Architectuur Lokaal #65

24
Winter 2008 #65 Omnizorg Apeldoorn Megastallen in Limburg Universiteit van Wageningen

description

met onder andere: Tuintje op orde Bij herontwikkelen van bedrijventerreinen is architectuur van ondergeschikt belang. Veel belangrijker is het beheer. Zeker nu de kredietcrisis grote investeringen onzeker maakt. Dat zegt Saskia van Bohemen van TCN. Een winterlandschap in de polder Heimwee naar ouderwetse Hollandse winters was de aanleiding tot de langste ijsbaan ter wereld. Schaatspret in de zomer. En nog energiezuinig ook. Debatteren in een ambitieloze gemeente In de Haarlemmermeer liggen de ambities van het gemeentebestuur niet erg hoog. Toch of misschien juist daardoor groeit architectuurcentrum Podium.

Transcript of Architectuur Lokaal #65

Page 1: Architectuur Lokaal #65

Winter 2008 #65Omnizorg ApeldoornMegastallen in LimburgUniversiteit van Wageningen

Page 2: Architectuur Lokaal #65

2 Architectuur Lokaal #65

Redactioneel

COLOFON

ARCHITECTUUR LOKAAL verschijnt 4x per jaarTussen de Bogen 181013 JB Amsterdam020 530 40 [email protected]

REDACTIEHoofdredactie: Cilly JansenEindredactie: Indira van ’t KloosterRedactie & productie: Margot de Jager

REDACTIERAADJan AbrahamseHenk van den BroekHans van BrummenAgnes EversSimon Franke

VORMGEVINGJoseph plateau, Amsterdam

DRUKDie Keure, Brugge

OPLAGE6000

ISSN1385-0482

ABONNEMENTEen abonnement op dit tijdschrift is kosteloos verkrijgbaar op aanvraag. Nog beschikbare nummers uit eerdere jaargangen zijn tegen verzendkosten te bestellen bij ArchitectuurLokaal.

FOTO OMSLAGLeo Divendaluit de serie Vézelay

Belangrijke informatie voor opdrachtgeversGouden Piramide 2009 van start. Thema: gebiedsontwikkelingDe prijsronde 2009 is bestemd voor opdrachtgevers van ruimtelijke projecten. Dat kunnen woonwijken, stadsparken, bedrijventerreinen of omvangrijke infrastructurele werken zijn. Maar ook transformaties van het landelijk gebied. Uiterste inschrijfdatum: 13 maart 2009. Meer informatie: www.goudenpiramide.nl

Het Land van Gouden Piramides - Opdrachtgeverschap in NederlandHet NAi belicht het fenomeen opdrachtgeverschap. In ruim 20 projecten sinds de 19e eeuw komen visie en proces aan bod van uiteenopende opdrachtgevers, alsook de innovatieve projecten waartoe deze hebben geleid. 22 november 2008 - 22 februari 2009. Meer informatie: www.nai.nl

Architectuur Lokaalis het landelijke kenniscentrum voor cultureel opdrachtgeverschap en architectuurbeleid. Vanuit een onafhankelijke positie leggen wij verbindingen tussen partijen die bij de bouw betrokken zijn. Voor opdrachtgevers als gemeenten, woningcorporaties en projectontwikkelaars verzorgen wij excursies, discussies en andere programma’s op maat.Terugkerendethema’s zijn de culturele betekenis van het opdrachtgeverschap en het belang van de samenwerking tussen opdrachtgever en ontwerper. Architectuur Lokaal beheert het Steunpunt Ontwerpwedstrijden, dat uitschrijvers van prijsvragen behulpzaam is bij de selectie van ontwerpers en projectontwikkelaars.

Goed begin

Gisteren, bij de EU Aanbestedingendag op 4 december, kwamen meerdan 400 gemeenten, architecten, projectontwikkelaars en adviseursbijeen om te praten over de problemen met aanbesteding van bouw-projecten aan architecten en projectontwikkelaars. Dat er problemenzijn, is de laatste tijd steeds duidelijker geworden. En ook, dat hethoog tijd is om tot oplossingen te komen. Er zijn allerlei initiatievenom de situatie te verbeteren, maar er gaat nog veel langs elkaar heen.Dat hebben we ook gemerkt bij het Steunpunt Ontwerpwedstrijden,waar we goed inzicht hebben in wat er mis kan gaan. Daarom hebbenwe met de Rijksbouwmeester afgesproken om actie te ondernemen,en samen met VNG, BNA en NEPROM, de drie belangrijkste direct

betrokken partijen, de EU Aanbestedingendag te organiseren. Dat is alvast een goed begin.Natuurlijk zijn er verschillen in de relatie tussen de gemeente en de architecten, of degemeenten en de projectontwikkelaars. Maar veel van de problemen zijn vergelijkbaar.Dat blijkt ook uit de reacties op de vragenlijst die we hebben gekregen, en die u op onzewebsite kunt nalezen. Bij de EU Aanbestedingdag stonden niet de spelregels centraal,maar de manier waarop daarmee wordt omgegaan. We hebben de afgelopen jaren erva-ren dat vrijwillige hulpmiddelen als Kompas, hoe nuttig ook, uiteindelijk niet goed func-tioneren door de vrijblijvendheid. De Rijksbouwmeester gaat zich hierover te beradenmet alle belanghebbenden. Architectuur Lokaal gaat intussen aan de slag op om kortetermijn te komen met sterk vereenvoudigde modellen voor aanbestedingsprocedures,die ook veel toegankelijker moeten zijn. Wordt vervolgd.

Cilly Jansen, directeur Architectuur Lokaal

foto: Maarten van Schaik

Page 3: Architectuur Lokaal #65

Opgaven De megastal: industrie of landbouw?In Limburg sneuvelen vooroordelen, maar makkelijker wordt het niet. Een excursie langs nieuwe megastallen. Kirsten Schipper

3Architectuur Lokaal #65

Inhoudsopgave

Lokaal MondiaalVincent Kompier

RegieTuintje op ordeBij herontwikkelen van bedrijventerreinen is architectuur van ondergeschikt belang. Veel belangrijker is het beheer. Zeker nu de kredietcrisis grote investeringen onzeker maakt.Dat zegt Saskia van Bohemen van TCN.Indira van ’t Klooster

Van Dekker naar SmitIn de rubriek Wethoudersestafette bespreekt een wethouder eenactuele kwestie in de gemeente en nodigt een collega-wethouderuit om daarop te reageren. Deze keer: tunnels in de binnenstad.Karin Dekker

OpgavenTussen verzakelijking en idealisme (4)Herbestemming van oude fabrieken is een zaak van lange adem, bevlogen mensen en inventieve financieringsstrategieën. Zeker als er ook nog daklozen in worden opgevangen.Dirk Bergvelt

Een winterlandschap in de polder Heimwee naar ouderwetse Hollandse winters was de aanleidingtot de langste ijsbaan ter wereld. Schaatspret in de zomer. En nog energiezuinig ook. Jaap-Evert Abrahamse

Good Red Super GreenHet Groene Hart staat onder druk. Het Bouwfonds vroeg ontwerpers om ideeën voor rood-voor-groen-strategieën diedaadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd.Patrick Rugebregt

PraktijkHet landschap als monumentKunnen landschappen op een gemeentelijke monumentenlijst worden gezet? En zo, wat levert dat op?Harry Venema

Debatteren in een ambitieloze gemeenteIn de Haarlemmermeer liggen de ambities van het gemeentebestuur niet erg hoog. Toch of misschien juist daardoor groeit architectuurcentrum Podium.Mathias Lehner

Buren (3)Christophe Van Gerrewey

Regie Positief manifesterenIn Apeldoorn werd onlangs een van de eerste projecten voor geïntegreerde opvang van daklozen en verslaafdenopvang in gebruikgenomen. Opvallende architectuur rond een opvallend fenomeen.Indira van ‘t Klooster

PraktijkUniversiteit van WageningenIn Wageningen werken studenten aan concrete en actuele opgaven voor de toekomst. Contact met echte opdrachtgevers scherpt de inzichten van beide partijen.Rudi van Ettiger

20

04

05

10

12

16

18

22

23

24

08

14

Foto omslagDe foto van Leo Divendal komt uit de serie Vézelay of: de archi-tectuur van de winter. Deze serie, samen met Sea of Marmara,was tot eind november te zien in De Hallen in Haarlem, waaroverEddie Marsman in de NRC van 8 oktober jl. schreef: ’Een liefdes-verklaring is het, geen groots verhaal, maar wel een verhaal vanalle tijden. En daarbij past eerder de bescheidenheid van deeenvoud dan het rumoer van de overdaad. (…) Ten overstaanvan de aandachttrekkerij van zoveel moderne fotografischepowerplay is die eenvoud zeer relativerend.’

Leo Divendal (1947) is als fotograaf autodidact, maar studeerdebij de Franse fotografen Izis Bidermanas (1911-1980) en PhilippeSalaün (1943), bij Harm Botman (1952) en Johan van der Keuken(1938 - 2001) in Nederland. Hij publiceerde verschillende foto-boeken, waaronder Suite Vézelienne, gedichten en foto’s (2007).Sinds 1993 geeft hij les aan de Gerrit Rietveldacademie.www.leodivendal.nl

Voor de cover van Architectuur Lokaal stelt telkens een andere(architectuur)fotograaf zijn mooiste archieffoto ter beschikking

Page 4: Architectuur Lokaal #65

4 Architectuur Lokaal #65

Lokaal Mondiaal

Hebben architectuur en stedenbouw een politiekekleur? In Berlijn zeker. Er is geen stad te vindenwaar koningen, keizers en andere heersers zo sterkhun stempel op de vormgeving van de stad hebbengedrukt. Dat is deels gelukt, en deels gelukkig niet.Voor stedenbouwers was het gebombardeerdeBerlijn een ideale proeftuin voor grootschaligeexperimenten. Die experimenteerdrift ging na debouw van de Muur gewoon door. Geheel in de geestvan de jaren zestig kent de stad een aanzienlijkaantal grootschalige verkeersdoorbraken. Anno2008 is het beleid om deze grootschalige ingrepen,die het historische stratenpatroon van Berlijn volledig hebben genegeerd, met nieuwe steden-bouw en architectuur te repareren. Maar dat gaatniet zonder slag of stoot.

Iedereen die in de binnenstad van Berlijn wilbouwen dient zich te houden aan het PlanwerkInnenstadt uit 1991. Daarin zijn de architectoni-sche en stedenbouwkundige regels vastgelegdwaaraan nieuwbouw moet voldoen. Het Planwerkwordt gezien als oplossing voor de ruimtelijkegevolgen van de deling van Berlijn. Door terug tegrijpen op de architectuur en stedenbouw vanrondom 1900 kan van de gedeelde stad weer eengeheel gemaakt worden. Architectonisch betekentdat: veel natuursteen, weinig glas of staal.Stedenbouwkundig dienen de verstoorde rooilijnenweer teruggebouwd te worden. Het lijkt alsof deideeën uit het Planwerk uitgaan van historisch herstel van de stad. Toch zien veel mensen eenpolitiek addertje onder het gras.

Zo ziet het Planwerk graag de Leipziger Strasseterug in haar19e eeuwse gedaante. Deze belangrijke

verbindingsstraat loopt vanaf de Potsdamerplatz totaan de Alexanderplatz. Tot de Charlottenstrasse ishet een statige, 19de eeuwse straat met degelijkeburgermanshuizen en hier en daar een chique hotel.Daarna verbreedt de straat zich tot een zesbaansautoweg, met aan twee kanten flatgebouwen, somstot twintig verdiepingen hoog. Geen toonbeeld vanschoonheid, maar wel karakteristiek.

