Artikel in tijdschrift externe veiligheid

2
externe veiligheid nummer 3 | september 2005 9 Ervaringen met Bevi vanuit de gemeente Almere Recht op duidelijkheid en boter bij de vis Gert-Jan van de Bovenkamp schrijft dit artikel op persoonlijke titel. Jammer dat met het vertrek van de voormalige minster van VROM de Boer het foeilelijke woord onthaasting (het mooiere traagheid vloekt waarschijnlijk te opzichtig met het vooruit- gangsdenken) als ‘democratische vernieuwer’ geen blijvertje is gebleken binnen dit departement. ing. Gert-Jan van de Bovenkamp Adviseur milieu en stedelijke ontwikkeling Specialisme externe veiligheid Gemeente Almere OVERSCHATTING VAN DE VOOR- DELEN VAN DE BELEIDSVERNIEU- WING OP GEBIED VAN EXTERNE VEILIGHEID Waarom deze opening? In het 1 e nummer van dit tijdschrift antwoordde 86% van de respondenten het oneens te zijn met de stelling: “Meer wetgeving op gebied van externe veiligheid is noodzakelijk voor een veiliger situatie”. Eén van de bewe- ringen is treffend: “Wetgeving dient zich niet te richten op nieuwe complexe nor- men (met vele uitzonderingen en inter- pretatiemogelijkheden die vervolgens vragen om allerlei nog uitgebreidere toe- lichtingen en formats), maar veel meer op een verplichting tot samenwerking van de betrokkenen in de veiligheidsketen.” Vrij vertaald naar de woorden van de Gemengde Commissie Gevaarlijke stoffen/risicobeleid, de Algemene Reken- kamer en de VROM-raad/Raad voor Verkeer en Waterstaat: Verminder stape- ling van incidentgedreven beleidsinitia- tieven, verbeter de beleidsuitvoering en beperk hiermee een (te) grote beleidslast bij de uitvoerders. SAMENWERKING IN GEBONDENHEID MET EEN FOCUS OP BELEIDSUIT- VOERING Echte bestuurlijke en culturele vernieuwing op gebied van externe veiligheid hebben naar mijn mening als sleutelwoorden samenwerking en communicatie. Conform de gewenste sturing van de ‘Andere Over- heid’, past bij het decentrale externe veilig- heidsbeleid een overheveling van middelen naar o.a. het Gemeentefonds, het finan- cieel belonen van samenwerking en het leveren van extra prestaties. Daar zal uiteraard als tegenprestatie een verplichte publieke verantwoording (inhoudelijk en financieel) voor de beleidsuitvoerende diensten tegenover staan. De werkelijk- heid is nu helaas juist tegenovergesteld. BOTER BIJ DE VIS Een eenvoudige rekensom illustreert dat er een enorme kloof gaapt tussen tussen beleidsdoelen en ambities van het veilig- heidsbeleid en de mogelijkheden om deze te realiseren Er is namelijk slechts 20 mil- joen euro per jaar beschikbaar, terwijl er 77 miljoen euro nodig is. Hiervan krijgt de gemeente Almere slechts ca. 0,2% vol- gens het huidige provinciale uitvoerings- programma en maximaal 0,75% volgens de programmafinanciering tot en met 2010. Als de middelen voor uitvoering zó beperkt zijn, dan moeten ambities bijge- steld stellen of gefaseerd worden! Helaas is onze belangenbehartiger – de VNG – begin 2005 overstag gegaan en heeft zij ingestemd met een voorzetting van deze inefficiënte en indirecte financiering van wettelijk verplichte taken. Uit een onderzoek naar de organisato- rische consequenties voor de provincie Flevoland en de Flevolandse gemeenten van de nieuwe taken op gebied van externe veiligheid, blijkt dat structureel 8,1 fte per jaar is benodigd. Opmerkelijk is dat 80 à 90% van deze extra bestuurslasten liggen in het beleidsveld ruimtelijke ordening. STAND VAN ZAKEN IN ALMERE Natuurlijk heeft alle ‘aandacht’ in de Almeerse uitvoeringspraktijk tot andere opvallende punten geleid: Negatief: 1. Onduidelijkheid: er is meer onduide- lijkheid dan duidelijkheid. Illustratief hiervoor is de enorme lijst met FAQ’s over het Bevi op de website van Infomil. 2. Verhoging van de plankosten en proce- duretijd voor ruimtelijke plannen. Dit is des te moeilijker te verteren in een tijd van bezuinigingen. 3. Onvoldoende afstemming in ICT-tech- niek: invullen (landelijke) risicoregister moet met de hand, terwijl de informatie grotendeels in het Almeerse Integraal Milieu & Veiligheidssysteem (IMVS) zit! 4. Onvoldoende inzicht in kostencompo- nent externe veiligheidsmaatregelen. 5. De niet of nauwelijks beïnvloedbare kant door de gemeente van de zeer effectieve risicoreductie aan de bron voor doorgaand transport (weg, buis, water en spoor). Positief: 1. Doorwerking externe veiligheid in de ruimtelijke ordening staat nu echt op de agenda! 2. Het maken van heldere afwegingen tussen de absolute en niet onderhandel- bare norm voor het plaatsgebonden risico en de onderhandelbare veiligheidsindicator het groepsrisico. 3. Ontstane inzichten (d.m.v. een denk- model) in de mogelijkheden voor een optimale afstemming (‘knoppen’) van stedelijke ontwikkeling en externe veiligheid. 4. Aandacht voor juridische vertaling van het technische deel van de verantwoor- ding rondom externe veiligheid in het bestemmingsplan. 5. Sterk verbeterde samenwerking (m.b.v.

