“STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING”...

108
Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking van Kamiel Vanholes (reis)proza Promotor: Prof. dr. A.M. Musschoot Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van de graad van licentiaat in de taalen letterkunde: Germaanse talen door Barbara Maere

Transcript of “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING”...

Page 1: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Academiejaar 2006-2007

“STILSTAAN BIJ BEWEGING”

Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap

Een bespreking van Kamiel Vanholes (reis)proza

Promotor: Prof. dr. A.M. Musschoot

Verhandeling voorgelegd aan

de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

voor het verkrijgen van de graad van

licentiaat in de taal–en letterkunde:

Germaanse talen

door Barbara Maere

Page 2: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Woord Vooraf

“Ik blijf mijn hele leven reizen.

Ik volg de wegen van de twijfel”

(Stef Bos)

Kamiel Vanhole is degene die me het best had kunnen helpen en dat ook gedaan heeft. Ik wil

hem oprecht bedanken voor zijn spontane behulpzaamheid, bereikbaarheid en gemeende

interesse. Gids en promotor prof. dr. A.M. Musschoot, zette me op de juiste weg en effende

het pad. Mijn omzwervingen in het thesislandschap werden van nabij gevolg door mijn

ouders. Ik wil hen bedanken voor de kansen die ze mij geven en voor hun geduld, dat tijdens

het schrijven van deze eindverhandeling nog meer op de proef werd gesteld dan gewoonlijk.

Collega-germanisten en in het bijzonder Joni, Hanne, Eline, Jan, Kathleen, en Pieter Jan wil ik

danken voor hun aanmoedigingen, het doorspelen van nuttige informatie en praktische tips.

Mijn Braziliaanse gastfamilie steunde me van op afstand. De onvergetelijk buitenlandse

ervaring heeft impliciet meegespeeld bij de keuze voor dit onderwerp over reisverhalen.

Sophie en Farah dank ik niet alleen voor het aangename gezelschap op de talrijke reizen die

we ondernamen, maar ook voor de begeleiding op de „reis‟ van het leven zelf.

Ruud wil ik danken voor de suggesties en de correcties, mijn mama voor het lezen van

Vanholes werken en het nalezen van de hoofdstukken, Stijn voor de finale afwerking van deze

eindverhandeling.

In navolging van Vanhole, heb ik mij tot veel zijwegen laten verleiden. Een reiziger

neemt nu eenmaal niet altijd de kortste weg, maar beleeft daardoor des te meer.

Page 3: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Inhoudstafel

Inhoudstafel 3

Inleiding 5

Hoofdstuk 1: Kamiel Vanhole, schrijver onderweg 7

1.1. Veelzijdige duizendpoot 7

1.2. Oeuvre 8

1.3. Invloeden en verwantschappen 10

1.4. Liefdes 11

1.5. Evoluties 15

1.6. Receptie 18

Hoofdstuk 2: Reisverhalen 20

2.1. Inleiding 20

2.2. Evolutieschets 20

2.3. Terminologie 21

2.4. Kritiek: de doodsteek? 24

2.5. Herdefiniëring doet leven 25

2.6. Gehanteerde definitie 27

2.7. Besluit 28

Hoofdstuk 3: Reizen in de ruimte en de tijd. 29

3.1. Inleiding 29

3.2. Ruimtelijke bestemmingen 30

3.2.1. Algemeen 30 3.2.2. Specifiek: Brussel als troetelkind 32

3.3. Plaats en tijd 36

3.3.1. Een demon in Brussel 36 3.3.2. De beet van de schildpad 40 3.3.3. Overstekend wild 42 3.3.4. Bellevue/Schoonzicht 46 3.3.5. O Heer, waar zijn uw zijstraten? 48 3.3.6. Bea 51

3.4. Besluit 54

Hoofdstuk 4: Reizen in gedachten 56

4.1. Inleiding 56

4.2. Over de verbeelding 57

4.3. Fictieve reisverhalen 59

4.3.1. Imaginair experiment 59 4.3.2. Reis door mijn hoofd 60 4.3.3. Bea 62

4.3.3.1. Mythisch-surrealistische trip 62 4.3.3.2. Droom, verbeelding en werkelijkheid 65

Page 4: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

4.4. Over het schrijverschap 67

4.4.1. Reizen als motor voor reflectie 68 4.4.2. De dialectiek tussen reële beleving en perceptie 70

4.5. Besluit 76

Hoofdstuk 5: Het landschap 77

5.1. Inleiding 77

5.2. De autoriteit van het landschap 78

5.2.1. Anciënniteit 78 5.2.2. De onverwoestbaarheid 81

5.3. De verhouding mens-landschap 82

5.3.1. Natuur versus cultuur 83 5.3.2. Reeuw 84

5.4. Landschap en identiteit 86

5.4.1. De hartstreek 86

5.5. Wandelenderwijs 88

5.5.1. Een manier van kijken 88 5.5.2. Wandelen als daad van verzet 89 5.5.3. Wandelen als reflectie 90

5.6. Watermotief 92

5.6.1. Eigenschappen 92 5.6.2. Brusselse waterlopen 94 5.6.3. Structurerend principe in Bea 95 5.6.4. Een ecologisch statement? 97

5.7. Besluit 99

Besluit 101

Bibliografie 103

Primaire bibliografie 103

Secundaire bibliografie 104

Page 5: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Inleiding

Kamiel Vanhole debuteerde zeventien jaar geleden. Hoewel er ondertussen verschillende

literaire en niet-literaire wapenfeiten op zijn palmares prijken en zijn werk al meermaals

bekroond is, doet zijn naam slechts bij weinigen een belletje rinkelen. “Een thesis over wie?”

was een terugkerende vraag. Het eerste hoofdstuk van deze eindverhandeling behelst daarom

een bio-bibliografische schets van de auteur. Vanhole schreef tot nu toe zogenaamde “stille

boeken” (om het met de terminologie van deBuren te zeggen1), die vrij onopgemerkt zijn

gebleven bij het grote publiek én in de pers. Ook de critici waren immers zeer karig met hun

aandacht. Toch zijn het boeken die meer aandacht verdienen. Met deze scriptie wil ik daar een

steentje toe bijdragen.

Voor deze scriptie heb ik met de schrijver zelf contact opgenomen. Ik leerde Kamiel

Vanhole kennen als een beminnelijk en innemend man. Door zijn spontane medewerking kon

ik informatie uit eerste hand verwerken in deze verhandeling. Ik ben me ervan bewust dat niet

elke student dit voorrecht kan genieten. In de keuze voor dit onderwerp speelde weliswaar

mee dat ik met de studie van Vanholes oeuvre pionierswerk kon verrichten binnen de

Nederlandstalige literatuurstudie, maar toch was het vooral de term „reisverhalen‟ die mijn

volle aandacht heeft getrokken. Vanhole debuteerde met de reisverhalenbundel Een demon in

Brussel. Zelf ben ik een fervent reizigster en ben dan ook benieuwd naar de manier waarop

schrijvers hun reiservaringen en ontmoetingen met andere culturen te boek stellen. Maar al

snel ondervond ik dat de genrebenaming „reisverhalen‟ misleidend kan zijn. Meer nog dan te

reizen in de ruimte, reist Vanhole in de tijd. Doordat zijn werken zoveel meer behelzen dan

enkel het reismotief, gaat de term „reisschrijver‟ niet helemaal op voor Vanhole.

Uitgevers vinden met betrekking tot Vanholes werk moeilijk hun weg in het kluwen

van genrebenamingen. Uitgeverij Meulenhoff classificeert enkel Een demon in Brussel onder

reisverhalen, waar uitgeverij Atlas eveneens Bellevue/Schoonzicht en Bloem in Brussel in

deze categorie plaatst. Daarom komt in het tweede hoofdstuk van deze scriptie een beknopt

overzicht van het genre van de reisliteratuur aan bod. De definitie die ik uiteindelijk hanteer,

is zo ruim, dat ze mij in staat stelt al de werken van Vanhole als reisverhaal te behandelen.

Als men Vanhole als een reisschrijver wil beschouwen, dan wel als een atypische

reisschrijver. In deze eindverhandeling onderzoek ik de verschillende gedaantes waarin

Vanhole het reizen vormgeeft. Daarvoor is ook een ruime definitie van het begrip „reizen‟

1 Het Vlaams-Nederlands Huis deBuren heeft dit seizoen het programma “Stille boeken” lopen. Vanholes roman

Bea werd besproken in de eerste aflevering.

Page 6: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

nodig. Zowel het reizen in de tijd en in de ruimte, als het reizen in gedachten worden

geëxploreerd. Dat zijn meteen ook de titels van de hoofdstukken. Het derde hoofdstuk heet

„reizen in de ruimte en in de tijd‟ en heeft als onderwerp de verstrengeling van de ruimtelijke

en temporele dimensies in Vanholes oeuvre. De nadruk ligt hierbij op de werken die

gebaseerd zijn op een daadwerkelijk ondernomen reis of een autobiografische ervaring.

Hoewel ik in dit hoofdstuk elk werk afzonderlijk bespreek, worden thematische verbanden

tussen de werken geduid en geanalyseerd. „Reizen in gedachten‟, het vierde hoofdstuk, vul ik

op twee manieren in. Enerzijds komen de fictieve reisverhalen aan bod, waartoe zowel de

imaginaire als de symbolische reisverhalen behoren. Anderzijds ga ik in op de gedachten die

Vanhole formuleert over het schrijverschap.

Ik maak gebruik van alle prozawerken die Vanhole in boekvorm heeft gepubliceerd,

met uitzondering van Over de voorrang van rechts, een brievenboek met Charles Ducal,

waarin geen reismotief voorkomt, en Bloem in Brussel, een kortverhaal over een wandeling

door Brussel. Ik heb ervoor gekozen de theaterteksten onbesproken te laten. Voor het vijfde

hoofdstuk „het landschap‟, maak ik op deze beperking twee uitzonderingen. In dit laatste

hoofdstuk betrek ik de theaterteksten De hartstreek en Reeuw, steekspel om een heuvelrug,

waarin het landschap de hoofdrol speelt. Aan het landschap besteed ik een apart hoofdstuk,

omdat het een belangrijke thematiek is in Vanholes werken.

De rode draad door deze eindverhandeling is het reismotief, maar ik bespreek ook

andere leidmotieven die daaraan verbonden zijn. Hoewel ik aantoon dat Vanholes oeuvre

thematische constanten bevat, blijkt uit de verhandeling eveneens dat het wat stijl, toon en

genre betreft, heel verscheiden en heterogeen is.

Page 7: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Kamiel Vanhole, schrijver onderweg

Veelzijdige duizendpoot

Paard, ascendant Maagd. Afvallige christenhond. Brusselèir. Zoon van een

gemeentesecretaris, vader van twee dochters. Schrijver en spoorzoeker. Lange So.

Jezuïetenjong. Roker en drinkebroer, Camille & Kamiel. Kleine zelfstandige. Dienstweigeraar.

Germanist, gevangenisleraar, magazijnier. Nietsnut. Overtuigd nietsnut moet ik zeggen, maar

dan ben ik al bij adjectieven beland waartoe ook hypochondrisch, trots en gelijkhebbend

behoren.2

Zo tracht Kamiel Vanhole zichzelf in een notendop te omschrijven in de roman Overstekend

wild. De schrijver werd op 24 mei 1954 te Etterbeek geboren als Camille Vanhole. Het

ouderlijke huis bevond zich in Sterrebeek.3 Hij volgde humaniora aan het Sint-Jan-

Berchmanscollege te Brussel en studeerde later Germaanse filologie in Leuven. Hij volbracht

zijn vervangende dienstplicht in het Paleis voor Schone Kunsten, bij een sociale-culturele

vereniging die instond voor de activiteiten in de Hall.4 Kort daarna, in 1979, kon hij aan de

slag bij de tekenfilmstudio Graphoui. Tussen 1983 en de geboorte van zijn eerste dochter in

1984, gaf hij een paar maanden les in de Centrale Gevangenis in Leuven, maar besefte al

gauw dat hij hiervoor niet in de wieg gelegd was.

Kamiel Vanhole is in verschillende literaire genres thuis; hij schreef stripverhalen5,

reisverhalen, romans, theaterteksten, recensies, artikelen en essays over literatuur in kranten

en literaire tijdschriften, gedichten6, vergezellende teksten bij tentoonstellingen,… Hij

vertaalde verhalen en essays van onder meer Nabokov, Berger, Duras, Updike en Simic.7 Als

een ervaren en hartstochtelijk reiziger nam hij deel aan de Literatuurexpress Europa 2000,

waarbij 103 schrijvers van verschillende nationaliteiten per trein door Europa reisden.

Vanhole zette verschillende politiek getinte literaire initiatieven op poten en wordt daardoor

beschouwd als een geëngageerde schrijver. Tegenwoordig woont hij in Kessel-Lo en leeft hij

2 Kamiel Vanhole, Overstekend wild, Meulenhoff, Amsterdam, 1995, p. 197-198.

3 Kamiel Vanhole schrijft over zijn ouderlijk huis in het artikel “Hoe het land versteende”, in Knack, 48, 2006, p.

42-46. 4 E-mail van Kamiel Vanhole op 2 februari 2007.

5 Waaronder een stripbiografie van Willem Elsschot, Een dolende hond van een vader, Brussel, Paleis voor

Schone Kunsten, 1983. 6 Voornamelijk voor het literaire tijdschrift De Brakke Hond.

7 Ludo Vanroy, 30/11/2002, “Kamiel Vanhole: een portret”, Kamiel Vanhole.

<http://members.tripod.com/~LudoVanroy/kamielbio.htm> (18/12/2006)

Page 8: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

van zijn schrijverschap en vertaalwerk.8 Hij heeft een plaats in de redactieraad van het creatief

literair tijdschrift Dietsche Warande & Belfort.

Kamiel Vanhole is getrouwd met Agnès – aan wie hij zijn eerste drie werken opdraagt –

en heeft twee dochters.9

Oeuvre

In 1981 werd met De springtoren het eerste verhaal van Vanhole gepubliceerd in het

tijdschrift Soldes Magazine. In 1983 bracht hij samen met tekenaar Jacques Faton het

stripverhaal L’ascension pneumatique de Michel Goffinard uit. Daarna publiceerde hij

verhalen in het weekblad De Zwijger en leverde regelmatig bijdrages aan de tijdschriften De

Brakke Hond en Nieuw Wereldtijdschrift.10

In dit laatste tijdschrift publiceerde hij eenmalig

onder het pseudoniem „Ivan Kamelehol‟, waarvan de initialen het persoonlijk voornaamwoord

„ik‟ vormen.11

Zijn eerste boek, de reisverhalenbundel Een demon in Brussel, verscheen in

1990, met een omslagillustratie van ex-collega Faton. Verhalen uit de bundel verschenen

eerder in de tijdschriften NWT, De Gids en De Nieuwe Maand.12

Vanholes eerste roman

kwam er in 1993. De beet van de schildpad is het portret van zijn grootmoeder Maggie en van

de tijd waarin ze leefde. Vanhole beschrijft hoe de veranderende tijdsgeest haar leven

beïnvloedde. Twee jaar later wordt zijn tweede roman, Overstekend wild, uitgegeven. Daarin

reist hij zijn betovergrootoom Jef Ronsmans achterna, die in 1857 door goudkoorts naar

Amerika werd gedreven. Met Ronsmans‟ authentieke dagboek in de hand, tracht Vanhole

hetzelfde traject af te leggen. Het is een reisverhaal, vermengd met zowel dagboekfragmenten

als flarden van een liefdesbrief. Voor deze roman mocht Vanhole in 1991 de Prijs van de

Provincie Vlaams-Brabant in ontvangst nemen. Hij stond ook op de longlist van de AKO-

Literatuurprijs van 1996. Zijn derde roman, O Heer, waar zijn uw zijstraten?, is het relaas van

een Malagassische vluchteling die infiltreert in een Europees project en zo de kans grijpt om

door West-Europa te sporen. Hij leert er een Turkse dame kennen en pleegt uiteindelijk voor

haar een moord. Vanholes meest recente roman Bea, uit 2006, verhaalt over de belevenissen

van een eigenzinnig tienermeisje in het mythische dodenrijk.

8 Jos Muyres, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon van de Moderne Nederlandstalige literatuur, band 8, mei

2003, p. 2. 9 Bea uit de gelijknamige roman uit 2006 werd gemodelleerd naar zijn jongste dochter Anna.

10 Jos Muyres, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon, p. 1.

11 Het verhaal “Veeleisende minnaressen”, in NWT, 2, 1990, p. 79-80.

12 Stefaan Laere, “Weemoedige reisverhalen van Kamiel Vanhole”, in DW&B, vol. 13, nr. 3, 1991, p.

342-345.

