Architectuur Lokaal #71

24
Lente 2010 #71 Wethoudersestafette Delfzijl - Doetinchem Architectuur van de scouting Vinkhuizen Groningen

description

met onder andere: Van Van der Molen naar Drenth Delfzijl krimpt, maar wethouder Van der Molen ziet dat als een kans om een aantal zaken grondiger aan te pakken dan voorheen. Hoe ziet zijn collega Drenth dat in Doetinchem? De architectuur van de scouting Wie denkt dat de clubhuizen van padvinders nog altijd bestaan uit bouwvallige keten en lekkende hutten heeft het verkeerd. Architecten hebben zich in heel Nederland op de opgave gestort. Met spannende resultaten. Witte woonparel in de zon In deze nieuwe rubriek kijkt een opdrachtgever terug op een pas gerealiseerd project. In dit nummer: woongebouw Prisma in Groningen van NL Architects. Stralende hoogbouw in een wederopbouwwijk.

Transcript of Architectuur Lokaal #71

Page 1: Architectuur Lokaal #71

Lente 2010 #71Wethoudersestafette Delfzijl - DoetinchemArchitectuur van de scoutingVinkhuizen Groningen

Page 2: Architectuur Lokaal #71

2 Architectuur Lokaal #71

Redactioneel

COLOFON

ARCHITECTUUR LOKAAL verschijnt 4x per jaarTussen de Bogen 181013 JB Amsterdam020 530 40 [email protected]

REDACTIEHoofdredactie: Cilly JansenEindredactie: Indira van ’t KloosterRedactie & productie: Margot de Jager

VORMGEVINGjoseph plateau, Amsterdam

DRUKDie Keure, Brugge

OPLAGE6500

ISSN1385-0482

FOTO OMSLAGGerco de Ruijter, Zonder titel, Joure, 2009

ABONNEMENTEen abonnement op dit tijdschrift is kosteloos verkrijgbaar op aanvraag. Nog beschikbare nummers uit eerdere jaargangen zijn tegen verzendkosten te bestellen bij ArchitectuurLokaal. Alle eerdere uitgaven staan ook als pdf op www.arch-lokaal.nl

Hondenbaan

Als dit de 71e uitgave van ons kwartaaltijdschrift is, dan moetArchitectuur Lokaal bijna 18 jaar aan het werk zijn - vooral voor depublieke opdrachtgevers. De eerlijkheid gebiedt, het is een beetjekorter, we hebben er een enkel themanummer bij gesmokkeld. Datdoen we bij dit nummer ook: u ontvangt tegelijk nummer 72. Datgeeft een impressie van de praktijk van het opdrachtgeverschap inhet afgelopen jaar, zoals we die vanuit Architectuur Lokaal hebbenmeegemaakt. Ook interessant voor alle ‘nieuwkomers’, die zo kenniskunnen maken met de uiteenlopende opgaven, voorbeelden, missersen successen. Elke vier jaar verandert onze doelgroep. Bestuurdersen raadsleden komen en gaan, het tussentijds verloop wordt steeds

groter. Na het eerste jaar van de afgelopen raadsperiode, zo gingen we in 2007 na, hadal 10% van de bestuurders de lokale politiek verlaten; de VNG constateert dat na vierjaar 40% is verdwenen. Dat het verloop ook steeds sneller gaat, blijkt bijvoorbeeld uithet voornemen van een van de nieuwe Amsterdamse stadsdeelraadsleden. Zij liet nogvoor haar beëdiging weten, slechts één jaar te zullen aanblijven. Niemand kijkt ervanop. Toch is ruimtelijke ordening –in hoge mate een lokale zaak– steeds complexergeworden. Zo constateerde Hans Andersson, oud-lid van de raad van toezicht van hetStedelijk Museum in datzelfde Amsterdam, dat de nodige kennis voor de uitvoering vangrote bouwprojecten ontbreekt bij de gemeente Amsterdam. En ambtelijke projectlei-ders zitten klem tussen de wethouder en de aannemer. De gemeente zou zich op de aan-besteding moeten richten, professionals op de uitvoering. Gebrek aan bestuurlijke conti-nuïteit maakt het allemaal niet makkelijker. Daar zijn we niet gerust op, ruimtelijkeordening is óók een zaak van lange adem. Het gaat om visies en ambities die verder rei-ken dan vandaag of morgen. 'Het is een hondenbaan, maar hoe langer je het doet, hoeleuker het wordt', aldus een wethouder die meedeed aan de enquête die we aan het ein-de van elke raadsperiode houden. Wie nog even blijft kan op ons rekenen. In het vol-gende tijschrift alvast extra: de onderzoeksresultaten, met alle ervaringen van debestuurders die de afgelopen jaren als publiek opdrachtgever zijn opgetreden.

Cilly Jansen, directeur Architectuur Lokaal

foto: BLINKfotografie

Architectuur Lokaalis het landelijke kenniscentrum voor cultureel opdrachtgever-schap en architectuurbeleid. Vanuit een onafhankelijke positieleggen wij verbindingen tussen partijen die bij de bouwbetrokken zijn. Voor opdrachtgevers als gemeenten, woning-corporaties en projectontwikkelaars verzorgen wij excursies,discussies en andere programma’s op maat. Terugkerende thema’s zijn de culturele betekenis van het opdrachtgeverschapen het belang van de samenwerking tussen opdrachtgever enontwerper. Architectuur Lokaal beheert het Steunpunt Archi-tectuuropdrachten & Ontwerpwedstrijden, dat uitschrijversvan architectuuropdrachten en prijsvragen behulpzaam is bijde selectie van ontwerpers en projectontwikkelaars.

Page 3: Architectuur Lokaal #71

Opgaven De architectuur van de scouting Wie denkt dat de clubhuizen van padvinders nog altijd bestaan uit bouw-vallige keten en lekkende hutten heeft het verkeerd. Architecten hebbenzich in heel Nederland op de opgave gestort. Met spannende resultaten.Ed van Gent

3Architectuur Lokaal #71

Inhoudsopgave

Lokaal MondiaalHarry den Hartog

Regie‘Hier ontstaat een nieuwe samenleving’Jacqueline Tellinga werkt aan de uitvoering van het programmaparticulier opdrachtgeverschap in Almere. ‘De lobby van deinstitutionele bouwers is in Nederland onverminderd sterk.’Dirk Bergvelt

Ruimtelijke ordening in formatietijdDe gemeenteraadsverkiezingen gingen dit jaar overwegend over veiligheid, religie, samenhang en zorg. Maar waaroveronderhandelen de partijen op het gebied van ruimtelijke plannen?Dorine van Hoogstraten

Opgavenrisicovol, maar noodzakelijk In Delft komt op initiatief van de gemeenteraad een stadsbouw-meester. Tijdens een debat in het architectuurcentrum lopen degemoederen hoog op als zijn mogelijke taken worden besproken.Indira van ‘t Klooster

Contrast in compact NederlandSteeds duidelijker zien ontwerpers en opdrachtgevers dat desuburbanisatie van Nederland niet langer zo door kan gaan.Verdichten en intensiveren is niet alleen onontkoombaar, hetbiedt ook kansen.Pieter Winters

De architectenbranche weinig tranparantDe metro Oostlijn in Amsterdam kende een goed verlopenarchitectenselectie na een ongebruikelijke procedure. Frank vanSloun van het Ingenieursbureau Amsterdam (IBA) legt uit hoehet in zijn werk ging.Michel Geertse

PraktijkBalans van de stedenbouwStedenbouwkundige plannen worden ook door architecten enlandschapsarchitecten gemaakt. Is de positie van de Nederlandsestedenbouw inderdaad verzwakt, zoals je vaak hoort zeggen? Hans van Rossum

Regionale stedenbouw in Midden HollandIn opdracht van het Stimuleringsfonds voor Architectuur orga-niseerde een aantal architectuurcentra een debat over de rol vande stedenbouw. Ook in Gouda stond het onderwerp op de agenda.Mark Hendriks

This side up?Allard Schröder

Foto omslagFriesland is in landschappelijkopzicht heel divers. Dat bleek weltoen via de website van AtelierFryslân (werkplaats voor ruimtelijkekwaliteit) bewoners en gebruikersvan het Friese landschap werdenopgeroepen aan te geven welke plekze liefhebben of juist storend vinden.In 2009 fotografeerde Gerco deRuijter een aantal van deze aange-geven plekken met behulp van een

aan een vlieger bevestigde camera. De serie die zo is ontstaanwas onder de titel Uitgesproken Plekken te zien in het FriesMuseum Leeuwarden. De foto’s zijn nu gebundeld in het boekToevallig Landschap met tekstbijdragen van Peter Delpeut enPeter de Ruyter. Gerco de Ruijter, Toevallig Landschap,Franeker, Uitgeverij Van Wijnen, ISBN 978 90 51943900, € 19,50Voor de cover van Architectuur Lokaal stelt telkens een andere(architectuur)fotograaf zijn mooiste archieffoto ter beschikking

Regie Van Van der Molen naar DrenthDelfzijl krimpt, maar wethouder Van der Molen ziet dat als een kans om een aantal zaken grondiger aan te pakken dan voorheen. Hoe ziet zijn collega Drenth dat in Doetinchem?Roel van der Molen

OpgavenWitte woonparel in de zonIn deze nieuwe rubriek kijkt een opdrachtgever terug op een pas gereali-seerd project. In dit nummer: woongebouw Prisma in Groningen van NLArchitects. Stralende hoogbouw in een wederopbouwwijk.Kees de Graaf

18

04

05

10

12

16

20

22

23

24

08

14

Page 4: Architectuur Lokaal #71

4 Architectuur Lokaal #71

Lokaal Mondiaal

Haibao, de mascotte van de World Expo 2010, isontworpen op basis van het Chinese karakter ’ ’(rén), dat 'mens' betekent. De mens staat centraalin de Volksrepubliek. Het ’ ’ karakter is alom-tegenwoordig, variërend van de nationale munt(Rénmínbì) tot Shanghai's centrale People'sSquare (Rénmín Guangchang).

Bovenop de is een plukje haar geplakt dat aanKuifje doet denken. De kleur blauw roept anderestriphelden in gedachten, maar verwijst ondermeer naar de zee. Het Chinese woord haibao bete-kend namelijk ’geschenk van de zee’, wantShanghai is net als een groot deel van Nederlandop de zee gewonnen.

Beide armpjes verwelkomen de wereld om devooruitgang te bewonderen. Haibao is ambassa-deur van de wereldtentoonstelling met als themaBetter City, Better Life. Haibao staat op vele dui-zenden billboards, vooral op bouwplaatsen. Opstraat wordt hij/zij verkocht in pluche, als button,

als sleutelhanger, etcetera. Bij overheidsgebouwen,ziekenhuizen en scholen staat Haibao levensgrootals standbeeld opgesteld. Op liften, bussen en intaxi's zijn stickers geplakt. In de bakkerij zijn taar-ten met dezelfde vorm en kleur verkrijgbaar. Zelfsin het kleinste gehucht, meer dan honderd kilome-ter voorbij de stadsgrens, kom je Haibao tegen.

De eerste keer dat ik Haibao ontmoette moest ikmeteen denken aan een bekend Nederlandsschoonmaakmiddel. Dat komt omdat Haibao voormij symbool staat voor de rigoureuze schoonveeg-operatie die aan de Expo vooraf gaat. 's Nachtshoor ik de dieselmotoren gonzen van de mannendie de straat systematisch opbreken en vervolgensbetegelen met natuursteen. De rijbaan wordtopnieuw geasfalteerd. Niet alleen in deze straatmaar in alle straten. Gevels worden gewassen ofgeverfd. Bouwvallige buurten worden afgebrokenof 'verstopt' achter schotten, beplakt met een vrien-delijk lachende haibao in verschillende poses.

Shanghai wil een 'beschaafde' stad zijn. Wat nietin dit stadsbeeld past, wordt weggepoetst. China'snieuwe middenklasse is trots op de vooruitgang enlaat zich graag met Haibao fotograferen. Maar demensen die achter de schotten wonen, staan voor-alsnog buiten spel. Voor hen is Better City, BetterLife een toekomstdroom.

Harry den Hartog woont een deel van het jaar inChina. Hij bericht in 2010 over architectuur enopdrachtgeverschap in China. Momenteel werkthij aan een boek over new towns en de verstedelij-king van het platteland rond Shanghai.