Transcript of Artikel in tijdschrift externe veiligheid

Page 1: Artikel in tijdschrift externe veiligheid

externe veiligheid nummer 3 | september 2005 9

Ervaringen met Bevi vanuit de gemeente AlmereRecht op duidelijkheid en boter bij de visGert-Jan van de Bovenkamp schrijft dit artikel op persoonlijke titel.

Jammer dat met het vertrek van de voormalige minster van VROM de Boer het foeilelijke woord onthaasting (het mooiere traagheid vloekt waarschijnlijk te opzichtig met het vooruit-gangsdenken) als ‘democratische vernieuwer’ geen blijvertje is gebleken binnen dit departement.

ing. Gert-Jan van de Bovenkamp

Adviseur milieu en stedelijke ontwikkeling

Specialisme externe veiligheid

Gemeente Almere

OVERSCHATTING VAN DE VOOR-

DELEN VAN DE BELEIDSVERNIEU-

WING OP GEBIED VAN EXTERNE

VEILIGHEID

Waarom deze opening? In het 1e nummer van dit tijdschrift antwoordde 86% van de respondenten het oneens te zijn met de stelling: “Meer wetgeving op gebied van externe veiligheid is noodzakelijk voor een veiliger situatie”. Eén van de bewe-ringen is treffend: “Wetgeving dient zich niet te richten op nieuwe complexe nor-men (met vele uitzonderingen en inter-pretatiemogelijkheden die vervolgens vragen om allerlei nog uitgebreidere toe-lichtingen en formats), maar veel meer op een verplichting tot samenwerking van de betrokkenen in de veiligheidsketen.” Vrij vertaald naar de woorden van de Gemengde Commissie Gevaarlijke stoffen/risicobeleid, de Algemene Reken-kamer en de VROM-raad/Raad voor Verkeer en Waterstaat: Verminder stape-ling van incidentgedreven beleidsinitia-tieven, verbeter de beleidsuitvoering en beperk hiermee een (te) grote beleidslast bij de uitvoerders.

SAMENWERKING IN GEBONDENHEID

MET EEN FOCUS OP BELEIDSUIT-

VOERING

Echte bestuurlijke en culturele vernieuwing op gebied van externe veiligheid hebben naar mijn mening als sleutelwoorden samenwerking en communicatie. Conform

de gewenste sturing van de ‘Andere Over-heid’, past bij het decentrale externe veilig-heidsbeleid een overheveling van middelen naar o.a. het Gemeentefonds, het finan-cieel belonen van samenwerking en het leveren van extra prestaties. Daar zal uiteraard als tegenprestatie een verplichte publieke verantwoording (inhoudelijk en financieel) voor de beleidsuitvoerende diensten tegenover staan. De werkelijk-heid is nu helaas juist tegenovergesteld.

BOTER BIJ DE VIS

Een eenvoudige rekensom illustreert dat er een enorme kloof gaapt tussen tussen beleidsdoelen en ambities van het veilig-heidsbeleid en de mogelijkheden om deze te realiseren Er is namelijk slechts 20 mil-joen euro per jaar beschikbaar, terwijl er 77 miljoen euro nodig is. Hiervan krijgt de gemeente Almere slechts ca. 0,2% vol-gens het huidige provinciale uitvoerings-programma en maximaal 0,75% volgens de programmafinanciering tot en met 2010. Als de middelen voor uitvoering zó beperkt zijn, dan moeten ambities bijge-steld stellen of gefaseerd worden! Helaas is onze belangenbehartiger – de VNG – begin 2005 overstag gegaan en heeft zij ingestemd met een voorzetting van deze inefficiënte en indirecte financiering van wettelijk verplichte taken.

