere manier is die er wel. Wij natuurwezens, nimfen, alven, magiërs hebben een andere verschijning. Jullie wetenschapsmensen zouden kunnen zeggen dat wij op een ander energieniveau vibreren. Daan verstond er niet veel van, maar begreep het vibreren wel; dat had hij bij Aurore en Erica ook opgemerkt. Waar zouden ze nu zijn, vroeg hij zich af. Wellicht druk aan het werk in de natuur.

    Ingwald vervolgde zijn uitleg. Wij alven kunnen ons aan het energieniveau van de mensen aanpassen, een beetje zoals een kameleon die van kleur kan veranderen. Nimfen kunnen dat maar héél eventjes en slechts gedeeltelijk, maar zij kunnen dan weer andere, fijnere dingen waar wij alven niet goed in zijn. Daan was benieuwd wat dat zou kunnen zijn, maar Ingwald ging er niet verder op in.

    'Trollen kunnen net als nimfen niet lang van energieniveau veranderen, maar zitten helaas wel op hetzelfde energieniveau als

  • 21

    hen. Gelukkig zijn de trollen eerder winterse nachtwezens en de nimfen eerder zomerse dagwezens, zodat het zelden tot een conflict komt. Tot onlangs natuurlijk de trollen het Grote Boek der Natuur kwamen roven.' Ingwald sprak nu met een killere stem van ingehouden woede. Maar we gaan ons niet laten doen! We moeten en zullen het boek terughalen, koste wat kost!'

    Daan knikte, maar vroeg zich tegelijk af hoe hij de trollen dan wel zou kunnen zien.

    Ingwald haalde iets uit de zak van zijn sweater. 'Hier is een speciale bril, gemaakt van een bijzonder soort kristal. Zoals je misschien weet, hebben kristallen ook hun eigen vibraties. Klassieke horloges bijvoorbeeld werken met de trillingen van een kwartskristal. Met deze bril ga je een ander, verborgen gedeelte van de natuur kunnen zien, maar wees er voorzichtig mee, hij is heel breekbaar!'

    Daan knikte nogmaals en pakte hem uiterst voorzichtig aan. Het zag er uit als een gewone bril, maar de glazen waren lichtjes groen. Toen hij hem opzette, zag hij nog steeds het verlaten huis, de bomen en het gras, maar hij zag ook een soort van gloed overal omheen hangen. Er bewogen ook andere, doorzichtige vormen rond hem heen, die hij zonder bril nog nooit gezien had. Hij zette de bril weer af en op om het verschil te zien. Het was wonderbaarlijk!

    Ingwald vroeg de bril terug en stak hem weer weg. 'Nu gaan we eerst leren boogschieten, daarna zullen we het woud gaan verkennen om de trollen te bestuderen.' Daan huiverde een beetje bij de gedachte, maar hield zich flink.

    'Zó neem je de boog vast,' toonde Ingwald. 'En je staat met je benen lichtjes uit elkaar, je linkerbeen naar voor en je zakt een beetje door je knieën, zodat je steviger staat.' Ingwald duwde zachtjes tegen Daan, die nog gewoon recht stond, en zijn evenwicht verloor. 'Ga nu zó staan zoals ik je voordeed.' Daan zette zijn voeten een beetje zoals bij de atletiektraining vóór de sprint, maar dan minder diep door de knieën gezakt. Ingwald duwde opnieuw zachtjes tegen Daan en knikte goedkeurend.

  • 22

    'Zie je dat je zó steviger staat? Ik kan langs alle kanten duwen, maar je blijft veel stabieler staan. Dit is belangrijk om goed te kunnen blijven staan op verschillende ondergronden èn om minder last te hebben van de wind.' Daan begreep het en knikte.

    Ingwald gaf de boog aan Daan en zei: 'Nu gaan we aanleggen en schieten. Kijk goed met je linkeroog langs de pijl naar het doel. Aanspannen, en loslaten!'

    De pijl vloog, zoals te verwachten voor een eerste keer, naast het doel. In een flits stond Ingwald bij het doel en weer naast Daan, mét de pijl. Daan kon zijn ogen niet geloven.

    'Goed. Je weet hoe je moet staan, je weet hoe je de boog moet vasthouden en opspannen. Nu moet je je leren concentreren. Je moet je gedachten, àl je gedachten focussen op het doel en enkel op het doel. Als je denkt aan een vlinder die fladdert, de wind in je haren, iets dat jeukt aan je arm of je been, zul je zelden het doel raken zoals het hoort. Hang de boog even over je schouder en kijk enkel naar het doel. Als je aan niets anders denkt, zeg je 'Ja.'

    Daan probeerde het. De eerste 'Ja' was nog vertwijfeld, daarna klonk het al beter, resoluter. Ingwald liet hem een tiental keer 'Ja' zeggen, even wegkijken van het doel en terugkijken, een keer rond draaien en opnieuw focussen op het doel.

    'Neem nu de boog, leg een pijl aan, span op en richt. In plaats van 'Ja' te zeggen als je helemaal gefocust bent, laat je los en schiet. Dit keer zat de pijl op het doelwit. Niet in de roos, maar toch al op het blok. Daan was blij en kreeg er moed in.

    'Zeer goed,' prees Ingwald. 'Nu is het enkel nog oefenen. Je moet je boog gewoon worden, zodat die een verlengstuk van jezelf wordt, net als je mes en vork tijdens het eten.'

    Daan merkte dat hoe meer hij geconcentreerd was, hoe dichter hij bij de roos kwam.

    'Heel goed, Daan! Probeer elke dag zoveel mogelijk te oefenen. Verstop de boog als je klaar bent tussen de struiken achter het doelwit. Morgen gaan we het bos verkennen en de dag erna gaan we de trollen bespioneren.

  • 23

    Daan vond het wel spannend en angstwekkend tegelijk. Hij had het soort films waarin een zogenaamde held de wereld moest redden al zo vaak gezien en vond het doorgaans maar stom en overdreven. En nu zat hij zelf midden in zo'n soort situatie!

    'Tot morgen,' zei Ingwald en flitste weg vooraleer hij kon vragen waar of wanneer. Dan herinnerde hij zich dat het wellicht geheim moest blijven, dus sprong hij op zijn fiets zodra hij de boog goed verstopt had en reed naar huis.

    ***

    In het dennenbos lagen twee stukken van een afgezaagde boom naast een platte boomstronk, die als tafel dienst deed. Op een bordje stond "Ravin' Tola" in runenschrift – een typische naam voor een trollenbar.

    Yksi1, Kaksi en Kolme zaten er een soort bier te drinken en waren ondertussen hevig aan het discussiëren. Zoals bij trollen de gewoonte was, stampten ze hierbij regelmatig op de grond om hun woorden kracht bij te zetten.

    'Ze zijn iets van plan!' gromde Yksi.

    'Ze kunnen het boek toch niet afpakken van ons, zei Kaksi zelfzeker.

    'Ik vind het maar niets. Ze hebben contact gelegd met dat mensenkind,' brieste Yksi.

    'Ach, wat kan een mensenkind van een jaar of 12 tegen ons beginnen?' schaterde Kolme. Hij plast waarschijnlijk nog in zijn broek en is nog bang in het donker. Kaksi en Kolme lachten luid, lieten een boer en moesten daardoor nog harder lachen.

    'Ik vind dat we hem eens goed bang moeten maken,' besloot Yksi ernstig. Hij was de baas van dit trollengezelschap. Kaksi en Kolme waren goede vechters, maar helaas niet al te slim, hetgeen ook een beetje eigen is aan de trollen.

    1 Yksi: uitspreken als "Uksi".

  • 24

    'Hoe gaan we hem bang maken?' vroeg Kaksi. Dit was zijn lievelingswerk: mensen bang maken...

  • 25

    5. Oorlog op komst!

    Donderdag tijdens het oefenen van boogschieten – de roos kwam al dichterbij, kwam Piëris weer aangefladderd. Daan verstopte zijn boog en volgde het koolwitje zonder iets te zeggen. Aan de rand van het bos vloog Piëris omhoog en werd Daans hand vastgenomen en meegetrokken. Hij zag niemand, maar vermoedde dat het Ingwald was. Hij liep zo snel hij kon om de ander bij te houden. De atletiektraining kwam nu echt wel van pas!

    Midden in het bos, bij een afgezaagde boomstronk en twee stukken boomstam, kwamen ze tot stilstand. Tenminste, dat dacht Daan. Hij was nog maar net gaan zitten op een boomstronk om op adem te komen, toen ditmaal twee handen hem vastpakten en hem terug wegtrokken van deze plaats. Daan was te verbouwereerd om zich te verzetten. Bij een paardenweide kwamen ze tot stilstand.

    'Daan, je was door een trol meegetrokken!'

    Daan schrok. Ik dacht dat jij het was!