Page 9: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Tot op heden prijken ook zeven theaterteksten op Vanholes palmares. In 1992 schreef

hij in opdracht van het Gents speeltheater onder leiding van Eva Bal het kindertoneelstuk

Landschap van Laura, dat tot in Frankfurt, Athene en Montréal werd opgevoerd. In 1997

werd De hartstreek op de planken gebracht, een monoloog die geselecteerd werd voor het

Theaterfestival in Antwerpen en Amsterdam. In 2000 schreef Vanhole zowel Reeuw als De

nacht van Margaretha. Het stuk over Margaretha van Oostenrijk werd in de Engelse vertaling

Margaret’s Awakening tot in New York opgevoerd. Een jaar later schreef hij op vraag van

Floor Huygen de rol van de boerin in het toneelstuk Nageslacht, waarvoor Josse de Pauw de

rol van het varken schreef. Het verhaal toont aan hoe het leven van de mens en het dier met

elkaar verweven zijn. Nog een jaar later schreef Vanhole de trilogie Barbaroi, gebaseerd op

een oud Arabisch epos. Zijn laatste wapenfeit, dat dateert van 2006, is opnieuw een stuk voor

kinderen. De sjeik is rijk wordt in theaterbrochures steevast omschreven als „een hedendaags

sprookje‟.

Samen met Koen Peeters stak Vanhole de lont aan verschillende literaire projecten,

waaronder „schrijvers op post‟, de literaire salons „de Vlaamse volière‟, en stadswandelingen

door Brussel.13

Het resultaat van dit laatste project werd gepubliceerd in Bloem in Brussel,

een estafetteroman waaraan 24 verschillende auteurs meewerkten. Uit de vriendschap met

Peeters kwam eveneens de vertelling Bellevue/Schoonzicht tot stand, een verslag over hun

effectief ondernomen tweedaagse voettocht door Brussel. Een andere literaire compagnon is

Charles Ducal, met wie Vanhole het politieke brievenboek Over de voorrang van rechts

uitgaf. De correspondentie werd oorspronkelijk geschreven op bestelling van het NWT, naar

aanleiding van het verkiezingssucces van het extreemrechtse Vlaams Blok in 1991. De vier

brieven werden echter geweigerd wegens verwijzingen naar de Partij van de Arbeid en

Objectief 479.917. Ducal en Vanhole boden hun werk vervolgens aan de krant De Morgen en

het tijdschrift Knack aan, maar deze weigerden eveneens de brieven te publiceren.14

Kamiel

Vanhole is een auteur met een uitgesproken mening over actuele politieke en sociale thema‟s.

Vanhole voert actie door middel van woorden, veeleer dan met daden. Samen met Elvis

Peeters was hij de drijvende kracht achter Bomspotting, een auteursactie tegen kernwapens in

1998. De protestactie was gericht tegen het opslaan van kernwapens op de militaire basis van

Kleine Brogel. Ook het literaire luik aan de 0110 concerten van oktober 2006, Bericht aan de

bevolking, kwam er op zijn initiatief. Hij kon 95 collega‟s overtuigen om hieraan mee te

werken. Momenteel werkt Vanhole aan twee verhalenbundels. Zelf beschrijft hij ze als volgt:

13

Jos Muyres, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon, p. 1. 14

Charles Ducal, in het nawoord van Over de voorrang van rechts, EPO, Berchem, 1993, p. 68-69.

Page 10: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

De eerste zal uit een verzameling realistische vertellingen bestaan die stuk voor stuk in de ik-

vorm zijn geschreven en die soms in beknopte vorm, dan weer uitvoerig een leven bestrijken.

Om de beurt dient zich een personage aan van wie het leven op een keerpunt is gekomen. Hij of

zij kijkt de lezer in de ogen en vertelt hoe het allemaal zo ver is kunnen komen. Apart genomen

zijn het zelfportretten van vaak vertwijfelde mensen, samen vormen ze een waaier van stemmen

die een beeld van onze tijd ophangen. De monologen zijn in een naar de poëzie neigende taal

geschreven, ze vormen de hartenkreet van een maatschappij in beweging. De inleiding wordt

gevormd door een verhaal dat In de beslagen spiegel heet en dat het thema van de zelfportretten

nader duidt.15

Daarnaast stelt hij een bundel samen met alle verhalen die hij in de loop der jaren bijeen heeft

gereisd, onder de werktitel Mijn doolhof. De rode draad in deze verhalen zal worden gevormd

door religie en architectuur.

Invloeden en verwantschappen

Kamiel Vanhole neemt een eigen plaats in binnen het Nederlandstalig literaire landschap.

Herman de Coninck – aan wie Vanhole in zijn debuutbundel dank betuigt – stelt dat “hij te

midden van al die reizende schrijvers een volstrekt eigen toon heeft”.16

Hoewel het moeilijk is

expliciete invloeden te detecteren, kunnen bepaalde deelaspecten van zijn schrijven, zoals de

vorm, de schrijfstijl, de poëticale opvattingen of de inhoud van zijn verhalen vergeleken

worden met collega-schrijvers. Het schrijven van reisverhalen maakt hem bijvoorbeeld

verwant aan schrijfster Lieve Joris, die meer dan Vanhole de vorm van literaire journalistiek

bedrijft. Door de samenwerking met Koen Peeters, oefent deze – voornamelijk in

Bellevue/Schoonzicht – invloed uit op Vanholes schrijfstijl; de novelle is luchtiger en speelser

geschreven dan het overige werk van Vanhole. Er zijn natuurlijk duidelijke verschillen tussen

beide auteurs. Koen Peeters is een meer postmodern geïnspireerde schrijver, die de grenzen

tussen feit en fictie aftast en problematiseert. Vanhole is minder experimenteel en tast vanuit

zijn maatschappelijke interesse voornamelijk de grenzen tussen twee culturen af.17

Muyres

acht Vanhole vergelijkbaar met Guido van Heulendonk en de latere Tom Lanoye.18

In zijn rol

van ethisch schrijver, door Wouter Dehairs gedefinieerd als “het respect voor het andere, het

vreemde in de eigen cultuur, dat een centraal uitgangspunt vormt van zijn schrijven”, wordt

15

E-mail van Kamiel Vanhole op 2 februari 2007. 16

Herman de Coninck, “Het geïnterviewde landschap”, in NWT, vol. 7, nr.6, 1990, p. 70. 17

Wouter Dehairs, “Vanhole Kamiel”, Nedweb: Literatuur in Context.

<http://www.ned.univie.ac.at/lic/autor.asp?paras=/lg;1/lt;1/aut_id;22945/link;9/id;4669/k;1/> (18/12/2006) 18

Jos Muyres, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon, p. 10.

Page 11: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Vanhole door deze in dezelfde categorie geplaatst als Peter Verhelst en Dirk van Bastelaere.19

Met opnieuw het verschil dat deze twee auteurs kinderen zijn van de postmoderne stroming

en Vanhole niet, of althans in mindere mate. Jeroen Overstijns associeert de roman O Heer,

waar zijn uw zijstraten? dan weer met het verdicht proza van Leon Gommers op basis van het

feit dat (dag)dromen en realiteit in elkaar overvloeien. Overstijns ziet echter ook een

gemeenschappelijke zwakte: “Net als bij Leon Gommers gaat de vorm verder dan het bepalen

van het perspectief op de inhoud. Ze is in deze roman duidelijk een doel op zich, en dat is

onvoldoende.”20

Inhoudelijk deelt Vanhole een overtuiging met Simon Schama; ze zijn van

mening dat landschappen mensen troost bieden voor hun sterfelijkheid.21

Wat buitenlandse auteurs betreft, ziet Dehairs gelijkenissen met de Duitse auteur W.G.

Sebald, vanwege de vermenging van fictie en historisch document en vooral de neiging tot

melancholie. Net als Koen Peeters behandelt ook Sebald postmoderne(re) onderwerpen: de

onbetrouwbaarheid van de herinnering en de verbrokkeling van het literaire ik.22

Kamiel

Vanhole, gevraagd naar de „terechtheid‟ van deze vergelijkingen, antwoordde als volgt:

Met collega‟s wordt geen enkele auteur graag vergeleken, maar als ik dan toch een

geestesgenoot moet aanduiden, dan is het Benno Barnard wel. Wij zijn in hetzelfde

jaar geboren, we houden van België, denken links-conservatief, zwerven graag door de

wereld, delen een gevoeligheid voor geschiedenis en zijn desondanks o zo

verschillend. We zijn dan ook allebei stilisten. Wat ik zeker niet deel met de andere

auteurs met wie ik wel eens vergeleken word, is mijn melancholie. Over Sebald spreek

ik me niet uit, ik heb onlangs een paar boeken van hem in huis gehaald, maar nog niet

gelezen.23

Barnard is dichter, essayist, vertaler en toneelschrijver. Hij is Nederlander, maar woont en

werkt al jarenlang in Vlaanderen, waar hij zich tot een scherp criticus van de Vlaamse cultuur

ontpopt heeft. Hij en Vanhole hebben dezelfde uitgeverij, Atlas, en beiden publiceerden onder

meer in de tijdschriften Maatstaf, De Revisor en Deus ex machina.

Liefdes

19

Wouter Dehairs, “Vanhole Kamiel”, Nedweb: Literatuur in Context.

<http://www.ned.univie.ac.at/lic/autor.asp?paras=/lg;1/lt;1/aut_id;22945/link;9/id;4669/k;1/> (18/12/2006) 20

Jeroen Overstijns, “Een luis in Fort Europa”, in Tijd Nieuwslijn, 2 oktober 2002. 21

Jos Muyres, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon, p. 3. 22

Wouter Dehairs, Nedweb: Literatuur in Context.

<http://www.ned.univie.ac.at/lic/autor.asp?paras=/lg;1/lt;1/aut_id;22945/link;9/id;4669/k;1/> (18/12/2006) 23

E-mail van Kamiel Vanhole op 2 februari 2007.

Page 12: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Vanholes debuut is een reisverhalenbundel en dat is geen toeval. Vanhole is gepassioneerd

door reizen en het is dan ook het hoofdthema in zijn werk. Een demon in Brussel bundelt de

verslagen van reizen die hij zelf maakte, hetzelfde geldt voor Overstekend wild, Bellevue/

Schoonzicht en O Heer, waar zijn uw zijstraten?. Deze laatste roman is een fictieverhaal,

maar gebaseerd op de ervaringen die Vanhole opdeed tijdens de Literatuurexpress. Zijn proza

is dus in hoge mate autobiografisch. Hij maakte slechts één uitzondering. Carnac, het Franse

dorpje waarover het verhaal “Op deze steenrots” uit Een demon in Brussel gaat, heeft Vanhole

nooit bezocht. De bestemmingen waardoor hij zich aangetrokken voelt, zijn niet bepaald de

meest exotische. De verhalen in Een demon in Brussel hebben achtereenvolgens de Belgische

Borinage, het Brussel door de ogen van Baudelaire, Flanders Fields, Lissabon, Hongarije,

Bulgarije en het Franse Carnac als onderwerp. Volgens Muyres wijst de keuze van de streken

op “een fascinatie voor verval en teloorgang”.24

Vanhole heeft een voorliefde voor de

Belgische hoofdstad. Zowel in het titelverhaal uit Een demon in Brussel, als Bloem in Brussel,

Bellevue/ Schoonzicht en Bea, treedt Brussel op de voorgrond. Vanhole beperkt zich echter

niet tot Europa. Overstekend wild speelt zich af in de Verenigde Staten.

Een andere liefde is de natuur en in het bijzonder het landschap. Vanholes fascinatie

voor landschappen valt meteen op “uit de titels van zijn boeken, waarin opvallend vaak

ruimtelijke elementen voorkomen”.25

In de theaterstukken Landschap van Laura, De

hartstreek en Reeuw, steekspel om een heuvelrug is voor het landschap een belangrijke rol,

zoniet de hoofdrol weggelegd. Ze kunnen beschouwd worden als een trilogie. Natuur en mens

worden er tegenover elkaar geplaatst. De rol en de betekenis van het landschap zullen

uitgebreider besproken worden in het laatste hoofdstuk van deze eindverhandeling.

De precieze manier waarop Vanhole in zijn werk gebouwen beschrijft, verraadt ook een

interesse voor architectuur. Deze interesse vloeit waarschijnlijk voort uit zijn aandacht voor

het verleden. Eveneens de koestering van het ongeschonden landschap kan verklaard worden

door een zekere gehechtheid aan het verleden.26

De ondertoon in zijn werk wordt omwille van

deze „hang naar het verleden‟ vaak omschreven als melancholisch. Blijkens het voorgaande

citaat (zie vorige bladzijde), beaamt Vanhole deze sfeer in zijn werken. Er is geen werk van

Vanhole, of er komen welbepaalde delen van de Belgische of de wereldgeschiedenis aan bod.

Hij heeft ook aandacht voor de ontstaansgeschiedenis van steden, landschappen, stromingen

en maatschappelijke verschijnselen. Vanhole is een auteur die zich hiervoor steevast

24

Jos Muyres, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon, p. 5. 25

Jos Muyres, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon, p. 3. 26

Jos Muyres, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon, p. 3.

Page 13: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

minutieus documenteert. Hij beschikt over een grote geschiedkundige en literaire kennis,

merkbaar aan de vele intertekstuele verwijzingen in zijn werken. Daarbij komt veelvuldig de

vervlechting van het heden met het verleden terug. Dit gebeurt door associaties, herinneringen

of aan de hand van een historische persoon, in wiens voetsporen hij treedt. In Een demon in

Brussel is dat onder andere Van Gogh en Baudelaire, in De beet van de schildpad is dat zijn

grootmoeder Maggie en in Overstekend wild is dat Jef Ronsmans, een betovergrootoom.

Vanhole kiest personages die nauw bij hemzelf aansluiten, ze zijn letterlijk en/of figuurlijk

„voortdurend op reis‟. Net als zijn personages is Vanhole op zoek en wil hij ontdekken.

Muyres zegt over Vanhole: “Hij schrijft ook om te ontdekken, om inzicht te krijgen, in de

mens, in zichzelf en in het heden en verleden.”27

Zoals eerder vermeld, wordt Vanhole beschouwd als een geëngageerde schrijver. Uit

zijn boeken spreekt inderdaad grote sociale bekommernis en niet zelden verdoken

maatschappijkritiek. In Over de voorrang van rechts laat hij zich het volgende ontvallen:

Als ik fictie schrijf, wil ik heus wel eens het zwartste van‟t zwartste denken, maar niet als ik

over de samenleving nadenk. En is dat – naast kunst en alcohol – niet een van onze laatste

vertroostingen: dat we ondanks alles nog steeds kunnen dromen van een maatschappijvorm

waarin het rechtvaardiger leven is, waarin al wie zonder stem of bescherming is toch aan zijn

trekken komt, waarin de term solidariteit geen afleggertje is, dat nog slechts door een partij

wordt geclaimd…?28

In O Heer, waar zijn uw zijstraten? kruipt Vanhole in de huid van een illegale vluchteling en

brengt hierdoor de vreemdelingenproblematiek op de voorgrond. Racisme en nationalisme

zijn ook de hoofdthema‟s in Over de voorrang van rechts. Voor Barbaroi baseerde hij zich op

een oud Arabisch epos over de belevenissen van mensen die in vreemde culturen belanden.

Het werd opgevoerd in Mechelen, met als doel de multiculterele samenleving onder de loupe

te nemen. In Bellevue/Schoonzicht, het boek dat samen met Koen Peeters tot stand kwam,

wordt de boodschap uitgedragen dat het samenleven van Vlamingen en Walen niet zo

problematisch is als zo vaak wordt beweerd. De Franstalige Philippe (het alterego van

Vanhole) en de Vlaamstalige Robert (het alterego van Koen Peeters) kunnen het immers

uitstekend met elkaar vinden. De tweetalige titel is hiervan de symbolische weerspiegeling. In

de novelle zijn ook meerdere zinnen in het Frans geschreven, zonder dat dit de vlotheid of de

verstaanbaarheid beïnvloedt. Vanhole is een overtuigd belgicist. Beide hoofdpersonages

weigeren te vervallen in een al te strakke opdeling tussen wat Vlaams en wat Waals is in

27

Jos Muyres,”Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon, p. 9. 28

Kamiel Vanhole, Over de voorrang van rechts, p. 17.

Page 14: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Brussel. Ook de thema‟s in De sjeik is rijk zijn hedendaags, namelijk de kloof tussen arm en

rijk en de verblindende goudkoorts, met extreem individualisme en egoïsme tot gevolg.

Toch wil Vanhole niet bestempeld worden als enkel een schrijver met een missie.