Schotten met Haibao verbergen slooprijpe volksbuurt

Haibao in Songjiang

Achter de schotten

Voorjaars-schoonmaak

˘ ˘

Page 5: Architectuur Lokaal #71

5Architectuur Lokaal #71

Regie

Interview > Tekst: Dirk Bergvelt > Beeld: Maarten van Schaik

De zaterdagmiddag voor de raadsverkiezingen zijner veel mensen op straat in het centrum van Almere.Ideaal om te folderen. Terwijl alle partijen hun bestdoen in de aarzelende februarizon, gaat het op demarkt bij het stadhuis over mango’s en kaas. Vlakvoor het stadhuis ontstaat een oploop rond burge-meester Jorritsma en wethouder Duivesteijn. Ookdit is een markt, hier begint de verkoop van kavelsvan Homeruskwartier Centrum. Het moet ook destart zijn van een nieuwe vorm van stedenbouw,waarbij het gebied wordt ingevuld door bewoners,ondernemers en architecten. Jacqueline Tellinga iserbij, uiteraard, want zij gaf het ontwikkelconcepthanden en voeten.

In Homeruskwartier Centrum gaat het straks draaien om bouwgroepen,combinaties van drie of meer huishoudens die samen een pand bouwen.Tellinga: ‘Een bouwgroep is simpelweg de voorloper van een vereniging vaneigenaren. Het hoeft niets te maken te hebben met ideologie of met groeps-wonen. Het is net als al die andere VVE’s in Nederland, met het verschil dathier bewoners het pand ook zelf bouwen’. De VVE gaat behalve over dewoningen ook over de voorzieningen op de begane grond. Dat zoiets mogelijkis, werd aangetoond in de Zuid-Duitse stad Tübingen. Daar maakten bouw-groepen in de jaren negentig na het vertrek van het Franse leger een nieuwstadsdeel. Almere heeft uitgebreid contact met Tübingen. Tellinga: ’Wij zijnvooral gecharmeerd van het levendige karakter van de nieuwbouw inTübingen. Het werd geen monofunctionele woonwijk, maar een gevarieerdstedelijk gebied. Ongeveer zoals we ons het centrum van Homeruskwartiervoorstellen. Uiteraard kan je een Duitse aanpak hier niet één op één kopiëren,maar de belangrijkste ingrediënten nemen we over. Dat zijn de bouwgroepen,de hoge dichtheid en het principe dat op straatniveau winkels of anderevoorzieningen komen.’

Voor Jacqueline Tellinga bevestigen de ervaringen in Tübingen dat een stadkan groeien uit het samenspel tussen lokaal bestuur en bewoners. Eigenlijk iser niets nieuws onder de zon. Al jaren geleden raakte zij geïnspireerd door deAmsterdamse binnenstad, die burgers zelf bouwden op basis van een paarheldere stedenbouwkundige uitgangspunten. ‘We hebben bouwgroepen nodigomdat er in het centrum van Homeruskwartier verschillende woningen

‘Hier ontstaat een nieuwe samenleving’

Page 6: Architectuur Lokaal #71

6 Architectuur Lokaal #71

Page 7: Architectuur Lokaal #71

7Architectuur Lokaal #71

Regie

boven elkaar komen. Dat kan alleen met een groep opdrachtgevers. InTübingen is gebleken dat architecten een stimulerende rol kunnen spelen bijhet vormen van die bouwgroepen. Bewoners vinden elkaar via het concept ofde persoon van de architect. Daarom hebben we architecten uitgenodigd ombij de start van de verkoop hun eigen maquette mee te nemen en die in tepassen in de grote maquette van de wijk als geheel. Je ziet direct een veelgevarieerder beeld ontstaan dan bij een traditionele, door ontwikkelaars ge-stuurde aanpak. Voor ons is dit de start van een nieuwe vorm van stedenbouwwaarbij we verwachten dat architecten een drijvende kracht gaan vormen.’

Op deze zaterdag is het kabinet een paar dagen demissionair. Toch komtMeindert Smallenbroek, directeur Stad en Bouw bij het Ministerie van VROM,naar Almere om de gebeurtenis mee te maken. De afgetreden minister Vander Laan is nu niet meer in staat om de beloofde impuls aan particulieropdrachtgeverschap waar te maken. Dat is een kink in de kabel, maarSmallenbroek heeft een positieve boodschap. Hij verwacht dat het ministeriewel degelijk gaat aanhaken bij de beweging die in Almere op gang komt.Uiteraard is Jacqueline Tellinga daar blij mee. ‘Maar het wordt ook tijd. Totdusver heeft het ministerie het belang van zelf bouwen vooral met de mondbeleden. De lobby van de institutionele bouwers is in Nederland onvermin-derd sterk. Kijk maar naar de crisismaatregelen van het kabinet om dewoningbouw op gang te houden. Die zijn helemaal gericht op de belangenvan projectontwikkelaars, woningcorporaties en grote bouwbedrijven. Hierin Almere wordt gewerkt aan een andere bouweconomie. Die blijkt in dezecrisistijd veel meer levensvatbaar dan de grootschalige bouw. Maar je vindtdat niet terug in de lobby- en congrescultuur waar bouwend Nederland elkaarvoortdurend tegenkomt. Onze individuele opdrachtgevers en kleine bouw-bedrijven hebben daar geen tijd voor, die zijn bezig met het echte leven.’

De start van het centrumplan Homeruskwartier valt middenin het meer-jarenprogramma IkbouwmijnhuisinAlmere, dat begon in 2006 en nog zaldoorlopen tot 2014. Hierbij heeft de gemeente nu 1500 kavels uitgegeven,waarvan bijna tweederde is verkocht. Daarmee bereikt het zelf bouwen inAlmere een voor Nederland ongekende schaal. Tellinga: ‘Deze ervaringmaakt het ons mogelijk om allerlei mythes door te prikken. Bijvoorbeeld, datbouwen alleen iets zou zijn voor mensen met hoge inkomens. Een bijstands-uitkering is inderdaad onvoldoende basis, maar zodra je een regelmatiginkomen hebt, is het mogelijk om je eigen huis te bouwen. Verder wordtgedacht dat er een belangrijke cultuuromslag nodig is. Daar hebben particu-liere bouwers weinig last van, voor het gemeentelijk apparaat klopt het echterwel degelijk. Inmiddels hebben wij hier pionierswerk gedaan, we moestenallerlei praktische kennis ontwikkelen. In onze verkoopbrochure vind je hetterug op een paar pagina’s. Het is overzichtelijk geworden, met een A4 overparkeren en de belangrijkste bouwregels samengevat in 23 punten.Bedrieglijk simpele dingen waar veel denkwerk in zit. Dat wiel hebben wezelf moeten uitvinden. Het zou goed zijn als er een onafhankelijk onderzoekkomt naar de kosten en baten van onze aanpak. Dat zie ik met vertrouwentegemoet. Een ander vooroordeel betreft Almere als geheel. De media brengenAlmere vaak in verband saai, eenvormig, en op dit moment vooral met de

Partij voor de Vrijheid. Maar ons bouwprogramma laat een ander gezichtvan Almere zien, onze sterke multiculturele middenklasse. Ondernemendemensen met allerlei verschillende achtergronden grijpen hier de kans en makenhun eigen huis. Hier ontstaat een nieuwe samenleving. Deze democratiseringvan het bouwen is in Almere een zaak van opdrachtgevers die veelal geenaffiniteit met unieke architectuur heeft, en scherp op de kosten let. Veel van hengaan in zee met catalogusbouwers, architecten moeten bij onze kavelkopersmet een overtuigend verhaal komen. In het centrumgebied van Homerus-kwartier hebben we een appèl gedaan op architecten om met voorbeeld-uitwerkingen te komen. Zij kunnen de rol van ontwikkelaar overnemen doorbouwgroepen te werven en te begeleiden.’Jacqueline Tellinga werkt in het Homeruskwartier nauw samen met de makersvan het stedenbouwkundig ontwerp van de wijk, Floris Alkemade en ArtZaaijer van OMA. ‘De bijdrage van hun plan is essentieel, de gemeentelijkeregie loopt vooral via het stedenbouwkundig ontwerp. Stedenbouwkundigerandvoorwaarden zijn voor ons beter te handhaven dan bijvoorbeeld welstandsregels. In feite creëren wij als gemeente de randvoorwaarden zodatde mensen zelf invulling aan hun woonomgeving kunnen geven. Op dezemanier bieden wij ruimte aan een veelvoud van initiatieven. De initiatievenvan onderop vormen daarmee de invulling van het stedenbouwkundig plan.Het grote verschil is dat de nadruk niet meer ligt op sturing onderweg, maarop het vooraf bieden van duidelijkheid. Daarom zijn de verkoopbrochuresen kavelpaspoorten zo belangrijk; geen promotiemateriaal, maar een helderebeschrijving van de wijkontwikkeling, en een verkavelingplan dat rechts-zekerheid biedt. Dát is het kader, daarbinnen geef je het uit handen. Dit vergteen opvatting over de ontwikkeling van de wijk, waarbij wij ons telkens ookopnieuw de vraag stellen waar de individuele vrijheid ophoudt en het collectieve belang begint. Het stelt nieuwe en innovatieve eisen aan hetgemeentelijk apparaat. We kunnen ons nu niet langer meer verschuilen achter een ontwikkelaar, of ons in een publiek-private samenwerking op deachtergrond houden.’ ‘Wie gaat kijken in Homeruskwartier zal zien dat slechts twee jaar na ‘startverkoop’ al duidelijk wordt dat een andere organisatie van de stedenbouw enhet opdrachtgeverschap leidt tot een andere, menselijke vorm van stadsont-wikkeling. Ook laat dit bouwprogramma een ander gezicht van Almere zien,onze sterke multiculturele middenklasse’.

InformatieJacqueline Tellinga is projectmanager van het Homeruskwartier, gemeente AlmereHomeruskwartier Centrum Zelf Bouwen, gemeente Almere, 2010Meerjarenprogramma IkbouwmijnhuisinAlmere 2010-2014, gemeente Almere, 2010www.ikbouwmijnhuisinalmere.nl

‘Ons bouwprogramma laat een ander gezicht van Almere zien, namelijk onze sterke multiculturele middenklasse.’

Page 8: Architectuur Lokaal #71

8 Architectuur Lokaal #71

Regie

Van Van der Molen naar Drenth

Delfzijl ziet krimp als kans

Wethoudersestafette > Tekst: Roel van der Molen > Beeld: gemeente Delfzijl

De vraag van wethouder Polderman van Vlissingen luidde: ‘MinisterVan der Laan heeft krimp én toekomstige krimp op de politieke agendagezet. Grote steden zijn jarenlang terecht geholpen met miljoenen voorstadsvernieuwing en daar is de neerwaartse trend omgebogen. Deminister heeft dan ook opgeroepen tot solidariteit van de grote stedenmet hun kleine broertjes die nu in de problemen dreigen te komen. Ikben daarom zeer benieuwd hoe de collega’s in Delfzijl de krimp hebbenaangepakt en aanpakken. En of zij enige solidariteit van hun grotebroer Groningen en de provincie hebben ondervonden?’

Dat minister Van der Laan heeft aangegeven datsteden solidair moeten zijn met het platteland,daar ben ik hartstikke blij mee. Maar het is niet zo,dat we daar op dit moment al veel van merken.Wel ervaren we al heel duidelijk de steun van hetRijk. Vooral nu het ons gelukt is om Delfzijl op deRijksagenda te zetten(1). Anderhalf jaar geledenwas krimp nog synoniem aan Parkstad Limburg,maar door de gezamenlijke inzet van provincie enregio is het gelukt om bij het Rijk duidelijk temaken dat er meer krimpregio’s zijn. Zoiets alssolidariteit gaat niet vanzelf. Dat blijkt wel uit eeneerste reactie van de stad Groningen. Daarin gafzij aan dat in krimpgebieden niet alle voorzienin-gen nodig zijn en dat mensen voor school en zie-kenhuis maar naar de stad moeten komen. NaarGroningen dus. Zo bekeken is het nog geen gelo-

Wethouder Roel van der Molen voor het nieuwe winkelcentrum De Wending

Page 9: Architectuur Lokaal #71

9Architectuur Lokaal #71

Regie

pen race. Om een krimpregio als de onze leefbaarte houden, vind ik dat we juist moeten zorgenvoor een goed voorzieningenniveau. De aanwezig-heid van bijvoorbeeld een theater, een ziekenhuisen goede scholen is van doorslaggevend belangvoor mensen wanneer ze besluiten om zich ergenste vestigen. Gelukkig beschikt Delfzijl over goedebasisvoorzieningen. Bovendien is de gemeenteprachtig gelegen aan de - vorig jaar tot Wereld-erfgoed uitgeroepen - Waddenzee.