    'Dat kon je inderdaad niet weten. Let daarom goed op mijn woorden. Als dieren zich plots vreemd gaan gedragen, betekent dit gevaar. Daarom moet je de gedragingen van de dieren goed observeren. Toen daarstraks Piëris plots omhoog vloog, was dat omdat er gevaar dreigde. Volgende keer moet je zeker maken dat je wegkomt als je zoiets tegenkomt.

    'Bedankt om me te redden, Ingwald.'

    'En Rowald,' zei een tweede stem. 'Aangenaam kennis te maken.'

    De twee alven lieten zich nu zien. Rowald had best wel een broer van Ingwald kunnen zijn. Enkel de ogen hadden een andere kleur en hij had een iets meer gedrongen gestalte. Misschien wel een jongere broer ofzo?

    'Bedankt Rowald,' zei Daan respectvol.

    'Ik moet nu weg, Daan. Rowald zal je meer over de dieren, de trollen en het bos leren.'

  • 26

    'Juist. Boogschieten is Ingwalds specialiteit. Kom mee, dan gaan we hier even liggen.' Daan fronste zijn wenkbrauwen, maar gehoorzaamde. Ondertussen verdween Ingwald.

    'Sluit nu je ogen en let niet alleen op wàt je hoort, maar ook wààr je het hoort. Ik zal je een voorbeeld geven. Nu hoor ik een merel recht vóór me, ik bedoel, voorbij de plaats waar mijn voeten liggen. Rechts van me hoor ik krekels tsjirpen in het gras.' Rowald leerde hem nog een aantal geluiden en zei toen: 'Nu jij.'

    'Een koekoek linksachter me,' zei Daan, die het spelletje wel leuk vond. Rowald gaf een stille, goedkeurende 'Uhu.' 'En rechts van me, nu vóór me, zoemt een bij.'

    'Goed. Doe nog even voort. Hoor je die merel van daarnet? Aan de overkant van de weide is een merel die antwoordt. Probeer er vanaf nu niet alleen op te letten waar je wat hoort, maar ook hoe ver ze zich bevinden. De tweede merel klinkt stiller dan de eerste en is dus verder weg.' Daan knikte.

    'Zo kan je je ook beter oriënteren. En nog belangrijker: weten waar er gevaar dreigt. Dieren hebben hun eigen taal om gevaar te signaleren. Een hond blaft, een konijn stampt op de grond. Als een konijn stampt of een hond blaft, zal de krekel niet stoppen met tsjirpen, zij moeten oppassen voor andere vijanden, akkoord?'

    'Dat begrijp ik,' antwoordde Daan. Dit herinnerde hij zich van op school en de wandelingen met opa.

    'Mààr,' benadrukte Ingwald, even zwijgend om de volgende boodschap goed te laten doordringen: 'als ergens àlle dieren tegelijkertijd zwijgen, schuilt daar het grootste gevaar: dan kun je er voor wedden dat de trollen daar bezig zijn. Op deze manier weet je ook ineens wààr die zich bevinden.'

    'En onweer dan?' vroeg Daan.

    'Het verschil met onweer zie je wel als je in de lucht kijkt. En bij een onweer zijn verschillende dieren zoals honden en paarden zeer onrustig.

    'Oh ja, dat is waar,' gaf hij toe.

  • 27

    'Welnu, dit is voldoende voor vandaag. Jij moet nu hoogstwaarschijnlijk naar huis. Maar, let er vanaf nu op dat je steeds naar je omgeving luistert. Niet alleen als je stil ligt in het gras, maar ook wanneer je wandelt en tijdens het fietsen. Op de duur zal je ook niet meer verloren lopen als je goed op alle geluiden let.

    'Goed, ik zal mijn best doen. Maar, hoe komt het dat de trollen me daarstraks mee konden nemen? Ben ik nog veilig thuis?'

    'Oh ja, goede vraag. Aangezien de Meester verzwakt is en de trollen het Grote Boek der Natuur in hun bezit hebben, lijken ze sterker geworden. Vermijd daarom het donkere bos als je alleen bent. Trollen zijn gelukkig heel mensenschuw en zullen je huis zeker niet binnenvallen. Volgens mij wilden ze je enkel bang maken. Ingwald denkt er ook zo over. Trollen kunnen nooit lang hun energieniveau wijzigen, wees dus maar niet bang. Laten we tenslotte afspreken dat wanneer Ingwald of ik je komen halen, dat we dan drie keer kort in je hand knijpen. Van zodra je iets vreemds opmerkt, zorg je ervoor dat je zo snel mogelijk wegkomt. Afgesproken?'

    'Afgesproken. Tot morgen dan!'

    'Tot morgen,' zei Rowald, terwijl hij al weglopend zijn zichtbare gedaante reeds liet verdwijnen. 'En denk erom: niet alleen je ogen, maar ook je oren gebruiken!' riep hij nog achterna.

    Zo snel hij kon, liep Daan naar zijn fiets en koerste naar huis.

    Ditmaal geen opmerking over zijn laatkomen, ze waren het misschien al gewoon, maar zijn mama had wel iets anders gezien...

    'Daan! Hoe komt het dat je hemd zo groen is achteraan? Ik weet niet of ik dat er nog uit kan wassen!'

    Oei, wat nu gedaan? Gelukkig kon Daan snel denken. 'Oei mama, het spijt me,' zei Daan bedremmeld. 'Ik heb met Wout in het gras gelegen. We waren aan het denken om een kamp te maken bij het bos.'

    'Geef hier dat hemd, zodat ik het kan laten inweken. Voor dat kamp, dat is goed voor mij, maar doe dan in't vervolg eerst

  • 28

    speelkleren aan, oké? Volgende keer kom je er niet zo makkelijk van af, heb je dat gehoord?'

    'Ja, mama.' Daan haalde opgelucht adem. Dit betekende meer tijd om buiten te zijn zonder lastige vragen. Zolang hij maar braafjes 'Ja, mama, nee, mama' zei, lieten ze hem gelukkig meestal wel met rust. Daan was nu ook niet echt ongehoorzaam van aard en haalde doorgaans wel goede cijfers op school.

    ***

    Yksi, Kaksi en Kolme zaten in de Ravin' Tola samen met Neljä, Viisi2 en Kuusi3 en spraken druk door elkaar. Op de tafel, de afgezaagde boomstam dus, stond een hoop lege en volle kruiken bier door elkaar. Yksi boerde luid.

    'Dat mensenkind wordt veel te zwaar bewaakt. Het is niet normaal dat ze samenwerken met mensen. Ze voeren echt iets in hun schild!

    'Dit betekent maar één ding: oorlog!'

    'Juist! We moeten versterking vragen aan de andere trollen in de omstreken.'

    'Inderdaad. We moeten het boek beter bewaken en we moeten hun Meester doden. Zo snel mogelijk. We kunnen onmogelijk wachten tot de herfst, dat duurt nog veel te lang.'

    ***

    2 Viisi : uitspreken als 'viesi'. Een dubbele 'i' is gewoon een lange 'ie', zoals 'oo' in het Nederlands een lang 'o' is. 3 Kuusi: uitspreken als 'koesi'. De 'u' wordt 'oe' uitgesproken. Dubbele 'u' is een langere 'oe'.

  • 29

    Aurore, Erica, Ingwald, Rowald en tientallen andere nimfen, alven en andere natuurwezens zaten in een kring op een zonnige weide. Ze hadden elkaars hand gepakt en konden daardoor heel snel met elkaar van gedachten wisselen, zonder ook maar één woord uit te wisselen. Zo kon geen enkele trol, bosgeest of andere spion hen afluisteren. Was Daan erbij geweest, dan had hij met de speciale bril één pulserend energieveld gezien hebben rond de kring, dat constant in beweging was, naargelang wie het laatst een gedachte had rondgestuurd en wie er daarna op antwoordde. Sommigen knikten daarbij heftig met hun hoofd. Je kon zien dat het menens was.

    Aan het einde van de vergadering stond iedereen op, met de handen nog steeds in elkaar. Zo wandelden ze tegelijk naar het midden van de cirkel om elkaar te groeten. Daarna maakten de nimfen hun eigen cirkel om te groeten. De alven pakten elkaars hand stevig vast, zoals bij echte strijdmakkers, met de onderarmen tegen elkaar en de gebalde vuisten op schouderhoogte. Ze waren helemaal klaar voor de strijd!

    Ook de nimfen hadden nu een uiterst ernstig gezicht en niet langer het zorgeloze snoetje van anders. Er was oorlog op komst!

  • 30

    6. Trollen en Runen

    Vrijdag was het zover: Daan ging met Ingwald de trollen bespioneren. Hij was zelfs vóór de wekker wakker en dit was zijn eerste gedachte geweest. Op school moest hij zijn uiterste best doen om zijn aandacht bij de lessen te houden. De dag kroop maar langzaam vooruit. Eindelijk was het halfvier en stoof Daan de trappen af, naar zijn fiets. Dit keer gelukkig geen aanvaring meer met Mevrouw Brandts. Net zoals bij het boogschieten, kon hij zich ook focussen op de les.