“Daarvoor houdt hij te veel van het literaire ambacht. Spelen met woorden is zijn ding,

schuiven met de compositie van bepaalde scènes, de juiste dialogen inlassen die voor de

nodige vaart zorgen en schaven aan een sterk verhaal.”29

De allergrootste liefde van Vanhole

is met andere woorden de taal zelf. Zijn schrijven vertrekt niet vanuit een plot, een

verhaalidee, maar is vooral een talig proces:

Schrijven heeft te maken met woorden in mijn hoofd, die ik gelezen heb, die ik hoor, die ik

ergens oppik en die op hun beurt bepaalde gedachten lanceren. Je kunt het vergelijken met de

rijmdwang van de taal die ook ideeën voortbrengt. Het begint dus altijd en overal met taal.30

Vanhole wikt en weegt zijn woorden en zinsconstructies. Hij ervaart verscheurdheid tussen

aandacht voor de vorm en voor de inhoud.31

Hij is een precieze observator van vaak

alledaagse onderwerpen waaraan andere schrijvers en zelfs vele mensen voorbijgaan. Hij

heeft gedetailleerde aandacht voor schijnbaar onbelangrijke dingen en weet ze op treffende

wijze te beschrijven, meestal in de vorm van prachtige metaforen. Een stijlfiguur die hij ook

dikwijls hanteert, is de personificatie. Door zijn bijzondere aandacht voor taal hebben

sommige passages veel weg van poëzie. Volgens Muyres is dit nog meer het geval in zijn

toneelstukken: “Landschap voor Laura en De hartstreek bestaan zelfs uit een mengeling van

proza en gedichten.”32

Voor Vanholes zinnen moet je tijd maken. Herman de Coninck noemt

hem “een voortreffelijk stilist”33

Ondanks zijn liefde voor de taal, staat Vanhole er ook kritisch tegenover. Hoewel hij

gelooft in de invloed die taal kan uitoefenen, beseft hij dat de mogelijkheden ervan beperkt

zijn. In Over de voorrang van rechts schrijft hij:

Maar taal is niet alleen zaligmakend. Tegen een pistool helpt terugblaffen weinig. Het pistool

dat de jongste tijd tussen de ribben van onze democratie wordt gepord, moet met andere

middelen afgewend worden dan met woorden, hoe scherp en subtiel en strijdvaardig ook.34

29

Frank Hellemans, “Wij zijn allemaal nomaden”, Focus Knack, januari 2003.<http://www.knack.be/focus/>

(18/12/2006) 30

Frank Hellemans, “De muze is mensenwerk”, Focus Knack, april 2000.<http://www.knack.be/focus/>

(18/12/2006) 31

Frank Hellemans, “Wij zijn allemaal nomaden”, Focus Knack, januari 2003.<http://www.knack.be/focus/>

(18/12/2006) 32

Jos Muyres, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon, p. 10. 33

Herman de Coninck, “Het geïnterviewde landschap”, p. 70. 34

Kamiel Vanhole, Over de voorrang van rechts, p. 25.

Page 15: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Ook besteedt hij aandacht aan formuleringen en de taalmanipulaties die daarbij gepaard

kunnen gaan. Hij wijst onder meer op de valkuilen van politiek correct taalgebruik.35

Vanhole

ziet de mens als een intrinsieke praatjesmaker. “Hij maakt dekens van woorden. Maar de

dekens zijn te kort, onze voeten blijven eronderuit steken.”36

Evoluties

In Een demon in Brussel hanteert Vanhole een realistische stijl, met veel oog voor detail. Het

geheel kreeg als omschrijving „reisverhalen‟ mee. Van Aken acht deze omschrijving

ongepast. “Ik verkies [de term teksten] boven „verhalen‟ om de eenvoudige reden dat dit geen

verhalen zijn, maar verslagen, documenten, persoonlijke beschouwingen rond landschappen

waar hij doorheen reist.”37

Verder in het artikel gebruikt hij de term “literair essay”.38

De term

„reisverhaal‟ op zich is ook voor verschillende interpretaties vatbaar en dus problematisch.

Louise O. Fresco onderscheidt bijvoorbeeld vier categorieën. Ze maakt een onderscheid

tussen ten eerste het reisverslag, dat melding maakt van doorstane belevenissen in exotische

gebieden. Ten tweede zijn er de reisreportages, die een eerder journalistiek beeld pogen te

schetsen van een land of gebied. Ten derde zijn er verslagen van een niet-fictieve reis, die

voor de schrijver een noodzakelijke periode in zijn bestaan vormt. En ten slotte zijn er de

romans waarin de reis als achtergrond wordt gebruikt voor een dramatische handeling.39

De

vertellingen in Een demon in Brussel vallen onder de categorie „reisreportage‟. De verhalen

draaien voornamelijk rond Vanholes observaties en ervaringen tijdens de reizen die hij

ondernam. Uitgebreide duiding over de streek of het land en de politieke en sociale

achtergrond blijven niet achterwege. Deze informatie wordt aangevuld met eigen bedenkingen

die Vanhole op het moment zelf of achteraf maakte. Het boek schommelt op die manier

tussen het genre van de reportage en dat van het reisverhaal.40

Ook Vanholes tweede roman Overstekend wild heeft veel weg van een literaire

reportage. De keuze voor de benaming roman kwam er op basis van slechts één passage in het

35

Joris Gerits, “Een sans-papier op een trein door Europa”, in Ons Erfdeel, vol. 46, nr. 3, 2003, p. 458-459. 36

Kamiel Vanhole, Over de voorrang van rechts, p. 17. 37

Paul van Aken, “Vage Voetsporen”, in Ons Erfdeel, vol. 39, nr. 5, 1991, p. 767. 38

Paul Van Aken, “Vage Voetsporen”, p. 768. 39

Louise O. Fresco, “Het onvermogen om indrukken tot een geheel te maken. Nederlandse reisliteratuur

vandaag”, in Maatstaf, jg. 39, nr.8/9, 1991, p.41-47. 40

Jos Muyres “Kamiel Vanhole”, p. 3.

Page 16: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

boek41

, zijnde de fictieve afdaling in een museum.42

De roman bevat slechts weinig dialogen.

Afwisseling brengt hij door anekdotes op te nemen over zijn ontmoetingen met de plaatselijke

bevolking op de bus of in het café en door te citeren uit het dagboek van zijn voorganger.

Zijn volgende roman O Heer, waar zijn uw zijstraten? heeft zeven jaar op zich laten

wachten. Vanhole slaat dan ook een heel nieuwe weg in. Het boek gaat nog steeds uit van een

realistische situatie, maar bevat ook veel surrealistische en absurd-humoristische elementen.

Overstijns vindt het verschil zo opvallend dat hij de hypothese maakt dat aan deze roman

enkele literaire tussenstappen vooraf gingen, die nooit het daglicht zagen.43

De fictionele ruimte gedraagt zich volledig autonoom van de realiteit. De schrijver die vroeger

zo op eigen herinneringen of indrukken terugviel, maakt met deze roman duidelijk dat hij de

werkelijkheid nog wel als uitgangspunt nodig heeft, maar steeds minder om de vorm van zijn

verhaal te bepalen.44

Deze roman is niet langer louter een reisverslag. De achtergrond van Vanholes ervaringen op

de Literatuurexpres gebruikt hij als kader voor een mysterieus, thrillerachtig verhaal. Het

hoofdpersonage is niet Vanhole zelf of een familielid, zoals in De beet van de schildpad en

Overstekend wild, maar René Razifa, een Malagassische vluchteling. Hij is een picareske

figuur die in allerlei benarde situaties terechtkomt. Daardoor spreekt hij iets meer tot de

verbeelding dan de personages in Vanholes andere werk. Als lezer krijg je toegang tot de

gedachten en gevoelens van René, hetgeen in de vorige werken minder het geval was. Hij

ondergaat een psychologische ontwikkeling. De roman bevat ook meer dialogen en is

daardoor levendiger dan de vorige werken. Vanhole werkt zelfs voor het eerst een heuse plot

uit en slaagt erin om spanning op te bouwen. De verhaallijn van de relatie tussen René en zijn

Turkse reiscompagnon, Amber, is de meest expliciet romantische die tot nu toe door Vanhole

werd geschreven.

Vanholes jongste roman, Bea, borduurt verder op het surrealisme dat in O Heer, waar

zijn uw zijstraten? om de hoek komt kijken. Bea daalt af naar de onderwereld en ontmoet er

allerlei vreemde figuren. Ze bakt er een broodmannetje dat tot leven komt en wordt van

antwoord gediend door haar knuffels. Realisme is ver zoek. Hans Comijn plakt er het etiket

„fantasy‟ op. O Heer, waar zijn uw zijstraten? en Bea worden door sommige recensenten

kenmerken van de parabel toegedicht. Een parabel is “bedoeld om de lezer tot een morele

41

Gesprek met Kamiel Vanhole op 31 oktober 2006. 42

Kamiel Vanhole, Overstekend wild, p. 31-35. 43

Jeroen Overstijns, “Een luis in fort Europa”, in Tijd Nieuwslijn, 2 oktober, 2002. 44

Jeroen Overstijns, “Een luis in fort Europa”, in Tijd Nieuwslijn, 2 oktober, 2002.

Page 17: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

houding te overreden”.45

Het bevreemdende van de parabel ligt in de tegenstelling tussen het

feitenverloop en de werkelijkheid daarbuiten.

Over deze toch opmerkelijke evolutie in zijn werk geeft Vanhole de volgende

verklaring:

Ik merk dat ik steeds verder weg evolueer van het realisme waarmee ik debuteerde. Het

is niet eenvoudig deze ontwikkelingen in kort bestek te duiden. Ik leef, dus ik verander.

[…] Bovendien hou ik er niet van om twee keer hetzelfde te doen. Laat ons zeggen dat

ik verschillende genres uitprobeer, omdat ik alleen op die manier mezelf in kaart kan

krijgen.46

Vanhole is dus een schrijver die zichzelf durft te herdefiniëren, waardoor zijn oeuvre het

kenmerk krijgt heel uiteenlopend en dynamisch te zijn. Hij stelt zichzelf steeds weer in vraag.

Naar eigen zeggen heeft zijn theaterwerk ook invloed uitgeoefend op zijn romans, in de zin

dat hij meer dialogen in de romans is beginnen te incorporeren.47

Daar tegenover staat dat zijn

intentie als schrijver nagenoeg onveranderd is gebleven. Het is zijn ambitie “inzicht [te]

bieden in mijn tijdperk vanuit verschillende invalshoeken, waarbij het mythische niet zelden

met het historische en het persoonlijke wordt vermengd.”48

45

Hendrik van Gorp, e.a. Lexicon van literaire termen, Deurne, 1998, p. 321. 46

Kamiel Vanhole, “Duiding”, in Revolver, vol. 31, afl. 124, 2004, p. 106. 47

Gesprek met Kamiel Vanhole op 31 oktober 2006. 48

E-mail van Kamiel Vanhole op 2 februari 2007.

Page 18: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Receptie

Ondanks de omvang van zijn oeuvre, de verschillende genres die hij beoefent en het feit dat

zijn voormalige uitgeverij Meulenhoff Amsterdam49

gerenomeerd is, is Vanhole geen

veelgelezen auteur. De meeste mensen hebben nog nooit van hem gehoord, laat staan iets van

hem gelezen. Geen enkel werk is tot nu toe herdrukt. Zijn werk is ook nog maar weinig

besproken in de literaire kritiek. Vooral de theaterteksten werden over het hoofd gezien. In het

beperkte aantal recensies lopen de meningen van critici bovendien sterk uiteen, vooral wat

Vanholes schrijfstijl betreft. Zo stoort Hellemans van het weekblad Knack zich in Een demon

in Brussel aan “allerlei boutades en woordspelingen” en “storende interventies van een

babbelziek verteller”.50

Een andere recensent, Laere, is van mening dat deze interventies “het

geheel veelal luchtiger maken”.51

De mengvorm van fictie met reisverslag of historisch

document zorgt dus voor even gemengde reacties. Zowel op het historische aspect als op het

aspect van persoonlijke verslaggeving kwam er commentaar. Zo vindt Van Aken dat je de

weetjes over bijvoorbeeld Baudelaire in Een demon in Brussel evengoed in diens biografie

kan lezen. De uitweidingen worden door sommigen aangevoeld als belerend, de ik-verteller

als een betweter.

Het lijkt wel alsof je Vanhole ofwel moet haten ofwel moet liefhebben. Tegenover de

soms vernietigende kritieken – voornamelijk over Vanholes drie eerste werken – staan ronduit

flatterende kritieken. Er zijn critici en auteurs die het voor Vanhole opnemen, omdat, zoals De

Coninck stelt, “Kamiel Vanhole wel eens onheus bejegend is”.52

Collega-auteur en vriend

J.M. Berckmans steekt zijn bewondering niet onder stoelen of banken. In interviews maakt hij

openbaar dat hij en Vanhole elkaar brieven schrijven. In zijn meest recente boek Je kunt geen

twintig zijn op suikerheuvel, hebben sommige van die brieven een plaats gekregen. Ook

Overstijns uit zich lovend:

Kamiel Vanhole is de meest authentieke, naar engagement zoekende Vlaamse schrijver die ik

ken. En bovendien een van de weinige die in die zoektocht de vorm niet op weg naar nergens

stuurt.53

49

Kamiel Vanhole schakelde in 2006 over naar uitgeverij Atlas. 50

Geciteerd in Jos Muyres, “Kamiel Vanhole, in Kritisch Lexicon, p. 10. 51

Stefaan Laere, “Weemoedige reisverhalen van Kamiel Vanhole”, in DW&B, vol. 136, nr. 3, 1991, p. 342-345. 52

Herman de Coninck, “Het geïnterviewde landschap”, in NWT, vol. 7, nr. 6, 1990, p. 70. 53

Jeroen Overstijns, “Een luis in fort Europa”, in Tijd Nieuwslijn, 2 oktober 2002.

Page 19: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Van Erkelens gaat zelfs nog een stap verder een noemt Vanhole naar aanleiding van

Bellevue/Schoonzicht „een der beste Vlaamse auteurs‟.54

Bellevue/Schoonzicht werd over het

algemeen zeer goed onthaald. Parallel met zijn oeuvre is ook in de kritiek erop een evolutie

merkbaar. De keuzes die Vanhole maakt met betrekking tot het genre, blijken aan te slaan bij

de critici. Alleen bij het grote publiek blijft Vanhole vooralsnog onbemind.

Ondanks de sterk uiteenlopende appreciaties, zijn de critici het doorgaans op een

aantal vlakken eens. Ten eerste over Vanholes taal. Knappe beschrijvingen, treffende beelden

en “een onmiskenbaar talent voor het oproepen van indrukken”55

zijn vaak terugkerende

complimenten. Ten tweede wordt Vanhole vrouwelijke sensibiliteit toegedicht. Hij beschikt

over een bijzonder inlevingsvermogen, dat hem in staat stelt de gevoelens en ervaringen van

zijn personages gedetailleerd te registreren. Vanhole vindt de term flatterend, aangezien nog

geen enkele lezeres bezwaar heeft aangetekend tegen de geloofwaardigheid van zijn

vrouwelijke hoofdpersonages, met name Maggie in De beet van de schildpad, Bea in de

gelijknamige roman, Margaretha in De nacht van Margaretha en de boerin in Nageslacht. Hij

neemt dus aan dat deze typering terecht is. Vanhole verklaart: “Ik leef ook al bijna twintig jaar

omringd door een vrouw en twee dochters, dus had ik kansen te over de vrouwelijke psyche in

al haar raadselachtige facetten te bestuderen.”56

54

Muyres, Kritisch Lexicon, p. 11. 55

Paul van Aken, “Vage voetsporen”, p. 767-768. 56

E-mail van Kamiel Vanhole op 2 februari 2007.

Page 20: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Reisverhalen

“wie verre reizen doet, kan veel verhalen.”

Inleiding

Met het oog op de bespreking van Kamiel Vanholes prozawerken, is er nood aan een

verduidelijking van de term „reisverhaal‟. Deze term is immers niet eenduidig. Ik verken

verschillende invalshoeken om uiteindelijk de omschrijving te kiezen die ik het meest

adequaat acht met betrekking tot de werken van Vanhole. Ik ga eerst kort in op de

geschiedenis van het reisverhaal. Hierbij streef ik allerminst naar een exhaustieve bespreking

van het genre – dat zou me te ver leiden – eerder naar een bondige analyse. Hetzelfde geldt

voor de ontwikkeling van het genre dat later in het hoofdstuk aan bod komt.

Evolutieschets

Reizen inspireert. Verre reizen maakt de mensheid al duizenden jaren. “Ontdekkingsreizigers,

kooplieden, kolonialen, monniken, pelgrims, kruisvaarders, zendelingen, veldheren, piraten en

huurlingen: zij bezochten al lang geleden verre landen en berichtten daarover.”57

Al sinds de

oudheid is het een thema in de literatuur: Homerus schreef zijn Odyssee, Vergilius zijn

Aeneis. Uiteraard zijn dit fictieve reisverhalen. Het gaat hierbij niet om het reizen zelf, er

worden symbolische en moralistische doeleinden nagestreefd. Toch waren er zelfs toen al

voorlopers van meer wetenschappelijke reisverslagen, in de vorm van de „itineraria‟. Deze

bestonden voornamelijk uit ervaringen en beschrijvingen van reizigers in verband met de

routes en wegen, de afstanden, de steden, enzovoort.58

In de middeleeuwen werd de reislust

voornamelijk aangewakkerd door het geloof. Pelgrims vormden de grootste groep reizigers.59

De reissymboliek speelt in deze periode een grote rol, het bewijs daarvan zijn de vele

queesten.60

In de Nieuwe Tijd kwamen de ontdekkingsreizen in opmars. De wereld moest nog

57

Gaston Dorren en Hans van de Veen, De verborgen werkelijkheid. Reizen tussen feit en fictie, Amsterdam,

1995, p. 9. 58

KatrijnVan Kerchove, Tussen oog en pen. De reisverhalen van Cees Nooteboom: een schets van het literaire

karakter, Gent, 2006 (ongepubliceerde verhandeling UGent), p. 20. 59

Katrijn van Kerchove, Tussen oog en pen, p. 21. 60

Van Gorp, Lexicon, p. 374.