Wat ons naast krimp parten speelt is het verle-den. In de jaren zestig was iedereen er van over-tuigd, dat Delfzijl tot een belangrijke industriestadzou uitgroeien met naar verwachting meer danruim 60.000 inwoners. Het vooruitgangsdenken

heerste en daarop vooruitlopend begon de stadmet het bouwen van arbeiderswijken en het slo-pen van dorpen om ruimte te maken voor indus-trieterreinen. Zelfs het historisch centrum is gro-tendeels aan de vooruitgang opgeofferd. Nu wetenwe dat het aantal inwoners nooit boven de 30.000is uitgekomen. In de jaren negentig werd dit goedzichtbaar: er stonden 900 woningen leeg. Om deleegstand tegen te gaan en om in Delfzijl een kwa-liteitsslag te maken, richtte de gemeente samenmet de provincie en woningstichting Acantus deOMD (Ontwikkelingsmaatschappij Delfzijl) op.Toch werd zelfs toen nog in termen van groeigedacht, want weliswaar werden 600 woningenmeer gesloopt dan er leegstonden, daar kwamener 1200 voor terug. Dit geeft aan dat aan het beginvan deze eeuw nog helemaal geen erkenningbestond voor het fenomeen krimp. Dat is nugelukkig heel anders en dat is maar goed ook,want uit onderzoek blijkt dat de bevolkingsdalingde komende jaren verder doorzet.

Een heel bijzonder project in Delfzijl vind ik deherstructurering van de wijk Delfzijl Noord. Ditwas een groot opgezette wijk met rijen arbeiders-woningen en flats. Typische naoorlogse bouw, veelwoningen voldeden niet meer aan de eisen van nuen door de bevolkingsdaling was er veel leegstand.

Vaak wordt in zo’n geval een wijk op basis van debestaande infrastructuur gerenoveerd. Ik ben blijdat we in Delfzijl hebben besloten de hele wijkplat te gooien en ook de infrastructuur te vernieu-wen. Als het dan toch moet, dan maar in één keergoed. De nieuwe wijk is ruim opgezet met veelgroen. Het hart van de wijk bestaat uit een grootpark, waar ruimte is voor wandelaars, maar waarook speeltoestellen voor kinderen en een fitpar-cours voor ouderen komen. Daarnaast is eengroot modern winkelcentrum De Wending opge-zet, dat behalve aan winkels ook onderdak biedtaan appartementen. Dit geheel is ontworpen doorRijksbouwmeester Liesbeth van der Pol. Daaromheen staan gebouwen, waarin onder andereeen islamitisch centrum, een brede school en eenbeschermde woonvorm voor mensen met een ver-standelijke beperking gevestigd zijn. Deze gebou-wen zijn door andere architecten ontworpen,maar voldoen wel aan de beeldkwaliteitsplannenzoals opgesteld voor de gebouwen rond DeWending. Hierdoor krijgt de wijk een prachtige opelkaar afgestemde uitstraling.

Een ander belangrijk gevolg van hoe wij omgaanmet de gevolgen van bevolkingsdaling is de regio-nale samenwerking met onze buurgemeentesonder de naam DEAL (Delfzijl, Eemsmond,Appingedam, Loppersum). De DEAL-gemeentenhebben met de provincie het Pact voor de regioEemsdelta opgesteld. Krimp stopt namelijk niet bijde gemeentegrens. Het TOP-team Krimp was ergenthousiast over onze aanpak en heeft dit ook ineen positief advies aan de minister verwoord (2).Inmiddels heeft het Rijk een substantieel bedragbeschikbaar gesteld, zodat wij de eerste gevolgenvan krimp aan kunnen pakken.

Voor veel gemeenten wordt krimp maar lang-zaam zichtbaar. Doordat gezinnen kleiner wor-den, blijft eerst nog dezelfde hoeveelheid huizennodig en moet in sommige gevallen zelfs bijge-bouwd worden om de gevolgen van gezinsverdun-ning op te vangen. Toch moet je al op dat momentbeleidsmatig ingrijpen. Ik ben benieuwd hoe zedaar in de Achterhoek mee omgaan en dat is danook mijn vraag aan wethouder Peter Drenth vanDoetinchem. Nu zijn in deze regio alle huizen nogbewoond en wordt er nog steeds bijgebouwd, maarhet duurt niet lang meer en dan slaat de krimp ookecht toe in deze regio. Hoe is de planning van dewoningbouw, houden ze al rekening met dekrimp, zijn er regionale afspraken gemaakt?

(1) In opdracht van het Ministerie van VROM heeft hetRegioplan Beleidsonderzoek in 2009 haar verkenning van deRijksagenda voor Krimp en ruimte gepubliceerd.(2) De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en deStaatssecretaris van Binnenlandse Zaken enKoninkrijksrelaties hebben het Topteam Krimp ingesteld. Deopdracht aan het Topteam houdt in het analyseren van knel-punten en kansen, die bevolkings- en huishoudensdaling metzich meebrengen en het formuleren van oplossingsrichtingenen aanbevelingen.

InformatieIn deze rubriek vertelt telkens een andere wethouderover een concrete bouwopgave, een discussie overruimtelijke kwaliteit, een prangend voorbeeld vanverrommeling, een regionale aanpak of iets andersdat actueel is in de gemeente. Elk artikel eindigt meteen concrete vraag aan een wethouder van eenandere gemeente, die in het volgende nummer vanArchitectuur Lokaal het stokje overneemt.Gemeente Delfzijl, www.delfzijl.nl

‘Om een krimpregio als de onze leefbaar te houden, moet het voorzieningenniveau op peil blijven.’

De bouw van woontoren Kadijk maakt ook onderdeel uit van de herstructurering Delfzijl Noord.

Page 10: Architectuur Lokaal #71

In Dordrecht bijvoorbeeld won de lokale partijBeter voor Dordt de verkiezingen, de partij groeidevan 6 naar 15 zetels. Kwesties die te maken hebben met ruimtelijke ordening en architectuurnemen een belangrijke plaats in op het programmavan Beter voor Dordt. Nieuw raadslid Ad vanWensen legt uit waarom de partij ander keuzesmaakt dan het vorige gemeentebestuur. ‘Cruciaalvoor deze verkiezingen was de geplande bouw vandure woningen in de Zuidpolder, een open polder-landschap aan de zuidkant van de stad. Daartegenbestond in Dordrecht veel verzet. Het was debedoeling om de stad met die dure woningen aantrekkelijker te maken voor welgestelden, watbevorderlijk zou zijn voor de lokale economie.Maar er is in de stad meer behoefte aan socialewoningbouw en woningen in het middensegment.Er staan vaak genoeg dure woningen te koop.’Volgens Van Wensen is er in de Stadswerven, een ontwikkelingsgebied tegen de noordkant vande stad, genoeg ruimte voor alle soorten woning-bouw. Over het algemeen vindt Beter voor Dordt dat de

gemeenteraad beter met de mondige stedelingenmoet omgaan. De Welstandscommissie is, zekervoor de toetsing van bouwplannen in de histori-sche binnenstad, heel belangrijk. Maar waaromzou er niet tegelijkertijd advies gevraagd wordenaan buurtbewoners? Dan krijgt het college vanB&W twee adviezen en daar kunnen ze eenbesluit op baseren. Van Wensen: ‘Burgers hebbenvaak het gevoel dat projectontwikkelaars het voor het zeggen hebben in de bouw terwijl naarbuurtbewoners niet wordt geluisterd. Ouderen vanwie de levensstijl verandert, willen niet meer inkleine aanleunwoningen zitten die ontwikkelaarsbouwen, ze willen dat er levensloopbestendige,ruime huizen worden gebouwd. Daar moeten wenaar luisteren.’Ook in Utrecht heeft een flinke politieke ver-schuiving plaatsgevonden, Groen Links werd daar de grootste partij. Pepijn Zwanenberg isgemeenteraadslid voor Groen Links. Ook hij vindt dat bewoners vaker en effectiever bij planvorming betrokken kunnen worden: ‘Tot nutoe was eigenlijk altijd sprake van een top-down

10 Architectuur Lokaal #71

Opgaven

Reportage > Tekst: Dorine van Hoogstraten > beeld: betrokken gemeenten

De gemeenteraadsverkiezingen hebben hier en daar flink wat stof doenopwaaien. Hoe belangrijk de directe fysieke omgeving voor kiezers is,is hier en daar gebleken, want in sommige plaatsen draaiden de verkiezingscampagne voor een groot deel om het al dan niet doorgaanvan een uitbreidingswijk of een openbaar vervoerslijn.

benadering waarbij de ontwikkelaars en de politiekde bewoners oplegden wat zij dachten dat goedwas: 70% koopwoningen en 30% huurwoningen.Hoogbouwflats in naoorlogse wijken werden zonder meer gesloopt om plaats te maken voornieuwbouw. Ik denk dat je veel interessantere dingen kunt bedenken voor die flats. Wij vindendat je moet beginnen met een woonwensenonder-zoek. Door bewoners helemaal aan het begin al tevragen wat zij willen en welke ideeën zij hebben,voorkom je ook een deel van het verzet achteraf.Vervolgens kun je kijken of je niet iets anders kuntbedenken dan alleen maar flats slopen. Je kan bij-voorbeeld woningen maken van bergingen op debegane grond, of je kan penthouses bouwen op hetdak, of je kunt studentenkamers tegen de flat aanbouwen. Natuurlijk kun je niet iedereen tevredenhouden, en natuurlijk moet je hier en daar vast welwat slopen, maar je kunt mensen serieus nemen enminder arrogant te werk gaan.’ D66 in Hilversum – nu de grootste partij - heeft deruimtelijke samenhang binnen de gemeente promi-nent in het verkiezingsprogramma gezet. RaadslidBarend Smit legt uit dat er de laatste jaren veel projecten zijn ontwikkeld om bijvoorbeeld oudeindustriële zones te herbestemmen en een woon-wijkje van Dudok te herbouwen, maar dat desamenhang uit het oog is verloren. ‘Hilversum iseen tuinstad in opzet en zit, zou je kunnen zeggen,in een groen korset. We moeten ons afvragen of wenu de laatste groene plekken in het dorp willenvolbouwen, bijvoorbeeld om jonge woningzoekersbinnen te houden. Om alle projecten met elkaar inharmonie te brengen, hebben we een stadsbouw-meester nodig.’

Ruimtelijke ordening in formatietijd

Pepijn Zwanenberg, Groen Links Utrecht

Ad van Wensen, Beter voor Dordt Dordrecht

Page 11: Architectuur Lokaal #71

rakteriseerd. In Maastricht vormen PvdA en CDAal decennia lang samen het college, de partijen zijnafwisselend de grootste in de stad. CDA-er LucWinans legt uit dat de stad moet zorgen dat het de bewoners vasthoudt, want in de regio hebbenbijna alle gemeenten met forse krimp te maken. In Maastricht eisen de bewoners veel van de stad.Dus zal daar meer vraaggestuurd gebouwd moetengaan worden en zal geïnvesteerd moeten worden ineen groene, veilige en toegankelijke stedelijke ruimtemet aantrekkelijke ruime stadswoningen voorgezinnen, internationale studenten en ouderen.

Ook in Assen is de situatie uiterst harmonieus, alswe Frank Duut van de VVD mogen geloven: ‘Er isgeen sprake van breekpunten in de gemeenteraad.Zelfs als oppositiepartij waren we het in grote lijnenmet het college eens over de vraagstukken die metruimtelijke ordening te maken hebben. Assen gaat dekomende jaren zowat voor de helft op de schop, erstaan heel grote projecten te gebeuren waar niet opbezuinigd hoeft te worden omdat er vanuit de rijks-overheid al voor financiering is gezorgd. Een kanaalwordt open gegraven, de stad moet beter bereikbaarworden. Iedereen is erg blij met die projecten.”Parkeren, betaalbare woningen, de kwaliteit vande openbare ruimte: dat zijn overal belangrijke the-ma’s. Afgezien van een enkel gevoelig punt, zoalshet bebouwen van een polder met dure woningen,is de sfeer opmerkelijk kalm tijdens een belrondjemet nieuwe en oude raadsleden, twee weken na deverkiezingen. Maar over de beste aanpak van onte-vreden buurtbewoners bestaat nog geen consensus.De ene partij wil ze actief laten adviseren overbouwplannen, de ander wil ze hun wensen lateninventariseren als basis van het proces van her-structurering, een derde wil een stadsbouwmeesteraanstellen om het overzicht te houden op alle ont-wikkelingen in de gemeente. Wie goed weet om tegaan met mondige bewoners en tegelijk groene open-bare ruimte van hoge kwaliteit met zo min mogelijkauto’s op straat weet te realiseren, lijkt een goedetoekomst tegemoet te gaan in de lokale politiek.

