AUGUST COENDERS MYRON CAASENBROOD YANG SHENG … · 2014-01-22 · Dit jaar, op V5, zijn we ANW...
Transcript of AUGUST COENDERS MYRON CAASENBROOD YANG SHENG … · 2014-01-22 · Dit jaar, op V5, zijn we ANW...
AUGUST COENDERS / MYRON CAASENBROOD / YANG SHENG CHIANG / AARON SAAM
PROCESBEGELEIDER DHR. R. AFMAN 23 JANUARI 2014
INHOUDELIJK BEGELEIDER MEVR. H. OUDELAAR ANWCARPEDIEM.WORDPRESS.COM
/ 2
VOORWOORD Wij zijn Myron Caasenbrood, Aaron Saam, Yang Chiang en August Coenders.
We zijn vorig jaar, op V4, met ANW begonnen bij module 1 heelal. Onze begeleider was dhr.
Neiss en hij wees ons erop dat we beter en gerichter naar onze bronnen moesten gaan
zoeken. Daarom ging deze module ook niet al te best voor ons. Maar we hebben zijn advies
opgevolgd en hebben dat verwerkt in module 2 leven.
Bij deze module werden we begeleid door dhr. Verstappen en deze keer hebben we een stuk
gerichter naar onze bronnen gezocht. Dit heeft ons zeker geholpen om een veel beter
resultaat te behalen. Deze ervaring namen we weer mee naar module 3 biosfeer van dhr.
Afman. Bij deze module hebben we gemerkt dat we een realistisch en haalbaar onderwerp en
hoofd- en deelvragen moeten kiezen omdat we al snel problemen hadden bij het vinden van
de juiste bronnen. Om deze reden hebben wij ons onderwerp aangepast en zijn we helemaal
opnieuw begonnen met een ander onderwerp. Dit heeft gelukkig succes gehad en heeft
geleid tot een goed eindresultaat.
Dit jaar, op V5, zijn we ANW begonnen met een introducerende presentatie van de ANW-
docenten die de leerlingen van V5 dit jaar zullen begeleiden bij deze EXO. We kregen hierbij
te horen dat we nieuwe groepjes mochten maken en dat heeft in ons geval geleid tot een
kleine verandering in de samenstelling van onze groep. Groepslid Jitse is naar een andere
groep vertrokken en Yang heeft zijn plaats opgevuld. We hebben in ons groepje gekozen
voor een onderwerp dat zowel voor alle profielen interessant en leerzaam is. Onze
groepsleden zijn verschillend qua profielen, aangezien Aaron en Yang een N&T profiel
hebben, Myron een E&M profiel heeft en August een C&M profiel heeft. Hierdoor kunnen
wij in onze deelvragen een onderscheid maken tussen Maatschappij-onderwerpen en
techniek-onderwerpen, waardoor deze samen kunnen brengen tot een gezamenlijk
onderwerp met een gezamenlijk eindresultaat.
Nog een verandering voor dit jaar is dat we meer vrijheid krijgen over het aantal bronnen en
de verwerking ervan, en van het eindproduct. Ook hebben we deze keer niet één begeleider
maar twee. Namelijk een inhoudelijke begeleider, in ons geval is dat mevr. Ouderlaar, en een
procesbegeleider, dhr. Afman. Voor deze nieuwe groepssamenstelling hebben we een
nieuwe weblog aangemaakt genaamd ANWCarpeDiem. Hierop laten we zien wat we zo ver
gedaan hebben aan onze EXO, zodat onze begeleiders ons kunnen volgen op onze weg naar
een eindresultaat en dit in goede banen kunnen leiden.
Als bronnen hebben we niet alleen op het internet gezocht, maar we hebben ook
verschillende geschiedenisboeken gebruikt die te maken hadden te maken met dit
onderwerp. Zo hebben we bijvoorbeeld bronnen gebruikt over het Eiffelaquaduct dat naar
Keulen (Colonia Agrippina, zoals het in de Romeinse tijd heette) leidde. Ook hebben we een
tijdschrift over rioleringen gebruikt, dat informatie geeft over rioleringstechniek- en
wetenschap in de Romeinse tijd. Andere boeken als Atlas van het Romeinse rijk, Die
Römischen thermen und das antieke badewesen en SPQR hebben we ook gebruikt om
goede informatie te verwerken in ons verslag.