Page 21: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

in kaart gebracht worden. Vooral in de zeventiende, maar ook in de achttiende eeuw werden

studiereizen gangbaar voor een bepaalde elite, in het concept van „The Grand Tour‟. Deze

studiereizen, met speciale belangstelling voor Italië, werden beschouwd als

„ontwikkelingsreizen‟. Tijdens de Romantiek wijzigt de verslaggeving; het schrijven over

reizen werd een individuele expressie.61

Zwier schrijft: “De romantische reiziger stelde nu

eenmaal meer belang in de bergen en dalen van zijn eigen ziel dan in de topografie van het

omringende landschap.”62

Reisverhalen hebben over de jaren heen een andere functie

gekregen. Oorspronkelijk was reizen een noodzaak, later werd het een doel op zich. De

motieven om te reizen zijn geëvolueerd, evenals de vorm en de wijze waarop reiservaringen

worden neergepend. Het reisverhaal moet dus steeds geherdefinieerd worden. Van Kerchove

meent dat er sprake is van een verschuiving naar het subject, het individu dat reist,

aanschouwt en beleeft. De nadruk ligt op het „ik‟, zijn/haar persoonlijke beschouwingen en de

manier waarop hij/zij verhaalt.63

Terminologie

Er bestaat een hele resem benamingen voor werken die het reizen als onderwerp hebben. Het

genre reisliteratuur bevat vele subgenres. Er is het reisverhaal, de reisroman, het reisjournaal,

de reisbeschrijving, het reisverslag, het reisboek, reisdocument, reisreportage,… Het is

moeilijk om in deze wirwar van termen een heldere afbakening te maken. Dit geldt eveneens

voor de term die ik zal hanteren in deze eindverhandeling, met name het reisverhaal. Zwier

titelt een artikel over de literaire kritiek en het reisverhaal “Het rommelhok van de

literatuur”64

, een uitspraak die hij ontleent aan Raban. In het voorwoord van Altijd Lapland

verklaart hij het volgende:

Het reisverhaal is wel het rommelhok van de literatuur genoemd; het biedt aan allerlei genres

onderdak, van roman tot dagboek, van autobiografie tot essay. Voor een schrijver die kennis met

eigen ervaringen wil vermengen, is het een ideaal genre, zeker als het om streken gaat waarmee

je een sterke en duurzame band hebt ontwikkeld. 65

61

Katrijn van Kerchove, Tussen oog en pen, p. 26. 62

Gerrit Jan Zwier, “Het rommelhok van de literatuur. De literaire kritiek en het reisverhaal”, in Bzzlletin, jg.

22, nr. 203, 1993”, p. 29. 63

Katrijn van Kerchove, Tussen oog en pen, p. 30. 64

Gerrit Jan Zwier, “Het rommelhok van de literatuur”, p. 29. 65

Gerrit Jan Zwier, Altijd Lapland, Amsterdam, Atlas, 2003, p. 2.

Page 22: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

In dit citaat geeft Zwier een eigen interpretatie van het reisverhaal. In zijn ogen is het een

vermenging van feiten en beschouwingen. Bij voorkeur over een streek waarmee je vertrouwd

bent. Ter verduidelijking van de term „reisverhaal‟ zal ik beginnen met wat bovenstaande

termen gemeenschappelijk hebben, namelijk het woord „reis‟.

Reis:

1. het gaan of trekken naar een verwijderde plaats of van de ene plaats naar de andere, of

langs verschillende plaatsen terug naar het uitgangspunt. Op reis, ook in de zin van:

onderweg.

2. (meton.) reisbeschrijving: ik lees liever reizen dan romans.

3. (fig.) leven; - (fig.) de overgang van leven naar dood, sterven. 66

Hieruit blijkt dat het woord „reis‟ op zich niet eenduidig is. Het kan letterlijk gebruikt worden,

zoals in de eerste betekenis en figuurlijk of symbolisch, zoals in de derde betekenis. Het

woord kan zelfs metonymisch staan voor het literaire genre dat het als onderwerp heeft, zoals

in de tweede betekenis. Voor reisverhaal is in het woordenboek te vinden:

Reisverhaal:

verhaal (hetzij mondeling of geschreven) van een ondernomen reis of waarin een gefingeerde

reis beschreven wordt. 67

Uit de definitie blijkt dat de term reisverhaal opgaat voor zowel een werkelijk ondernomen

reis, als voor een imaginaire reis. Het ene hoeft het andere echter niet uit te sluiten. In de

verhalen van Vanhole is het namelijk zo dat een feitelijke reis de basis vormt voor een reis in

gedachten of een reis in de tijd. Van Kerchove schrijft in haar eindverhandeling met

betrekking tot de reisverhalen van Nooteboom:

Verhalen waarin het gaat om een letterlijke verplaatsing, kunnen uiteraard ook een

metaforische laag bevatten en vice versa. De verhalen waarin letterlijk een reis wordt

ondernomen kunnen bovendien imaginair zijn of verder gaan op een werkelijk ondernomen

reis.68

De grens tussen een reëel reisverhaal en een fictief reisverhaal is dus niet altijd even scherp. Is

dit evenwel noodzakelijk? Beiden zijn immers variaties van het reisverhaal en behoren dus tot

hetzelfde genre. In het Lexicon van literaire termen treffen we een definitie aan, die een

soortgelijke tweeledigheid bevat:

66

Van Dale, p. 2503-2504. 67

Van Dale, p. 2505. 68

KatrijnVan Kerchove, Tussen oog en pen, p. 12.

Page 23: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Reisverhaal:

Verhaal waarin een reiservaring, gewoonlijk in een vreemd land, een belangrijke rol speelt,

zonder dat ze echt het hoofdmotief van het werk moet zijn. Tot het genre wordt ook gerekend

de literatuur waarin de reis louter als symbool fungeert.69

Nieuw in deze omschrijving is dat het motief van het reizen of de reis niet de hoofdrol moet

spelen in het reisverhaal. Dit klinkt misschien vreemd. Ook staat er dat de reiservaring zich

„gewoonlijk‟ in een vreemd land afspeelt. Het is dus niet noodzakelijk dat het verhaal zich

buiten de landsgrenzen afspeelt. Bij de term „reisbeschrijving‟ in datzelfde naslagwerk, staat

te lezen:

Men dient het reisjournaal […] te onderscheiden van het reisverhaal, waarin de reis slechts het

uitgangspunt is waaraan verbeeldingselementen werden toegevoegd. De grens tussen beide is

soms onduidelijk.70

In deze definitie worden verbeeldingselementen – het fictionele – essentieel geacht om het

reisverhaal te onderscheiden van andere varianten die voorkomen onder de noemer

„reisliteratuur‟. De vermenging van feiten en fictie lijkt dus niet enkel een „might‟, maar een

„must‟. Wester beaamt dat in haar artikel Reizen verscherpt de blik: “De reisschrijver maakt

immers zijn eigen fictieve werkelijkheid, en mag alle literaire middelen daartoe

aanwenden.”71

Fresco heeft zo haar eigen criteria om orde te scheppen in het terminologisch

kluwen. De vier categorieën die zij onderscheidt, werden al aangehaald in het eerste

hoofdstuk. In haar ogen kunnen de eerste twee types, het reisverslag en de reisreportage,

nauwelijks tot de literatuur worden gerekend. Het derde type komt voor haar het dichtst in de

buurt van een reisverhaal. Dat is “het verslag van een niet-fictieve reis, een geografische

verplaatsing die voor de schrijver een noodzakelijke periode in zijn/haar bestaan vormt.”72

Zij

rekent de fictieve of imaginaire verhalen dus niet tot de reisverhalen, wat niet wil zeggen dat

er geen verbeeldingselementen aan bod kunnen komen in het verhaal. Ze betrekt in haar

definitie van het reisverhaal een psychologisch-emotioneel aspect. In voorgaande definities

werd daarover geen uitspraak gedaan.

69

Van Gorp, Lexicon, p. 374. 70

Van Gorp, Lexicon, p. 373. 71

Rudi Wester, “Reizen verscherpt de blik. De bloei van de Nederlandstalige reisliteratuur”, in Neerlandica

Extra Muros, jg.34, nr.2, 1996, p. 2. 72

Louise O. Fresco, “Het onvermogen om indrukken tot een geheel te maken”, p. 43.

Page 24: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Kritiek: de doodsteek?

De tegenstrijdigheid die in de omschrijvingen van „het reisverhaal‟ aanwezig is – de discussie

of een reisverhaal wetenschappelijk, realistisch of fictioneel moet, mag, of kan zijn – herhaalt

zich in de kritiek. De criteria voor een geslaagd reisverhaal zijn afhankelijk van criticus tot

criticus. Sommigen houden van een literair reisverhaal, anderen verkiezen een reisverhaal in

de zakelijke traditie. Deze laatste groep acht wetenschappers bekwamer, omdat auteurs te

impressionistisch en te oppervlakkig zouden beschrijven. De reisverhalen hebben dan eerder

een bespiegelend, autobiografisch karakter.

De antropoloog duikt een jaar of langer onder in een kampong of kraal, leert de taal, hij

probeert zich in de mensen in te leven en heeft in beginsel alles gelezen wat er over zijn volk

geschreven is. De reisjournalist-schrijver is bij hem vergeleken een eendagsvlieg, die met een

knapzak vol impressies weer huiswaarts keert.73

Wetenschappers staan dus op een hoger schavotje dan journalisten, die in dit geval over

dezelfde kam worden geschoren als reisschrijvers. Uit dit citaat spreekt minachting tegenover

het literaire reisverhaal. Zwier is nochtans van mening dat noch het literaire reisverhaal, noch

het reisverhaal in de journalistieke stijl minderwaardig hoeft te zijn. Er zijn steeds meer

auteurs die zowel literair als journalistiek werk leveren.74

De realiteit is dat het merendeel van

de reisverhalen een mix is van beiden. Dit kan zowel irritatie als bewondering opwekken. Het

genre kent dan ook heftige voor- en tegenstanders. Zwier vindt net die mix het kenmerk van

goede reisboeken: “zij zijn de vervlechting van de topografie van het land en de topografie

van de ziel.”75

Een ander criterium dat aan bod komt in Zwiers artikel, is in welke mate het

reisverhaal „vernieuwend‟ is. Moet een reisverhaal, in navolging van de ontdekkingsreizen,

per se over een tot dan toe onbekend land, streek of landschap gaan? Een nieuw stukje

paradijs? Valt er nog wel iets te ontdekken? De (ontdekkings)reiziger wordt gedegradeerd tot

toerist. Wester – die van 1987 tot 2005 elk jaar een bundel met haar selectie van de beste

Nederlandstalige reisverhalen uitgaf – legt de nadruk op de eigenschappen waarin een literair

reiziger groot kan zijn: “zelfbespiegeling, filosofische overpeinzingen en fraaie stilistiek […]

hand in hand met het juiste gevoel voor het sprekende detail.”76

Zonder het te weten heeft ze

hiermee Vanholes reisproza op zeer treffende wijze beschreven.

73

Gerrit Jan Zwier, “Het rommelhok van de literatuur”, p. 34. 74

Gaston Dorren en Hans van de Veen, De verborgen werkelijkheid, p. 12-13. 75

Gerrit Jan Zwier, “Het rommelhok van de literatuur”, p. 39. 76

Rudi Wester, “Reizen verscherpt de blik”, p. 1.

Page 25: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

De problemen met de afbakening van het genre en de uiteenlopende criteria voor de

bespreking ervan, zorgen ervoor dat reisverhalen stiefmoederlijk behandeld worden binnen de

literaire wereld. Reisschrijvers vinden dat het genre ondergewaardeerd wordt en dat het niet

de aandacht krijgt die het verdient. Cees Nooteboom, die door Fresco “de Nederlandse vader

van het genre”77

wordt genoemd, zei ooit dat het in Nederland vanzelfsprekend is dat een

slechte roman altijd meer aandacht krijgt dan een goed reisboek. Hij voegde eraan toe dat in

een dergelijk klimaat het genre niet kan opbloeien.78

Herdefiniëring doet leven

In het verleden werd de dood van het genre al meerdere malen aangekondigd. In het artikel

De onstuimige opmars van de Nederlandstalige reisliteratuur schrijft Wester dat de Tweede

Wereldoorlog (waarna het massatoerisme op gang kwam), het definitieve einde leek te

betekenen voor de reisliteratuur.79

Het genre is echter nog niet uitgestorven, integendeel.

Tegenwoordig wordt de markt overspoeld door reisverhalen. Ze worden gepubliceerd in

boekvorm, maar ook in kranten en tijdschriften zijn ze talrijk aanwezig. Oorspronkelijk

stuurden de dag- of maandbladen zelf journalisten op pad, maar tegenwoordig kunnen zelfs

niet-deskundige reizigers een column krijgen. Peter Brusse schrijft in zijn artikel Op reis

tegen zinloosheid in navolging van Fussell dat het reisverhaal de functie heeft overgenomen

van het essay. “Mensen lezen geen essays meer, dus worden beschouwingen over literatuur,

architectuur, religie en politiek gegoten in de vorm van een reisverhaal.”80

De komst van het internet biedt nieuwe mogelijkheden. Door middel van „blogs‟81

is het

voor elkeen mogelijk geworden zijn of haar reiservaringen toegankelijk te maken voor een

lezerspubliek. Gelderblom en Musschoot stellen in het kader van een bespreking over de

nieuwe literatuurgeschiedenis dat het genre „terug is van weggeweest‟ en verklaren de

hernieuwde hedendaagse belangstelling voor het genre als volgt:

[…] complete genres zijn terug van weggeweest, zoals de vlugschriften of pamfletten, en de

reisverhalen. In beide gevallen zien we ontwikkelingen die de hernieuwde belangstelling hebben

gestimuleerd: […] de nieuwsgierigheid naar reisverhalen heeft veel te maken met het einde van

77

Louise O. Fresco, “Het onvermogen om indrukken tot een geheel te maken”, p. 43. 78

Geciteerd in Gerrit Jan Zwier, “Het rommelhok van de literatuur”, p. 37. 79

Rudi Wester, “Reizen verscherpt de blik”, p. 59. 80

Peter Brusse, “Op reis tegen zinloosheid”, in De Volkskrant, 19 mei 2006. 81

Ronald Soetaert, “De cultuur van het lezen”, Taalunieversum. De Nederlandse Taalunie.

<http://taalunieversum.org/taalunie/publicaties/>, p. 56, (14/11/2006)

Page 26: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

het koloniale tijdperk, nu er objectiever en analytischer kan worden teruggeblikt op de vroege

geschiedenis van de koloniale expansie, waarvan de journalen en verhalen dikwijls zo‟n

trefzekere uitbeelding geven.82

Ook Fresco stelt dat het “niet toevallig [is] dat de opkomst van de reisliteratuur tegelijk

plaatsvindt met een hernieuwde belangstelling voor de oorlog, biografieën en voor ons

koloniaal verleden.”83

Elke Brems schetst op haar beurt een bloeiperiode in de jaren tachtig en

negentig van de twintigste eeuw, waarin ook Vanholes debuut een plaats heeft. Zij dicht een

belangrijke rol in deze bloei toe aan twee reisauteurs: “Auteurs als Lieve Joris en Adriaan van

Dis loodsten met hun goedverkopende boeken het genre van het reisverhaal de literatuur

binnen.”84

Wester, een fervente aanhangster van het genre, schrijft het reisverhaal een

volwaardige plaats toe binnen de literatuurgeschiedenis. Hierdoor neemt zij positie in tegen de

verschillende auteurs en critici die reisverhalen beschouwen als een bastaardgenre van de

literatuur:

Het reisverhaal is niet meer weg te denken uit de Nederlandstalige literatuur, het heeft zich

ontwikkeld tot een volwaardig en boeiend genre. De verloving tussen literatuur en feitelijke

waarneming heeft zich omgezet in een ideaal huwelijk.85

Tenslotte laat ook Zwier zich hoopvol uit over het voortbestaan van het genre. Volgens hem

beschikt het nog steeds over mogelijkheden, aangezien de homogenisering van de planeet een

illusie is:

De enige noodzakelijke voorwaarde voor het schrijven van een reisboek is dat de schrijver zich

in een vreemde omgeving bevindt. Pas als de wereld werkelijk een culturele eenheidworst is

geworden, heeft het reisboek geen functie meer.86

Aan de hand van deze citaten, lijkt Nooteboom ongelijk te hebben; blijkbaar is de aandacht

van de literaire critici toch niet zo noodzakelijk om een genre tot bloei te laten komen.