InformatieGesproken met: Frank Duut, gemeenteraadslid VVD Assen/ RogierNoyon, stadsdeelraadlid PvdA Amsterdam Centrum/ Barend Smit, gemeenteraadslid D66 Hilversum/Ad van Wensen, gemeenteraadslid Beter voor Dordt/Luc Winants, wethouder CDA Maastricht/ PepijnZwanenberg, gemeenteraadslid Groen Links Utrecht

11Architectuur Lokaal #71

Opgaven

Een belangrijk thema in bijna alle historische steden en dorpen is de toegankelijkheid voor hetverkeer. Zwanenberg pleit in Utrecht voor meeraantrekkelijke gebouwen om in te parkeren en verder te reizen per fiets of openbaar vervoer, maar waar je ook meteen boodschappen kuntdoen. Hilversum werkt al een tijd aan een integraalbereikbaarheidsplan. Rogier Noyon, nieuw aange-treden raadslid voor de PvdA van het Amsterdamsestadsdeel Centrum, zal zich ook met parkerenmoeten gaan bezighouden. In Amsterdam is eenaantal grote ondergrondse parkeergarages geplanden de vraag is nu of er evenveel plaatsen boven degrond moeten verdwijnen als er onder de grondworden aangelegd. Groen Links is in AmsterdamCentrum de grootste partij, dus de PvdA (derde

partij) moet afwachten hoe het college er preciesgaat uitzien. Maar hoe dan ook wil Noyon zichinzetten voor de kwaliteit van de openbare ruimte,waar niet op bezuinigd mag worden: ‘De laatstejaren is hoog ingezet op dat gebied. De Zeedijk, deDam en stukken van de grachtengordel zijn hoog-waardig heringericht met natuurstenen banden endergelijke. Als bezuinigd moet worden, dan is hetbeter om wat langer te wachten dan goedkoperematerialen toepassen. Het kwaliteitsniveau van deopenbare ruimte is belangrijk voor hoe bewonersen bezoekers de stad beleven. Als een straat eenmaal opnieuw is ingericht, ligt dat resultaat erook voor een heel aantal jaren’, aldus Noyon. Opvallend is dat in veel gemeenten de politiekesituatie nadrukkelijk als harmonieus wordt geka-

Barend Smit, D66 Hilversum

Rogier Noyon, PvdA Amsterdam Centrum

Frank Duut, VVD Assen

Luc Winants, CDA Maastricht

Page 12: Architectuur Lokaal #71

12 Architectuur Lokaal #71

Opgaven

Noodzakelijk, maar risicovol avontuur: stads-bouwmeesterin Delft

De stadsarchitect > Tekst: Indira van ’t Klooster

Delft krijgt een stadsbouwmeester, maar wat hij of zij zal gaan doen en onder welke voorwaarden, dat is aan het nieuwe college.Architectuurcentrum TOP/Delft Design nam vast een voorschot op de invulling van zijn functie in een zinderend debat.

Al ruim een half uur voor aanvang van het debatstroomt de foyer van het onderkomen van archi-tectuurcentrum TOP/Delft Design langzaam vol.Straks wordt hier gediscussieerd over de voors entegens van een stadsarchitect in Delft en dat debatvoorziet duidelijk in een behoefte. Aldus het archi-tectuurcentrum, dat graag in dergelijke kwestieshet debat zoekt met de burgers. Wiek Röling(stadsarchitect van Haarlem, 1970-1988 enDonald Lambert (stadsstedenbouwer van Leiden,2001-2007 in Leiden) namen de uitnodiging vanhet architectuurcentrum, om hun ervaringen tedelen, dan ook graag aan.

Ernst Damen, fractievoorzitter van de PvdA endrijvende kracht achter de komst van een stadsar-chitect, heeft er zin in. Hoewel zijn partij bij degemeenteraadsverkiezingen terugviel van 11 naar6 zetels. D66 de formatiegesprekken leidt en hetnieuwe bestuur nog niet bekend is, is voor heméén ding zeker. De stadsarchitect komt er, wantvoor de verkiezingen is de motie van Damen hier-over met grote meerderheid aangenomen. Hoe hetverder gaat, is bewust aan het nieuwe college over-gelaten. Dat moet zich buigen over vragen over defunctie van de stadsarchitect. Wat wordt dienstaak, wie stelt hem aan en welke positie krijgt hij?Hoe wordt de relatie met de welstandscommissieen de afdeling stedenbouw waar nog veel ontwer-pers werkzaam zijn? Hoeveel dagen in de weekgaat hij aan het werk?

Damen is benieuwd wat daarover de meningenzijn van de burgers, externe deskundigen en amb-tenaren. Daar kan het debat vanavond meer dui-delijkheid over geven. Zelf heeft hij daar welideeën over. ‘De stadsarchitect moet in ieder gevalonafhankelijk zijn en direct achter de wethouderopereren. Hij moet het bestuur adviseren, bijvoor-beeld over de uitvoering van de structuurvisie, hetcreëren van onderlinge samenhang, en het debatin de stad brengen. Eigenlijk moet hij de stadmooier en beter maken.’ Het ligt in de lijn van zijnverwachtingen dat een commissie waarin in iedergeval de wethouder en het hoofd van de afdelingstedenbouw zitting hebben, zich buigt over devraag wie de functie zou kunnen vervullen. En ofdie Europees moet worden aanbesteed (zie kader).

Niet iedereen blijkt overtuigd van de noodzaakvan een stadsarchitect. Erik Pasveer, hoofd van destedenbouwkundige dienst in Delft, vertelt vooraanvang van het debat: ‘Een paar jaar geleden heb-ben we ons architectuurbeleid laten doorlichten.Toen bleek dat we heel veel dingen al best goeddoen. Ik ben zeker niet tegen de komst van eenstadsarchitect, maar ik vraag me wel af wat hij zoumoeten doen. Dat moet wel heel duidelijk zijn,want zonder mandaat en zonder opdracht kan hijniet werken.’

Initiatiefnemer Jasper van Zwol (TOP/DelftDesign) zet aan het begin van de avond de zakennog eens op een rijtje. Een stadsarchitect kan bij-

dragen aan het stimuleren van debat en architec-tuurbeleid, hij kan zorgen voor een betere en snel-lere afwikkeling van bouwprojecten en zijn werkkan leiden tot een hogere architectonische en ste-denbouwkundige kwaliteit van Delft. Als dat alle-maal lukt, zou dat kunnen leiden tot een groteresamenhang in de stad. Hij kan bovendien aan-dacht vragen voor nieuwe opgaven in Delft, zoalsdubbel grondgebruik en collectief particulieropdrachtgeverschap. Daar staat tegenover dat hetiemand moet zijn die zich niet regentesk opstelt,niet te autonoom moet werken en de gemeentelij-ke diensten moet kunnen aansturen. En hij moetuiteraard betaalbaar zijn.

Uit de inleidingen van Wiek Röling en DonaldLambert blijkt al direct dat een stadsarchitect aan-stellen maatwerk is. De tegenstellingen in taakop-vatting kunnen bijna niet groter zijn. Als Rölingzegt dat een stadsarchitect natuurlijk in de wel-standscommissie moet zitten (maar niet als voor-zitter), reageert Donald Lambert als door een wespgestoken. ‘Ik heb het meegemaakt dat mijn ont-werp werd goedgekeurd door de stadsarchitect, endat diezelfde stadsarchitect het plan afkeurde alslid van de welstand!’ Als Lambert uitlegt waaromhet van belang is om niet meer dan 1,5 dag perweek op niet-permanente basis te werken, isRöling het daar pertinent niet mee eens. ‘Eenstadsarchitect moet zich volledig kunnen richtenop zijn functie. Ik was er 70 uur per week meebezig en dan nog lukte het niet om alles te doen.’En terwijl Röling de moeilijke ontwerpopdrachtendie geen enkele architect voor zijn rekening wildenemen, zelf onder handen nam, hield Lambertzich vooral bezig met een select aantal projectenop hoofdlijnen. Toch vinden zij elkaar in de gepas-sioneerde overtuiging dat een stadsarchitect bij-draagt aan de kwaliteit en de samenhang in eengemeente.

In de zaal is dat nog geen uitgemaakte zaak, ende gemoederen lopen hoop op. Opvallend is dat

Page 13: Architectuur Lokaal #71

13Architectuur Lokaal #71

Opgaven

een Haagse delegatie naar het debat is gekomenom uit te leggen waarom een stadsarchitect geengoed idee is. Astrid Keers, ex-directeur van deDienst Stedelijke Ontwikkeling in Den Haag steltonomwonden: ‘Ik ben tegen een stadsarchitect.Zo’n functie creëert een extra conflictmogelijk-heid. Het is beter om de stedenbouwkundigedienst te versterken.’ Zij wordt daarin bijgevallendoor Enno Ebels, momenteel één van de driehoofdontwerpers van diezelfde dienst: ‘Je stelt eenstadsarchitect aan als hulpmotor op het momentdat er iets mis is. Zo’n functie zou je niet moetenwillen. Als je dat toch doet, moet je enorm veelprotocollen opstellen om conflicten te vermijdenen de uitholling van de bestaande organisatietegen te gaan.’ Maar dat is dan toch vooral eengevolg van een verkeerd organisatiemodel, nietvan de functie op zichzelf, betoogt Damen: ‘In DenHaag had de stadsstedenbouwer een dubbelrol diein zichzelf conflictueus was. Het verenigen van eenonafhankelijke figuur én een aanstuurder van eendienst in één persoon is in beginsel lastig. Maar in

Haarlem zie je nu bijvoorbeeld dat een stadsbouw-meester ook een bindende factor kan zijn. Nietalleen op ambtelijk niveau, ook als personificatievan het architectuurdebat in de stad.’

Als Röling daaraan toevoegt dat een stadsarchi-tect er ook is om de wethouder beter te latenbegrijpen waar hij mee bezig is, slaat de vlamopnieuw in de pan. Pasveer schiet overeind: ‘Datbestrijd ik! Daar is de stedenbouwkundige dienstvoor! Als we iets verkeerd hebben gedaan de afge-lopen jaren, dan hoor ik dat graag en dan verbete-ren we dat. Maar daar hebben we geen stadsbouw-meester voor nodig.’

Waar is hij in Delft dan wel voor nodig? Hij kan

zich als ombudsman profileren, klinkt uit de zaal.‘En hij kan zich gaan bemoeien met de kwaliteitvan de openbare ruimte, de uitvoeringsfase vancomplexe projecten, of zaken waar de steden-bouwkundige dienst niet aan toe komt’, vindtPasveer. ‘Hij moet zich sterk maken voor het DelftDesign Center en dat als podium gebruiken voordebat en de brug naar de burger’, denkt Damen.

Aan het eind van de avond filosofeert Pasveer:‘Het aanstellen van een stadsarchitect moeten weals een avontuur zien. We gaan het gewoon probe-ren. Misschien glijden we onderweg wel eens uit.We zien wel.’ En dat komt aardig in de buurt vanwat Damen voorafgaand aan het debat vertelde:‘Ik geloof in de toegevoegde waarde van zo’n func-tie, maar het is niet aan mij om de invulling vanzijn werkzaamheden te bepalen. De beste manierom hem in te zetten, hebben we nog niet scherp.Het is een ongrijpbaar avontuur, misschien zelfseen risico. Maar we hebben wel een stadsarchitectnodig.’

InformatieOp 19 mei 2010 vindt een landelijke bijeenkomstvoor bestuurders plaats. Wat zijn de voordelen vaneen stadsarchitect? Hoe noemt u hem? Hoe stelt uhem aan? Ook wordt dan de publicatieStadsarchitecten en stadsbouwmeesters inNederland gepresenteerd. Hierin is informatie bijelkaar gebracht om weloverwogen beslissingen tenemen over de benoeming van een stadsarchitect. Dit project is een initiatief van Max van Aerschot,stadsbouwmeester Haarlem, Noud de Vreeze,stadsarchitect Amersfoort en Architectuur Lokaal,Amsterdam. Voor meer informatie: indira.vantklooster@ arch-lokaal.nl of www.arch-lokaal.nl

De gemoederen lopen hoog op.