/ 3
Voor deze EXO hebben we wederom ons uiterste best gedaan en hebben we alle ervaringen
die we tot nu toe hebben geleerd gebruikt om tot een zo goed mogelijk eindresultaat te
komen. Voor de verwerking van onze bronnen hebben we gekozen voor het maken van een
korte samenvatting in plaats van een zogenaamd PGO-model. Tevens hebben we als
eindresultaat, als definitieve verwerking van onze bronnen, gekozen voor een verslag. Dit
hebben we ten eerste gedaan omdat we er ervaring mee hebben uit module 3 en het ons
goed beviel, ten tweede omdat een verslag zich bij dit onderwerp goed leent voor een
structurele indeling en veel informatie.
We willen hierbij onze twee begeleiders, dhr. Afman en mevr. Oudelaar, bedanken voor hun
hulp en we hopen dat we hun adviezen en aanwijzingen goed hebben toegepast in ons
verslag.
/ 4
INHOUD
Voorwoord .................................................................................................................................................................. 2
Inleiding ....................................................................................................................................................................... 5
Probleemstelling................................................................................................................................................... 6
Onderzoeksvraag ................................................................................................................................................. 6
Deelvragen ......................................................................................................................................................... 6
De noodzaak voor water ........................................................................................................................................ 7
Luxe gebruik........................................................................................................................................................... 7
Industrie ................................................................................................................................................................... 8
Zoutproductie ................................................................................................................................................... 8
Aardewerk- en ijzerproductie ..................................................................................................................... 8
Het watermolencomplex van Barbégal ................................................................................................... 8
De waarde van water ............................................................................................................................................... 9
Latrines ..................................................................................................................................................................... 9
Thermen ................................................................................................................................................................ 10
Het Aquaduct ........................................................................................................................................................... 11
Arken .................................................................................................................................................................. 13
Eind van een aquaduct ................................................................................................................................ 13
Het materiaal ....................................................................................................................................................... 14
Romeins beton ............................................................................................................................................... 14
Slot ............................................................................................................................................................................... 15
Bronvermelding ....................................................................................................................................................... 16
Afbeeldingen ....................................................................................................................................................... 17
/ 5
INLEIDING Ons onderwerp voor dit verslag is watertransport – en afvoersystemen in de Romeinse tijd.
Deze keuze hebben we niet alleen uit interesse gemaakt maar ook omdat hierbij de
technische en de maatschappelijke/historische kanten gecombineerd kunnen worden.
Tegenwoordig heeft bijna ieder huishouden stromend water, maar in de Romeinse tijd was
dit heel anders. De Romeinen gebruikten namelijk aquaducten om water naar hun steden te
transporteren en daar konden mensen het vervolgens bij publieke watervoorzieningen
gebruiken. Het woord ‘aquaduct’ bestaat uit de Latijnse woorden ‘aqua’, dat water betekent,
en ‘ducere’, wat leiden betekent. Het is dus in andere woorden een ‘Romeinse waterleiding’.
Hieruit is de onderzoeksvraag geformuleerd: ‘Welke kennis hadden de Romeinen over water-
en afvoertransport en de bouw van watertransport- en afvoersystemen?’ en zijn de
deelvragen gekozen over de functie van watertransport- en afvoersystemen voor het
platteland, welke mathematische kennis er hiervoor nodig was, hoe ze werkte en welke
waarde ze hadden voor grote steden als Rome.
Wij wensen u hierbij veel leesplezier!
/ 6
PROBLEEMSTELLING Tegenwoordig is het voor ons normaal om overal een ongelimiteerde hoeveelheid aan water
te beschikking te hebben. In de Romeinse tijd was dit lang niet overal zo. Dit is te zien aan de
resten van de aquaducten die ze bouwden. Die werden gebruikt om water van de ene plek
naar de andere te transporteren. Maar hoe ze dit deden en welke kennis daar voor nodig was
is niet te zien aan deze archeologische resten, maar valt wel te onderzoeken.
ONDERZOEKSVRAAG Welke kennis hadden de Romeinen over watertoevoer- en waterafvoertransport en de bouw
hiervan?
Deelvragen
1 Waarom was er watertoevoer- en waterafvoer nodig op het platte land?
2 Welke wiskundige kennis was nodig voor de bouw van watertoevoer- en
waterafvoersystemen?
3 Hoe werkte de watertoevoer- en waterafvoersystemen?
4 Wat was de waarde van de watertoevoer- en waterafvoersystemen voor steden als
Rome?