82

Arie Jan Gelderblom en Anne Marie Musschoot, “Veranderingen in een bedding van continuïteit: de

literatuurgeschiedenis in een nieuw jasje”, Taalunieversum. De Nederlandse Taalunie.

<http://taalunieversum.org/taalunie/Gelderblom%20en%20Musschoot.doc> (09/04/2007) 83

Louise O. Fresco, “Het onvermogen om indrukken tot een geheel te maken”, p. 42. 84

Elke Brems, “Kamiel Vanhole”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

<http://www.treellesas.it/penproject/sitobel/be/penproject/text/auteurs_Kamiel_Vanhole.htm> (26/06/2007) 85

Rudi Wester, “Reizen verscherpt de blik”, p. 3. 86

Gerrit Jan Zwier, “Het rommelhok van de literatuur”, p. 31.

Page 27: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Gehanteerde definitie

Enkel Vanholes debuut krijgt de genrebenaming „reisverhalen‟ mee. Toch zal ik ook andere

werken van Vanhole in deze verhandeling bespreken. Bellevue/Schoonzicht is ondertiteld als

„vertelling‟, maar verhaalt over een voettocht die Vanhole ondernam door het Brusselse. De

romans Overstekend wild, De beet van de schildpad en O Heer, waar zijn uw zijstraten? zijn

gebaseerd op een reis die daadwerkelijk door de auteur werd ondernomen. Volgens Fresco

zijn deze werken dus eveneens „reisverhalen‟. Het belang van deze reizen, evenals de stijl

waarin de verhalen verteld worden, variëren van roman tot roman. Hierop ben ik in het eerste

hoofdstuk dieper ingegaan. In O Heer, waar zijn uw zijstraten? vormt de reis slechts de

achtergrond waartegen zich een „misdaadplot‟ voltrekt. Deze roman kan ondergebracht

worden in Fresco‟s vierde categorie. Hoewel Fresco‟s indeling hier van pas komt, biedt de

definitie in het Lexicon van literaire termen een ruimer kader om Vanholes werken in te

situeren. Vanhole vult het begrip „reizen‟ zelf op verschillende manieren in. Zijn meest

recente roman Bea is niet gebaseerd op een werkelijk ondernomen reis, maar wordt

beschouwd als een hedendaagse queeste, een fictief reisverhaal, waarin de reis als symbool

fungeert. Fresco‟s definitie maakt het onmogelijk Bea te bespreken. Bovendien specificeert de

definitie in het Lexicon dat het niet noodzakelijk is dat het verhaal zich buiten de landsgrenzen

afspeelt. Bellevue/Schoonzicht en enkele verhalen in Een demon in Brussel spelen zich af in

België. Volgens de definitie hoeft de reiservaring ook niet het hoofdmotief in het werk te zijn.

De definitie uit het Lexicon is dus geschikter, omdat zij toelaat alle prozawerken van Vanhole

te bespreken.

Page 28: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Besluit

In dit hoofdstuk heb ik aangetoond dat de terminologie in verband met reisliteratuur

verwarring schept. Ik heb enkele definities van het reisverhaal op een rij gezet en

geconcludeerd dat de omschrijving uit het Lexicon het meest geschikt is voor de bespreking

van Vanholes werken. Mijn keuze voor het ruime kader is gebaseerd op de verscheidenheid in

Vanholes werk. Ik heb gewezen op de polemiek tussen belangengroepen, de auteur versus de

wetenschapper en de journalist, alsook op de verschillende appreciaties voor het genre. Er zijn

uiteenlopende criteria om een reisverhaal te beoordelen. Deze criteria zijn veranderlijk, omdat

het genre op zich voortdurend geherdefinieerd wordt. Deze herdefiniëring loopt parallel met

de veranderende functie van reizen doorheen de tijd. Exotische locaties zijn reeds lang

uitgeput, waardoor de manier waarop de auteur de plekken beschrijft en zijn eigen gevoelens

daarbij veel belangrijker zijn geworden dan de plekken zelf. Dit is ook zeker het geval bij

Vanhole. Reizen fungeert als aanleiding voor (zelf)beschouwingen. Dat maakt zijn

reisverhalen „essayistisch‟ van aard.

Het reisverhaal is van alle tijden en kende verschillende bloeiperiodes, waarvan de

laatste door Elke Brems gesitueerd wordt in de jaren tachtig en negentig van de twintigste

eeuw. Daarin neemt Vanhole een plaats in, aangezien hij in het jaar 1990 debuteerde met zijn

reisverhalenbundel Een demon in Brussel. Ondanks het feit dat auteurs en critici het

reisverhaal geen voorspoedige toekomst toedichtten, is het genre tot op vandaag populair, in

weerwil van – of misschien net omwille van – al het toeristisch geweld.

Page 29: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Reizen in de ruimte en de tijd.

“Het verhaal van mensen is dat van hun wegen”87

Inleiding

In dit hoofdstuk bespreek ik het begrip „reizen‟ als letterlijke, geografische verplaatsing,

gekoppeld aan de verplaatsing in de tijd. Beide bewegingen zijn in het werk van Vanhole

onlosmakelijk met elkaar verbonden en zijn werkzaam in twee richtingen. Enerzijds voelt

Vanhole zich aangetrokken tot plaatsen die een rijk historisch verleden met zich mee dragen.

Hij reist doelbewust om dat verleden te „voelen‟, om bij te leren over een bepaalde streek en

periode. Het is haast paradoxaal: voortbewegen om achterom te kijken. Met het teruggaan in

de tijd wordt er niet enkel op de vaderlandse geschiedenis of de wereldgeschiedenis gedoeld,

maar evenzeer op Vanholes persoonlijke herinneringen. Anderzijds is het zo dat hij zich

verdiept in de achtergrond en de geschiedenis van de plaatsen waar hij naartoe trekt. Hij doet

dit onder andere door literaire en informatieve werken te lezen over die bestemmingen. Vaak

schildert Vanhole het leven van een personage af tegen de achtergrond van de geschiedenis.

In elk van Vanholes boeken zal ik de verstrengeling van het reizen in de ruimte en het reizen

in de tijd bespreken. Het reizen tussen heden en verleden gebeurt hoofdzakelijk door middel

van associaties en herinneringen. De herinnering en de werking van het geheugen zijn

motieven in Vanholes werk. Hij wordt om die reden een melancholicus genoemd. De

herinneringen zijn bovendien ook functioneel; ze bepalen de structuur van zijn boeken.

Ik begin dit hoofdstuk met een meer algemene bespreking over de bestemmingen in

Vanholes boeken, met speciale aandacht voor zijn geliefkoosde Brussel.

87

Overstekend wild, p. 111.

Page 30: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Ruimtelijke bestemmingen

Algemeen

De bestemmingen die Vanhole aandoet, spreken op het eerste gezicht niet tot de verbeelding.

Het zijn „underdogbestemmingen‟, reisbestemmingen die niet meteen voor de hand liggen als

je denkt aan reisliteratuur. De helft van de verhalen in Een demon in Brussel, alsook Bea en

Bellevue/Schoonzicht spelen zich af binnen de landsgrenzen. Net dat maakt de verhalen zo

bijzonder. Ze zijn niet bedoeld om sensatie op te wekken, noch om toeristische

bezienswaardigheden aan te prijzen. Het is geen promotieliteratuur voor een bepaald land of

een bepaalde streek onder het mom van een reisverhaal. Bekende plaatsen worden met een

frisse, vernieuwende blik waargenomen. Dit is een hele uitdaging, want:

Als onze omgeving ons vertrouwd is, kan het zijn dat we die niet langer ervaren als ongerijmd,

of mooi, of misschien zelfs als slecht. Vertrouwdheid wiegt het bewustzijn in slaap. We weten

meer, maar zien minder.88

Vanhole is zich hiervan bewust en tracht vertrouwde dingen steeds door andere ogen waar te

nemen, ze als het ware „door een bril te benaderen‟.89

In Een demon in Brussel laat hij zich

ontvallen dat hij naar een stad kijkt, zoals naar een vrouw: “met verliefde ogen, maar vluchtig.

Nooit laten we ons helemaal door een stad inpalmen, nooit geven we onszelf met huid en haar

over. Alsof we onze eerste indrukken telkens willen vernieuwen.”90

Als reactie tegen de vele spektakelreisverhalen die overgoten zijn met een sensationele

saus, schrijft Wester: “Nee, laat Kamiel Vanhole maar de geheimen van het

openluchtzwembad dat architect en schrijver Max Frisch in Zwitserland liet aanleggen,

ontsluieren, dat is al spannend genoeg.”91

De plaatsen waar het personage zich bevindt,

worden steeds ingepast in een ruimer historisch kader. Dit levert kritische verhalen op die niet

gekleurd zijn, maar waarin “de grauwe werkelijkheid […] in woorden [wordt] gevangen”.92

Vanhole heeft een zwak voor plaatsen die een rol speelden in de geschiedenis of waar

de geschiedenis voelbaar is. Hij gaat op zoek naar die plekjes, gebouwen, overblijfselen en

mensen, die stukjes van het verleden prijsgeven. Op de achterflap van Een demon in Brussel

88

Colin Thubron, “De kijker bekeken. Reisliteratuur op de drempel van de 21ste

eeuw”, in De Standaard der

Letteren, 26 augustus 1999. 89

Gesprek met Kamiel Vanhole op 31 oktober 2006. 90

Demon, p. 111. 91

Rudi Wester, “De onstuimige opmars van de Nederlandstalige reisliteratuur”, p. 65. 92

Rudi Wester, “De onstuimige opmars van de Nederlandstalige reisliteratuur”, p. 60.

Page 31: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

staat te lezen: “Bij voorkeur volgt hij de voetsporen van illustere figuren omdat zij een

dimensie van tijd verlenen aan de steden of landschappen waar hij doorheen loopt.” Deze

uitspraak is eveneens van toepassing op De beet van de schildpad en Overstekend wild.

Vanuit de fascinatie voor de geschiedenis komt ook de neiging om streken in verval en

landen met vergane glorie te portretteren. In de verhalen „Morsetekens‟ en „Een Turks bad‟ uit

Een demon in Brussel worden de erbarmelijke levensomstandigheden in de gehavende

Oostbloklanden Hongarije, Roemenië en Bulgarije beschreven. Het openingsverhaal „Zwarte

aarde‟ begint als volgt:

Verval is een dankbaar model. Goedkoop ook. Het is een oude hoer die met gebaren van

weleer een oude klant ontvangt. Die kijkt en schat de sporen. Die ziet wat zij ook weet. En

samen doen ze niets dan dat vergeten. Zulke littekens heeft de Borinage. Het is omgewroet

land, een streek waarvan het binnenste is leeggehaald en die nu onder de wratten zit. Terrils

heten ze. Zwarte steenpuisten in een verweerd gezicht. Een land waar de mensen altijd

rouwnagels hebben. En de klant ben ik. Een schim. Een kleine zwerver die zijn boodschap is

kwijtgeraakt en nu maar ronddoolt, aangetrokken door al wat op zijn retour is (p. 11).

Zoals dit citaat aangeeft, zijn niet enkel steden en gebouwen gevoelig voor verval, maar kan

dit ook sporen trekken in het landschap.93

Bellevue/Schoonzicht is als het ware een ode aan

het verval. Robert en Philippe zijn gefascineerd door de verlaten en vervallen industriële sites

waarin ze binnendringen. In hun ogen is het waardevol industrieel archeologische erfgoed.

Philippe (alias Vanhole) staat onder meer in bewondering voor de gedevalueerde brouwerij

Wielemans:

Het gebouw begint te vervallen, zijn gevel heeft een pokdalig gezicht gekregen, en ik vind dit

schitterend, uit ontzag misschien, uit respect voor dat betonrot, maar ook en nog steeds door

het uitdagende van zijn vorm, die in zijn tijd wellicht veel stof heeft doen opwaaien. Je zou er

de bladen op moeten naslaan. Kon je een lekker verontwaardigd citaat van vroeger tegen het

laconieke oordeel van nu afzetten.94

Evenredig met de tijd treedt het verval in. Ook de waardering die men toekent aan bepaalde

bouwstijlen is afhankelijk van de tijd, in de zin van „tijdsgeest‟. Wanneer men de

bovenstaande citaten over verval vergelijkt, valt op dat Vanhole een parallelle metafoor

hanteert. Zowel het landschap als de façade van een gebouw worden in verband gebracht met

een onzuiver aangezicht. Zo worden beiden verpersoonlijkt.

93

In het laatste hoofdstuk van deze eindverhandeling komt de bespreking van het landschap uitgebreider aan

bod. 94

Bellevue/Schoonzicht, p. 35.

Page 32: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Specifiek: Brussel als troetelkind

De stad waar Vanhole geboren werd en waar hij zijn jeugd doorbracht, speelt een rol in elk

van zijn prozawerken. Nu eens vormt ze het achtergronddecor, dan weer treedt ze op het

voorplan, zoals dat het geval is in Bea, Bellevue/Schoonzicht en het verhaal „Een demon in

Brussel‟. Vanhole is thuis in de stad en kent haar op zijn duimpje. Hij zal ook nooit zomaar

een anoniem café binnenstappen, maar steeds definiëren om welk café het gaat. Wanneer

René, het hoofdpersonage in O Heer, waar zijn uw zijstraten?, in Brussel aankomt, heeft hij

het gevoel dat hij de stad kent. Hier verwijst de schrijver wellicht naar zichzelf:

Zelf heb ik het vreemde gevoel dat ik deze stad ken. Ze heeft iets van een dorp, vind ik, een

grensdorp dat lang geleden uit zijn voegen is gebarsten en uiteengespat in talloze kleinere

dorpen. Ik heb zelfs de indruk dat ik hier al „s eerder ben geweest, ik zou hier blindelings de

weg kunnen vinden. Maar dat is nonsens natuurlijk, ik ben woedend en ik kijk niet waar ik

loop.95

Opvallend is Vanholes kennis van het Brusselse stratenplan. Hij staat erop om de straten

waarin de personages zich verplaatsen, bij naam te noemen. Bij de personages die in een

andere eeuw leefden, maakt hij graag de vergelijking tussen het stedelijke landschap in de tijd

waarin de personages zich in Brussel bevonden en het heden. In het verhaal „Een demon in

Brussel‟, waarin hij Baudelaires Brusselse stappen traceert, schrijft hij bijvoorbeeld:

Het gezelschap slaat de iets lager gelegen Pachecostraat in. Volgens een anoniem schilderij uit

1836 moet het een landelijk straatje geweest zijn, met kleine huizen, een schutting en trage,

rustige mensen. Het enige dat nog vagelijk op een stad wees, was het silhouet van de

kathedraal op de achtergrond en een enkele gaslantaarn.96

Vanhole schetst hoe deze wijk evolueerde tot wat ze nu is. Dit is slechts één van de vele

voorbeelden die zich in dit verhaal aandienen. Vanhole vertelt verder ook dat waar nu het

Zuidstation staat, vroeger een wei was waarop een wasserette haar linnen te drogen hing; dat

de volkswijk „Bas-Fonds‟ – waarover sprake is in bovenstaand citaat – moest wijken voor de

Noord-Zuidverbinding; dat een vitrioolfabriek plaats ruimde voor het justitiepaleis en dat

waar nu het notarishuis staat, in de tijd van Baudelaire een hotel was. In De beet van de

schildpad, dat zich slechts ten dele afspeelt in Brussel, etaleert Vanhole terloops zijn kennis

van de Brusselse plattegrond. Wanneer Maggie haar man ontvoert uit het ziekenhuis en de

95

O Heer, p. 109-110. 96

Demon, p. 47.

Page 33: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

weg zoekt naar haar geparkeerde auto, beschrijft Vanhole welk traject ze hierbij aflegt.97

In de

verantwoording van Bellevue/Schoonzicht staat te lezen dat het verhaal minutieus de weg

volgt van de ruim dertig kilometer lange Itinéraire du paysage industriel bruxellois, van Vorst

tot in Evere.98

De novelle laat zien dat de stadswandelaars een kaart bij de hand hadden; hun

route wordt gedetailleerd beschreven.

Vanhole schenkt ook aandacht aan de Brusselse couleur locale, het volksleven en het

taalgebruik. In „Een demon in Brussel‟ weet hij te vertellen dat wie in de Bas-Fonds woonde

„Scheve Baptiste‟, „Trezeke Zat‟ of „Nelle Bottine‟ heette.99

Hij schuwt niet om een mondje

Brussels binnen te brengen in zijn werken. In De beet van de schildpad en O Heer, waar zijn

uw zijstraten? geeft hij expliciet aan dat het om typisch Brusselse uitdrukkingen gaat:

“Kiekebisj zeiden ze in Brussel” en “„En stoemelings, zoals ze dat in Brussel zeggen.”100

In O

Heer, waar zijn uw zijstraten? is de fonetische zin “awel merci, daane pei ei zeeiker in de

Marolle gewuund (p. 106)” opgenomen. Hoofdstuk acht in Bellevue/Schoonzicht is een

dialoog tussen twee vrouwen, een kort intermezzo, dat het Brusselse taalgebruik in de verf

zet. Ze praten in Nederlandse tussentaal, doorspekt met Franse woorden als „soutien‟,

„abattoir‟, „attaque‟, „facteur‟,… Ook typische Brusselse woorden als „asemen‟ en „frak‟

komen in hun gesprek voor (p. 39-40).