De bewoners van de flatgebouwen verzetten zichtegen de voorstellen uit het Planwerk Innenstadtom de straat terug te bouwen tot de oorspronkelijkebreedte. Bij voormalige Oost-Berlijners komt eendergelijk idee hard aan. Zij voelen zich door ditsoort vernieuwingen op de tweede plaats gezet enzien de plannen als een afrekening met het DDR-verleden. Maar hun verzet roept ook vragen op. Is er geen dialoog mogelijk tussen alle vormen van architectuur en stedenbouw, zowel oud- alsnieuwbouw? Is geschiedenis niet juist veranderingin plaats van continuïteit? Hoe lang is een plan-concept als dat van Planwerk Innenstadt houdbaar?Of is het verzet van de voormalige Oost-Berlijnerssymbolisch van aard: betekent nog meer afbraakvan de onder het socialisme gebouwde omgevingniet wederom een overwinning voor het westen?Want sinds de Wende zijn al meerdere gebouwendie in de DDR-tijd zijn gebouwd geslachtofferdvoor het Planwerk. Zo heeft architectuur en stedenbouw, bouwen en slopen in Berlijn altijd eenpolitiek tintje. Dat geeft in ieder geval kleur aanhet debat.

Vincent Kompier is zelfstandig planoloog/urbanoloog te Berlijn

(n)Ostalgie

Leipziger Strasse. Foto: Vincent Kompier

Page 5: Architectuur Lokaal #65

5Architectuur Lokaal #65

Regie

Interview > Tekst: Indira van ’t Klooster > Beeld: Maarten van Schaik

Als iets opvalt tijdens het interview met Saskia vanBohemen, netwerkmanager bij TCN, dan is het wel de daadkracht en het positivisme. Er bestaan geenproblemen, wel aandachtspunten, geen probleem-gebieden, wel plannen van aanpak. In deze reeksinterviews over ruimtelijke kwaliteit valt de filosofievan TCN op vanwege de praktische insteek.’Webeginnen met de boel opschonen en mooier maken.Bij de ontwikkeling van onze assets komt het eerstejaar geen architect aan tafel.’ Kan dat wel: ruimtelijkekwaliteit zonder ontwerpers?

‘Voor projectontwikkeling is het nodig om generalist te zijn, strategisch tekunnen denken, mensen te kunnen koppelen, en veel schotels tegelijkertijd in de lucht te kunnen houden. Een bouwkundige achtergrond is dan veel tespecialistisch’, zegt Saskia van Bohemen. Ze nam de raad van haar vader, zelfprojectontwikkelaar, ter harte en ging vastgoedeconomie en bedrijfskundestuderen. ‘Veel ontwikkelaars denken vanuit het gebouw, in VO en DO. Dat is een andere manier van denken. TCN is geen gebouwontwikkelaar, maareen gebiedsontwikkelaar. Als netwerkmanager ben ik vraagbaak en controleurvoor alle niet-Nederlandse TCN vestigingen. Men kan mij alles vragen en ikmag overal kijken.’ TCN wil een topontwikkelaar zijn in Europa, maar hetwerkterrein van Saskia van Bohemen beslaat eigenlijk de hele wereld. Op ditmoment is ze actief in onder andere Zuid-Afrika, Spanje, Rusland en Engeland.In een dubbelfunctie van opdrachtgever en belanghebbende in diverse ontwikkelingsprojecten ziet ze duidelijk de verschillen in wetgeving en aanpak

in de verschillende landen. ‘In Afrika bestaat niet zoiets als stedenbouw. Er isgeen totaalvisie op een gebied, iedereen doet maar wat. Zo kan het dan gebeurendat een tabaksfabriek, een verffabriek en woningen naast elkaar terechtkomen.In Engeland zijn ze juist verder dan in Nederland, daar is veel ervaring metgebiedsontwikkeling en de rol van de stedenbouw is veel groter. In Ruslandbestaan wel bestemmingsplannen, maar die zijn heel erg op detailniveau, datis lastig als je een masterplan wilt maken voor 450 ha.’ In landen als Ruslanden Zuid-Afrika is het hebben van kennis nog macht. In Nederland, Duitslanden Engeland geldt dat niet meer, hier gaat het steeds meer om het op de juistemanier uitvoeren van het project en het proces. Het delen van kennis wordtjuist steeds essentiëler.’

We zitten in het hoofdkantoor aan de Keulsekade in Utrecht in “het Café”.Er is een grote leestafel en rond de koffiehoek wordt vergaderd, overlegd enbijgekletst. Het pand is geschilderd in oranje, groen en paars. ‘Eigenlijk mochten we ons hier niet vestigen.’, zegt Van Bohemen. Toen we de gemeentevroegen naar de plannen voor het Cartesiusgebied zeiden ze dat we ons in hetkantorenpark Papendorp moesten vestigen. Voor het Cartesiusgebied zou pasrond 2015 een visie worden geformuleerd. Daar moesten we dus op wachten.Dat is niet de filosofie van TCN. Het Cartesiusgebied wordt herontwikkeldconform het principe van organic urbanism. Als je pand voor pand heront-wikkelt, heb je vanaf het begin cash-flow en staat niet het hele gebied 10 jaarop z’n kop. Het gaat om het tuintje op orde maken, niet om het maken vannieuwe gebouwen. Dat kost veel minder en levert zóveel op. Zeker nu vanwegede kredietcrisis het investeringskapitaal schaars is, zijn bestaande bedrijven-terreinen op deze manier een gegarandeerde bron van inkomsten. We begonnenmet ons eigen hoofdkantoor hier te vestigen en nu hebben we ongeveer 30%van het gebied onder controle. Nu staan de vrachtwagens op een goede parkeerplek en is het terrein schoon en veilig.’ Niet de toepassing van marmer,maar orde, netheid en veiligheid bepalen de waarde van een pand. Goed beheerresulteert in lange huurcontracten en hoe langer huurders blijven hoe meereen pand waard is. TCN adviseerde de gemeente om een bestemmingsplan temaken op hoofdlijnen waar per deelgebied een uitwerkingsbevoegdheid oprust. ‘Zo kan de gemeente de regie houden over de gewenste ontwikkelings-richting op lange termijn, immers een herontwikkeling duurt jaren. Dit spaartgeld en tijd uit.‘ We vragen ook zeker niet bij al onze acties toestemming.

Tuintje op orde

Page 6: Architectuur Lokaal #65

Regie

6 Architectuur Lokaal #65

Page 7: Architectuur Lokaal #65

7Architectuur Lokaal #65

Regie

Je moet gemeenten wel informeren, en het moet wel binnen het bestemmings-plan passen, maar verder gaan we gewoon aan de slag, en als we iets foutdoen zeggen we een keer sorry en lossen het probleem op. Een gemeente wilmeteen gaan tekenen, maar wij kijken eerst eens zelf, doen marktonderzoek.Het eerste jaar komt bij ons geen architect aan tafel.’ Ook in het Media Parkin Hilversum heeft de ontwikkelaar in het eerste jaar dat ze het in eigendomhad niet veel meer gedaan dan de boel ‘een beetje opruimen’. ‘Parkeerbeleidinvoeren en hekken weghalen. Dat levert direct een goede relatie met degebruikers op, én ook ruimtelijke kwaliteit. Het gebied is toegankelijker enprettiger geworden zonder dat we al erg veel geïnvesteerd hebben, laat staanontwikkeld. Of beter: we doen wel veel, maar we bouwen er niet, dat is weer het principe van goed voor je tuintje zorgen. Dat leren we nu ook inZuid-Afrika: hekken weghalen in plaats van neerzetten draagt bij aan de goedeuitstraling van een terrein.’

‘Gemeenten moeten zich überhaupt niet druk maken over een masterplan ofeen ontwerp’, vindt Van Bohemen. Nee? Echt niet? ‘Nee hoor, een gemeentemoet niet medeopdrachtgever zijn, maar leider. De gemeente moet de regievoeren over afspraken en beleid. TCN wil zelf de regie over het project.Meestal bedenken gemeenten het hele masterplan en dat gaan ze dan zelfaanbesteden. Dat is leuk, maar zonde van het geld, het moet toch altijdopnieuw.’ TCN wil zijn eigen projecten ontwerpen en aanbesteden, en vindtdat geen taak voor de gemeente. ‘Bestuurders gaan toch ook niet bedenkenhoe en welk onderwijssysteem een gemeente moet hebben? Nee joh, eengemeente moet zorgen dat er goed onderwijs komt, en aan de deskundigenoverlaten wat goed onderwijs is. Met zorg idem dito. Geen gemeente preten-deert inhoudelijke kennis te hebben van zorg- of onderwijssystemen, maar welvan architectuur. Dat is een misverstand. Bouwen is een zaak van de markt.’Maar hoe kan een gemeente dan regie voeren? ‘Door beleid te formuleren.’Als TCN ergens bij betrokken raakt, ofwel op eigen initiatief ofwel op uit-nodiging zijn twee dingen van belang: een plan en een positieve grondhoudingvan de gemeente. ‘Een gemeente mag natuurlijk ook nee zeggen, maar doe datdan ook, wees duidelijk. Vaak ontbreekt het aan daadkracht en leiderschap.’

Ruimtelijke kwaliteit vereist dus minimale ontwerpinspanningen. ‘Aan deArchitectuurnota hebben wij geen boodschap. Daarin wordt het ontwerp

centraal gesteld, maar dat is onzin. Een ontwerp moet passen binnen de vraagvan de doelgroep. Verder moet de architectuur aangepast worden op het landschap, duurzaam zijn in materialen, gebruikstermijnen, collectieve voor-zieningen, minder logistieke bewegingen, hergebruik. Als dit op elkaar is afgestemd, is de gebruiker tevreden. That’s it.’ De nadruk ligt bij TCN dan ookniet op de gebouwen zelf. De nadruk ligt op de functie van de gebouwen enbelangrijker nog, op hoe mensen erin functioneren, presteren en of ze zicherin thuis voelen. Daarom wil TCN langdurig betrokken zijn bij hun projecten.

Die betrokkenheid uit zich onder andere in social dividend, sociale investe-ringen in een onderhanden project. ‘We geven geen geld, maar dragen actiefbij. Dat is een generieke methode, die in Afrika net zo goed werkt als inEngeland. In Zuid-Afrika nemen we de stenen af van een plaatselijke steen-fabriek die wordt gerund door twee zwarte vrouwen die met microkrediet hunbedrijf zijn gestart. In Almere, in het modecentrum, stellen we een collectiemaatpakken en een sollicitatieprocedure ter beschikking aan de bewonersvan Almere’, verklaart Van Bohemen. Het is even wennen: ruimtelijke kwaliteit zonder ontwerp. Kwaliteit opbedrijfsterreinen in de visie van TCN begint met kleine dingen, met het creëren van samenhang, zowel ruimtelijk als sociaal, en het leidt tot financieelrendabele, prettige verblijfsgebieden. Mooi zijn die bedrijfsterreinen meestalniet, maar wel onmiskenbaar mooier dan voorheen. En de tuin is inderdaadop orde.

InformatieTCN, www.tcnpp.nl

‘Meestal bedenken gemeenten het hele masterplan en dat gaan ze dan zelf aanbesteden. Dat is leuk, maar zonde van het geld, het moet toch altijd opnieuw.’

‘Aan de Architectuurnota hebben wij geen boodschap. Daarin wordt het ontwerp centraal gesteld, maar dat is onzin.’