Contracteren van een stadsarchitect

Er zijn twee manieren om eenstadsarchitect te contracteren.Gaat het om een gemeentelijkefunctie? Dan kan de gemeente eenarbeidsrechtelijk contract voorbepaalde tijd afsluiten. Gaat hetom een onafhankelijk, extern advi-seur? Dan is er sprake van dienst-verlening. Dit laatste kan beteke-nen dat de werving van destadsarchitect aanbestedingsplich-tig is. Een voorbeeld is de aanstel-ling van de stadsarchitect vanAmersfoort, die is aanbesteed meteen Europese procedure.De Europese aanbestedingsplichtgeldt wanneer het gaat om eenopdrachtwaarde van tenminste € 193.000. vertegenwoordigt voorde totale periode van de dienstver-lening. Maar ook onder dit drem-pelbedrag is aanbesteding opgrond van gemeentelijk aanbeste-dingsbeleid in veel gevallen nood-zakelijk. Dat kan vervelend zijnwanneer de gemeente al een kan-didaat op het oog heeft, want hetis niet toegestaan om een aanbe-stedingsprocedure naar eenbepaalde kandidaat ‘toe te schrij-ven.’ Ook lijkt het niet mogelijkom af te zien van een aanbeste-ding op grond van zwaarwegendeartistieke redenen. Het is prak-tisch onmogelijk om aan te tonendat het absoluut noodzakelijk isde beoogde kandidaat aan te stel-len. Immers, het is onwaarschijn-lijk dat er in heel Europa slechtséén architect beschikbaar is dieaan de gewenste kwaliteiten vol-doet.

Page 14: Architectuur Lokaal #71

14 Architectuur Lokaal #71

Opgaven

voetangels en klemmen, die daarmee zijn verbon-den. Een uitdaging die past binnen de avontuurlij-ke houding van Scouts.

In de schaarste na de Tweede Wereldoorlog rege-len en ritselen de scoutingleden noodzakelijker-wijs van alles, van bouwmaterialen tot completeonderkomens. Zo wordt in Rotterdam een accom-modatie gebouwd van kinderkopjes afkomstig uitde straten uit het centrum, die vrijkomen bij dewederopbouw van de stad. De keten, zalen en zol-ders worden met veel zorg en vrijwillige inzet aan-gepast aan de behoeften en eisen van de scouting-beweging. In de jaren vijftig en zestig groeit deScouting enorm als gevolg van de babyboom.Nieuwbouw is echter pas in de jaren zestig aan deorde. Om het groeiend aantal leden op te kunnenvangen worden noodlokalen en directieketen uit-gebreid. In 1985 maakt de rijkssubsidieregelingJongeren bouwen voor jongeren het gemakkelijkerom te bouwen. Het Rijk stelt 10 miljoen guldenbeschikbaar. De stichting Ruimte voor de Jeugdwordt omgevormd tot Stichting Ruimte die alsonderdeel van Jantje Beton de regeling uitvoert.Ieder bouwproces wordt begeleid door projectbu-reau Jeugdruimte. Het Projectbureau stelt in dejaren negentig een modelontwerp voor scoutingge-bouwen op. Er worden in totaal vijftien modelge-bouwen gerealiseerd. Oefenplaatsen voor jonge engevestigde architecten die aan een vrije opgave meteen helder programma vorm kunnen geven. Maarook leerplaatsen voor jongeren, die een toekomstin de bouw ambiëren. In 1993 trekt het Rijk zichterug en laat de opgave over aan het lokalebestuur.

De laatste tien jaar is er sprake van een grotereurgentie voor de bouwopgave van scoutinggroe-pen, die veroorzaakt wordt door veelal externe

Nog onontdekte opgaven

De architectuurvan de scouting

Architectuur speelde tot voor kort bij de Scoutingeen marginale rol in Nederland. De groepsaccom-modaties - een zolder, een gehuurd onderkomen,een blokhut in het bos, een oude directiekeet ofschoolgebouw - die de 1100 lokale groepen moe-ten huisvesten zijn echter sterk verouderd. In toe-nemende mate bouwen groepen hun eigen accom-modatie. Met veel inzet van vrijwilligers, een kleinbudget en veel inventiviteit worden bijzondere

gebouwen gerealiseerd. Soms verborgen op eenafgelegen plek, maar ook op zichtlocaties in park-gebieden, stedelijke rafelranden en sportterreinen.Bouwen voor en door scouts is een bijzonderemanier van particulier opdrachtgeverschap. Debesturen en de bouwteams worden gevormd doorouders, vrijwilligers, die misschien wel een ver-bouwing van hun eigen huis hebben gerealiseerd,maar nimmer een jeugdaccommodatie met alle

Recensie > Tekst: Ed van Gent > Beeld: Rita van Biesbergen

In september 2009 kreeg Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol hetboek De avontuurlijke architectuur van Scouting overhandigd. Eenopmerkelijke combinatie van een jeugdorganisatie en architectuur.Veel directieketen en leeg gekomen noodscholen boden sinds de jarenvijftig en zestig onderdak aan scoutinggroepen. Met veel inventiviteiten timmerwerk hebben deze gebouwen het soms meer dan 50 jaar vol-gehouden. Nu vindt er een inhaalslag plaats om het verouderdebestand te vervangen.

Duingalow, Soest

Page 15: Architectuur Lokaal #71

15Architectuur Lokaal #71

Opgaven

omstandigheden. Stadsuitbreiding is een belangrij-ke reden voor nieuwbouw. Langs de rafelrandenvan de stad rommelden volkstuinders, motorclubsen scoutingverenigingen jarenlang zonder veelbemoeienis op hun terreintjes, maar zij moeten nuvaak naar elders omdat er huizen gebouwd moe-ten worden. Daarnaast zijn de brandweereisenaangescherpt en na de branden in Volendam enEnschede zijn gebruiksvergunningen verplicht. Tevaak blijkt het lastig een alternatieve locatie te vin-den en zwerven groepen enige tijd door de stad,voordat een nieuwe plek gerealiseerd is. Ookfinanciering van de onderkomens bij vrijwilligers-organisaties is soms een knelpunt. Hierbij is deopstelling van en de inzet door de lokale overheid

in Nederland zeer divers. Mogen sportverenigin-gen veelal rekenen op een stevige financiële bijdra-ge vanuit de lokale overheid; voorScoutinggroepen is dat in een aantal gemeentenzeker niet het geval. Veel inventiviteit, lobbywerk,zelfwerkzaamheid ligt ten grondslag aan de bouwvan de accommodaties.

Ondanks de soms lange en moeizame weg, diegroepen afleggen voor hun nieuwe onderkomen,zijn op veel plaatsen in het land nieuwe gebouwengerealiseerd, die tot de verbeelding spreken.Aankomende architecten en architectuurstuden-ten hebben kunnen experimenteren met deze

opgave. Een proeftuin voor nieuwe vormen, maarook een plek waar jongeren kennis kunnen makenmet duurzaam gebruik van gebouw en ruimten.

In het boek De avontuurlijke architectuur vanScouting wordt een kleurrijk beeld gegeven vanscoutinggebouwen van Beesterzwaag totVoerendaal. De 14 nieuw ontworpen gebouwenzijn inspirerende voorbeelden, die de jeugd aan-spreken en verleiden tot spelen en avontuur. Zoverwijst de vorm van het clubhuis in de Vinex-wijkNieuwland in Amersfoort door de tentvorm naarde buitenactiviteiten. Doordat er in deze kinderrij-ke wijk ook behoefte was aan kinderopvang werdhet project financieel haalbaar. Op doordeweeksedagen biedt de nieuwe accommodatie ruimte aanbuitenschoolse opvang. Een ander voorbeeld:door brand verliest de Hilversumse scoutinggroepzijn pand in het centrum. De gemeente biedt eenmooi terrein in erfpacht aan, direct grenzend aanhet Goois Natuurreservaat. De bijzondere liggingstelt de nodige beperkingen en pas na zeven pogin-gen krijgt architect Maarten Min groen licht. Deplattegrond van het door hem ontworpen gebouwDe Orion lijkt op een deels uitgeklapt Zwitserszakmes. Dergelijke projecten die in dit boek wor-den gedocumenteerd kunnen een inspiratiebronzijn voor andere groepen en vrijwilligers die avon-tuurlijk willen bouwen voor de jeugd. Bij de over-handiging van het eerste exemplaar lietRijksbouwmeester Liesbeth van der Pol weten datScoutingarchitectuur nu eindelijk de aandachtkrijgt die het verdient. Ook legde zij een verbandmet de crisis in de bouw, die de overheid wilbestrijden door extra nieuwbouw van jeugdaccom-modaties. Zij heeft het voornemen uitgesprokenzich in te zetten om jonge ontwerpers te koppelenaan die bouwopgave.

InformatieEd van Gent is stedenbouwkundige en lid team speelruimte Scouting NederlandDe avontuurlijke architectuur van Scouting,Wageningen, Uitgeverij Blauwdruk, 2009, ISBN 978 90 75271 355, € 26,50

Bouwen voor en door scouts is een bijzondere manier vanparticulier opdrachtgeverschap

De Orion, Hilversum

Page 16: Architectuur Lokaal #71

over de ruimtelijke ordening voorzagen in eenspreiding van bevolking en economie over het heleland, in plaats van concentratie in het westen. Hetgevolg was het grootschalig uitbreiden van kleinesteden en het aanwijzen van groeikernen. Vanaf dejaren tachtig, toen het forensenverkeer enorm uitde hand was gelopen en er een amalgaam vanslaapsteden was ontstaan rond de grote steden,drong het besef door dat versterking van debestaande steden nodig was. Opeenvolgendeministers van ruimtelijke ordening deden daarvoorhun best, maar toen in de jaren negentig het ideevan de compacte stad van minister De Boer doorCDA en VVD werd weggestemd, en vervolgensook minister Pronk zijn beleid van de rode engroene contouren die stad en land moestenbeschermen niet uitgevoerd kreeg, ontstond er eenurgente situatie. Files werden steeds langer, er wer-den aan de lopende band ‘dozen’ gefabriceerdlangs de snelwegen en de weilanden buiten de ste-den werden volgebouwd met Vinexwijken.

‘Kijk nou naar Haarlem’, zegt architect RudyUytenhaak in zijn kantoor vlakbij de A10 in deAmsterdamse Westelijke Tuinsteden. Het is duide-lijk dat ook voor hem de urgentie van het onder-werp bovenaan staat, omdat het verdwijnen vanhet groene landschap hem aan het hart gaat. ‘Eenhalve eeuw geleden woonden daar nog 175.000mensen. Dat zijn er nu nog 145.000, terwijl er inNederland juist 25 procent meer mensen zijn dantoen. Waar zijn al die mensen gebleven?’ vraagt hijzich af. ‘In de Haarlemmermeer’, antwoordt BartMispelblom Beyer van Tangram Architekten reto-risch. ‘En wie is er gelukkig?’ Hun pleidooi is dui-delijk: als er niet snel iets wordt gedaan aan de ver-dichting van de stad, komt ook de leefbaarheid inhet gedrang.

Daarom schreven Uytenhaak en MispelblomBeyer samen met andere deskundigen in opdrachtvan het College van Rijksadviseurs het rapportPrachtig Compact Nederland, een advies voorminister Cramer van VROM. Ze baseerden hunonderzoek, dat in februari verscheen, op de struc-tuurvisie 2040 waarin staat dat in Nederland nogminimaal een half miljoen woningen moeten wor-den gebouwd, met name in de Randstad. Eind aprilzal het rapport worden aangevuld met een tweededeel waarin de wetenschappelijke onderbouwin-gen worden toegevoegd aan de hand van cijfers,feiten en opinie. Daarnaast is er een ‘projectenma-trix’ met veertig goede voorbeelden die langs eenvaste meetlat zijn gelegd. Op een nog te openenwebsite moeten nieuwe voorbeelden worden toe-gevoegd.

Inmiddels heeft ook minister Cramer het veld

16 Architectuur Lokaal #71

Opgaven

Verdichting > Tekst: Pieter Winters > Beeld: foto Bart Mispelblom Meyer: Tangram Architekten, foto Rudy Uytenhaak: Lisette van de Pavoordt

Ruim dertig jaar na het einde van het beleid van spreiding van woningbouw over groeikernen vroeg minister Cramer van VROM adviesover de toekomst van de compacte stad. Wat zijn de mogelijkheden?Wat zijn de valkuilen? Deel 1 in een serie over verdichting.

Eeuwenlang zijn de Nederlandse steden en dor-pen op een natuurlijke manier gegroeid en uitge-bouwd. Als er behoefte was aan woningen, danwerd eerst binnen de bestaande grenzen gekekennaar bouwmogelijkheden. In de twintigste eeuwvolgden de stedenbouwkundige plannen niet lan-ger de behoeften van de bewoners, ze probeerdeneerder op een statistische manier een voorschot tenemen op de verwachte ontwikkelingen. Met deWoningwet van 1901 in de hand en de idealen vande tuinstadbeweging in het achterhoofd kreeg degemeentelijke overheid veel meer bevoegdhedenen concrete aanwijzingen om een ‘moderne’ stadte verwezenlijken. Het gevolg was een enorme‘verwijding’ van de stad: in de bestaande stad door

(veel ruimer opgezette) stadsvernieuwing en ver-keersdoorbraken en buiten de stad door de realisa-tie van nieuwe woonwijken. Daar kon alle ruimtegegeven worden aan het verkeer, waren wonen enwerken gescheiden en was de stedenbouwkundigeopzet groen en open.