Als hoofdstad van België én van Europa, is Brussel een mengelmoes van culturen.

Vanhole kan bij wijze van spreken op wereldreis gaan zonder zich al te ver te verplaatsen. In

Bellevue/Schoonzicht zegt hij dat aan de Brusselse haven elk land zijn café had, een dag later

bestellen Philippe en Robert bij een Joegoslaaf „tchevaptchichi‟.101

De diversiteit van Brussel

wordt in dit boek sterk beklemtoond. De enquêteurs kregen de absurde opdracht het aantal

Nederlandse en Franse ondernemingen in Brussel te turven. Zodra duidelijk wordt waarvoor

de inventaris dienst moet doen, boycotten ze hun opdracht. Ze weigeren immers een aandeel

te hebben in het polariserend onderzoek dat in kaart tracht te brengen aan welk deel van

België Brussel zou toebehoren bij een eventuele splitsing. Robert en Philippe stellen dat

Brussel en „het Brussels‟ een entiteit op zich is, die onscheidbaar is. Als voorbeeld hiervoor

wordt dat van Forst gegeven, dat ze niet onderbrengen in de categorie Vlaams of Waals, maar

in de categorie „Brussels‟:

97

De beet, p. 159. 98

De Itinéraire du paysage industriel bruxellois is een uitgave van La Fonderie, documentatiecentrum en

Brussels museum voor arbeid en industrie. 99

Demon, p. 48. 100

Respectievelijk in De beet, p. 186 en O Heer, p. 8. 101

Bellevue/Schoonzicht, p. 63.

Page 34: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Hoe kon je het anders noemen? Het woord kwam van het middelnederlandse vorst, werd in het

kerklatijn als forestum vertaald en zo weer in het Franse forest omgezet. Uit die subtiele mix

was Forst ontstaan, de naam van een pils.102

Ook in De beet van de schildpad (zie hieronder) en Overstekend wild wordt de

communautaire problematiek aangeraakt. De tweetalige Engelse en Spaanse opschriften in

New York doen Vanhole aan Brussel denken. Hij noemt de Marolliens daarbij de laatsten der

Belgen. Samen met de federale politici en een handvol romantici (zoals Vanhole zelf) zijn zij

immers de enigen die nog “van twee walletjes kunnen snoepen”.103

In Bea vergelijkt het

personage Witten Brussel met Manhattan. De vergelijking blijkt echter niet gebaseerd te zijn

op herkenning, maar op vervreemding:

Hoewel hij de noordrand van Brussel van in zijn prille jeugd kende, kon hij zich lastig van de

verwarrende indruk ontdoen dat hij niet in zijn geboortestad was aanbeland, maar in een

kneuterig soort Manhattan. Waar was die oude, slonzige hoerenbuurt bij het Rogierplein nu

gebleven, waarom was alles opgekuist en vervangen door spiegelglas en chroom? Wás dit de

Noordwijk nog wel (p. 30).

Door het vertrouwde Brussel als setting te nemen, test Vanhole zijn inlevingsvermogen en

zijn mogelijkheid tot blikwisselingen. Hij vraagt zich af hoe buitenstaanders de stad zien.104

Voorgaand citaat is hier een voorbeeld van. Bij de lectuur van het verhaal „Een demon in

Brussel‟, Bea, O Heer, waar zijn uw zijstraten? en Bellevue/Schoonzicht valt op dat Vanhole

niet zo‟n fraai beeld ophangt van de stad die ik in het eerste hoofdstuk een van zijn grote

liefdes noemde. Dit bewijst dat zijn liefde niet blind is. Niet enkel de aantrekkingskracht van

Brussel wordt tentoon gespreid, haar banaliteit en lelijke trekjes komen eveneens aan bod.

Over de Zenne heeft René het volgende beeld: “En Brussel hééft niet eens een rivier, naar ‟t

schijnt. Of ze hebben er wel een, maar er is een riool van gemaakt, weet ik veel.”105

In Bea

krijgt de Zenne een hoofdrol in het verhaal, maar niet zo‟n glansrijke. Opnieuw wordt er

gewag gemaakt van de vervuiling van de rivier:

Een open riool werd ze genoemd, haar stank was geraffineerder dan het duurste melange van

Dior. En dus besloten de vroede vaderen haar de toegang tot het grondgebied te

ontzeggen.[…] Nadat ze in de cuype van Brussel was gedoken en vlak voordat ze de oude

binnenstad kon bereiken om deze met haar zwarte glinstering te tooien, moest ze onderduiken

en het donker van een kelder inglijden (p. 14).

102

Bellevue/Schoonzicht, p. 36. 103

Overstekend wild, p. 48. 104

Strikt genomen is Vanhole ook een buitenstaander, aangezien hij niet in Brussel woont. 105

O Heer, p. 103.

Page 35: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Het personage Witten laat zich in het verhaal meetronen naar het rioolstelsel van Brussel,

waar hij vervolgens door zijn „gidsen‟ beroofd wordt. Ze laten hem aan zijn lot over, zodat hij

in het netwerk van gangen de weg naar de buitenwereld – letterlijk gezien de bovenwereld –

moet zoeken. In Een demon in Brussel loopt het met het beeld van de Zennestad al mis bij de

keuze om in de voetsporen van Baudelaire te treden. De Franse schrijver had geen goed

woord over voor het provinciale Brussel van die tijd. Vanhole wijt dit onder andere aan de

mogelijkheid tot vergelijking met het mondaine Parijs: “[Brussel] was niet meer dan een

omwald dorp dat nog te hoop kon lopen als er een trein arriveerde, zeker uit het verre Parijs

(p.31).” En ook:

Door Brussel kon Baudelaire trouwens alleen maar teleurgesteld worden. Na Parijs, dat zich

net rond die tijd opmaakte om de eerste moderne metropolis te worden, moet Brussel een

kleine culturele sahara hebben geleken, een woestenij bevolkt met de meest bizarre creaturen

(p. 51).

Vanhole stelt dat Baudelaires verblijf in Brussel een boetedoening was. Ondanks het feit dat

hij Brussel haatte, bleef hij er. ”Het kwelde hem dat een man van in de veertig nog altijd niet

bij machte was in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Dat moest hij uitzweten. Daarom

wentelde hij zich in de hel die Brussel voor hem was (p. 50).” Ook in O Heer, waar zijn uw

zijstraten? laat Brussel een bittere nasmaak achter bij het reizend gezelschap. In het hoofdstuk

„het land van de lachende koning‟ wordt René door voetbalhooligans aangerand omwille van

zijn huidskleur. Later kan het gezelschap door straatrellen het restaurant waar ze dineren niet

uit. Ook het bezoek aan het Europees parlement loopt uit de hand. Een Brusselaar uit het

reisgezelschap vraagt er het woord voor de vertegenwoordigster van een buurtcomité. Deze

vrouw stelt de bouwwoede aan de kaak, die boven de hoofden van de Brusselaars

gecoördineerd wordt. Als wraakactie duwt ze de voorzitster een slagroomtaart in het gezicht.

En in De beet van de schildpad wordt Maggie, die van Brussel naar het platteland verhuisde,

door misnoegde kinderen en schoonkinderen voor “Brusselse teef (p. 168)” uitgescholden.

Toch is het niet allemaal kommer en kwel. Zoals eerder gezegd, bezingt Vanhole de

diversiteit van Brussel. Het is die veelheid en verscheidenheid die Brussel uniek maakt.

Vanhole neemt stelling tegen de manie van sommige Belgen om Brussel op te delen in

gedefinieerde nationale categorieën. Brussel staat op zichzelf, ze is door verschillende

invloeden uitgegroeid tot wat ze nu is. Samenvattend citeer ik Elke Brems:

Brussel is op z‟n Vanholiaans niet enkel die ene concrete stad met de herkenbare straten en

pleinen en de stinkende Zennerivier, maar ook een symbolische plek, een kruispunt waar

Page 36: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

verleden, heden en toekomst tegelijk waar te nemen zijn en waar Vanholes thema van de

zoektocht naar identiteit gestalte vindt.106

Plaats en tijd

Wester noemde ooit de mooiste en de literair meest interessante reisverhalen diegene waarin

een schrijver de confrontatie met zijn eigen verleden of dat van een land aangaat. Een

schrijver die het persoonlijke tot het algemene weet te verheffen en het algemene te

vereenvoudigen tot een sprekend detail, die de grens tussen literatuur en werkelijkheid

onopvallend en soepel overschrijdt.107

Als deze criteria gehanteerd worden, dan zijn de

werken van Vanhole wel degelijk mooi en literair interessant te noemen.

Een demon in Brussel

De bundel Een demon in Brussel bevat acht verhalen. In „Zwarte aarde‟ reist Vanhole de

schilder Van Gogh te voet achterna door het koolmijnenlandschap van de Borinage. Het is een

verhaal over het persoonlijke verleden van de schilder en dat van de streekactiviteiten in die

tijd. Deze worden vermengd met Vanholes herinneringen aan de streek en een schets van het

huidige uitzicht. Vanhole is ook persoonlijke gebonden aan de streek, aangezien enkele van

zijn voorouders er in de mijnen gewerkt hebben. Het traject loopt langs het kanaal Brussel-

Charleroi, waarvan Vanhole de verlatenheid en bouwvalligheid van de gebouwen op haar

oevers bespreekt, via Forges de Clabecq, waarvan hij denkt “Hoelang voordat de tijd ook hier

de ruiten komt ingooien (p. 16)?” en Braine-le-Compte. Hij vervolgt zijn weg langs Casteau,

waarin hij Amerikaanse invloeden detecteert, tot in Mons en vervolgens tot in Cuesmes. Hij

bezoekt het mijnencomplex „Le grand Hornu‟ en van daaruit gaat hij naar Pâturages. De

ontmoetingen onderweg zijn leerrijk. Een oud koppel leert hem mijnwerkersjargon en -

liederen bij. De personages die Vanhole ontmoet, dienen om anekdotes in het verhaal te

sluizen, in dit geval over de erbarmelijke levensomstandigheden van de mijnwerkers. Het is

een mooie aanzet om in te gaan op de wortels van het socialisme en een vergelijking te maken

met het hedendaags socialisme. Ondanks het feit dat de informatie van „ingewijden‟ zich

uitstekend leent om zich te verdiepen in de streek, heeft ze een omgekeerd effect. Vanhole

106

Elke Brems, “Kamiel Vanhole”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

<http://www.treellesas.it/penproject/sitobel/be/penproject/text/auteurs_Kamiel_Vanhole.htm> (26/06/2007) 107

Rudi Wester, “De ontstuimige opmars van de Nederlandstalige reisliteratuur”, p. 63.

Page 37: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

beseft dat hij als buitenstaander nooit helemaal kan vatten wat er zich in het verleden in deze

streek heeft afgespeeld. Het is een andere wereld, en dat binnen het kleine België! Dit wordt

nogmaals duidelijk tijdens een rondleiding in het lokale mijnmuseum: de gids noemt namen

van werktuigen die hij niet eens kent. Ondanks het feit dat ze dezelfde taal spreken, zijn het

woorden die hij niet begrijpt.

Het titelverhaal „Een demon in Brussel‟ opent in het hedendaagse Brussel. Vanholes

bezoek aan de hoofdstad is doelbewust: “Ik ben hier op zoek naar de vorige eeuw, althans

naar twee gebouwen die daar nog aan herinneren.” Hij vergelijkt het Brussel ten tijde van

Baudelaire met het Brussel waarin hij een eeuw later rondloopt. Vanhole heeft zich goed

gedocumenteerd, zowel over de stad als over Baudelaire (p. 16). Hij bekijkt Brussel vanuit de

ogen van de Franse dichter, zich beroepend op brieven en biografieën en citerend uit “een van

de vernietigendste portretten die ooit over een land zijn verschenen (p. 35)”, La Belgique

déshabillée. Ook Baudelaires relatie met zijn moeder, de publicatiegeschiedenis van zijn

werken en de ongemakken van syfilis, verveling en geldgebrek dienen zich aan als

onderwerp. Een andere toon wordt aangeslagen wanneer Vanhole de feiten loslaat en

overschakelt op zijn eigen visie op Baudelaire, die hij vooral beschouwt als een stadsdichter

die voortdurend wisselende indrukken wilde opdoen (p. 39). De vergelijking met Vanhole zelf

is duidelijk. Beiden delen de liefde voor de bouwkunst en een gevoel van melancholie, dat

blijkt uit het volgende citaat:

Ook noemt hij de geur die hij in de Sinte-Katarinakerk opsnuift „exotisch‟, zodat ten slotte

alles samenkomt: zijn spleen, zijn hang naar verre streken, zijn kinderjaren. Het land dat hij in

tal van zijn gedichten wilde bereizen, blijkt niets anders dan zijn jeugd te zijn, een verdronken

land waarnaar geen weg terugleidt (p. 55).

Het polderlandschap van Poelkapelle speelt de hoofdrol in „Een knekeldans‟ in dezelfde

bundel. Vanhole reist er rond om meer van de Eerste Wereldoorlog te begrijpen.

Het onderwerp schrikt af, ik voel me een lijkschouwer die ineens een heel legioen mag gaan

opensnijden, maar juist die onmogelijkheid prikkelt me en vooral: ik wil weten. Wat hier

gebeurd is, welke wonden het geslagen heeft (p. 62).

Hij schetst het verloop van de slag bij Langemark en het karakter van de loopgravenoorlog.

De impact ervan meet hij af aan de hand van alweer een historische figuur, Céline. Ook de

gebeurtenissen in de streek die voor de Eerste Wereldoorlog plaatsvonden, worden in kaart

gebracht: de doortocht van de Vikingen, de Spaanse Furie en het uitvechten van de

Page 38: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Boerenkrijg. Zoals vaak in Vanholes werken, raakt hij – meestal op café – aan de praat met

dorpelingen die door het verleden getekend zijn. Eenzelfde buitenstaandersgevoel als in

„Zwarte aarde‟ overvalt hem hierbij:

Hij is nu helemaal in het verleden afgedaald, terwijl ik met de gêne van de buitenstaander

toeluister. […] Mij maakte zoveel verleden klein. Het dwong respect af dat iemand nog zo in

vervoering kon raken door iets wat voor mij totaal abstract was, helemaal losgeslagen van de

pijn die daar ooit mee gemoeid is geweest (p. 65).

Vanholes eerbied voor het verleden maakt ook dat hij een wrang gevoel krijgt bij de

commercialisering ervan. De streek is met haar musea en kerkhoven immers uitgegroeid tot

een toeristische trekpleister, wat “iets obsceens (p. 73)” heeft. In Overstekend wild zal dit

gevoel herhaald worden met betrekking tot indianenreservaten, die hij bewust niet wil

bezoeken. Ondanks die commercialisering zijn de geschiedkundige feiten niet langer bekend

bij jongere generaties. In het verhaal wordt bij monde van een onderwijzer en een cafébaas

wrevel geuit tegen de historische onwetendheid van de jeugd. Vanhole vindt het “taferelen die

je nooit meer vergeet en die daar ook voor dienen (p. 73)”. Hij voegt eraan toe dat de realiteit

van het verleden de fictie kan overtreffen.

Het verhaal „Voetwassing‟ werpt een blik op de geschiedenis van Lissabon ten tijde

van de belegering in 1147. Een anekdote over de kruisvaarder Arnulf van Aerschot, die met

zijn leger de stad veroverde op de Moren, is het vertrekpunt voor een reflectie over de Islam

vandaag. Vanhole raakt tijdens zijn bezoek aan de stad verzeild in een feestvierende massa

moslims. Hij tekent in dit kader bedenkingen op over de religie, de gebruiken en de

islamkunst. Vanhole bezoekt immers niet enkel een moskee, maar ook een museum met

islamitische kunst. Dit is op zijn beurt een aanzet voor een analyse van abstracte kunst.

Vanhole zou zichzelf niet zijn, mocht hij niet terloops vermelden dat de azulejos, de befaamde

„Portugese‟ decoratieve wandtegeltjes, in oorsprong moors zijn. Opnieuw klaagt hij aan dat

zoveel geschiedenis verloren gaat of geabstraheerd wordt: ”Pijn van eeuwen geleden, waar

geen hond zich nog om bekreunt. Maar zo wil het de geschiedenis. Dat alles duidelijk een

voorstelling wordt. Een plaatje in een boek of op een muur (p. 96).”