Uit een onderzoek naar de organisato-rische consequenties voor de provincie Flevoland en de Flevolandse gemeenten van de nieuwe taken op gebied van externe veiligheid, blijkt dat structureel 8,1 fte per jaar is benodigd. Opmerkelijk is dat 80 à 90% van deze extra bestuurslasten liggen in het beleidsveld ruimtelijke ordening.

STAND VAN ZAKEN IN ALMERE

Natuurlijk heeft alle ‘aandacht’ in de

Almeerse uitvoeringspraktijk tot andere opvallende punten geleid:

Negatief:1. Onduidelijkheid: er is meer onduide-

lijkheid dan duidelijkheid. Illustratief hiervoor is de enorme lijst met FAQ’s over het Bevi op de website van Infomil.

2. Verhoging van de plankosten en proce-duretijd voor ruimtelijke plannen. Dit is des te moeilijker te verteren in een tijd van bezuinigingen.

3. Onvoldoende afstemming in ICT-tech-niek: invullen (landelijke) risicoregister moet met de hand, terwijl de informatie grotendeels in het Almeerse Integraal Milieu & Veiligheidssysteem (IMVS) zit!

4. Onvoldoende inzicht in kostencompo-nent externe veiligheidsmaatregelen.

5. De niet of nauwelijks beïnvloedbare kant door de gemeente van de zeer effectieve risicoreductie aan de bron voor doorgaand transport (weg, buis, water en spoor).

Positief:1. Doorwerking externe veiligheid in de

ruimtelijke ordening staat nu echt op de agenda!

2. Het maken van heldere afwegingen tussen de absolute en niet onderhandel-bare norm voor het plaatsgebonden risico en de onderhandelbare veiligheidsin dicator het groepsrisico.

3. Ontstane inzichten (d.m.v. een denk-model) in de mogelijkheden voor een optimale afstemming (‘knoppen’) van stedelijke ontwikkeling en externe veiligheid.

4. Aandacht voor juridische vertaling van het technische deel van de verantwoor-ding rondom externe veiligheid in het bestemmingsplan.

5. Sterk verbeterde samenwerking (m.b.v.

Page 2: Artikel in tijdschrift externe veiligheid

10 externe veiligheid nummer 3 | september 2005

werkafspraken) tussen milieu (vergun-ning-verlening/handhaving), ruimte-lijke ordening, verkeer en vervoer en de lokale/regionale Brandweer onder bege-leiding van een ‘gids’: de ‘adviseur milieu en stedelijkeontwikkeling.’

6. Kennis- en ervaring delen binnen provincie Flevoland via het project Ruimtelijke ordening en veiligheid uit het PUEV-1.

7. Instrumentontwikkeling gemeente: het IMVS en de Almeerse risicokaart op intranet. Een personendichtheidregister staat op ons verlanglijstje.

8. Aandacht voor (preventieve) risico -communicatie als effectief en beproefd instrument mede hierdoor in beweging gezet.

ER ZIJN NOG VEEL ZAKEN NIET

DUIDELIJK. HIERONDER VOLGT EEN

AANTAL VOORBEELDEN GEBASEERD

OP PERSOONLIJKE ERVARINGEN:

BEVI:• Er blijken verschillende inzichten tus-

sen het ministerie van VROM en Infomil te bestaan getuige de verschil-lende antwoorden op de vraag: Is een tankstation waarvan de feitelijke door-zet < 1.500 m3 bedraagt (niet vastge-legd in de bestaande Wm-vergunning) nu een categoriale inrichting?

• Verschillende antwoorden van ervaren opstellers van QRA’s op: de wijze van omgang met verblijftijdcorrectie en wijze van inventarisatie van personen-dichtheden.

• Verschillen in uitkomsten van reken-modellen van QRA’s. In Almere heeft een tankstation op basis hiervan een vergunning gekregen voor een LPG-doorzet tot 5.000 m3/jaar. Volgens BEVI is bij toepassing van tabellen sprake van een niet urgente sanering!

• Illustratief is ook het ontbreken van praktijkvoorbeelden van de verantwoor-ding van het groepsrisico voor cate-goriale inrichtingen in zowel de concept Handreiking als op de website www.groepsrisico.nl.