Page 8: Architectuur Lokaal #65

8 Architectuur Lokaal #65

Regie

Sterk staaltje van positief manifesteren:

Omnizorg Apeldoorn

Opdrachtgever in NL > Tekst: Indira van ’t Klooster > Beeld: Christian Richters

In september jl. is Omnizorg in gebruik genomen. Het project wordt in de wereld van de opvang met scepsis bekeken. Al die verschillendeprobleemgevallen samen onder één dak, dat kan niet goed gaan. De betrokkenen zien de toekomst vol vertrouwen tegemoet. Hoewel ze trots zijn op het gebouw in het centrum van Apeldoorn weten ze dat dat maar een klein element is van het verhaal. ‘Het gebouw faciliteert slechts. Aan de feestelijke opening is een maatschappelijkproces van tien jaar vooraf gegaan. En we zijn er nog niet helemaal.’

We zitten in het inmiddels ontmantelde informatie-centrum van Omnizorg. Tijdens de bouwperiodewaren hier maandelijks informatiebijeenkomsten.Bewoners konden vragen stellen, wensen en zorgenuiten, maar ook kennis maken met hun nieuweburen. Nu het gebouw klaar is, kunnen de meubelsterug naar de Kringloopwinkel en zal de nieuwsbriefniet langer verschijnen. Vandaag is een aantal hoofd-rolspelers bij elkaar voor een terug- en vooruitblik.Willem Voortman (gemeentelijk projectleider) enSimon Boon (projectleider zorgpartijen), Belindavan Buitenen (FBW Architecten) en Frank Wouters(bedrijfsleider Omnizorg) zijn toegewijd en kritisch,idealistisch zonder de realiteit uit het oog te verliezen.

In 1998 waren er in Apeldoorn allerlei tijdelijkevoorzieningen voor daklozen en verslaafden. In“Het Slaaphuis”, leegstaande gebouwen en kerkenverspreid over de stad vonden zij een plek om teeten, te slapen of te spuiten. Het waren vaak locatiesin drukke buurten waar veel kinderen wonen. Deoverlast was groot. De gemeente startte daarommet een provisorische verwijsplek voor alcohol endruggebruikers in een leegstaande garage, die na eenhalf jaar overging in een reguliere gebruiksruimte.Ook deze voorziening kreeg een tijdelijke status. In2000 besloot de gemeenteraad dat al die voorzie-ningen bij elkaar in een nieuw gebouw moestenworden samengebracht. Het maatschappelijk debatdat daarop volgde, spitste zich toe op de vraag hoeeen permanente voorziening voor daklozen en verslaafden er dan uit zou moeten zien. Dat debatwerd nadrukkelijk en intens gevoerd met bewonersuit de hele binnenstad. Voortman: ‘Ik heb wel eenseen wethouder van een andere stad, en niet deminste, horen zeggen: “Bewonersinspraak? Danben ik over tien jaar nóg bezig. Ik beslis gewoon.”Ik stond perplex. Niet alleen onze verslaafden endaklozen zijn onze doelgroep. Ook de bewonersvan de stad. Cliënten moeten zich thuis voelen,

‘Niet alleen onze verslaafden endaklozen zijn onze doelgroep. Ook de bewoners van de stad.’

Omnizorg Apeldoorn, pleinzijde.

Page 9: Architectuur Lokaal #65

9Architectuur Lokaal #65

Regie

maar zich ook in positieve zin kunnen manifesteren.Ook bewoners moeten erop vooruitgaan. Hunklachten over overlast zijn reëel en het ís hunbackyard!’ Boon: ‘Het was een periode met eenchaotische overlegstructuur, maar dat maakte nietuit. Het ging om het ontwikkelen van een collegialeverhouding. In het begin werd ik steevast uitge-scholden door bewoners en winkeliers, nu zijn we een mede-ondernemer in de binnenstad. Datrespect en begrip voor elkaars positie is langzaamgegroeid. Pas als dat er is, heeft het zin om aan hetdecor te gaan bouwen: het gebouw, de aankleding,de inrichting.’

De klanten zijn, op een zonnige maar koude dagals vandaag, goed zichtbaar in het straatbeeld.Verslaafden en daklozen staan in de passage vanOmnizorg. Ze spreken Boon, Wouters en Voortmanaan als oude bekenden. Ze komen voor heroïne-behandeling, om uit te rusten, om te eten in hetgrand café, maar er is ook werk te doen. Na het“veegproject”, waarin ze de straten van de binnen-stad schoonveegden, kunnen ze nu meewerken inde wasserette, het grand café of de fietsenwerk-plaats van Omniplaza. Dat is de samenwerkings-partner van Omnizorg die de dagbesteding en hetwerk voor de cliënten van Omnizorg organiseert inde plinten van het gebouw. Boven deze voor-zieningen liggen de kamers. De inrichting varieertvan acht stapelbedden tot een eenpersoonskamer.Zo kunnen de klanten die langer blijven hun eigenwooncarrière doorlopen. Als het goed is, zijn allebewoners tussen één dag en één jaar weer weg.Voor hun ramen hangen vrolijk gekleurde luikenvan geperforeerd staal. Diepe neggen voorkomendat bewoners uit het raam gaan hangen. De openingvan de luiken is bepaald door de omwonenden. Zo hebben zij grip op de mate van (gevoelsmatige)inkijk vanuit de opvang.

FBW Architecten werd al in een vroeg stadiumbij de plannen betrokken. Via een aantal deelop-drachten kreeg FBW direct na een visiepresentatiehet project toebedeeld. Ze zijn medeverantwoorde-lijk voor de locatiekeuze in de Stationsstraat, dietussen station en binnenstad op de natuurlijkelooproute van de klanten ligt. Ook dachten ze al ineen vroeg stadium mee over de functies en het programma van eisen. Toen het ontwerp gereedwas, werd het aanbesteed bij een aannemer.

Voortman: ‘Ik had een groot vertrouwen dat FBWin staat zou zijn om gedurende een aantal jaren het complexe proces te trekken. Ze hadden al eenaantal interessante projecten gedaan, zoals zieken-huizen in Afrika en de Raad voor de Kinder-bescherming in Almelo en Arnhem. Daaruit bleekvoor mij dat ze luisteren naar mensen, hen ietskunnen bieden in hun gebouwen. Dat hadden wijook nodig.’ De meerwaarde van hun ontwerpkomt niet alleen tot uiting in de gekleurde luikendie in variabele standen kunnen worden geopend. In de zuidoostgevel doet een grote uitsparing dienstals balkon of terras. De opening garandeert ookdat de buurman van het belendende pand, eengehandicapte man die altijd voor het raam zit, zijn

uitzicht op de kerktoren behoudt. Zo draagt ookhet ontwerp bij aan de vertaling van alle behoeftendie zijn geformuleerd. Boon: ‘Juist de zorg voor dedetails is zo belangrijk. Het is een rare misvattingdat kwetsbare mensen in tijdelijke ruimten moetenworden opgevangen. De combinatie van robuustheiden fijnzinnigheid, licht en kleur, en een permanentelocatie draagt bij aan hun welbevinden.’ Omnizorg heeft zelfs een goed bezocht atelier eneen bezinningsruimte. Wouters: ‘De bezinnings-ruimte heeft een aantal nissen. Daarin komenfoto’s van bekenden die zijn overleden. De meestenkennen wel iemand die aan een overdosis is gestorven en dat maakt altijd veel indruk. Zo komter een plek om hen te herdenken.’

En werkt het? Nu kijken ze allemaal wat bedenkelijk. Voortman: ‘In de zorg wordt heel veel onderzocht en gemonitord. Uit de cijfers blijktdat de overlast is afgenomen, en dat de heroïne-verstrekking goed werkt.’ Wouters: ‘Het gebouw iseigenlijk te vroeg opgeleverd. Nu moet nog veelworden geregeld terwijl het pand al in gebruik is.De lockers in de hal, de receptie, de gordijnen inhet grand café, het is allemaal nog niet af. En desamenwerking tussen de drie organisaties verloopt

niet vlekkeloos.’ Boon: ‘Misschien was Omnizorger nooit gekomen als we nu begonnen waren. Deconcurrentie tussen de drie zorginstellingen onder-ling is groot. Ze zijn inmiddels van mening dat zealle voorzieningen die Omnizorg nu biedt ook welin hun eentje kunnen leveren. De ontwikkelingenin de zorg zijn hard gegaan de afgelopen tien jaar.Wat we hier doen was destijds uniek, maar gebeurtnu op meer plaatsen.’ Van Buitenen: ‘Het centralegegeven was één voordeur, niet drie. Die is er gekomen, maar daarachter zitten drie aparte organisaties. Verder is het gebouw het eerste vaneen grootschalige ontwikkeling. Er wordt noggesloopt, er komt nog een plein. Het gebouw komtnog niet optimaal tot zijn recht.’ Maar, besluiten zeunaniem, geef het tijd. Het gebouw is nog geen driemaanden in gebruik. De omwonenden zijn op ditmoment tevreden. De instanties moeten nog aanelkaar wennen, maar hun cliënten lijken baat tehebben bij de integrale opvang. En als straks ookde omgeving klaar is, kan de volle potentie van hetgebouw worden benut.

Precies vandaag is er weer een mijlpaal te vieren:de cadeauwinkel die wordt gerund en uitgebaatdoor Omniplaza is vandaag open gegaan en het iser al meteen druk.

InformatieStichting Omnizorg Apeldoorn: de drie instellingenonder één dak binnen de Stichting Omnizorg zijn:TACTUS, verslavingszorg IrisZorg, verslavingszorgen maatschappelijke opvang en RIBW Oost-Veluwe,instelling voor beschermd wonen. www.omnizorg-apeldoorn.nl

Omniplaza-Apeldoorn B.V.: Omniplaza maakt deel uit van de Omnizorg-Apeldoorn formule enexploiteert winkels in de plint van Omnizorg,waarbij de medewerkers bestaan uit de clientenvan Omnizorg die in de gelegenheid worden gesteld te participeren in de maatschappij.www.omniplaza-apeldoorn.nl

‘Misschien was Omnizorg er nooit gekomen als we nu begonnen waren.’

Cliëntenverblijf Foyer De passage

Page 10: Architectuur Lokaal #65

10 Architectuur Lokaal #65

Regie

Van Dekker naar Smit

Wethoudersestafette > Tekst: Karin Dekker > Beeld: gemeente Groningen

In 1949 verdween de tram uit het stadsbeeld. Precies 65 jaar later, in2014, keert de tram terug in Groningen. Het staat nog niet vast of deeerste lijn van de regiotram de binnenstad zal doorkruisen. Er zijn driemogelijkheden om van het hoofdstation naar het Zernikecomplex tekomen - door de binnenstad over de Grote Markt, over de Diepenring,om de binnenstad heen’ en over bestaand spoor langs de westelijkeringweg naar Zernike. Uit deze drie varianten kiest Groningen komendjaar de beste. Wethouder Dekker vertelt en speelt het stokje door naarPeter Smit in Den Haag.

Onze inwoners zijn volop betrokken bij de keuzevan het tracé voor de eerste tramlijn. Het afgelopenjaar stond in het teken van burgerparticipatie.Binnenstadsbewoners, ondernemers, winkeliers enandere belanghebbenden; iedereen kon zijn zegjedoen. Dat leverde veel nieuwe ideeën op die zijnopgenomen in de planstudie. Die studie is nu afgerond. Nog dit jaar brengen we onze voorkeurnaar buiten in de inspraakfase. Bij de beoordelingvan de drie varianten is gekeken naar de steden-bouwkundige impact, de ruimtelijke inpassing, dekansen voor ontwikkeling langs de tramlijn en deeffecten op het gebied van vervoer en (ander) verkeer. Uiteraard spelen aspecten als geluids-belasting, milieu en veiligheid een grote rol, maarook de groenstructuur, archeologie en de kostenworden meegewogen.