„Morsetekens‟ verhaalt dan weer de ervaringen van Vanhole, zijn Hongaarse zwager

en een olijke chauffeur tijdens het traject België-Hongarije-Transsylvanië in Roemenië. De

perikelen aan de grensovergangen geven aanleiding tot een duik in de territoriale geschiedenis

van beide buurlanden. Het drietal stoot op heel wat beperkingen (bijvoorbeeld met betrekking

tot logies) als gevolg van de rivaliteit tussen Hongarije en Roemenië. Een terugkerende

Page 39: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

opmerking in Een demon in Brussel is dat de geschiedenis ofwel vergeten, ofwel vervormd of

gemanipuleerd wordt. In dit verhaal ondervinden de reizigers dat Hongaarse reisgidsen over

Transsylvanië er verboden zijn, omdat deze een heel andere geschiedenis verhalen dan het

Roemeense equivalent. Beide landen bieden een troosteloze aanblik door de schaarste, de

censuur, de vergane glorie en de gesloten kerken en musea. De autoloze straten en het trage

ritme geven een vreemde indruk: “alsof ik eensklaps vele jaren teruggeworpen ben, in een

vroegere, tragere eeuw (p. 108).” Ook de spinnende vrouwtjes, putgalgen en steenbakkerijen

ontlokken de indruk dat de tijd er is blijven stilstaan.

In „Een Turks bad‟ wordt Vanhole op de terugweg aangehouden op de luchthaven van

Sofia. Hij vreest voor de inhoud van zijn bandje waarop het interview met een bevriende

Bulgaarse dichteres is opgenomen. Onderwerpen als de glasnost, de perestrojka en de

ongunstige effecten van zo‟n „ondemocratisch‟ regime (zoals de werkloosheid en de

bemoeilijking van het dichterschap) passeren de revue. Na een geschiedkundige zijsprong

over de verschuiving van het Romeinse machtscentrum en de opsomming van de rits volkeren

die het toekomstige Bulgaarse rijk overspoelden, vergoelijkt de schrijver: “Ik schrijf dit alles

zo graag op omdat ik van verre horizonten hou. Ik klim graag op bergen en het verleden biedt

zo‟n ruim uitzicht. Daarbij helpt het de huidige twee machtsblokken relativeren (p. 128).” Dit

is waar Vanhole onverminderd naar streeft: het heden beter begrijpen door kennis van het

verleden. Hij probeert steeds het groter geheel te zien om tendensen en evoluties te verklaren.

Later zal hij de onderdrukking van de Turkse minderheid in het land in verband brengen met

de Ottomaanse onderdrukking vijf eeuwen eerder. Vanholes houding staat in contrast met de

opvattingen van de meeste mensen, voor wie het verleden maar al te vergankelijk is: “Hoe

lang nog voor de ideologische geschillen tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie even

oubollig zullen lijken als de gewezen vijandschap tussen Frankrijk en Groot-Brittannië (p.

128-129)?” Zowel de dichteres als Vanhole vergelijken de positie van Bulgarije met die van

de toenmalige Sovjetunie en die van Hongarije.

De gewijde plek Carnac in Frankrijk is de setting van „Op deze steenrots‟. Vanhole

tracht in dit verhaal een antwoord te formuleren op de vraag of de stenenformatie al dan niet

een menselijk of een natuurlijk verschijnsel is en vergelijkt daarbij verschillende hypothesen.

Dit verhaal wordt uitgebreider besproken in het laatste hoofdstuk van deze eindverhandeling.

„Reis door mijn hoofd‟ tot slot is, zoals de titel aangeeft, een reis in gedachten;

Vanhole droomt weg bij prenten van Masereel. Ik zal dit verhaal nader toelichten in het

volgende hoofdstuk. De terugkeer naar zijn jeugd wordt ditmaal niet uitgelokt door een

Page 40: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

ruimtelijke verplaatsing. Na verschillende opmerkingen over het gebruik en misbruik van de

geschiedenis in deze bundel, staat Vanhole stil bij de manier waarop hij daar zelf mee omgaat:

Overigens is het makkelijk goochelen met zulke feiten die je bijna naar believen door elkaar

kunt schudden tot er een nieuw beeld verschijnt. Daarin lijkt geschiedenis op een

caleidoscoop: je haalt eruit wat je er zelf net hebt ingelegd. Daarom kan geschiedschrijving tot

dezelfde categorieën worden herleid als literatuur. Zo krijg je naturalistische

geschiedschrijving, romantische (schoolboeken zijn daar sterk in), realistische en zelfs

symbolische. Wat ik nu doe lijkt sterk op het laatste: ik schik de paar losse feiten die mij over

het einde van de jaren twintig voor de geest komen, zo dat ze in het werk van Masereel passen

[…] (p. 162-163).

De beet van de schildpad

Deze roman overloopt de gebeurtenissen van een eeuw aan de hand van een mensenleven. Of

eerder omgekeerd. Het is de persoonlijke levensgeschiedenis van Maggie, met alle externe

gebeurtenissen die haar leven markeerden, van de Ierse Paasopstand tot de verschillende

Europese nationalistische golven die elkaar na de Tweede Wereldoorlog verdrongen. Dat de

persoonlijke geschiedenis centraal staat, wordt bevestigd in het laatste hoofdstuk, waarin

Vanhole als schrijver „Multatuligewijs‟ in het verhaal stapt. Maggie blijkt Vanholes

grootmoeder te zijn en de roman is een eerbetoon voor haar. In elk hoofdstuk blikt Maggie

vanuit een bepaald tijdsstandpunt terug op een eerdere periode in haar leven. De noties van

tijd en herinnering worden aangewend om het verhaal structuur te geven, de hoofdstukken

sluiten immers niet chronologisch op elkaar aan. Zo wordt „herinnering‟ vormgegeven.

Maggie zegt dat haar leven er een is van flitsen: “Het spel van de wind en de weg, niet de

bestemming. Een leven van flitsen.”108

De hoofdstukken flitsen inderdaad, als in een film, van

de ene periode naar de andere, zonder overgangstaferelen. Er blijven, na ordening, hiaten

bestaan. Het vacuüm tussen de flitsen kan nooit helemaal opgevuld worden.

Het boek De beet van de schildpad opent met een trip naar Ierland, die herinneringen

oproept aan Maggies jeugd en de dood van haar moeder aan de vooravond van de Ierse

revolutie in 1916. Ironisch genoeg was de familie – na omzwervingen langs Frankrijk en

Engeland – in Ierland terechtgekomen om de oorlog te ontvluchten. Het is de enige keer in het

boek dat de plaats de herinnering bepaalt, zoals dat in Een demon in Brussel bijna altijd het

geval is (zie hierboven). Een volgend hoofdstuk verhaalt over Maggies ontsnapping uit de

kostschool te Roeselare. Na een sprong in de tijd, vinden we haar in Brussel aan het werk in

108

De beet, p. 121.

Page 41: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

een kapperszaak. Tijdens een gesprek met een cliënte, razen recente gebeurtenissen door haar

hoofd. Het tijdsverschil tussen het heden en het herinnerde is hier minimaal. In een volgende

„scène‟ is de Tweede Wereldoorlog uitgebroken. Aanvankelijk gaat die aan Maggie voorbij,

maar wanneer ze trouwt met Constant en van Brussel naar het platteland verhuist, wordt ze

met haar neus op de feiten gedrukt. Haar man biedt hun huis aan als onderdak voor iemand

van de weerstand. Onvermijdelijk wordt ze geconfronteerd met pijnlijke associaties uit het

verleden: “Ineens was haar wrok jegens de omstandigheden waarin haar moeder was

omgekomen, weer opgeflakkerd. Oorlog, revolutie, verzet… niets wilde ze er nog mee te

maken hebben (p. 100).” Ook het nieuwbakken „stiefmoederschap‟ biedt vergelijkingsgrond.

Zij wil haar acht stiefkinderen beter behandelen dan de manier waarop haar stiefmoeder haar

behandelde.

Na de oorlog neemt haar man haar mee naar Zürich, om er de markt van de

prefabhuizen te verkennen. Hij kijkt de toekomst hoopvol tegemoet; na de „tabula rasa‟ kon

alles opnieuw opgebouwd worden. Zijn visie staat haaks op die van Maggie: “Voor mijn part

mogen al die ruïnes blijven. Als men ze opruimt, vergeet men ze, en de oorzaken erbij. Nee,

laat die rotzooi maar liggen, als eerbetoon aan de menselijke domheid. Die wond mag nooit

meer dichtgroeien (p. 123).” Maggies uitspraak is een echo van wat Vanhole in Een demon in

Brussel al verkondigde.

In hoofdstuk zeven treffen we Maggie tv-kijkend aan, terugblikkend op haar leven met

haar inmiddels gestorven echtgenoot en stiefkinderen. Ze herinnert zich hoe de kinderen haar

„Brusselse teef‟ noemden en haar Franstaligheid verwierpen. Dat brengt haar in gedachten bij

de communautaire tweestrijd in de huidige maatschappij. Opnieuw brengt de maalstroom van

gedachten haar van het individuele naar het algemene. Hoe ouder ze wordt, hoe verder de

herinneringen teruggaan in de tijd. Maggie heeft last gekregen van een haperend

kortetermijngeheugen. In Een demon in Brussel had Vanhole al de problematiek aan van het

„herinneren‟ van geschiedkundige kennis aangekaart (wat hij in Overstekend wild overigens

opnieuw zal doen). In deze roman wordt de problematiek overgeheveld naar het eigen

verleden. Het verschil is dat Maggie machteloos staat tegenover haar geheugenverlies,

aangezien de oorzaak van fysieke aard is. Het is een weerkerend motief in Vanholes werk:

hoe gaan we om met zowel de persoonlijke als de algemene feiten en hoe functioneert het

geheugen? Het zijn bekommernissen die hij deelt met collega-reisschrijver Nooteboom.

Goegebuure brengt onder woorden hoe het herinneringsprocedé vorm krijgt in Nootebooms

roman Rituelen en bij uitbreiding in zijn volledig oeuvre:

Page 42: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

[…] dat wij de amorfe massa van het verleden structuur en betekenis geven op onze hoogst

individuele en willekeurige manier: we peuteren stukjes uit de voorbije tijd en zetten die in een

bepaalde orde apart. Bovendien worden de scherven en splinters van de werkelijkheid, die we

indertijd al met „sentiment en opinie‟ dan wel met wrok en naijver hebben verzameld, nog

eens extra door onze gevoelens van achteraf ingekleurd. Of om het te formuleren in

Nootebooms eigen woorden: „Wat herinner je je? Vandaag de dag herinner je je weer andere

dingen dan twee jaar geleden. In iedere levensfase beoordeel je het verleden anders. Er treedt

een zekere vervalsing op. En in die vervalsing moet je verder leven.109

Schrijvers zijn dus onvermijdelijk deelachtig aan een vorm van geschiedvervalsing, hoezeer

ze ook pogen de geschiedenis zo waarheidsgetrouw weer te geven.

Overstekend wild

De reis in de ruimte staat in dit boek in functie van het reizen in de tijd. Vanhole reist zijn

betovergrootoom Jef Ronsmans achterna doorheen de States. Het tegenwoordige van

Vanholes reis wordt afgewisseld met enerzijds herinneringen aan zijn jeugd en de meer

recente gebeurtenissen aan het thuisfront en anderzijds met de authentieke, historische

aantekeningen die Ronsmans in zijn dagboek maakte. Dat verschaft Vanhole zowel toegang

tot de persoonlijke mijmeringen van Ronsmans, als tot het Amerika van de negentiende eeuw.

Dit maakt dat het boek vier verschillende tijdeenheden met elkaar verbindt. Het dagboek is

een “boodschapper uit het verleden (p.11)”, maar wordt ook verbonden met de notie identiteit.

Het vormt het “erfgoed van zijn geslacht”. “Zo werd ik het jongetje van wie een voorvader

echte indianen had ontmoet en hun taal had gesproken (p. 11).”

Kenmerkend voor Vanhole is dat hij de huidige maatschappelijk situatie van Amerika

tracht te verklaren door zich te verdiepen in de geschiedenis van het land. Toch twijfelt hij of

het verleden steeds een afdoende verklaring biedt. Bij de uitspraak: “Zowel op de indianen als

op de natuur was het land bevochten, en dat zat er nog diep in, zo diep zelfs dat geweld deel

was blijven uitmaken van de Amerikaanse koloniale psyche (p. 61)” voegt hij er meteen aan

toe: “Zou dit een afdoende verklaring zijn?” De manier waarop met de Indiaanse bevolking is

omgegaan, wordt uitvoerig beschreven én bekritiseerd. De omgang met de indianen wordt

verbonden aan de manier waarop Amerika, dat nota bene gegroeid is uit en door immigranten,

omging met de Afrikaanse slaven en met hedendaagse immigranten uit Midden- en Zuid-

Amerika, Azië en Europa. Ontmoetingen met de „nieuwe generatie‟ inwijkelingen zijn er in

109

Jaap Goedegebuure, “Een gebeurtenis, een stemming, een standpunt. Over tijd en herinnering in het proza

van Cees Nooteboom”, DBNL. Jaap Goedegebuure, Nederlandse literatuur 1960-1988.

<http://www.dbnl.org/tekst/goed004nede01_01/goed004nede01_01_0008.htm> (21/05/2007)

Page 43: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

overvloed, wat maakt dat Vanholes informatie uit eerste hand komt. De secundaire verhaallijn

van het Mexicaans gezin dat de grens met de Verenigde Staten wil oversteken geldt als een

representatief levensverhaal. Deze passage is opnieuw brandend actueel, nu Amerika

overweegt om op de grens tussen beide landen een hek te plaatsen. De poging om de

immigratie te stagneren, is al een tijd aan de gang. Vanhole merkt op: “Toen er volop aan het

vrijheidsbeeld werd gewerkt, werd er in Amerika een reeks wetten goedgekeurd die migratie

moest inperken (p. 29).” Het essay The significance of the frontier in American History van

Frederick J. Turner, wordt door Vanhole aangegrepen om de Amerikanisering – het

opschuiven van de frontier of beschavingsgrens – te bespreken. Turner ging op zoek naar de

authenticiteit en uniciteit van de Amerikanen. Daarbij hanteerde hij niet de theorie die alle

historische ontwikkelingen herleidt tot hun oorsprong, maar hechtte waarde aan de dynamiek

van het proces zelf. Vanhole formuleert Turners conclusie als volgt:

Amerika had een identiteit gekregen met eigen culturele trekken die nu eens niet herleid

konden worden tot enig Teutoons antecedent. Wat de Amerikanen gemaakt had tot wat ze

waren, was de bloedige zegetocht van een pioniersvolk, dwars over een continent. Hun

behoorde het jonge, stralende Amerika van jongensdromen toe, een mestvaalt van clichés waar

de mythes van trapper en cowboy welig op zouden tieren (p. 68).

Geeft Vanhole hier een alternatief voor de manier waarop hijzelf naar processen kijkt?

Alleszins nuanceert hij zijn denkwijze.

Naast de algemene geschiedenis van het land staat het specifieke Amerika ten tijde van

Ronsmans‟ avontuur. Dit kan echter niet zonder ook de Europese toestand te bespreken. De

motieven voor Ronsmans‟ vertrek worden belicht vanuit het toenmalige Europese politieke

klimaat: “revoluties in Berlijn en Wenen, oproer in Zweden, de maartopstanden in Praag en

Boedapest, Venetië dat zich tot een republiek uitriep… Als je het zo de revue liet passeren,

moest half Europa in brand hebben gestaan […] (p. 15).” Het was een voortdurende

wisselwerking van afstoting van het vaderland en aantrekking van het overzeese land waar het

goud zogezegd voor het rapen viel. Vanhole werkt zich helemaal in de periode in en beschrijft

de evoluties die zich toen voltrokken, zoals de opkomende verovering van het westen, de

aanleg van de grote spoorweg tussen de west- en oostkust waar Ronsmans aan meehielp en de

Burgeroorlog, waarin deze zijn aandeel vervulde als ezeldrijver. De informatie die Vanhole

bemachtigt, dient om de achtergrond van het dagboek geleidelijk aan te reconstrueren. Het

wordt als het ware een automatisme om de huidige situatie te vergelijken met die in de tijd

van Ronsmans. Niet alleen probeert hij zo Ronsmans‟ leven beter te begrijpen, maar ook het

Amerika van toen en nu. In de stad Hudson citeert Vanhole uit een gids welke religies er

Page 44: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

beleden worden. Het aantal is van vijf opgeklommen naar drieëntwintig. Vanhole wijt deze

expansie aan het individualisme:

Het zegt iets over het individualisme dat aan de oprukkende frontier werd beleden en dat een

vruchtbare voedingsbodem moet zijn geweest voor alle religieuze ondernemers die zich hier

aandienden. En hoezeer het geloof ook innerlijk verdeeld was en zich in steeds kleinere

geloofsgemeenschappen vertakte, het rukte met de kolonisten mee op en vormde de ultieme

verantwoording voor hun daden (p. 76).