/ 7
DE NOODZAAK VOOR WATER Water is een van de basisbehoeften van de mens. Zonder water valt er niet te overleven. In
de Romeinse tijd werd het water voornamelijk gebruikt in de landbouw waar het gebruikt
werd om de gewassen te onderhouden, voor de inwoners die elk ook hun waterbehoeften
hadden, de industrie, maar ook voor het luxeleven van rijke Romeinen.
Luxe gebruik Op het platteland leefden niet alleen maar kleine boeren, maar ook grote, rijke boeren die
daar hun eigen stuk grond hadden waarop
op grote schaal landbouw werd gedaan. Hier
stond de grote villa rustica van de
grootgrondbezitter centraal. De
waterbehoeften van deze bewoners waren
uitgebreider dan die van het gewone volk.
Twee belangrijke delen van zo’n Romeinse
villa waren het Atrium en het Peristylium. Het
Atrium was de centrale ruimte in de villa en
hier was vaak een Impluvium, ondiepe
verlaging in het midden van de vloer gevuld
met water. Ook stond hier vaak een fontein.
Het was omgeven door andere ruimtes zoals de slaapkamers, toiletten en andere baden (die
later door leidingwater werden voorzien). In het begin moest het water hiervoor opgevangen
worden en was het nog niet mogelijk om fonteinen te bouwen omdat de leidingen hiervoor
niet genoeg druk gaven, maar vanaf de eerste eeuw voor christus werden sommige villa’s
aangesloten op het stedelijk waterleidingnet. De voordelen hiervan waren dat het
leidingwater onbeperkt beschikbaar was en dat het een zekere druk gaf, waardoor de bouw
fonteinen mogelijk was. De afvoer van het water
werd geregeld vanuit het Impluvium. Het regelde de
ondergrondse waterafvoer en was daarom voorzien
van twee afvoeren, een naar de straat en een naar de
ondergrondse opslagtank, het cisterne. Om het water
schoon te houden werd een Puteal, een putmond,
bovenop de schacht van de cisterne geplaatst.
Het Peristylium is een door zuilengalerijen omgeven
niet-overdekte ruimte in of bij de villa. Ook hier
waren vaak een of meerdere fonteinen. Er waren
enkele kranen, die de waterstroom over de langs de
zuilen opgestelde fonteinen verdeelden. De
waterafvoer liep weer terug naar het Impluvium.
Menige Romeinse villa rustica in de provincie beschikte over zijn eigen thermen. Voor deze
luxe was veel water nodig: Er waren namelijk drie baden te vullen met daarbij nog een soort
sauna bad. Na gebruik werd het vervuilde water afgevoerd naar een beek of rivier in de
buurt.
AFBEELDING 3
HET SYSTEEM VAN IMPLUVIUM EN CISTERNE
AFBEELDING 4
/ 8
Industrie Het lijkt misschien vreemd, maar in de Romeinse tijd waren er al industriële gebieden
aanwezig. De industrieën uit die tijd waren natuurlijk anders dan hoe wij ze nu kennen, al
wisten de Romeinen wel enkele grootschalige activiteiten op te zetten. Water werd zo
gecombineerd met het winnen en produceren van goederen.
ZOUTPRODUCTIE
Zout was in de Romeinse tijd een schaars product. Het feit dat het moeilijk was om te
bezitten maakte het erg waardevol. Zoutproductie was dus vrij belangrijk voor de economie.
De meeste zoutproductieactiviteiten vonden plaats in de kuststreken van Romeinse
provincies. Er zijn drie plaatsen bekend waar in de Romeinse tijd zout werd geproduceerd:
Rimini (Italië), Tongeren (België) en Colijnsplaat (Nederland).
Een van de manieren waarop zout werd gewonnen was door middel van zoutpannen.
Zoutzieders maakten gebruik van de natuurlijke verdamping van zeewater om het zout aan
het water te onttrekken. Hierbij moesten er aan een aantal voorwaarden worden voldaan.
Zo moest er een grote, niet doorlaatbare vlakte als
ondergrond aanwezig zijn, en moest het proces
gebeuren in de zomermaanden met een
gunstig klimaat, veel zonneschijn en weinig
regenbuien.