Parallel aan de introductie van de regiotram zijnwe in Groningen aan de slag met een grootschaligeverbouwing van de Grote Markt. De gehele oost-wand van dit belangrijkste plein van Groningengaat op de schop en komt vijftien meter naar voren.Daarmee herstellen we de vooroorlogse sfeer enintimiteit van de Grote Markt. In de binnenstads-variant vervangt de tram de stadsbussen die nu nogmet honderden per dag over het marktplein rijden.Sinds 1977 is het stadscentrum van Groningen hetdomein van fietsers en voetgangers; je kunt sindsdienniet meer met een auto naar en over de Grote Marktrijden. Helaas gold dit niet voor de bussen.

Page 11: Architectuur Lokaal #65

11Architectuur Lokaal #65

Regie

Grote Markt, zuidzijde met stadsbussen.

De komst van een tram maakt het eindelijk mogelijkom bussen uit de binnenstad te weren. Daardoorkunnen de bushaltes en de metersbrede rijbaanvan de markt verdwijnen en komt er nog meerruimte voor voetgangers, groen en terrassen. De nieuwe tramhaltes zijn niet op de markt zelfgepland, maar op de hoek van het plein, voor devoet van de Martinitoren. Zo maken we er weer eenauthentieke binnenstad van. Zonder uitlaatgassenen geluidsoverlast.

Wim Hazeu heeft gelijk als hij veronderstelt dat deGroningse regiotram niet lijkt op het rinkelende,nostalgische tramstelletje van vroeger. Maar ook denieuwe regiotram zal niet op hoge snelheid doorde binnenstad kunnen rijden. Alleen op een vrijliggende, rechte baan of op bestaand spoor kanhard worden doorgereden. In de drukke binnenstadmoet de regiotram zijn snelheid aanpassen.Veiligheid is dan het devies. In de binnenstads-

variant vergroten we die veiligheid nog eens extradoor het tramverkeer waar nodig te scheiden vanhet fietsverkeer. Voor fietsers ontstaat zo een rechtstreekse noord-zuidroute door de binnenstadvia de Nieuwe Ebbingestraat, Oude Ebbingestraaten Gelkingestraat. Gelukkig hoeven er geen monumenten of beeldbepalende panden te wordengesloopt door de komst van de tram. De schade blijftwaarschijnlijk beperkt tot een brug en een aantalportiekwoningen.

Het moge duidelijk zijn… een tram door de binnenstad heeft mijn voorkeur. We bestendigenons autoluwe beleid, verstevigen het historischekarakter en krijgen er een fantastische, goedbereikbare binnenstad voor terug. De leefbaarheidvan de binnenstad gaat dankzij een tram metsprongen vooruit. Of de tram daadwerkelijk doorde binnenstad gaat rijden, besluiten we in 2009.

Van de Haagse verkeerswethouder Peter Smitzou ik graag willen weten hoe de versterking van destedelijke, ruimtelijke structuur heeft meegespeeldin de besluitvorming over de aanleg van tunnels.Recent is in Den Haag de Hubertustunnel geopenden Smit heeft plannen voor een tramtunnel onderde Koningskade. Let hij bij zijn afwegingen vooralop reistijd, bereikbaarheid en kosten of spelenkwalitatieve argumenten ook een rol? In Groningenwillen we de zuidelijke ringweg ondergronds brengen om de verkeersbarrière tussen het noordenen zuiden van de stad te slechten en het Sterrebosin oude luister te herstellen. Dat is een kostbarevariant, maar wat ons betreft het onderzoekenmeer dan waard.

InformatieIn deze rubriek vertelt telkens een wethouder overeen concrete bouwopgave, een discussie over ruimtelijke kwaliteit, een prangend voorbeeld vanverrommeling, een regionale aanpak of iets andersdat actueel is in de gemeente. Elk artikel eindigtmet een concrete vraag aan een wethouder van eenandere gemeente die in het volgende nummer vanArchitectuur Lokaal het stokje overneemt.

Gemeente Groningen, www.groningen.nl

De schade door sloop blijft waarschijnlijk beperkt tot een brug en een aantal portiekwoningen.

Grote Markt, zuidzijde met trams.

Bloemsingel, vrijliggende trambaan.

Page 12: Architectuur Lokaal #65

De Leidse wethouder Cultuur Jan Jaap de Haan isthuis in de geschiedenis van zijn stad. Als buurt-bewoner maakte hij mee hoe een kleine tien jaargeleden de stemming omsloeg van sloop en nieuwbouw naar behoud en herbestemming. Dezementaliteitsverandering is ook merkbaar bij recentemonumentale panden. Veel mensen weten datLeiden een erfenis heeft uit de bloeiperioden vande Middeleeuwen en de Gouden Eeuw. Minderbekend zijn ontwikkelingen in de 19de en 20steeeuw. Leiden werd in de 18de eeuw in het noordenuitgebreid ten behoeve van industrie. Buiten destadsmuren vestigden zich bedrijven die de traditievan de lakennijverheid nieuw leven inbliezen. Zobouwde Jacobus Scheltema hier een fabriek voorwollen dekens. In diezelfde buurt vestigde zich detextielfabriek Clos & Leembruggen. Beide bedrijvenlieten na hun sluiting, in respectievelijk 1958 en 1978,industrieel erfgoed na. Het Scheltemacomplex iseen vroeg 19de eeuws gebouw op een paar minutenvan Stedelijk Museum De Lakenhal.

Nog iets verder buiten het centrum ligt de spinnerijvan Clos & Leembruggen, die nu bekend staat alsNieuwe Energie. Dit is een veel moderner monu-ment, namelijk een productiehal uit 1941, waarbijgeëxperimenteerd werd met geprefabriceerdebetonnen bouwdelen (die later ook werden toege-past bij het Groothandelsgebouw in Rotterdam).Toen de Leidse textiel het in de jaren 60 en 70 vande 20ste eeuw niet meer kon bolwerken vanwege deinternationale concurrentie, kwamen de bedrijfs-panden leeg te staan.

De Leidse architect Reinier Verbeek organiseerdein de jaren negentig excursies naar voorbeelden vanherbestemming in het buitenland om binnen Leidenbelangstelling te wekken voor de mogelijkheden vanindustrieel erfgoed. Toen hij werd gevraagd om eenplan te ontwikkelen voor het Scheltemacomplex washij aanvankelijk niet erg enthousiast, gezien hetzeer beperkte budget dat beschikbaar was. Maartoen hij zich eenmaal in het gebouw had verdiept,liet het hem niet meer los. Zijn eerste idee was omvan de fabriek een overdekte straat te maken.

12 Architectuur Lokaal #65

Opgaven

Tussen verzakelijking en idealisme (4)Maatschappelijk vastgoed > Tekst: Dirk Bergvelt > Opdrachtgever: Scheltemacomplex: gemeente Leiden; Nieuwe Energie: Portaal > Beeld: Architectuur Lokaal

Zijn er zakelijke argumenten om een oud fabriekscomplex om te bouwentot theater of opvang voor daklozen? Wel als je bereid bent om op de lange termijn te denken. Maar in het begin is er veel geloof nodig. Geloof in de meerwaarde van herbestemming boven sloop en nieuwbouw.Geloof in de betekenis van historische panden voor de omgeving.Gedrevenheid speelde duidelijk een rol bij de aanpak van Leidse fabriekendie onlangs een nieuwe bestemming kregen. Architectuur Lokaal ging met enkele geïnteresseerde wethouders op werkbezoek.

Het Scheltemacomplex

Page 13: Architectuur Lokaal #65

13Architectuur Lokaal #65

Opgaven

Meer kon eigenlijk niet gezien de financiën. Zoalsmeestal kwamen er tijdens de planvorming aanvul-lende ideeën en wensen. Vooral eisen met betrekkingtot brandwerendheid leidden er toe dat het aan-vankelijke budget niet meer reëel was. ‘Je krijgt nueenmaal grote problemen, als je nieuwbouweisengaat loslaten op een oud gebouw.’ Het budget werd ongeveer verdubbeld, maar deverbouwing bleef supersober. Verbeek maakte ereen sport van om met minimale middelen eengebouw te maken dat maximaal geschikt is voor denieuwe mix van functies. Het Scheltemacomplexbiedt allerlei mogelijkheden: er zijn kunstprojectente zien; er is een hip restaurant en er is een (muziek)-theaterzaal. Hier zijn onder andere voorstellingente zien van Domino, een succesvol gezelschap vanjonge acteurs met het syndroom van Down. Ook iser een multimedia collegezaal gerealiseerd, want erwordt samengewerkt met de Universiteit van Leiden

en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.Uiteindelijk moet de exploitatie van hetScheltemacomplex bekostigd kunnen worden uitde opbrengsten van de activiteiten, maar zover ishet nog niet helemaal. Wethouder De Haan wijsterop, dat het nogal uitmaakt of herbestemming eengemeentelijk probleem is, zoals bij Scheltema ofbreder wordt gedragen, zoals bij Nieuwe Energie.

Bij Nieuwe Energie liep de financiering viawoningcorporatie Portaal. Dat betekent niet dat de gemeente achteruit kon leunen. De uitdaging

lag erin geaccepteerd te krijgen dat het gebouwzou gaan functioneren als opvang voor een impopulaire groep, namelijk daklozen met (vaak)een alcoholprobleem. Voor Willem Debets, vanuitPortaal nauw betrokken bij het uitwerken van deideeën, is het een groot succes geworden. In devoorbereiding was er veel overleg tussen degemeente, Portaal en omwonenden, ook al stonden deze laatsten duidelijk minder vijandigtegenover de plannen dan andere buurten. Het'niet in mijn buurt' mechanisme is overwonnen doorhet sluiten van een convenant met omwonenden,waarin is vastgelegd hoe met overlast wordt omgegaan en waarin afspraken zijn gemaakt overde ontsluitingsroute van de opvang. Dat degevreesde overlast tot een minimum zou wordenbeperkt werd een stuk geloofwaardiger toen bleekdat Portaal zich ook zelf in het pand zou vestigen.

Na een intensieve periode van overleg werd hetplan voor de transformatie van de spinnerij in eenrecordtempo ontwikkeld en uitgevoerd. Portaalheeft een eigen ontwikkelafdeling ‘en dat helptwel’, volgens Debets. Ook de architectenselectiestond in het teken van snel en efficiënt. Bij Portaalbestond het idee, dat dit project typisch iets wasvoor het Amsterdamse architectenbureau vanAndré van Stigt. Hij vond het een boeiend project.De formaliteiten gingen overboord om snel aan deslag te kunnen. Het resultaat oogt niet als haast-werk. De voormalige spinnerij bleef in hoofdzaakbedrijfsgebouw, waar nu naast 50 daklozen en 50medewerkers van Portaal ook 200 anderen eenwerkplek hebben gevonden. Van de 8000 m2

binnen het gebouw wordt 2000 m2 gebruikt doordrie afzonderlijke voorzieningen voor daklozen(slaaphuis, dagopvang en dagbesteding). Dezevoorzieningen zijn op een mooie, vanzelfsprekendemanier geïntegreerd in de andere functies van hetgebouw. Zo is er een directe zichtlijn tussen dekantoren van Portaal en de werkplaatsen waar dedaklozen kunnen klussen. Een project als dit laatvolgens Debets goed zien welke mogelijkhedeneen woningcorporatie heeft om aan sociale project-

ontwikkeling te doen. Het is een combinatie vanbedrijfsmatig werken en de opbrengsten gebruikenvoor maatschappelijke doelen. Dat vraagt ook omondernemingszin. Bij de start was niet bekend, wiezich behalve de zorgaanbieders en Portaal in NieuweEnergie zouden vestigen. Portaal mikte op creatievebedrijven, maar de invulling was een kwestie vantoeval. Inmiddels zit Nieuwe Energie vol metbedrijven en bedrijfjes uit de communicatiesectoronder de paraplu van het Leidse Huis van deCommunicatie. Ook is er een restaurant dat wordtgerund door het ROC. De bijzondere architectuurbiedt een inspirerende omgeving. De medewerkersvan Portaal en het Leidsch Dagblad zitten niet ineen standaard kantoor. Voor startende ondernemersen kleine zelfstandigen in Nieuwe Energie komtdaar nog bij, dat hun huisvesting een positieveindruk achterlaat bij klanten en opdrachtgevers.

