Artikel voor VolleybalLIFE, Judith Blansjaar

1

Click here to load reader

description

Het artikel over Judith Blansjaar en hoe zij topvolleybal combineert met een studie op het ROC.

Transcript of Artikel voor VolleybalLIFE, Judith Blansjaar

Page 1: Artikel voor VolleybalLIFE, Judith Blansjaar

Tekst: Coen Kaaij

Topsport en studie, is dat goed te combineren? Volgens Judith Blansjaar wel, want zij doet het dagelijks. Ze stu-deert aan het Johan Cruyff College bij het ROC van Am-sterdam en speelt A-league bij Dros/Alterno. “Het is druk en soms eenzaam, maar het is het allemaal waard.”

Het is woensdag 26 november, vanaf half negen is Judith Blansjaar al te vinden in het gebouw van het ROC van Amster-dam (ROCvA) aan de Fraijlemaborg 135. Onder de rook van de Amsterdam Arena heeft het Johan Cruyff College (JCC) zijn plaats gevonden op de vierde verdieping. Judith heeft de hele ochtend de tijd om met haar groep, bestaande uit allemaal topsporters, te werken aan hun project. Vanaf kwart voor elf heeft ze Spaans. Ze zit aan een tafel met vijf collega-sporters en het is de bedoeling dat ze een opdracht maakt. De les kan wel even onderbroken worden voor het maken van foto’s. “Het JCC is een soepele school”, geeft Blansjaar aan, wat zoveel betekent als dat het een fijne school is om aan te stu-deren.

“Ik wil het op het gebied van school en volleybal heel goed doen. En dat is mogelijk met deze opleiding”, zegt de 18-ja-rige Blansjaar. En dat het goed gaat, blijkt wel uit het feit dat ze op koers ligt om dit jaar haar Mbo-diploma Medewerker Marketing en Communicatie in de Sport te halen en daarna kan doorstuderen aan de Johan Cruyff University en uit het feit dat ze als spelverdeelster elke week te bewonderen is in de basis van Dros/Alterno. De linkshandige setter ziet voor de toekomst geen enkel probleem. “Sommige mensen gaan helemaal voor hun volleybalcarrière, maar als die afgelopen is, hebben ze niks meer. Ik wil dat niet. Ik ben als topsporter heel gedisciplineerd, maar ook als student. Ik denk aan mijn toe-komst en wil daarin niet met lege handen komen te staan.”

Daarmee verwoordt zij duidelijk de visie van de opleiding. Stu-diecoach op het JCC Dirk de Bruin, zelf speelde hij A-league bij Martinus en Omniworld, geeft aan hoe belangrijk het voor topsporters is om naast hun sportloopbaan ook te werken aan een andere carrière. “Johan Cruijff gelooft in de maatschappe-lijke functie van een topsporter. Hij gelooft dat een topsporter beter wordt als sporter en als mens op het moment dat hij of zij breder bezig is in het leven.” En zo is de visie van het Cruyff Institute, waar het JCC onder valt, eigenlijk tweeledig. Aan de ene kant werkt een topsporter zijn aan maatschappelijke ont-wikkeling door een beroepsopleiding af te ronden, zodat hij of zij niet met lege handen staat na de sportcarrière, maar ander-zijds is het voor de topsport ook van groot belang. De sporter kan namelijk na heel veel te hebben gekregen van de sport iets terugdoen voor die sport. Vandaar ook dat de opleidingen van het Cruyff Institute allemaal te maken hebben met sport.

De les Spaans is een beetje rommelig deze woensdag; al die aandacht voor één studente schopt al snel alles in de war. De klasgenoten, van voetballers tot schoonzwemsters, waar-schuwen Blansjaar voor de gevaren die bij een interview ko-men kijken. “Je moet er wel voor zorgen dat je het stuk te lezen krijgt voordat het gedrukt wordt hoor, mij hebben ze namelijk ook eens verkeerd geciteerd”, zegt er één. Een an-der geeft nog aan dat ze wel goed op de foto moet staan. De studenten van het JCC groeien blijkbaar ook op met de pers. De ervaringen worden uitgewisseld en daardoor worden de sporters ook op dat gebied volwassen. Voor elke sporter geldt een criterium om toegelaten te worden tot de opleiding. Zo is het voor sommige sporten vereist om in een nationale jeugdselectie te spelen, of op het hoogste nationale niveau. Voor voetbal is daarentegen hoofdklasse voldoende. Voor elke student is dus een minimum topsportniveau vereist. Blansjaar speelde in de tijd dat ze werd toegelaten op het JCC bij eerste divisionist Zaanstad en bij jeugdoranje. Daardoor kon zij haar Mbo-studie op 16-jarige leeftijd beginnen.

Elke dag moet Blansjaar om half negen op school zijn en dat betekent dat ze om kwart voor zes uit haar bed moet. Ze woont in Apeldoorn en moet met het openbaar vervoer naar Amsterdam. De lessen moeten wel zo vroeg beginnen, omdat er ‘s middags vaak trainingen zijn bij de club. “De lessen eindi-gen nooit na half drie”, noemt ze als pluspunt op. “Dus als je

10 Door stuDie een betere topvolleybalster

www.volleyballife.nl

‘s middags training hebt, dan kun je daar gewoon heen. En als je met je team een keer op trainingskamp moet, of er is iets anders, dan wordt er met je studiecoach gekeken naar een op-lossing. Zo heb ik op woensdag altijd om drie uur een training in Apeldoorn en daar kan ik niet op tijd bij zijn als ik tot half drie les heb. Ik mag dan eerder weg.” Studiecoach De Bruin geeft aan dat het heel belangrijk is. “De sport wordt niets in de weg gelegd, de opleiding past zich waar mogelijk aan. De student plant samen met de studiecoach een alternatieve route. Maar dat is dan wel een afspraak waar de student zich aan dient te houden. Het is niet zo dat er een geheel vrijblijvende houding van de student getolereerd wordt. Afspraak is afspraak, bij de club en op school.”

