Laure Hirschfeld, Laurie Termeczky et Justine Pereira Design Direction
‘Uit het oog verloren’: de gevolgen van detentie voor ... · Furniere Laure (00603029) geeft...
Transcript of ‘Uit het oog verloren’: de gevolgen van detentie voor ... · Furniere Laure (00603029) geeft...
FACULTEIT
RECHTSGELEERDHEID
‘Uit het oog verloren’: de gevolgen van detentie
voor ouders van gedetineerden. Een exploratieve
studie.
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen
door (00603029) FURNIERE LAURE
Academiejaar 2009-2010
Promotor : Dr. Prof. Freya Vander Laenen
Commissarissen : Prof. dr. Tom Vander Beken en Lic. Gerwinde Vynckier
II
TREFWOORDEN
gedetineerden
ouders
gevolgen
rol
aanpassen
III
Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische
wetenschappen
Ondergetekende,
Furniere Laure (00603029)
geeft hierbij aan derden,
zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden
van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,
[de toelating]
om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een
elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar
verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.
Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de
masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na
het titelblad.
Datum: 07/05/2010
Handtekening: Furniere Laure
IV
VOORWOORD
Deze masterproef dient gezien te worden in het kader van mijn persoonlijke ervaringen met het
onderwerp. Acht jaar geleden kreeg ik te horen dat een neef van mij in de gevangenis terecht
gekomen was door een onomkeerbare daad. Nu, acht jaar later, besef ik dat deze gebeurtenis de
keuze om criminologische wetenschappen te studeren onrechtstreeks heeft beïnvloed. Om mijn vier
jaar criminologische wetenschappen af te sluiten wilde ik een masterproef maken die dicht bij mijn
eigen persoonlijke levenswereld aanleunde. Daarom heb ik gekozen voor het onderwerp ‘ouders van
gedetineerden’, aangezien mijn eigen oom en tante dit label dragen.
Hierbij wil ik dan ook de gelegenheid grijpen om bepaalde mensen te bedanken. Zonder hun steun en
hulp zou het schrijven van deze masterproef over ‘ouders van gedetineerden’ niet mogelijk zijn
geweest.
Eerst en vooral wil ik mijn promotor, Dr. Prof. Freya Vander Laenen, bedanken omdat ze me de
mogelijkheid gaf dit onderwerp te behandelen. Ze heeft mij daarenboven ook uitstekend begeleid
tijdens het schrijven van deze masterproef en dit met de nodige kritische ingesteldheid.
Daarnaast wens ik ook het justitieel welzijnswerk van Kortrijk-Ieper en Leuven te bedanken omdat zij
mij geholpen hebben in mijn zoektocht naar respondenten, nodig voor deze masterproef. Ook aan de
respondenten zelf wil ik mijn dank betuigen, zonder hen zou het immers nooit mogelijk zijn geweest
om deze masterproef tot een goed einde te brengen. In dit kader verdienen mijn oom en tante extra
dank, omdat ze kunnen beschouwd worden als mijn inspiratiebron voor het opzetten van deze
masterproef.
Tot slot ben ik mijn familieleden, vrienden en iedereen die mij op een of andere manier geholpen
heeft of een luisterend oor heeft geboden tijdens het ontstaansproces van deze masterproef enorm
dankbaar. Specifiek wil ik daarbij mijn zus bedanken voor het nalezen van dit werk.
Graag zou ik mijn masterproef willen opdragen aan mijn neef, omdat hij er onrechtstreeks voor
gezorgd heeft dat dit persoonlijk werk tot stand kwam.
V
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 1
1.1 Probleemstelling – waarom dit onderwerp ............................................................................ 1
1.2 Onderzoeksdoelstelling ........................................................................................................... 3
1.3 Centrale onderzoeksvragen..................................................................................................... 3
1.4 Methodologie .......................................................................................................................... 4
1.5 Structuur masterproef ............................................................................................................. 4
2. LITERATUURSTUDIE ......................................................................................................................... 7
2.1 De gevolgen van detentie voor gedetineerden ....................................................................... 7
2.1.1 Inleiding ........................................................................................................................... 7
2.1.2 Het profiel ........................................................................................................................ 7
2.1.2.1 Profiel van een doorsnee gedetineerde ...................................................................... 7
2.1.2.2 Jonge, ongehuwde, kinderloze en partnerloze gedetineerden die nog steeds contact
hebben met hun ouders. ............................................................................................................. 8
2.1.3 The pains of imprisonment ........................................................................................... 10
2.1.3.1 Deprivation en importation model............................................................................ 10
2.1.3.2 Vrijheidsverlies en sociale isolatie ............................................................................. 11
2.1.3.3 De relatie met de buitenwereld ................................................................................ 12
2.1.3.4 De gevangenissubcultuur .......................................................................................... 13
2.1.3.5 Deprivatie van veiligheid ........................................................................................... 14
2.1.3.6 Deprivatie van privacy en depersonalisatie .............................................................. 15
2.1.3.7 Psychologische reactiemogelijkheden van gedetineerden ....................................... 16
2.1.4 Besluit ............................................................................................................................ 18
2.2 De gevolgen van detentie voor naastbestaanden van gedetineerden ................................. 19
2.2.1 Inleiding ......................................................................................................................... 19
2.2.2 Het profiel ...................................................................................................................... 19
2.2.2.1 Wie wordt als ‘naastbestaanden’ van gedetineerden beschouwd? ......................... 19
2.2.2.2 Profiel van naastbestaanden ..................................................................................... 20
2.2.3 De gevolgen ................................................................................................................... 21
2.2.3.1 De sociale gevolgen van de detentie ......................................................................... 21
2.2.3.2 De economische gevolgen van de detentie .............................................................. 23
2.2.3.3 De psychologische gevolgen van de detentie ........................................................... 23
VI
2.2.3.4 Stigmatisering ............................................................................................................ 25
2.2.4 Besluit ............................................................................................................................ 26
2.3 Copingstrategieën bij moeilijke gebeurtenissen ................................................................... 27
2.3.1 Inleiding ......................................................................................................................... 27
2.3.2 Wat is coping? ............................................................................................................... 27
2.3.3 Copingstrategieën ......................................................................................................... 27
2.3.4 Specifieke copingstrategieën voor gedetineerden........................................................ 29
2.3.5 Besluit ............................................................................................................................ 31
2.4 Hulp- en dienstverlenende instanties en groepen voor ouders van gedetineerden ............ 32
2.4.1 Inleiding ......................................................................................................................... 32
2.4.2 Justitieel welzijnswerk ................................................................................................... 32
2.4.3 Zelfhulpgroepen ............................................................................................................ 33
2.4.4 Fora ................................................................................................................................ 33
2.4.5 Family support Program ................................................................................................ 34
2.4.6 Besluit ............................................................................................................................ 34
3. METHODOLOGISCH KADER ........................................................................................................... 35
3.1 Onderzoeksdoelstelling ......................................................................................................... 35
3.2 Centrale onderzoeksvragen................................................................................................... 35
3.3 Projectkader – onderzoeksoptiek - onderzoeksobject .......................................................... 36
3.4 Steekproeftrekking ................................................................................................................ 37
3.5 Onderzoeksstrategie ............................................................................................................. 38
3.6 data-analyse en verwerking .................................................................................................. 39
4. EXPLORATIEF ONDERZOEK NAAR DE GEVOLGEN VAN DETENTIE VOOR OUDERS VAN
GEDETINEERDEN ................................................................................................................................... 41
4.1 Inleiding ................................................................................................................................. 41
4.2 Profiel ‘ouders van jonge, ongehuwde, partnerloze en kinderloze gedetineerden’ ............ 41
4.3 Situatie vóór de detentie ....................................................................................................... 43
4.3.1 Maatschappelijke kwetsbaarheid .................................................................................. 43
4.3.2 Relatie met ‘kind’ vóór detentie .................................................................................... 43
4.4 Gevolgen van detentie voor ouders ...................................................................................... 44
4.4.1 Sociale gevolgen ............................................................................................................ 44
VII
4.4.1.1 Het alledaagse leven na de detentie ......................................................................... 44
4.4.1.2 De beleving van de gevangenisstraf voor de ouders ................................................ 44
4.4.1.3 Sociaal netwerk van de ouders .................................................................................. 46
4.4.2 Economische gevolgen .................................................................................................. 47
4.4.3 Psychologische gevolgen ............................................................................................... 48
4.4.3.1 Algemeen ................................................................................................................... 48
4.4.3.2 Stress ......................................................................................................................... 48
4.4.3.3 Schaamte ................................................................................................................... 48
4.4.3.4 Schuld ........................................................................................................................ 49
4.5 De rol van de ouders gedurende het detentieproces ........................................................... 49
4.5.1 Het belang van de ouders voor het gedetineerd ‘kind’................................................. 49
4.5.2 Relatie met gedetineerd ‘kind’ ...................................................................................... 50
4.6 Aanpassing aan de detentie van een ‘kind’ ........................................................................... 50
4.7 Besluit .................................................................................................................................... 51
5. DISCUSSIE ...................................................................................................................................... 52
5.1 Inleiding ................................................................................................................................. 52
5.2 De ouders van jonge, ongehuwde, partnerloze en kinderloze gedetineerden ..................... 52
5.3 Het dagelijkse leven van de ouders ....................................................................................... 54
5.4 Het sociale netwerk van de ouders ....................................................................................... 57
5.5 De relatie tussen de ouders en de gedetineerde .................................................................. 58
5.6 Copingstrategieën ................................................................................................................. 59
5.7 Besluit .................................................................................................................................... 60
6. CONCLUSIE .................................................................................................................................... 61
7. BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................ 66
8. BIJLAGEN ....................................................................................................................................... 74
VIII
LIJST AFKORTINGEN
JWW: Justitieel Welzijnswerk
CAW: Centrum voor algemeen welzijnswerk
VI: Voorwaardelijke invrijheidsstelling
ADHD: Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder
CAT: Centrum voor studie, preventie en behandeling van alcoholisme en
andere toxicomanieën
1
1. INLEIDING
1.1 Probleemstelling – waarom dit onderwerp
Zoals de titel al laat vermoeden, gaat deze verhandeling, bondig gezegd, over de gevolgen van
detentie voor ouders van gedetineerden. Omdat een tante en oom van de onderzoeker momenteel
vallen onder het etiket ‘ouders van een gedetineerde’ is dit een probleemstelling die vanuit de eigen
belevingswereld komt en bij de persoonlijke belangstelling van de onderzoeker past. Dit onderwerp
omvat meerdere facetten en is onderdeel van een bredere context. Het projectkader van waaruit
vertrokken wordt, is de weinige aandacht die wordt geschonken aan de ‘omgeving van een
gedetineerde’.Bij een misdrijf spelen immers vier actoren op elkaar in: de samenleving, het
slachtoffer, de dader en zijn of haar naastbestaanden. Naastbestaanden kunnen gedefinieerd
worden als het sociale netwerk rondom de delictpleger en het slachtoffer. Verder in dit onderzoek
wordt echter toegespitst op de omgeving van de dader. Nog te vaak wordt uit het oog verloren dat
gedetineerden ook een sociaal netwerk hebben, hun leven stopt immers niet binnen de
gevangenismuren. Gedetineerden zijn burgers die een gezin, ouders, andere familieleden, vrienden
en kennissen hebben. Ook deze laatstgenoemden zijn ‘indirect’ het slachtoffer van het misdrijf dat
hun kind, vader/moeder, nicht/neef, nonkel/tante, opa/oma, … heeft gepleegd.
Zowel op het vlak van wetenschappelijk onderzoek, als in het strafrechtsysteem en de hulpverlening
blijkt er nog te ‘weinig’ belangstelling te zijn voor deze kwetsbare populatie. Binnen het justitiële
wezen heeft de focus heel lang op de delictpleger zelf gelegen. HENNEBEL en andere onderzoekers
stelden dit vast in hun onderzoek: “More support must be provided to prisoners’ families, and
prisoners’ awareness of their own responsibilities must be increased. Most work by voluntary
agencies and the Probation Service has focused on prisoners and their problems.”1 Waar
gedetineerden reeds geruime tijd aan het evolueren zijn van een onzichtbare naar een zichtbare
doelgroep, is deze evolutie nog maar even te zien bij het netwerk van gedetineerden. De laatste
jaren immers besteedt het gevangeniswezen steeds meer aandacht aan de kinderen en partners van
gedetineerden.2 Uit het behoeften onderzoek van LENAERS, VALGAREN en VAN HAEGENDOREN blijkt
dat er ‘weinig’ contact is tussen de omgeving van de gedetineerden en het justitieel welzijnswerk. Uit
het daarover gevoerde onderzoek komt voort dat slechts 20% van de ondervraagde gedetineerden
1COSTALL, P., FOWLER, V. en HENNEBEL, L.C., Supporting families of drug-dependent offenders, Londen, The
European Netwerk of Drug Services in Prison and Cranstoun Drug Services, 2002, 11. 2Binnen de gevangenismuren worden activiteiten georganiseerd die verwijzen naar specifieke momenten, zoals vader- en
moederdag, sinterklaas, kerstmis,… Ook bestaat binnen de meeste gevangenissen de mogelijkheid tot ongestoord bezoek en
kinderbezoek; DEMEERSMAN, T. en EELEN, S. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’
[WWW]. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010]
2
melding heeft gemaakt van contact tussen het justitieel welzijnswerk en zijn familie.3 De relatief
weinige wetenschappelijke onderzoeken die bestaan over de omgeving van gedetineerden beperken
zich meestal tot de kinderen en de partners van gedetineerden, net omdat dit uiterst kwetsbare
groepen zijn.4 Vaak worden ouders van gedetineerden wel vermeld in onderzoeken betreffende de
naastbestaanden van gedetineerden, maar praktisch zelden worden ze als een aparte groep, laat
staan als kwetsbare populatie grondig bestudeerd.5
Omdat voor sommige gedetineerden ouders ‘de significante anderen’ zijn, is het interessant genoeg
om deze populatie toch eens van naderbij te bekijken. Daarom wordt er toegespitst op dat deel van
de familie die vaak vergeten wordt, namelijk de ouders van gedetineerden. Ze zijn immers een steun
en toeverlaat tijdens de detentie van hun ‘kind’ en geven hen hoop op een betere toekomst.6
HAIRSTON stipt in zijn Amerikaans onderzoek het belang van de moeder voor de gedetineerden aan.
Volgens deze auteur is de moeder de centrale figuur in het leven van de opgeslotene. Deze bevinding
is niet verwonderlijk gegeven het feit dat er zoveel Afrikaanse Amerikanen in de gevangenis
verblijven. Bij deze gezinnen speelt de moeder immers een belangrijke, centrale rol. Voor zowel
mannelijke als vrouwelijke gedetineerden, zijn moeders de belangrijkste bron van steun en hun
belangrijkste en meest frequente bezoeker. HAIRSTON geeft immers ook aan dat de impact van de
incarceratie op deze moeders maar weinig het onderwerp van onderzoek is geweest. Studies rond
dat thema waren ofwel te oppervlakkig ofwel werd enkel het grote geheel, dus naastbestaanden in
het algemeen, bekeken.7
Het uitgangspunt van dit onderzoek is dan ook de vaststelling dat er tot op vandaag in Vlaanderen
nog te weinig bekend is over deze specifieke groep van naastbestaanden van gedetineerden en hun
detentiebeleving. Door de weinige aandacht die deze groep gekregen heeft, is er ook nog maar
weinig kennis opgebouwd over hen. Met andere woorden, er is nog onvoldoende geweten wie deze
ouders zijn en wat hun noden en behoeften, hun specifieke (hulp)vragen alsook hun specifieke
3LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., De gemeenschap achter de tralies, Diepenbeek, SEIN,
Sociaal Economisch Instituut, 2001, 90. 4Voorbeelden van buitenlands onderzoek over kinderen: BOSWELL, G., ‘Imprisoned Fathers: The children’s View’, The
Howard Journal, 2002, 14-26.; Children of Incarcerated Parents, GABEL, K. en JOHNSTON, D., (eds.), New York,
Lexington Books, 1995, 336 p.; Voorbeelden van Vlaams onderzoek over kinderen: BUSE, S., DE JAEGHER, K., MEYVIS,
W. en SAUVEUR, M.H., Als je ouder in de gevangenis zit..hoe dichtbij blijven? Over de relatie van kinderen met hun
gedetineerde ouders: de situatie in België, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1996, 71 p.; GORIS, R., ‘Vader achter de
tralies’, Metanoia, 1998, 81-85.; Voorbeelden van Vlaams onderzoek over partners: BEL, A. en VERHOOG, J., ‘De vrouw
van de gevangene’, Psychologie, 1990, 40-43.; MIEDEMA, F., ‘Partners van gedetineerden: een onzichtbare groep’, Proces,
2000, 124-127.; Voorbeelden van buitenlands onderzoek over partners:PEELO, M., STEWART, J., STEWART, G. en
PRIOR, A., ‘Women partners of prisoners’, The Howard Journal, 1991, 311-327. 5Voorbeelden: ARDITTI, J.A., LAMBERT-SHUTE, J. en JOEST, K., ‘Saturday Morning at the Jail: Implications of
Incarceration for Families and Children’, Family relations, 2003, 195-204.; CHRISTIAN, J., MELLOW, J. en THOMAS, S.,
‘Social and economic implications of family connections to prisoners’, Journal of Criminal Justice, 2006, 443-452. 6 LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., o.c., 92. 7 HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of Health
and Human Services: http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010]
3
aanpassingsstrategieën zijn. Er kan dus gezegd worden dat er nood is aan meer wetenschappelijke
kennis over deze doelgroep.
Aangezien de populatie ‘ouders van gedetineerden’ enorm groot is, er wordt namelijk vanuit gegaan
dat bijna elke gedetineerde ouders heeft, en aangezien ouders niet altijd meer de belangrijkste
personen zijn in het leven van de gedetineerde, wordt deze populatie vernauwd tot ouders van
‘jonge’ (18-35 jaar), ongehuwde, kinderloze en partnerloze gedetineerden die nog steeds contact
hebben met hun ouders. Uit het onderzoek van MOERINGS blijkt immers dat wanneer de delinquent
reeds getrouwd is en een niet zo jeugdige leeftijd meer heeft, de ouders een minder belangrijke rol in
het verloop van hun detentiecarrière zullen spelen.8 Er wordt dus uitgegaan van de veronderstelling
dat deze categorie van gedetineerden hun ouders zien als ‘de significante anderen’. Een mogelijke
reden immers waarom ouders van gedetineerden op verschillende domeinen vaak buiten de
aandacht komen te staan, is hoogstwaarschijnlijk omdat zij vaak niet meer zo belangrijk zijn in het
leven van gedetineerde zoon of dochter wanneer deze een partner en/of kinderen blijkt te hebben.
Daarom valt het licht van de schijnwerpers op een categorie van ouders waarbij verondersteld kan
worden dat zij wel een belangrijk deel uitmaken van het leven van de gedetineerde.
1.2 Onderzoeksdoelstelling
De bescheiden bijdrage van dit onderzoek aan het criminologische onderzoeksgebied is de indirecte
slachtoffers van een misdrijf, namelijk ‘de ouders van gedetineerden’, onder de belangstelling te
brengen en de negatieve gevolgen veroorzaakt door de gevangenisstraf van een ‘kind’ in de verf te
zetten, door een masterproef aan hen te wijden. Algemeen gezien wordt via deze masterproef
getracht een bijdrage te leveren aan de reeds bestaande kennis op het vlak van ouders van
gedetineerden, net omdat er weinig wetenschappelijke kennis hierover bestaat. Deze kwetsbare
onderzoekspopulatie in de schijnwerpers plaatsen zodat niet wordt vergeten wat de nefaste gevolgen
van hun indirect slachtofferschap zijn, is tevens een doel van deze masterproef.
In dit onderzoek wordt dus gekozen voor het perspectief van de ouders van gedetineerden. Het is
immers de betrachting om met deze masterproef een beeld te schetsen van ouders van
gedetineerden en de wijze waarop zij de detentie van hun ‘kind’ beleven en ermee omgaan.
1.3 Centrale onderzoeksvragen
Om een degelijk inzicht te kunnen verwerven in de gevolgen van detentie voor ouders van
gedetineerden, worden vier grote onderzoeksvragen gesteld. Aan de hand van deze vragen wordt
getracht om een bijdrage te leveren aan de bestaande kennis op het vlak van ouders van
8MOERINGS, M., De gevangenis uit, de maatschappij in. De gevangenisstraf en haar betekenis voor de sociale contacten
van ex-gedetineerden, Alphen aan den Rijn, Samsom Uitgeverij, 1978, 84.
4
gedetineerden. De bedoeling van de eerste, grote onderzoeksvraag is gefundeerde data aan te
brengen met betrekking tot de zelf ervaren gevolgen voor ouders van gedetineerden. Aansluitend bij
deze vraag, wordt op zoek gegaan of er sociale mechanismen bestaan die de ervaren gevolgen
kunnen verklaren. Uit het onderzoek van LENAERS, VALGAREN en VAN HAEGENDOREN blijkt reeds
dat naastbestaanden een cruciale rol vervullen in het leven van gedetineerden.9 MOERINGS stelde
vast dat moeders een belangrijke rol vervullen tijdens de detentiebeleving van ongehuwde
mannelijke gedetineerden.10 Met de derde onderzoeksvraag wordt gezocht naar welke rol de ouders
vervullen bij de ervaringen die hun gedetineerd ‘kind’ beleeft? Als laatste wordt interesse getoond in
hoe ouders, die nauw betrokken zijn bij de detentie van hun ‘kind’, zich aanpassen aan deze
ingrijpende gebeurtenis.
1.4 Methodologie
In het onderzoek wordt eerder diepgang dan breedte beoogd. De interviews zullen kleinschalig zijn
waardoor weliswaar minder generaliseerbare kennis zal bekomen worden. De bedoeling van dit
onderzoek is niet om zomaar een opsomming te geven van de gevolgen die er zijn voor ouders met
een gedetineerd ‘kind’, maar om dieper te graven door aan te geven hoe ze zich daarbij voelen.
Gezien het gevoelige onderwerp, is het belangrijker diep in te gaan op de gevolgen bij een klein
aantal personen dan breed te denken bij een grote groep mensen. Resultaten veralgemenen en in
statistieken gieten is immers geen doel van dit onderzoek.
Het onderzoek beoogt een kwalitatieve methodologie, omdat er voornamelijk verbaal en
beschouwend gerapporteerd wordt en de onderzoeksgegevens waardevoller zijn dan de secundaire
gegevens. Via zowel formele en informele instanties zal de onderzoekspopulatie ‘ouders van
gedetineerden’ samengesteld worden. Deze populatie zal onderworpen worden aan een open
interview om zo hun ervaringen rond de detentie van hun ‘kind’ beter te kunnen begrijpen.11
1.5 Structuur masterproef
Binnen de literatuurstudie van deze masterproef kunnen vier onderdelen worden onderscheiden. Als
eerste worden de gevolgen van detentie voor de gedetineerden zelf besproken. Om de gevolgen en
de rol van ouders van gedetineerden beter te begrijpen, is een algemeen overzicht van de gevolgen
van detentie voor gevangenen onontbeerlijk. In dit eerste onderdeel wordt het profiel van een
doorsnee gevangene bekeken. Daarna wordt de beoogde groep gedetineerden besproken.
Vervolgens wordt het deprivation en importation model uiteengezet, deze modellen geven een
verklaring voor de detentiebeleving van gevangenen. Aansluitend worden de voornaamste ‘pains of
9LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., o.c., 87. 10MOERINGS, M., o.c., 84. 11SILVERMAN, D., Interpreting Qualitative data, London, Sage Publications, 2001, 12.
5
imprisonment’ geschetst. Het gaat hierbij over het verlies van vrijheid en daarmee samenhangende
sociale isolatie, de relaties met de buitenwereld, de gevangenissubcultuur, de deprivatie van
veiligheid en de deprivatie van privacy en depersonalisatie. Vanuit wetenschappelijke literatuur
wordt ten slotte een aantal psychologische reactiemogelijkheden van gedetineerden op deze
deprivaties aangegeven.
In het tweede onderdeel zal vanuit bestaande literatuur een overzicht gegeven worden van de
mogelijke gevolgen van detentie voor de omgeving van gedetineerden. Met de omgeving van
gedetineerden wordt meer dan alleen de ouders bedoeld. Vooraleer de gevolgen worden aangeven,
zal eerst gekeken worden naar wie deze naastbestaanden van gedetineerden eigenlijk zijn.
Achtereenvolgend worden dan enerzijds de sociale, psychologische en economische gevolgen en
anderzijds het stigma en de schuld- en schaamtegevoelens die voortvloeien uit de gevangenhouding
van hun eigen ‘kind’ besproken.
Vervolgens wordt in de literatuur op zoek gegaan naar hoe mensen zich in het algemeen aanpassen
aan een moeilijke situatie. Er zal aangegeven worden wat copingstrategieën precies zijn, welke het
meest frequent voorkomen en welke voornamelijk gehanteerd worden door gedetineerden.
De verschillende soorten steun waarvan naastbestaanden van gedetineerden gebruik maken, wordt
als laatste onderdeel van de literatuurstudie onder de loep genomen. De belangrijkste organisatie die
in dit kader vermeld kan worden, is het justitieel welzijnswerk. Echter, het JWW is niet het enige
middel waarop naastbestaanden beroep doen om het hele gebeuren te verwerken. Zo kan er nog
gesproken worden over zelfhulpgroepen, fora en family support program.
Gedurende de uiteenzetting van de literatuurstudie wordt beroep gedaan op een scala van
onderzoeken afkomstig uit zowel de Verenigde Staten, Engeland als uit België. Hierbij kan de vraag
gesteld worden of die resultaten wel veralgemeend kunnen worden voor deze studie, gezien elk land
een eigen rechtssysteem, een ander gevangenisregime, verschillende demografische kenmerken,
eigen diensten heeft voor de opvang van naastbestaanden van gedetineerden, … De meeste van de
gehanteerde onderzoeken komen echter tot gelijkaardige conclusies, waaruit opgemaakt kan
worden dat de verschillen tussen landen slechts een onrechtstreekse invloed hebben.12
Na de literatuurstudie volgt het methodologisch kader, waarin de methodologie van het onderzoek
uitvoerig in zes stappen uit de doeken wordt gedaan. Aansluitend volgt de exploratieve studie,
waarin als eerste het profiel van de respondenten die deelnamen aan het onderzoek wordt
geschetst. Daaropvolgend begint de uiteenzetting van de resultaten van het onderzoek. Aan de hand
12MOERINGS, M., o.c., 11-15.
6
van deze data zal getracht worden een antwoord te geven op de gestelde onderzoeksvragen.
Voordat een algemene conclusie aan de orde is, wordt in de discussie de data van het onderzoek
getoetst aan de literatuurstudie.
Doorheen de uiteenzetting worden de termen ‘familie’ en ‘gezin’ vaak door elkaar gebruikt. In deze
masterproef wordt steeds gekeken vanuit het oogpunt van de jonge, ongehuwde, partnerloze en
kinderloze gedetineerde. Aangezien deze gedetineerde verondersteld wordt zelf geen gezin te
hebben, wordt hij/zij nog beschouwd als een zoon of dochter van zijn ouders. Met familie wordt dan
ook een groter geheel bedoeld, namelijk zowel het gezin als de ooms en tantes, neven en nichten,
opa en oma,…
De verdere uiteenzetting zal telkens gebeuren in de mannelijke vorm, waarmee bedoeld wordt dat
steeds zijn of hij gebruikt zal worden in plaats van zijn/haar of hij/zij. Dit wil echter niet zeggen dat er
enkel over mannen wordt gesproken, wanneer iets alleen opgaat voor mannen of voor vrouwen zal
dit echter uitdrukkelijk vermeld worden. De reden van deze keuze is omdat de tekst op deze manier
vlotter en aangenamer leest.
7
2. LITERATUURSTUDIE
2.1 De gevolgen van detentie voor gedetineerden
2.1.1 Inleiding
Uit een onderzoek van PORPORINO en ZAMBLE blijkt dat gedetineerden hun vrijheidsberoving in het
algemeen omschrijven als een negatieve ervaring. Binnen de gevangenismuren hangt immers een
aparte sfeer en een detentie brengt tevens specifieke veranderingen teweeg in het leven van de
gedetineerde zelf. Een gevangenisstraf houdt niet alleen een beroving van de vrijheid in, ook talrijke
andere deprivaties worden ervaren door gedetineerden. Deze deprivaties zorgen ervoor dat het
contrast met het leven in de vrije samenleving scherp wordt aangevoeld door de opgeslotene.13
In dit onderdeel van de literatuurstudie wordt de gedetineerde zelf in de schijnwerpers geplaatst.
Eerst wordt kort het profiel van een doorsnee gedetineerde aangegeven, gevolgd door een
beschrijving van ‘de gedetineerde’ waarop in dit onderzoek de focus komt te liggen. Daarna worden
de ‘pains of imprisonment’ die door gedetineerden ervaren worden, geschetst. In eerste instantie
wordt daarbij kort het deprivatie en importatie model, die de beleving van detentie voor
gedetineerden verklaart, uiteengezet. Vervolgens worden achtereenvolgend de sociale isolatie, de
relaties met de buitenwereld, de gevangenissubcultuur, de deprivatie van veiligheid, privacy en
depersonalisatie besproken. Er bestaan uiteraard nog heel wat andere pijnpunten van een
gevangenisstraf, maar diegene die hieronder beschreven worden, zijn de meest relevante voor deze
masterproef. Als laatste wordt nog ingegaan op de belangrijkste psychosociale reacties die
gedetineerden vertonen naar aanleiding van deze gevolgen.
De hieronder beschreven ‘pains of imprisonment’, worden zoveel als mogelijk toegespitst op de
categorie van gedetineerden die in deze masterproef voor ogen wordt gehouden, namelijk de jonge,
ongehuwde, kinderloze en partnerloze gedetineerden die nog steeds contact hebben met hun
ouders.