InformatieScheltema Complex, www.scheltemacomplex.nlPortaal, www.portaal.nl/leiden-nieuweenergie.aspx

Toen architect Verbeek werdgevraagd om een plan te ontwikkelen voor hetScheltemacomplex was hij aanvankelijk niet erg enthousiast.

Dat de gevreesde overlast tot eenminimum zou worden beperktwerd een stuk geloofwaardigertoen bleek dat Portaal zich ook zelf in het pand zou vestigen.

Nieuwe Energie

Page 14: Architectuur Lokaal #65

14 Architectuur Lokaal #65

Opgaven

Reportage > Tekst en beeld > Kirsten Schipper

Megastallen zijn de laatste jaren sterk in opmars. Naar verwachting telt Nederland over 20 jaar ongeveer 1000 van deze complexen, die in de volksmond ook wel bekend staan als varkensflats of dierfabrieken.Op initiatief van Landwerk en Alterra trok een bus vol beleidsambtenarenlangs een aantal gerealiseerde megastallen in de gemeenten Vredepeelen Horst. Tijdens de excursie sneuvelden weliswaar vele vooroordelen,maar doemden ook nieuwe problemen op.

De megastal: industrie of landbouw?

Page 15: Architectuur Lokaal #65

15Architectuur Lokaal #65

Opgaven

Op de vraag wie het grootste melkveebedrijf vanNederland als eerste ziet liggen, blijft het lang stilin de bus. Het gezelschap dat eind september eenbezoek brengt aan de megastal van de gebroedersWilly, Alex en René Bakel in het LimburgseVredepeel ziet het kolossale complex pas staan alsze het erf zijn opgereden. De megastal met 1300melkkoeien is compact van opzet en ligt half verscholen achter het traditionele boerenhuis. Devrees dat megastallen per definitie het landschap

domineren, blijkt al direct bij het eerste bezoekongegrond. Maar de Gebroeders Bakel zijn relatiefkleine jongens vergeleken bij landbouwontwik-kelingsgebied Witveldweg in Horst. Op deze veelbediscussieerde locatie moet in de toekomst eenmegabedrijf verrijzen met 35.000 varkens en 1,2miljoen kippen.

Gemiddeld telt een boerenbedrijf in Nederland1250 varkens of 33.000 kippen. De circa 185 stallendie Nederland momenteel rijk is, staan vooral inNoord-Brabant, Friesland en Limburg. De grenstussen een megastal en een gewone stal ligt bij hetaantal dieren dat er in is ondergebracht. Vanaf7500 vleesvarkens, 1200 fokvarkens, 120.000 leghennen, 220.000 vleeskuikens, 250 melkkoeienof 2500 vleeskalveren wordt er gesproken van eenmegastal.(1) De reden van de niet aflatende schaalvergroting in het boerenbedrijf is met nameefficiëntie. Dat blijkt ook bij de bezichtiging vanhet melkveebedrijf van de familie Bakel. De koeienstaan op een ronddraaiende schijf waardoor zeautomatisch worden gemolken. ‘Een persoon melktper uur zo’n 135 koeien’, zegt Willy Bakel. Maarvolgens hem gaat het niet alleen om efficiëntie. Hij stelt dat zijn megastal ook de duurzaamheidten goede komt. Dat het zijn koeien prima vergaat,toont de melkproductie. Deze ligt volgens Van Bakelhoger dan het gemiddelde.

Over de consequenties van megastallen voor hetdierenwelzijn en het milieu lopen de meningensterk uiteen. Milieudefensie en boeren staan lijnrecht tegenover elkaar. Ook in bredere kringwordt vaak kritisch tegen de ontwikkeling vanmegastallen aangekeken. De grote stallen makenveel emoties los en roepen negatieve beelden op,niet in de laatste plaats bij direct omwonenden.Om aan de vele klachten op het gebied van milieu,toenemende infrastructuur en dierenwelzijngehoor te geven, maar vooral ook om een overzichtte geven van toekomstige bouwlocaties vanmegastallen, heeft Milieudefensie zelfs het MeldpuntVarkensflats gelanceerd in 2007.(2) De politiekvindt een wildgroei van megastallen ongewenst.De ministers Jacqueline Cramer (VROM) enGerda Verburg (LNV) hebben aangegeven datmegastallen niet overal in het landschap kunnenworden gebouwd. Beide bewindslieden willenmeer aandacht voor de inpassing in het landschapdoor onder meer eisen te stellen aan de architec-tonische vormgeving.(3) Provincies en gemeentenechter hebben de regie in handen. Zij beoordelenuiteindelijk of een megastal er wel of niet komt.

Waar veel mensen bij een megastal denken aaneen varkensflat, zijn de meeste tot nu toe gebouwdecomplexen niet meer dan een bouwlaag hoog. Hetbeeld van de flats wordt met name in de mediauitgedragen. Veel aandacht krijgt onder andere hetspectaculaire ontwerp van een varkensflat vanMVRDV. Toch kan ook een enkele bouwlaag hetlandschap al snel domineren. Zelfs in het gevalvan de gebroeders Bakel. De stal ligt weliswaarverscholen, maar het valt tegen als het vervoer en

de infrastructuur eromheen worden meegerekend.Een stal met 1300 koeien betekent ook veelvuldigaanvoer van krachtvoer van elders en afvoer vanmest. Vrachtwagens rijden dus af en aan. De bedrij-ven zijn vaak grondgebonden en het overgrote deelvan hun productie is gericht op de export. Legitiemlijkt dan ook de vraag of deze landbouwbedrijvenniet eerder thuishoren op een industrieterrein. Eeneenduidig antwoord hierop is lastig. Zo liggenindustrieterreinen, in tegenstelling tot veel land-bouwterreinen, dichter bij woonwijken.

Meer verkeer was voor wethouder Leon Litjens(CDA) van de gemeente Horst aan de Maas in elkgeval geen reden om af te zien van ‘zijn’ megastal – het zogeheten Gemengd Bedrijf Nieuwe Stijl.Het eerder genoemde megabedrijf in Horst wordtgerealiseerd op het nu nog onbebouwde Land-bouwontwikkelingsgebied (LOG) Witveldweg.Volgens Litjens moet men bij zulke grootschaligeontwikkelingen ‘verder kijken dan alleen de eigenkerktoren. Lokaal leidt het misschien wel tot verzwaring van de lasten, op grotere schaal echtertot vermindering.’ Litjens is van mening dat dezenieuwe locatie mogelijkheden biedt om de ruimte-lijke kwaliteit van de regio te verbeteren. De vreesvoor extra fijnstof en ammoniak wijst hij van dehand: door de bundeling vermindert het regionaletransport en kunnen vier kippenboerderijen uitBrabant worden verplaatst en samengevoegd.Maar de bewoners voelen zich niet gehoord enhebben zich verenigd in de actiegroep “Behoud deparel”. Hiervan is de wethouder echter niet onderde indruk: ‘Als er een inspraakcollege was geweestin de tijd van Columbus, was Amerika nooit ont-dekt’, aldus Litjens.

Litjens’ nieuwe megalandbouwcluster ligt volgens agroparken-onderzoeker Peter Smeets vanAlterra in het walhalla van het landbouwgebied.Het gebied ten noorden van Venlo, met momenteelcirca 27.000 koeien, 1,5 miljoen varkens en ruim10 miljoen kippen, leent zich volgens hem hetbeste voor agro-industrie. Hier, ‘op de beste land-bouwplek van de wereld’, zouden de megastallen

moeten worden geconcentreerd, wil men het heren der verrijzen van megastallen in het landelijkgebied voorkomen, aldus de agroparken-specialist.Enig nadeel: als zijn idee wordt gerealiseerd moethet dorp Grubbenhorst in zijn geheel verdwijnen.Het idee om de veestapel ten behoeve van deexport nog meer te laten groeien is voor Woutervan Eck van Milieudefensie niet verantwoord voordier en mens. Maar als hij een locatie zou moetenkiezen – ‘met het mes op de keel’ – dan zou hij demegastallen verhuizen naar de Eemsmond of deRotterdamse haven. Met landbouw of het landelijkgebied hebben deze stallen in zijn ogen, niets meervan doen. De vraag is echter of de samenleving veekan loskoppelen van het landelijk gebied? En welkeverschijningsvorm de megastallen dan zoudenmoeten krijgen? De wens om de dieren in de weite zien staan, blijkt sowieso achterhaald. Volgensde gebroeders Bakel ‘houden koeien helemaal nietvan zon en regen en willen ze het liefst een stalmet veel frisse lucht.’

Noten(1) Alterra, Megastallen in beeld, Alterra-rapport 1581,november 2007, in opdracht van het ministerie van VROM,DG Ruimte(2) www.milieudefensie.nl/varkensflats De site www.stopveefabrieken.nl, eveneens een initiatief van Milieu-defensie, geeft omwonenden tips voor juridische acties.(3) Dit zeggen beide bewindspersonen in een reactie op hetAdvies Megastallen van het College van Rijksadviseurs(december 2007). Het advies van het college gaat in op deruimtelijke uitgangspunten van megastallen in het landelijkgebied.

InformatieLandwerk is het platform voor inrichting van het landelijk gebied. In het oktobernummer is een artikel over Megastallen te lezen.www.landwerk.nl, www.alterra.wur.nl

Kirsten Schipper is freelance adviseur en redacteur.

De vrees dat megastallen per definitie het landschap domineren, sneuvelt al direct bij het eerste bezoek.

Page 16: Architectuur Lokaal #65

16 Architectuur Lokaal #65

Opgaven

Leisure > Tekst: Jaap Evert Abrahamse > Opdrachtgever: Dorhout Mees > Ontwerp: Architektenburo ir Fokke de Boer b.v. > Beeld: FlevOnice

Vroeger. Dat is weidse vergezichten en schaatsen op natuurijs. Hoewel de winters niet meer zijn wat ze geweest zijn, is schaatsen doorhet landschap sinds kort weer mogelijk in Flevoland. Zonder sneeuw, dat wel. Henk Ketelaar realiseerde in Biddinghuizen de natuurijsbaanFlevOnice, de langste kunstijsbaan ter wereld.

Het ijslandschap is in de Nederlandse schilderkunsteen apart genre. Naast Breughel of Ruysdael hebbenhonderden minder bekende schilders, van deGouden Eeuw tot de Haagse School, taferelen vastgelegd van schaatsers op het ijs in een land-schappelijke setting. Sommige schilders waren erzelfs in gespecialiseerd, de bekendste is HendrickAvercamp. Maar door de klimaatverandering isschaatsen op natuurijs langzamerhand nostalgiegeworden. Wat overblijft is plichtmatig baantjestrekken op de ovaalvormige standaardijsbaan.Henk Ketelaar, directeur van het conferentieoorden recreatiecomplex Dorhout Mees aan hetVeluwemeer bij Biddinghuizen, is zelf een fanatiekschaatser. Bij zijn complex was bovendien ruimtegenoeg om een grootschalige ontwikkeling mogelijk

te maken. Ketelaar heeft het initiatief genomen ommoderne koeltechnieken in te zetten waar onzelauwe winters niet voldoen; hij heeft in de Flevo-polder de langste kunstijsbaan ter wereld opgezet.Zijn zoon Roel is directeur.