Het is een frisse woensdag in november en dat heeft de or-ganisatie bij Dros/Alterno doen besluiten de dames van het eerste team op slipcursus te sturen, om de gevaren op de weg onder ogen te kunnen zien. Judith heeft haar rijbewijs nog niet en hoeft dan ook niet mee. “Ik ben wel al aan het lessen, maar ik heb het roze pasje nog niet. Ik heb laatst mijn theorie-examen niet gehaald”, zegt ze enigszins beschaamd. Consequentie van de slipcursus voor de rest van haar team in Almere is wel dat de middagtraining niet doorgaat. Onvoor-zien wat vrije tijd om thuis in Apeldoorn door te brengen. Om zeven uur begint de avondtraining in de Alternohal en voor die tijd wordt er als team gegeten en wordt de tegenstander van het komende weekend geanalyseerd.

Tijdens haar eerste jaar op het JCC speelde Judith bij Zaan-stad en woonde ze nog bij haar ouders thuis in Beverwijk. Toen ze het jaar daarna ging spelen bij Alterno veranderde er opeens heel veel in haar leven. Ze moest als zeventienjarige het huis uit en op kamers gaan wonen in Apeldoorn. Weg bij haar ouders, weg uit de omgeving waar ze opgroeide. Weg bij de vriendinnen waarmee ze op school heeft gezeten en waarmee ze nog bij Phoenix speelde. Zo woonde ze plotse-ling samen met twee teamgenoten, moest ze zelf voor haar avondeten zorgen en de was doen. “Die periode is heel zwaar geweest”, zo karakteriseert Judith haar eerste half jaar op kamers en bij Alterno. “Ik had vooral heel veel heimwee. Je komt bij een nieuwe club, je bent zeventien en speelt op het hoogste niveau van Nederland. Ik was in het begin wel heel erg emotioneel. Als het even niet goed ging, zat ik meteen

in een diep dal. Dan ging het op school meteen niet goed en bij de vereniging liep het ook niet lekker.” Maar Judith heeft zich door die periode heengeslagen en als ze nu terugkijkt, beschrijft ze het als iets wat ze heeft moeten doorstaan. Met dank ook aan haar vader, moeder, broertje en zus, aan hen heeft ze heel veel steun gehad in die tijd. Ze heeft geen studievertraging opgelopen en bij Alterno heeft ze een basis-plaats kunnen bemachtigen. “Ik vond het wel heel vervelend, maar voor mezelf had ik wel zoiets van: ik moet dit doen om hogerop te komen. Je leert hier heel veel van. Ik ben wel een heel stuk volwassener geworden in korte tijd.” Dirk de Bruin was toen haar studiecoach en weet nog goed hoe het toen ging. “Ik heb het toch wel heel knap gevonden van haar toen ze de overstap maakte naar Alterno. Haar hele leven veran-derde en dat was heel heftig. Ik heb daar heel veel respect voor hoe ze dat heeft gedaan.”

Het is inmiddels donker als Judith op de fiets van haar kamer naar de Alternohal in Apeldoorn is gegaan. Om half zes zijn alle velden bezet met jonge spelertjes die het volleybal nog moe-ten leren. Ze kijkt wat rond en wacht op haar teamgenootjes die terugkomen van de slipcursus. Vanaf zes uur komen de eersten binnendruppelen. Ze hebben het eten van die avond, rijst met vlees en groente, meegebracht. Ze dekken de tafel in de kantine en vullen glazen met water. Het gesprek gaat over de slipcursus en de dag van Judith passeert de revue. Nadat tegenstander Weert met videobeelden is geanalyseerd, begint de training onder leiding van hoofdtrainer Matt van We-zel. De training duurt die avond tot negen uur en daarna is het eigenlijk meteen tijd om naar huis te gaan. “De volgende och-tend gaat mijn wekker toch echt weer om kwart voor zes”, lacht Judith een beetje als een boer met kiespijn.

Het JCC en Het ROCvA

De samenwerking met het ROC van Amsterdam is door het Johan Cruyff College gezocht om samen sterk te staan. Het JCC had een opleiding met specifieke mogelijkheden voor topsporters, het ROC de infrastructuur om de studenten te faciliteren. Het ROC is daar-naast verbonden aan het Olympisch Netwerk Amsterdam. Daardoor zijn er veel mogelijkheden voor sporters om ervaring op te doen bij sportinstellingen. Het ROCvA is heel actief om meer sporters een opleiding te laten doen. Meer informatie vind je op www.rocva.nl/jcc.Het Johan Cruyff College maakt deel uit van het Cruyff Institute, net zoals de Cruyff University waar studenten van het JCC naar kunnen doorstromen. Naast Amsterdam heeft het JCC ook vestigingen in Groningen, Nijmegen, Sittard en Roosendaal. Meer informatie daar-over vind je op www.cruyffinstitute.org.