2.1.2 Het profiel
2.1.2.1 Profiel van een doorsnee gedetineerde
De gevangenispopulatie bestaat voor het grootste deel uit gedetineerden tussen de 18 en 35 jaar.14
Van de totale populatie gedetineerden, zijn slechts 4 à 5% vrouwen. Gedetineerden zonder de
Belgische nationaliteit maken 40% uit van de gedetineerdenpopulatie, hieruit mag echter niet
13PORPORINO, F., en ZAMBLE, E., Coping, Behavior and Adaptation in Prison Inmates, New York, Springer-verslag,
1988, 83. 14X (2000) ‘Bijlage 1: profiel van de gedetineerde’ in Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden [WWW]. De Vlaamse
overheid: http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/strategischplan.htm#Bijlage%201 [ 21/02/2010]
8
geconcludeerd worden dat vreemdelingen meer crimineel zijn dan Belgen. Onderzoek heeft echter
aangetoond dat het volstaat een vreemdeling te zijn om in een aantal gevallen gemakkelijker achter
de tralies te belanden. Uit vrees voor vluchtgevaar verblijven deze gedetineerden vaak ook langer in
voorhechtenis wat verklaart waarom verhoudingsgewijs meer allochtonen in de Belgische
gevangenissen verblijven.15 Ook noemenswaardig, is dat de meeste gedetineerden afkomstig zijn uit
sociale milieus die beduidend minder kansen bieden.16 Dit blijkt onder meer uit de vaststelling dat
twee op drie gedetineerden vóór hun detentie woonachtig waren in gemeenten waar de
problematiek van maatschappelijke achterstelling het scherpst aanwezig is.17 Afkomstig zijn uit
kansarme milieus wijst onder andere op een minimale opvoeding, slechte schoolervaringen, een lage
opleidingsgraad, beperkte tewerkstellingskansen en een bijzonder mager toekomstperspectief.18
Gezinnen afkomstig uit kansarme milieus wijken dan ook vaak af van een doorsnee gezin, in die zin
dat ze getekend zijn door achterstelling, uitsluiting en kansarmoede. Merendeel van de
gedetineerdenpopulatie is opgegroeid in dergelijke gezinnen waardoor ze weinig vertrouwd zijn met
relationele en sociale vaardigheden.19 Kort samengevat kan dus gesteld worden dat het profiel van
een doorsnee gedetineerde afwijkt van dat van de gemiddelde Belgische burger.20
2.1.2.2 Jonge, ongehuwde, kinderloze en partnerloze gedetineerden die nog steeds contact
hebben met hun ouders.
In de uiteenzetting die volgt, ligt de focus op jonge, ongehuwde, partnerloze en kinderloze
gedetineerden die nog steeds een band hebben met hun ouders, omdat van deze categorie
gedetineerden verondersteld kan worden dat de ouders een significante rol in hun leven vervullen.21
VANDEBOSCH merkt op dat hoe jonger de gedetineerde is, hoe meer hij de buitenwereld schijnt te
missen en hoe langer de detentie duurt, hoe minder de opgeslotene zich geliefd voelt door personen
15EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 16EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 17MAES, E., DAENINCK, P., EYCKMANS, D., PETERS, T., PUT, J. en VAN DER STRAETE, I., ‘Detentie, verpaupering
en forensisch welzijnswerk’ in Handboek Forensisch welzijnswerk, BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W.,
ROOSE, R. en VANACKER, J., (eds.), Gent, Academia Press, 2002, 613. 18EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 19EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 20LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., o.c., II. 21Hoe jonger, hoe kleiner de kans dat de persoon getrouwd is of een partner of kinderen heeft en hoe groter de kans dat de
ouders nog een rol spelen in het leven van die personen.
9
uit de buitenwereld.22 Theoretisch kan er echter geen duidelijke scheidingslijn getrokken worden
tussen wat nu een lange of een korte vrijheidsstraf is. Uit de beschikbare literatuur kan echter wel
afgeleid worden dat er tot op zekere hoogte een verschil is tussen de beleving van een korte en een
lange gevangenisstraf.23 De ‘pains of imprisonment’, hieronder besproken, zullen specifiek toegepast
worden op langgestraften omdat het oorspronkelijk criteria voor de steekproeftrekking van
respondenten ‘ouders van jonge, ongehuwde, partnerloze, kinderloze en langgestrafte (5 jaar tot
levenslang) gedetineerden die nog steeds contact hebben met hun ouders’ was. Tijdens de zoektocht
naar respondenten werd dit criteria versoepeld, waardoor ‘langgestraft zijn’ geen absolute vereiste
meer was. Na de afname van de interviews kan geconcludeerd worden dat vier van de vijf
gedetineerde ‘kinderen’ al langer dan zes maanden in de gevangenis verblijven, waardoor de
toespitsing op langgestraften relevant blijft. Immers volgens SNACKEN kan elke celstraf langer dan
zes maanden beschouwd worden als een lange vrijheidstraf.24
Langgestraften hebben andere problemen en frustraties dan kortgestraften. Bij langgestraften leeft
de mogelijkheid dat ze geïnstitutionaliseerd worden meer dan bij kortgestraften. Dat wil zeggen dat
ze hun interesse in de buitenwereld verliezen, de gevangenis als hun thuis beginnen zien en de
mogelijkheid verliezen om hun verantwoordelijkheid op te nemen.25 Uit het onderzoek van
MACKENZIE en GOODSTEIN kan afgeleid worden dat de lange gevangenisstraf beter verteerd dan de
korte. Nochtans weten kortgestraften dat ze niet lang zullen moeten vastzitten en dat ze snel weer
toekomstplannen kunnen maken, terwijl de langgestraften vaak het licht aan het eind van de tunnel
nog lang niet kunnen zien.26 Gedetineerden met een lange gevangenisstraf moeten zich er echter bij
neerleggen dat ze voor een langere periode gescheiden zijn van hun familie, vrienden en de
samenleving en dat het leven buiten verdergaat zonder hen.27 Langgestraften hebben meer kans op
het volgen van programma’s en cursussen om hun tijd op te vullen, waardoor hun detentie enigszins
dragelijker wordt.28
22VANDENBOSCH, H., De invloed van persoonlijke achtergrondkenmerken en gevangenisfactoren op de probleemervaring
en de aanpassingswijze van Nederlandstalige veroordeelden: een studie in vijf Vlaamse strafinrichtingen, Panopticon, 2002,
34. 23SNACKEN, S., De korte gevangenisstraf, Antwerpen, Kluwer, 1986, 3. 24 Ibid., 3. 25GOODSTEIN, L. en MACKENZIE, D.L., ‘Long-term incarceration impacts and characteristics of long-term offenders’ in
Long-Term Imprisonment. Policy, Science and Correctional Practice, FLANAGAN T.J., (ed.), Thousand Oaks, Sage
Publications, 1995, 66. 26Ibid., 71. 27COHEN, S. en TAYLOR, L., Psychological survival. The experience of Long-term imprisonment, Harmondsworth,
Penguin Books, 1972, 43. 28COWLES, E.L. en SABATH, M.J., ‘Adressing the program needs of long-term inmates’ in Long-Term Imprisonment.
Policy, Science and Correctional Practice, FLANAGAN T.J., (ed.), Thousand Oaks, Sage Publications, 1995, 210-211.
10
Uit de studie van WINDZIO komt naar voren dat hoe sterker de banden van de gedetineerde met de
buitenwereld zijn, hoe zwaarder de ‘pains of imprisonment’ doorwegen.29 “One of the reasons I
always did easy time was I had nobody who would write or visit me. Also I had no life outside.”30
Hieruit kan afgeleid worden dat er een verschil bestaat tussen gedetineerden die nog een band
hebben met hun ouders en diegene die geen relatie meer hebben met hun ouders. In deze
masterproef komt de nadruk te liggen op gedetineerden die nog steeds contact hebben met hun
ouders, zodat de rol van de ouders bij de ervaring van deze pijnpunten bestudeerd kan worden.
2.1.3 The pains of imprisonment
2.1.3.1 Deprivation en importation model
De problemen die gedetineerden ervaren tijdens hun detentieperiode en de aanpassing die ze
hanteren aan het gevangenisleven wordt gekenmerkt door de deprivatie- en importtheorie.31 The
deprivation theory is ontwikkeld tijdens de jaren 1950-1960 en suggereert dat de socialisatie van een
gedetineerde een specifieke reactie is op de geleden pijnpunten van een gevangenisstraf.32 Tevens
stelt deze theorie dat problemen/klachten tijdens de detentie unilateraal veroorzaakt worden door
de vrijheidsberoving en geen grond hebben bij het individu zelf.33 De gevangenisomgeving wordt met
andere woorden gezien als een bron van stressoren, zoals het niveau van veiligheid, de
organisatiestijl en bekwaamheid van het bestuur binnen de inrichting, die leiden tot bepaalde
aanpassingswijzen voor de gedetineerden zelf.34
Deprivatie zou de enige bron van invloed zijn op de detentiebeleving bij mannen. Bij vrouwen heeft
deprivatie als factor ook een invloed, maar het zou andere elementen behelzen dan bij mannen.
Volgens POLLOCK-BYRNE voelen gedetineerde vrouwen het missen van familie en vrienden als een
zwaardere last aan dan mannen en vullen zij, in tegenstelling tot mannen, dit gemis aan door
pseudofamilies te vormen.35 Daarenboven blijkt uit onderzoek dat de beleving van deprivaties
afhangt van de strafduur, de aard van de inrichting en de persoonlijkheid van de gedetineerde.36
Het importation model werd aanvankelijk voorgesteld door IRWIN en CRESSEY in 1962. In dit model
wordt ervan uitgegaan dat ondanks dat gedetineerden in een totale institutionele omgeving
29WINDZIO, M., ‘Is there a deterrent effect of pains of imprisonment?’, Punishment and society, 2006, 358. 30COHEN, S. en TAYLOR, L., o.c., 72. 31GOODSTEIN, L. en WRIGHT, K., ‘Inmate in adjustement to prison’ in The American prison. Issues in research and
policy, GOODSTEIN, L. en MACKENZIE, D.L., (eds.), New York en London, Plenum Press, 1989, 229-239. 32LAHM, K.F., ‘Inmate-on-inmate assault: A multilevel examination of prison violence’, Criminal justice and behavior,
2008, 121. 33PORPORINO, F. en ZAMBLE, E., o.c., 7. 34DELISI, M. en HOCHSTETLER, A., ‘Importation, deprivation and varieties of serving time: An integrated-lifestyle-
exposure model of prison offending’, Journal of criminal justice, 2005, 258.; VANDENBOSCH, H., l.c., 22. 35POLLOCK-BYRNE, J.M., Women, Prison, Crime, California, Brooks/Cole Publishing Company, 1990, 143. 36GOETHALS, J., Psychosociale implicaties van de lange vrijheidsstraf, Antwerpen, Kluwer, 1980, 25.
11
geïsoleerd leven, zij toch beïnvloed worden door factoren van buitenaf.37 Bovendien veronderstelt
dit model dat het gedrag van een gedetineerde een weerspiegeling is van de culturele en structurele
verschillen tussen de individuen buiten de gevangenismuren.38 Met andere woorden, deze theorie
houdt rekening met de persoonlijke en sociale kenmerken die iedere gevangene meeneemt vanuit
de buitenwereld binnen in de gevangenis en met stressoren die afkomstig zijn uit een bredere
omgeving dan de gevangenis zelf.39
THOMAS komt in zijn onderzoek, naar de variabelen die de aanpassing aan en de gevolgen van
gevangenhouding beïnvloeden, tot de conclusie dat zowel gevangenisspecifieke invloeden als
variabelen die niet direct in verband kunnen worden gebracht met de gevangenisomgeving
belangrijk zijn.40 De integratie van beide theorieën levert dus waarschijnlijk de meest volledige
verklaringsbasis op voor de levensstijl van personen binnen de gevangenis.41
2.1.3.2 Vrijheidsverlies en sociale isolatie
Vrijheidsverlies houdt zowel een scheiding van gezinsleden en vrienden, een stopzetten van werk en
een verlies van de verschillende sociale rollen in. Bovendien suggereert dit verlies dat een nieuw
leefmilieu en andere sociale rollen worden opgedrongen.42 De essentie van de vrijheidsberoving is
namelijk dat de vrijheid van bepaalde personen ontnomen wordt, zodat zij niet langer kunnen
deelnemen aan het leven in de vrije samenleving.43 De buitenwereld blijft echter wel steeds
aanwezig in het bewuste leven van de gedetineerde, als een bron van hoop en valse verwachtingen,
waardoor zij steeds geconfronteerd worden met het gevoel een burger van twee werelden te zijn.44
Wat een gevangenisstraf met een mens doet, reikt verder dan enkel het beroven van de vrijheid. De
vrijheidsberoving is dan ook een niet te onderschatten ingrijpende en schokkende gebeurtenis.45
In 1966 benadrukte ROGER VAN DE VELDE hoezeer het afgezonderd zijn, de isolatie en de
eenzaamheid, door het uitzitten van een gevangenisstraf, een persoon kunnen kraken: “De
gevangenis is geen straf omwille van de dingen die deel uitmaken van de gevangenis, maar wel
37CAO, L., VAN DINE, S. en ZHAO, J., ‘Prison disciplinary tickets: a test of the deprivation and importation models’,
Journal of criminal justice, 1997, 105. 38Ibid., 112. 39VANDENBOSCH, H., l.c., 22. 40THOMAS, C.W., ‘Theoretical perspectives on prisonization: a comparison of the importation and deprivation models’, The
journal of criminal law and criminology, 1977, 144. 41VANDENBOSCH, H., l.c., 23. 42GOETHALS, J., o.c., 21. 43EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk: http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De
%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 44GOETHALS, J., o.c.,22. 45EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk: http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De
%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010]
12
omwille van de dingen die men in afzondering moet ontberen en die door hun onbereikbaarheid de
glans verwerven van de droom.”46 Isolatie kan de ‘pains of imprisonment’ immers vergroten en ze
daarenboven nog eens acuter maken.47 GOETHALS komt tot de vaststelling dat gevangenen zich
introverter opstellen naarmate de detentie vordert.48 De gedetineerde gaat zich dan steeds meer
bezighouden met gestructureerde activiteiten zoals gaan werken terwijl hij steeds minder
toenadering zoekt tot zijn medegevangenen, waardoor sociale isolatie op gang wordt gebracht.49
2.1.3.3 De relatie met de buitenwereld
Doordat een persoon in gevangenschap veel van zijn contacten met de buitenwereld en met
vrienden en familie verliest, worden zijn sociale netwerken in de war gestuurd en tevens verstoord.50
De opgesloten persoon verliest echter ook de mogelijkheid om nieuwe mensen te ontmoeten en
innige vriendschapsbanden op te bouwen met mensen uit de buitenwereld.51
Voornamelijk langgestraften ondervinden het ontbreken van een duidelijke vrijlatingdatum en de
separatie van hun sociale omgeving als één van hun voornaamste frustraties. Hoe langer de detentie
duurt, hoe moeilijker het wordt om contacten te onderhouden met de buitenwereld.52 De vrije
wereld is immers hun wereld niet meer. Dit gebrek aan belangstelling en interesse voor het vrije
leven, betekent echter niet dat gedetineerden genoeg zouden hebben aan hun eigen, beperkte
gevangenisbestaan.53 Maar doordat gedetineerden gescheiden worden van hun familie, beginnen ze
vaak te twijfelen aan zichzelf en op deze manier halen ze hun eigen zelfbeeld naar beneden. Als
reactie daarop trekken sommigen zich langzaam terug van alle contact met familie en vrienden.
Daarmee samengaand kan gesteld worden dat het gevangeniswezen zelf vaak vergeet hoe belangrijk
familiale relaties zijn voor dergelijke gedetineerden. De overbevolking, het personeelstekort, de
budgetten, veiligheid,… zijn allemaal zaken waarover het gevangeniswezen zich zorgen maakt, maar
de belangrijkheid van de relaties van de gevangenen wordt daarbij vaak over het hoofd gezien. Net
46DEMYTTENAERE, B., Levenslang. Een blik achter de tralies van de Belgische gevangenissen, Antwerpen,
Manteau/standaard, 2002, 47. 47TOCH, H., Men in crisis: human breakdowns in prison, Chicago, Aldine Publishing company, 1975, 39. 48GOETHALS, J., o.c., 80.; Dit gaat voornamelijk op voor mannelijke gedetineerden omdat vrouwelijke gedetineerden meer
waarde hechten aan hun pseudo-familie (zie gevangenissubcultuur). 49ZAMBLE, E., ‘Behavior and adaptation in long-term prison inmates. Descriptive longitudinal results’, Criminal justice and
Behavior, 1992, 414. 50PORPORINO, F. en ZAMBLE, E., o.c., 78. 51CORDILIA, A., The making of an inmate. Prison as a way of life, Cambridge, Massachusetts: schenkman Publishing
Company Inc., 1983, 31. 52KUMMERLOWE, C., ‘Coping with imprisonment’ in Long-Term Imprisonment. Policy, Science and Correctional
Practice, FLANAGAN T.J., (ed.), Thousand Oaks, Sage Publications, 1995, 42. 53RIJKSEN, R., Vijf jaar tot levenslang, langgestraften in de gevangenis te Breda, Alphen aan den Rijn, N. Samsom n.v.,
1967, 104.
13
omdat de gevangenis deze nood aan ondersteuning niet wil inzien, zorgen langgestraften voor onrust
en ontevredenheid.54
De gevangenis kan gezien worden als een totaal instituut omdat het de gedetineerde desocialiseert
door hen af te sluiten van elke uitoefening van conventionele rollen in de buitenwereld.55 Een
gevangene wordt tijdens zijn detentie vaak teruggeworpen op zichzelf waardoor zijn belevingswereld
vernauwd wordt tot zijn cel.56 Verschillende wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat
gedetineerden die het contact met hun families blijven onderhouden, zich sneller en beter
aanpassen aan het gevangenisleven, minder disciplinaire problemen vertonen tijdens hun detentie
en na hun vrijlating ook minder geneigd zijn te recidiveren.57 Bezoek krijgen van de partner en/of
familie, het telefoneren en ontvangen van post zijn de top drie der meest gewaardeerde activiteiten
in de gevangenis.58
De gedwongen scheiding met familie en vrienden leidt echter ook tot een verlies van intimiteit.59
HEARN en PARKIN schrijven in hun studie dat door de gevangenisstraf seksuele contacten beperkt
worden.60 Recente regimeveranderingen, zoals ongestoord bezoek, hebben er echter voor gezorgd
dat intiemer seksueel contact mogelijk werd.61 Omdat de gedetineerde waarop de focus in deze
masterproef ligt, verondersteld wordt geen seksuele relatie met een persoon uit de buitenwereld te
hebben, wordt hierop niet verder ingegaan.
2.1.3.4 De gevangenissubcultuur
Door een vriendschapsband met andere gedetineerden aan te gaan, of door zich op andere
activiteiten zoals werk of sport te storten, trachten de meeste gedetineerden de leegte en het gemis
aan vrienden en familie op te vullen.62 De vriendschappen die gesmeed worden in de gevangenis
blijven meestal oppervlakkig. Het lijkt voor gedetineerden immers gevaarlijk om zich bloot te geven
omdat de geheimhouding van persoonlijke zaken nu eenmaal niet gegarandeerd kunnen worden
binnen de gevangenismuren. Deze gedetineerdencultuur zorgt er wel voor dat gevangenen hun
gevoelens van onrecht en verdrukking, die zij tijdens hun detentie ervaren, kwijt kunnen bij elkaar.63
54KUMMERLOWE, C., l.c., 42. 55CORDILIA, A., o.c., xiii. 56NEYS, A., ‘Gevangenisstraf als doorleefde realiteit’ in Tralies in de weg, NEYS, A., PETERS, T., PIETERS, F. en
VANACKER, J., (eds.), Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1994, 180-181. 57HERBST, D.P. en MAGALETTA, P.R., ‘Fathering from prison: common struggles and successful solutions’,
Psychotherapy, 2001, 88. 58VANDENBOSCH, H., l.c., 33. 59THE INSTITUTE OF CRIMINOLOGY MONOGRAPH SERIES, Recapturing freedom. Issues relating to the release of
long-term prisoners into the community, Dot Goulding, Hawkins Press, 2007, 57. 60HEARN, J. en PARKIN, W., Sex at work : the power and paradox of organisation sexuality, Brighton, Wheatsheaf
Books, 1987, 56. 61GOETHALS, J., o.c., 31. 62CORDILIA, A., o.c., 28. 63NEYS, A., l.c., 197.
14
De deprivatietheorie gaat er vanuit dat de gevangenissubcultuur het resultaat is van de aanpassing
van de gedetineerde aan de geïsoleerde en stressinducerende atmosfeer die een gevangenis
uitstraalt.64
Noemenswaardig is ook dat de gevangenissubcultuur duidelijk verschilt bij mannen en vrouwen. Bij
vrouwelijke gedetineerden is er sprake van een gecreëerde familie-eenheid die zorgt voor veiligheid
en emotionele steun, waardoor het leven in de gevangenis draaglijker wordt gemaakt.65 De
gevangeniscultuur bij mannen bestaat uit het beschermen van gedetineerden tegen elkaar en helpt
ook om de verwerping geassocieerd met de opsluiting te neutraliseren.66 Bovendien kan het
verplichte samenleven met andere gevangenen een invloed hebben op het veiligheidsgevoel binnen
de gevangenis.67 Het bestaan van deze gevangenissubcultuur moet weliswaar genuanceerd worden,
want de meeste gedetineerden geven aan dat het gedwongen samenleven met andere
gedetineerden niet altijd zo evident is.68 CORDILIA kwam in één van haar onderzoeken immers tot de
conclusie dat het verplicht samenleven met andere veroordeelden de moeilijkste factor was om aan
te wennen, op de afhankelijkheid van het systeem na.69
2.1.3.5 Deprivatie van veiligheid
De deprivatie van veiligheid werd in 1958 door SYKES aangehaald als een inherent en onafwendbaar
gevolg van de vrijheidsberoving. Een gedetineerde moet in de gevangenis zijn tijd noodgedwongen
doorbrengen met personen waarvoor hij zelf niet gekozen heeft. Door deze ongewilde situatie is een
gevangene voortdurend op zijn hoede voor de medegedetineerden en vaak is hij er ook werkelijk
bang van.70
Veiligheid in het algemeen slaat op de bezorgdheid rond de fysische veiligheid. Gevangenen die
gericht zijn op het maximaliseren van hun veiligheid, proberen conflicten zoveel mogelijk uit de weg
te gaan. Geweld afkomstig van anderen vormt een externe bedreiging, maar er is ook de interne
bedreiging vanuit het individu zelf die bang is dat hij zal exploderen ten aanzien van anderen of
zichzelf. Geweld in gevangenissen bevolkt door mannen is echter geen geïsoleerd probleem. Het
wordt immers gerelateerd met overbevolking, de typische subcultuur van gevangenissen en
zelfcontrole. Daarbij komt nog dat vele gedetineerden een achtergrond van geweldpleging hebben.
64 PATERLINE, B.A. en PETERSEN, D.M., ‘Structural and social psychological determinants of prisonization’, Journal of
criminal justice, 1999, 429. 65MORRIS, A., Women, crime and criminal justice, Oxford, Basic Blackwell Inc., 1987, 125.; ZAITZOW, B.H., ‘Doing
gender in a women’s prison’ in Women in prison: Gender and social control, THOMAS, J. en ZAITZOW, B.H., (eds.),
Boulder London, Lynne Rienner Publishers, 2003, 30. 66Ibid., 27. 67GOETHALS, J., o.c., 24. 68NEYS, A., l.c., 173-174. 69 CORDILIA, A., o.c., xiii. 70Ibid., 14.; NEYS, A., l.c., 181.
15
Onder deze omstandigheden is het dan ook vaak moeilijk om aan een basisbehoefte als veiligheid te
voldoen.71
De gevangenis is niet de veiligste omgeving, waardoor frustraties vaak uitmonden in agressief gedrag
met als gevolg dat andere gedetineerden geregeld schade oplopen. Twee soorten geweld worden
gevreesd, enerzijds gaat dit over niet-fysiek geweld in de vorm van verraad, uitbuiting en intimidatie.
Anderzijds gaat het over geweld, misbruik en vormen van seksuele agressie zoals homoseksuele
verkrachting.72 Vooral jongere gedetineerden ervaren veiligheid als één van hun grootste zorgen.73
Deze probleemervaring blijkt terecht te zijn, want volgens DUMOND is vooral deze categorie van
gedetineerden het slachtoffer van aanvallen en verkrachtingen.74 Deze deprivatie is typisch voor
mannelijke gedetineerden, vrouwelijke gedetineerden ervaren dit minder omdat agressie minder
voorkomt bij hen en omdat ze met veel minder moeten samenleven.75 Echter, het risico op seksueel
misbruik door het gevangenispersoneel ligt beduidend hoger bij vrouwelijke dan bij mannelijke
gedetineerden.76
2.1.3.6 Deprivatie van privacy en depersonalisatie
Het privacyprobleem wordt steeds belangrijker naarmate de detentie vordert en is het sterkst
aanwezig bij diegenen die een cel met één of meerdere medegedetineerden moeten delen.77 Een
gevangenisstraf kan er echter voor zorgen dat de persoonlijke integriteit van gedetineerden ernstig
aangetast wordt. Te allen tijde wordt de gedetineerde in de gaten gehouden, na elk bezoek kunnen
ze aan een grondige fouille onderworpen worden, hun post wordt gelezen en ze moeten
voortdurend in aanwezigheid van anderen leven.78 Voor alles is immers toelating nodig, altijd en
overal is er controle en privacy is met andere woorden totaal onbestaand.79
Jonge gedetineerden hebben minder last van het privacy aspect dan gedetineerden op oudere
leeftijd en vrouwen.80 Met andere woorden, de dwang te moeten samenleven met meerdere andere
gedetineerden blijkt de jongere81 gedetineerden minder te beroeren.82
71TOCH, H., Living in prison. The ecology of survival, New York, The Free Press, 1977, 38-39. 72KUPERS, T.A., ‘Trauma and its sequel in male prisoners: effects of confinement, overcrowding and diminished services’,
American Journal of Orthopsychiatry, 1996, 189-190.; CORDILIA, A., o.c., 14. 73VANDENBOSCH, H., l.c., 24. 74DUMOND, R.W., ‘Inmate sexual assault: The plague that persists’, The prison journal, 2000, 408-409. 75GENDERS, E. en PLAYER, E., ‘Women in prison: The treatment, the control and the experience’ in Gender, crime and
justice, CARLEN, P. en WORALL, A., (eds.), Milton Keynes, Open University Press, 1987, 162. 76DUMOND, R.W., l.c., 410. 77KUMMERLOWE, C., l.c., 44. 78NEYS, A., l.c., 181. 79EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 80VANDENBOSCH, H., l.c., 24. 81 jonger dan 35 jaar
16
Samenhangend met dit privacy aspect, kan gesteld worden dat de gedetineerde in zeker zin ook
beroofd wordt van zijn persoonlijkheid en eigenheid.83 Niet enkel het lichamelijk bekeken worden
tijdens het douchen of uitkleden wordt als een moeilijkheid ervaren, gedetineerden worden bij het
binnenkomen ook figuurlijk ontkleed. Ze worden namelijk ontdaan van alle persoonlijke
uiterlijkheden, bezittingen en juwelen waarmee een persoon zichzelf in de vrije wereld kan
representeren. Gedetineerden worden tevens verplicht een monotoon gevangenisplunje te dragen.
GOETHALS omschrijft dit ritueel met een passende term namelijk ‘degradatieceremonie’. Deze
voorgeschreven rituelen zoals zich uitkleden, een bad nemen, een gevangenisuniform aandoen, het
afgeven van persoonlijke bezittingen, ... hebben niet alleen een technische84 maar vooral een
psychologische functie. Want met deze ondernemingen wordt sterk onderlijnd dat de
binnenkomende nu alle sociale rollen, die hij in de vrije samenleving uitoefende, definitief verliest en
de status van gedetineerde ervoor in ruil krijgt.85
Hoe ingrijpend het verblijf in de gevangenis kan zijn, blijkt uit de brief van een gedetineerde: “Ik heb
ook het gevoel alsof mijn ziel, alles wat mijn persoonlijkheid uitmaakt, uit mijn lichaam wordt
gescheurd. Alles waardoor ik was die ik was, wordt me geleidelijk aan ontnomen en nu is er bijna
niets meer van me over…” 86 De handelingsvrijheid en autonomie van deze gedetineerde wordt zeer
sterk gereduceerd en zijn leven wordt tot in de kleinste details geregeld.87 Elke variatie tussen de
gedetineerden wordt door deze verregaande depersonalisatie ondermijnd waardoor gevangenen
zeer sterk op elkaar gaan lijken.88 In tegenstelling tot de mannelijke gedetineerden, dragen
vrouwelijke gedetineerden reeds hun eigen kleren binnen de gevangenismuren89, maar ook voor de
mannen is stilaan verbetering op komst. In de gevangenis van Bergen bijvoorbeeld, mogen alle
gedetineerden reeds hun eigen kledij, uitgezonderd van de nog steeds verplichte gevangenisbroek,
dragen. Hierdoor krijgen ze de mogelijkheid om hun persoonlijkheid en eigenheid te veruitwendigen
en wordt de massa-uniformiteit voor een deel tegengegaan.90
2.1.3.7 Psychologische reactiemogelijkheden van gedetineerden
In de gevangenis bestaat er een hoger risico om psychiatrische stoornissen op te lopen dan in de
algemene populatie.91 De meest voorkomende psychologische reacties op een gevangenisstraf zijn de
82 GOETHALS, J., o.c.,161. 83 PATERLINE, B.A. en PETERSEN, D.M., l.c., 430. 84 Zoals de bewaking vergemakkelijken, bewaren bezittingen tot vrijlating,.. 85 GOETHALS, J., o.c., 22. 86 NEYS, A., l.c., 194. 87 GOETHALS, J., o.c., 20-21. 88 Ibid., 21.; PORPORINO, F. en ZAMBLE, E., o.c., 92. 89MORRIS, A., o.c., 116. 90DEMYTTENARE, B., o.c., 30. 91DANESCH, J. en FAZEL, S., ‘Serious mental disorder in 23 000 prisoners: a systematic review of 62 surveys’, The lancet,
2002, abstract.