AARDEWERK- EN IJZERPRODUCTIE
In de buurt van Julich, een plaats in Eifel, Duitsland,
zijn talrijke archeologisch e vondsten gedaan die
wijzen op de aanwezigheid van onder andere
metaalbewerking en pottenbakkersovens. Deze
nederzetting beschikte over een eigen waterleiding.
Het is aannemelijk dat het water uit deze
waterleiding niet alleen gebruikt werd voor de
consumptie, maar ook bij de productie van ijzeren
producten en aardewerk. In het geval van aardewerk
werd het water gebruikt om de klei vochtig te
houden tot het moment dat het verwerkt werd.
HET WATERMOLENCOMPLEX VAN BARBEGAL
Het watermolencomplex van Barbegal, bij Arles in
Zuid-Frankrijk, is een groot waterwerk waarbij de
kracht van het water werd gebruikt om meel te
produceren. Er werden tegen een steile heuvel twee rijen van acht wielen gebouwd, deze
wielen werden aangedreven door water om de molenstenen aan te drijven.
De schepraderen van ruim 2 meter in doorsnede dat door tandwieloverbrenging verbonden
was met horizontale molenstenen, en werden aangedreven door water dat via het aquaduct
over de wielen werd uitgestort. Er werd ongeveer 4,5 ton meel per dag geproduceerd,
genoeg om tien tot twintigduizend bewoners van Arles van brood te voorzien.
HET WATERMOLENCOMPLEX VAN BARBEGAL
AFBEELDING 5
/ 9
DE WAARDE VAN WATER Rome groeide in de laatste eeuwen voor Christus uit tot een stad met honderdduizenden
inwoners. Het groeiende aantal inwoners had natuurlijk een zekere hoeveelheid water nodig
als primaire levensbehoefte. Alle mensen in een stad hebben namelijk schoon drinkwater
nodig en ook kwam er een behoefte naar een systeem dat regenwater en het water dat in de
latrines gebruikt werd weg te lijden uit de stad . Door de groei van Rome was de aanleg van
aquaducten en rioleringen vrijwel noodzakelijk geworden. Daarom werd in 616 voor Christus
onder Tarquinius Priscus de Cloaca Maxima gebouwd. Dit was een rioleringsstelsel dat
uitmondde in de Tiber. De behoefte aan meer water was voor censor Appius Claudius
aanleiding om samen met zijn collega Gaius Plautius Venox in 312 v.Chr. op staatskosten een
zestien kilometer lange waterleiding aan te laten leggen, die begon bij een bron in de
Albaanse heuvels en leidde naar het Forum Boarium (de ‘koeienmarkt’) in Rome. De
capaciteit van dit aquaduct, 73.000 m3 per dag, was al snel niet genoeg. Veertig jaar later, in
272 v.Chr. werd in opdracht van Manius Curius Denatutus een tweede aquaduct aangelegd:
de Aqua Anio Vetus, waarlangs dagelijks meer dan 176.000 m3 water naar Rome kon worden
geleid. Het nieuwe aquaduct was bijna vierenzestig kilometer lang en liep, voornamelijk
ondergronds, vanaf de rivier de Anio naar Rome. Deze aquaducten werden betaald met de
opbrengsten van de oorlog tegen de Grieken in zuid-Italië.
Latrines In de Romeinse tijd hadden de meeste mensen in steden als Rome nog geen eigen toilet in
huis. Alleen de rijke patriciërs hadden een eigen latrine, maar de rest moest naar een
openbaar toilet buiten het huis. Dit openbaar toilet bestond uit houten of stenen banken met
gaten erin die naar het riool leidden, waarin je je behoefte deed. Je had daarbij een stok met
een sponsje eraan, waarmee je jezelf verschoonde, deze maakte je vervolgens schoon in de
met water gevulde geul aan je voeten.
Een openbaar toilet was in de Romeinse tijd niet alleen een praktische, maar ook een sociale
voorziening omdat hier meer dan één persoon tegelijk zaten en er zo ook contact ontstond
tussen de mensen die daar bezig waren en het een plek werd om even bij te praten en zaken
te bespreken.
Maar ook voor luxe doeleinden was water nodig, zo lieten de rijke Romeinen een eigen
waterleidinkje (een aftakking in het aquaduct naar hun villa) bouwen om hun tuinen,
fonteinen en baden van water te voorzien. Dit had wezenlijke consequenties voor de
betekenis van het aquaduct, want zo werd het aquaduct naast zijn oorspronkelijk beoogde
functie ook gebruikt als middel waarmee de private rijkdom kon worden uitgestraald. De
machthebbers in Rome beseften dat water een belangrijk machtsmiddel kon zijn. Water werd
steeds belangrijker voor een grote stad als Rome, en er kwamen steeds meer faciliteiten die
water nodig hadden.