FlevOnice is een vijf meter brede schaatsbaan meteen lengte van vijf kilometer op een terrein van 54hectare. Aan de finish is de baan tweemaal zo breedom kortebaanwedstrijden en massasprints mogelijkte maken. De baan is nu ongeveer een jaar in gebruik.Naast de ijsbaan ligt een facilitaire asfaltbaan. Deze kan tijdens schaatswedstrijden wordengebruikt voor de televisieopnamen en kan buitenhet seizoen dienen als wielren- of skeelerbaan. Het

De baan ziet er uit als een Formule 1-circuit.

Winterlandschap in de polder

Page 17: Architectuur Lokaal #65

tracé van de ijsbaan slingert rond een grote vijver,die midden op het terrein ligt. Deze vijver ontstonddoor de eis om de baan met zand te funderen entoch te werken met een gesloten grondbalans. Nuligt de baan op tachtig centimeter zand, dat dientals fundering en zorgt voor een goede waterhuis-houding. Vijfentwintig industriële koelmachineszorgen voor voldoende ijs. Door slim materiaal-gebruik en omdat de leidingen die de koelvloeistoftransporteren in het ijs zijn gelegd, verbruikt debaan bijna de helft minder energie dan de meeste

andere kunstijsbanen. De koelmachines zijngedempt, maar daarnaast ook voorzien van geluids-werende wallen. Het tracé ziet er op een luchtfotouit als een Formule 1-circuit, maar is weloverwogeningepast in het polderlandschap.

Zoals in Engeland tegenwoordig landschappen uitde schilderijen van John Constable in het werkelijkelandschap worden gereconstrueerd, zo moet deschaatsbaan in de polder de herinnering levendhouden aan het schaatsen over bevroren sloten envaarten door het landschap van de weidse polder,bij een flinke oostenwind. FlevOnice is een kunst-matig winterlandschap dat expliciet refereert aanhet wintergezicht uit de Nederlandse schilderkunst.

Een van de partijen die betrokken was bij het initiatiefvoor de schaatsbaan was veelzeggend genoeg deStichting Avercamp, genoemd naar de schilder.Maar ook een ander beeld dat als icoon van hetschaatsen op natuurijs fungeert, het bruggetje bijBartlehiem, is getransplanteerd naar de Flevopolder.

Architect Fokke de Boer was de ontwerper vanhet gehele complex, zowel het gebouw als de baan.Zijn bureau, Architektenburo ir Fokke de Boer bvuit Sneek, is al twintig jaar huisarchitect bij DorhoutMees. Het bureau had wel eerder deelgenomen aangrootschalige projecten, maar had nog niet eerdereen heel landschap ontworpen. De Boer: ‘Dit is eengrootschalig ontwerp en door alle techniek toch eenarchitectonische opgave: het moet allemaal werkenen het moet ook exploitabel zijn. Ik heb vroegerveel geschaatst in Friesland, dus ik wist heel goedhoe je het landschap dan beleeft. Je verplaatst jedoor het landschap en het beeld verschuift steeds;die ervaring wilde ik ook op FlevOnice realiseren.Daarvoor heb je in de eerste plaats een zekere matevan afwisseling nodig.’

Nu waren er heel veel technische eisen, zoals degeluidsafschermende wallen die om de koelmachinesheen staan. En er was natuurlijk de vorm van hetperceel. De Boer: ‘In al die praktische toevallighedenheb ik de aanleiding gezocht voor een landschaps-ontwerp waar afwisseling het belangrijkst is, eensoort coulisselandschap waarin het beeld steedsverandert. Je schaatst langs de vijver, een anderdeel van de baan gaat door het bos. Dat bos moetnatuurlijk nog groeien, maar dat is met ieder land-schap zo. Halverwege staat een koek en zopie. Er isook een meer stadionachtig deel: een ovale baan meteen tribune en meer verlichting. De geluidswallengeven reliëf aan het landschap. Wij hebben het tracé van de baan zo ontworpen dat je niet teveel

overzicht hebt. Door alle draaiingen weet je nooitprecies waar je op de baan zit. Zo krijg je echt debeleving van vijf kilometer ijs.’

InformatieDit is de laatste aflevering van de rubriek Leisure,waarin telkens een vorm van recreatie of vrijetijds-besteding in relatie tot opdrachtgeverschap aan deorde kwam.

17Architectuur Lokaal #65

Opgaven

‘Wij hebben het tracé van de baan zo ontworpen dat je nietteveel overzicht hebt. Door alledraaiingen weet je nooit precieswaar je op de baan zit.’

Page 18: Architectuur Lokaal #65

18 Architectuur Lokaal #65

Opgaven

De Selectie > Tekst: Patrick Rugebregt > Beeld: NIROV

In september jl. zijn de drie genomineerden van de BouwfondsOntwerpprijsvraag Good Red Super Green bekend gemaakt in deGoudse Schouwburg. Met deze ideeënprijsvraag willen BouwfondsProperty Development en NIROV jonge ontwerpers uitdagen een visie op het Groene Hart te ontwikkelen. De ontwerpteams van deinzendingen De Fluïde Stad, Welkom in Wisp en De Eerste Linieslaagden hier volgens de vakjury het beste in.

Good RedSuper Green

Ontwerpteam: De Fluïde Stad

Page 19: Architectuur Lokaal #65

19Architectuur Lokaal #65

Opgaven

Ontwerpteam: Welkom in Wisp

De afgelopen jaren is hoofdzakelijk een beleidgevoerd dat zich laat omschrijven als ‘handen af vanhet Groene Hart’. Weliswaar kon op projectniveauhier en daar wel gebouwd worden, maar dat leiddevooral tot meer verrommeling en een achteruitgangvan de kwaliteit van het groen. Het rood-voor-groen-principe kan helpen om het Groene Hart weerherkenbaar en leefbaar te maken. Rood-voor-groenbetekent dat het geld dat bebouwing (rood) oplevertwordt geïnvesteerd in de versterking van de groeneomgeving. Zo kunnen bijvoorbeeld groene gebiedenworden aangekocht en beheerd of kunnenbestaande groene gebieden beter toegankelijk enbeleefbaar worden gemaakt. Voor een goede toepassing van het rood-voor-groenprincipe op hetGroene Hart, zoals de prijsvraag voorschrijft, isveel creativiteit en deskundigheid nodig. Kennis vanlandschapsarchitectuur, stedenbouw, architectuur,planologie, ontwerp en exploitatie zijn onontbeerlijkom een combinatie van recreatief ruimtegebruik,agrarische bedrijvigheid en woonfuncties in eenuniek landschap in te passen.

De Bouwfonds Ontwerpwedstrijd Good Red

Super Green bestaat uit twee ronden: de ideeën-prijsvraag (eerste ronde) en de meervoudigeopdracht (tweede ronde), waarin de ideeën uit deeerste ronde worden uitgewerkt. De winnaar krijgt€ 15.000,- . Het Bouwfonds heeft bovendien deintentie om het winnende ontwerp daadwerkelijkte realiseren. Op 18 september 2008 wees een deskundige vakjury, onder voorzitterschap vanLouise Fresco, uit drieënvijftig inzendingen driegenomineerden aan die doorgaan naar de tweederonde. In de tweede ronde zullen de drie genomi-neerden hun idee verder uitwerken tot een ontwerp dat is toegespitst op een specifieke locatiein het Groene Hart. Om een zo reëel mogelijk uitwerking van de meervoudige opdracht te kunnen realiseren is wel voor een voorbeeldloca-tie in de gemeente Montfoort gekozen.

De Fluïde Stad is een ontwerp waarin water eenbelangrijke rol speelt: als constante en belangrijksteproductiefactor van het Groene Hart, maar ookomdat wonen en werken op het water drijven.Sloten, plassen en drassige gebieden vormen denieuwe straten, pleinen en leefgebieden. Door de

Ontwerpteam: De Eerste Linie

drijvende woon- en werkvorm is het mogelijk datde fluïde stad zich vormt naar de dynamiek van de Randstad. Wonen en werken kunnen zichafhankelijk van vraag en aanbod en omstandighedenen tijd op verschillende locaties manifesteren.Bovendien maakt de drijvende woonvorm goedecombinaties mogelijk met waterberging. In dit ontwerp volgt het land het water. Volgens het ontwerpteam levert dit niet alleen lagere water-beheerkosten op, maar kunnen ook de polderpeilenverhoogd en gelijkgetrokken worden. Hierdoorontstaan verbindingen tussen de steden, al dan nietdoor aan te sluiten op de bestaande vaarroutes.

Het plan Welkom in Wisp wil een nieuwe maniervan denken introduceren over ruimtelijke ordeningen gemeenschapsvorming. De bestaande bebouwingwordt niet door middel van grootschalige project-ontwikkeling geïntensiveerd, maar op particulierebasis. De grond wordt als vrije kavels uitgegevenbij kruisingen van dorpslinten of daar waar dezeaantakken op een de bestaande bebouwde kom.Zo moeten nieuwe buurtschappen ontstaan die bijkunnen dragen aan het beheer van het agrarischgebied. Door middel van dorpsachtige verstedelij-king ontstaan openbare tussengebieden met een rijkdom aan woonmilieus. Deze tussengebiedenworden in het plan ontsloten voor voetgangers enfietsers. Ze zijn eigendom van de bewoners en wor-den door middel van een Vereniging vanEigenaren ecologisch verpacht of beheerd. Dezeaanpak is een pleidooi voor een sterk sociaalgebruik van de ruimte in het Groene Hart.

De ontwerpers van De Eerste Linie gaan uit vaneen stijgend waterpeil. Boeren zijn meer dan wel-kom in het Groene Hart, maar zij zullen zich aanmoeten passen aan de nattere en zoutere omgevingdoor met alternatieve gewassen te experimenterendie tegen de zoute bodem bestand zijn. Ook bij denatuurontwikkeling zal hier rekening mee moetenworden gehouden. De bestaande (dorps)kernen inhet Groene Hart worden letterlijk op slot gezet doorer een groene ‘linie’ omheen te leggen. Bijbouwenmag alleen binnen deze linies (inbreiding).Leegstaande kassen, verlaten bedrijven en oudeboerderijen krijgen een nieuwe functie. Vanuit dekernen zal een fijnmazig netwerk worden aangelegdvan paden, tot diep in het natuurgebied.

Op 19 februari 2009 zal de winnaar van de tweede ronde en dus van de Ontwerpwedstrijd,worden aangewezen in het NederlandsArchitectuurinstituut (NAi) in Rotterdam. Voor dietweede ronde zullen de ontwerpteams in elk gevalmoeten laten zien hoe zij met hun ontwerp hetomliggend groen behouden en versterken, hoe de exploitatie op de langere termijn eruit moetkomen te zien en of realisatie van het ontwerpcommercieel haalbaar is. Er zal immers geldbeschikbaar moeten komen om in het groen teinvesteren en het duurzaam te beheren.

InformatiePatrick Rugebregt is werkzaam bij het NIROV.www.goodredsupergreen.nl Ontwerpteam De Fluïde Stad bestond uit MarkBinnepoorte, Allard Koopal, Tom Kramer, Hansvan Loon (meester) en Mark Wissing.De bedenkers van Welkom in Wisp zijn JobBeerthuizen, Pi de Bruijn (meester), ChristofFankhauser, Jelk Kruk en Ivo Verboon.De indieners van De Eerste Linie zijn HendrikDekker (meester), Katherine Engelen, ClaireLaeremans en Ellen Steenwegen.

Het Bouwfonds heeft de intentieom het winnende ontwerp daadwerkelijk te realiseren.