17
depressieve reacties. Deze reactievormen manifesteren zich voornamelijk onder de vorm van
plotselinge “instortingen” die voor een langere tijd blijven bestaan. Het achterwege blijven van
bezoek, post of een telefoontje gaat eveneens samen met hogere mogelijkheid tot depressie,
paranoia en schizofrenie.92 Gepaard gaande met deze depressieve gevoelens, kan het zelfbeeld van
de gedetineerde een sterke achteruitgang ondergaan omwille van het afgesloten zijn van de
buitenwereld en het typische gevangenisklimaat.93 Langgestraften vervallen vaak in een
wensdenken, waardoor zij pogen het probleem van vrijheidsverlies op een onrealistisch wijze op te
lossen.94
Gedetineerden rapporteren ook dikwijls slaapproblemen, ze hebben vooral moeite om in slaap te
geraken, omdat ze gekweld worden door negatieve emoties en gedachten.95 Sommige
gedetineerden zien geen uitweg meer, kunnen zich maar niet aanpassen aan de gevangenissituatie
en opteren ervoor zichzelf van het leven te beroven.96 Zelfdoding is en blijft doodsoorzaak nummer
één in de gevangenis en het gebeurt meestal door verhanging of wurging.97 “De zekerheid dat er
altijd een mogelijkheid bestond om definitief van alle ellende verlost te zijn, gaf me voldoende moed
om door te gaan”, dit zijn de woorden van een ex-gedetineerde waarmee duidelijk wordt dat enkel al
de gedachte aan zelfmoord bevrijdend kan werken voor gedetineerden.98
Gedetineerden ervaren vaak enorme schuldgevoelens tegenover de mensen die ze achtergelaten
hebben.99 Ze voelen zich schuldig voor de pijn die ze hun familie bezorgd hebben en zelf voelen ze
pijn omdat ze ver weg van hun familie zijn. Gedetineerden worden tevens bedwelmd door gevoelens
van machteloosheid omdat ze geen controle meer hebben over hun relaties en daarbij ontstaat nog
eens de vrees dat hun familie en vrienden hen zullen verlaten. Hierdoor creëert de opgeslotene vaak
negatieve gevoelens. Gedetineerden die erin slagen om de contacten met hun geliefden te
onderhouden, voelen zich vaak toch nog gefrustreerd omdat ze hun verantwoordelijkheden
tegenover hen niet meer kunnen vervullen. Hoewel familie belangrijk is in het leven van
gedetineerden, zorgen zij ook vaak voor emotionele pijn.100 Door de emotionele betrokkenheid met
het gezin af te bouwen, probeert de gevangene het hoofd te bieden aan gevoelens van schuld en
wantrouwen.101
92Ibid., 137. 93NEYS, A., l.c., 194. 94GOETHALS, J., o.c., 113. 95PORPORINO, F., en ZAMBLE, E., o.c., 83. 96VANDENBOSCH, H., l.c., 27. 97COX, B. en SKEGG, K., ‘Impact of psychiatric services on prison suicide’, Lancet, 1991, 1436-1438. 98DEMYTTENARE, B., o.c., 76. 99VANDENBOSCH, H., l.c., 33. 100CORDILIA, A., o.c., 31-34. 101CORDILIA, A., o.c., 35-39.
18
Verschillende factoren kunnen verantwoordelijk zijn voor de geregistreerde disfuncties van
gedetineerden. Sommige auteurs, zoals SYKES, wijzen daarbij op de negatieve rol van het totalitair
karakter van de gevangenis, de traumatiserende effecten van de ‘pains of imprisonment’ en de
permanente stresssituatie. Anderen stellen de isolering als verantwoordelijke factor en onderlijnen
daarbij ook nog dat de beperking van contactmogelijkheden disfunctioneel werkt. Nog anderen
leggen de schuld bij de ‘overcrowding’ en het gedwongen samenleven.102
2.1.4 Besluit
Door een gevangenisstraf verliest een gedetineerde zijn persoonlijkheid, een deel van zijn sociale
contacten en alle materieel bezit, waardoor een verregaande vorm van zelfvervreemding kan
optreden. De gevangenis wordt tevens beschouwd als een onveilige omgeving waar privacy niet
gegarandeerd kan worden. Alles wat zorgde voor een zinvol leven zoals ouderschap, partnerschap,
werk, omgaan met vrienden wordt van de ene op de andere dag afgebroken. In de gevangenis wordt
een opgeslotene herleid tot en vereenzelvigd met de gepleegde feiten. Een situatie van totale
afhankelijkheid waarbij alles moet worden gevraagd, ontstaat. De stabiliteit van bepaalde rollen,
gewoonten, normen, waarden en voorzieningen uit de buitenwereld worden noodgedwongen
onderbroken.103 Met andere woorden, de gevangenis laat weinig over van wat nodig is om op een
normale wijze te functioneren.104 Voor langgestraften blijkt het echter moeilijk te zijn om, naarmate
de detentie vordert, nog contact te onderhouden met hun familie buiten de gevangenismuren.
Daartegenover staat dat gedetineerden die contacten onderhouden met de buitenwereld beter in
staat zijn om hun gevangenisstraf te ondergaan. Het verliezen van sociale contacten met familie en
vrienden in de buitenwereld is voor alle gedetineerden een bron van stress, maar voor
langgestraften is de angst om relaties met de vrije wereld definitief te verliezen één van de grootste
zorgen die ze ervaren.105 Het achterwege blijven van steun van de familie zorgt tevens voor allerlei
psychologische kwaaltjes. Uit de beschrijving van de gevolgen van detentie voor gedetineerden zelf,
blijkt dus dat naastbestaanden vaak een significante rol vervullen tijdens de detentie van een
familielid.
102GOETHALS, J., ‘Psychologische gevolgen van vrijheidsberoving’ in Strafuitvoering in close-up, BOYDENS, J.,
CASSELMAN, J., DECNOP, M., DEPREEUW, W., DE WIT, J., GOETHALS, K., KLOECK, K., PETERS, T.,
VANDENBROUCKE, M., VAN OUTRIVE, L., VERRYDT, J. en VETTENBURG, N. (eds.), Leuven, Acco, 1978, 24. 103 X (2000) ‘Visietekst project: Tralies uit de weg’ [WWW ]. Rondom gezin:
http://www.kuleuven.be/thomas/images/cms/IDGP/Visietekst%20Tralies%20uit%20de%20weg%20%20lange%20versie.pdf
[ 11/03/2010] 104 EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 105FLANAGAN T.J., ‘Adaptation and adjustment among long-term prisoners’ in Long-Term Imprisonment. Policy, Science
and Correctional Practice, FLANAGAN T.J. (ed.), Thousand Oaks, Sage Publications, 1995, 112.
19
2.2 De gevolgen van detentie voor naastbestaanden van gedetineerden
2.2.1 Inleiding De partner, papa of mama, zoon of dochter, tante of oom, neef of nicht, … verdwijnt achter de tralies
en laat een leegte achter. Zowel op emotioneel als op relationeel en materieel vlak laat incarceratie
van een persoon zijn sporen na bij het gezin, de familie en in het algemeen bij de naaste omgeving
van de opgeslotene.106 Een detentie kan het familiale evenwicht dus grondig verstoren, waardoor de
familie vaak in een crisissituatie belandt. 107
In dit tweede deel volgt een overzicht van de gevolgen die naastbestaanden ervaren bij de detentie
van een familielid. Eerst wordt op zoek gegaan naar een antwoord op de vragen ‘wie zijn de
naastbestaanden?’ en ‘wat is hun profiel?’. Na het profiel worden de gevolgen voor de
naastbestaanden van gedetineerden besproken. Achtereenvolgend bekijken we de sociale,
economische en psychologische gevolgen en daarna de stigmatisering en de schuld- en
schaamtegevoelens. Aangezien relatief weinig literatuur te vinden is over de doelgroep ‘ouders van
gedetineerden’, worden alle data over de omgeving van de gedetineerde met betrekking tot de
gevolgen, uitvoerig besproken. Echter, de bestaande gegevens over ‘ouders van gedetineerden’
worden expliciet opgenomen in dit deel.
2.2.2 Het profiel
2.2.2.1 Wie wordt als ‘naastbestaanden’ van gedetineerden beschouwd?
Het sociale netwerk van gedetineerden kan beschouwd worden als een slachtoffer van een situatie
waar zij zelf niet om gevraagd hebben en waar zij meestal ook geen enkel aandeel in hebben. Het
onderzoek van LENAERS, VALGAREN en VAN HAEGENDOREN geeft aan dat gedetineerden dit goed
beseffen: “ Veel gedetineerden realiseren zich dat hun familie in zekere zin veel erger gestraft wordt
dan henzelf. De naastbestaanden hebben niets misdaan en toch verandert heel hun leven door de
detentie.”108
HET STRATEGISCH PLAN beschrijft de directe sociale omgeving als “Voornamelijk de ouders, de
kinderen, de partner en directe vrienden van de gedetineerde, maar uiteindelijk alle personen wier
leven in belangrijke mate beïnvloed is door de situatie waarin de gedetineerde zich bevindt of zich in
de toekomst zal bevinden.”109 LENAERS, VALGAREN en VAN HAEGENDOREN verstaan onder
106EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 107CARLSON, B.E. en CERVERA, N., ‘Inmates and their families. Conjugal visits, family contact, and family functioning’,
Criminal Justice and Behavior, 1991, 318. 108LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., o.c., 89. 109INTERDEPARTEMENTALE COMMISSIE HULP- EN DIENSTVERLENING AAN GEDETINEERDEN (03/07/2000)
‘Strategisch plan van de Vlaamse Gemeenschap: missie, krachtlijnen, ambities, strategieën en kritische succesfactoren’
20
naastbestaanden de ‘significante anderen’ in het leven van mensen, of met andere woorden hun
steunfiguren. Daarmee wordt verwezen naar personen die “een grote invloed uitoefenen op het
leven van een individu, op diens zelfevaluatie en op de aanvaarding of verwerping van verschillende
normen door dit individu.”110
In principe kan iedereen die nauw betrokken is bij het leven van gedetineerden beschouwd worden
als een ‘naastbestaande’. Vaak hangt het echter van de situatie af wie als naastbestaande kan gezien
worden. De hierboven opgenomen beschrijvingen maken echter wel duidelijk dat het gaat om
mensen uit de omgeving van de gedetineerde die van betekenis zijn in het leven van de gedetineerde
en die door de detentie hun eigen leven zien veranderen.111 In de uiteenzetting die volgt, wordt
onder naastbestaanden, de dichte familieleden begrepen omdat zo de belevingswereld van de
ouders het best benaderd wordt.
2.2.2.2 Profiel van naastbestaanden
Omdat er weinig is gekend over het profiel van deze naastbestaanden, wordt hun profiel opgebouwd
aan de hand van de kennis die bestaat over het profiel van gedetineerden. Uit de onderzoeken die in
dit kader werden gevoerd, komt voort dat het justitiecliënteel gekenmerkt wordt door een lage
scholing en een zwakke marktpositie.112 Twee op de drie gedetineerden woonden immers vóór hun
detentie in een gemeente waar de problematiek van maatschappelijke achterstelling scherp
aanwezig is.113 Uit deze data kan afgeleid worden dat ook de naastbestaanden van deze
gedetineerden getroffen worden door niet zo gunstige situaties. Een link tussen armoede en detentie
wordt dan ook vlug aangenomen.114
De relatie tussen armoede en detentie kan op twee manieren verklaard worden. Een eerste
verklaring gaat uit van de veronderstelling dat armoede aanleiding geeft tot criminaliteit en dat een
ongunstige materiële situatie zoals werkeloosheid, inkomensongelijkheid,… criminaliteit in de hand
werkt. Deze veronderstelling gaat vooral op voor mensen die weinig bindingen hebben met de
conventionele maatschappij. Een tweede verklaring ziet armoede niet als een oorzaak van
delinquentie, maar veeleer als een factor die aanleiding geeft tot grotere kwetsbaarheid voor
[WWW]. Vlaamse Gemeenschap:
www.wvc.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/strategischplanhulpendienstverleningaangedetineerden.pdf
[11/03/2010] 110LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., o.c., 87. 111HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 112CLAEYS, A., ROOSE, R. en BOUVERNE-DE BIE, M., ‘Detentiebegeleiding: een hefboom tot sociale reïntegratie?’ in
Voorwaardelijke invrijheidsstelling: wetgeving, predictie en begeleiding, BOUVERNE-DE BIE, M. en GOETHALS, J.,
(eds.), Gent, Academia Press, 2000, 184.; LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., o.c., II. 113CLAEYS, A., ROOSE, R. en BOUVERNE-DE BIE, M., l.c., 184. 114MAES, E., DAENINCK, P., EYCKMANS, D., PETERS, T., PUT, J. en VAN DER STRAETE, I., l.c., 610.
21
justitieel ingrijpen.115 Detentie kan in deze verklaring immers beschouwd worden als een oorzaak van
financiële en andere problemen. Net deze financiële problemen beïnvloeden de toegankelijkheid tot
de rechtsbedeling en het verder verloop van de strafrechtsbedeling en -uitvoering.116 De theorie van
de maatschappelijke kwetsbaarheid van VETTENBURG en WALGRAVE is in deze context dan ook
noemenswaardig, want de theorie toont aan dat sociaal zwakkere gezinnen in hun contacten met
maatschappelijke instellingen vooral de negatieve aspecten (controle, sancties) riskeren te
ondergaan.117 Ook in de internationale literatuur komt naar voren dat de families die te maken
krijgen met een gedetineerd familielid vaak maatschappelijk kwetsbare gezinnen zijn. “Incarceration
points to a family already struggling with a variety of conditions and experiences that produces
risk.”118
2.2.3 De gevolgen
2.2.3.1 De sociale gevolgen van de detentie
BRODSKY gaat er, in zijn studie naar de familie van gedetineerden, min of meer vanuit dat de banden
tussen gedetineerden en de buitenwereld gedurende de gevangenisstraf vervagen.119 HAIRSTON
verwijst naar de mogelijke vervreemding die kan ontstaan tussen de gezinsleden en de gedetineerde
omwille van detentie.120 MOERINGS echter concludeert dat er bij detentie van een familielid ook
vaak sprake is van een versteviging van de banden. Deze auteur bestudeerde de relatie tussen de
moeder en haar gedetineerde zoon. Uit dit onderzoek blijkt dat vele gedetineerden vinden dat
tijdens de detentie hun relatie met hun moeder verbeterd is. De reden hiervoor ligt in het feit dat het
delict en de veroordeling voor de moeder een schok is geweest, die haar aan het denken heeft gezet
en de bezorgdheid over haar zoon heeft doen toenemen. De moeder voelt zichzelf daarbij vaak
schuldig omdat zij niet voldoende aandacht aan haar zoon heeft geschonken. Andere gedetineerden
vinden dat de relatie met hun moeder verbeterd is omdat ze met haar hebben kunnen praten over
de achtergrond van het misdrijf, waardoor ze elkaar beter zijn beginnen begrijpen.121 Niet alleen de
gedetineerden maar ook de moeders geven aan dat de band tussen beiden verstrekt is gedurende de
115MAES, E., DAENINCK, P., EYCKMANS, D., PETERS, T., PUT, J. en VAN DER STRAETE, I., l.c., 613-616. 116CLAEYS, A., ROOSE, R. en BOUVERNE-DE BIE, M., l.c., 185. 117VETTENBURG, N., WALGRAVE, L. en WELZENIS, I., ‘Maatschappelijke kwetsbaarheid: een theorie over
systematische delinquentie door jongeren’ in Van kattenkwaad en erger. Actuele thema’s uit de jeugdcriminologie, GORIS,
P. en WALGRAVE, L., (eds.), Leuven, Garant, 2002, 55.; VETTENBURG, N. en WALGRAVE, L., Schoolervaringen,
delinquentie en maatschappelijke kwetsbaarheid: een theoretisch en empirisch onderzoek in het beroepsonderwijs,
onderzoeksgroep jeugdcriminologie, in opdracht van minister van onderwijs, 1988, 46. 118X (2002) ‘Background paper’[WWW]. Department of Health and Human Services:
http://www.urban.org/UploadedPDF/410632_HHSConferenceBackground.pdf [18/03/2010] 119BRODSKY, S.L., Families and friends of men in prison. The uncertain relationship, Lexington, Lexington Botoks, 1975,
9-11. 120HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 121MOERINGS, M., o.c., 85-86.
22
detentie.122 Gedurende de opsluiting van een familielid, ondergaat de familie zelf een soort van
gevangenisstraf in de buitenwereld. Ondanks dat een goede band met het thuisfront voor een
positieve invloed op de gedetineerde zorgt, kan de familie ervoor kiezen niet meer gebonden te
blijven met de opgeslotene omdat ze er te sterk onder lijden.123
De vervreemding waarover HAIRSTON spreekt, kan weliswaar tegengaan worden door een bezoek te
brengen aan de gevangene in de strafinstelling, dit is dan ook de beste gelegenheid tot contact
tussen de gedetineerde en zijn verwanten. Naast de bezoekmogelijkheden houden ook brieven en
telefoontjes de familie- of relatiebanden intact. “Communication between prisoners and their families
provides the most concrete and visible strategy that families and prisoners use to manage separation
and maintain connections.”124 Elke contactmogelijkheid heeft echter zijn voor- en nadelen, zo houdt
op bezoek gaan in de gevangenis zowel economische, emotionele en fysieke nadelen in. Op bezoek
gaan is voor de naastbestaanden immers een intimiderende, frustrerende en angst producerende
‘activiteit’. Vooral de lange wachttijden in een ongezellige ruimte, wordt als het grootste nadeel van
bezoek aangegeven. Toch blijkt bezoek de belangrijkste vorm van contact tussen de gedetineerde en
zijn naastbestaanden, want op die manier blijft er sprake van een emotionele binding tussen de
gezinsleden tijdens het detentieproces.125
Bij de arrestatie en opsluiting van een geliefde, is de familie vaak getraumatiseerd en voelen ze zich
hulpeloos, onzeker en in de war. Dit komt vooral tot uiting wanneer de media bovenop de
gebeurtenis zit.126 HOWARD beschouwt de nood aan informatie dan ook als één van de grootste
behoeften bij naastbestaanden. Enerzijds omdat ze willen begrijpen wat er allemaal aan het
gebeuren is met hun naaste en anderzijds omdat ze willen weten op welke manier ze contact kunnen
houden.127
Naastbestaanden hebben, omwille van de vele problemen en moeilijkheden die ze tijdens een
detentie het hoofd moeten bieden, dikwijls het gevoel dat ze mee gestraft worden. Vaak worden zij
door politie en justitie, maar ook door de omgeving niet erkend als slachtoffer. Echter, omdat zij ook
actoren zijn in het proces van detentie is het van belang dat ze opgenomen worden in het
122 MOERINGS, M., o.c., 89. 123CHRISTIAN, J., MELLOW, J. en THOMAS, S., ‘Social and economic implications of family connections to prisoners’,
Journal of Criminal Justice, 2006, 445.; CARLSON, B.E. en CERVERA, N., l.c., 318-319. 124HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 125HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 126CUNNINGHAM, A., ‘Forgotten families, The impact of imprisonment’, Family matters, 2001, 36. 127HOWARD, S., (2000) ‘Fathering behind bars’ [WWW]. Children’s Commission of Queensland:
http://www.ccypcg.qld.gov.au/pdf/publications/speeches/speeches_00/fathering_behind_bars.pdf [11/03/2010]
23
forensische debat: “Congressional bodies and state legislatures must take ownership of family related
incarceration issues as a matter of national interest and make prisoner’s family matters an integral
part of the discussion on criminal justice and family policy”.128
2.2.3.2 De economische gevolgen van de detentie
Een persoon in detentie brengt vaak zware financiële gevolgen voor het gezin met zich mee. Een
gedetineerde verliest zijn uitkering en zijn inkomen omdat hij niet meer in staat is om te gaan
werken. Vooral wanneer de kostwinner gedetineerd wordt, komt het gezin in een relatief ernstige
crisis terecht. Vaak kunnen de overblijvers de huur niet meer kunnen betalen, waardoor het gezin
van de gedetineerde op straat wordt gezet. Met andere woorden er breken moeilijke ‘financiële’
tijden aan voor het gezin van gedetineerden.129
Deze moeilijke financiële situatie is niet enkel het gevolg van het feit dat de kostwinner wegvalt, een
detentie zorgt echter ook voor bijkomende gerechtelijke kosten.130 Vaak is het immers zo dat de
advocaat moet betaald worden en dat er geld wordt gestort op de gevangenisrekening van de
gedetineerde, die zich hierdoor kleine extra’s kan aanschaffen.131 Verder kan de financiële situatie
nog eens verzwakt worden door de bezoeken die de gezinsleden brengen aan de gedetineerde, dit
kan beschouwd worden als bijkomende reiskosten.132 Sommige familieleden vinden dat het geven
van geld en het verstrekken van andere objecten aan hun opgesloten naaste slechts een bijproduct is
om het contact te blijven handhaven.133
2.2.3.3 De psychologische gevolgen van de detentie
Detentie creëert niet alleen sociale en economische problemen maar ook een pijnlijk gemis, twijfels,
onzekerheden, ontgoochelingen,… komen voort uit de opsluiting van een familielid.134 Een nieuwe
situatie, zoals de vrijheidsberoving, roept immers bepaalde emoties op. Deze emoties kunnen
128HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 129EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 130HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010]; HOFFMAN-FISHMAN, S., Losing a
loved one to Incarceration: the effect of imprisonment on family members, Personnel and Guidance journal, 1981, 59, 372-
373. (372-375) 131ARDITTI, J.A., LAMBERT-SHUTE, J. en JOEST, K., ‘Saturday Morning at the Jail: Implications of Incarceration for
Families and Children’, Family relations, 2003, 199. 132RIJKSEN, R., o.c., 92. 133HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 134EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010]
24
personen helpen om zich op een al dan niet adequate manier aan te passen aan deze ingrijpende
gebeurtenis. Emoties die gepaard gaan met het verlies van vrijheid zijn onder meer angst, woede,
schaamte en schuld.135 Vele moeders lopen door de detentie van hun kind persoonlijke en/of
psychische problemen op. De problemen specifiek voor moeders variëren van nervositeit naar
lusteloosheid en geestelijk afwezig zijn.136
Vaak is er ook sprake van een gevoel van opluchting omdat een geliefde persoon, die voor veel
problemen heeft gezorgd, eindelijk uit de vrije samenleving genomen is en in de gevangenis geplaatst
is. Deze opluchting betekent echter niet dat de naastbestaanden geen moeilijkheden ondervinden.
Integendeel, de aanpassing aan deze scheiding leidt vaak tot depressie en ander psychische
gezondheidsproblemen.137
SCHULD- en SCHAAMTEGEVOELENS. De opsluiting van een familielid treft steeds de ganse
familie van de gedetineerde, zeker omdat zij ook te maken krijgen met gevoelens van schuld en/of
schaamte. Dikwijls kennen de familieleden een innerlijke verscheuring en hebben ze dubbele
gevoelens ten opzichte van hun opgesloten familielid.138 De breed uitgesmeerde verhalen in
sensatiekranten, de beelden op tv, de camera’s voor de deur, de pijnlijke veroordelende houding van
de omgeving stimuleren het schaamtegevoel van naastbestaanden en zorgen ervoor dat de
gevangenisstraf van hun naaste niet ongemerkt voorbijgaat op het werk, bij vrienden, in de buurt,…
Met andere woorden, ook de familie van de opgeslotene wordt gecriminaliseerd waardoor vaak het
contact met de sociale omgeving bemoeilijkt wordt.139 Schaamte, een gevoel dat door zowel de
ouders als het gedetineerd ‘kind’ wordt ervaren, zorgt ervoor dat het contact tussen beiden
moeizamer verloopt. Ongeveer 38% van ongehuwde gedetineerden, voor wie de ouders de
‘significante anderen’ zijn, krijgt immers geen bezoek van hen.140 Schaamtegevoelens kunnen het
gevolg zijn van een gebrek aan sociale steun en een reden om betrekkingen met de opgesloten
naaste te vermijden.141 De detentie verzwijgen wordt ook vaak ingegeven door een zeker gevoel van
schaamte. Door de confrontatie met schaamtegevoelens beschouwen naastbestaanden de sociale
135BOGAERTS, S., VAN DER LAAN, A.M., VAN DER SCHANS, C.A. en VERVOORN, L., Ik zit vast. Een exploratieve
studie naar emotionele verwerking van justitiële vrijheidsbeneming door jongeren, Boom juridische uitgevers, WODC, 2008,
23. 136MOERINGS, M., o.c., 88. 137 HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 138 DALLAO, M. ‘Coping with incarceration’, Corrections Today, 1997, 96. 139EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 140MOERINGS, M., o.c., 88. 141 ARDITTI, J.A., LAMBERT-SHUTE, J. en JOEST, K., l.c., 196.
25
omgeving als bedreigend. Er begint met andere woorden een proces waarin sociale contacten en
activiteiten buitenshuis steeds meer afnemen.142
2.2.3.4 Stigmatisering
Verschillende bronnen geven aan dat er vaak sprake is van een pijnlijke en veroordelende houding
door de sociale omgeving ten aanzien van naastbestaanden van gedetineerden. Bij een dergelijke
reactie van de omgeving worden de naastbestaanden van de gedetineerde als het ware met hen
geïdentificeerd. De naastbestaanden worden in zekere zin mee veroordeeld voor en beoordeeld op
de daden van de gedetineerde. Zo zijn de ouders van een gedetineerde in zekere mate gedwongen
om het brandmerk te delen met hun gedetineerde zoon of dochter. In deze context wordt gesproken
van een afgeleid stigma. 143
Het is dus mogelijk dat de naastbestaanden door hun omgeving verstoten worden waardoor ze
dreigen alleen te komen staan. “Criminologists have paid particular attention to imprisonment as a
stigma that attaches to individuals and the groups to which they belong, in this case, their families.
The stigma of imprisonment is intended the result in exclusion from the social Group.”144 Om
dergelijke reacties te vermijden, verzwijgen naastbestaanden vaak de detentie voor hun omgeving.
Als gevolg hiervan gaan zij allerlei fictieve verklaringen verzinnen om de afwezigheid van de
gedetineerde persoon te verklaren. “Prisoners’ children and families must also deal with feelings of
shame and social stigma. Many family members do not tell even their closest friends about a
relative’s incarceration and go to great lengths to protect the prisoners’ children from the
consequences of revealing this family secret.”145 Een andere manier om deze reacties van de
omgeving te vermijden, is het contact met anderen ontwijken om lastige vragen te voorkomen en
niet te moeten liegen. Hierdoor bestaat echter wel de kans dat naastbestaanden gaan vervreemden
van hun naaste omgeving en in een sociaal isolement dreigen terecht te komen. Daartegenover staat
dat het ook mogelijk is dat naastbestaanden heel wat steun ontvangen uit hun sociale omgeving en
dat er helemaal geen sprake is van een veroordelende houding. 146
142HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 143MOERINGS, M., o.c., 24. 144 HAGAN, J. (1996) ‘The next generation: children of prisoners’ in The Unintended Consequences of Incarceration
[WWW].Vera Institute of Justice: http://www.doc.state.ok.us/offenders/ocjrc/96/The%20Next%20Generation.pdf
[11/03/2010] 145 HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 146VANDEVOORDE, C., Het wonder van Abraham House. Zinvol op weg gaan met gedetineerden en hun families, Rondom
gezin, 2001, (21), 11.
26
2.2.4 Besluit
HENNEBEL verwoordt in zijn studie op een passende wijze hoe moeilijk een familie het heeft tijdens
de detentie van een familielid: “Their relative’s incarceration not only brings stigmatisation, and the
need to visit the prison, but adds to other daily problems such as finances, housing, caring for the
children. The family must manage all these issues and also cope with criminal justice.”147
Wanneer een persoon verwijderd wordt uit de vrije samenleving kunnen bepaalde relaties plots hun
waarde verliezen of kan het vertrouwen ernstig worden geschonden. Bovendien kan een pijnlijk
veroordelende houding en/of schaamte ervoor zorgen dat naastbestaanden meer en meer
geïsoleerd geraken.148 De incarceratie van iemand uit de naaste omgeving is immers een ingrijpende
gebeurtenis voor diegenen die achterblijven omdat ze geconfronteerd worden met zowel materiële,
sociale en psychische problemen.149
De omgeving van de gedetineerde is vooral van belang omwille van de ondersteunende functie die ze
vervullen voor hun gedetineerd familielid. Hierbij gaat het dan vooral om materiële150 en
immateriële151 steun. Vaak blijkt het opleggen van een gevangenisstraf onvermijdelijk, maar daarbij
zou zoveel mogelijk gestreefd moeten worden naar het reduceren van de schade die de detentie
zowel voor de gedetineerde als voor zijn omgeving met zich meebrengt.152
Ook de theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid kan in dit kader vermeld worden.
Maatschappelijke kwetsbaarheid kan een toestand aanduiden van een bevolkingsgroep die
kwetsbaar is ten aanzien van een maatschappelijke inrichting. Deze bevolkingsgroep, in dit
onderzoek ‘ouders van gedetineerden’, riskeren in hun confrontatie met maatschappelijke
instellingen een aantal negatieve effecten te ondergaan. Maatschappelijke kwetsbare groepen
ontwikkelen hun eigen oplossingsstrategieën die gericht zijn op hun beleving van de problemen. Het
gevolg hiervan is dat zij nog verder wegdrijven van het maatschappelijke conforme, waardoor hun
kwetsbaarheid nog kan toenemen.153 Kan deze theorie een verklaring zijn voor de specifieke
gevolgen die naastbestaanden van gedetineerden ondervinden?
147COSTALL, P., FOWLER, V. en HENNEBEL, L.C., o.c., 11. 148X (2000) ‘Visietekst project: Tralies uit de weg’ [WWW ]. Rondom gezin:
http://www.kuleuven.be/thomas/images/cms/IDGP/Visietekst%20Tralies%20uit%20de%20weg%20%20lange%20versie.pdf
[ 11/03/2010] 149 CUNNINGHAM, A., l.c., 35-38 150 het opsturen van geld 151 zoals emotionele steun 152MAES, E., DAENINCK, P., EYCKMANS, D., PETERS, T., PUT, J. en VAN DER STRAETE, I., l.c., 634. 153VAN KERCKVOORDE, J., VETTENBURG, N. en WALGRAVE, L., Jeugdwerkloosheid, delinquentie en
maatschappelijke kwetsbaarheid, Antwerpen, Kluwer, 1984, 40-44.
27
2.3 Copingstrategieën bij moeilijke gebeurtenissen
2.3.1 Inleiding
In dit derde onderdeel van de literatuurstudie worden de copingstrategieën onder de aandacht
gebracht. Eerst wordt kort uitgelegd wat er met coping wordt bedoeld. Daarna worden de
belangrijkste copingstrategieën, gehanteerd bij moeilijke gebeurtenissen, onder de loep genomen.
Als afsluiter worden de specifieke copingstrategieën toegepast door gedetineerden tijdens hun
gevangenisstraf van naderbij te bekijken. Dit onderdeel is belangrijk om een sluitend antwoord te
kunnen formuleren op de vierde onderzoeksvraag, namelijk hoe ouders zich aanpassen aan de
detentie van hun ‘kind’.