/ 10
Thermen Een luxe behoefte die water met zich mee bracht in de loop van de tijd was baden. Dat kon in
de thermen, een badhuis in de stad. De Romeinen begonnen baden en hygiëne steeds
belangrijker te vinden en naarmate dat de toegankelijkheid van water groter werd, kwamen
er steeds meer thermen in Rome. In 33 voor Christus liet Marcus Vipsanius Agrippa (onder
generaal van keizer Augustus) een telling doen van het aantal thermen in Rome en kwam uit
op 170 baden. In de latere keizertijd steeg dit cijfer zelfs tot 260. Dit toont aan hoe belangrijk
de Romeinen baden vonden en hoe vaak ze dit deden.
Er waren zowel publieke- als privéthermen in Rome. De rijke patriciërs lieten hun eigen baden
bouwen en namen een bad wanneer ze dat wilden. Vaak hadden ze meerdere baden in hun
villa hadden. Hun baden waren net zo groot als de patriciërs dat wilden en waren naar hun
smaak ingericht. De publieke thermen waren in dit opzicht anders. Deze publieke thermen
konden afhangend van de grootte en het gebruik in verschillende vormen gebouwd worden:
Zo waren er rijenbaden, waarbij er twee rijen met kleine baden langs elkaar liepen; er waren
dubbele rijenbaden, die geschikt waren om twee verschillende groepen mensen tegelijkertijd
te laten baden zoals mannen en vrouwen; er waren ringbaden, waarbij het mogelijk was om
een rondje te zwemmen; en er waren zogenoemde keizertypen. Hierbij waren er veel
verschillende baden van verschillende grootte en vormen en waren er nog sporthallen,
massageplekken, ruimtes waar er (bord)spelletjes gespeeld werden en soms ook
bibliotheken. Nog een kenmerk van de thermen is dat er vaak verschillende baden waren met
water van verschillende temperaturen. Zo was er een koud- ,lauw- en warm bad en vaak ook
nog een sauna. In dit opzicht verschilde de thermen in de stad niet van de privéthermen van
een villa rustica op het platteland. Omdat in een grote stad veel mensen op de thermen
afkwamen werden er vaak tijden afgesproken wanneer bepaalde groepen mochten gaan
baden. Zo kwamen de mannen uit de plebejers-groep eerst, dan de vrouwen uit dezelfde
groep, vervolgens de prostituees en als laatste de slaven.
/ 11
HET AQUADUCT Watertoevoer- en waterafvoersystemen werden gebouwd omdat er in de grote steden als
Rome en Keulen een groeiende behoefte aan water was. Al het gebruikte water moest
afgevoerd worden om ziekten en slechte hygiëne te voorkomen. Er werd water
getransporteerd vanuit de omgeving (vooral vanuit bergen) en werd naar de steden toe
geleid door middel van aquaducten. Het water werd afgevoerd door rioleringssystemen zoals
de cloaca maxima.
Voor de bouw van deze enorme waterleidingen was er veel kennis nodig op gebied van
bijvoorbeeld wiskunde en natuurkunde. Ook moest er goed nagedacht worden over hoe
deze waterleidingen gebouwd werden en hoe ze functioneerden omdat er alleen gebruik
gemaakt kon worden van de zwaartekracht. Om dit uit te leggen maken we hierbij gebruik
van het voorbeeld van een aquaduct.
Omdat er bij aquaducten alleen gebruik werd gemaakt van de zwaartekracht moest het water
natuurlijk niet te langzaam of te snel stromen. Er waren in het landschap dan ook
hoogteverschillen en de bouwers stuitten vaak op slecht bruikbare bodem. Hierdoor werden
er in het aquaduct zelf gebruik gemaakt van een bepaalde hellingshoek en ook bochten.
Belangrijk waren hierbij de statische druk, doorsnede van de pijp en indien die er was, de
bochthoek. De kracht waarmee het water over de aquaducten moest stromen werd
berekend door de volgende formule:
F = 2 ∙ p ∙ A ∙ sin [α
2]
Hierbij is p de statische druk (druk door zwaartekracht naarmate het water sneller stroomt), A
de doorsnede van de pijp en 𝛼 de bochthoek.