    Daan fietste naar het alleenstaand huis en begon te oefenen met boogschieten. Hij was een beetje teleurgesteld dat Ingwald of Rowald nog niets van zich had laten zien of horen. Na een kwartiertje werd hij toch ongerust en herinnerde zich wat Rowald hem geleerd had: luisteren naar de omgeving. Niet alleen je ogen, maar ook je oren gebruiken.

    Hij luisterde aandachtig, maar hoorde of zag niets speciaals. De merels floten, insecten vergaarden stuifmeel, vlinders fladderden, krekels tsjirpten. Daan legde een nieuwe pijl op, concentreerde zich zoals hij geleerd had, prevelde 'Ja' en schoot. Recht in de roos. Hij maakt een vuist en zei triomfantelijk 'Yes!'

    Plots was er een handgeklap te horen en Daan keek schichtig rond. Niemand te zien, dus het moest Ingwald wel zijn. En inderdaad, hij stapte naar voor, op Daan toe, terwijl hij zichzelf zichtbaar maakte. Hij gaf Daan een strijdmakkershand. 'Proficiat! Je bent goed gevorderd op slechts enkele dagen tijd.'

    'Ik heb een goede leraar,' antwoordde Daan vrolijk. Ingwald lachte. Het was de eerste keer dat Daan hem hoorde lachen. Het gaf een vreemd, diep kolkend geluid.

    'Vandaag gaan we de trollen bespioneren, hier is je bril.' Eindelijk! Hier had Daan de hele dag naar uitgekeken, maar toch wel met een zenuwachtig gevoel in de buik. Hij wist namelijk niet wat hij van de trollen moest verwachten... of vrezen. Het leek wel of niet

  • 31

    alleen de nimfen, maar ook de alven in staat waren om gedachten te lezen.

    'We gaan vandaag enkel vanop een veilige afstand spioneren. Zodra er onraad dreigt, maken we ons uit de voeten, akkoord?' Daan knikte enigszins opgelucht. Hij was nog niet klaar voor een heuse confrontatie.

    'Trollen hebben onder gewone omstandigheden nog nooit een mens gedood, dus wees gerust. Je weet nog dat ze een ander energieniveau hebben? Ze kunnen je hoogstens misleiden, over een klein afstandje meenemen, maar Rowald, de andere alven en ik waken over je, net als de vorige keer. Goed?'

    Daan boog het hoofd en zei 'Akkoord!', terwijl hij een strijdmakkershand uitstak. Ingwald knikte goedkeurend, terwijl hij Daans hand tot een stevige vuist drukte.

    'Kom, volg me en praat zo stil en zo weinig mogelijk.'

    'Kan ik met die bril alle trollen zien?'

    'Ja, alle trollen en bosgeesten, nimfen en alven. Wees nu stil.'

    Daan knikte. Hij moest nog even wennen aan de bril en zette hem soms zoals oudere mensen doen om over hun bril heen te kunnen kijken. Wat een wonderlijke, levendige wereld die hij zo zag. Hij kon misschien wel dubbel zoveel wezens zien dan zonder de bril. In het bos echter, zag hij ook donkere wezens, die hem een beetje schrik inboezemden.

    'Dat zijn de bosgeesten,' legde Ingwald fluisterend uit. Zij zorgen er bijvoorbeeld voor dat de bladeren van de bomen vallen, de paddenstoelen uit de grond komen en de trekvogels naar het zuiden vliegen. Plots stopte Rowald en zei: 'Luister!' Daan stopte.

    'Stilte schuin vóór ons?' vroeg hij stilletjes. Ingwald knikte bevestigend. 'Daar zijn dus trollen.' Behoedzaam kroop Ingwald dichterbij; Daan volgde zijn voorbeeld.

    'Hou je oren gespitst, er kunnen elders nog trollen rondhangen of zelfs patrouilleren.' Toen ze dichterbij de trollen kwamen, herkende Daan de plek. Nu zag hij ook een bordje met vreemde tekens op.

  • 32

    'Dat zijn runen,' legde Ingwald op zijn stilst uit. Er staat "Ravin' Tola", dat is een trollenherberg. Er zat een vijftiental trollen te praten, te lachen en uit kruiken te drinken. Er lagen nog meer boomstammen rond afgezaagde stronken.

    Plots trok Ingwald Daan omlaag en achter een struik. Daan hield zijn adem in. Een trol kwam voorbijgemarcheerd. Eindelijk kon Daan er één van dichtbij bekijken. De trol was nogal dik en had in tegenstelling tot de hoornachtige huid van de alven en de gladde huid van de nimfen, een meer houtachtige structuur. Hun lijf was ook onregelmatiger en de kop dikker, met een grote ronde neus, diepe ogen en dikke, borstelige wenkbrauwen. Een ander verschil met nimfen en alven waren de grote oren, maar ze hadden geen staart, die alven wel bezaten.

    Gelukkig wandelde deze trol voorbij. Daan dacht zelfs dat hij hem kon ruiken. Een soort zware, muffe donkere bosgeur leek hij af te scheiden. Misschien door in het bos te leven en op dennennaalden en dorre bladeren te slapen. Voorts wandelde de trol op grote, dikke voeten die aan boomwortels deden denken. De trol droeg een soort jute kleding en was gewapend met een bijl. Toen hij net voorbij Daan en Ingwald was gelopen, stopte de trol plots, terwijl hij snuivend rondkeek. Daan hield zijn adem in. Ingwald nam behoedzaam iets zijn zak, legde het op zijn hand en blies het zachtjes weg, in de richting van de trol. Daan zag een soort fijn stof wegvliegen. Toen het de trol bereikte, stopte hij met snuiven en marcheerde verder.

    Ingwald ging half rechtop staan en wandelde verder naar daar waar de trol vandaan kwam, met Daan in zijn voetsporen. Een eindje achter de Ravin' Tola stonden een tiental hutten bij elkaar. Daan keek even over zijn bril heen en zag op dezelfde plek helemaal niets. Dit was zeer eigenaardig! Soms kon hij het hout wel zien zonder bril, zoals de eerste stronk en stukken boomstam en soms helemaal niet, zoals deze hutten.

    'Trollenmagie,' verklaarde Ingwald kort.

  • 33

    Bij de hutten patrouilleerden nog meer trollen, liepen vrouwen rond en speelden enkele trollenkinderen. In het midden brandde een vuur, dat zonder bril evenmin te zien bleek. Boven het vuur hing een ketel. Enkele mannentrollen waren druk in de weer met het bouwen van een hut terwijl een andere trol hout zaagde.

    Rowald en nog twee alven kropen tot bij Ingwald en deden teken hen te volgen. Eenmaal het bos uit gingen de alven in een kring staan, hand in hand. Na enkele minuten begroetten ze elkaar tegelijk, lieten ze los en gaven elkaar een strijdmakkershand. Daarna ging Ingwald weer naar Daan en vertelde waarover ze hadden overlegd.

    Rowald, Elmar en Halmar hebben in het bos nog drie huttendorpjes gevonden. Vorige week was er nog maar één. Ze zijn zich duidelijk aan het voorbereiden op een oorlog. De tijd begint te dringen. Bij het horen van het woord 'oorlog', vertrok Daans gezicht. Ingwald had het gemerkt en zei: 'Je moet niet ongerust zijn. Wij alven, nimfen en heel wat dieren strijden zij aan zij en wij zullen ze zeker te baas kunnen.' Hij wenkte Daan. 'Kom mee, ik vergezel je naar je fiets. Volgende keer gaan we bespreken hoe we het boek gaan terughalen, maar eerst moeten we zeker zijn van de verstopplaats. Je krijgt dan ook een speciaal mes waarmee je je indien nodig kunt verweren tegen de trollen. Het is een mes dat in de twee werelden werkt. Ook de pijlen die je gaat krijgen zijn van hetzelfde materiaal gemaakt. Gebruik nooit de oefenpijlen, begrepen? Want die zijn waardeloos tegen trollen.'

    Daan knikte. Bij de fiets aangekomen, namen ze afscheid als broeders. Daan verstopte zijn bril in de struiken bij zijn boog.

    De slechts dertienjarige Daan was toch wel trots dat hij zo'n avontuur mocht meemaken op zijn jonge leeftijd. Zelfs toen zijn zus Shana hem probeerde te jennen, ging hij er niet op in. Zo'n plagerijtje van zijn zus was niets vergeleken met het avontuur waar hij nu in verzeild was geraakt. En toen Shana merkte dat het hem niet deerde, was de lol er voor haar ook af en stopte ze ermee. Het was eigenlijk toch wel kinderachtig van haar, moest ze toegeven. Ze

  • 34

    nam zichzelf voor om haar groter wordende broer minder te plagen. Tenminste, dat ging ze proberen. Oude gewoontes slijten nu eenmaal niet gauw.