Page 20: Architectuur Lokaal #65

20 Architectuur Lokaal #65

Praktijk

Page 21: Architectuur Lokaal #65

21Architectuur Lokaal #65

Praktijk

Ik neem graag de uitnodiging aan om iets over deWageningse opleiding vertellen en over mijn eigenwerk binnen die context. Het is een kijkje door eensleutelgat van 1000 woorden, maar er is inWageningen natuurlijk meer te zien dan dat. Deafgelopen jaren heeft in Wageningen een wisseling van de wacht plaatsgevonden. Een ouderegeneratie van docenten heeft plaats gemaakt vooreen groep nieuwe docenten, die meer dan voorheeneen mix vormen van mensen uit een academischecontext en mensen uit de praktijk. Ook wordensteeds meer mensen gevraagd voor een lezing of eengastdocentschap. In de nieuwe bachelor-masterstructuur vormen de eerste drie jaar de bachelor-opleiding. Daarin leren we de studenten eerstmethodisch ontwerpen en geven we ze de basis-kennis die nodig is om dat te doen. Dat is kennisvan bodem, water, ecologie en de cultuurhistorischeprocessen die het landschap (waaronder we zowel stad als buitengebied verstaan) hebbengetransformeerd. In de tweejarige masters-faseleren we de studenten om een eigen kijk op de dingen te ontwikkelen en die methode te evalueren.Het gaat in landschap immers niet alleen omwetenschappelijke kennis, maar ook om de cultuur.

Het masters-atelier landschapsarchitectuur, zoalsdat de afgelopen jaren is gegeven, is een intensievecursus, die vier maanden duurt en waarin de studenten slechts één ander theorievak volgen. De studenten verzamelen de eerste drie wekeninformatie over een regio en een specifiek probleemdat in die regio speelt. In de tweede periode vanacht weken ontwikkelen ze in een groep een planvoor het gehele gebied. In de laatste vier wekenwerken ze individueel een deel van het plan uit. De uitkomsten lijken radicaal, maar als we iemandaan het begin van de 20ste eeuw onze topografischekaart hadden laten zien, hadden ze ook naar hunvoorhoofd gewezen. De plannen zijn vaak in fasenopgedeeld en laten zien welke stappen nodig enmogelijk zijn voor de duurzame ontwikkeling vanhet landschap.

De opgaven van het masters-atelier liggen in hetveld van de duurzame gebiedsontwikkeling.

Problemen als klimaatverandering en de veranderingvan het energiesysteem zijn lange termijn onder-werpen. Het klimaat verandert en als we niet alleenadequate maatregelen willen treffen, maar ook nog interessante landschappen willen maken, danmoeten we daarover nu verkenningen uitvoeren ende eerste stappen zetten. Ook de verandering vanhet energiesysteem zal een grote impact hebben ophet landschap.

Gelukkig zijn we in Wageningen niet de enigendie ons daar druk over maken. Ook bij provinciesworden dit soort vragen gesteld. Rob Roggema,beleidsambtenaar bij de provincie Groningen, is

een landschapsarchitect die zich bezighoudt metdeze opgaven. Een deel van de studieopgaven vanhet masters-atelier zijn in de praktijk uitgewerktonder zijn begeleiding. Senter-Novem subsidieertonderzoek naar landschapsverandering als het gaatom de opwekking van duurzame energie. Dezeorganisatie sponsort het promotieonderzoek vancollega Sven Stremke dat de afgelopen jaren isgekoppeld aan een Atelier voor Zuid-Limburg.Voor studenten is het geweldig om te werken meteen echte opdrachtgever in plaats van academischeoefeningen te doen. Wij leren ze wel hoe je eendergelijke opgave academisch aanpakt. Dat houdt indat een gefundeerd en een up to date onderzoekmoet plaatsvinden, met een verantwoording hoeeen en ander is aangepakt. In dat kader vragen wemensen van het KNMI een college te geven en hetbetreffende waterschap een rondleiding door hetgebied te geven. In het kader van energieopwekking,hoeveel energie er te winnen valt onder onze klimatologisch omstandigheden, vragen we onder-zoekers van de WUR, die onderzoek doen naar bio-

AiO: Architect in Opleiding > Tekst: Rudi van Etteger > Beeld: Marloes Holleman, Gerwin de Vries, Matej Zuljan en Arjen Meeuwsen

Aan het Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) houdenstudenten zich onder andere bezig met de lange termijnopgaven van detoekomst, zoals energieopwekking en klimaatverandering. De academischeen ontwerpoplossingen die zij bedenken worden regelmatig getoetst metbehulp van opdrachtgevers uit de praktijk. Dat levert beide partijeninteressante inzichten. Toch staan het ontwerp en de wetenschap voorop.

massa. Vanzelfsprekend werken we vooral met hetontwikkelen van ontwerpprincipes. De ontwerpenverbeelden hoe het landschap zou kunnen worden. Wij proberen onze studenten daarbij te trainen zodatze niet alleen weten wat ze moeten doen, maar ookwaarom ze dat moeten doen. Ontwerpers met eensolide basiskennis van het landschap zoals het is,zoals het was en zoals het zou kunnen worden. Somszijn het lastige opdrachtnemers, omdat ze ook weleens van mening zijn dat de opdrachtgever een verkeerde vraag heeft gesteld. Juist die instellingzou een probleem wel eens interessanter kunnenmaken dan u had gedacht. Waarschijnlijk ookcomplexer.

Dit zijn de niet geringe ambities in het Wageningseonderwijs. De studenten die recent zijn afgestudeerden die de komende jaren afstuderen kunnen u vertellen of we daar in geslaagd zijn. De resultatenvan de master-ateliers vielen in ieder geval in deprijzen bij de IFLA studentenprijsvraag in KualaLumpur in 2007 en in Apeldoorn in 2008. Wij doenons uiterste best om de studie zo goed mogelijk temaken, maar we horen het ook graag van u alsopdrachtgever als u hele andere ideeën heeft overwat een Wageningse ontwerper zou moeten leren.

InformatieAiO: Architect in opleiding verkent op welke manieronderwijsinstellingen architecten voorbereiden opde praktijk, danwel op welke manier zij architectenonderwijzen in de opgaven van de toekomst. IFLA is de International Federation of LandscapeArchitects. Deze organisatie organiseert jaarlijksInternational Student Design Competition.Rudi van Etteger is landschapsarchitect en filosoofen werkt sinds 2005 bij de leerstoelgroep land-schapsarchitectuur. Hij verricht op dit moment eenpromotieonderzoek naar de esthetica van de land-schapsarchitectuur. www.lar.wur.nl

Voor studenten is het geweldig om te werken met een echteopdrachtgever in plaats van academische oefeningen te doen.

Academische oefeningen in reële toekomstigeopgaven

Page 22: Architectuur Lokaal #65

22 Architectuur Lokaal #65

Praktijk

Zowel het Koningskanaal, een 19de eeuwse agrarische duinontginning, als de middeleeuwse Nesdijk komen in aanmerking om als monument te worden beschermd.

Re:Actie > Tekst: Harry Venema > Opdrachtgever:gemeente Castricum > Beeld: Beek & KooimanCultuurhistorie

Een gemeente overweegt om landschappelijke elementen op de gemeentelijke monumentenlijstte zetten. Is dat zinvol en welkebescherming biedt dat? Welkegemeenten kunnen tot voorbeelddienen? Architectuur Lokaal legde deze vraag voor aan HarryVenema, beleidsmedewerkerKunst en Cultuurhistorie gemeenteCastricum.

Tot nu toe hebben maar enkele gemeenten in Neder-land historische landschappelijke elementen ofstructuren op de gemeentelijke monumentenlijstgeplaatst. Vermoedelijk is Castricum de enige ge-meente die hiervoor een systematische inventarisatieheeft laten uitvoeren in het kader van het opstellenvan een conceptgemeentelijke monumentenlijst in 2006. De inventarisatie van landschappelijkeelementen heeft potentieel monumentwaardigeterreinen opgeleverd. Na advisering door deMonumentenraad Castricum zijn vijftien van deeenentwintig voorgestelde terreinen overgebleven,die nu in procedure worden gebracht om definitiefals monument aangewezen te worden. Het gaathierbij om elementen die bijzonder kenmerkendzijn voor het ontstaan en de ontwikkeling van delandschapstypen die in de gemeente aanwezig zijn.Voorbeelden zijn zandwalletjes in het duingebieddie herinneren aan 18de eeuwse akkers, en smalle

onverharde dijken in het strandvlaktegebied die inde Middeleeuwen zijn aangelegd als waterkering.De gemeente Castricum heeft er bewust voor gekozen landschappelijke elementen op de monu-mentenlijst te plaatsen. Een belangrijke overweginghierbij was dat het nuttig is om extra beschermingte bieden naast de planologische bescherming diehet bestemmingsplan geeft. Niet alle aspecten die bijeen cultuurhistorisch waardevol landschapselementvan belang zijn, worden in het bestemmingsplangeregeld. Een voorbeeld: bij een cultuurhistorischwaardevol dijkje gaat het om het dijklichaam en deflankerende sloten, maar ook de wegverharding kanvan belang zijn. Vervanging van een historischeklinkerverharding is geen bestemmingswijzigingen kan dus op grond van het bestemmingsplanworden toegestaan. In het geval dat het dijkjegemeentelijk monument is, moet wel een monu-mentenvergunning worden aangevraagd. Dat betekent dat er deskundig gekeken wordt (door demonumentenambtenaar of de monumentenadvies-commissie) naar het al dan niet (of hoe) vervangenvan de klinkerverharding.

Een punt van aandacht bij het aanwijzen van eenlandschapselement als monument is het wijzigenvan de monumentenverordening. Deze is in dehuidige vorm vooral gericht op het beschermenvan monumentale bouwwerken. De verordeningverbiedt bijvoorbeeld afbraak hiervan. Voor debescherming van landschapselementen is aanvul-ling nodig met artikelen die bijvoorbeeld afgravenen ophogen verbieden. De gemeente Castricum isnu bezig de Monumentenverordening met mede-neming van landschapselementen om te vormentot een Erfgoedverordening (op grond van demodelverordening van de VNG).

Het is zeker zinvol om landschapselementen opde gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen, ookal is er nog weinig ervaring mee. Veel hangt af vanhet draagvlak onder de belanghebbenden: boeren,terreinbeherende (natuur)organisaties, gemeente-lijke diensten, plaatselijke historische en natuur-

verenigingen. Er zijn gemeenten die draagvlakont-wikkeling als basis voor het cultuurhistorisch land-schapsbeeld hebben gekozen. Oudewater enRhenen hebben bijvoorbeeld een landschapscoör-dinator, een ambtenaar die veel ‘in het veld’ is enadviseert over aanleg en onderhoud van beplantingen landschapselementen. Ook kan een landschaps-coördinator subsidies verlenen of onderhoudswerklaten uitvoeren. Centraal in zijn of haar werkstaan hoe dan ook overleg, communicatie enbewustmaking.

Het aanstellen van een landschapscoördinator en het aanwijzen van landschapselementen alsmonument zijn verschillende beleidsvormen.Beide richten zich echter op instandhouding vanlandschappelijke waarden en zijn als zodanig interessant. Het is de moeite waard te onderzoekenof het gemeentelijk landschapsbeleid gebaat is bijzowel een formele beschermingsmogelijkheid van elementen (monumentenlijst) als een actievedraagvlak-, instandhoudings- en ontwikkelings-strategie (van een landschapscoördinator).