Door een tegenvallende economie en toenemen-de protestacties werden veel binnenstadsprojectenin de eerste helft van de jaren zeventig van tafelgeveegd. Tegelijkertijd vond een toenemende her-waardering plaats voor de charmes van de dichtbebouwde binnenstadswijken. Maar buiten destadsranden werd nog steeds driftig gebouwd. Hetin 1958 verschenen rapport Het Westen en OverigNederland en de daarop voortbordurende nota’s

Contrast in compactNederland

Bart Mispelblom Meyer Rudy Uytenhaak

Page 17: Architectuur Lokaal #71

moeten ruimen door de val van het kabinet. Zijnwe nu weer terug bij af? Vooralsnog niet, denktMispelblom Beyer: ‘De dragers zijn toch de ambte-lijke bovenlaag van VROM, en natuurlijk deRijksbouwmeester. De bestuurlijke discontinuïteitheeft daarop nog geen invloed.’ Bovendien zaldoor de kandidaatstelling van Job Cohen als lijst-trekker de PvdA waarschijnlijk hoog eindigen bijde verkiezingen en die partij ziet het belang wel invan verdichting. Volgens Uytenhaak, gewapendmet pen en liniaal in zijn borstzak, zou het kiezenvan een nieuwe regering juist aangegrepen moetenworden om het vraagstuk van het verdelen van deruimte in de partijprogramma’s op te nemen envervolgens ook een plaats moeten krijgen in hetnieuw op te stellen regeerakkoord.

Dat moet ook wel, want de problemen zijn legio.

Samen sommen ze er enkele op: ‘Er is vraag naarlandschappelijk en naar stedelijk wonen. Maar wemaken iets wat geen van beide is. Mensen wordendaar niet gelukkig van, want zij hebben behoefteaan contrast’, zegt Uytenhaak. Mispelblom Beyervult aan: ‘Parken en polders als de Ronde Hoepnet buiten Amsterdam zijn ontzettend belangrijkvoor stedelingen om even uit te waaien. Maar wezijn druk bezig dat contrast weg te verkavelen.Veel mensen hebben al een buitenhuis. Ze reizenzich suf.’ Uytenhaak: ‘Steden lijden aan het feit dater buiten de stad gebouwd is. Horizonvervuiling,verrommeling, het wordt wel erkend, maar hetgaat sluipenderwijs, bijna onopgemerkt tot je dekaarten naast elkaar legt. Daarom leeft er niet echteen gevoel dat we er iets aan moeten doen, maarhet is wel urgent.’Als mogelijke oplossingen om de stad meer kwali-teit te geven denken ze aan het toevoegen vanextra programma in de stad en aan het herstellenvan structuren zoals oude waterlopen of door hetnieuw aanbrengen daarvan. Door wonen en wer-ken in hoge dichtheden bij elkaar te brengen, kanook de energiehuishouding efficiënter geregeldworden, kan iedereen weer op de fiets naar hetwerk en zijn er genoeg inwoners om de voorzienin-gen op peil te houden. De steden en dorpen wor-den weer ‘vitaler’, de leefbaarheid vergroot en de

mensen dus gelukkiger. Toch lijkt verdichting een gemakkelijk woord

voor de moeilijke ontwikkelingen die erachterschuil gaan. Diverse problemen steken de kop opbij binnenstedelijk bouwen. Er zijn strenge over-heidsregels op het gebied van fijnstof, bouwhoogte,milieunormen, brandveiligheid, enzovoort. Meerontwikkelaars moeten zich gaan bekwamen inkleine binnenstedelijke projecten. En dan is er ooknog de procederende burger die zijn uitzicht ver-pest ziet of bang is voor geluidsoverlast. Omdat hetmisverstand leeft dat verdichting alleen zou gaanom het bouwen van hoge flatgebouwen, is het ver-krijgen van publiek draagvlak belangrijk, vindtUytenhaak. ‘Als mensen niet aanvoelen wat jedoet, dan vliegen ze in de gordijnen. Het belang-rijkste is dus het wijzigen van de publieke opinie.Mensen moeten een goede ruimtelijke omgevingherkennen als een deel van hun eigen leven,anders overtuigt het niet’, verduidelijkt hij.

Volgens Mispelblom Beyer klopt ook de huidigekostenberekening van bouwgrond niet: ‘We gaanmet nieuwe grond om alsof het niks is. Enerzijds isde grond buiten de stad veel te goedkoop.Anderzijds zijn er altijd binnen de stad makkelijkeen moeilijke kavels. Nu worden die makkelijkevolgebouwd en wordt er van de moeilijke snelgezegd dat ze te duur zijn. We moeten naar eensysteem van verrekening van moeilijke met makke-lijke locaties. Met een bredere kijk op de kosten enbaten, bijvoorbeeld door ook in de overwegingente betrekken dat bestaande voorzieningen alsinfrastructuur, winkels en openbaar vervoer in destad beter gaan renderen, gaan de kosten van bin-nenstedelijk bouwen er anders uitzien.’ VolgensUytenhaak heeft het ‘mechaniek’ van kostenbere-kening wat ‘extra spuitjes olie’ nodig: ‘Je moet in deeconomie openingen maken om zelfreguleringbeter mogelijk te maken.’

Als een mogelijke stimulatie voor compact bou-wen denken Uytenhaak en Mispelblom Beyer aanhet trekken van groene of rode contouren. Groeneom het open landschap te kunnen behouden enrode om de stad niet teveel te laten uitdijen over hetopen landschap. Ook minister Jan Pronk vanRuimtelijke Ordening en Milieu had het in zijnVijfde Nota Ruimtelijke Ordening begin 2001 overdeze termen. ‘Het verschil met Pronk is dat er toencentraal weinig regie en controle was. Het is debedoeling dat er een systematische aanpak komtdie getoetst kan worden. Een gemeente moet viastructuurplannen per bestaand stedelijk gebied kij-ken naar mogelijke oplossingen. Als men inAlkmaar ontdekkingen doet, dan moeten ze daar-over in Zaltbommel tips kunnen krijgen, zodat ook

17Architectuur Lokaal #71

Opgaven

Verdichting lijkt een gemakkelijk woord voor demoeilijke ontwikkelingen die erachter schuil gaan.

een gemeente met minder expertise kwaliteit inhuis kan halen’, zegt Uytenhaak. Aangezien zelfsoverheidsdiensten elkaar tegenwerken, moet eenkenniscentrum landelijk de vorderingen op hetgebied van verdichting gaan volgen en coördine-ren. Ook het wijzigen van de publieke opinie kantot de taken worden gerekend.

Mogelijke locaties waar dan het beleid van ver-dichting van de grond kan komen, kan MispelblomBeyer zo aanwijzen. Hij gebaart naar buiten en zegt:‘Er is hier in de Westelijke Tuinsteden ontzettendveel groen, maar je hebt er niets aan. Er zijn nau-welijks pleinen en er is geen verblijfsruimte. Allesis alleen gericht op de doorgang van het verkeer.Waar moet je dan afspreken, bij de snackbar?’

InformatieIn 2010 schrijft Pieter Winters een serie artikelenover verdichting. Pieter Winters (Gouda, 1981) isstudent architectuurgeschiedenis en freelancearchitectuurjournalist.

Het rapport Prachtig Compact Nederland is tedownloaden via: www.uytenhaak.nl

Bebouwing in Leiden en omgeving in 1900

Omslag rapport

Bebouwing in Leiden en omgeving in 2000 Mogelijk maar wenselijk? Bebouwingsscenario voor Leiden enomgeving in 2050

Page 18: Architectuur Lokaal #71

Witte woonparelin de zon

18 Architectuur Lokaal #71

Opgaven

Er gingen jaren voorbij dat de stad Groningenmaar mondjesmaat nieuwe woningen bouwde endoor provincie en Rijk werd gemaand om daareens wat meer vaart achter te zetten. Dat heeft wet-houder Frank de Vries zich in de oren geknoopt;bij zijn aantreden als bestuurder van de stadGroningen nam hij zich voor de bouwproductiefors op te schroeven. En met succes. In 2007 wer-den 1.035 woningen gerealiseerd, een getal datopliep naar 1.332 in 2008 en 1.363 in 2009. Enook wie de cijfers niet kent en de stad van verrenadert uit het ommeland, kan aan de verschillendehoogbouwontwikkelingen aflezen dat er druk get-immerd wordt. De woningcorporaties leveren aande toegenomen productie een grote bijdrage, ondermeer in het kader van de wijkvernieuwing die zo’ntien jaar geleden van start ging. Corporaties engemeente werken hierbij nauw samen, zo geeftmanager Wonen en Projecten Rein Swart van DeHuismeesters aan: ‘Voor de wijkvernieuwing heb-ben we al in 1998 een eerste convenant gesloten,dat later een vervolg kreeg in het Lokaal Akkoord.Daarin werden 14 vernieuwingswijken aangewe-zen, waaronder Vinkhuizen. Aanvankelijk was deaanpak vooral fysiek gericht – de verbetering vande woningvoorraad stond centraal – maar de laat-ste tijd zijn andere thema’s leidend geworden,zoals onderwijs en wijkeconomie. De fysieke aan-pak is daarin meer volgend.’

Volgend of leidend, in Vinkhuizen is het fysiekedeel van de wijkaanpak nagenoeg gereed.Corporatie De Huismeesters heeft hier diversemaatregelen toegepast, zo geeft Swart aan: ‘Wehebben gesloopt en nieuw gebouwd, zowel appar-tementen als grondgebonden woningen. Maar wehebben ook bestaande woningblokken door mid-den gezaagd en nieuwe kopgevels toegevoegd.Naast de woningen hebben we ook bijvoorbeeldeen nieuw zorgcomplex gerealiseerd.’Aangespoord door het gemeentelijk beleid om destad te ‘intensiveren’ is met name aan deSiersteenlaan het nodige gestapelde programmaaan de wijk toegevoegd. Het is een laan met alluregeworden, aldus Swart: ‘Deze plek leent zich goedvoor hoogbouw. Onze locatie was een braak lig-gend terrein, waar vroeger een schooltje hadgestaan. Het was ons laatste grote project in deaanpak van Vinkhuizen, dus we wilden hier echtiets bijzonders doen.’ Die ambitie werd vertaald ineen hoog woongebouw, voor een brede doelgroep,met een bijzondere architectonische uitstraling eneen stevige betrokkenheid voor de buurt. Een drie-tal architectenbureaus kreeg de opdracht een ont-werp te maken, waarna een vakjury en een buurt-jury een oordeel mochten geven. Bij beide kwamhet ontwerp van NL Architects als eerste uit debus, tot vreugde van Swart: ‘We hebben de drieontwerpen en de verhalen die daarbij hoorden ten-toongesteld in de Vensterschool in de wijk.Daarmee kon ieder kennis nemen van de plannen.Plannen die ook alle drie heel verschillend waren,dus er viel echt iets te kiezen.’

Met NL Architects werden vervolgens het pro-gramma en het ontwerp verder uitgewerkt.Projectleider Roelof Jong kijkt er met zichtbaarplezier op terug: ‘Het was een intensieve, maar cre-atieve samenwerking. In het woonprogrammawaren we er vrij snel uit; dat werden royale en“levensloopbestendige” seniorenwoningen, zodatmensen hier lang kunnen blijven wonen. In deplint van het gebouw zou aanvankelijk een een-voudig consultatiecentrum komen, maar dat pro-gramma werd op het laatste moment nog uitge-breid – het was de tijd van minister Rouvoet – meteen Centrum voor Jeugd en Gezin. De bouwteke-ningen waren al klaar en het was vijf voor twaalf,maar door alles op alles te zetten hebben we diewijzigingen kunnen verwerken.’ Een andere brein-breker zat hem in de royale balkons die het archi-tectenbureau had voorgesteld. ‘Door de trapezium-vorm al bijzonder’, zo geeft Jong aan, ‘Maar ook

De opening > Tekst: Kees de Graaf > Beeld: NL Architects

Wie in de Groningse wijk Vinkhuizen de Siersteenlaan opdraait, kanzich niet aan de indruk onttrekken dat de wijkvernieuwing hier zijnvruchten begint af te werpen. Diverse nieuwe woongebouwen zijn opge-leverd en geven deze voorheen wat eentonige naoorlogse wijk eennieuw aanzien. Het onlangs opgeleverde woongebouw Prisma, ontwik-keld door woningcorporatie De Huismeesters en ontworpen door NLArchitects, past nadrukkelijk in deze lijn. ‘We hopen dat bewoners trotsworden op dit gebouw,’ aldus Rein Swart van De Huismeesters.