    Na het huiswerk dat hij vluchtig afwerkte, zocht Daan meer informatie over runen via Wikipedia. Het runenschrift heet blijkbaar futhark, genoemd naar de eerste letters van het geschrift: f-u-th-a-r-k. Het oude futhark had slechts 24 tekens, dat kon niet zo moeilijk zijn om te leren! En zo zou hij ook andere dingen kunnen lezen die door trollen geschreven waren!

    Eerst zocht hij zijn naam op. 'Daan' wordt geschreven als:

    ᛞᚨᚨᚾ. Dat viel best mee. De eerste letter 'D' leek op een (vlinder)das, de 'A' leek op onze 'F' en dan kwam er nog een vertikale streep met een klein streepje door in het midden. Daan vond het mooi en lekker geheimzinnig, zoals een geheimtaal.

    Vervolgens zocht hij RAVIN' TOLA op. ᚱᚨᚡᛁᚾ ᛏᛟᛚᚨ. Fascinerend!

    Na wat oefenen kon hij niet alleen zijn naam, maar ook Ravin' Tola uit het hoofd schrijven. Dat waren al 9 letters. De 'R', de 'I', de 'T' en de 'O' waren heel gemakkelijk, want die waren ongeveer hetzelfde en de 'V' en de 'L' leken ondersteboven te staan. Even later kon hij zijn volledige naam "Daan Verbeeck" uit het hoofd

    schrijven: ᛞᚨᚨᚾ ᚡᛖᚱᛒᛖᛖᚲ. (Voor de 'ck' was één teken voldoende.) Dit waren er nog eens 3 letters bij. Nu kende hij er 12, hij was dus al halverwege! Trots en haast te opgewonden om te kunnen gaan slapen, kroop hij toch maar in bed. Het was ondertussen al halféén geworden.

    ***

    Die nacht had hij vreemde, toch wel angstige dromen over trollen en bosgeesten. Hij droomde dat hij alleen door het bos liep, zonder zijn bril, mes of boog. Hij voelde handen die hem langs alle kanten vast probeerden te grijpen en hij moest zich telkens opnieuw losrukken, terwijl hij overal gegrom van trollen hoorde. Zo probeerde hij het bos uit te lopen, maar hoe hard hij ook probeerde

  • 35

    te lopen, hij kwam slechts tergend traag vooruit, zoals in een slow-motion-scène uit een film.

    Plots kwam hij tot zijn opluchting Aurore en Erica tegen, die hem vastpakten en met hem het bos uitgingen. Op dat moment werd hij bezweet wakker.

    'Slaap maar zacht verder,' fluisterde Aurore met haar zacht zoemende stem en was verdwenen alvorens Daan iets kon zeggen.

    'Dag, Aurore,' stamelde hij nog, maar wist niet of ze het nog gehoord had. Hij was ook niet zeker of zij die woorden wel echt uitgesproken had, of dat het misschien bij de droom hoorde.

    Niet veel later viel hij in een meer rustige slaap zonder vervelende nachtmerries.

  • 36

    7. Grootvader Marcus

    Daan was blij zijn grootvader Marcus nog eens te zien en dat was duidelijk wederzijds: hij had er een traan van in zijn ogen gekregen. Daan nam zich voor hem vaker te bezoeken. Zijn grootvader kon na een ongelukkige val niet meer zonder rolstoel en had veel zorg nodig.

    Het was mooi weer, dus na de typische "hoe-gaat-het-op-school"-vragen duwde Daan zijn grootvaders rolstoel naar de tuin van het rusthuis. In een afgelegen hoekje ging Daan op een bank zitten, met zijn grootvader recht vóór hem. Aangezien er niet zoveel tijd was, besloot Daan om maar meteen met de deur in huis te vallen. Hij wist alleen niet zeker hoe hij erover moest beginnen.

    'Opa? Ken jij Aurore en Erica nog? En Ingwald en Rowald?'

    Zijn grootvader dacht even na en schudde het hoofd. 'Nee, Daan, het spijt me, maar het zegt me niets.'

    'En Piëris dan?'

    'Hm, Piëris... wie is dat? Waarom zou ik die allemaal moeten kennen?'

    Daan begon de moed nu wel te verliezen. Was hij dan helemaal voor niets gekomen? Dan krabbelde hij zijn laatste hoop bij elkaar en vroeg rechtuit: 'En de nimfen en alven en trollen dan?' Hij was nu bijna wanhopig.

    'Nee, jongen, het spijt me. Maar ik begin wat moe te worden, kun je me asjeblieft weer naar binnen brengen?'

    Stilzwijgend en met neerhangende schouders duwde Daan zijn grootvader weer naar binnen. Eens in de lift, zodra de deuren gesloten waren, begon zijn grootvader plots te spreken. 'Daan, ik ben blij dat je gekomen bent, ik zal je zoveel mogelijk vertellen, maar niet buiten waar iedereen ons kan horen: niet alleen de andere mensen, maar ook de trollen.'

    'Dus je kent ze wel,' riep Daan enthousiast.

    'Ssst!' zei zijn grootvader. 'Zo meteen op de kamer praten we voort.'

  • 37

    Aangekomen in kamer nummer 42 deed grootvader Marcus de deur op slot en zette de televisie luid.

    'Goed. Nu kunnen we praten. Is er iets ernstigs gebeurd?' Marcus keek zijn kleinzoon onderzoekend aan.

    Daan vertelde kort over zijn ontmoeting met Aurore, over het gestolen boek, de Meester die er erg aan toe was, de trollen, enzovoort.

    'Oei,' zei grootvader Marcus, 'dit betekent oorlog.'

    Daan schrok. Ook opa gebruikte dat woord. Dat voorspelde niet veel goeds.

    'Ik had je hier al lang over willen vertellen, Daan, maar door die stomme val van me, belandde ik eerst in het ziekenhuis en nu zit ik hier voor de rest van mijn leven.'

    Daan keek met medeleven naar de benen van zijn opa.

    'Maar goed, je weet dus dat ik op de hoogte was van het bestaan van de nimfen en alven enzovoort. Had Aurore het je gezegd?'

    'Ja. Je had hen eens geholpen en zij jou, zei ze.'

    'Klopt,' antwoordde Marcus, 'maar dat is een lang verhaal dat ik je eens een andere keer zal vertellen.'

    Daan was een beetje teleurgesteld, maar hij begreep zijn grootvader wel. De tijd drong.

    'Goed, Daan, ik zal je zoveel mogelijk belangrijke informatie vertellen; je zult het nodig hebben.' Daan had zijn grootvader sinds het ongeval nooit meer zo levendig gezien als nu. Hij zal helemaal rechtop in zijn rolstoel.

    'Ten eerste: je weet dat trollen het donker verkiezen? Dus, neem vanaf nu altijd een zaklamp mee als je het bos ingaat, want ze zijn waarschijnlijk op oorlogspad. En neem zeker reservebatterijen mee. Komen ze op je af, schijn ze recht in de ogen, dat houdt ze wel even tegen, zodat jij wat tijd krijgt om te vluchten.

    Ten tweede: als je moet vluchten, ga naar de plaats waar zoveel mogelijk licht is, een open veld, of beter, een straatlantaarn, een huis, eender waar er licht is.

  • 38

    Ten derde: ga 's nachts voorlopig nooit, maar dan ook nooit alleen naar buiten, en zeker niet naar een bos.

    Ten vierde: trollen zijn bang voor honden. Als je kan, neem een hond mee als je in het bos komt.'

    'Oei, we hebben geen hond,' zei Daan teleurgesteld.

    'Jammer. Dan moet je het zonder hond zien te redden. Oh ja, nog iets: als je in het bos moet vluchten – je weet dat je nooit alleen het bos in mag gaan? – wel, als je moet vluchten en je bent niet alleen, spreek dan een teken af waarop je elk een andere richting uitloopt, de één naar links, de ander naar rechts, dat brengt de trollen helemaal in de war. De meeste trollen zijn namelijk niet erg snugger.' Grootvader Marcus moest hierbij hard lachen. 'Maar zorg ervoor dat je nadien wel weer naar dezelfde plek rent, dus ren na bijvoorbeeld honderd meter of twintig tellen weer naar elkaar toe.'

    'Waarom moest je zo hard lachen, opa?'

    'Hahaha! Er waren eens twee trollen die voor een boodschap naar een dorp moesten gaan, dat een half uurtje van hen vandaan was. Dus, wat deden die trollen? Na vijf minuten wandelen, gingen ze een kwartiertje rusten en wandelden toen nog tien minuten voort. Het half uur was voorbij, maar ze vonden het dorp niet, dus zijn ze teruggekeerd.'

    Daan moest er ook hard om lachen. 'Hahaha, die domme trollen!'