2.3.2 Wat is coping?
Het begrip coping verwijst zowel naar specifieke gedragsaanpassingen als naar complexe patronen
van handelingen die zich over een lange periode uitspreiden, zoals bijvoorbeeld het ondergaan van
een rouwproces.154 Coping en stress zijn twee verwante termen en kunnen bijgevolg niet los van
elkaar worden beschouwd. Stress is onafhankelijk van de aard van de prikkels want alle mogelijke
stimuli kunnen immers stress veroorzaken. Letterlijk kan onder coping verstaan worden: ‘het
omgaan met stress!’155 De impact van een veranderende situatie is afhankelijk van de
aanpassingsmogelijkheden van de familie.156 Een stressproducerende gebeurtenis is een situatie die
verandering teweegbrengt binnen een familie.157 Coping wordt binnen deze context gezien als een
proces om evenwicht te bekomen binnen een familie.158
2.3.3 Copingstrategieën
Bij een adequate aanpassing aan een stressvolle ervaring is na een tijd sprake van stabilisering van
cognities, emoties en gedrag. Bij inadequate aanpassing is daarenboven sprake van een toename van
spanning, zoals heftige emoties, achteruitgang van psychisch welzijn en gedragsproblemen. Wanneer
deze spanning door slechte aanpassing aanhoudt, treden negatieve effecten op die iemands
gezondheid, welzijn of sociaal functioneren kunnen aantasten. Dit wordt in vaktermen het stress-
coping perspectief genoemd.159
154LAZARUS, R., ‘Coping: psychologie’ in International encyclopedia of psychiatry, psychology, psychoanalysis and
neurology, WOLMAN, B., (ed.), New York, Aesculapuis Publicers, 1978, 379. 155KLEBER, R.J., Stressbenaderingen in de pscyhologie, Deventer, Van Loghum Slaterus, 1982, 16-17.;
LAZARUS, R. en MONAT, A., ‘Current issues and controversies’ in stress and coping: an anthology, MONAT, A. en
LAZARUS, R., (eds.), New York, Columbia University Press, 1985, 5. 156MCCKENRY, P.C. en PRICE, S.J., ‘Families coping with problems and change: a conceptual overview’ in Families and
change. Coping with stressful events and transitions, MCCKENRY, P.C. en PRICE, S.J., (eds.), Thousand Oaks, Sage
Publications, 2000, 2. 157Ibid., 6. 158Ibid., 13. 159BOGAERTS, S., VAN DER LAAN, A.M., VAN DER SCHANS, C.A. en VERVOORN, L., o.c., 43-44.
28
LAZARUS onderscheidt twee categorieën van stresshantering. De eerste is de probleemgeoriënteerde
stresshantering, deze richt zich op bronnen van stress door ofwel de omstandigheden ofwel het
individuele gedrag te wijzigen. Deze stresshantering kan beschouwd worden als actieve coping. Als
voorbeelden hiervan kunnen, het zoeken naar informatie, zich onthouden van impulsieve en
voorbarige acties, de veroorzakers van het probleem op hun verantwoordelijkheid wijzen, aangeven
worden. De tweede categorie is deze van de emotieregulerende stresshantering, bij deze vorm ligt
de focus op het reguleren van de emotionele spanningen zodat een aanvaardbare toestand ontstaat.
Deze copingwijze verwijst naar gedachten of handelingen die tot doel hebben de emotionele
effecten van stress te verminderen. Het probleem zelf wordt hier dus niet aangepakt en dit kan
daarom als passieve coping beschouwd worden. Voorbeelden hiervan zijn: het niet denken aan
problemen, het ontkennen dat er iets fout is, lachen met het probleem of een toevlucht zoeken in
pijnstillers.160
KLEBER heeft het over stressful life events, een benadering die zich richt op het verband tussen
ingrijpende levensgebeurtenissen en het ontstaan van gezondheidsstoornissen. Hoe meer
gebeurtenissen en hoe ingrijpender ze zijn, hoe meer spanningen en gezondheidsproblemen er
ontstaan.161 HOLMES en RAHE vonden bewijzen dat na een periode van ingrijpende
levensveranderingen ziekteverschijnselen ontstonden of toenamen. Zowel positieve als negatieve
veranderingen worden als stressvol beschouwd, omdat ze beide het individu ertoe aanzetten nieuwe
levenspatronen te ontwikkelen.162 Vooral de dood van de echtgenoot/echtgenote, een
echtscheiding, de scheiding van de levensgezel(in) of een detentie in een gevangenis of andere
instelling, blijken van grote invloed te zijn op het al dan niet optreden van ziekteverschijnselen.163
ZAMBLE en PORPORINO hebben een classificatie gemaakt van copingwijzen die bestaan in de vrije
wereld. Als eerste vermelden ze geen coping, de reden hiervoor is dat er meestal niets aan gedaan
kan worden of dat er geen mogelijkheid bestaat om te handelen.164 Daarna spreken ze over de
reactieve probleemoplossing of reactive problem solving, dit zijn pogingen om met een
probleemsituatie om te gaan, maar deze pogingen vertonen een gebrek aan planning, organisatie en
doorzetting. Deze vorm van coping komt het vaakst voor.165 Als volgt gaat hun aandacht naar
vermijding of avoidance als copingwijze, dit houdt een separatie in van het probleem en het individu.
Een probleemsituatie kan fysisch vermeden worden door ervan weg te blijven of psychisch door er
160MONAT, A. en LAZARUS, R., l.c., 5. 161KLEBER, R.J., o.c., 66. 162MONAT, A. en LAZARUS, R., l.c., 14. 163 KLEBER, R.J., o.c., 67-68. 164PORPORINO, F. en ZAMBLE, E., o.c., 57. 165Ibid., 57-58.
29
niet aan te denken. Eén vorm van avoidance is het opzoeken van isolement.166 Vluchten of escape
wordt ook in deze context genoemd, deze copingwijze is gelijkaardig aan de vorige want het leidt
eveneens tot een separatie en ook vluchten kan zowel op een psychische als fysische manier
gebeuren. Sociale ondersteuning of social support is een copingwijze waarbij het gaat om het zoeken
naar comfort of geruststelling bij anderen of om het delen van problemen met anderen.167 Meestal
werd deze steun gezocht bij de partner of andere familieleden. Vele mensen gebruiken de palliatieve
wijze om de stress te reduceren, dat kunnen fysische activiteiten zijn zoals wandelen, naar muziek
luisteren, rondrijden met de auto of motor, relaxen in de zon,…168
Naast deze vaak gebruikte categorieën van copingwijzen zijn er nog een aantal minder relevante
vormen van coping waarover echter niet verder zal worden uitgewijd. Wat wel nog in deze context
vermeld kan worden is het alcohol- en druggebruik als aanpassingswijze, deze verschilt van de
anderen omdat ze niet gerelateerd is aan specifieke problemen. Het wordt namelijk gezien als een
reactie op een problematische levenssituatie in zijn geheel.169
2.3.4 Specifieke copingstrategieën voor gedetineerden
De diverse pijnpunten die gedetineerden ervaren geven aanleiding tot aanpassing- of
copingstrategieën die afhankelijk zijn van persoonlijke kenmerken en omgevingsfactoren.170 Volgens
CORDILIA zijn er drie verschillende manieren waarop gedetineerden zich aanpassen aan hun
gevangenisstraf. Als eerste heeft ze het over ‘hanging loose’. Sommige gedetineerden komen tot de
conclusie dat het niet meer mogelijk is om de relaties die bestonden vóór detentie, tijdens detentie
nog te onderhouden. Ze kunnen geen rol meer spelen binnen het gezin, ze kunnen hun familie niet
meer helpen en ondersteunen. Ze aanvaarden dus de situatie zoals ze is en verminderen hun
emotionele betrokkenheid bij de relaties in de buitenwereld. Mentaal leven ze in de gevangenis en
niet meer bij hun familie. Vervolgens spreekt CORDILIA over ‘maintaining the family role’, hierbij
trekt de gevangene zich niet terug van de relaties buiten de gevangenis, maar probeert de
gedetineerde zijn rol in de buitenwereld te blijven vervullen. Als laatste heeft ze het over ‘assuming a
dependent role’. Hierbij leggen gedetineerden zich er bij neer dat ze hun geliefden niet kunnen
helpen en gaan ze zo veel mogelijk hun eigen noden proberen te vervullen door onafhankelijk te
worden. Bij deze laatste manier van adaptatie wordt in tegenstelling tot de ‘hanging loose’
166PORPORINO, F. en ZAMBLE, E., o.c., 57. 167Ibid., 57. 168Ibid., 57. 169Ibid., 61. 170 VANDENBOSCH, H., l.c., 26.
30
adaptatiewijze de relaties van de gedetineerden in de buitenwereld gebruikt om veel van hun
emotionele en fysieke noden te vervullen.171
IRWIN onderscheidt vier gedragtypes waaronder doing time, jailing, gleaning en disorganised
criminal. Doing time als eerste type houdt in dat de gedetineerde zijn gevangenisstraf zo rustig
mogelijk wenst door te maken, zodat niets een vlugge vrijlating in de weg zou kunnen staan.172 De
aanhangers van dit type hechten het meeste belang aan persoonlijke contacten met familie en
vrienden.173 Jailing is een adaptatiewijze die eigen is aan jongeren die reeds heel wat tijd in
instellingen hebben doorgebracht. 174 De ‘jailers’ proberen zoveel als mogelijk de buitenwereld te
vergeten en kijken hoe zij het best kunnen (over)leven in de gevangenis.175 Gleaning als derde
gedragtype impliceert dat een gedetineerde het voornemen maakt zijn detentieduur te gebruiken
om zijn levensstijl te veranderen.176 De ‘gleaners’ concentreren zich hiervoor op nuttige bezigheden,
zoals studeren in de gevangenis.177 Als laatste wordt de disorganised criminal aangehaald, deze kan
geen bewuste keuze maken want hij neemt op uiteenlopende domeinen patronen over van andere
gedetineerden.178
In een omgeving als de gevangenis worden vaak psychopathologische vormen van coping
teruggevonden.179 Somatische en psychosomatische klachten zijn dikwijls een antwoord op
stresserende gebeurtenissen, welke vaak voorkomend zijn in de gevangenis.180 HOFFMAN
constateert daarenboven dat jonge gedetineerde vaak teruggrijpen naar bepaalde kinderactiviteiten
zoals het spelen met zelfgemaakte auto’s en vliegertjes, om zich aan te passen aan het leven in de
gevangenis.181 Dezelfde onderzoeker kwam tot de conclusie dat heel wat jonge gedetineerden
dagdromen in de gevangenis. Dergelijke gedetineerden herbeleven hun kinderherinneringen
helemaal opnieuw. Er vindt bij deze jonge gedetineerden met andere woorden een verschuiving
plaats van de realiteit naar een soort fantasieleven.182
Als een gedetineerde geen leven in de buitenwereld had, is het gemakkelijker om zich aan te passen
binnen de gevangenismuren. Een gedetineerde die gewoon is om brieven en bezoek te krijgen,
171CORDILIA, A., o.c., 35-38. 172GOETHALS, J., o.c., 188. 173 VANDENBOSCH, H., l.c., 40. 174GOETHALS, J., o.c., 189. 175 VANDENBOSCH, H., l.c., 37. 176GOETHALS, J., o.c., 189. 177 VANDENBOSCH, H., l.c., 40. 178GOETHALS, J., o.c., 189. 179Ibid., 192. 180Ibid., 194. 181Ibid., 196. 182Ibid., 197.
31
maakt zich daarentegen enorm veel zorgen wanneer dit eens niet gebeurt.183 Als gevolg daarvan
blokkeren vele jonge gedetineerde hun sociale buitenwereld om zo de vrijheidsbeneming draaglijker
te maken. Naarmate jonge gedetineerden langer vastzitten, treedt acceptatie op van de
vrijheidsbenemende situatie waarin ze zich bevinden. Deze acceptatie is nodig om de aanpassing aan
de vrijheidsbeneming mogelijk te maken.184
Prisonization is een aanpassingswijze die frequent voorkomt bij gedetineerden en omschreven kan
worden als het gevolg van “depersonalizing and stigmatizing effects of legal processing and induction
into the prison, coupled with the alienative effects of the coercive power exercised by prison officials
in their attempts to maintain social control within the prison.”185
2.3.5 Besluit
Bepaalde situaties die stress produceren zijn in staat om veranderingen teweeg te brengen binnen
een familie. In deze context kan coping gezien worden als een poging om het verstoorde evenwicht
binnen een familie te herstellen. Uit dit deel wordt duidelijk welke soorten copingstrategieën
bestaan en welke vooral door gedetineerden worden toegepast. Gedetineerden vertonen in het
algemeen lage niveaus van coping die nauwelijks verschillen van het probleemoplossend vermogen
waarover zij buiten de gevangenis beschikten. De gedetineerden bij wie de afsnijding van de familie,
vrienden en kennissen het zwaarst doorweegt, kiezen vaak voor een psychologische
aanpassingsoriëntatie die gericht is op de buitenwereld.186 Langgestraften kiezen wellicht meer voor
‘gleaning’ om zo het gevoel te hebben dat hun gevangenisstraf niet volledig zinloos is.187
183COHEN, S. en TAYLOR, L., o.c., 72. 184BOGAERTS, S., VAN DER LAAN, A.M., VAN DER SCHANS, C.A. en VERVOORN, L., o.c., 52. 185THOMAS, C.W., l.c., 137. 186VANDENBOSCH, H., l.c., 31. 187Ibid., 41.
32
2.4 Hulp- en dienstverlenende instanties en groepen voor ouders van
gedetineerden
2.4.1 Inleiding
Naastbestaanden van gedetineerden hebben hulp nodig om te kunnen omgaan met hun gevoelens
betreffende de incarceratie en moeten tevens op een correcte manier voorbereid worden op de
vrijlating van hun gedetineerd familielid.188
In het laatste onderdeel van deze literatuurstudie wordt gekeken naar de instanties waar
naastbestaanden steun vinden bij het zich aanpassen aan de detentie van hun naaste. Dit deel is
belangrijk om een beduidend antwoord te kunnen geven op de vraag: ‘hoe passen ouders zich aan,
aan de detentie van hun ‘kind’?’. De belangrijkste organisatie die in dit kader vermeld kan worden, is
het justitieel welzijnswerk. Daarnaast wordt ook nog gesproken over zelfhulpgroepen, fora en family
support program.
2.4.2 Justitieel welzijnswerk
Vanaf 1997 is er in Vlaanderen in elk gerechtelijk arrondissement een dienst Justitieel Welzijnswerk
(JWW) actief, deze laatste is telkens verbonden aan het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) van
zijn regio.189 In het algemeen schenkt het JWW de laatste jaren meer aandacht aan de ondersteuning
van de familiale relaties van delictplegers. Dit komt vooral omdat zij gezien worden als een
belangrijke basis voor een latere, succesvolle terugkeer naar de samenleving.190
De doelgroepen waar het JWW zich tot richt, zijn de volgende: verdachten, daders en hun directe
sociale omgeving. Een gevangenisstraf heeft immers ook voor de familiale relaties van de
gedetineerde onmiskenbare gevolgen. De directe sociale omgeving van gedetineerden behoort dan
ook tot de doelgroep van de diensten justitieel welzijnswerk en kunnen er terecht voor een gepaste
begeleiding. Driekwart van het JWW-cliënteel is justitiecliënt (gedetineerden, verdachten,
veroordeelden of geïnterneerden), één op vier is naastbestaande (ouder, partner, kind). 191
De opdracht van het JWW wordt geregeld door het sectorprotocol: “De diensten Justitieel
Welzijnswerk hebben als opdracht personen die als verdachte of dader van een misdrijf in aanraking
(dreigen te) komen met justitie, evenals hun directe sociale omgeving, individueel en structureel te
188 CARLSON, B.E. en CERVERA, N., l.c., 330. 189X (2007) ‘Justitieel Welzijnswerk’ in welzijn en justitie: hulp aan verdachten, daders en hun omgeving [WWW].
Steunpunt algemeen welzijnswerk vzw: htpp://www.steunpunt.be/xcms/lang_nl-BE/4987/default.aspx [11/03/2010] 190EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 191X (2007) ‘Justitieel Welzijnswerk’ in welzijn en justitie: hulp aan verdachten, daders en hun omgeving [WWW].
Steunpunt algemeen welzijnswerk vzw: Htpp://www.steunpunt.be/xcms/lang_nl-BE/4987/default.aspx [11/03/2010]
33
ondersteunen bij de uitoefening van hun recht op maatschappelijke hulp- en dienstverlening, teneinde
hen in staat te stellen een menswaardig leven te leiden.”192
Het Justitieel Welzijnswerk van Hasselt startte in 1997 met een praatgroep voor familieleden van
gedetineerden. Dit gaat in de praktijk bijna uitsluitend om moeders en vaders.193 Deze praatgroep
werd opgericht omdat de ouders aangaven dat zij, naast de individuele gesprekken, ook nood
hadden aan gesprekken met lotgenoten. Heel wat ouders blijken het vaak erg moeilijk te hebben met
de detentie van hun zoon of dochter. Sommige ouders hebben het gevoel dat ze gefaald hebben in
de opvoeding, andere ouders blijven vooral heel bezorgd. Deze praatgroep zorgt ervoor dat deze
ouders en andere familieleden van gedetineerden kunnen praten over hun gevoelens en vragen
kunnen stellen. De deelnemers ontdekken door dit initiatief dat ze niet alleen staan met hun
problemen en dat ze door elkaar te steunen terug moed krijgen om verder te gaan.194
2.4.3 Zelfhulpgroepen
Uit het onderzoek van LENAERS, VALGAREN en VAN HAEGENDOREN blijkt dat voor vele familieleden
van gedetineerden het JWW een te hoge drempel is.195 Naastbestaanden die het JWW een drempel
te hoog vinden, kunnen voor steun ook terecht bij zelfhulpgroepen. Dit zijn kleine groepen van
lotgenoten waarbij gefocust wordt op het behandelen van een gemeenschappelijk probleem.196
Deelnemers van zelfhulpgroepen geven aan dat het ontmoeten van mensen, die echt hun situatie
begrijpen, gevoelens van opluchting en een verminderd gevoel van isolement teweegbrengt. Tevens
leveren deze zelfhulpgroepen nieuwe informatie en betere oplossingsstrategieën op voor de
deelnemers.197 Zelfhulpgroepen worden begeleid door personen die worstelen met dezelfde
problemen. Om deze reden verschillen zelfhulpgroepen van bijvoorbeeld praatgroepen binnen het
JWW.198 Binnen de praatgroep die in Hasselt is opgestart is er echter sprake van een soort van
georganiseerd contact tussen lotgenoten met inbreng van ervaringskennis. 199
2.4.4 Fora
In eerste instantie moet vermeld worden dat een forum een soort van zelfhulpgroep is.
Tegenwoordig bestaat er voor alles een forum, waar iedereen zijn problemen, mening, gedacht,…
even kwijt kan. Fora worden ook gebruikt om steun bij elkaar te vinden, vooral dan bij mensen die in
192X (2007) ‘Justitieel Welzijnswerk’ in welzijn en justitie: hulp aan verdachten, daders en hun omgeving [WWW].
Steunpunt algemeen welzijnswerk vzw: Htpp://www.steunpunt.be/xcms/lang_nl-BE/4987/default.aspx [11/03/2010] 193NUYTS, C., ‘Portret van de Centra voor Justitieel Welzijnswerk’, Panopticon, 1996, 600. 194 VLAAMSE OVERHEID (15/04/2005) ‘Krant X’ [WWW].
http://wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/gevangeniskrant/krant10bru.pdf[11/03/2010] 195LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., o.c., 120. 196GEELEN, K., Zelfhulp onder de loep, Tilburg, Instituut voor sociaal wetenschappelijk onderzoek van de katholieke
universiteit Brabant, 1987, 4. 197Ibid., 63. 198 FRETZ, B. en GELSO, C., Counseling Psychology, London, Hartcourt College Publishers, 2001, 521. 199 VLAAMSE OVERHEID (15/04/2005) ‘Krant X’ [WWW].
http://wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/gevangeniskrant/krant10bru.pdf[11/03/2010]
34
dezelfde situatie zitten. Ook voor naastbestaanden van gedetineerden zijn dergelijke fora te vinden
op het net. ‘Thuisfront’ en ‘In detentie’ zijn in Vlaanderen waarschijnlijk de twee meest gebruikte
fora. Hierop kunnen mensen met vragen over het gevangeniswezen terecht en zoeken lotgenoten
steun bij elkaar. Het forum Thuisfront is ontstaan vanuit een samenwerkingsverband tussen
gevangenisaalmoezeniers en mensen buiten de gevangenismuren die familieleden van
gedetineerden willen steunen in de moeilijke periode die ze doormaken. De belangrijkste
bekommernis van het thuisfront is dat mensen elkaar kunnen helpen wanneer zij een partner, ouder,
zoon, dochter, familielid, vriend, kennis in detentie hebben. Op deze manier kunnen
naastbestaanden uit hun sociaal isolement treden om een antwoord te vinden op hun zorgen en
vragen. Dit initiatief werkt echter onafhankelijk van het gevangenissysteem, de justitiële overheid of
de hulpverleningssector en wordt door vrijwilligers gedragen.200
2.4.5 Family support Program
Family support program is een initiatief dat reeds vijf jaar in werking is en zijn aandacht vestigt op
zowel de dader, zijn familie en kinderen als op de gemeenschap. Dit programma zorgt voor het
verstrekken van ondersteunende diensten aan deze vier doelgroepen.201 Family counseling kan in het
verlengde van dit programma aangehaald worden, omdat hierbij ook families van gedetineerden
geholpen worden om zich aan te passen aan de shock en crisis veroorzaakt door de gevangenisstraf
van een familielid.202
2.4.6 Besluit
In Vlaanderen is het Justitieel welzijnswerk de belangrijkste organisatie waarbij naastbestaanden van
gedetineerden, dus ook ouders, terecht kunnen voor begeleiding tijdens het verwerkingsproces.
Daarnaast mag echter niet uit het oog verloren worden dat ook familieleden, vrienden, psychologen,
psychiaters, geneesheren en dergelijke andere hulpverlenende personen of diensten vaak hun
bijdrage hieraan leveren. Wanneer de drempel naar deze instanties voor sommige mensen toch te
hoog blijkt te zijn, zijn er alternatieven zoals zelfhulpgroepen en fora, waar steun gezocht kan
worden bij lotgenoten.
200 X (2010) ‘Visie’ in Thuisfront:steunpunt voor families van gedetineerden [WWW].Gezinspastoraal en Welzijnszorg:
http://www.thuisfront.be/cms/Visie/Visie.html 201 HAIRSTON, C.F. en SEYMOUR, C., Children with parents in Prison, London, Transaction Publishers, 1998, 132. 202SCHNELLER, D.P., The prisoner’s family: a study of the effects of imprisonment on the families of prisoners, San
Francisco, R and E research associates, 1976, 78.
35
3. METHODOLOGISCH KADER
3.1 Onderzoeksdoelstelling
Indirecte slachtoffers, zoals ouders van gedetineerden, en hun gevolgen moeten meer aandacht
krijgen binnen organisaties zoals het Justitieel Welzijnswerk en het strafrechtssysteem. De ouders
van ‘jonge, ongehuwde, partnerloze en kinderloze’ gedetineerden zijn vaak nauw betrokken bij het
strafrechtssysteem, omdat zij dikwijls de enige personen in het leven van hun gedetineerd ‘kind’ zijn.
Hun eigen kind heeft een inbreuk gepleegd op de hangbare normen en wordt hiervoor gestraft. De
hiermee gepaard gaande gevolgen voor de ouders mogen echter op geen enkel moment uit het oog
verloren worden.
Het algemene doel van het onderzoek is dan ook een inzicht te verwerven in de ‘nefaste’ gevolgen
van detentie voor ouders van gedetineerden en een bijdrage leveren aan bestaande kennis op vlak
van ouders van gedetineerden. Het bijzondere doel is om de doelgroep ‘ouders van gedetineerden’
te verkennen en hun gevolgen afkomstig van de vrijheidsberoving van hun ‘kind’ te beschrijven en
eventueel te verklaren, door diepgaand in de achtergrond en de persoonlijke leefwereld van de
respondenten te graven.203
3.2 Centrale onderzoeksvragen
ARDITTI, LAMBERT-SHUTE en JOEST stellen in hun onderzoek de vraag: ‘Wat zijn de economische en
familiale kenmerken van familieleden met een opgesloten familielid?’204 In het onderzoek van
CHRISTIAN, MELLOW en THOMAS ligt de focus ook op de sociale en economische gevolgen voor
families met een gedetineerd familielid door de vraag: ‘Welke kosten brengt een gedetineerd
familielid met zich mee voor de familie?’205 Beide vragen vormen samen met de gekozen titel van de
masterproef de grondslag voor de eerste onderzoeksvraag, die als volgt luidt: ‘Wat zijn de gevolgen
die ouders van gedetineerden zelf ervaren?’ Deze vraag wordt dus toegespitst op ouders van
gedetineerden en tevens uitgebreid tot alle mogelijke gevolgen die ouders kunnen ervaren door de
opsluiting van hun ‘kind’.
Aansluitend bij de eerste vraag wordt ook een antwoord gezocht op de vraag ‘Wat zijn de sociale
mechanismen die de ervaren gevolgen van ouders van gedetineerden kunnen verklaren?’ In de
meeste onderzoeken rond naastbestaanden van gedetineerden, komt het waarom van de gevolgen
weinig aanbod. Daarom wordt met deze onderzoeksvraag gepoogd om het waarom van de
noodlottige gevolgen te achterhalen. Deze vraag is belangrijk omdat aan de hand van het antwoord
203 MORTELMANS, D., ‘Het kwalitatief onderzoeksdesign’ in Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie,
DECORTE, T., en ZAITCH, D., (eds.), Leuven, Acco, 2009, 82-84. 204ARDITTI, J.A., LAMBERT-SHUTE, J. en JOEST, K., l.c., 195-204. 205CHRISTIAN, J., MELLOW, J. en THOMAS, S., l.c., 443-452.
36
eventueel getracht kan worden om de sociale mechanismen die aan de basis liggen van ‘perverse’
gevolgen te verzachten of te vermijden.
Naar aanleiding van de onderzoeken van MOERINGS en LENAERS, VALGAREN en VAN HAEGENDOREN
kwam de derde onderzoeksvraag tot stand namelijk ‘Welke rol vervullen de ouders bij de ervaringen
die hun gedetineerd ‘kind’ beleven?’ Uit desbetreffende onderzoeken blijkt immers dat
naastbestaanden en in het bijzonder ouders een cruciale rol spelen in het leven van gedetineerden,
vooral omdat zij de belangrijkste band met de buitenwereld zijn en de gedetineerden een stabiel
perspectief geven naar toekomst toe.206 Via de gegevens over ‘the pains of imprisonment’ van de
gedetineerden en de data afkomstig uit het exploratief onderzoek kan op zoek gegaan worden naar
het antwoord op de hierboven beschreven onderzoeksvraag.
Net zoals gedetineerden zich aanpassen aan hun gevangenisstraf, moet de omgeving van deze
gedetineerden er ook mee leren leven dat zij een familielid in detentie hebben. Reeds heel wat
onderzoek207 werd gevoerd naar hoe gevangenen omgaan met detentie maar in dit onderzoek gaat
de interesse uit naar hoe ouders zich aanpassen aan de detentie van hun ‘kind’. ‘Hoe passen ouders
zich aan de opsluiting van hun ‘kind’ aan?’, zo luidt de laatste onderzoeksvraag.
3.3 Projectkader – onderzoeksoptiek - onderzoeksobject
Het gevoerde onderzoek leunt primair aan bij een praktijkgericht onderzoek omdat het projectkader
gezien wordt als een problematisch ervaren situatie binnen een bepaalde ‘organisatie’, zoals de
hulpverlening en het strafrechtswezen.208 Zoals reeds in de inleiding vermeld is het projectkader van
waaruit vertrokken wordt: ‘de weinige aandacht die wordt geschonken aan de omgeving van een
gedetineerde’.
De onderzoekoptiek in deze masterproef is voornamelijk probleemanalytisch van aard maar is ook
wat diagnostisch getint en heeft mede ook een aanzet tot probleemoplossing.209 Tijdens de
uitvoering van het onderzoek ligt de focus op de probleemanalytische fase. Ouders van
gedetineerden en de effecten die ze ervaren omdat ze een ‘kind’ in detentie hebben, worden door
het onderzoek immers in de schijnwerpers geplaatst. Door met ouders van gedetineerden te praten,
206LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., o.c., 87.; MOERINGS, M., o.c., 84. 207Voorbeelden: COOPER, C. en LIVINGSTON, M., ‘Depression and coping mechanisms in prisoners’, Work and Stress,
1991, 149-154.; GOETHALS, J., Psychosociale implicaties van de lange vrijheidsstraf, Antwerpen, Kluwer, 1980, 274 p.;
FLANAGAN, T.J., ‘Dealing with ling-term confinement: adpative strategies and perspectives among long-term prisoners’,
Criminal Justice and behavior, 1981, 148-156.; GOODSTEIN, L., ‘Inmate adjustement to prison and the transition to
community life’, Journal of research in crime and delinquency, 1979, 246-272.; PORPORINO, F. en ZAMBLE, E., ‘Coping
with imprisonment’, Canadian Journal of criminology, 1984, 26, 403-444. 208DECORTE, T., Methoden van criminologisch onderzoek: ontwerp en dataverzameling, Faculteit Rechtsgeleerdheid, 2009-
2010, 28. 209Ibid., 29.
37
wordt meer inzicht verkregen in hun achtergrond en kan hierdoor gepoogd worden te begrijpen
waarom ze specifiek die gevolgen ervaren en welke rol zij precies vervullen tijdens de detentie van
hun ‘kind’. Hierdoor krijgt de diagnostische fase ook een plaats in het onderzoek. Door op zoek te
gaan naar hoe de ouders zich aanpassen aan de gevangenhouding van hun ‘kind’ en hoe organisaties
zoals het justitieel welzijnswerk daarbij hun bijdrage leveren en hoe ze eventueel hun bestaande
initiatieven kunnen aanscherpen, wordt als laatste nog getracht een aanzet te geven tot
probleemoplossing.
Gedetineerden komen niet rechtstreeks aan het woord in dit onderzoek, omdat de focus op de
ouders zelf ligt. Onrechtstreeks zal deze populatie wel een object vormen van het gevoerde
onderzoek, omdat voor het accuraat beantwoorden van de vraag welke rol de ouders vervullen
tijdens de detentiecarrière van hun ‘kind’, de ‘pains of imprisonment’ van de gedetineerden uitvoerig
werden beschreven. Het onderzoeksobject bij uitstek is in het algemeen ‘ouders van gedetineerden’.
Omdat logisch gezien elke gedetineerde ouders heeft en niet bij elke gedetineerde de ouders even
belangrijk zijn, werd de populatie versmald tot ouders van jonge, ongehuwde, partnerloze en
kinderloze gedetineerden die nog steeds contact hebben met hun ouders.