Om de statische druk te berekenen was nog een andere formule belangrijk. Hierbij was de
specifieke massa van het water , de hoogte en de versnelling van de zwaartekracht belangrijk.
De formule luidt:
p = ρ ∙ g ∙ h
Hierbij is 𝜌 de massa van het water, g de versnelling van de zwaartekracht (altijd 9,81𝑚/𝑠2)
en h de hoogte.
Als er een bocht wordt gemaakt in het viaduct dan ontstaat er natuurlijk een vervorming in
de stroomrichting van het water. Het water wilt echter in dezelfde richting door blijven
stromen dus kan het erg onstabiel zijn om een bocht te maken. Hiervoor zijn natuurlijk ook
berekeningen nodig. De berekening hiervoor luidt als volgt:
ΔP = 2 ∙ ρ ∙ A ∙ Δx ∙ v ∙ sinβ
2
/ 12
Hierbij is dP de druk die er onstaat, ß de bochthoek, p de massa van het water (in kg/m3), A
de doorsnede van de pijp en v de gemiddelde stroomsnelheid van het water in m/s.
Voor het schatten van de gemiddelde stroomsnelheid (dit kan immers niet perfect omdat elk
stuk op een andere snelheid beweegt). Werd de volgende formule gebruikt:
𝑣2 = 8 ∙ 𝑔 ∙ Δ𝐻 ∙ 𝑅ℎ
. 𝐿
Hierbij is g weer de versnelling van de zwaartekracht, Rh de straal van de in dit geval niet
helemaal ronde pijp, d de diameter van de leiding, H Hoogteverschil tussen begin en eind
van de leiding, L de totale lengte van de leiding en de wrijvingsfactor afhankelijk van de
ruwheid van de binnenkant van de leiding.
Een landschap is natuurlijk nooit helemaal recht. Er komen kuilen, bergen en nog meer
obstakels in voor. Om met ruime bochten eromheen te gaan was natuurlijk ook geen goede
oplossing want werd het aquaduct onstabiel doordat water tegen de randen van het
aquaduct aanduwt. Daarvoor hadden de Grieken en Romeinen dus een oplossing gevonden,
een sifon. Een soort onderwaterleiding waarbij het water kon stromen door het beginpunt
hoger te zetten dan het eindpunt. Zo’n sifon zag er ongeveer zo uit:
Dit is een erg goede oplossing voor obstakels zoals kuilen. Maar zo’n sifon heeft natuurlijk zo
zijn nadelen. Bijvoorbeeld: luchtbellen. Deze luchtbellen ontstaan in de sifon en zorgen dat
het water ophoudt met stromen. Die luchtbellen zullen als het water niet te snel stroomt
gewoon aan het einde van de sifon er weer uit komen. Maar als er een bepaalde snelheid
wordt overschreden afhangende van de situatie zal de luchtbel stil blijven hangen wat slechte
gevolgen heeft zoals opstopping van het hele riool. Voor deze situatie is een formule:
vcr = √4 ∙g ∙ Db ∙ sin α
3 ∙ Cb
Hiervoor geldt: 𝑉𝑐𝑟 is de maximaal te overschrijden snelheid van de de waterstroom, g weer
de versnelling van de zwaartekracht, 𝐷𝑏 de diameter van de luchtbel in meters, is de
hellingshoek van de leiding, 𝐶𝑏 is de zogenaamde wrijvingscoëfficiënten van de luchtbel.
SIFON
AFBEELDING 6
/ 13
Hieruit volgt dus dat hoe groter de luchtbel is, des te meer snelheid is er nodig om te
luchtbel weg te duwen.
Er waren natuurlijk nog meer problemen met lucht. Een voorbeeld hiervan is waterslag. Dit
ontstaat door het ontsnappen van een luchtbel door een gat in de leiding dat groot genoeg
is om lucht door te laten ontsnappen maar te klein om water door te lekken. Dit zorgt ervoor
dat het water eerst versnelt en daarna weer vertraagd. De grootte van de drukgolf die
hierdoor ontstaat kan worden ingeschat met de wet van Joukowsky:
ΔH = 0,5 ∙ c ∙ Δv ∙ g-1
Hiervoor geldt: dH is de drukverhoging in m water kolom, c is de geluidssnelheid in water
1000m/s, dV is verschil in stromingssnelheid van het water stroomopwaarts van het lek net
voor en net na het ontwijken van lucht uit de leiding en g is de valversnelling( 9,81m/s^2).
dV is ook wel te berekenen met de volgende formule:
Δv ∙ Ac = va ∙ Ah
Hiervoor geldt: Ac is de doorsnede van de leiding in m2, Va is de snelheid van de
gecomprimeerde lucht die ontsnapt door de lekopening in m/s, Ah is de doorsnede van de
lekopening in m2.