    'Even terug ernstig nu, Daan. Je weet dat ik lang geleden zelf ook de nimfen en alven heb leren kennen. Ik had je al veel over de natuur geleerd en dit had ik je ook willen vertellen. Wel, je weet waar ik vroeger woonde?' Daan knikte. 'Daar in de schuur heb ik de dagboeken verstopt die ik destijds bijhield, om ze ooit aan jou te kunnen geven. Voor de zekerheid heb ik ze wel in het runenalfabet geschreven, dus dat maakt het helaas wel wat moeilijker om te lezen.'

    'Oh, geen probleem, opa! Daar ken ik ondertussen al twaalf tekens van,' zei Daan trots.

  • 39

    'Goed zo!' prees grootvader Marcus. 'Als je in de schuur komt, ga je twee tegels vooruit en drie tegels naar rechts. Daaronder liggen ze.'

    'Waauw, dank je wel', zei Daan blij. Hij was zo nieuwsgierig naar de avonturen die zijn opa beleefd had.

    'Er is niet veel tijd meer jongen, wilde je nog wat vragen?'

    'Oei, ja, ik heb thuis verteld dat ik je moest interviewen voor Geschiedenis, het gaat over de Wereldoorlog. Kun je me daar een beetje meer over vertellen, alsjeblief, voor het geval ze er iets over gaan vragen? Hoe was dat als kind, zo'n oorlog?'

    Grootvader Marcus vertelde kort over de bombardementen, de schuilkelders, de rantsoenen, de smokkelaars en de vluchtelingen.

    'Opa. Ik begrijp eigenlijk niet goed waarom ze mij nodig hebben om het boek te zoeken en verstoppen,' vroeg Daan even later.

    'Nimfen zijn lichtwezens en kunnen zo'n zwaar boek niet dragen. En alven zouden het bos nooit uitgeraken met het boek. De trollen zouden ze nog kunnen verslaan, maar als alle bosgeesten zich ook nog op hen zouden storten, geraken ze nooit weg. Gelukkig worden de mensen gerust gelaten door de bosgeesten.'

    'Aha, nu begrijp ik het, dankje. Maar waarom zijn er eigenlijk bosgeesten?'

    'Kijk, Daan, de natuur is altijd in evenwicht, maar verandert ook altijd. Zo zijn er de seizoenen, is er licht en donker en zelfs goed en kwaad. Nimfen zorgen ervoor dat bloemen bloeien en de dieren uit hun winterslaap gewekt worden. Bosgeesten zorgen ervoor dat de bloemen verwelken, de bladeren van de bomen vallen en de paddenstoelen uit de grond komen.

    Bloemen kunnen niet blijven groeien en alsmaar bloeien, het kan ook niet altijd licht blijven, want dan raken ze uitgeput. Er moet ook rust zijn en vernieuwing. Bloemen verwelken, maar maken zaad dat elders weer een mooie, nieuwe plant kan worden. Dat is de

  • 40

    cyclus van het leven. Stel je voor dat geen enkele mens ooit sterft, waar zouden dan alle miljoenen en miljarden mensen nog moeten wonen? Nimfen en bosgeesten zijn twee natuurkrachten die onmisbaar zijn, net zoals de + en de – van een batterij of de tandwielen in een uurwerk of een fiets.'

    'En de trollen dan?'

    'Ook trollen hebben recht op leven, net zoals mieren of bijen of mollen. Sommige mensen haten bijen omdat ze steken of mollen omdat ze hun gazon verstoren. Maar bijen zorgen wel voor de bevruchting van de bloemen en boombloesems. Zonder hen, geen nieuwe zaden, dus ook geen fruit of groenten om te zaaien. Brandnetels en paardenbloemen zijn voor velen onkruid, maar ze zijn best gezond en kunnen helpen bij bepaalde kwalen. Een bij of een paardebloem, de dag of de nacht, ze zijn niet goed of slecht, ze zijn er gewoon.

    Het wordt pas "goed" of "slecht" als ze zich op de verkeerde plaatsen bevinden. Een bij hoort niet thuis in de huiskamer en zeker niet in de kinderkamer. Zet die gewoon buiten en ze kan weer lekker bloemen bevruchten en honing maken om de winter door te komen.

    Zo is dat ook met trollen. Ze moeten rustig in hun eigen gebied wonen waar ze thuishoren, maar niet de rest van de wereld proberen in te palmen en naar hun hand te zetten. Dan gaat de natuur en dus ook de natuurkrachten optreden. Zo gaat het ook met de vossen en konijnen. Zijn er veel konijnen, dan hebben de vossen veel te eten en worden ze talrijker. Hierdoor gaan ze meer voedsel nodig hebben, waardoor er minder konijnen overblijven. De vossen gaan op de duur dus honger lijden. Hierdoor vermindert het aantal vossen en worden er minder konijnen opgegeten, die dus weer talrijker kunnen worden. De vossen hebben op deze manier weer meer eten en kunnen opnieuw uitbreiden en de cyclus is rond.

    De trollen zullen dus teruggedrongen moeten worden om opnieuw evenwicht te krijgen hier. Hopelijk wordt de Meester gauw weer beter. Het belangrijkste is dat het boek gered wordt, daar zal hij ook weer kracht uit kunnen halen en weer wakker worden.'

  • 41

    Daan was al wat gerustgesteld wat deze zogenaamde oorlog betrof en was blij te kunnen helpen en dat hij zijn opa zoveel vragen heeft kunnen stellen.

    'Opa, gaan we nog eens kaartspelen terwijl we op papa en mama wachten? Nu zullen ze niet lang meer wegblijven, denk ik'

    'Je hebt gelijk, jongen. Doe de deur maar weer los, want dat is verdacht en zet de televisie maar wat zachter. De kaarten liggen daar in die lade.'

    Ze hadden enkele rondjes gespeeld toen zijn ouders en zus aankwamen. Shana had een mooie nieuwe zonnebril gekregen en probeerde Daan jaloers te maken, maar het kon hem totaal niet schelen. Zijn ouders hadden gebak meegebracht, waarschijnlijk om zich te verontschuldigen voor het feit dat ze niet zo vaak op bezoek kwamen. Grootvader Marcus en Daan lieten het zich smaken, maar zaten in gedachten bij meer gewichtige gebeurtenissen.

    'Laat me weten hoe het gegaan is,' zei grootvader Marcus bij het afscheid. Zijn ouders en Shana geloofden nietsvermoedend dat hij het over dat interview had, maar Daan wist wel beter!

  • 42

    8. De dagboeken

    Zaterdagavond en zondagochtend had Daan zich verder verdiept in het runenalfabet. Hij moest en hij zou zo snel mogelijk de dagboeken van zijn grootvader lezen. Het ging al redelijk vlot, alleen jammer dat het runenalfabet niet helemaal geschikt was om het Nederlands te noteren, maar hij geloofde wel dat het zou lukken om de dagboeken helemaal te lezen.

    Na het middageten gingen ze zoals afgesproken naar oom Frank en tante Leen. Ze woonden niet zo ver van het vroegere huis van grootvader Marcus. Tijdens de schoolweek zou het zeker niet lukken, dus nu was dé kans om te proberen die dagboeken te bemachtigen. Met alweer een list, slaagde Daan er in weg te komen. Hij had zijn twee neven Andy en Ronny voorgesteld om verstoppertje te gaan spelen bij het bos en speelde enkele rondjes mee. Zo kon hij rustig de omgeving verkennen en een vluchtroute uitstippelen. Toen hij daarmee klaas was, moest hij enkel nog wachten tot zijn jongere neef aan de beurt was om te zoeken en zijn oudere neef zich in de andere richting verstopte. Aangezien dat niet meteen lukte, wachtte hij tot Andy gevonden was om zich alsnog zo stil mogelijk uit de voeten te maken.

    De kortste weg was door het nabijgelegen bos, wat niet zonder gevaar was omwille van de trollen, maar Daan besloot het er toch op te wagen. Hij zou zoveel mogelijk op de lichtere paden blijven en zo snel mogelijk lopen, zo zou hij ook niet tè lang wegblijven. Gelukkig had hij een goede conditie. Na een vijftal minuten rennen was hij het bos al uit en moest hij nog maar twee straten doorlopen. Het huis van zijn opa bleek echter al bewoond door andere mensen; er stond een auto vooraan op de oprit. Dan maar rondwandelen en langs de achterzijde proberen. Er zat niemand in de tuin, maar de buren hielden wel een barbecue in de tuin. Van daar uit zouden ze hem zeker zien als hij naar de schuur liep. Verdorie, dacht Daan, nu sta ik hier mooi!

    Zou ik via de vlinders de hulp inroepen van Aurore, vroeg hij zich af. Misschien kon ze het laten regenen? Of zou hij doen alsof hij

  • 43

    zijn bal zocht in de tuin? Hij mocht ook niet te lang wegblijven, want ze zouden hem ondertussen wel hard aan het zoeken zijn. Een gat aan de achterkant graven duurde veel te lang en was ook vreselijk riskant. Een ruit stukmaken zou gegarandeerd voor heibel zorgen, die hij best kon missen!