3.4 Steekproeftrekking
Bij kwalitatief onderzoek, zoals hier het geval is, heeft een random steekproef helemaal geen zin
omdat het risico om cases te selecteren die helemaal geen band hebben met het onderwerp van het
onderzoek en dus niks zinvols kunnen bijbrengen mogelijk is. Onder andere om deze reden werd
gekozen voor een doelgerichte steekproef of purposive sampling. Bij deze soort steekproeftrekking
wordt vertrokken van criteria die de onderzoeker opstelt om de cases te selecteren.210
In het onderzoek werd zowel via formele als informele instanties gepoogd om respondenten te
verzamelen. Deze masterproef kwam echter naar aanleiding van persoonlijke ervaringen, een neef
die op jonge leeftijd wegens ernstige feiten achter de tralies verdween, tot stand. Om deze reden
waren de ouders van die neef dan ook de eerste die onderworpen werden aan een interview. Omdat
deze ouders niet verbonden zijn aan een dienst van het justitieel welzijnswerk en geen contact
hebben met lotgenoten, kon een sneeuwbalmethode via hen niet worden toegepast. Elk JWW in
Vlaanderen had ondertussen een brief en kort daarna een mail ontvangen met de vraag naar
respondenten die zouden willen deelnemen aan het onderzoek. Weinigen antwoordden echter
positief, waardoor het gauw duidelijk werd dat de zoektocht naar ouders van gedetineerden
moeilijker zou verlopen dan verwacht. De criteria die in eerste instantie gehanteerd werd, namelijk
ouders van jonge (18-30 jaar), ongehuwde, kinderloze, partnerloze en langgestrafte (5 jaar tot
210 MORTELMANS, D., l.c., 99.
38
levenslang) gedetineerden die nog steeds contact hebben met hun ouders, moest dus versoepeld
worden.211 Aangezien uit de literatuur blijkt dat ouders vooral belangrijk zijn in het leven van
ongehuwde gedetineerden, werd het criterium langgestraft minder belangrijk en dus achterwege
gelaten.212 Zolang de ouders de momenteel belangrijkste personen zijn in het leven van hun
gedetineerd ‘kind’ was er al interesse om deze personen als respondenten te bevragen. Het JWW van
Ieper-Kortrijk en van Leuven reageerde uiteindelijk positief en konden samen drie respondenten
doorgeven. Ook via fora, namelijk het thuisfront en de liga voor mensenrechten, werd getracht
ouders van gedetineerden warm te maken om deel te nemen aan het onderzoek. Buiten de
verwachtingen in, reageerde daar in eerste instantie niemand op. Aangezien de moeder van het
reeds ondergane interview enorm meeleefde met het onderzoek, deed ze nog eens een warme
oproep naar respondenten op het forum thuisfront. Deze warme oproep heeft ervoor gezorgd dat er
nog één moeder geïnteresseerd was om haar verhaal te doen. Na vijf open interviews liep de
zoektocht naar meer respondenten nog even verder, maar algauw kwam het besef dat dit op korte
termijn niks meer zou opleveren. Weliswaar waren meer cases niet overbodig geweest, maar er kon
reeds nuttig werk geleverd worden met de onderzochte cases.
3.5 Onderzoeksstrategie
De onderzoeksstrategie gehanteerd in dit onderzoek, is exploratief van aard omdat er weinig te
vinden is over het onderwerp en dus eerder verkennend te werk wordt gegaan. Het doel van
explorerend onderzoek is heuristisch, dit wil zeggen dat vooral ideeën worden ontwikkeld en
hypothesen onderzocht eerder dan dat feiten en statistieken worden verzameld.213 Het komen tot
inzichten op een domein waar tot nu toe weinig over geweten is, vormt tevens een belangrijke
intentie van het exploratief onderzoek en dus ook van dit onderzoek.214
In dit onderzoek ligt de nadruk op het (levens)verhaal en de gevoelens van gewone mensen. Ouders
van jonge, ongehuwde, partnerloze en kinderloze gedetineerden zijn in principe een relatief gewone
groep, met dit verschil dat ze gerekend kunnen worden tot een kwetsbare groep omdat ze gevolgen
ervaren die andere mensen niet meemaken omdat ze geen ‘kind’ in detentie hebben. De bedoeling
was om aan de hand van open interviews naar het verhaal van de ouders te luisteren. Omdat de
onderzoeksgroep ‘ouders van gedetineerden’ een moeilijk te benaderen groep is, zou het gebruik
van een klassieke vragenlijst immers alleen maar afschrikkend werken.215
211De opstelling van deze criteria gebeurde naar aanleiding van het profiel van mijn neef en de overtuiging dat deze
gedetineerden hun ouders als de ‘significante anderen’ zien. 212MOERINGS, M., o.c., 84-90. 213OPPENHEIM, A.N., Questionnaire design, interviewing and attitude measurement, Londen, Pinter publishers, 1992, 67. 214MORTELMANS, D., l.c., 81. 215 DECORTE, T., Kwalitatieve, criminologische methoden en technieken, Faculteit rechtsgeleerdheid, 2007-2008, 90.
39
In het volledig ongestructureerde of open interview is er een minimum aan sturing aanwezig. Daarom
werd één brede, algemene beginvraag en een tiental topics waarop tijdens het verhaal van de
respondent zeker geantwoord moest worden, opgesteld.216 Omdat een open interview zich meestal
focust rond een aantal specifieke topics, werd aan de hand van de literatuurstudie en de
onderzoeksvragen elf relevante thema’s neergeschreven.217 Na een uitvoerige uitleg over het doel
van het onderzoek werd elk open interview geopend met de vraag: ‘Kunt u mij iets meer vertellen
over je ervaringen in het algemeen en je gevoelens in het bijzonder bij de detentie van je eigen kind?’
Via deze beginvraag, die dicht bij de belevingswereld van de ouders staat, werd een algemeen thema
aangereikt.218 Bepaalde respondenten vertelden een hele tijd aan één stuk door zonder een te lange
stilte, waar anders een subvraag op zijn plaats zou geweest zijn. Anderen hadden al na even een
bijkomende vraag nodig, om hun verhaal te kunnen vervolledigen. De beginvraag kan gezien worden
als een alles overkoepelende vraag. Wanneer de respondenten naar aanleiding van deze beginvraag
alles hadden uitgedrukt, werd een lijstje met aandachtspunten, de topiclijst, overlopen om er zeker
van te zijn dat alle topics waren behandeld. Een topiclijst heeft echter als doel een houvast te geven
aan de interviewer.219 Wanneer bleek dat gedurende het gesprek een topic nog niet aanbod was
gekomen, dan werd aan de hand van een halfopen vraag getracht daar nog een antwoord op te
krijgen.220
3.6 data-analyse en verwerking
De kwalitatieve data-analysefase gehanteerd bij dit onderzoek kan opgedeeld worden in een aantal
deelstappen, die elk met elkaar en met de dataverzameling verbonden zijn.221 Als eerst stap werden
de gegevens geordend, dit wil zeggen dat de gegevens afkomstig uit het onderzoek zo geplaatst
worden dat ze analyseklaar zijn.222 In kwalitatief onderzoek is databeheer meer een kwestie van
klasseren en indiceren, waarmee bedoeld wordt dat al het verzamelde materiaal systematisch
geklasseerd moet worden en dat de onderzoeker moet weten waar welk materiaal kan terug
gevonden worden.223 Uitgeschreven tekst maakt het analyseren makkelijker maar de context en non-
verbale data ontbreken daarbij, waardoor het belangrijk is om net na het interview deze gegevens
apart als veldnotities op te nemen.224 De gegevens leren kennen door ze te telkens opnieuw te
herlezen, totdat ze door en door gekend zijn, was de tweede stap in de analysefase. Omdat het
216 Zie bijlage 1 217 BOGDAN, R.C. en BIKLEN, S.K., Qualitative research in education: an introduction to theory and methods, London,
Allyn and Bacon, 1998, 94. 218 BEYENS, K. en TOURNEL, H., ‘Mijnwerkers of ontdekkingsreizigers? Het kwalitatief interview’ in Kwalitatieve
methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T. en ZAITCH, D., (eds.), Leuven, Acco, 2009, 205. 219 MORTELMANS, D., Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden, Leuven, Acco, 2007, 236. 220 MASO, I. en SMALIN, A., Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie, Amsterdam, Uitgeverij Boom, 2004, 95. 221 DECORTE, T., l.c., 445. 222 DECORTE, T., Kwalitatieve, criminologische methoden en technieken, 314. 223 DECORTE, T., l.c., 446. 224 HUBERMAN, A.M. en MILES, M.B., Qualitative data analysis, London, Sage Publications, 1994, 56.
40
uittypen van de interviews het analytisch denken stimuleert, werd deze activiteit ook ondernomen.
Daarna, als derde stap, werd overgegaan tot het aanmaken van categorieën, thema’s en patronen.225
Uit een zee van gedachten werd op zoek gegaan naar vooruitspringende thema’s en terugkerende
ideeën of werd getracht taalgebruik te identificeren. Met andere woorden was het de bedoeling om
uit de gegevens algemene patronen te herkennen. Het maken van categorieën is immers niets
anders dan het zoeken naar patronen in de gegevens.226 Als vierde stap werden de gegevens zelf
gecodeerd. Hierbij moest uitgemaakt worden welke zinnen of zinswendingen een uitdrukking zijn van
de categorieën en thema’s die eerder geïdentificeerd werden. De methode van open coderen werd
gebruikt voor dit onderzoek. Het is immers dé geschikte manier om de grote hoeveelheid data te
reduceren door relevant van niet-relevant te onderscheiden.227 Open coderen kan beschreven
worden als het proces van het uiteenhalen van gegevens in discrete delen, het van dichtbij
onderzoeken van deze gegevens, het zoeken naar gelijkenissen en verschillen in de gegevens en het
conceptualiseren en categoriseren van gegevens.228 De methode van open coderen kan toegepast
worden op verschillende manieren, namelijk een tekst kan gecodificeerd worden lijn per lijn, zin per
zin, alinea per alinea of een groter stuk tekst kan verbonden worden met een bepaalde code.229 De
gehanteerde onderzoekertypologie bij dit onderzoek, was de a-priori benadering of etic
benadering.230 Hierbij werd een typologie opgesteld en vervolgens gekeken in welke mate de
gegevens van het onderzoek hierin passen.231 Er werd vertrokken van een initiële lijst met codes, die
werd vastgelegd naargelang de verwachtingen van wat er in interviews terug te vinden zal zijn.232 De
laatste fase was het uitschrijven van het hele verhaal in de vorm van een eindrapport.233
225 DECORTE, T., Kwalitatieve, criminologische methoden en technieken, 315. 226 DECORTE, T., l.c., 449. 227 Ibid., 450. 228CORBIN, J. en STRAUSS, A., Basics of qualitative research, London, Sage Productions, 1990, 62. 229 FLICK, U., An introduction to qualitative research, London, Sage Publications, 2002, 178. 230 DECORTE, T., l.c., 450. 231 DECORTE, T., Kwalitatieve, criminologische methoden en technieken, 316. 232 DECORTE, T., l.c., 450. 233 MORTELMANS, D., o.c., 355.
41
4. EXPLORATIEF ONDERZOEK NAAR DE GEVOLGEN VAN
DETENTIE VOOR OUDERS VAN GEDETINEERDEN
4.1 Inleiding
In dit deel worden de resultaten van het gevoerde onderzoek gepresenteerd. Aan de hand van
citaten of tekstfragmenten zal deze analyse ondersteund worden. Doorheen de uiteenzetting van het
verzamelde materiaal staan de vier onderzoeksvragen van deze masterproef centraal. Eerst wordt
gekeken naar het profiel van de respondenten. Vervolgens wordt de situatie van de ouders en hun
‘kind’ vóór de detentie onder de loep genomen. In het deel over de situatie vóór detentie wordt de
maatschappelijke kwetsbaarheid en de band van de ouders met hun kind vóór detentie beschreven,
om zo een accuraat antwoord te kunnen vormen op het waarom van de gevolgen. Daarna worden
alle mogelijke gevolgen, die door de respondenten zelf in de schijnwerpers werden geplaatst,
aangegeven. Eerst worden de sociale gevolgen, met daaronder het alledaagse leven na detentie, de
beleving van de gevangenisstraf voor de ouders en het sociaal netwerk van de ouders, besproken.
Aansluitend worden de economische gevolgen, met de nadruk op de financiële toestand vóór de
detentie, de kosten van het proces/de advocaat en de extra kosten die detentie met zich meebrengt,
aangestipt. Daaropvolgend worden de psychologische gevolgen waaronder stress, frustratie, schuld
en schaamte onder de aandacht gebracht. Vervolgens wordt de rol van de ouders gedurende het
detentieproces van hun ‘kind’ vanuit allerlei invalshoeken belicht. Eerst wordt het belang van de
ouders voor het gedetineerde ‘kind’ geschetst en daarna de relatie tussen de ouders en hun ‘kind’
tijdens de detentie. Aansluitend wordt een deel gewijd aan hoe ouders zich aanpassen aan de
gevangenhouding van hun ‘kind’.
Wanneer gesproken wordt over ‘de ouders’ van het gevoerde onderzoek, worden hiermee de vier
moeders bedoeld die zonder hun man het interview aflegden en de moeder en de vader die samen
deelnamen.
4.2 Profiel ‘ouders van jonge, ongehuwde, partnerloze en kinderloze
gedetineerden’
Drie van de vijf moeders en de enige deelnemende man hebben hun secundair afgerond om meteen
daarna te kunnen gaan werken. De andere twee moeders hebben een universitair diploma op zak.
De ondervraagde ouders hebben allen een leeftijd tussen de 50-60 en drie van de vijf vrouwen zijn
gestopt met werken of gepensioneerd terwijl hun mannen nog steeds werken. Twee van de vijf
moeders en de deelnemende man hebben een doorsnee jeugd gekend, terwijl de andere drie
vrouwen door ruzies of sterfgevallen, min of meer gebroken hebben met hun familie. Slechts in één
van de vijf cases is het gedetineerd ‘kind’ een dochter en slechts bij één moeder is het gedetineerd
‘kind’ ook haar enig kind. In de vier andere cases is er tweemaal sprake van twee kinderen en
42
tweemaal van drie kinderen. De zoon van GRIET EN RIK234 zit nu acht jaar in de gevangenis en heeft in
totaal 30 jaar effectieve celstraf gekregen. Hun situatie is vergelijkbaar met deze van MIA, haar zoon
kreeg 25 jaar en zit nu reeds 6 jaar. De dochter van MARTINE verblijft al 2 jaar in voorhechtenis,
wachtend op haar Assisenproces in het najaar van 2010. De zoon van KATTY zit nu iets meer dan een
jaar in de gevangenis, maar komt binnenkort vrij. De zoon van VERONIQUE zit al voor de tweede
maal in de gevangenis en in tegenstelling tot de vorige keer zal het dit maal langer dan een jaar
duren vooraleer hij vrijkomt. Geen enkele ondervraagde ouder heeft zelf in de gevangenis gezeten.
Bepaalde ouders zijn wel al meerder keren in aanraking geweest met politie en/of justitie, maar
meestal had dit rechtstreeks te maken met hun zoon/dochter.
NIET DEELNAME VADER. Bij het tot stand komen van deze masterproef was de zoektocht naar
respondenten één van de moeilijkste opdrachten om tot een goed einde te brengen. Vóór elke
ontmoeting werd gevraagd om zowel man als vrouw aan één tafel te krijgen, maar slechts één koppel
was hiertoe bereid. In vier van de vijf interviews werd dan ook genoegen genomen met enkel de
moeder als respondent. Bij de andere moeders kwam tijdens het gesprek wel naar voren waarom de
man liever niet deelnam of werd deze vraag uitdrukkelijk gesteld. Twee moeders brachten zelf aan
gescheiden te zijn en een slechte band te hebben met hun ex-man, waardoor ze liever niet aan één
tafel met hem wilden zitten. Beide vrouwen maakten daarbij ook bekend dat de relatie tussen hun
gedetineerde zoon en zijn vader stroef verliep. Voor materiële steun kunnen de zonen bij hun vaders
terecht maar voor emotionele steun vallen ze volledig terug op hun moeders. Twee andere moeders
gaven ongeveer dezelfde reden aan voor de niet-deelname van hun man. Deze mannen verschuilen
zich immers, sinds de detentie van hun ‘kind’, achter hun werk waardoor ze nog weinig tijd hebben
en maken voor andere dingen. Beiden praten ze niet graag over de gebeurtenis met onbekenden, dit
is in tegenstelling tot de moeders. Man en vrouw verwerken het voorval dus elk op hun eigen
manier. In een onderzoek van KEOGH en DENFORD, over de verschillen tussen hoe mannen en
vrouwen fysische pijn verwerken, komt echter naar voren dat mannen de pijn vooral negeren en dat
vrouwen vooral steun zoeken bij andere mensen om de pijn te verwerken.235 Echter, ook bij de enige
man, die wel deelnam, kan geconcludeerd worden dat hij de pijn negeert door zich te verschuilen
achter zijn werk. Toch nam de man deel, weliswaar gedeeltelijk omdat de interviewer voor hem geen
onbekende was en hij op het moment dat het interview plaatsvond zich niet kon verschuilen achter
zijn werk. Wanneer een respondent echter met tegenzin meewerkt aan een onderzoek bestaat de
234Gezien garantie op anonimiteit gerespecteerd moet worden, wordt doorheen de ganse uiteenzetting gebruik gemaakt van
aliassen. Hun verhaal werd weinig aangepast, in die zin dat enkel zaken zoals welke feiten en welke gevangenis niet vermeld
worden. 235DENFORD, S. en KEOGH, E., ‘Sex differences in perceptions of pain coping strategy usage’, European Journal of pain,
2008, 629-632.
43
mogelijkheid dat merendeel van de meegegeven informatie niet nuttig is, daardoor werd de wens
van de andere vaders om niet deel te nemen gerespecteerd.236
4.3 Situatie vóór de detentie
4.3.1 Maatschappelijke kwetsbaarheid
Drie van de vijf vrouwen waren vóór de detentie van hun ‘kind’ reeds in aanraking gekomen met
andere instellingen237 dan de gevangenis, wat aangeeft dat er reeds sprake was van moeilijkheden
met het gedetineerd ‘kind’ vóór de uiteindelijke opsluiting. Deze drie moeders gaven daarbij aan dat
ze slechte ervaringen hebben gehad met die instellingen en dat ze de gevangenis als een soort van
eindpunt beschouwen. “Ik heb heel veel problemen met hem gehad, opvoedingsproblemen. We
hebben zelfs de sociale dienst ingeroepen. Zo achteraf bekeken, ik zou het niet meer doen. Hulp
inroepen bezorgt meer problemen dan hulp zelf.”238
4.3.2 Relatie met ‘kind’ vóór detentie
Enkel MIA gaf aan dat de detentie van haar zoon volledig onverwacht was. “Ik had zo een goede
relatie met mijn zoon, een emotionele, diepgaande relatie. We waren graag samen en hij was zo
begaan met mij.”239 Twee van de vier andere moeders stipten aan dat ze net vóór de feiten, de
‘controle’ over hun ‘kind’ waren verloren. “Er hebben heel wat verschillende omstandigheden samen
gespeeld, hij was eigenlijk een bom dat op ontploffen stond.”240 Beide ouders waren niet op de
hoogte van een cruciale gebeurtenis in het leven van hun kind, waardoor de bom uiteindelijk is
ontploft. Bij KATTY en VERONIQUE was het verhaal van andere aard, zij hadden reeds heel vroeg
problemen met hun zoon.241 Ondanks alle moeilijkheden teweeggebracht door hun zonen bleven ze
hen steunen in de hoop op verbetering. Eenmaal ze op vroege leeftijd het huis plots verlieten,
verloren de moeders de macht om hun zonen te ‘controleren’. Diep vanbinnen wisten beide
vrouwen dat het slecht zou aflopen, maar daarom was de klap niet minder zwaar toen het
uiteindelijk zo ver was.
236 MORTELMANS, D., o.c., 259-260.; MORTELMANS, D., l.c., 99. 237 Zoals De Sleutel en andere niet nader bij naam genoemde psychiatrische instellingen. 238 Interview 4: VERONIQUE 239 Interview 5: MIA 240 Interview 1: GRIET 241 De zoon van KATTY werd op vroege leeftijd gediagnosticeerd met ADHD, terwijl de zoon van VERONIQUE op vroege
leeftijd verwikkeld raakte in kleine criminaliteit.
44
4.4 Gevolgen van detentie voor ouders
4.4.1 Sociale gevolgen
4.4.1.1 Het alledaagse leven na de detentie
Een dergelijke ingrijpende gebeurtenis zoals je eigen ‘kind’ achter tralies zien verdwijnen, zorgt voor
een verandering van het alledaagse leven. Bepaalde activiteiten die vóór de detentie een dagelijkse
of wekelijkse routine waren, prikkelen na de gevangenhouding van zoon of dochter de interesse niet
meer. “Zo een erge gebeurtenis zorgt voor totale verwarring, je wereld stort gewoon in. Ik had plots
geen toekomst meer, geen leven meer. Ik dacht bij mezelf: wat nu?”242 Enkel MIA heeft haar leven
van nul terug moeten opbouwen omdat zij vóór de detentie woonde en werkte in Groot-Brittannië.
Wanneer een moeder haar eigen ‘kind’ ziet falen, brengt dit ongetwijfeld iets teweeg bij haar.243 Dit
is echter niet altijd negatief, vaak worden mensen ook sterker door het meemaken van moeilijke
gebeurtenissen. ”Ons leven is een heel stuk veranderd, maar er zijn ook positieve dingen uitgekomen,
dat je meer begrip hebt naar andere mensen toe en dat je zegt dit is het leven he en het kan niet altijd
feest zijn!”244 Voor de relatie tussen moeder en vader zijn dergelijke gebeurtenissen minder positief,
zeker wanneer het een barrière tussen beiden slaat en ze er niet met elkaar over kunnen praten. Op
het moment dat een moeder beslist er te zijn voor haar ‘kind’, weet ze dat een deel van haar sociaal
leven verloren zal gaan, omdat op bezoek gaan in de gevangenis echter heel wat tijd vergt.
Desondanks wordt op bezoek gaan vaak boven het sociaal leven verkozen. Vooral bij MARTINE was
deze keuze uitgesproken, zij ruilde als het ware haar sociaal leven in om dagelijks haar dochter te
bezoeken, met haar aan de telefoon te hangen en brieven naar haar te schrijven. Bij KATTY heeft de
keuze om haar zoon te blijven steunen ervoor gezorgd dat ze haar jongste, niet gedetineerde, zoon
kwijtraakte. VERONIQUE is echter de enige moeder die haar sociaal leven belangrijker vindt dan op
bezoek gaan bij haar zoon.
4.4.1.2 De beleving van de gevangenisstraf voor de ouders
Gedurende het detentieproces zijn er verschillende fasen bij langgestraften, namelijk: de fase van de
aanhouding tot het proces, de fase na het proces tot voorwaardelijke invrijheidsstelling en de fase
van VI tot volledige vrijlating zonder voorwaarden. Bij kortgestraften bestaat dit proces maar uit
twee fasen, namelijk: de fase van de aanhouding tot het proces en de fase na het proces tot de
vrijlating. “Voor het proces had ik helemaal geen toekomstplan, men weet immers niet wat er gaat
242 Interview 5: MIA 243EGAN, L.C., HARMAN, J. en SMITH, V.E., ‘The Impact of Incarceration on Intimate Relationships’, Criminal Justice
and Behavior, 2007, 795. 244 Interview 1: GRIET
45
gebeuren. Na het proces kon ik aan iets beginnen werken, aan een toekomst voor mezelf.”245 Elke
fase brengt andere gevoelens en emoties met zich mee. De onwetendheid, in het begin van het
detentieproces, lijkt bij bijna alle ouders de meest frustrerende factor te zijn. De eerst fase, namelijk
het vernemen van de aanhouding tot de uitspraak, is voor de ouders één van de meest emotionele
en moeilijke momenten gedurende het detentieproces. De ouders worden geconfronteerd met een
situatie die ze in eerste instantie niet helemaal kunnen begrijpen. Deze onzekerheid houdt minstens
aan tot de definitieve veroordeling, daarna weten de ouders waar ze aan toe zijn en wat er gaat
gebeuren. De uitspraak kan echter wel opnieuw voor een golf van emoties zorgen, zeker als er in
angst wordt naartoe geleefd. “Jach, maar al bij al heb ik me dan op den duur neergelegd bij dat
vonnis he en gezegd kijk het is nu zo en we kunnen er niets aan veranderen.”246 De fase waarin
gedetineerden toeleven naar VI of definitieve vrijheid, bezorgt de moeders, die zich reeds in deze
positie bevinden, weliswaar angst.
Voor KATTY was de opsluiting van haar zoon een soort verademing. “Eigenlijk het moment dat hij
opgenomen was, wel op dat moment was het een geruststelling. Zoiets van nu kan er met hem niks
meer gebeuren want wij dachten al zo vaak van hij gaat zichzelf nog iets aandoen.” 247 Hoewel de
moeder er zich niet had mee verzoend, had ze wel al ingecalculeerd dat er ooit iets kon gebeuren. Ze
had het ergens voelen aankomen en was er dus grotendeels op voorbereid.
Opvallend was dat er tijdens de gesprekken met de ouders heel wat frustraties naar boven kwamen.
Vooral het geduld en de tijd die nodig is om bij zoon of dochter op bezoek te gaan, was een aspect
waar de ouders zich over opwonden. Toch blijven deze ouders hun ‘kind’ in de gevangenis bezoeken
omdat ze weten dat ze enkel op deze manier kunnen tonen dat hun zoon of dochter nog steeds de
moeite waard is om voor te vechten. “Voor mij is op bezoek gaan een plezier als je met respect wordt
behandeld en goed wordt ontvangen en dat hangt af van gevangenis tot gevangenis. Want bepaalde
gevangenissen behandelen je immers als een mededader. Als je op bezoek gaat, mag je geen
negatieve dingen meenemen. Het bezoek moet een oase van rust zijn. Het bezoek is een moment
waarvan je iets heel moois kan maken.”248 Opmerkelijk is dat MIA haar frustraties vooral gericht zijn
naar justitie toe. Haar zoon verblijft nu 6 jaar in de gevangenis, maar zelf heeft ze het gevoel dat hij
er niet als een beter persoon zal uitkomen omdat hij nooit geholpen is geweest. Wat heeft een
gevangenisstraf dan voor zin?
245 Interview 5: MIA 246 Interview 1: GRIET 247 Interview 3: KATTY 248 Interview 5: MIA
46
Machteloosheid en woede zijn gevoelens die een significante rol spelen bij de beleving van de
detentie voor de ouders. Hoewel ouders hun eigen kinderen zoveel mogelijk proberen te vrijwaren
van negatieve zaken, kunnen ook zij falen in deze opdracht. “Op zulke momenten sta je machteloos
he. Het heeft geen zin om je kwaad te maken, maja het heeft allemaal tegengeslaan he.”249
4.4.1.3 Sociaal netwerk van de ouders
De reactie van de omgeving op de gebeurtenis beïnvloedt voor een groot deel de detentiebeleving.
Ofwel worden de ouders gesteund door hun sociale omgeving ofwel worden ze mee veroordeeld
voor de feiten die hun ‘kind’ heeft gepleegd. Stigma door de familie wordt weinig aangebracht ofwel
omdat er helemaal geen sprake van is ofwel omdat de banden met de familie reeds lang verbroken
zijn en ze daardoor meestal geen weet hebben van de detentie. Enkel KATTY, bij wie haar zoon op
vroege leeftijd gediagnosticeerd is met ADHD, stootte op onbegrip van de familie. Twee moeders
stipten daarentegen aan dat steun van familie tijdens het ganse gebeuren echter onontbeerlijk is.
Stigma door de omgeving werd enkel door MARTINE als één van de zwaarste en meest
onbegrijpelijke gevolgen aangehaald. De media heeft hiertoe weliswaar zijn bijdrage geleverd door
de feiten, die haar dochter pleegde, breed uit te smeren. Bij de andere moeders was er vooral in het
begin van de detentie het gevoel dat er een stigma op hen rustte, maar volgens MIA zit stigma vooral
tussen de twee oren. De vrees om als ouder van gedetineerde bestempeld te worden zorgde ervoor
dat de moeders de eerste maanden na de gebeurtenis niet wilden opvallen in het straatbeeld. “In het
begin zei ik ook van wij moeten verhuizen, wij kunnen hier niet blijven. De ouders van het slachtoffer
wonen hier, de vrienden, iedereen die het slachtoffer kende woonde in de streek. Ze zeiden wel van
laat dat wat bezinken en kijk het is acht jaar geleden en we wonen hier nog. Je bent wel vaak bezig
met te denken hoe reageren de mensen daarop. En ze denken dat het overal alleen maar ergens
anders gebeurt hoja mensen zijn nogal rap gereed met kritiek.” 250
Drie van de vijf cases brachten ter sprake dat ze op enorme steun konden en kunnen rekenen van het
CAW of JWW. Voor GRIET en RIK werd het JWW gereduceerd tot een organisatie die instond voor het
doorbreken van de onwetendheid omtrent justitie. VERONIQUE vindt haar steun bij een organisatie
genaamd CAT, waarbij ze reeds was aangesloten vóór de detentie van haar zoon. Deze moeder gaf
hierbij aan nog nooit gehoord te hebben van JWW. In twee van de vijf cases is er dus sprake van
negatieve en zelfs geen ervaring met het JWW.
Enkel MIA heeft actief contact met lotgenoten via een praatgroep van naastbestaanden van
gedetineerden. Door het proces is ze tot het besef gekomen dat ze wou opkomen voor familieleden
249 Interview 1: RIK 250 Interview 1: GRIET
47
van naastbestaanden, want volgens haar zijn ook zij een slachtoffer van het gepleegde feit. “Door de
praatgroep durf ik naar buiten komen met mijn verhaal. Ik ben een moeder van een gedetineerde en
dat zal nooit veranderen. Daarom sta ik niet achter de feiten die mijn zoon gepleegd heeft. Ik wil mijn
zoon gewoon een tweede kans geven.”251 Op het einde van het gesprek deelde MARTINE mee heel
graag een zelfhulpgroep voor ouders van gedetineerden op te richten.
“Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik het liever kwijt wilde aan iemand dat ik niet kende, die gaat het
zeker niet voort vertellen. Je bent immers een beetje wantrouwig naar mensen toe.”252 Vier van de vijf
vrouwen kunnen zich volledig vinden in deze uitspraak.