Page 19: Architectuur Lokaal #71

door de oppervlakte. Sommige balkons meten 3 bij10 meter, dat zijn bijna terrassen. Aanvankelijkdachten we dat met in het werk gestort beton tekunnen maken, maar er was geen aannemer diewist hoe die dat moest maken. Het gevolg: toren-hoge prijzen bij de aanbesteding.’ In een tweederonde kwam men er in bouwteam-verband, waarinbouwer Schutte Bouw was opgenomen, wel uit.Na stevig puzzelwerk resulteerde een combinatievan een stalen draagconstructie en houten vlon-ders, die aan de onderzijde netjes zijn afgewerktmet een geribbelde golfplaat. ‘Daarmee is het zichtvan onderaf ook prettig. Dat zijn de details dieertoe doen. Zo’n golfplaat is op zich snel weg tebezuinigen, maar dan zit je al snel met de brokken’,aldus Roelof Jong.

Bij de architect was eenzelfde drive aanwezigom het gebouw tot in de details goed te krijgen.Jong: ‘Ik meen dat architect Pieter Bannenberg welzes keer naar de baksteenfabrikant in Oude Pekelais gegaan om de gewenste steen – een donkeresteen met een “glimmertje” erin – precies goed tekrijgen. Dat zegt iets over de inzet aan die kant.’

Nu de steigers van het gebouw af zijn en de lente-zon gaat schijnen, hopen beide heren dat hetPrisma een witte woonparel in de zon zal vormen.Van bezwaren uit de buurt tegen deze hoogbouwheeft men weinig gemerkt, zo geeft Rein Swartaan. We hebben uitgebreide bezonningsstudiesgemaakt en daarover ook uitvoerig gecommuni-ceerd met de buurt. En met succes: er zijn nauwe-lijks bezwaren ingediend. Sterker nog: we krijgennu enthousiaste reacties uit de buurt op ditgebouw. Daar was het ons ook om te doen. We wil-den hier iets maken waar de buurt trots op kan zijnen daar hebben we de nek voor uitgestoken. Zekerin deze crisistijd kan dat niet overal, maar op dezeplek heeft dat goed uitgepakt.’ Dat NL Architectsniet veel later door de gemeente werd uitverkorenom het Forum-gebouw in de binnenstad te ontwer-pen, vervult deze opdrachtgever met plaatsvervan-gende trots. Swart: ‘Dat gaf een gevoel van: dat ismooi ónze architect!’

Informatiewww.dehuismeesters.nlwww.nlarchitects.nlKees de Graaf is freelance tekstschrijver,www.tekstmij.nl

19Architectuur Lokaal #71

Opgaven

‘Zo’n golfplaat is op zich snelweg te bezuinigen, maar dan zitje al snel met de brokken.’

Page 20: Architectuur Lokaal #71

20 Architectuur Lokaal #71

Selectie

De Selectie > Tekst: Michel Geertse > Beeld: gemeente Amsterdam

Bij tijd en wijle lijkt de Europese aanbestedingsproblematiek rondomarchitectendiensten een eindeloze zwanenzang. Maar het kan ookanders. Op de bijeenkomst ‘De gedroomde aanbesteding’ van de BNApresenteerde Frank van Sloun van het Ingenieursbureau Amsterdam(IBA) begin dit jaar een goed verlopen architectenselectie voor derenovatie van de stations van metro Oostlijn te Amsterdam. Deze ongebruikelijke procedure kende een verrassend resultaat. Reden om Frank van Sloun te vragen naar het geheim van dit succes.

De architecten-branche weinigtransparant

Metrostation Oostlijn

Page 21: Architectuur Lokaal #71

21Architectuur Lokaal #71

Opgaven

Goed opdrachtgeverschap staat of valt met gedegen voorbereiding. Hoe heeft het IBA de aanbesteding voorbereid?Het belang van een goede voorbereiding kan nietgenoeg benadrukt worden. Het IBA werkt regel-matig samen met architecten. We willen hetbelang van architectuur in de aanbesteding latenterugkomen. Ik was uitgesproken positief over deWerkmap Europees Aanbesteden van de BNA[sinds 2010 vervangen door KOMPAS light, red.].Daarin maakte de architectenbranche inzichtelijkhoe zij benaderd wil worden. Wij hebben dezehandleiding zoveel mogelijk gebruikt en waarnodig verdere uitwerking aan gegeven. Dat dedenwe ook vanwege de maatschappelijke commotierondom de misstanden bij Europese aanbestedin-gen. Uiteindelijk hebben we de BNA gevraagdactief mee te denken.

Het benaderen van de BNA in de voorbereidingsfase is een opmerkelijke stap. Hoe kijkt u op deze samenwerking terug?Voor aanbesteders is kennis van de markt die jebenadert essentieel. Pas dan kun je criteria formuleren die de expertise in de markt optimaalwaarderen. Maar het is moeilijk om inzicht te krijgen in de architectenbranche, vooral de kleinebureaus. De BNA kon ons vertellen: als u deze

eis stelt, sluit u zoveel procent van het architecten-bestand uit. Door zulke informatie hebben we bijvoorbeeld afgezien van een omzeteis. Uiteraard moesten we ook rekening houden meteen gewenste mate van zekerheid, dus er zijn weldegelijk eisen gesteld.

Waarom hebt u gekozen voor een prijsvraag-procedure?Een groot nadeel van het Europees aanbesteden isdat de opdracht al van tevoren omschreven moetworden. De mogelijkheden voor aanpassing enonderhandeling ‘aan de achterkant’ zijn minimaal.Voor onze aanbesteding was het formuleren vaneen ontwerpopdracht onzinnig. Het betreft eenbuitengewoon complex, omvangrijk project meteen lange doorlooptijd en vele stakeholders. Het ging er vooral om een architect te selecterendie goed lag bij alle partijen en die een uitgespro-ken visie had op de complexiteit van het project.Bij een prijsvraag hoeft geen opdracht beschrevente worden. Op basis van ontwerpvisies is een winnaar aangewezen, met wie vervolgens is onder-handeld over de opdrachtomschrijving. Daardoorwas er gedurende de procedure minder ‘zekerheids-druk’ en meer ruimte voor flexibiliteit.

Hoe was de prijsvraagprocedure ingericht?We hebben eerst een voorselectie gedaan, dievooral administratief van aard was. Zo konden we de kosten voor de deelnemers zo laag mogelijkhouden. Toch blijkt ook dan dat deelnemers vaakslordig zijn, ze lezen slecht en leveren ongevraagddure boekwerkjes die niets opleveren. De voor-selectie heeft ons angstige momenten bezorgd,maar we zijn er in geslaagd drie architectenbureauste selecteren. Deze drie kandidaten zijn toegelatentot een besloten prijsvraag, die zonder problemenis verlopen. We ontvingen drie prachtige ontwerp-visies, waaruit een vakjury een winnaar heeft aan-gewezen.

Vanwaar angstige momenten in de voorselectie?We gingen uit van 20 aanmeldingen, maar deselectieleidraad werd ruim 120 maal gedownload!De kredietcrisis werd duidelijk zichtbaar. We had-den 10 selectiecriteria geformuleerd om het aantalgeschikte kandidaten terug te brengen tot drie.Natuurlijk waren dit veel te veel criteria, maar allebetrokkenen wilden nu eenmaal hun belangenvertaald zien in de procedure. Wanneer zich ookecht 120 bureaus zouden aanmelden zou debeoordeling gekkenwerk zijn. Maar dat werden eruiteindelijk slechts 20. We zijn gered door de erva-ringseis. We hadden een indicatieve bouwsom van5 miljoen euro als voorwaarde genoemd bij de inte dienen referenties. Dit bedrag was niet onom-streden. Een bouwsom van € 500.000 zou genoegzijn voor een enkel metrostation. De opdrachtomvat echter meerdere stations en we wilden tochook enige zekerheid, mede omdat we afgezienhadden van een omzeteis.

Bent u tevreden met het resultaat van de prijsvraag?De prijsvraag is overtuigend gewonnen door hetbureau van Group A in combinatie met Fabrique.Zonder prijsvraag waren we zeer waarschijnlijkniet bij dit bureau uitgekomen. De procedure heefter dus aan bijgedragen dat wij de beste creativiteitin de markt gevonden hebben.

Hoe is de onderhandeling met de winnaar verlopen?De onderhandeling heeft langer geduurd dangepland. Door allerlei omstandigheden stond hetbeschikbare budget onder druk. Gelukkig kondenwe dit meenemen in de onderhandeling. Bij eennormale aanbesteding was dit moeilijker geweest.Uiteindelijk is het contract in december 2009ondertekend. Het contract bevat een opdracht dieop maat gesneden is van de winnaar.Ondersteunende opdrachten worden intern weg-gezet of verstrekt aan derden.

Heeft de procedure nieuwe inzichten opgeleverd? Ik weet niet of we weer voor een prijsvraag zoudenkiezen. Dat hangt af van de opdracht. Maar wezullen wel weer voor een procedure met voorselectiekiezen. De voorselectie vind ik het allerbelangrijk-ste, hoe je de procedure verder ook inricht.Eigenlijk is dit het enige moment dat telt. Iedereendie daarna nog meedoet zou ‘goed’ moeten zijn.Eigenlijk maakt het dan dus niet meer uit wie feitelijk wint. Zo belangrijk is het dus. Als profes-sioneel aanbesteder moet je vanuit een beroeps-ethiek verantwoordelijkheid nemen voor een goedevoorselectie. Je moet je zeker niet neerleggen bijonwerkbare criteria en onredelijke eisen. Veel collega-aanbesteders onderschatten dit probleem.Ook bij deskundigen in beoordelingscommissiesontbreekt dit verantwoordelijkheidsbesef vaak.Het is een kwestie van professionaliteit enberoepsethiek dat zij zich verdiepen in de opdracht.Een architect zou slechts in een beoordelings-commissie moeten stappen als hij de procedure ende beoordelingsmethodiek onderschrijft, en, als hij eenmaal in de commissie zit, zich ook daad-werkelijk aan deze methodiek moeten houden.

InformatieHet Steunpunt Architectuuropdrachten &Ontwerpwedstrijden is de onafhankelijke, niet-commerciële helpdesk voor uitschrijvers van aanbestedingen en prijsvragen in Nederland.Hiermee wordt beoogd bij te dragen aan profes-sionalisering van het opdrachtgeverschap en aaneen gezonde bouwcultuur in Nederland. Het Steunpunt biedt ondersteuning aan alleopdrachtgevers. Om hen behulpzaam te zijn bij hetopstellen van een goede (Europese) aanbestedings-procedure voor architectendiensten heeft Archi-tectuur Lokaal, samen met de Rijksbouwmeester,VNG, BNA, NEPROM en PIANOo KOMPASlight ontwikkeld, een digitale standaard die vooralle partijen de nodige vereenvoudiging en transparantie biedt. KOMPAS light is te vinden op www.ontwerpwedstrijden.nl

‘Als professioneel aanbestedermoet je vanuit een beroepsethiekverantwoordelijkheid nemenvoor een goede voorselectie.’

Page 22: Architectuur Lokaal #71

22 Architectuur Lokaal #71

Praktijk

In het RIGO-rapport Balans van de Stedenbouwgeven stedenbouwkundigen zelf opheldering. Aanhet woord komen de 381 stedenbouwkundigendie de moeite namen om aan het onderzoek meete werken. Ze zijn allemaal opgenomen in hetnationale register dat hun titelbescherming regelt.Het vak gaat hen aan het hart, anders had nietmeer dan de helft van alle geregistreerden meegedaan.

Stedenbouw is van oudsher een publieke taaken ooit werkten stedenbouwkundigen meestal indienst van gemeenten. Met de privatisering ver-dwenen de gemeentelijke drukkerij, de gemeente-lijke schoonmaakdienst en de gemeentegiro. Erontstond een groeiende groep stedenbouwkundi-gen ‘in de marktsector’, al bestond hun markt welgrotendeels uit overheidsopdrachten. In 2009 is32% van de geregistreerde stedenbouwkundigennog in dienst bij overheid of universiteit. De reste-rende groep stedenbouwkundigen, die in de markt-sector werkzaam is, groeide van 60% in 1994 via63% in 1999, 65% in 2004 tot de 68% in 2009.Waar verdienen geregistreerde stedenbouwkundi-gen hun brood? De rijksoverheid, provincies, pro-jectontwikkelaars en corporaties zijn voor hengeen werkgever van betekenis meer. In de groteregemeenten is het aantal ervaren stedenbouwkun-digen verminderd met ongeveer een derde. Debelangrijkste ontwikkeling van de afgelopen jarenis de toename van het aantal stedenbouwkundigendat voor zichzelf begint.