    'Daan, wat is er?' Hij hoorde de zachte stem van Erica zoemen.

    'Oh, jij bent het, geweldig! Opa's dagboeken liggen hier in deze schuur, maar ik kan er niet ongezien ingeraken; ik weet niet wat ik moet doen om ze te bemachtigen.'

    'Oef, we dachten al dat er iets ernstigs was, aangezien je zo door het bos racete.'

    'Ik heb niet veel tijd, anders gaan ze ongerust worden.'

    'Goed, ik zal je binnenhelpen, maar daarna moet je het wel alleen doen, akkoord?'

    'Hoezo,' vroeg Daan, 'wat ga je doen?'

    'Je weet dat wij nimfen lichtwezens zijn. Ik zal tussen jou en de buren in staan en zo samen met jou naar de deur van de schuur wandelen. Ik zal het licht zó veranderen, dat ze denken dat ze de schuur zien, in plaats van jou.

    'Wow! Bedoel je dat je mij onzichtbaar maakt?'

    'Zoiets ja, daar komt het op neer. Let er wel op dat dit veel energie van me vraagt, dus daarna moet je er zelf uitgeraken.'

    'Afgesproken!' zei Daan blij.

    Erica nam zachtjes Daans pols vast en begeleidde hem naar de deur van de schuur. Voorzichtig deed hij ze open en glipte naar binnen.

    'Oef, gelukt,' zei hij zacht. 'Bedankt!'

    'Graag gedaan, Daan! Ik hoop dat je vindt wat je zoekt! Tot gauw!'

    'Dag!' zei Daan en ging snel aan het werk. 'Twee tegels vooruit en drie tegels naar rechts. Verdorie, daar staat een

  • 44

    konijnenhok.' Hij vloekte binnensmonds. Alleen kon hij dat niet verplaatsen. Wat nu gedaan?

    Hij ging alvast op zoek naar een kleine schop om de tegel ervóór los te wrikken en zó te graven tot hij het onder het konijnenhok uitkwam.

    Plots viel zijn oog op een vaag runeteken, ogenschijnlijk lang geleden gegraveerd in een andere tegel: de derde links! Had opa dit opzettelijk gezegd om eventuele spionnen te misleiden, of had hij zich gewoon vergist door ouderdom?

    Daan begon zo snel mogelijk de tegel los te prutsen met een schroevendraaier die hij had gevonden en stuitte al gauw op een verroeste, blikken doos. Hij deed die snel open, controleerde de inhoud en vond tot zijn opluchting drie schriften. 'En nu wegwezen,' dacht hij. Hij legde de tegel snel terug, deed de deur op een kiertje open, glipte naar buiten en sloop naar de weg achter de tuinen.

    De verwachte "helaba"-kreet bleef uit. Ze hadden hem gelukkig niet gezien. Daan liep tot achter de hoek en bleef even staan om zich ervan te vergewissen dat hij niet gevolgd werd. Toen hij zich omdraaide om verder te lopen, botste hij tegen een streng ogende man.

    'Waar kom jij vandaan, hè?' vroeg hij dreigend.

    'Ik zocht mijn bal,' probeerde Daan met een onzekere stem, maar de man bleek hem niet te geloven. 'Wat zocht je daar in de schuur? Hè?' dreigde hij, Daan vastnemend om hem door elkaar te schudden.

    'Mijn bal', zei Daan nogmaals en probeerde zich koppig los te trekken. Plots riep de man 'Au!' en liet Daan los, zodat deze kon wegrennen. Hij zag nog net een bij wegvliegen van op het hoofd van de man. Daan riep nog snel 'Danku!' tegen de bij, terwijl hij zo hard hij kon wegliep.

    Ondanks het feit dat het bos voor hem niet zo veilig was, liep Daan er toch maar weer door om te vermijden dat hij die man

  • 45

    opnieuw tegen het lijf zou lopen. Hij wist niet wie hij nu het meest moest vrezen: de man of de trollen.

    Terwijl hij door het bos liep, voelde hij plots iets aan zijn been, waardoor hij struikelde en viel. Het moest een trol zijn, want er was geen steen, boomwortel of putje te zien; het was ook zeer stil in het bos. Door dat hardlopen en vooral zijn zware ademhaling had hij dat niet opgemerkt. De doos was uit zijn handen gevallen en hij sprong er naartoe om het terug te pakken, maar iets hield zijn onderbeen vast. Hij greep snel naar de gsm die in zijn broekzak zat, doorliep zo snel mogelijk zijn mediabibliotheek en speelde het bestand "hond.mp3" af. Een geblaf weerklonk en de grip rond zijn voet werd meteen gelost!

    Bliksemsnel grabbelde Daan de doos en liep zo snel mogelijk weg. Even later hoorde hij zijn naam. "Daan! Daan!" De stemmen klonken ongerust. Hoe moest hij dit nu weer uitleggen? Hij hoorde niet alleen zijn neven, maar ook zijn ouders bleken hem te zoeken. De moed zonk hem in de schoenen. Hij nam snel de boeken uit de doos en verstopte ze onder zijn jas, half in zijn broek. De doos dumpte hij vlug in de struiken en daarna hinkte hij richting mama. Dankzij zijn val van daarnet en de daardoor veroorzaakte schaafwonden, zou ze eerder bezorgd zijn dan boos, hoopte hij.

    'Mama,' zei hij quasi-suf.

    'Daan!' riep ze, 'waar was je toch die hele tijd?' Ook de anderen stormden nu op hem af.

    'Sorry mama, ik ben uit een boom gevallen, ik denk dat ik even bewusteloos ben geweest.'

    'Even?' benadrukte papa. 'We zijn je al een half uur aan het zoeken!'

    Daan zette zijn meest onschuldige gezicht op. 'Sorry papa, ik wilde me gewoon goed verstoppen.'

    'Kom hier,' zei zijn mama zorgzaam, 'die knie en die handen moeten verzorgd worden.' Daan liep achter zijn mama aan en stopte zo voorzichtig mogelijk de doos in zijn broek onder zijn T-

  • 46

    shirt. Nu kon hij zometeen zijn jas uitdoen en zich laten verzorgen zonder dat ze de boeken zouden ontdekken.

    'Je hebt geluk gehad, Daan, het zijn alleen maar schaafwonden.'

    Daan had inderdaad geluk gehad. Eerst had de bij hem gered, nadien zijn gsm. Hij was de avond ervoor op het idee gekomen om hondengeblaf te downloaden met zijn gsm, nadat zijn grootvader had gezegd dat trollen bang zijn voor honden. De list was ditmaal geslaagd, maar zou het een tweede keer lukken? Trollen zouden dom zijn, maar hoe dom? Daan hoopte dat hij het niet meer nodig ging hebben.

    ***

    Neljä kwam de Ravin' Tola binnengelopen. Kaksi en Kolme zaten er te praten en stonden recht om Neljä te verwelkomen.

    'Hey, Neljä, alles goed?' Kaksi liet zijn hand zwaar op de bovenrug van Neljä vallen, zodat die naar voren stuikte. Een typische trollengrol.

    Terwijl ze gingen zitten, duwde Neljä Kaksi opzij, zodat die tegen Kolme viel, die op zijn beurt bijna van de boomstronk viel en hard terugduwde, totdat iedereen uiteindelijk genoeg plaats had om te zitten.

    'Ik had dat verdomde mensenkind bijna te pakken, verdorie!'

    'Ja? Vertel!' De anderen keken verwonderd en waren één en al aandacht. Eventjes toch.

    'Ik had hem daarstraks heel hard door het bos zien lopen en wachtte in de struiken tot hij zou terugkeren. En ja hoor, een half uur later liep hij weer voorbij en toen heb ik hem bij zijn voet gegrepen en is hij gevallen.'

    De andere trollen luisterden vol spanning en lieten een goedkeurend gegrom horen.

    'Goed gedaan, Neljä! Maar waar is hij nu dan?'

  • 47

    'Ik weet het niet, hij had een doosje bij zich en plots waren er onzichtbare honden die blaften.' Neljä keek beteuterd en toen de andere trollen hem begonnen uit te lachen, keek hij nog meer bedrukt.

    'Idioot! Hahaha! Onzichtbare trollen uit een doosje, hahaha!!'

    'Ja, en wij moeten dat geloven? Hahaha!!'

    'En hoeveel kruiken bier had je toen al op? Hahaha!'

    De trollen schaterlachten en gaven Neljä hierbij nog enkele rake klappen op zijn schouders. Ook de andere trollen uit de herberg lachten mee.

    Neljä stond verontwaardigd op en liep weg. 'Wacht maar, ik zal eens zo'n doosje gaan halen en dan zul je nog wel eens zien!'