4.4.2 Economische gevolgen
De financiële gevolgen die een detentie met zich meebrengt, hangen uiteraard grotendeels af van de
situatie net vóór de detentie. Slechts bij twee moeders was de financiële situatie vóór de gebeurtenis
bedroevend. MARTINE zal samen met haar man nog jaren moeten afbetalen voor het faillissement
van hun zaak, terwijl VERONIQUE het als alleenstaande en zelfstandige vrouw nooit echt breed heeft
gehad. Dit kan een verklaring zijn waarom deze ouders het, door de detentie van hun ‘kind’, steeds
moeilijker hebben om nog rond te komen. De andere ouders notificeerden dat ze het door de
detentie financieel wel moeilijker hebben, maar dat dit niet hun grootste zorg is.
Wat de kosten van het proces betreft, met name de advocaat en de burgerlijke partij, valt op dat
enkel MARTINE hieraan reeds heel wat geld heeft uitgegeven. MARTINE heeft na meerdere
ontgoochelingen253 aan het adres van de pro deo advocaat, toch gekozen voor een betalende, zeker
nu het Assisenproces naderbij komt. Door deze keuze zal een groot deel van het spaargeld besteed
worden aan de toekomst van hun gedetineerde dochter. In twee cases is er sprake van een
burgerlijke partij die afbetaald wordt via het zelfverdiende geld van de gedetineerde zonen door het
leveren van penitentiaire arbeid. GRIET en RIK gaven aan achteraf spijt te hebben dat ze destijds
geen betalende advocaat hebben ingeschakeld. Hoewel deze keuze het hen financieel moeilijker zou
gemaakt hebben, zijn ze ervan overtuigd dat hun zoon op deze manier een minder zware straf
gekregen zou hebben.
In het begin van de detentie wilden alle ouders dat hun ‘kind’ niets te kort kwam, daarom stortten ze
regelmatig wat geld op hun gevangenisrekening. Naarmate de detentie vorderde begon het bedrag,
dat de ouders op de rekening van hun ‘kind’ plaatsten, te minderen omdat de meeste gedetineerden
zelf wat geld bijverdienen door te werken in de gevangenis.
251 Interview 5: MIA 252 Interview 1: GRIET 253 MARTINE gaat hierover niet tot in detail. Ze vertelt enkel dat de pro deo advocaat haar aan het lijntje heeft gehouden
door niet te zeggen dat zijn specialiteit het pleiten van geldzaken pleiten was.
48
4.4.3 Psychologische gevolgen
4.4.3.1 Algemeen
Een dergelijke ingrijpende gebeurtenis, als het hebben van ‘kind’ achter tralies, verondersteld
ernstige psychologische gevolgen. Toch kan gesteld worden dat de ouders in het gevoerde onderzoek
weinig ernstige kwaaltjes aangaven of ze sukkelden reeds met hun gezondheid vóór de detentie.
VERONIQUE254 heeft heel wat last van haar gezondheid, maar ze gaf eerlijk aan dat haar kinderen
daar niet de oorzaak van zijn. MARTINE worstelde reeds vóór de detentie van haar dochter met een
zware depressie en door de detentie is ze nog in een diepere put gevallen. Wanneer blijkt dat haar
dochter nog jaren zal moeten boeten voor wat ze heeft gedaan, vreest ze deze depressie niet meer
te boven te komen. Omdat bij KATTY de detentie van hun zoon een verademing was, kon ze na jaren
van stress en angst de antidepressiva afbouwen.
Opvallend was dat drie van de vijf moeders aansneden hoe moeilijk het is om geconfronteerd te
worden met gelijkaardige voorvallen. “Ik heb heel veel problemen met het zien van iemand met een
baby’tje. Dan klap ik volledig dicht.”255
4.4.3.2 Stress
In tegenstelling tot depressie wordt het gevoel van stress gedurende het ganse detentieproces door
alle ouders ervaren. Bijvoorbeeld de mogelijke overplaatsing naar Tilburg, waardoor ouders in de
problemen komen voor het bezoek, zorgt voor de nodige stress. Ook de onwetendheid over wat zal
komen, is vaak een oorzaak van stress bij de ouders. KATTY leefde vóór de detentie van haar zoon
voortdurend in angst en spanning, nu haar zoon in de mogelijkheid is om vrij te komen, borrelen
deze gevoelens terug op. “We leefden dus voortdurend in angst en met stress, als hij bijvoorbeeld te
laat kwam dachten we altijd het ergste. Als we lang niks van hem hoorden dan was er iets aan de
hand. Sedert de detentie, hebben wij onze antidepressiva kunnen afbouwen. Nu beginnen we ons
weer op te jagen want je bent niet zeker dat het gaat lukken he. Aan den ene kant verlang je tot hij
vrijkomt maar aan de andere kant zit je weer met al die vraagtekens.”256
4.4.3.3 Schaamte
Schaamte is een gevoel dat doorheen alle gesprekken sterk naar voren kwam. Vier van de vijf
moeders deelden mee dat ze de maanden na de aanhouding niet naar buiten durfden komen. “Ik ben
bang dat er iemand mij ga herkennen en mij gaat aanspreken en daarin heb ik geen zin.”257 De
254 VERONIQUE kampt met een zwaarlijvigheidprobleem 255 Interview 2: MARTINE 256 Interview 3:KATTY 257 Interview 2: MARTINE
49
meeste ouders gaven aan dat ze in het begin er gewoon niet konden noch wilden over praten met
andere mensen. Eén moeder notificeerde expliciet dat ze zich beter voelt op plaatsen waar niemand
haar kent en waar haar verleden een geheim is, omdat ze dan niet geassocieerd wordt met de feiten
die haar zoon pleegde. Het feit dat de meeste ouders niet met hun ‘kind’ durven praten over wat er
precies die dag gebeurd is, kan ook te maken hebben met schaamtegevoelens.
4.4.3.4 Schuld
Ook schuld is net als schaamte een gevoel dat bij de opsluiting van een ‘kind’ heel vaak naar boven
komt. “Waar heb ik gefaald als ouder. Heb ik geen goede opvoeding gegeven, wat heb ik tekort
gedaan, wat heb ik teveel gedaan! Duizenden vragen he, waarom, waarom? Ligt het aan mij, jach,
hebben we haar iets tekort gedaan! Wat hebben wij misdaan, dat er zoiets bij ons kan gebeuren.”258
De meeste vrouwen merkten op dat het schuldgevoel, hoewel het langzaamaan wel vermindert,
altijd aanwezig zal zijn.
4.5 De rol van de ouders gedurende het detentieproces
4.5.1 Het belang van de ouders voor het gedetineerd ‘kind’
Wanneer de gedetineerde voelt dat zijn ouders tenminste nog achter hem staan, zorgt dit voor een
positieve reflectie op zijn leven binnen de gevangenis. Vaak beseffen de ouders dat ze de enige zijn
op wie hun zoon of dochter nog kan terugvallen. “Het enige wat ik kan doen voor mijn zoon, is er zijn
als een soort van steunpunt. Ik ben voor hem een stabiel contact met de buitenwereld. Als moeder is
mijn doel om mijn zoon even uit de gevangenis weg te nemen. Dat is het enige wat ik kan doen voor
hem. Wat betreft het materiële, zoals geld, ondersteun ik hem natuurlijk ook. Maar ik probeer me te
focussen op de emotionele steun. Mijn doel is ervoor zorgen dat hij zich tijdens het bezoek even niet
als een gedetineerde in de gevangenis voelt. Hem even doen vergeten dat hij in de gevangenis zit, dat
wil ik bereiken.”259
Bezoek is voor de gedetineerde van groot belang en dit gegeven dringt ook door tot de ouders. “Ja, ik
ben de enige die mijn zoon nog heeft dus daarom ga ik wel moja het is zo een tijdverlies he.”260 Alle
ouders gaan regelmatig, een aantal keer per week, op bezoek bij hun gedetineerd ‘kind’. Er is ook
sprake van telefoneren en brieven schrijven, maar het bezoek blijft toch de belangrijkste manier om
contact te houden met hun ‘kind’. De ouders voelen zich vaak zo machteloos dat ze niets anders
kunnen doen dan hun ‘kind’ bezoeken en wachten op een telefoongesprek. Zelf VERONIQUE die
aangaf geen geloof meer te hebben in de goede kant van haar zoon, blijft hem steunen. “Ik vind dat
258 Interview 2: MARTINE 259 Interview 5: MIA 260 Interview 4: VERONIQUE
50
gedetineerden zinvol bezig moeten zijn en dat probeer ik bij mijn zoon te bereiken, hij moet iets voor
handen hebben. Ik wil de detentiesituatie van mijn zoon veranderen, waardevol maken.”261 MIA gaat
verder dan enkel emotionele steun. Deze moeder heeft er immers zelf voor gezorgd dat haar zoon in
opdracht van haar teksten kan vertalen, tegen vergoeding, binnen de gevangenis.
4.5.2 Relatie met gedetineerd ‘kind’
Omdat merendeel van de ouders de controle en vaak ook alle contact met hun zoon of dochter net
vóór de feiten verloren waren, kan de band die ze nu hebben met elkaar als relatief goed
omschreven worden. “Na de feiten had mijn zoon me heel hard nodig. Toen heb ik mijn gevoelens
even opzij gezet, om er te kunnen zijn voor mijn zoon. Nu na zes jaar is mijn zoon wel zelfstandiger
geworden en dat komt deels door mezelf. Ik wou dat hij zelf leert beslissingen nemen. Ik heb hem
geholpen om op zijn eigen benen te staan en niet teveel van mij afhankelijk te zijn. Doordat hij
zelfstandiger is geworden, heeft hij me minder nodig maar ik vind dat niet erg.”262 Ook GRIET en RIK
weten zeker dat hun zoon blij is met de bezoeken, maar ze willen zich niet teveel moeien. Het lijkt
hen immers beter dat hij zijn eigen leven leidt, op zijn eigen manier. Het verhaal van VERONIQUE is
van andere aard. Zij heeft altijd alles voor haar zoon gedaan om hem op het rechte pad te houden,
maar niets heeft geholpen. De relatie tussen deze moeder en haar zoon was nooit echt goed en zal
nu omwille van zijn detentie niet verbeteren omdat zij hem maar weinig krediet meer geeft.
De drie cases met de zwaarste feiten vermelden opvallend hetzelfde over hun houding ten aanzien
van hun gedetineerd ‘kind’. Deze drie moeders proberen hun eigen problemen thuis te laten en hun
‘kind’ zo positief mogelijk te benaderen. Wanneer een bezoek slecht afloopt, knaagt dit immers aan
beide partijen. De ouders kunnen meteen buiten de muren steun zoeken maar hun ‘kind’ keert, na
een slecht gesprek, met vaak de enige personen die significant zijn, terug naar de cel en dit meestal
zonder enige vorm van steun.
4.6 Aanpassing aan de detentie van een ‘kind’
VERONIQUE probeert te leven met het feit dat haar zoon in de gevangenis verblijft, maar zal zich
nooit kunnen aanpassen. Voor haar is op bezoek gaan in de gevangenis immers een noodzakelijk
kwaad. Ze weet dat ze door deze moeilijke periode heen moet, maar zal nooit vergeten wat haar
zoon gedaan heeft. Ook MIA laat haar leven en toekomst niet verder beïnvloeden door de detentie
van haar zoon en de plannen voor zijn nakende vrijlating. Enkel MARTINE zoekt haar toevlucht in
pijnstillers en gesprekken met psychiaters om te leren omgaan met wat aan het gebeuren is en zich
te kunnen voorbereiden op wat nog moet komen. Via de steun verkregen door het JWW, probeert
KATTY zich aan te passen aan de detentie. Ze gaf hierbij aan positievere ervaringen te hebben met de
261 Interview 5: MIA 262 Interview 5:MIA
51
gevangenis dan met de psychiatrische instellingen waarin haar zoon verbleven had vóór zijn detentie.
Ook MARTINE en MIA vinden de nodige hulp bij het JWW om zich aan te passen aan deze
gebeurtenis.“Nen dag met nen keer he! Ik heb dan een heel goede vriendin beter leren kennen en ik
ging met haar dan naar meditaties enzo. Dat heeft me wel heel veel geholpen, samen met boeken
lezen. Ik heb geleerd dat er nog wat meer is dan al het materiële en dat er dingen gebeuren waarop je
geen vat hebt en dat je dat dan moet loslaten.”263 Deze moeder is van plan om een boek te schrijven
om aan te tonen dat ondanks het gebeurde, ouders toch een leven kunnen en mogen hebben.
4.7 Besluit
In vier van de vijf gesprekken was er sprake van een controleverlies vóór de detentie. Enkel MIA gaf
aan dat de door haar zoon gepleegde feiten heel onverwacht waren. Ondanks dit controleverlies, is
er algemeen sprake van een contactverbetering tussen ouders en ‘kind’ tijdens het detentieproces.
Alle ouders gaven aan te denken een belangrijke rol te vervullen in het detentieverloop van hun
‘kind’. Opvallend is dat drie moeders aanstipten hoe belangrijk het is, om de opgeslotene positief te
benaderen tijdens het bezoek. Ondanks sommige slechte herinneringen die het bezoek met zich
meebracht, blijven de moeders hun kind bezoeken, omdat ze er voor hen willen zijn. De
respondenten zijn het er met elkaar over eens dat ze hun ‘kind’ alle mogelijke comfort willen
schenken, door voldoende geld op hun rekening te storten. In drie van de vijf cases werd aangegeven
dat geconfronteerd worden met feiten gelijkaardig aan die van eigen ‘kind’, enorm zwaar is.
Machteloosheid, onwetendheid, frustraties, schuldgevoelens en stress zijn zaken die opvallend veel
naar boven komen tijdens alle gesprekken. Het gevoel van schaamte en stigma speelde vooral de
eerste maanden na de gebeurtenis een rol en weegt zwaarder door bij ouders die te maken hebben
met een ernstiger delict. Ook de media droeg een steentje bij aan die angst om naar buiten te
komen. Omtrent het belang van het JWW tijdens het aanpassingsproces zijn er gemengde gevoelens,
maar merendeel put heel wat steun uit de contacten met deze dienst. Voor sommige ouders is de
detentie een soort verademing, voor anderen een ware nachtmerrie.
263 Interview 1: GRIET
52
5. DISCUSSIE
5.1 Inleiding
In de ‘discussie’ komt de betekenis van de onderzoeksresultaten, in het licht van de beschreven
probleemstelling en onderzoeksvragen, aan de orde. Hierbij gaat het vooral om het verklaren van de
uitkomsten van het eigen onderzoek, het interpreteren van de resultaten, het vergelijken met
resultaten uit ander onderzoek, het koppelen van de eigen resultaten met de bevindingen uit de
literatuurstudie en het trekken van conclusies. Onverwachte uitkomsten, tekortkomingen in opzet of
uitvoering van het onderzoek en ongelijkheden tussen eigen onderzoek en literatuurstudie, komen
expliciet aan bod. Wanneer gesproken wordt over ‘de ouders’ van het gevoerde onderzoek, worden
hiermee de vier moeders bedoeld die zonder hun man het interview aflegden en de moeder en de
vader die samen deelnamen.
5.2 De ouders van jonge, ongehuwde, partnerloze en kinderloze
gedetineerden
Omdat uit het onderzoek van ANDRY blijkt dat de relatie tussen gedetineerden en hun moeder
hechter is dan die tussen vader en zoon, heeft MOERINGS een onderzoek gedaan naar de relatie
tussen de moeder en haar gedetineerde zoon. 38% van de gedetineerden, zo blijkt uit de studie van
ANDRY, geven aan zich emotioneel meer gebonden te voelen met de moeder, tegenover slechts 8%
die dit gevoel hebben bij de vader.264 In het onderzoek van HAIRSTON komt naar voren dat moeders
de centrale figuur zijn in het leven van Afrikaanse Amerikanen in de gevangenis, omdat zij binnen het
gezin de belangrijkste rol vervullen.265 Uit de studie van ENSMINGER, GREEN, JUON, en ROBERTSON
blijkt dat de meest standvaste relatie voor mannelijke gedetineerden, deze met hun moeder is.266 De
bedoeling van dit onderzoek was om de ouders, dus zowel moeder en vader, van gedetineerden te
benadrukken. Uiteindelijk lukte het maar in één van de vijf cases om de moeder en de vader samen
te brengen. In de vier overige gevallen was het alleen de moeder die deelnam aan het gesprek,
waardoor de conclusies die getrokken worden vooral van toepassing zijn op moeders van jonge,
ongehuwde, partnerloze en kinderloze gedetineerden. De reden waarom vooral de moeders
deelnamen mag, ondanks dat de twee gescheiden moeders notificeerden dat de relatie tussen hun
ex-man en de kinderen stroef verloopt, niet meteen gezocht worden in het feit dat ze belangrijker
zijn voor hun gedetineerd ‘kind’. Moeders vertellen, immers zo bleek uit dit onderzoek, makkelijker
hun verhaal tegen onbekenden dan vaders. Het onderzoek van DENFORD en KEOGH stelt echter dat
264MOERINGS, M., o.c., 84.; ANDRY, R., The short-term prisoners, London, Stevens, 1963, 57-58. 265HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [21/04/2010] 266ENSMINGER, M.E., GREEN, K.M., JUON, H.S. en ROBERTSON, J.A.,’ Impact of Adult Sons' Incarceration on African
American Mothers' Psychological distress’, Journal of Marriage and Family, 2006, 68, 431.
53
mannelijke individuen fysische moeilijkheden negeren en dat vrouwelijke individuen eerder sociale
steun zoeken om deze moeilijkheden te kunnen verwerken.267 Opmerkelijk is echter dat gedurende
het gesprek waaraan de man deelnam, heel wat meer frustraties omtrent diverse zaken, zoals politie,
justitie en JWW, werden geuit in verhouding tot de andere gesprekken. BOGAERTS, VAN DER LAAN,
VAN DER SCHANS en VERVOORN bevestigen dit door te stellen dat mannen meer krachtige emoties
rapporteren zoals woede en vrouwen eerder emoties zoals angst.268 Uiteindelijk kan door het
uitvoeren van dit onderzoek de conclusie getrokken worden dat in de titel van deze masterproef
‘ouders’ beter vervangen zou worden door ‘moeders’.
Noemenswaardig is ook dat er bij drie van de vijf cases onrechtstreeks sprake was van
maatschappelijke kwetsbaarheid. Hiermee wordt bedoeld dat drie moeders meedeelden negatieve
contacten te hebben gehad met diverse instellingen voordat hun zoon in de gevangenis terecht
kwam. Drie van de vijf moeders hebben immers getracht hun zoon, nadat ze bij hem problemen van
psychologische of criminologische269 aard vaststelden, te helpen door hem in een instelling te
plaatsen. Maatschappelijk kwetsbare groepen hebben echter zowel in materieel als in immaterieel
opzicht onvoldoende hulpbronnen om moeilijkheden op eigen kracht het hoofd te bieden.
Instellingen, zoals de psychiatrie, dragen vaak bij tot de stigmatisering van de betrokkene en soms
ook van zijn familie. Wanneer deze persoon dan ook nog eens verstoten wordt door de instelling,
wordt verdere sociale degradatie ervaren.270 Deze stigmatisering en uitstoting die leiden tot verder
sociale degradatie, hebben ervoor gezorgd dat de moeders zich machteloos voelden. In dit
onderzoek ligt de nadruk op hoe ouders deze kwetsbaarheid ervaren met hun kind. Ouders willen
hun kinderen helpen om niet op het verkeerde pad te raken, maar vaak kunnen ze dit niet alleen
omdat het probleem te gecompliceerd is en ze over onvoldoende probleemoplossend materiaal
beschikken. Wanneer ouders de hulp inroepen van een maatschappelijke instelling, maar hierdoor
worden verstoten, rest hen enkel machteloos toekijken hoe hun kind steeds dieper wegzakt. Bij deze
drie cases kan de detentie gezien worden als een voorlopig eindpunt in een proces van
marginalisering, en tevens als een nieuw begin in een proces van sociale uitsluiting.271 Tengevolge
van de celstraf voelen de ouders zich schuldig omdat ze niet meer hebben gedaan om hun ‘kind’ uit
de problemen te houden. Om deze schuldgevoelens te reduceren, proberen ze tijdens de detentie te
doen waar ze voordien denken in te hebben gefaald, namelijk er zijn voor hun zoon en alle hulp die
nodig is, om de detentie op een positieve manier door te brengen, te schenken. De cases die
negatieve ervaringen hebben overgehouden aan instellingen, waren ook diegene die net vóór de
267 DENFORD, S. en KEOGH, E., l.c., 629-632. 268 BOGAERTS, S., VAN DER LAAN, A.M., VAN DER SCHANS, C.A. en VERVOORN, L., o.c., 26. 269Voorbeelden bij deze cases: het verwikkeld geraken in drugszaken of kleine criminaliteit. 270VETTENBURG, N., WALGRAVE, L. en WELZENIS, I., l.c., 52. 271CLAEYS, A., ROOSE, R. en BOUVERNE-DE BIE, M., l.c., 188.
54
detentie de controle over hun kind verloren waren. Bij twee van deze drie cases is er een verbetering
van contact opgetreden tussen moeder en zoon tijdens detentie. Dit is deels te verklaren door het
schuldgevoel dat opgewekt wordt bij de ouders en het geloof dat ze hechten aan de veronderstelling
dat de gevangenis hun zoon op een positieve manier zal veranderen.
5.3 Het dagelijkse leven van de ouders
Als er gekeken wordt naar de veranderingen in het dagelijkse leven van naastebestaanden van
gedetineerden wordt in heel wat onderzoek in eerste plaats verwezen naar het financiële aspect.272
In het onderzoek van CHUI, naar de gevolgen van detentie voor kinderen en partners van
gedetineerden, komt het thema ‘de financiële gevolgen voor de partner van de gevangene’ als
sterkste naar voren.273 In de afgelegde interviews is dit echter zelden aangehaald door de
respondenten als het grote, centrale probleem dat samenhangt met de detentie van hun ‘kind’. Dit is
wellicht te verklaren omdat de opgeslotene niet de kostwinner van het gezin is en de financiële
situatie van de meeste ouders vóór detentie niet echt problematisch was.
Het bezoeken van een gedetineerd ‘kind’ heeft een relatief grote impact op de organisatie van het
dagelijkse leven van de ouders. Op bezoek gaan in de gevangenis vraagt immers een grote
tijdsinvestering, omdat de gedetineerde vaak niet gedetineerd is in de stad waar zijn ouders wonen.
Daarbij komt nog dat bezoekers zich steeds een hele tijd op voorhand moeten aanmelden, willen ze
op bezoek kunnen gaan. Deze investering leidt er soms toe dat de ouders minder tijd hebben voor
andere dingen, zoals het afspreken met vrienden, waardoor ze dreigen in een sociaal isolement
terecht te komen. Niet enkel de tijdsinvestering maar ook het geduld om te mogen binnen gaan en
de ‘vernederende’ fouilleringen maken het op bezoek gaan in de gevangenis niet altijd even
aangenaam. Deze nadelen van het bezoek worden bevestigd in het onderzoek van HAIRSTON, waarin
aangegeven wordt dat vooral de lange wachttijden en de ongezellige ruimte het bezoek
onaangenaam maken.274 Ondanks deze nadelen blijven de ouders hun ‘kind’ toch bezoeken, omdat
ze zo hopen dat hij de detentie op een ‘positieve’ manier zal doorbrengen. De ouders voelen zich
immers machteloos, waardoor ze het bezoek als het enige middel zien om aan hun ‘kind’ te tonen
dat ze hem blijven steunen. Vaak zijn de ouders ook de enige van wie hun zoon of dochter bezoek
krijgt. Uit het onderzoek van MOERINGS blijkt dat ruim één derde van de gedetineerden voor wie de
moeder de ‘significante andere’ is, geen bezoek van haar krijgt. De verklaring hiervoor ligt vaak in het
272COSTALL, P., FOWLER, V. en HENNEBEL, L.C., Supporting families of drug-dependent offenders, The European
Network of Drug Services in Prison and Cranstoun Drug Services, 2002, 134 p.; LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN
HAEGENDOREN, M., De gemeenschap achter de tralies, Diepenbeek, SEIN, Sociaal Economisch Instituut, 2001, 221 p. 273CHUI, W.H., ‘Pains of imprisonment: narratives of the women partners and children of the incarcerated’, Child and
Family Social Work, 2010, 200. 274HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [21/04/2010]
55
feit dat er geen of weinig contact was vóór de detentie waardoor de moeder meestal niet weet dat
haar zoon in de gevangenis zit. Soms is de moeder wel op de hoogte, maar komt ze vanwege een
slechte verstandhouding liever niet op bezoek. Het schaamtegevoel is hierbij vaak een
doorslaggevende factor.275 In drie van de vijf cases was er vóór de detentie sprake van weinig contact
tussen de ouders en het ‘kind’ en slechts één ‘kind’ woonde nog bij zijn ouders. Toch waren de
ouders de eerste waarop het ‘kind’ terugviel net nadat de feiten werden gepleegd. In één geval
verliep het weinige contact dat moeder en zoon nog hadden vóór de detentie niet altijd even vlot.
Ondanks dit gegeven blijft de moeder haar zoon steunen, omdat hij altijd haar zoon zal blijven en
moeders het als een plicht aanvoelen om er voor haar kinderen te zijn. De ouders gaven blijk van een
schaamtegevoel, maar niet in die mate dat ze te beschaamd waren om hun zoon of dochter te gaan
bezoeken in de gevangenis. MOERINGS geeft in haar onderzoek ook aan dat de meeste moeders
tijdens het bezoek liever niet over de huidige problemen en de toekomst praten om ruzies te
vermijden.276
In de literatuur is veel te doen omtrent het stigma dat naastbestaanden van gedetineerden
opgeplakt krijgen, het zogezegd afgeleid stigma. Ouders zouden gelieerd worden aan de daden die
hun ‘kind’ gepleegd heeft.277 In het gevoerde onderzoek werd relatief weinig aangifte gedaan van
dergelijke stigmatisering. Dit kan enerzijds verklaard worden doordat de meeste ouders de detentie
van hun zoon of dochter verzwijgen voor de omgeving en anderzijds omdat ze zelf zoveel mogelijk
contact met de omgeving vermijden. Eén moeder stipte het gevoel van stigma wel aan als één van de
zwaarste gevolgen van de detentie van haar dochter. Wellicht mag de impact van de media hierin
niet onderschat worden. Deze moeder had dus niet meer de mogelijkheid om de detentie te
verzwijgen, maar trachtte door alle contact met de omgeving te vermijden toch de impact ervan te
beperken. Zoals blijkt uit de studie van ENSMINGER, GREEN, JUON en ROBERTSON, kan een tekort
aan sociale banden, die door mijdgedrag gecreëerd wordt, zoals bij MARTINE het geval is, leiden tot
een toename van gezondheidsproblemen.278 Uit het onderzoek van MOERINGS blijkt echter dat
moeders minder melding maken van stigmatisering en/of contactvermindering dan bijvoorbeeld de
vrouw van een gedetineerde.279 In vier van de vijf cases woonde de zoon of dochter immers niet
meer bij de moeder, waardoor de omgeving minder op de hoogte was van de gebeurtenis.
Tengevolge hiervan werd de moeder minder geïdentificeerd met haar zoon of dochter.
Stigmatisering kan op zijn beurt leiden tot een isolement, doordat de omgeving de gestigmatiseerde
275MOERINGS, M., o.c., 60. 276Ibid., 87. 277HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’ [WWW]. Department of
Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010] 278ENSMINGER, M.E., GREEN, K.M., JUON, H.S. en ROBERTSON, J.A., l.c., 431. 279MOERINGS, M., o.c., 88.
56
gaat ontwijken en alle contact verbreekt of doordat de gestigmatiseerde zelf alle contact gaat
vermijden uit schrik om negatieve reacties te krijgen.280
In het verlengde van stigma, zijn ook de schuld- en schaamtegevoelens noemenswaardig. In het
onderzoek van BOGAERTS, VAN DER LAAN, VAN DER SCHANS en VERVOORN komt, net zoals in dit
onderzoek, naar voren dat schaamtegevoelens als pijnlijker worden ervaren dan emoties zoals
schuld.281 De meeste moeders werden zo overrompeld door gevoelens van schaamte, dat ze de
eerste maanden na de gebeurtenis hun huis niet durfden uitkomen. Ze probeerden zoveel mogelijk
contact met hun sociale omgeving te vermijden omdat ze liever niet over de gebeurtenis wilden
praten. Opmerkelijk is echter dat bijna alle moeders aangaven dat ze liever met onbekenden praten
over de gebeurtenis dan met hun eigen familie en vrienden. De meeste ouders bemerkten ook dat ze
nooit echt over de feiten hebben gepraat met hun gedetineerd ‘kind’. Deze beide vaststellingen
kunnen een gevolg zijn van schaamtegevoelens. Echter, ook de angst dat het praten over de feiten de
relatie zou bemoeilijken met hun zoon of dochter speelt een rol bij de laatste vaststelling. De ouders
voelen zich schuldig omdat ze meteen denken dat het aan hun ‘slechte’ opvoeding ligt. Uit het
onderzoek van ENSMINGER, GREEN, JUON en ROBERTSON blijkt dat moeders van een gedetineerde
‘man’ zichzelf vaak de schuld geven voor de opsluiting. Hierdoor creëren ze een gevoel van falen
omdat ze er niet in geslaagd zijn hun zoon uit de criminaliteit te houden.282 Hoewel dit schuldgevoel
nooit volledig verdwijnt, zal het wel verminderen, en beseffen ouders dat ze ook verder moeten met
hun leven. Uit de literatuurstudie van de ‘pains of imprisonment’ van de gedetineerden komt naar
voren dat ook zij enorm gekweld worden door schuldgevoelens en het gevoel van machteloosheid,
waardoor de relatie tussen naastbestaande en gedetineerde bemoeilijkt kan worden.283
HOWARD beschouwt de nood aan informatie als één van de grootste behoeften, vooral net na de
aanhouding, bij naastbestaanden van gedetineerden.284 Deze nood aan informatie is het gevolg van
een gevoel van onwetendheid, dat door de ondervraagde ouders sterk ervaren wordt. Meestal dringt
het niet meteen door wat er allemaal gebeurd is. Op dat moment hebben de naastbestaanden een
vertrouwelijke persoon nodig die hen uitlegt wat er gebeurd is en wat er verder zal gebeuren. De
belangrijkste nood van ouders is weten op welke manier en wanneer ze hun opgesloten ‘kind’
kunnen bezoeken. In deze fase zijn de achterblijvenden meestal heel emotioneel waardoor het
luisteren naar praktische zaken bemoeilijkt wordt. Daarom is er iemand nodig die hen op een goede
280MOERINGS, M., o.c., 170. 281BOGAERTS, S., VAN DER LAAN, A.M., VAN DER SCHANS, C.A. en VERVOORN, L., o.c., 59-60. 282ENSMINGER, M.E., GREEN, K.M., JUON, H.S. en ROBERTSON, J.A.,’ Impact of Adult Sons' Incarceration on African
American Mothers' Psychological distress’, Journal of Marriage and Family, 2006, 68, 431. 283VANDENBOSCH, H., l.c., 33.; CORDILIA, A., o.c., 31-39. 284HOWARD, S., (2000) ‘Fathering behind bars’ [WWW]. Children’s Commission of Queensland:
http://www.ccypcg.qld.gov.au/pdf/publications/speeches/speeches_00/fathering_behind_bars.pdf
57
manier wegwijst maakt in de wereld van de gevangenis. Deze taak is in de praktijk weggelegd voor
het JWW, maar uit het gevoerde onderzoek blijkt dat deze dienst in twee van de vijf cases geen
meerwaarde heeft gehad.