De Romeinen moeten dus over veel praktisch toegepaste wiskunde en natuurkundige
principes hebben beschikt om dergelijke perfecte watertransportsystemen te kunnen
bouwen.
ARKEN
De Romeinen staan ook bekend om hun arken. De arken in de aquaducten zorgden ervoor
dat er makkelijk onder het aquaduct heen gelopen kon worden, maar belangrijkst is dat het
ook nog eens flink zuiniger was voor het materiaal. De ‘gaten’ die werden gevormd waren net
zo stevig als zonder gaten.
Dit komt doordat het gewicht gelijk is verdeeld. Er wordt eerst een houten mal gebouwd
waarop de stenen in een ronde vorm neergelegd kunnen worden. Wanneer de stenen
eenmaal liggen wordt het hout weggehaald, en kan er bovenop gebouwd worden.
EIND VAN EEN AQUADUCT
Het water stroomt vanuit de bergen naar Rome. Wanneer het water de vele kilometers heeft
afgelegd, zal het water eerst door drie opslagtanks moeten, deze verzekeren een bepaalde
hoeveelheid water voor de stad. Eenmaal uit de opslagtanks wordt het water óf gebruikt voor
de openbare drinkwaterfontein, óf het wordt gebruikt voor de openbare afvoer, maar het kan
ook apart gezet worden voor de Keizer en de rijken onder de Romeinen. Deze mensen
betaalden extra voor hun water.
/ 14
HET MATERIAAL Romeinse wetenschappers ontdekten dat waterdicht cement in combinatie met het
vulkanische silicium materiaal pozzolana sterk genoeg was om gebouwen mee te bouwen,
maar nog belangrijker, het was waterdicht. Het mengsel zorgde voor een evolutie in het
beheren van water. Met het mengsel konden nu gebouwen, voorwerpen of bruggen
gebouwd worden in het water. De mogelijkheid tot het bouwen van een aquaduct was
uitgevonden.
ROMEINS BETON
2000 jaar geleden begonnen de Romeinen met het maken van beton. Het Romeins beton,
ook wel opus caementicium genaamd, is een stuk minder sterk dan hedendaags beton, maar
het gaat wel aanzienlijk langer mee.
Dit verschil zit hem in de materiaalkeus voor het beton. Hedendaags beton bevat een
mengsel van kalksteen, water, zand en aggregaten als vermalen gravel. In de Romeinse tijd
werd er ook gebruik gemaakt van kalksteen in de vorm van ongebluste kalk vermengd met
water, maar het kalkmengsel werd vermengd met het vulkanische as puzzolaan. Het
puzzolaan creëerde een bijzonder sterke bond met het aggregaat.
Het beton was in meerdere opzichten beter dan het Griekse beton dat al bestond. Zo was het
sterker dan het beton dat de Grieken gebruikten en kon het verder reiken wanneer het in ark-
vormen, gewelfvormen of koepelvormen gevormd was. Ook was het gemakkelijker de vorm
te veranderen wanneer gesmolten, waren er niet extra mankrachten voor nodig dus was het
goedkoper, het was sneller om te maken en het was brandbestendig, dus veiliger.
Een belangrijk nadeel in vergelijking met het hedendaags beton is, zoals website Futurity
uitlegt, dat het voor het Romeinse beton een stuk langer duurt om hard te worden. Iets dat
toch erg belangrijk is voor het werken met beton.
Er staat wel tegenover dat het Romeinse beton veel minder koolstofdioxide afgeeft en dus
milieuvriendelijker is.