  • 48

    9. De trollen vallen aan!

    Die avond was Daan de dagboeken beginnen lezen, maar het ging slechts moeizaam door het runenschrift. Het was net alsof hij helemaal opnieuw moest leren lezen. Helemaal vooraan in het eerste dagboek vond Daan een brief in runenschrift, die aan hem gericht bleek:

    Beste Daan,

    Je herinnert je vast nog wel onze natuurwandelingen samen, ik hoop dat je er evenveel van genoot als ik en dat je er iets van meedraagt in de rest van je leven. Maar, dat was de zichtbare Natuur. Nu wil ik het met je hebben over de voor ons onzichtbare Natuur.

    Als je 12 bent, zal ik je deze dagboeken overhandigen en zo deze kennis aan jou doorgeven. Het spijt me dat ik dit extra moeilijk gemaakt heb door het runenschrift te gebruiken, maar je zult de reden hiervoor waarschijnlijk wel kunnen begrijpen. Slechts weinig mensen zullen iets aan deze kennis hebben, de meeste mensen zullen het niet geloven en dat is misschien maar beter ook. Ik vraag je hierbij dan ook om dit geheim te bewaren. Ik besef dat dit een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt, maar ik heb je als een zeer verstandige jongen weten opgroeien en ik heb dus het volste vertrouwen in je. Als de tijd rijp is, zal je op jouw beurt wel iemand vinden om dit geheim aan toe te vertrouwen.

    Maar genoeg inleiding nu, ik ga je de dagboeken zelf laten lezen. En denk erom: niet alleen je ogen, maar ook je oren gebruiken!

    Opa Marcus.

  • 49

    Daan vouwde de brief weer op en stak hem terug in het eerste dagboek. De eerste pagina van het dagboek dateerde van 27 november 1968 en begon zo:

    Beste dagboek,

    Dit is eigenlijk de tweede versie aangezien de eerste met het gewone alfabet geschreven was, maar dat bleek te gevaarlijk, want dit mag zeker niet in verkeerde handen vallen. Daarom heb ik alles omgezet en de oorspronkelijke versie verbrand.

    Ik ben met het dagboek begonnen omdat ik over deze gebeurtenissen met niemand kon praten; niet met mijn familie, noch met mijn vrienden, kortom, met niemand. Dankzij dit dagboek kon ik toch nog mijn relaas doen en zo deze behoefte invullen. En wie weet kan ik het op een dag met iemand delen die het verdient om dit alles te weten. Tenslotte wil ik nog zeggen dat alles wat ik hieronder beschrijf, hoe ongelofelijk ook, allemaal waargebeurd is en geenszins de vrucht van mijn fantasie. Wie dit niet gelooft, kan dit dagboek evengoed wegleggen en vergeten.

    Na de brief en het begin van de dagboeken te hebben ontcijferd, ging het lezen al veel vlotter, vooral voor die woorden die vaak terugkwamen. Hij verstopte de dagboeken onder zijn matras en ging slapen. Het was immers laat geworden en morgen was weer een gewone schooldag.

    ***

    Rond één uur 's nachts werd Daan gewekt door Aurore, hij dacht aanvankelijk dat het een droom was.

    'Daan, word wakker, de oorlog is begonnen!' Het woordje 'oorlog' was voldoende om hem klaarwakker te krijgen. 'De trollen marcheren naar de hut van onze Meester!'

  • 50

    Daan sprong recht, kleedde zich aan en sloop de trap af, zo voorzichtig mogelijk om zijn ouders niet wakker te maken. Via de keukendeur geraakte hij in de tuin en liep Aurore achterna, die hem een zachte hand gaf. Bij het verlaten huis pikten ze zijn boog en zijn bril op en liepen verder door weiden en velden naar een grasheuvel. Daar aangekomen, zag hij tientallen alven, gewapend met pijl en boog of speren. Hij herkende Elmar en Halmar die druk in de weer waren met het verdelen van pijlen over verschillende potten. Hij zag ook nog enkele nimfen aankomen met nog meer alven; zij hadden ze dus allemaal naar deze plek geroepen.

    Ingwald stapte op Daan toe, gaf hem een bussel pijlen en het mes dat hij beloofd had.

    'Dit zijn speciale trollenpijlen. Richt op de ogen, want de rest van hun lichaam is behoorlijk hard.' Daan knikte. 'Wees zuinig met je pijlen. Het geeft niet als je een keer mist, dat is normaal, het is geen wedstrijd. Maar concentreer je goed, dan pas schieten. Duidelijk?' Daan knikte nogmaals.

    'Goed. Iedereen heeft een vaste plaats om te beginnen. Hier sta jij, tussen mij en Rowald in, en achter dit stuk hout vind je je pot met pijlen en kun je dekking vinden wanneer je een nieuwe pijl oplegt. Succes!'

    'Succes,' stamelde Daan een beetje overdonderd door deze onverwachte gebeurtenissen. Een kwartier geleden lag hij nog in zijn bed, nu stond hij gevechtsklaar. Hij concentreerde zich en luisterde. Hij hoorde nog wat krekels en andere dieren, dus de trollen waren er nog niet.'

    Midden op de heuvel, achter hem, stond een ronde hut, de hut van de Meester dus. De hut was een tweetal meter hoog en had een diameter van ongeveer zes meter, schatte hij met het povere licht van de maan. Zonder bril was de hut geheel onzichtbaar. Fascinerend! Hij zou er graag eens binnengaan om de wellicht oude en wijze Meester te ontmoeten.

    Plots verstomde het geroezemoes – ook de krekels waren nu op de meeste plaatsen stil. Even later zag hij beweging en de figuren werden duidelijker: trollen met schilden leken van alle kanten op

  • 51

    hen af te stapten, voorzover hij kon zien en horen. Toen ze Daan zagen, leken hun gezichten grimmiger te worden; hij had de indruk dat ze meer in zijn richting kwamen gestapt. Tot zijn opluchting schoven de alven naast hem wat dichter naar Daan toe, dat stelde hem al wat gerust.

    Door het plotse ontwaken en vertrekken was Daan eerder alert geworden dan zenuwachtig – daar had hij geen tijd voor gehad, waardoor hij toch wel dapper rechtop stond in de rij wellicht meer ervaren strijders.

    De trollen naderden gestaag, er waren er met bijlen, katapulten en een aantal duwden kruiwagens vol met stenen vooruit. De alven leken hun adem in te houden tot de trollen binnen het bereik van hun bogen kwamen. Ondertussen begonnen de nimfen binnen de cirkel van de alven en Daan te zoemen, luider en luider.

    Plots gromden de met een bijl gewapende trollen een strijdkreet en begonnen de heuvel op te lopen. Prompt daarop werd de hemel zwart: achter de rug van Daan waren duizenden en duizenden vliegen en wespen opgestegen om zich naar de trollen te begeven. Onmiddellijk daarna werden de eerste pijlen gelost vanop de heuvel. Daan stond in houding, en legde een pijl aan. Met uiterste concentratie richtte hij op één van de trollen die kwam aangelopen. Het vervelende was natuurlijk, dat die niet stilstond zoals de doelen waarop hij geoefend had, maar hij hield hem scherp in het oog en probeerde op zijn bewegingen te anticiperen. Naarmate de trol dichterbij kwam, was het richten weer makkelijker en Daan vuurde af. Met ingehouden adem wachtte hij tot de pijl zijn doel bereikt had. Wat in werkelijkheid nog geen halve seconde duurde, had veel langer geleken. De pijl had de hand van de trol geraakt, naast zijn hoofd. Hij liet de bijl jammerend uit zijn gewonde hand vallen en stopte met lopen. De pijl stak recht door de palm van zijn rechterhand. Met zijn goede hand trok hij met veel moeite de pijl uit zijn gewonde hand en begon zijn bijl te zoeken. Terwijl hij even buiten strijd was, had Daan opnieuw aangelegd en viseerde

  • 52

    een andere trol die op hem afliep. Deze raakte hij wel in zijn oog. Daan kon wel een vreugdedansje doen, maar nam in de plaats daarvan bliksemsnel een nieuwe pijl want ondertussen had de eerste trol zijn bijl teruggevonden en kwam nu in volle razernij op Daan afgelopen. Daan richtte en schoot een pijl recht in zijn rechteroog; bijna tegelijkertijd kreeg de trol ook nog eens een pijl in zijn linkeroog. Deze kwam van Ingwald, die de trol vervaarlijk had zien naderen. Daan bedankte hem en Ingwald knikte goedkeurend. Hij was duidelijk onder de indruk van Daans kunnen.

    Ondertussen waren de katapultisten genaderd en begon de stenenregen. Van achter hem werd een helm op het hoofd van Daan gezet; hij moest af en toe even schuilen achter het stuk hout. Hoe dichter deze trollen naderden, hoe beter ze in zijn bereik kwamen, maar ook hoe gevaarlijker ze werden met hun stenen. Daan had er al enkele rakelings weten passeren en voelde ze nu ook soms op zijn helm neerkomen. Af en toe hoorde hij een alf kreunen en gezoem. De nimfen zullen waarschijnlijk de gewonde alven verzorgen.