HAIRSTON verwijst in zijn studie naar het gevoel van opluchting dat gepaard kan gaan met de
opsluiting van een geliefde. Twee moeders in dit onderzoek bemerkten deze verademing ook
wanneer hun zoon in detentie terecht was gekomen. De detentie wordt dan gezien als een soort
voorlopig eindpunt, een punt van rust voor de ouders die jarenlang gepoogd hebben om hun zoon uit
de problemen te houden.
5.4 Het sociale netwerk van de ouders
Met sociaal netwerk worden hier, de mensen uit de directe omgeving van de naastbestaanden, de
diensten die verbonden zijn met detentie zoals JWW en andere hulp- en dienstverlenende
organisaties en ook lotgenoten, die begrijpen wat het is om een geliefde in detentie te hebben,
bedoeld. De ouders gaven aan dat ze door allerlei omstandigheden, zoals het niet meer hebben van
familie of geen contact meer hebben met familie door gebeurtenissen in het verleden, geen steun
ontvangen van hun eigen familie. Slechts één moeder gaf aan dat ze zonder de steun van haar eigen
vader nooit uit haar isolement was geraakt. De meeste moeders zijn door hun sociaal isolement als
gevolg van stigma, schaamtegevoelens en/of organisatieproblemen, echter ook vrienden verloren.
De meeste steun die de moeders ervaren komt dan ook vanuit onverwachte hoek, zoals een oude
vriendin die na jaren afwezigheid steun aanbiedt of de overburen van 70 jaar waartegen nog nooit
gepraat werd die plots een mooi gebaar tonen.
Wat betreft de hulp- en dienstverlenende organisaties waarop de ouders terugvallen, is vooral het
JWW noemenswaardig. Drie moeders ontvangen daar onbegrensde steun, dit is echter in
tegenstelling tot twee andere moeders. Ook de psychiater en andere organisaties zoals CAT, die niet
meteen met detentie gelinkt kunnen worden, doen dienst als steunfiguur bij bepaalde moeders.
COENE en RAES stellen dat sedert de jaren ’60 zelfhulpgroepen en fora, twee soorten media
betreffende lotgenootschap, een aanhoudende groei kennen.285 Ondanks dit gegeven komt uit dit
onderzoek naar voren dat de meeste ouders daar geen beroep op doen, enerzijds omdat ze daar
geen nood aan hebben en anderzijds omdat ze geen geloof hechten aan dergelijke
lotgenootschappen. De gesprekken die ze voeren met andere naastbestaanden, vinden enkel plaats
terwijl ze wachten om op bezoek te gaan en zijn zeer oppervlakkig van aard. Eén vrouw echter, is
sinds het proces van haar zoon medevoorzitster van een praatgroep voor naastbestaanden van
285COENE, G. en RAES, K., Ethische zorgen: filosofie en ethiek van de zorg en de hulpverlening, Gent, Academia press,
2008, 108.
58
gedetineerden. Ze merkte op dat die praatgroep meer dan lotgenootschap alleen is. Ze willen als
groep immers iets verwezenlijken, namelijk de detentie van hun ‘kind’ nuttig maken. Een andere
moeder stipte aan dat ze een zelfhulpgroep zou willen opstarten voor ouders van gedetineerden,
waarmee ze aangeeft zich als ouder van een gedetineerde te willen distantiëren van
naastbestaanden in het algemeen. Daaruit kan afgeleid worden dat ouders van gedetineerden de
detentie anders beleven dan echtgenoten.
5.5 De relatie tussen de ouders en de gedetineerde
In de literatuur komt vaak naar boven dat een gevangenisstraf een katalysator is voor de slechter
wordende banden tussen de gedetineerden en zijn naastebestaanden.286 Zowel gedetineerden als
naastbestaanden beschouwen het onderhouden van banden als een emotionele opdracht. Sommige
gedetineerden gaan zich langzaamaan terugtrekken van alle contact met hun geliefden in de
buitenwereld, omdat ze zich schuldig voelen voor al het leed dat ze hun naasten hebben aangedaan.
Toch blijkt uit onderzoek dat de meest gewaardeerde activiteiten in de gevangenis, het krijgen van
bezoek van de partner en/of familie, het telefoneren en ontvangen van post zijn.287 Hoe moeilijk het
ook is voor een opgesloten persoon om contacten te onderhouden met zijn geliefden, het zorgt wel
voor emotionele steun en een beter verblijf binnen de gevangenismuren. Dit moeten de
naastbestaanden steeds in hun achterhoofd houden, want voor hen is op bezoek gaan in de
gevangenis vaak geen evidentie. Desondanks vergeten de onderzochte ouders niet dat ze vaak de
enige personen zijn in het leven van hun zoon of dochter en dat zij de enige zijn die er kunnen voor
zorgen dat hun ‘kind’ op een positieve manier terugkeert naar de vrije wereld. Dit blijkt ook uit de
studie van EELEN en DEMEERSMAN. Zij stellen dat familie van daders een belangrijke basis vormen
voor een latere, succesvolle terugkeer naar de samenleving.288
MOERINGS maakt echter duidelijk dat de band tussen gedetineerde zoon en moeder wel kan
verstevigen gedurende de detentie.289 In het gevoerde onderzoek is in vier van de vijf cases sprake
van een verbeterde relatie tussen moeder en gedetineerde ‘kind’. Dit kan grotendeels verklaard
worden doordat de ouders de controle over hun ‘kind’ verloren waren vóór de detentie. Vaak
beseffen personen pas wanneer ze diep in de problemen zitten, wie echt belangrijk is voor hen. Dit is
ook geldig voor gedetineerden. Deze beseffen pas na de vele bezoeken en brieven van hun ouders,
dat ze zich tijdens de detentie nuttig kunnen maken. Uit het onderzoek van HERBST en MAGALETTA
blijkt immers dat gedetineerden die in staat zijn om goede contacten met hun geliefden in de
286 EGAN, L.C., HARMAN, J. en SMITH, V.E., l.c., 798. 287VANDENBOSCH, H., l.c., 33. 288 EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de opsluiting’ [WWW]. Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispopulatie.doc [21/02/2010] 289 MOERINGS, M., o.c., 85-86.
59
buitenwereld te onderhouden, zich op een positievere manier aanpassen en ook een beter
toekomstperspectief hebben.290 HARMAN, SMITH en EGAN stellen daarenboven dat het behouden
van een sterke band met familie meer kans op slagen met zich meebrengt eenmaal de gevangene
vrijgelaten wordt.291
Waar in de literatuur nog te weinig op wordt gewezen, is het telefonisch contact tussen de
gedetineerde en zijn ouders. Uit het onderzoek blijkt dat de gedetineerden regelmatig bellen naar de
ouders, zeker wanneer de ouders ‘slechts’ één keer per week op bezoek komen. Voor de ouders zijn
deze telefoontjes een bevestiging dat hun ‘kind’ hen nog nodig heeft en dat hun steun betekenisvol
is.
Hoewel in dit onderzoek vooral naar voren kwam dat het bezoek van de ouders een positieve invloed
heeft op de gedetineerde ‘kinderen’, mag niet vergeten worden dat voor sommige gedetineerden
contact hebben met de familie eerder negatief is. Familie is immers soms de aanzet of reden waarom
personen in de gevangenis belanden.
5.6 Copingstrategieën
Een stressproducerende gebeurtenis, in dit geval de detentie van een ‘kind’, kan veranderingen
teweeg brengen binnen een familie.292 Coping of ‘zich aanpassen’ wordt gezien als een proces om
terug evenwicht te bekomen binnen een familie.293 Eén moeder stipte aan dat ze een toevlucht zoekt
in pijnstillers, waardoor zij gebruik maakt van de emotieregulerende stresshantering. Bij twee
moeders past de benadering van stressful life events. Zij hebben vóór de detentie al zoveel
problemen gehad met hun zoon, dat ze steeds meer gezondheidsproblemen ontwikkelden en de
detentie uiteindelijk als een soort bevrijding kwam. Alle cases maken gebruik van sociale
ondersteuning om zich aan te passen aan de gebeurtenis en het een plaats te geven in hun leven.
Door de zorgen en problemen met andere mensen te delen, voelen ze zich niet zo alleen meer.
BOGAERTS, VAN DER LAAN, VAN DER SCHANS en VERVOORN stellen dat mensen een nieuwe situatie
als minder stressvol ervaren wanneer ze voldoende steun van belangrijke anderen ervaren.294 De
man en vrouw die samen het interview ondergingen, vinden voldoende steun bij elkaar. Eén moeder
kan genieten van ondersteuning vanuit de organisatie CAT, terwijl de overige drie vrouwen voor
steun vooral terecht kunnen bij het JWW. Opvallend is dat steun voor de ouders van gedetineerden
eerder uit onbekende dan familiale hoek komt. De meeste vrouwen maken ook gebruik van de
avoidance strategie, waarmee bedoeld wordt dat de ouders een confrontatie vermijden met hun
290 HERBST, D.P. en MAGALETTA, P.R., l.c., 88. 291 EGAN, L.C., HARMAN, J. en SMITH, V.E., l.c., 795. 292MCCKENRY, P.C. en PRICE, S.J., l.c., 6. 293Ibid., 13. 294BOGAERTS, S., VAN DER LAAN, A.M., VAN DER SCHANS, C.A. en VERVOORN, L., o.c., 54.
60
sociale omgeving omdat ze niet over het probleem met hun ‘kind’ willen vertellen waardoor ze in
een isolement terecht komen. Twee moeders stimuleren hun zoon om zich via de
aanpassingsstrategie assuming a dependent role, aan te passen aan de detentie.
5.7 Besluit
Ouders van gedetineerden kunnen beschouwd worden als slachtoffers van de detentiesituatie,
omdat zij vaak even veel lijden onder het gevangenschap als de gedetineerde zelf. Ouders ervaren
min of meer dezelfde gevolgen als hun gedetineerd ‘kind’ maar de ouders beleven deze in de vrije
wereld terwijl gedetineerden de gevolgen binnen vier muren ervaren. Voor de meeste ouders is de
periode net na de aanhouding de moeilijkste, door de grote onzekerheid en het daarmee gepaard
gaande gebrek aan informatie. De steun die de ouders aan hun opgesloten ‘kind’ bezorgen is vooral
emotioneel van aard, door hen bijvoorbeeld tijdens het bezoek een hart onder de riem te steken en
hen aan te moedigen om de detentie op een zo positief mogelijke manier door te brengen. De
ouders die net vóór de detentie de controle over hun zoon of dochter kwijt waren, ervaarden een
sterk schuldgevoel. Als compensatie van deze tekortkoming, namelijk het niet kunnen helpen van
zoon of dochter waardoor deze in de gevangenis terecht komt, schenken de ouders
onvoorwaardelijke steun aan hun gedetineerd ‘kind’. De sociale gevolgen voor ouders van
gedetineerden overschaduwen de financiële en psychologische gevolgen. Het sociaal isolement
waarin merendeel van de ouders, vooral net na de aanhouding, in verzeilden, is een gevolg van
stigma, schaamtegevoelens en een moeilijk tijdsmanagement. Door dit gevoel van sociaal isolement
wordt het verdriet omtrent het hebben van een ‘kind’ in de gevangenis versterkt. Hoe minder
aandacht van de media, hoe minder er sprake is van schuldgevoelens, zeker als het ‘kind’ niet meer
thuis woonde. Social support is de meest gehanteerde copingstrategie bij de ouders. Deze steun is
vooral afkomstig van onbekende personen en het JWW, terwijl er opvallend weinig sprake is van
familiale steun.
61
6. CONCLUSIE
Nog te vaak wordt uit het oog verloren dat gedetineerden ook een sociaal netwerk hebben. In
tegenstelling tot de gedetineerdenpopulatie, die de laatste jaren van een onzichtbare naar een
uiterst zichtbare groep is geëvolueerd, is deze verandering nog maar even te zien bij de
naastbestaanden van gedetineerden. Vooral ‘het kind’ en ‘de partner’ van de gedetineerde worden
de laatste tijd in de schijnwerpers geplaatst. Zowel binnen het strafrechtssysteem, met onder andere
het ongestoord bezoek en het kinderbezoek, als binnen de reguliere media, met onder andere
televisieprogramma’s als ‘prison break’ en ‘the good wife’, en binnen het wetenschappelijk
onderzoek krijgt de groep ‘naastbestaanden’ steeds meer aandacht.295 Onder andere om deze reden
komt met dit onderzoek de focus te liggen op specifiek de ‘ouders van gedetineerden’. Deze
doelgroep is vooral van belang bij jonge gedetineerden die nog zelf geen gezin hebben opgebouwd.
Voor deze gedetineerden zijn hun ouders vaak de enige waar ze, eenmaal opgesloten, nog kunnen op
terugvallen. Daarom is deze populatie interessant genoeg om onder de loep te nemen.
Via deze masterproef werd gepoogd de kwetsbare populatie ‘ouders van gedetineerden’ onder de
aandacht te brengen zodat er niet vergeten wordt welke de ‘pijnlijke’ gevolgen van hun indirect
slachtofferschap zijn. Tevens werd getracht een bijdrage te leveren aan de schaarse, reeds bestaande
kennis op het vlak van ouders van gedetineerden. Het bijzondere doel van het onderzoek was om de
doelgroep ‘ouders van gedetineerden’ te verkennen, de consequenties ten gevolge van de
vrijheidsberoving van hun ‘kind’ te beschrijven en eventueel te verklaren, door diepgaand in de
achtergrond en de persoonlijke leefwereld van de respondenten te graven.
Omdat de onderzoeksgroep ‘ouders van gedetineerden’ een moeilijk te benaderen groep is en het
onderwerp bijzonder gevoelig ligt, werd voor een methode gekozen dat het minst weerhoudend zou
werken. Aan de hand van een volledig ongestructureerde of open interview, samen met een topiclijst
om in de mogelijkheid te zijn de respondenten te ondersteunen daar waar de ‘monoloog’ stilvalt,
werden vier moeders en één koppel ouders van gedetineerden ondervraagd. Deze methode van
ondervragen werd als een bijzonder goede methode ervaren omdat de ouders graag zonder veel
barrières vertelden over hun beleving betreffende de detentie van hun ‘kind’.
Voor de dataverzameling bij dit kwalitatief onderzoek werd gebruik gemaakt van een doelgerichte
steekproef of purposive sampling, omdat het van groot belang is dat de respondenten een band
hebben met het onderwerp en iets toe te voegen hebben aan het onderzoek. Ouders van jonge (18-
35), ongehuwde, kinderloze en partnerloze gedetineerden, was het uiteindelijke criteria dat
295 Een goed voorbeeld is het onderzoek van MOERINGS waarin 10 pagina’s van 260 besteed worden aan de moeder van de
gedetineerde en de overige grotendeels aan de partner en het kind van de gedetineerde.
62
gehanteerd werd. De zoektocht naar respondenten verliep moeizaam waaruit geconcludeerd kan
worden dat ofwel niet veel mensen aan het criteria voldoen ofwel niet veel mensen, die wel voldoen
aan het criteria, bereid waren om mee te werken. Hoewel bijzonder intensief gezocht is naar
respondenten kan de tijdsperiode waarin de respondenten werden gezocht, gevonden en
ondervraagd als kort beschouwd worden. Wanneer meer tijd voor handen was, zouden er misschien
iets meer respondenten bereid gevonden worden om deel te nemen aan het onderzoek. Ook was het
onderzoek beter toegespitst naar moeders van gedetineerden, aangezien maar in één geval sprake
was van bereidwilligheid aan de kant van de vader.
‘WAT ZIJN DE GEVOLGEN DIE OUDERS VAN GEDETINEERDEN ZELF ERVAREN?’ Wanneer een
zoon of dochter wordt opgesloten, laat dit ongetwijfeld ernstige sporen na bij de ouders. Deze
laatste ervaren dit als een ingrijpende gebeurtenis met vaak omvangrijke gevolgen. De gedachte aan
morele veroordeling vanuit de omgeving snijdt vaak heel diep en soms werkt schaamte vernietigend
op het zelfbeeld waardoor het onder de mensen komen veel energie vergt. Niet alleen de
schaamtegevoelens, de gedachte aan stigmatiserende blikken en de energie die nodig is om onder de
mensen te komen, zorgen ervoor dat ouders van gedetineerden in een sociaal isolement terecht
komen. Ook de grote tijdsinvestering die gepaard gaat met het op bezoek gaan bij de gedetineerde
zoon of dochter versterkt het sociaal isolement. Opvallend is dat dit isolement het sterkst is de
maanden net na de aanhouding van hun ‘kind’. Tijdens deze periode zijn de ouders immers het
meest kwetsbaar omdat ze in een sfeer van onwetendheid vertoeven. Het is het de taak van het
justitieel welzijnswerk om deze onwetendheid te doorbreken en een gids te zijn doorheen het ganse,
maar vooral in de beginfase, detentieproces. De reden waarom de meeste ouders meerdere malen
per week op bezoek gaan, kan gevonden worden in het besef van de ouders dat zij de enige zijn die
hun ‘kind’ kunnen steunen gedurende deze moeilijke periode. De ouders zijn zich bewust van het feit
dat bezoek belangrijk is voor een gedetineerde omdat een band met de buitenwereld onontbeerlijk
is om de detentie te overleven. Echter, niet alleen voor de gedetineerde maar ook voor de ouders is
het bezoek betekenisvol. Daarom is het van belang dat het gevangeniswezen ervoor zorgt dat het
bezoek aangenaam kan verlopen voor de bezoekers, zodat ze niet vol van frustraties moeten
buitenkomen. Deze frustraties, niet enkel over het bezoek maar in het algemeen over justitie en
politie, zijn als het ware een rode draad doorheen de verhalen van alle ouders. Deze zouden op een
gepaste manier zowel door het gevangeniswezen zelf als door organisaties zoals het justitieel
welzijnswerk moeten worden opgevangen. Ouders van gedetineerden dienen immers behandeld te
worden als slachtoffers van de feiten gepleegd door hun ‘kind’. Ook de problemen van
psychologische en financiële aard, mogen bij de detentie van een ‘kind’ niet uit het oog worden
verloren, hoewel deze in dit onderzoek minder uitdrukkelijk naar boven zijn gekomen.
63
‘WAT ZIJN DE SOCIALE MECHANISMEN DIE DE ERVAREN GEVOLGEN VAN OUDERS VAN
GEDETINEERDEN KUNNEN VERKLAREN?’ Ouders voelen zich verantwoordelijk voor hun kinderen.
Wanneer hun kind faalt, hebben ook zij het gevoel dat ze gefaald hebben. Ouders kunnen niet
weglopen van het etiket ‘ouders van gedetineerden’ omdat zij ondanks alle gebeurtenissen steeds de
moeder of vader van hun kinderen blijven. De gevolgen die iemand beleeft wanneer zijn of haar
eigen kind achter tralies belandt, is in die mate verschillend dan wanneer het je partner is. Niet
minder zwaar, niet minder emotioneel maar anders omdat een ouder-kind relatie niet te vergelijken
valt met een man-vrouw relatie.
De maatschappelijke kwetsbaarheid van een gezin verklaart niet rechtstreeks de gevolgen die de
ouders ervaren wanneer hun ‘kind’ een gevangenisstraf ondergaat. De ouders beleven vóór de
detentie diverse negatieve ervaringen, zoals stigmatisering en verstoting, met verschillende
instellingen, waardoor ze gerekend kunnen worden tot een maatschappelijk kwetsbare groep.
Omdat hun eigen ‘kind’ telkens opnieuw verstoten wordt, voelen de ouders zich schuldig en
machteloos. Uiteindelijk is de detentie van hun ‘kind’ het eindpunt van een lange weg die bezaaid
was met negatieve ervaringen met diverse andere instellingen dan de gevangenis. Ofwel neemt de
bezorgdheid betreffende het gedetineerd ‘kind’ enorm toe vanwege de schuldgevoelens ofwel wordt
nog weinig geloof gehecht dat het gedetineerd ‘kind’ positiever uit de gevangenis zal komen omdat
de gevangenis gezien wordt als de zoveelste instelling die zal zorgen voor teleurstelling. Het is dus
vooral de situatie vóór de detentie die de ervaren sociale, economische en psychologische gevolgen
van de ouders verklaren. Stonden de ouders financieel sterk vóór detentie, dan zullen ze tijdens
detentie geen noemenswaardige financiële problemen hebben. Ouders bij wie de gezondheid reeds
vóór het gevangenschap van hun ‘kind’ zwak was, zullen tijdens het detentieproces nog meer
klachten creëren. Terwijl bij ouders die niet in medicijnen geloven, de detentie van hun ‘kind’ geen
katalysator zal zijn om pijnstillers te nemen. Hadden de ouders vóór de celstraf van hun ‘kind’ een
stevig sociaal netwerk, dan zal dit hoogstwaarschijnlijk door een dergelijke gebeurtenis grotendeels
intact blijven. Was de band tussen ouders en ‘kind’ vóór detentie relatief goed, dan zal deze tijdens
de detentie enkel verbeteren.
‘WELKE ROL VERVULLEN DE OUDERS BIJ DE ERVARINGEN DIE HUN GEDETINEERD ‘KIND’
BELEVEN?’ Voor een jonge, ongehuwde, partnerloze en kinderloze gedetineerde zijn de ouders vaak
de enige link met de buitenwereld. Om een gevangenisstraf te doorstaan op een positieve manier is
steun van geliefden op het thuisfront onontbeerlijk. Iemand die de opgeslotene elke week of elke
dag even komt weghalen uit de gevangenis en een oord van steun en liefde schenkt, zorgt voor een
verzachting van de pains of imprisonment. Enkel aan de hand van onvoorwaardelijke steun
geschonken via bezoek en het schrijven van brieven kunnen ouders hun ‘kind’ helpen om de detentie
64
op een goede manier door te brengen en zo meer kansen te creëren op een positieve toekomst voor
hun ‘kind’. Door op bezoek te gaan kunnen ouders van gedetineerden immers voorkomen dat hun
‘kind’ in een isolement terecht komt. Tevens is het de rol van de ouders om ervoor zorgen dat hun
‘kind’ betrokken blijft bij gebeurtenissen die plaatsvinden in de buitenwereld zodat de gedetineerde
niet in een situatie van prisonization terecht komt. Door op bezoek te gaan en brieven te schrijven
reduceren de ouders de mogelijkheid dat hun opgesloten geliefde een depressie oploopt. In deze
context is een belangrijk taak weggelegd voor het gevangeniswezen, namelijk er op toe kijken dat
gedetineerden hun relaties met de buitenwereld onderhouden.
‘HOE PASSEN OUDERS ZICH AAN DE OPSLUITING VAN HUN ‘KIND’ AAN?’ Voor de
gedetineerde is de bezoeker vaak zijn steunfiguur. Deze naastbestaande heeft echter ook iemand
nodig om op te kunnen terugvallen. Dergelijke gebeurtenissen zijn immers onmogelijk alleen te
verwerken. De ouders van gedetineerden moeten zich eerst kunnen aanpassen aan het feit dat hun
‘kind’ in detentie verblijft om vervolgens het hele gebeuren te kunnen verwerken en het zo een
plaats te geven in hun leven. De manier waarop de ouders zich aanpassen is vooral via het zoeken
van ‘social support’. Deze steun vinden de meeste moeders bij onbekenden296, maar ook het
Justitieel Welzijnswerk draagt hiertoe zijn steentje bij.
Er zijn nog steeds heel wat gedetineerden die geen bezoek van hun geliefde naastbestaanden, zoals
ouders, ontvangen. Ook voor hen zou een oplossing moeten gezocht worden om dit gemis op te
vangen. Uit deze masterproef is immers gebleken dat ondanks de nadelen die beide partijen ervaren
bij het op bezoek gaan, het bezoek zowel voor de gedetineerde als voor de bezoeker belangrijk en
waardevol is. Deze nadelen, zoals de tijdsinvestering, het geduld, de fouillering, de soms
onaangename sfeer, aangegeven door de respondenten zouden een reden kunnen zijn waarom
andere ouders niet op bezoek willen gaan in de gevangenis. Met andere woorden hoewel het
gevangeniswezen reeds goed op weg is om het bezoek aangenamer te maken, zouden ze nog meer
initiatieven kunnen nemen om ouders te stimuleren op bezoek te gaan bij hun gedetineerd ‘kind’.
Een goede band tussen gedetineerde en ouder heeft immers een positieve invloed op het gedrag van
de gedetineerde, wat de gevangenis enkel ten goede komt. Ook gevoelens van schaamte en stigma
kunnen ervoor zorgen dat ouders hun ‘kind’ in de gevangenis niet durven bezoeken. In deze situatie
is het de taak van het JWW om de ouders uit hun sociaal isolement te halen en hen te leren omgaan
met deze gevoelens zodat ze sterk genoeg zijn om hun gedetineerd ‘kind’ te gaan bezoeken. Echter,
er mag niet alleen gedacht worden aan het verzachten van de ‘pains of imprisonment’ van de
gedetineerden. Ook de ouders zelf dienen geholpen te worden om zo de gevolgen die zij ervaren te
296Dit zijn mensen die ze voor detentie niet of amper kenden en dus ook geen familie zijn.
65
reduceren of toch enigszins leefbaar te maken. In drie van de vijf cases wordt aangegeven dat het
JWW een enorm steun en toeverlaat is tijdens de detentieperiode van hun ‘kind’, maar eigenlijk zou
dit in alle vijf de cases het geval moeten zijn. Met andere woorden zou het JWW nog actiever moeten
op zoek gaan naar ouders van gedetineerden.
Uit dit onderzoek is gebleken dat voor een bepaalde categorie gedetineerden, namelijk jonge,
ongehuwde, partnerloze en kinderloze, de ouders de meest significante personen zijn in hun leven.
Daarom is het interessant voor wetenschappelijk onderzoek om deze doelgroep van naderbij te
bekijken. Ook het verschil tussen de detentiebeleving van vader en moeder kan interessant zijn, maar
was hier niet mogelijk door het feit dat slechts één vader bereid was om deel te nemen. Een
vergelijking tussen hoe moeders de detentie beleven in verhouding tot echtgenoten van mannelijke
gedetineerden kan tevens een aanrader zijn. In dit onderzoek werden enkel ouders ondervraagd die
contact hebben met hun gedetineerd ‘kind’. Op deze manier kon echter de onderzoeksvraag
betreffende de rol van de ouders accuraat beantwoord worden. Interessant is ook om een onderzoek
te voeren naar de reden waarom ouders geen contact hebben met hun opgesloten ‘kind’ en welke
gevolgen zij ervaren. Verder onderzoek naar deze doelgroep is dus aangewezen om meer inzicht te
krijgen op hun beleving van de detentie van hun ‘kind’.
66
7. BIBLIOGRAFIE
ANDRY, R., The short-term prisoners, London, Stevens, 1963, 162 p.
ARDITTI, J.A., LAMBERT-SHUTE, J. en JOEST, K., ‘Saturday Morning at the Jail:
Implications of Incarceration for Families and Children’, Family relations, 2003, 195-204.
BEYENS, K. en TOURNEL, H., ‘Mijnwerkers of ontdekkingsreizigers? Het kwalitatief
interview’ in Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T. en
ZAITCH, D., (eds.), Leuven, Acco, 2009, 196-228.
BIKLEN, S.K. en BOGDAN, R.C., Qualitative research in education: an introduction to
theory and methods, London, Allyn and Bacon, 1998, 276 p.
BOGAERTS, S., VAN DER LAAN, A.M., VAN DER SCHANS, C.A. en VERVOORN, L.,
Ik zit vast. Een exploratieve studie naar emotionele verwerking van justitiële
vrijheidsbeneming door jongeren, Boom juridische uitgevers, WODC, 2008, 147 p.
BOUVERNE-DE BIE, M., CLAEYS, A. en ROOSE, R., ‘Detentiebegeleiding: een hefboom
tot sociale reïntegratie?’ in Voorwaardelijke invrijheidsstelling: wetgeving, predictie en
begeleiding, BOUVERNE-DE BIE, M. en GOETHALS, J., (eds.), Gent, Academia Press,
2000, 181-204.
BRODSKY, S.L., Families and friends of men in prison. The uncertain relationship,
Lexington, Lexington Books, 1975, 137 p.
CAO, L., VAN DINE, S. en ZHAO, J., ‘Prison disciplinary tickets: a test of the deprivation
and importation models’, Journal of criminal justice, 1997, 103-113.
CARLSON, B.E. en CERVERA, N., ‘Inmates and their families. Conjugal visits, family
contact, and family functioning’, Criminal Justice and Behavior, 1991, 318-331.
CHRISTIAN, J., MELLOW, J. en THOMAS, S., ‘Social and economic implications of family
connections to prisoners’, Journal of Criminal Justice, 2006, 443-452.
CHUI, W.H., ‘Pains of imprisonment: narratives of the women partners and children of the
incarcerated’, Child and Family Social Work, 2010, 196–205
COENE, G. en RAES, K., Ethische zorgen: filosofie en ethiek van de zorg en de
hulpverlening, Gent, academia press, 2008, 233 p.
COHEN, S. en TAYLOR, L., Psychological survival. The experience of Long-term
imprisonment, Harmondsworth, Penguin Books, 1972, 217 p.
CORBIN, J. en STRAUSS, A., Basics of qualitative research, London, Sage Productions,
1990, 270 p.
67
CORDILIA, A., The making of an inmate. Prison as a way of life, Cambridge, Massachusetts:
schenkman Publishing Company, Inc., 1983, 133 p.
COSTALL, P., FOWLER, V. en HENNEBEL, L.C., Supporting families of drug-dependent
offenders, The European Network of Drug Services in Prison and Cranstoun Drug Services,
2002, 134 p.
COWLES, E.L. en SABATH, M.J., ‘Adressing the program needs of long-term inmates’ in
Long-Term Imprisonment. Policy, Science and Correctional Practice, FLANAGAN T.J.,
(ed.), Thousand Oaks, Sage Publications, 1995, 210-211.