Ca(OH)2+ H4SiO4 → Ca2++ H2SiO42-+H2O → CaH2SiO4 ∙ 2 H2O
/ 15
SLOT Water was voor de Romeinen onmisbaar, zowel op het platteland als in de steden. Dit water
moest van andere plekken gehaald worden omdat er op de plekken waar het nodig was zich
een tekort aan water voordeed. Ook moest het gebruikte water afgevoerd worden. Dit werd
gedaan met behulp van water toe- en afvoersystemen als aquaducten. Er waren in de steden
en op het platteland verschillende redenen waarom het water nodig was. Door de
aquaducten werd leven op het land makkelijker, luxer en praktischer. Op het platteland werd
het behalve als luxe middel ook gebruikt ter ondersteuning van de economische activiteiten
die er zich plaats vonden als zoutwinning en meelproductie.
De kennis die de Romeinen hadden op gebied van wis- en natuurkunde omvatte onder
anderen allerlei berekeningen voor stroomsnelheid, druk en wrijving. Ze waren in staat deze
berekeningen om te zetten in praktische bouwwerken in het landschap.
/ 16
BRONVERMELDING Bechert, T. (1983). Economische Activiteiten; In: De Romeinen tussen Rijn en Maas (pp. 182-
184). Amsterdam: De Bataafsche Leeuw.
Brödner, E. (1997). Die Bädertypen; In: Die römischen Thermen und das antike Badewesen
(pp. 38-40). Darmstadt: Theiss.
Byvanck, A.W. (1947). De Romeinse Aquaducten; In: Kunst der Oudheid Deel IV (pp. 234-237).
Leiden: E.J. Brill.
Cornell, T. & Matthews, J. (1983). Landbouw en Techniek; In: Atlas van het Romeinse rijk (pp.
184). Amsterdam: Elsevier.
Cox, L (n.d.). Een bodemkundige en geomorfologische benadering van de zoutproductie rond
de Noordzee in de ijzertijd en de Romeinse periode. Bekeken op 16 januari 2014, op
www.tireview.be/index.php/terra_incognita/article/download/264/221.
Dijkstra, C. (2006). De aquaducten van Rome. Bekeken op 13 januari 2014, op
http://maecenas-acw.nl/wordpress/wp-content/uploads/coen-dijkstra-ecc-de-
aquaducten-van-rome.pdf.
Haan, N. De & Jansen, G. (n.d.) Noodzaak en luxe: Water in Romeinse woningen. Bekeken op
11 januari 2014, op http://images.tresoar.nl/bibl-
collectie/Hermeneus/Jaargang%2073/7304/7304.pdf.
Paul, H. & Kessener M. (2004). Moderne persleidingen en Romeinse hydraulische technieken.
In: Rioleringswetenschap en –techniek, 4 (15), 13-30.
Pleket, W. H. (1980). Techniek en Maatschappij in de Grieks-Romeinse Wereld; In:
Geschiedenis van de techniek (pp. 104-107). Den Haag: Martinus Nijhof.
Wayman, E. (2011). The Secrets of Ancient Rome’s Buildings. Bekeken op 20 januari 2014, op
http://www.smithsonianmag.com/history/the-secrets-of-ancient-romes-buildings-
234992/
De Romeinse Architectuur. In: KCV – Romeinse Architectuur (pp. 56-57). Leeuwarden: Eisma
Edumedia.
Romeins Aardewerk. Bekeken op 11 januari 2014, op http://www.archeologie-
delft.nl/nl/collecties/vondstencollecties/154-romeins-aardewerk.
Roman concrete. Bekeken op 20 januari 2014, op
http://archserve.id.ucsb.edu/courses/arthistory/152k/concrete.html
Roman Engineering- Aqueducts. Bekeken op 20 januari 2014, op
http://www.youtube.com/watch?v=FN1v5FYkTLQ
Werobundel water met water in de klassieke oudheid. Bekeken op 7 januari 2014, op
www.katho.be/download/werobundel%20water.pdf.
/ 17
AFBEELDINGEN
AFBEELDING 1
Forum Romanum at night. http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/5/5b/Rome-Forum_Romanum_at_night.jpg
AFBEELDING 2
Asterix en Obélix, Het Gouden Snoeimes #2 – Pagina 10 – Plaatje 6.4
AFBEELDING 5
http://intercentres.cult.gva.es/cefire/46401840/diversificacio/Imagenes/u3a4f6.gif
AFBEELDING 6
Sifon. http://www.romanaqueducts.info/aquasite/foto/teksiphonmodel.jpg
© 2004-14 Wilke D. Schram
AFBEELDING 7
Aquaduct. http://aquaduct.hobbysite.info/images/spanjenerja%20aquaduct.jpg