    Daan slaagde er toch nog in enkele trollen te raken, ondanks de stenen die door de lucht zoefden. Hij kon ook een trol uitschakelen die gevaarlijk dicht bij Rowald kwam. De alf stak kort zijn duim op als bedanking. Daan gloeide van trots en greep enthousiast naar zijn volgende pijl, maar de trollen leken zich plots terug te trekken. Iedereen wachtte af wat er stond te gebeuren. De gewonde trollen werden door de kruiers in de lege kruiwagens gelegd en weggevoerd. Het bleek een stilzwijgende afspraak te zijn dat deze trollen niet onder vuur genomen werden. De andere, nog gezonde trollen hadden zich omgedraaid en trokken zich verweesd terug.

    Daan haalde opgelucht adem; hij had de eerste veldslag overleefd en had het er zelfs niet eens zo slecht van afgebracht als beginneling. De alven bleven nog geruime tijd aandachtig staan kijken. Ze hielden er rekening mee dat de trollen nog iets in hun schild voerden, maar het bleef rustig. Hun aftocht was dus blijkbaar geen list geweest. Enkele alven verdwenen om poolshoogte te gaan

  • 53

    nemen en kwamen even later terug met goed nieuws: de trollen hadden zich echt teruggetrokken. Een algemeen gejuig steeg op vanop de heuvel en de strijdmakkers feliciteerden elkaar en vooral ook Daan. Wellicht de jongste van hen allemaal en de enige mens, voorzover hij kon zien.

    'Bedankt, Daan, je hebt schitterend meegevochten,' zei Aurore.

    'Jij bedankt voor de helm, Aurore,' zei hij. 'Zonder de helm had ik er al gauw gelegen.'

    'Graag gedaan! Kom mee, we brengen je naar huis terug. Pak zeker je boog mee en zoveel pijlen je kunt, je weet maar nooit. En hou je bril en helm voortaan ook maar zoveel mogelijk bij je.'

    'Goed,' zei Daan en volgde Aurore naar huis. Ze praatten niet veel, allebei waren ze nog onder de indruk van het hevige gevecht van zonet.

    Thuisgekomen sloop Daan de trap op, weer naar zijn kamer. Het was nu kwart na vier. Hij legde de helm, de pijlen en het mes onder zijn bed: ze waren immers toch niet te zien zonder bril. Vreemd genoeg kon hij ze toch wel vastnemen en gebruiken. De bril en de boog legde hij uit het zicht boven op zijn kleerkast. Doodop kroop hij in zijn bed en viel meteen in een diepe slaap.

  • 54

    10. Een boodschap voor Daan

    De wekker liep om kwart na zeven onverbiddelijk af. Daan had moeite met wakker worden, maar hees zich uit bed. Gelukkig raakte hij onder de douche wel enigszins wakker. Daarna kleedde hij zich aan, stopte de speciale bril in een doosje, dat hij vervolgens in zijn jaszak stopte. Het mes kon hij met het lederen zakje aan zijn broeksriem hangen.

    Onderweg naar school kocht Daan een energiedrankje. Het mocht eigenlijk niet van zijn ouders en zelf dronk hij het ook liever niet, maar het was nu wel nodig na deze veel te korte nacht, wilde hij geen ruzie krijgen met Mevrouw Brandts of een andere leerkracht: hij had slechts een drietal uurtjes geslapen!

    De leerstof boeide hem niet echt. Hij had vannacht in een ware veldslag meegevochten, maar dat kon hij natuurlijk aan niemand vertellen. Soms doemde het beeld van die trol met een pijl in elk oog nog op in zijn hoofd, maar hij stelde zich gerust. Hij had immers uit verdediging geschoten en voor de goede zaak; niet voor zijn eigen plezier! Maar toch, iemand doden – ook al was het een trol – bleef een vreemd, onaangenaam gevoel geven. Vooral tijdens de les geschiedenis had hij het moeilijk. Ook in de oorlog dachten beide partijen dat ze gelijk hadden om te vechten en te moorden. Toch blijft het zo, besloot hij, dat het de nimfen en de alven waren die zich verdedigden tegen de aanval van de trollen, dus ze hadden geen andere keuze dan terugvechten. Bovendien hadden ze de trollen die zich terugtrokken en de kruiers niet aangevallen, dus ze waren zeker geen slechte wezens. Daan voelde zich toch wel beter dankzij deze gedachte.

    ***

  • 55

    Neljä was één van de kruiers geweest en had Daan zien meevechten. Zoveel trollen waren gedood of gewond. Hij haatte dat mensenkind met heel zijn wezen! Hij ging hem eens een goed lesje leren en meteen ook zijn doosje afpakken, dan kon hij de anderen eens goed doen schrikken. Hij verkneukelde zich al bij de gedachte dat ze zouden vluchten zodra ze de honden zouden horen en dan kon hij hen ook eens goed uitlachen!

    Hij wist ongeveer waar Daan elke dag voorbijzoefde op dat draaiende, metalen ding en hij wist ook waar hij het boogschieten oefende. Kon hij hem nu maar opwachten zonder die vervelende alven tegen het lijf te lopen die dat mensenkind beschermen! Neljä besloot zich te verstoppen in het vervallen huis, dat was donker genoeg en zo moest hij niet te lang in het zonlicht blijven. Hij ging zitten en wachtte af, hopend op een kans om wraak te nemen op dat vervloekte mensenkind! De nimfen hadden hem waarschijnlijk wel opgemerkt, maar als hij lang genoeg stil bleef, zouden ze zijn aanwezigheid misschien wel vergeten.

    ***

    Aurore zuchtte bij het bed van de Meester, ze zat geknield aan zijn zijde. De Grote Magiër leek vredig te slapen op een bed van bladeren en stro. Naast hem op een rond tafeltje brandden kaarsen. Zijn kamer was geheel rond, en gelegen in het midden van de hut. Helemaal rondom de ronde kamer liep een gang en aan de buitenmuren van de hut lagen nog vier kamers: een eetkamer, een werkkamer, een bibliotheek en een waskamer.

    'Meester, Meester, je moet nu echt wakker worden, asjeblief!', zei Aurore bijna smekend. 'De oorlog is begonnen en we hebben jouw hulp dringend nodig! De trollen zullen zeker terugkomen en we moeten het Grote Boek zo snel mogelijk terughalen. We hebben een mensenkind om hulp gevraagd, maar hij loopt nu zelf gevaar aangevallen te worden door de trollen. Ik hoop maar dat Ingwald en zijn makkers hem kunnen blijven beschermen;

  • 56

    zij hebben het ook druk met de zoektocht naar het Grote Boek en het bespioneren van de trollen.'

    De ademhaling van de Meester bleef stabiel: hij ademde slechts twee keer per minuut in en uit. Zo lag hij er nu al maanden. Zijn wonden waren onder leiding van Aurore goed verzorgd door de nimfen en inmiddels genezen, maar toch bleef hij buiten bewustzijn. Ze wist niet meer wat te doen, niets hielp: geen enkele spreuk die ze kende, geen enkele kruidendrank, geen enkel ritueel dat ze met de andere nimfen had uitgevoerd, bracht hem weer bij. De laatste kans is het Boek terugvinden, het weer bij de Meester brengen en hopen dat de magie van het Boek hem voldoende kracht geeft. En in de eerste plaats hopen dat het mensenkind erin slaagt het Boek te bemachtigen.

    ***

    Toen Daan zijn boterhammen had opgegeten, ging hij naar de speelplaats en zette zich op een bank. Sinds de les van Rowald, had hij er een gewoonte van gemaakt zoveel mogelijk te luisteren naar alle geluiden om zich heen. Naast de geluiden van het verkeer, kon hij wat duiven horen kirren, meestal op hetzelfde dak, en vaak hoorde hij ook een merel zingen in een boom verderop. Alles klonk normaal, dat stelde Daan gerust.

    Wout was ook klaar met eten en ging naast Daan zitten.

    'Daan, is alles goed?'

    'Ja, hoor, waarom?'

    'Ik weet het niet, je ziet er zo moe uit en je bent de laatste tijd zo afwezig.' Wout leek echt wel bezorgd om Daan.

    Daan besloot om van onderwerp te veranderen. Daan zou hem toch niet geloven, moest hij over al zijn avonturen vertellen. Hij vond het wel jammer dat er niemand was met wie hij er wèl over kon praten, net zoals zijn grootvader indertijd. Daan begreep nu waarom hij alles had opgeschreven in zijn dagboeken, dat moest Daan misschien ook maar eens doen.

  • 57

    'Het is niets, Wout, ik heb gewoon slecht geslapen. Hoe is het met jou? Zie je het zitten, de komende examens?'

    'Pff, zwijg stil, ik wil er nog even niet aan denken!'

    'Ja, je hebt gelijk! Kom, we gaan eens kijken wat Rayan en David aan het doen zijn.' D