COX, B. en SKEGG, K., ‘Impact of psychiatric services on prison suicide’, Lancet, 1991,
1436-1438.
CUNNINGHAM, A., ‘Forgotten families: The impact of imprisonment’, Family matters,
2001, 35-38.
DALLAO, M., ‘Coping with incarceration’, Corrections Today, 1997, 96-98.
DAENINCK, P., EYCKMANS, D., MAES, E., PETERS, T., PUT, J. en VAN DER
STRAETE, I., ‘Detentie, verpaupering en forensisch welzijnswerk’ in Handboek Forensisch
welzijnswerk, BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en
VANACKER, J., (eds.), Gent, Academia Press, 2002, 607-644.
DANESCH, J. en FAZEL, S., ‘Serious mental disorder in 23 000 prisoners: a systematic
review of 62 surveys’, The lancet, 2002, 545-550.
DECORTE, T., Kwalitatieve, criminologische methoden en technieken, Faculteit
rechtsgeleerdheid, 2007-2008, 415 p.
DECORTE, T., Methoden van criminologisch onderzoek: ontwerp en dataverzameling,
Faculteit Rechtsgeleerdheid, 2009-2010, 184 p.
DECORTE, T., ‘Kwalitatieve data-analyse in het criminologisch onderzoek’ in Kwalitatieve
methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T., en ZAITCH, D., (eds.), Leuven,
Acco, 2009, 433-463.
DELISI, M. en HOCHSTETLER, A., ‘Importation, deprivation and varieties of serving time:
An integrated-lifestyle-exposure model of prison offending’, Journal of criminal justice,
2005, 257-266.
DEMYTTENARE, B., Levenslang. Een blik achter de tralies van de Belgische
gevangenissen, Antwerpen, Manteau/standaard, 2002, 345 p.
DENFORD, S. en KEOGH, E., ‘Sex differences in perceptions of pain coping strategy usage’,
European Journal of pain, 2008, 629-634.
68
DUMOND, R.W., ‘Inmate sexual assault: The plague that persists’, The prison journal, 2000,
407-414.
EGAN, L.C., HARMAN, J. en SMITH, V.E., ‘The Impact of Incarceration on Intimate
Relationships’, Criminal Justice and Behavior, 2007, 794-815.
ENSMINGER, M.E., GREEN, K.M., JUON, H.S. en ROBERTSON, J.A.,’ Impact of Adult
Sons' Incarceration on African American Mothers' Psychological distress’, Journal of
Marriage and Family, 2006, 68, 430-441.
Families and change. Coping with stressful events and transitions, MCCKENRY, P.C. en
PRICE, S.J., (eds.), Thousand Oaks, Sage Publications, 2000, 442 p.
FLANAGAN, T.J., ‘Adaptation and adjustment among long-term prisoners’ in Long-Term
Imprisonment. Policy, Science and Correctional Practice, FLANAGAN T.J., (ed.), Thousand
Oaks, Sage Publications, 1995, 109-116.
FLICK, U., An introduction to qualitative research, London, Sage Publications, 2002, 310 p.
FRETZ, B. en GELSO, C., Counseling Psychology, London, Hartcourt College Publishers,
2001, 625 p.
GEELEN, K., Zelfhulp onder de loep, Tilburg, Instituut voor sociaal wetenschappelijk
onderzoek van de katholieke universiteit Brabant, 1987, 109 p.
Gender, crime and justice, CARLEN, P. en WORALL, A., (eds.), Milton Keynes, Open
University Press, 1987, 208 p.
GENDERS, E. en PLAYER, E., ‘Women in prison: The treatment, the control and the
experience’ in Gender, crime and justice, CARLEN, P. en WORALL, A., (eds.), Milton
Keynes, Open University Press, 1987, 161-175.
GOETHALS, J., Psychosociale implicaties van de lange vrijheidsstraf, Antwerpen, Kluwer,
1980, 247 p.
GOETHALS, J., ‘Psychologische gevolgen van vrijheidsberoving’ in Strafuitvoering in close-
up, BOYDENS, J., CASSELMAN, J., DECNOP, M., DEPREEUW, W., DE WIT, J.,
GOETHALS, K., KLOECK, K., PETERS, T., VANDENBROUCKE, M., VAN OUTRIVE,
L., VERRYDT, J. en VETTENBURG, N., (eds.), Leuven, Acco, 1978, 3-29.
GOODSTEIN, L. en MACKENZIE, D.L., ‘Long-term incarceration impacts and
characteristics of long-term offenders’ in Long-Term Imprisonment. Policy, Science and
Correctional Practice, FLANAGAN, T.J., (ed.), Thousand Oaks, Sage Publications, 1995,
64-73.
GOODSTEIN, L. en WRIGHT, K., ‘Inmate in adjustement to prison’ in The American prison.
Issues in research and policy, GOODSTEIN, L. en MACKENZIE, D.L., (eds.), New York en
London, Plenum Press, 1989, 229-251.
69
HAIRSTON, C.F. en SEYMOUR, C., Children with parents in Prison, London, Transaction
Publishers, 1998, 171 p.
Handboek Forensisch welzijnswerk, BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W.,
ROOSE, R. en VANACKER, J., (eds.), Gent, Academia Press, 2002, 707 p.
HEARN, J. en PARKIN, W., Sex at work : the power and paradox of organisation sexuality,
Brighton, Wheatsheaf Books, 1987, 210 p.
HERBST, D.P. en MAGALETTA, P.R., ‘Fathering from prison: common struggles and
successful solutions’, Psychotherapy, 2001, 88-96.
HOFFMAN-FISHMAN, S., ‘Losing a loved one to Incacercation: the effect of imprisonment
on family members’, Personnel and Guidance journal, 1981, 372-373.
HUBERMAN, A.M. en MILES, M.B., Qualitative data analysis, London, Sage Publications,
1994, 338 p.
International encyclopedia of psychiatry, psychology, psychoanalysis and neurology,
WOLMAN, B., (ed.), New York, Van Nostrand, 1977, 12 v.
KEATS, D.M., Interviewing, a pratical guide for students and professionals, Buckingham,
Open University Press, 2000, 162 p.
KLEBER, R.J., Stressbenaderingen in de psychologie, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1982,
156 p.
KUMMERLOWE, C., ‘Coping with imprisonment’ in Long-Term Imprisonment. Policy,
Science and Correctional Practice, FLANAGAN T.J., (ed.), Thousand Oaks, Sage
Publications, 1995, 41-50.
KUPERS, T.A., ‘Trauma and its sequel in male prisoners: effects of confinement,
overcrowding and diminished services’, American Journal of Orthopsychiatry, 1996, 189-
196.
Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T. en ZAITCH, D.,
(eds.), Leuven, Acco, 2009, 544 p.
LAHM, K.F., ‘Inmate-on-inmate assault: A multilevel examination of prison violence’,
Criminal justice and behavior, 2008, 120-137.
LAZARUS, R., ‘Coping: psychologie’ in International encyclopedia of psychiatry,
psychology, psychoanalysis and neurology, WOLMAN, B., (ed.), New York, Aesculapuis
Publicers, 1978, 378-381.
70
LAZARUS, R. en MONAT, A., ‘Stress and some of its effects’ in Stress and coping: an
anthology, LAZARUS, R. en MONAT, A., (eds.), New York, Columbia University Press,
1985, 1-12.
LENAERS, S., VALGAREN, E. en VAN HAEGENDOREN, M., De gemeenschap achter de
tralies, Diepenbeek, SEIN (Sociaal Economisch Instituut), 2001, 228 p.
Long-Term Imprisonment. Policy, Science and Correctional Practice, FLANAGAN T.J.,
(ed.), Thousand Oaks, Sage Publications, 1995, 262 p.
MAES, E., DAENINCK, P., EYCKMANS, D., PETERS, T., PUT, J. en VAN DER
STRAETE, I., ‘Detentie, verpaupering en forensisch welzijnswerk’ in Handboek Forensisch
welzijnswerk, BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en
VANACKER, J., (eds.), Gent, Academia Press, 2002, 607-644.
MASO, I. en SMALIN, A., Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie, Uitgeverij Boom,
Amsterdam, 2004, 146 p.
MCCKENRY, P.C. en PRICE, S.J., Families and change. Coping with stressful events and
transitions, Thousand Oaks, Sage Publications, 2000, 442 p.
MCCKENRY, P.C. en PRICE, S.J., ‘Families coping with problems and change: a conceptual
overview’ in Families and change. Coping with stressful events and transitions,
MCCKENRY, P.C. en PRICE, S.J., (eds.), Thousand Oaks, Sage Publications, 2000, 1-21.
MICHAEL, G.S., ‘Facing Long-Term Imprisonment’ in Long-Term Imprisonment. Policy,
Science and Correctional Practice, FLANAGAN T.J., (ed.), Thousand Oaks, Sage
Publications, 1995, 262 p.
MOERINGS, M., De gevangenis uit, de maatschappij in. De gevangenisstraf en haar
betekenis voor de sociale contacten van ex-gedetineerden, Alphen aan den Rijn, Samsom
Uitgeverij, 1978, 264p.
MORRIS, A., Women, crime and criminal justice, Oxford, Basic Blackwell Inc., 1987, 270 p.
MORTELMANS, D., Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden, Leuven, Acco, 2007, 534
p.
MORTELMANS, D., ‘Het kwalitatief onderzoeksdesign’ in Kwalitatieve methoden en
technieken in de criminologie, DECORTE, T., en ZAITCH, D., (eds.), Leuven, Acco, 2009,
73-116.
NEYS, A., ‘Gevangenisstraf als doorleefde realiteit’ in Tralies in de weg, NEYS, A.,
PETERS, T., PIETERS, F. en VANACKER, J., (eds.), Leuven, Universitaire Pers Leuven,
1994, 177-208.
71
NUYTIENS, A., ‘Het profiel van vrouwen in de gevangenis’, Panopticon, 2008, 40-50.
NUYTS, C., ‘Portret van de Centra voor Justitieel Welzijnswerk’, Panopticon, 1996, 592-
604.
OPPENHEIM, A.N., Questionnaire design, interviewing and attitude measurement, Londen,
Pinter publishers, 1992, 303 p.
PATERLINE, B.A. en PETERSEN, D.M., ‘Structural and social psychological determinants
of prisonization’, Journal of criminal justice, 1999, 427-441.
POLLOCK-BYRNE, J.M., Women, Prison, Crime, California, Brooks/Cole Publishing
Company, 1990, 192 p.
PORPORINO, F. en ZAMBLE, E., Coping, Behavior and Adaptation in Prison Inmates, New
York, Springer, 1988, 204 p.
RIJKSEN, R., Vijf jaar tot levenslang, langgestraften in de gevangenis te Breda, Alphen aan
den Rijn, N.Samsom n.v., 1967, 158 p.
SCHNELLER, D.P., The prisoner’s family: a study of the effects of imprisonment on the
families of prisoners, San Francisco, R and E research associates, 1976, 102 p.
SILVERMAN, D., Interpreting Qualitative data, Londen, Sage Publications, 2001, 325 p.
SNACKEN, S., De korte gevangenisstraf, Antwerpen, Kluwer, 1986, 342 p.
Strafuitvoering in close-up, BOYDENS, J., CASSELMAN, J., DECNOP, M., DEPREEUW,
W., DE WIT, J., GOETHALS, K., KLOECK, K., PETERS, T., VANDENBROUCKE, M.,
VAN OUTRIVE, L., VERRYDT, J. en VETTENBURG, N., (eds.), Leuven, Acco, 1978, 277
p.
Stress and coping: an anthology, LAZARUS, R. en MONAT, A., (eds.), New York,
Columbia University Press, 1985, 437 p.
The American prison. Issues in research and policy, GOODSTEIN, L. en MACKENZIE,
D.L., (eds.), New York, Plenum Press, 1989, 298 p.
THE INSTITUTE OF CRIMINOLOGY MONOGRAPH SERIES, Recapturing freedom.
Issues relating to the release of long-term prisoners into the community, Dot Goulding,
Hawkins Press, 2007, 192 p.
THOMAS, C.W., ‘Theoretical perspectives on prisonization: a comparison of the importation
and deprivation models’, The journal of criminal law and criminology, 1977, 135-145.
TOCH, H., Men in crisis:human breakdowns in prison, Chicago, Aldine Publishing company,
1975, 340 p.
72
Tralies in de weg, NEYS, A., PETERS, T., PIETERS, F. en VANACKER, J., (eds.), Leuven,
Universitaire Pers Leuven, 1994, 425 p.
VANDENBOSCH, H., ‘De invloed van persoonlijke achtergrondkenmerken en
gevangenisfactoren op de probleemervaring en de aanpassingswijze van Nederlandstalige
veroordeelden: een studie in vijf Vlaamse strafinrichtingen’, Panopticon, 2002, 22-43.
VANDEVOORDE, C., ‘Het wonder van Abraham House. Zinvol op weg gaan met
gedetineerden en hun families’, Rondom gezin, 2001, 2-14.
Van kattenkwaad en erger. Actuele thema’s uit de jeugdcriminologie, GORIS, P. en
WALGRAVE, L., (eds.), Leuven, Garant, 2001, 232 p.
VAN KERCKVOORDE, J., VETTENBURG, N. en WALGRAVE, L., Jeugdwerkloosheid,
delinquentie en maatschappelijke kwetsbaarheid, Antwerpen, Kluwer, 1984, 324 p.
VETTENBURG, N. en WALGRAVE, L., Schoolervaringen, delinquentie en
maatschappelijke kwetsbaarheid: een theoretisch en empirisch onderzoek in het
beroepsonderwijs, onderzoeksgroep jeugdcriminologie, in opdracht van minister van
onderwijs, 1988, 247 p.
VETTENBURG, N., WALGRAVE, L. en WELZENIS, I., ‘Maatschappelijke kwetsbaarheid:
een theorie over systematische delinquentie door jongeren’ in Van kattenkwaad en erger.
Actuele thema’s uit de jeugdcriminologie, GORIS, P. en WALGRAVE, L., (eds.), Leuven,
Garant, 2001, 39-76.
Voorwaardelijke invrijheidsstelling: wetgeving, predictie en begeleiding, BOUVERNE-DE
BIE, M. en GOETHALS, J., (eds.), Gent, Academia Press, 2000, 280 p.
WINDZIO, M., ‘Is there a deterrent effect of pains of imprisonment?’, Punishment and
society, 2006, 341-364.
Women in prison: Gender and social control, THOMAS, J. en ZAITZOW, B.H., (eds.), 2,
Boulder London, Lynne Rienner Publishers, 2003, 251 p.
ZAITZOW, B.H., ‘Doing gender in a women’s prison’ in Women in prison: Gender and
social control, THOMAS, J. en ZAITZOW, B.H., (eds.), Boulder London, Lynne Rienner
Publishers, 2003, 21-38.
ZAMBLE, E., ‘Behavior and adaptation in long-term prison inmates. Descriptive longitudinal
results’, Criminal justice and Behavior, 1992, 409-425.
ZINGRAFF M.T., ‘Inmate assimilation. A comparison of Male and Female delinquents’,
Criminal justice and behaviour, 1980, 275-292.
73
Internetbronnen:
EELEN, S. en DEMEERSMAN, T. (z.d.) ‘De gevangenispopulatie en de gevolgen van de
opsluiting’ [WWW]. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk:
http://www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/www.steunpunt/Thema/De%20gevangenispo
pulatie.doc [21/02/2010]
HAGAN, J. (1996) ‘The next generation: children of prisoners’ in The Unintended
Consequences of Incarceration [WWW].Vera Institute of Justice:
http://www.doc.state.ok.us/offenders/ocjrc/96/The%20Next%20Generation.pdf [11/03/2010]
HAIRSTON, J.C.F. (2002) ‘Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration’
[WWW]. Department of Health and Human Services:
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf [11/03/2010]
HOWARD, S., (2000) ‘Fathering behind bars’ [WWW]. Children’s Commission of
Queensland:
http://www.ccypcg.qld.gov.au/pdf/publications/speeches/speeches_00/fathering_behind_bars.
pdf [11/03/2010]
INTERDEPARTEMENTALE COMMISSIE HULP- EN DIENSTVERLENING AAN
GEDETINEERDEN (03/07/2000) ‘Strategisch plan van de Vlaamse Gemeenschap: missie,
krachtlijnen, ambities, strategieën en kritische succesfactoren’ [WWW]. Vlaamse
Gemeenschap:
www.wvc.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/strategischplanhulpendienstverleniga
angedetineerden.pdf [11/03/2010]
VLAAMSE OVERHEID (15/04/2005) ‘Krant X’ [WWW].
http://wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/gevangeniskrant/krant10bru.pdf
[11/03/2010]
X (2002) ‘Background paper’[WWW]. Department of Health and Human Services:
http://www.urban.org/UploadedPDF/410632_HHSConferenceBackground.pdf [18/03/2010]
X (2000) ‘Bijlage 1: profiel van de gedetineerde’ in Hulp- en dienstverlening aan
gedetineerden [WWW]. De Vlaamse overheid:
http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/strategischplan.htm#Bijlage%
201 [ 11/03/2010]
X (2007) ‘Justitieel Welzijnswerk’ in welzijn en justitie: hulp aan verdachten, daders en hun
omgeving [WWW]. Steunpunt algemeen welzijnswerk vzw:
Htpp://www.steunpunt.be/xcms/lang_nl-BE/4987/default.aspx [11/03/2010]
X (2000) ‘Visietekst project: Tralies uit de weg’ [WWW ]. Rondom gezin:
http://www.kuleuven.be/thomas/images/cms/IDGP/Visietekst%20Tralies%20uit%20de%20w
eg%20-%20lange%20versie.pdf [ 11/03/2010]
74
8. BIJLAGEN
BIJLAGE 1: TOPICLIJST297
INTRODUCTIE ONDERZOEKER
DOEL ONDERZOEK
BEGINVRAAG: ‘Kunt u mij iets meer vertellen over je ervaringen in het algemeen en je
gevoelens in het bijzonder bij de detentie van je eigen kind?’
PROFIEL OUDERS
Leeftijd
Geslacht
Studies
Werk
Contact justitie/politie
BAND TUSSEN OUDERS EN ‘KIND’ VOOR DETENTIE
Verloop jaren voor detentie
BAND ‘KIND’ TIJDENS DETENTIE
Bezoek
Telefoneren
Brieven
Gevoelens bij contact
RELATIE MET PARTNER, FAMILIE EN VRIENDEN
Gevoelens van stigma
SCHAAMTE
Welke gevoelens roept dit op?
Hoe ermee omgaan?
SCHULD
Welke gevoelens roept dit op?
Hoe ermee omgaan?
GEZONDHEIDSTOESTAND
op psychisch vlak
297 MORTELMANS, D., o.c., 236-237.
75
op fysisch vlak
vergelijking voor en na detentie
FINANCIELE TOESTAND
vergelijking voor en na detentie
AANPASSING DETENTIE
Hoe omgaan met een ‘kind’ in detentie?
Ervaring steun
BEDANKING EN AFSCHEID
76
BIJLAGE 2: BOOMSTRUCTUUR
PROFIEL OUDERS
Interview 1: Nooit met justitie in aanraking geweest/doorsnee jeugd
Interview 2: geen doorsnee jeugd/ reeds contact gehad met politie
Interview 3: doorsnee jeugd/door zoon in aanraking met politie gekomen
Interview 4: geen doorsnee jeugd/contact politie en justitie
Interview 5: doorsnee jeugd/geen contact politie en justitie
REDEN NIET DEELNAME VADER
Interview 2: praat niet graag met onbekenden over gebeurtenis/geen tijd door werk
Interview 3: praat niet graag met onbekenden over gebeurtenis/geen tijd door werk
Interview 4:gescheiden/slechte verstandsverhouding
Interview 5: gescheiden/slechte verstandsverhouding
SOCIALE MECHANISMEN
MAATSCHAPPELIJKE KWETSBAARHEID
Interview 1: Relatie met psychologen die zoon behandelde waren niet goed/ouders waren
niet tevreden over de behandeling die hun zoon kregen
Interview 3: negatieve ervaringen met diverse instellingen die hen weigerden hulp te
verlenen betreffende hun zoon
Interview 4: ervaringen met instellingen/hulp inroepen bezorgt meer problemen dan hulp
zelf
BAND ‘KIND’ VOOR DETENTIE
Interview 1: Lang goede band gehad met zoon/twee jaar voor gebeurtenis ging het van
kwaad naar erger/geen controle meer over zoon/waren niet op de hoogte van een ernstige
gebeurtenis in het leven van zoon
Interview 2: waren niet op de hoogte van een ernstige gebeurtenis in het leven van
dochter/kwijtraken controle
Interview 3: reeds vroeg problemen (ADHD)/verliet vroeg het huis/kwijtraken controle
Interview 4: reeds vroeg problemen (kleine criminilaiteit)/verliet vroeg het huis/kwijtraken
controle
Interview 5: goede relatie
77
GEVOLGEN
SOCIALE GEVOLGEN
Verandering alledaags leven van ouders
Interview 1: alledaagse leven bleef niet hetzelfde maar niet altijd negatief /dachten eraan om
te verhuizen maar bleven uiteindelijk/interesse in alledaagse activiteiten verminderde enorm
maar moeder leerde nieuwe mensen kennen waardoor ze alles anders begin te zien
Interview 2: relatie tussen man en vrouw is door de detentie van hun dochter moeilijker
geworden/moeder gaat nu al twee jaar aan een stuk bijna elke dag op bezoek bij haar
dochter, een groot deel van haar eigen sociaal leven is daardoor verloren gegaan
Interview 3: ouders zijn hun jongste zoon kwijt omdat ze teveel aandacht gaven aan de
oudsten/vrouw mist het sociaal contact met haar man
Interview 5: volledig nieuw leven moeten beginnen/in begin totale verwarring, je wereld
stort gewoon in/drie maanden lang opgesloten/ geen sociaal leven meer /voor het proces
had ik helemaal geen toekomstplan, men weet immers niet wat er gaat gebeuren/na het
proces kalmer, terug toekomst.
Detentiebeleving
Interview 1:veel geduld is nodig bij bezoek/het leven kan niet altijd een feest zijn
Interview 2: strenge routine maakt bezoek lastig
Interview 3:frustraties ten aanzien van het bezoek/ eerste bezoek slecht gevoel/vragen bij
vrijkomst/moeder is altijd tevreden als ze tegen haar zoon kan praten/aanhouding zoon was
een geruststelling/ glasbezoek niet aangenaam/ tafelbezoek beter/detentie voelen
aankomen
Interview 4: zoon had al eens in detentie gezeten/moeder ervaart de bezoeken als iets
afgrijselijk/bezoek=een gevangenisstraf voor de bezoekers/het ontnemen van
bezittingen=verschrikkelijk/op bezoek gaan vergt veel kostbare tijd en geduld
Interview 5: frustraties ten aanzien van de justitie/bezoek=zeer belangrijk voor de
gedetineerden/machteloosheid/detentiesituatie zoon waardevol maken/onwetendheid over
assisenproces doorbreken
Algemeen:Machteloosheid is een gevoel dat vaak terugkomt/frustraties over allerlei zaken
wordt meerdere malen geuit/de onwetendheid over wat er gaat gebeuren is lastig
Contact(en) met sociale omgeving
Interview 1:steun van familie en onbekenden/steun bij elkaar/sterker geworden
Interview 2: veel vrienden verloren/steun onbekenden/sterker geworden
Interview 3: geen contact meer met hun familie/steun onbekenden
Interview 4: geen familie meer langs haar kant/met vrienden praat ze niet over de detentie
van haar zoon, ze heeft daar geen nood aan want daarvoor heeft ze CAT/geen nood aan
lotgenootschap/steun onbekenden
Interview 5:steun van familie is belangrijk/ praatgroep JWW
78
stigma door sociale omgeving
interview 1:weinig negatieve reacties van de omgeving/je hebt wel altijd het gevoel dat je
bekeken wordt
interview 2: stigma door vrienden
interview 3: stigma door familie
interview 4: weinig stigma
interview 5:stigma zit tussen de twee oren/dacht in het begin dat ze gestigmatiseerd werd
ECONOMISCHE GEVOLGEN
Financiële toestand voor detentie
Interview 2: faillissement /financieel lastig
Interview 3: De laatste tien jaar staan de ouders financieel in voor hun zoon/vader werkt veel
om alles te kunnen betalen
Interview 4: geen OCMW steun omdat ze zelfstandig is
Kosten proces/advocaat
Interview 1: Advocaat pro deo/geen financiële problemen/Zoon betaalt zelf de Burgerlijke
partij af
Interview 2: Eerst pro deo maar daarna een betalende advocaat waardoor al hun spaargeld
weg was
Interview 4: Moeder moet proces niet betalen want zoon woont niet meer bij haar en is
volwassen
Interview 5: Ex-man betaalde advocaat/moeder heeft zoon aan werk geholpen in de
gevangenis zodat hij zelf BP kon afbetalen.
Extra kosten gedetineerde
Interview 1: begin veel geld op gevangenisrekening voor beetje comfort
Interview 2: begin veel geld op gevangenisrekening voor beetje comfort
Interview 3: begin veel geld op gevangenisrekening voor beetje comfort
Interview 4: begin veel geld op gevangenisrekening voor beetje comfort
Interview 5: begin veel geld op gevangenisrekening voor beetje comfort
PSYCHOLOGISCHE GEVOLGEN
algemeen
Interview 1: Geen medicijnen, geloven daar niet in/moeder deed aan accupunctuur/moeilijk
wanneer gelijkaardige gebeurtenis in media verschijnt
Interview 2: moeilijk wanneer gelijkaardige gebeurtenis in media verschijnt
Interview 3: angstig voor wat gaat komen/blij om nakende vrijlating, maar zoveel vragen
Interview 4:vrouw heeft veel kwaaltjes maar kinderen zijn daar niet de oorzaak van
Interview 4:tot aan het assisenproces wordt je constant geconfronteerd met de feiten, je blijf
steken in een soort van shock, totdat de uitspraak komt/razend dat niemand zoon helpt
79
depressie
Interview 2: vrouw had reeds depressie voor detentie dochter maar nu is ze er nog dieper in
gevallen, ze geraakt de depressie maar niet te boven.
Interview 3: Voor de ouders was de detentie van hun zoon een verademing, waardoor ze zelf
van hun antidepressiva afgeraakten.
Stress
Interview 1: stress omdat overplaatsing naar Tilburg mogelijk is
Interview 2: stress wordt bij veroorzaakt doordat het altijd maar afwachten is, je weet niet
waar je voor staat.
Interview 3:voor de detentie leefden ze voortdurend in angst en spanning, het was constant
vallen en opstaan
Interview 4:sinds detentie ervaart ze nog meer stress
Frustratie
Interview 1: bezoek, politie en justitie
Interview 2: bezoek
Interview 3: justitie
Interview 4:bezoek
Interview 5: justitie
Schaamte
Interview 1:voelt zich het best in een massa mensen die ze niet kent/praat niet met zoon
over wat er precies gebeurt is die dag/eerste maanden niet buiten geweest
Interview 2: niet praten over gebeurtenis/ eerste maanden niet buiten geweest/moeder is
bang dat iemand haar zal herkennen
Interview 3: begin moeilijk om erover te praten/een kind in de psychiatrie was ook al iets
waarmee men niet meteen naar buiten durfde te komen/eerste maanden niet buiten
geweest
Interview 4: weinig schaamte
Interview 5: eerste maanden niet buiten geweest
schuld
Interview 1: schuldgevoel van je afzetten
Interview 2: waarom?/ Schuldgevoelens zullen er altijd blijven, misschien verminderen maar
ze zullen er altijd blijven
Interview 4: voelt zich wel voor 99% schuldig want ze vraagt zich wel af wat ze had beter
kunnen doen
Interview 5:wat heb ik verkeerd gedaan/je voelt je steeds schuldig want je blijft zijn moeder
80
ROL OUDERS
BELANG OUDERS
Interview 1: ouders = significante andere/onvoorwaardelijke steun
Interview 2: in het programma KOPPEN gaf de dochter zelf aan dat haar ouders nu de
belangrijkste mensen in haar leven zijn/ onvoorwaardelijke steun/veel op bezoek gaan
Interview 3: volgens de ouders heeft hun zoon hen nodig, moesten zij niet op bezoek gaan
dan zou hij nooit tot inkeer gekomen zijn/Doordat ouders hem niet hebben opgegeven, is hij
zijn detentie beter gaan aanvaarden/ onvoorwaardelijke steun ondanks alle
misstappen/tweede kans voor zoon
Interview 4: moeder is de enigste die haar zoon nog heeft/moeder beseft ook dat ze de
enigste is en dat enkel zij hem nog een beetje moed kan geven/blijft zoon ondanks alles
steunen
Interview 5: na de feiten had zoon moeder heel hard nodig /moeder hielp zoon om op eigen
benen te staan / onvoorwaardelijke steun/zoon verdient tweede kans
CONTACT GEDETINEERD ‘KIND’
Interview 1: gaan elke week op bezoek bij zoon/schrijven ook regelmatig
Interview 2: dochter belt iedere avond en iedere morgen/elke dag op bezoek
Interview 3: ouders schreven veel brieven in het begin en kwamen regelmatig op
bezoek/moeder belt regelmatig met haar zoon.
Interview 4: zoon belt wel regelmatig /vrouw beseft dat ze haar zoon enkel nog kan helpen
door hem te bezoeken
Interview 5: moeder gaat drie maal per week op bezoek en belt regelmatig
RELATIE MET GEDETINEERD ‘KIND’
Interview 1:contact met zoon nu beter dan net voor gebeurtenis/positieve benadering
Interview 2: contact met dochter nu beter dan net voor gebeurtenis/ positieve benadering
Interview 3: contact met zoon nu beter dan net voor gebeurtenis
Interview 4: contact is nooit zo goed geweest/moeder deed alles voor haar zoon/moeder
gelooft niet dat haar zoon nog ooit op het goede pas terecht komt
Interview 5: contact met zoon nu beter dan net voor gebeurtenis/ positieve benadering
AANPASSING
Interview 1: accupunctuur/ boeken lezen/ boek schrijven/ praten met onbekenden/ leven
van dag tot dag / familiale steun/JWW=enkel praktische zaken/geen steun fora
Interview 2: vlucht in pijnstillers/psychiater/steun JWW/zelfhulpgroep ouders van
gedetineerden oprichten/ geen familiale steun/geen steun fora
Interview 3: steun JWW/ geen familiale steun/geen steun fora
Interview 4: moeilijk om aan te passen/steun CAT/geen familiale steun/geen steun fora
Interview 5: steun JWW/praatgroep/familiale steun/geen steun fora
81