InformatieGemeente Castricum, www.castricum.nlHet onderzoek in Castricum is uitgevoerd doorBeek & Kooiman Cultuurhistorie, www.beekenkooiman.nl

Het landschap als monument

Page 23: Architectuur Lokaal #65

23Architectuur Lokaal #65

Praktijk

Enerzijds is er veel werk aan de winkel, anderzijdszijn de middelen bescheiden. Het Podium voorArchitectuur is de afgelopen jaren gestaag uitge-groeid tot een centrum dat meer dan 12.000 jaar-lijkse bezoekers en deelnemers heeft. Met zevenparttimers in dienst is het architectuurcentrumsinds kort gehuisvest in een nieuw gebouw aan hetNieuw-Vennepse Harmonieplein met eigen zalen,workshopruimtes en meer werkplekken.Daarnaast is er eigen expositieruime voor hetdagelijks binnenlopende publiek.

Het architectuurklimaat in Haarlemmermeer isnog volop in ontwikkeling. Er zijn slechts tienarchitectenbureaus in de gemeente gevestigd.Podium werkt veel met hen samen. Daarbij vervul-len vertegenwoordigers van de bureaus een rol inde programmaraad (ONX, Rijnarchitecten, OKarchitecten, Enzo architecten) of werken samen inde door Podium georganiseerde activiteiten(FARO en Zvi Hecker).

Wat zijn de actuele ruimtelijke vraagstukken inde regio, en hoe kan een architectuurcentrum hierop inspelen? Het binnenkort te presenterenprogramma Van verbinding tot bestemming heeftten doel de infrastructurele beladenheid van regioen de ruimtelijke gevolgen ervan vanuit verschil-lende perspectieven voor een zo breed mogelijkpubliek toegankelijk te maken. Daarbij zoekt hetPodium de dialoog op door activiteiten op de schaalvan de Mainportfunctie van Schiphol en de grotehoeveelheid bouwactiviteiten in het verlengde ervante programmeren. Maar ook door evenementen teorganiseren op de schaal van het individu - debewoner of forens in Haarlemmermeer en zijn ofhaar subjectieve waarneming van de gebouwde(en nog te bouwen) omgeving.

In de komende periode besteedt het Podium aan-dacht aan het thema verbindingen en bestemmingen.Verbindingen van alle soorten en maten zijn doorde centrale ligging in stedelijke en infrastructurelenetwerken typerend voor het werkgebied van hetPodium. Haarlemmermeer is door zijn plek een

belangrijke schakel tussen de noordelijke en zuidelijke Randstad, met de HSL een belangrijkeknoop in de Benelux, maar ook centrale toegangtot Nederland via de Mainport Schiphol.

De belangrijkste bestemming waaraan het jaar-programma aandacht besteedt is het Park van de21ste eeuw, dat in de komende jaren tussenHoofddorp en Nieuw-Vennep zal gaan verrijzen.In november organiseerde Podium in opdrachtvan de gemeente een vakdebat over Large Parks.Verder vinden participatieworkshops plaats onderde noemer Doe Mee! en komt er een buiten-

expositie over de aanleg van het park getiteldBouwbord 2.0. Ook is er aandacht voor onver-wachte bestemmingen tijdens het interactieveexpositieproject Picknick Haarlemmermeer. Envoor confrontatie met architectuur op onverwachteplekken in een lijnbus met de naam Aan UwRechterkant Ziet U. Twee online databases voorhet brede publiek, www.monumeer.nl enwww.archimeer.nl verbinden in 2009 de routesmet de bestemmingen door de mogelijkheid fietsroutes samen te stellen langs individueel teselecteren gebouwen. De zomerse buurtbios metarchitectuurgerelateerde filmvertoningen in deBiosBus tenslotte komt naar de habitat van nieuwedoelgroepen toe en verleidt hen op laagdrempeligemanier meer kennis te nemen van architectuur.

Podium organiseert in samenwerking met hetHistorisch Museum Haarlemmermeer de tentoon-stelling 100 Jaar Luchtvaart. Tegelijkertijd vindt deexpositie World Wide Airports plaats waarin deregio wordt afgezet tegen haar internationale con-currenten. Tijdens de expositie zullen concrete

ruimtelijke oplossingen voor de geluidsproblematiekworden gepresenteerd en vindt een vakdebat plaatsover ruimtelijke ordening, waarin beleidsalterna-tieven worden verkend.

Aan de hand van concrete casestudies wordt hethuidige en toekomstige potentieel van de regioSchiphol en Haarlemmermeer onderzocht engedocumenteerd. Voorbeelden hiervan zijn deplannen voor het kenniscentrum Bloomin’ Hollandin Aalsmeer, het logistieke park Act!, het bedrijven-terrein Nieuw-Vennep Zuid en het hoofdkantoorvan Microsoft op Schiphol. Vanuit een groter denkraam wordt informatie vergaard - en toegan-kelijke gemaakt- over architectonische ontwikke-lingen die alleen op deze locatie mogelijk zijn envan nationale of internationale betekenis zijn.

Naast de evenementen onder de noemer Vanverbinding tot bestemming biedt Podium educatieveactiviteiten aan om de kennis over architectuur tebevorderen en de interesse voor het vakgebied ookal op jonge leeftijd te stimuleren. Daarbij hoort eencursus over de recente architectuurgeschiedenisen door scholen te boeken kinderworkshops. Hetaanbod wordt afgerond met een cursus over hetontwerpen van je eigen huis. Een aantal deelnemersvolgt de cursus om hun eigen huis in inmiddelsgrotendeels welstandsvrij Haarlemmermeer tekunnen bouwen.

De activiteiten van het Podium voor Architectuursluiten dus nauw aan bij actuele ruimtelijke vraag-stukken. De groei van het architectuurcentrumlijkt haaks te staan op de gemeentelijke ambities.Het succes bij het publiek toont echter aan, dat erbehoefte is bij bewoners, architecten én lokalebestuurders aan meer aandacht voor architectuur.

Informatiewww.podiumarchitectuur.nlMathias Lehner is coördinator van Het Podium.Daarnaast leidt hij een architectenbureau onder de naam LEGU.

In Situ > Tekst: Mathias Lehner > Beeld: Podium voor Architectuur Haarlemmermeer en Schiphol

De gemeente Haarlemmermeer heeft, zoals een leidende ambtenaar hetuitdrukt, ‘een bijzonder laag ambitieniveau op het gebied van architectuur’.Gemeentelijke opdrachten aan architecten worden bescheiden gebud-getteerd, en sinds kort wordt zelfs met ‘afstandsverklaringen’ gewerkt,waardoor (lokale) architecten bij een project na het voorlopige ontwerpgeheel buiten spel worden gezet. Wat kan architectuurcentrum HetPodium in deze omstandigheden bijdragen aan het architectuurdebat?

Haarlemmermeer:

Debatteren in een ambitieloze gemeente

De groei van het architectuur-centrum lijkt haaks te staan op de gemeentelijke ambities.

Schiphol

Debat Park 21

Page 24: Architectuur Lokaal #65

Buren (3)

Hij was jaar na jaar op vakantie geweest langs de meren inde streek, en dan had hij besloten om er te gaan wonen.Het dorp was niet meer dan een lang en onregelmatigsnoer van huizen, erg oude huizen, die zich buiten de tijdhadden gezet, en die als kralen tegen de flauwe hellingvan de berg waren gelegd. Hier en daar waren er nog resten van de oude burcht, waaraan alles zijn naam en ookzijn oorsprong te danken had, zoals rotserige fundamentendie langs wandelpaden in het struikgewas verscholen bleven, of een poortgebouw, oud maar veel jonger dan hetverdwenen kasteel, dat leeg en geheimzinnig de smalstestraat in het dorp markeerde.Ik bezocht hem in het hart van de zomer, pal in het middenvan de maand augustus. Onderweg was de steeds harderschijnende zon nooit weggeweest, en omdat de auto geenairconditioning had, kleefde mijn hemd, als op strategischecontactpunten, onafgebroken tegen mijn huid.Toen ik het dorp naderde, hing er voor het eerst bewolkingin de lucht – grijze, zware bewolking – die echter weer door-broken werd toen ik zijn straat bereikte. Misschien kwam hetdoor het contrast, misschien hadden mijn ogen meer tijdnodig om zich aan te passen, maar toen ik op dat momentin de achteruitkijkspiegel keek, leek het fragment van hetdorp donker maar fel besneeuwd. Egale oppervlakken, diein kleur slechts een teint van de hemel verschilden, weerkaatsten het plots weer scherpe zonlicht, terwijl in hetnoorden de flanken van de berg begonnen, als een handdie zich langzaam meester maakt van het perspectief.Zijn huis was hoog, het moest een van de hoogste gebouwenin het dorp zijn, een constructie die eeuwenlang metershoogmet hooi was opgevuld, tot in de nok, maar nu, langs deachterkant althans, over drie etages was opgevuld metkamers – een bureau, slaapkamers, berging. Alleen vlakvooraan, na het inkomdeurtje, was er een ruimte van eenpaar meters diep, waarin het huis zijn volledige hoogte konbereiken, onbelemmerd, zoals het leek te horen. Ik keek op,en zoals ik nochtans verwacht had, duizelde ik niet –

integendeel: alles stond onbeweeglijk en stevig. Er wasgeen rechte lijn te bekennen, geen lijnvoering, balk, steenof voeg bleef langer dan enkele centimeters recht, maartoch sloot alles op elkaar aan, in een staat van perfect inelkaar passende schots- en scheefheid, zoals die alleendoor de tijd kan worden veroorzaakt.Ik wou het zicht zien, natuurlijk, ik wou als een toerist het uitzicht bewonderen, en we wandelden, langs het pad datdoor een kurkentrekker leek te zijn getrokken, naar boven,naar de top van de berg, naar de plaats waar ooit het slotmoest hebben gestaan. Onderweg was er veel te zien dathet voormalige kasteel aankondigde – resten, een gracht,enkele steunberen, een bord met toelichting en een reconstructietekening – maar de top van de heuvel washelemaal vlak, leeg en overzichtelijk.Toen we bovenkwamen was de zon ondertussen helemaalverdwenen, en het regende zacht. ‘Al duizenden keren benik hier geweest,’ zei hij, ‘maar het is voor het eerst dat ik deMont Blanc kan zien.’ Als het niet waar was, dan was hetminstens erg vriendelijk, maar ik zag niet wat hij bedoelde,ik kon niet opmaken wat tussen de vochtige nevels voor de Mont Blanc moest doorgaan. Ik probeerde met mijn linkeroog, daarna met mijn rechteroog te kijken, maar ikzag niets dat voor wit of voor uitzonderlijk kon doorgaan.Toen we terug beneden kwamen, stonden er drie mannenvoor zijn deur, met opgetrokken schouders, onder een paraplu. Een van hen rookte een sigaret.‘Ah, les voisins,’ zei hij als begroeting, terwijl hij de baardvan de sleutel al voor zich uit hield om in het slot van devoordeur te steken. Het waren zijn buren, ze zouden tijdensmijn verblijf nog talloze keren langskomen, omdat iedereenin het dorp wist dat hij als enige een internetverbinding had,omdat hij als enige een ver land had waar hij vandaankwam, een land waar hij noodgedwongen, op artificiëlewijze, nu en dan, contacten mee moest onderhouden.

Christophe Van Gerrewey

In 2008 reageert Christophe van Gerrewey op de foto op de voorpagina. Van Gerrewey studeerde Architectuur aan de Universiteit van Gent en literatuurwetenschap aan de Universiteit van Leuven. Hij publiceerde fictionele en non-fictionele teksten in tijdschriften als De Witte Raaf en OASE,en in boeken als Werkelijkheid zonder Weerga (2004), Moderne Tijden (2007) en Rotterdam (2007). Hij is als onderzoeker en docent verbonden aande Vakgroep Architectuur & Stedenbouw van de Universiteit van Gent, waar hij een doctoraat voorbereidt over het werk van Geert Bekaert.