De meeste stedenbouwkundigen zien zich bij

voorkeur als ontwerper, maar hun positie bepaalthet dagelijks werk. Wie in overheidsdienst is, houdtzich meer bezig met projectmanagement en plan-beoordeling. In de marktsector kan men meer ont-werpen, maar daar is ook tijd nodig voor acquisitie.De beweging van overheid naar markt kent tweeuitzonderingen. Kleinere gemeenten hebben altijdal veel stedenbouwkundig werk uitbesteed. Verderhebben de kleinere gemeenten, ondanks geluidenover de daar teruglopende stedenbouwkundigeexpertise, over de afgelopen 15 jaar een stabielbestand van ervaren stedenbouwkundigen indienst. Omgekeerd doet een stad als Amsterdamtot op de dag van vandaag veel stedenbouwkundigontwerp zelf. Een baan bij de gemeente heeftgevolgen voor de officiële registratie. Naar verluidtzijn er van de tientallen gemeentelijke steden-bouwkundigen in Amsterdam slechts een vijftalopgenomen in het landelijke register. Daar is eenverklaring voor: een ambtenaar in vaste dienst kanervoor kiezen zich niet te registeren. Dat scheeltinschrijfgeld en een jaarlijkse contributie, maarwie op de markt actief wil zijn, kan beter wel eenregistratie op zak hebben.

En de beginnende stedenbouwkundigen? Hetgros van hen gaat aan de slag bij een ontwerpbu-reau. Momenteel is dat de belangrijkste kweek-school om praktijkervaring op te doen. Deinstroom van jonge stedenbouwkundigen bij deoverheden is zeer beperkt. Het toegenomenbelang van ontwikkelaars en corporaties bijgebiedsontwikkeling heeft er nog niet toe geleid

Onderzoek > Tekst: Hans van Rossum > Beeld: Hans Abbing

De positie van de Nederlandse stedenbouw is verzwakt. Je hoort hetvaak zeggen, maar de ernst van de situatie blijft onduidelijk. De afgelo-pen jaren hebben vooral Nederlandse architecten internationaal erken-ning gekregen. Stedenbouwkundige plannen worden ook door archi-tecten en landschapsarchitecten gemaakt. Zijn het tekens aan de wanddat het vak op sterven na dood is?

Balans van de stedenbouw

dat zij ook zelf stedenbouwkundigen in dienstnemen. Wel worden zij steeds belangrijker alsopdrachtgever. Net als in de architectuur is er in destedenbouw minder rechtstreeks contact tussengemeente en ontwerper. En net als de architect ver-andert de stedenbouwkundige van een generalisti-sche spin in het web tot een specialist met eenbeperkte inbreng. Volgens een groot deel van devakgenoten ligt het probleem niet bij de kwaliteitvan visie of ontwerp. Wel voelen stedenbouwkun-digen zich gefrustreerd door hun beperkte invloedop de uitkomsten van het planproces. Voor allebetrokkenen, niet alleen de stedenbouwkundigen,is het frustrerend dat ‘regie’ slechts beperkt moge-lijk is. Een simpel recept om hier verandering in tebrengen is niet beschikbaar. Men kan slechts pro-beren de kans op een gewenst resultaat te vergro-ten. De hoop is gevestigd op de verantwoordelijkeopdrachtgevers bij overheid en markt.

InformatieHet versterken van de stedenbouw en het regio-naal ontwerp is gekozen als speerpunt in het huidi-ge architectuurbeleid van de rijksoverheid. Omdeze ambitie waar te maken is in 2009 gewerkt aaneen uitvoeringprogramma stedenbouw. Zo´n pro-gramma voor het versterken van de stedenbouwvalt of staat met een goed inzicht in het vakgebiedzelf. Tot op heden ontbrak echter een kwantitatiefoverzicht van de posities en verhoudingen waar-binnen stedenbouwkundigen hun werk doen. Methet opstellen van het rapport Balans van de steden-bouw: een impressie van de beroepsgroep, de vak-beoefening en de opvattingen, dat RIGO Researchen Advies in opdracht van het Ministerie vanOCnW is hiermee een begin gemaakt.Balans van de stedenbouw, Een impressie van deberoepsgroep, de vakbeoefening en deopvattingen, RIGO Rapportnummer P14290,Hans van Rossum, Hans Heemskerken enRebecca Wouters. Het rapport is te downloadenvia: www.rigo.nl

Hans van Rossum is werkzaam bij RIGO Researchen Advies en is één van de auteurs van het rapport.

Page 23: Architectuur Lokaal #71

Regionale stedenbouw in Midden Holland

23Architectuur Lokaal #71

Praktijk

Halverwege het gesprek is het hoge woord eruit.Midden Holland – het gebied rondomWaddinxveen, Gouda, Bodegraven, Zuidplas ende Krimpenerwaard – blijkt niet meer dan eenrestgebied tussen de stadsgewesten Haaglanden,Rotterdam en het Groene Hart, een gebied zonderidentiteit, zonder enige binding tussen de dorpen,steden en streken. Gespreksleider Bert vanMeggelen kijkt de zaal in en vraagt: ‘Oké, watmoeten we daar dan mee doen?’ Deze februaria-vond zijn beleidsmedewerkers, belangenvertegen-woordigers, stedenbouwkundigen en landschaps-architecten bijeen om te discussiëren over deruimtelijke toekomst van Midden Holland. Hetdebat is een initiatief van het Goudse architectuur-centrum grAp dat op verzoek van hetStimuleringsfonds voor Architectuur onderzoekdeed naar het bestaan van een regionale steden-bouw in Midden Holland. De bevindingen van hetarchitectuurcentrum stemmen niet tot vrolijkheid:er is geen samenhang tussen de vele lokale en pro-vinciale plannen, het gewaardeerde contrast tus-sen stad en land wordt bedreigd en in het enigeregionale beleidsdocument van hetIntergemeentelijk Samenwerkingsorgaan MiddenHolland (ISMH) – de zogenoemde ruimtelijkeagenda – worden conflicten uit de weggegaan.

Terug naar de vraag van Van Meggelen: wat bete-kent de constatering dat Midden Holland een rest-gebied is, een verzameling scherven die eerder bot-sen dan complementair zijn? Vanuit de zaalworden verschillende mogelijkheden geopperd.Zo wordt voorgesteld het ISMH op te heffen enaansluiting te zoeken bij samenwerkingsverban-den in het Groene Hart. Een aanwezige: ‘Degebieden waar ik me mee identificeer zijn deKrimpenerwaard en het Groene Hart. Ik zeg nooitdat ik in Midden Holland woon.’ Een ander ispositiever gestemd. De gemeentelijke herindelingzorgt dat het ISMH straks uit vier gemeentenbestaat, in plaats van uit dertien. ‘Dan wordtafstemming juist makkelijker.’

Aanwezig is stedenbouwkundige Hilde Blank,directeur van het Rotterdamse bureau BVR enexpert op het gebied van regionaal ontwerpen. Zijdurft na enige tijd een poging te doen MiddenHolland te duiden. ‘Het ligt op de rand van dedynamische Randstad en het rustieke GroeneHart. Buit dat uit. Waarom gebeurt in zo’n veelzij-dig gebied overal hetzelfde? Waarom komt inWaddinxveen dezelfde nieuwbouwwijk als inReeuwijk? Waarom worden voorzieningengespreid, terwijl iedereen vindt dat Gouda heticoon is? Hoe kan het dat de ene gemeente de

Gouweknoop als ontwikkelingsgebied ziet en eenander het als landbouwgebied bestemt?’Vanuit de zaal klinkt rumoer. Iemand roept dat ereen einde moet komen aan het dogma dat iederdorp per se voor de eigen kinderen moet bouwen.Een ander stelt dat het vrij onmogelijk is geld uithet regiofonds – een voorstel uit de ruimtelijkeagenda – toe te wijzen zonder dat gemeenten zichachtergesteld voelen. Dat vraagt dus om eenomslag in het denken, besluit gespreksleider VanMeggelen, een perspectief dat de individuele be-langen van gemeenten overstijgt. Hij kijkt somberde zaal rond. ‘Dat zie ik voorlopig niet gebeuren.’

Toch worden tijdens de discussie handvattengeboden. Jandirk Hoekstra van H+N+SLandschapsarchitecten gaf eerder op de avondenkele speerpunten die dat gezamenlijke perspec-tief kunnen vormen. ‘Volgens mij spelen hier inMidden Holland een aantal urgenties die julliesamen op moeten pakken. Zo raakt het eeuwen-oude boezemsysteem overbelast, dus moet extraruimte worden gemaakt voor wateropvang. Datheeft grote gevolgen voor het landschap. Verderontbreekt de moed om op de schaal van MiddenHolland duizend hectare voor recreatie te bestem-men. Met alleen het Bentwoud en de Reeuwijkseplassen red je het niet.’ Hilde Blank ziet kansen in de economische crisis.‘Nu al die bouwplannen hier stilliggen, moeten weniet afwachten, maar het moment aangrijpen deregionale belangen te heroverwegen. Ga juist nuaan de slag met die urgenties: pak dat watersys-teem aan, doe iets met de veenweiden.’Achter in de zaal slaakt een betrokken steden-bouwkundige een zucht van verlichting. ‘Ja, latenwe weer uitgaan van schaarste. We hebben jaren-lang onze weilanden in de uitverkoop gedaan.Stop voorgoed met de bouw van die wijkWestergouwe en laten we ons vanaf nu richten opbelangrijke zaken.’

InformatiegrAp heeft de regionale stedenbouw onderzocht,interviews gehouden met de gemeenten binnenMidden Holland en de stand opgemaakt in eenAtlas met actuele discussiepunten voor debat. Watis de rol van de regionale stedenbouwer? Toetserof ontwerper? Wat is de rol van een regionaleorganisatie? Naar aanleiding van dit onderzoekwerd een debat georganiseerd op 16 februari.

Mark Hendriks is freelance journalist, www.tekstlandschap.nl

In Situ > Tekst: Mark Hendriks > Beeld: Peterpaul Kloosterman

In het Zuid-Hollandse Midden Holland draait de planningmachine opvolle toeren. De vraag rijst echter of de regio echt bestaat. ‘Ik zeg nooitdat ik in Midden Holland woon.’

Debatavond over de stand van de stedenbouw in Midden Holland,georganiseerd door grAp

Midden Holland: een lappendeken van structuurvisies

Page 24: Architectuur Lokaal #71

This side up ?

Het is vroeg in de ochtend. De mensen slapen nog,alles is nog koel en onbevolkt. Straks als de zonhoger staat en het misschien wel een warme dagwordt, zal het hier op deze plek wel niet veel anderszijn. Stil zal het hier blijven, de hele dag, je hoortalleen het zachte ruisen van een snelweg in de verte.Een enkele keer klinkt er onverwacht een stem,onverstaanbaar, gedempt door de rijen met pakken,dozen en kisten. Er klinken voetstappen op hetasfalt, een andere stem geeft antwoord. Een meeuwvliegt op. Even later is het weer stil. Als de zonondergaat en de schaduwen langer worden, is hethier nog steeds onherbergzaam.In de schemering gaat het neonlicht aan, dat alleskoud en strak in licht en donker verdeelt. Als je goedkijkt, zie je misschien een paar nachtdieren rond-

scharrelen. Maar waarom zou je goed kijken? Wie 's nachts op deze plek is, moet wanhopig zijn, geenverlatener oord dan dit. Wie dan hier is, heeft alleenmaar oog voor zijn eigen lot. Wat doe ik hier in dezevijandige wereld van grauw karton, nylon zakken,kratten van ongeschaafde latten, van Made inChina en This side up? Zwempakken, handtassen,kerstbomen, transformators, tandenborstels, bedruktkatoen, speelgoedauto's, badkamertegels, tuinstoe-len, pannen. Niets heeft hier met elkaar te maken.De zin van de schamele orde hier is elders, opgebor-gen in ordners in een onverschillig kantoor. Ze is hieralleen zichtbaar als een paar rommelige rechte lijnen,die het oog van de fotograaf getroffen hebben.

Allard Schröder

In 2010 reageert Allard Schröder op de foto op de voorpagina. Van hem verscheen in 2009 de roman Wenst. In 2002 ontving hij de AKO-Literatuurprijs voor zijn roman De hydrograaf. Allard Schröder is redactielied van het literaire tijdschrift De Revisor.