Circulaire RNVGS:• Geen actueel beeld van de aard/om-

vang van het huidige transport van gevaarlijke stoffen in Almere/de regio en al helemaal geen betrouwbare toe-komstprognoses van Rijkswaterstaat (alleen voor het spoor!), toch één van de ingrediënten voor het überhaupt kunnen maken van risico-analyses. Hierop moet letterlijk en figuurlijk gebouwd kunnen worden!

• Onduidelijkheid over de wijze van toepassing van vuistregels.

• De uitkomsten van risico-analyses worden sterk bepaald door de wijze van personen-dichtheidbepaling terwijl hier-in juist de grootste onzekerheid in zit.

• Opvolger van rekenmethodiek IPORBM, RBMII gelanceerd en gepro-moot terwijl het niet werkt.

• Verschil tussen informatievoorziening vanuit departement van V&W en die vanuit VROM: geen nadere toelichting (behalve website RBMII) op circulaire van Rijkswaterstaat.

• Heeft mede geleid tot extra aandacht in Almere voor buisleidingendossier!

Ik nodig het ministerie van VROM dan ook van harte uit om op korte termijn de huidige verdeelsleutel van de programma-financiering (slechts gebaseerd op aantal inrichtingen) aan te passen! Verder stelt de gemeente Almere zich per direct beschikbaar, om in het kader van een praktijk gerichte pilot van het programma ‘Een andere overheid’, vanaf morgen con-creet uitvoering te geven aan deze kabi-netsopdracht. Als onderdeel van het pro-gramma een andere overheid, verwacht het rijk van zijn ambtenaren dat zij deze competenties gaan bezitten. Ik vind dat wij al gemeente ambtenaren al goed op deze koers zitten en doe zo een ludiek appel om daad bij woord te voegen.

Recht op duidelijkheid, traagheid en boter bij de vis. Ook beleidsmakers hebben recht op duidelijkheid. Daarom hebben wij waardering voor de bovenstaande bij-drage waarin de heer Van de Bovenkamp zijn ervaringen met het BEVI schetst. Inderdaad: alleen van wetgeving is geen walhalla te verwachten. Het ministerie van VROM is zich er terdege van bewust dat het geheim van een hecht en soepel functionerend externe veiligheidsbeleid ligt in het laatste woordje: beleid. Als alle personen die zich op lokaal en boven-lokaal niveau bezighouden met het schep-pen van voorwaarden voor een veiliger leefomgeving dat met beleid en in goed overleg doen, is er al veel gewonnen. Vandaar dat het ministerie van VROM bij de voorbereiding van het BEVI veel tijd en energie (traagheid!) heeft gestoken in overleg met vertegenwoordigers van gemeenten en provincies en veel werk

maakt van de voorlichting over de nieuwe regelgeving. Het ministerie zal dat blijven doen vanuit het besef dat niet de regelge-ving zelf tot meer veiligheid leidt maar de uitvoering daarvan door gemeenten en provincies. Signalen uit die uitvoerings-praktijk moeten kunnen leiden tot bijstel-ling van ingezette koers wanneer die niet effectief of efficiënt blijkt te zijn. Zo wordt gewerkt aan: 1. verbetering van de eenduidigheid van

berekening bij risicoanalyses; 2. vermindering van het technocratische

karakter door berekeningen zoveel mogelijk te vervangen door standaard afstanden en tabellen;

3. verdere verbetering van de ICT-techniek bij het register van risicovolle situaties en

4. afstemming van externe veiligheid bij inrichtingen en transport.

Uiteraard zijn er ook randvoorwaarden

waaraan moet worden voldaan bij het formuleren van landelijk beleid:• Europese regelgeving: het BEVI strekt

onder meer ter uitvoering van artikel 12 van de Seveso II-richtlijn; wetgeving is dus onontkoombaar;

• De binnen het kabinet beschikbaar gestelde financiële middelen voor exter-ne veiligheid; daarom is de sanerings-opgave beperkt tot kwetsbare objecten binnen de risicocontouren 10-5 en 10-6 per jaar.

In 2008 wordt de huidige programma-financiering opnieuw tegen het licht gehouden. Dan zal de verdeling van de financiële middelen opnieuw worden bezien met het oog op de structurele middelen voor externe veiligheid die gemeenten en provincies vanaf 2010 via het Gemeente- en het Provinciefonds zullen ontvangen.

Regelgeving leidt niet tot meer veiligheid, uitvoering daarvan door gemeenten en provincies wel!

Reactie van Taco Kooistra en Wim Sprong van de directie Externe Veiligheid van het Ministerie van VROM