In zijn betrachting om een parallel traject als zijn betovergrootoom af te leggen, stuit Vanhole

hier en daar op problemen. Het dorpje Frenchtown, waar Ronsmans indertijd kort verbleef, is

niet opgenomen in de index van Vanholes kaart. Over de structuur van het boek, dat

opgebouwd is aan de hand van shifts tussen huidige ervaringen en historische of persoonlijke

uitweidingen over het heden, schrijft Vanhole in een soort van metacommentaar op het woord

„intussen‟: “Intussen – dat zalige, altijd dienstvaardige „intussen‟, waarmee zo spontaan door

tijd en ruimte kan worden gereisd (p. 195).”

Naast de Amerikaanse geschiedenis, is er Vanholes persoonlijke relaas. Het langdurige

reizen eist zijn tol van het geheugen. De gedetailleerde en waarheidsgetrouwe weergave waar

Vanhole doorgaans naar streeft, is niet vol te houden:

Stilaan krijg ik ook het vermoeden dat Amerika aan mijn gevoel voor verhoudingen zit te

tornen. De afstanden die ik hier moet afleggen, blijken zo groot dat ik ineens niet vies meer

ben van algemeenheden, al was het maar om mijn geheugen wat te ontlasten. Zo heb ik

Pennsylvania in mezelf al herleid tot die ene prachtige heuvelrug waar de bus voorbijschoof,

een bochel van een donker sparregroen, die langs de weg oprees en weer wegzakte. Mijn

avonturen zijn ansichtkaarten (p. 58).

De problematiek van het geheugen, die in De beet van de schilpad door Maggies

geheugenverlies reeds vorm kreeg, wordt in deze roman herhaald. In dit geval is het niet de

ouderdom, maar de overbelasting door een veelheid aan indrukken die het geheugen parten

speelt. Vanhole worstelt ook op een andere manier met het verleden. Hij voelt zich ontheemd

doordat er niemand in de buurt is met dezelfde achtergrond, met een gemeenschappelijk

referentiekader, laat staan met dezelfde taal:

Het vreemdste vind ik nog dat je al reizende geen verleden lijkt te hebben. Je hebt dat wel

natuurlijk, voortdurend schieten je de raarste dingen te binnen, maar je hebt niemand om dat

verleden mee te delen. Met wie had ik hier ook over Masereel of Multatuli kunnen praten, of

over de treurige ogen van Martine Tanghe (p. 196)?

Page 45: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

In een poging om een stukje verleden te delen, zoekt hij Gary Van der Vorst op, een nazaat

van Ronsmans‟ Belgische kompaan. Vanhole koestert hoge verwachtingen bij de ontmoeting,

maar komt van een kale reis thuis. Gary Van der Vorst is zowat de antipode van Vanhole, die

duizenden kilometers ver reisde om het verleden van zijn voorvader – en indirect dat van

zichzelf – te begrijpen. Hij is ongeïnteresseerd en heeft zelfs de tijd niet voor een babbel.

Onrechtstreeks krijgt Vanhole de boodschap dat er wel belangrijkere dingen in het leven zijn

dan sporen uit het verleden te traceren. Vanhole vermaande zichzelf eerder ook al over zijn

opzet. De obsessie met het verleden wordt door sommigen gezien als een luxeprobleem. Ook

de kritiek op het verleden krijgt vorm vanuit een luxepositie. Wanneer Vanhole en zijn

Amerikaanse vriendin Kate het hebben over “het schuldgevoel van een generatie (p. 32)”,

namelijk de schaamte voor de manier waarop Amerika groot werd, beseffen ze dat ze

gemakkelijk praten hebben. Zij bekijken de geschiedenis vanuit een ander perspectief, omdat

ze ook letterlijk in een andere positie zitten:

Opgegroeid in een rijke maatschappij schaamden wij ons voor de agressie waarmee die

rijkdom destijds bijeen was gegraaid. Meer nog: omdàt we in de watten waren gelegd, konden

we ons zo gemakkelijk in andersmans situatie verplaatsen en ons schuldig voelen over de

weelde waar we desondanks mee van profiteerden (p. 85).

Hoewel Vanhole door het boek heen kritische kanttekeningen plaatst bij bepaalde

schandelijkheden in de geschiedenis, beseft hij dus dat de huidige generatie daar de vruchten

van plukt. Hij erkent dat zowel de positieve als de negatieve aspecten van het verleden

doorsluimeren in het heden. Het voordeel van Vanhole tegenover Ronsmans is dat hij de

gebeurtenissen beter kan plaatsen en interpreteren omdat hij erop terugkijkt en er zich niet

middenin bevindt. Vanhole vult Ronsmans‟ dagboek dan ook aan met gebeurtenissen die er

niet in vermeld staan, maar in die tijd wel plaatsvonden. Deze informatie haalt hij bij de

historicus Robert Athearn.

In deze roman gaat hij ook in op de manier waarop verschillende belangengroepen de

geschiedenis uitbuiten. Hij uit zijn angst over de excessen waartoe de devotie van het verleden

kan leiden: “Als dat verleden tot een mythe verwerd om een volk te lijmen. Het Wilde

Westen, de strijd tegen de Turken, de Guldensporenslag, de luister van de Dacische

beschaving (p. 85).” De mythes van het wilde westen werden gretig uitgebuit door

Hollywood. De geschiedenis werd vaak vervormd om ze geschikt te maken voor specifieke

doeleinden.

Page 46: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Bellevue/Schoonzicht

In de novelle Bellevue/Schoonzicht is het de Brusselse architectuur die de brug tussen het

verleden en het heden symboliseert. Robert en Philippe zeggen zelf over hun tocht, waarop ze

ettelijke vervallen industriële sites tegenkomen, dat ze goudzoekers zijn, die van het verre

verleden naar het nu wandelen (p. 76). Van goudwaarde zijn de pareltjes van architecturale

relikwieën. Deze metafoor is niet meteen voor de hand liggend, zoals ook de titel niet doet

vermoeden dat het om een industrieel landschap gaat. Enerzijds worden het oorspronkelijk

uitzicht en de functie van de fabrieken toegelicht, anderzijds beschrijft wordt beschreven hoe

de gebouwen er vandaag de dag bijliggen. Niet alleen de gebouwen worden gereconstrueerd,

maar ook de „ambachtelijke‟ processen die erin plaatsvonden. Zo beschrijft Philippe hoe

chocolade wordt gemaakt en vertelt Robert hoe lood wordt gesmolten. Ook de context waarin

die gebouwen opgetrokken zijn, wordt behandeld, namelijk het ontstaan en de groei van

steden en van Brussel in het bijzonder. De klemtoon ligt daarbij op de evolutie van de

industrie, de nijverheid en de handel. Uiteraard kan de impact van de Tweede Industriële

Revolutie in dit verhaal niet achterwege blijven. De aanleg van het kanaal Brussel-Charleroi

speelde daarin een cruciale rol als toegangsweg voor grondstoffen. Philippe vertelt over het

getouwtrek dat aan de uiteindelijke graafwerken voorafging:

Jaren en jaren achtereen hadden de vroede vaderen van Brussel er bij de overheid op

aangedrongen om een kanaal naar Henegouwen aan te leggen. […] Maar de Spaanse en de

Oostenrijkse nobiljons schrokken terug voor zo‟n gigantische onderneming. Pas onder

Napoleon zou de Franse dienst voor Bruggen en Wegen de aanleg bestuderen van een kanaal

dat Brussel met Charleroi zou verbinden. Dit werd door het Hollandse bewind overgenomen

en dankzij de persoonlijke bemiddeling van koning Willem ook in de praktijk aangevat (p. 58-

59).

De snelle industriële groei was onhoudbaar. Philippe en Robert merken op dat vele firma‟s

ondertussen verdwenen zijn, of naar het buitenland overgeheveld. Dit veranderde het hele

stadslandschap: niet alleen de bedrijven verdwenen, maar ook de cités en “de bijgangskes, de

zeven koten op een root die rond al die fabrieken waren opgetrokken als stinkzwammen. Een

paar waren bewaard gebleven; die met de chiqueste voorgevel werden geklasseerd omdat ze

geacht werden een epoque te weerspiegelen (p. 59-60)”. De overheden en steden doen hun

duit in het zakje om het patrimonium te bewaren dat van historische waarde geacht wordt.

Hoewel verleden en commerciële activiteiten eerder kritisch bekeken werden, wordt in deze

novelle van de leegstaande brouwerij van Wielemans gezegd: “En wat een schitterend

museum van industriële archeologie kon hier niet worden ondergebracht (p. 35).” Het lijkt

Page 47: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

wel een toekomstvoorspelling, want tien jaar na de publicatie van de novelle in 1997, gaat in

de brouwerij een centrum voor hedendaagse kunst van start.110

Niet overal is het verval ingetreden; het centrum van de industrie heeft zich verplaatst

naar andere gemeenten. De buurt van de Place Sainctelette is een waarvan gezegd wordt:

“Hier klopte het industriële hart van Brussel, van hier af was het gedaan met al dat

negentiende-eeuwse verval waar ze de dag voordien waren doorgebanjerd (p. 74).” Het is de

parabool die de rode draad vormt in het verhaal: “Opkomst en verval, daar ben ik van bezeten

(p. 46).”

De gedetailleerde historische informatie in het citaat over de aanleg van het kanaal,

laat weinig twijfel bestaan over wie deze passage heeft neergepend. Wanneer Philippe Vorst

doorkruist en daarbij de ontstaansgeschiedenis van de abdij uit de doeken doet, is er geen

tijfel mogelijk dat hij het alter ego van Vanhole is. Ook de onzekerheid die even later opduikt

omtrent de familiegeschiedenis van de koetsenmaker Simons, is kenmerkend voor Vanhole:

“Helemaal zeker van zijn zaak was Philippe echter niet. Word maar „s wijs uit zoveel

verleden.” Dat de passages van Kamiel Vanhole en Koen Peeters inhoudelijk tegen elkaar

afsteken, wordt geëxpliciteerd door de commentaren van de personages. Wanneer Philippe

enkele data en feiten debiteert in verband met de Belgische industriële groei111

, vraagt Robert

waarom hij dat allemaal zo goed weet. Waarop Philippe laconiek antwoordt: “We hebben dat

vroeger toch allemaal geleerd (p. 49).” Vanhole is erin geslaagd om zijn stokpaardje, het

geheugen, ook in deze novelle binnen te sluizen. De melancholie wordt eveneens aangeraakt:

“Zelfs de industrie omkleden wij nu met romantiek, dacht Philippe. Vroeger waren het enkel

Italiaanse ruïnes waar een beetje melancholicus zijn hart aan ophaalde (p. 61).” De reactie van

Robert blijft niet lang uit. Wanneer Philippe even later een opsomming maakt van de

bedrijven die in de streek gevestigd waren, verwijt Robert hem te lang stil te staan bij het

verleden:

Ja maar, als we die vergane glorie door een romantische bril gaan bekijken, komen we nergens

meer aan toe. Natuurlijk is alles potsierlijk en futiel, maar dat belet ons niet voort te gaan.

Romantici zijn trouwens slappelingen. Om iets te doen hoef je geen verleden te hebben.‟ Had

daar wrevel in doorgeklonken? Philippe durfde er geen eed op te doen, maar toch voelde hij

zich op zijn ziel getrapt, zodat hij zich als in een reflex weer terugtrok. Huisje in en af en toe

tussen de latten van de store komen gluren. Wie zich prijsgaf, werd kwetsbaar (p. 62).

110

Jan Van Hove, “Een brouwerij voor de kunst”, in De Standaard, 25 mei 2007. 111

Terloops vermeldt Vanhole de Brusselse catacomben, waaraan hij met zijn meest recente werk Bea een hele

roman zal besteden.

Page 48: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

De houding tegenover het verleden die Robert hier inneemt, is dezelfde als die van de

zusteroverste in „Een demon in Brussel‟. Wanneer Vanhole zijn spijt uitdrukt over het feit dat

van het oorspronkelijke ziekenhuis weinig is overgebleven, antwoordt zij sec: “Met nostalgie

run je geen ziekenhuis.”112

In deze uitspraken worden twee omgangsvormen met het verleden

naar voren geschoven. Robert en de zuster hebben een pragmatischere kijk op het leven en

zien geen nut in het voortdurend achterom kijken. Aan melancholie hebben ze al helemaal

geen boodschap. Indirect problematiseert Robert het belang dat Philippe hecht aan de

herinnering en het geheugen. Robert zal later, wanneer hij het heeft over de praatgraagheid

van zijn compagnon, het commentaar geven: “En Philippe vertelde maar, soms zat daar geen

stop op. Familieverhalen waren dat vaak, de eeuwig zingende familiegeschiedenissen.”113

Robert houdt zich afzijdig en antwoordt steeds kort en bevestigend op wat Philippe zegt.

Naast de lichte ergernis over de woordenstroom van de man, uit Robert opnieuw zijn

bewondering voor zijn indrukwekkend geheugen: “Wat heeft hij veel onthouden (p. 102).”

Philippe onderhoudt hem immers niet alleen met familiale, maar ook met de vaderlandse

geschiedenis.

Tijd heeft meerdere dimensies. Tot nu toe is enkel ingegaan op het verleden, maar in

deze novelle zit eveneens een grote dosis actualiteit in de vorm van maatschappijkritiek.

“Deze tijd is een pletwals (p. 111)”, door de commercialisering, de individualisering, de

onpersoonlijkheid in de bedrijfscultuur, de (communautaire) onverdraagzaamheid, de macht

en het misbruik van het medium televisie, de heerschappij van het logo. Over de stad zegt

Philippe dat het een artefact is en dat zij het slagveld is geworden van de commerciële

concurrentiestrijd: “Daarvan wordt de stad groot, van al de namen die op haar goudgele

pagina‟s staan en die kriskras door elkaar hun luidste keeltje opzetten (p. 52).” De huidige

situatie wordt teruggekoppeld naar het verleden en wordt ook verbonden met een

toekomstvisie:

Wij vinden geen enkele toekomst meer benijdenswaard, misschien omdat de voorbije halve

eeuw zo kalm is geweest. Vanaf nu kan alles alleen nog uiteenvallen. Het land wordt

ontmanteld, niemand lijkt dat te willen tegenhouden. Ineens kan de ene streek geen geld meer

opbrengen voor de andere (p. 35).

O Heer, waar zijn uw zijstraten?

112

Demon, p. 56. 113

Bellevue/Schoonzicht, p. 92.

Page 49: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

In Vanholes derde roman waagt de Malagassische René de oversteek van het Afrikaanse

continent naar het Europese „fort‟. Net zoals de personages in Overstekend wild, overschrijdt

hij grenzen, op zoek naar een leven dat veelbelovender lijkt. Later zal hij beseffen dat hij “de

ene krankzinnige wereld verruilde voor de andere (p. 145)”. René komt aan in Lissabon, leert

een Turkse kennen en op haar aangeven sluit hij aan bij een bont gezelschap dat per trein door

Europa reist. De treinreizigers, kunstzinnige afgevaardigden en vertegenwoordigers van hun

land, maken de wagon tot een voortbewegend mini-Europa. Doordat de ruimte waarin ze

samengehouden worden beperkt is, zijn (politieke) wrevel en communicatieproblemen nooit

veraf. Ze hebben echter een ambitieus doel: “Gewoon al reizende gaan wij dat hopeloos

verknipte continent weer eenmaken. Wij zijn stiksel. We gaan samen bewijzen dat Europa een

realiteit is (p. 30).” Onderweg worden lezingen gegeven, die literair, maar bovenal politiek

getint zijn. Filosoferen over de betekenis en het belang van Europa is nooit veraf bij Vanhole.

In zijn debuut schreef hij al:

En wat is Europa helemaal? Een handelsmarkt? Een koningsdochter die niet door een

Amerikaanse stier geschaakt wil worden? Of iets daartussenin, een hybride die zijn kracht

ontleent aan zijn onbenoembaarheid? Ik houd het maar op het laatste.114

Toch heeft deze roman, wat thematiek betreft, het meest gemeenschappelijk met Overstekend

wild: beide boeken stellen vragen rond immigratie, nationalisme en identiteit. O Heer, waar

zijn uw zijstraten? focust met betrekking tot deze problemen op Europa, Overstekend wild

behandelt deze thema‟s in de Noord-Amerikaanse context. Als vreemdeling ondervindt René

aan den lijve hoe Europa met vluchtelingen omgaat. Is Europa een gesloten of een open

instelling? Met deze vraag daagt hij de begeleider van de treinreis uit. De truc werkt, zijn

deelname aan de reis wordt toegelaten. Overstijns noemt dit boek “een reisverhaalachtige

roman”115

De treinreis is immers de achtergrond waartegen zich een misdaadplot voltrekt.

Wat dit boek ook overduidelijk tot een roman maakt, is dat de reis “een bizarre mengeling van

concrete, herkenbare plaatsen, mensen en gebeurtenissen en aan de ene kant en

odysseusachtige omzwervingen aan de andere [is].”116

Waar in vorige werken de grens tussen

feit en fictie soms moeilijk te bepalen was, is dit boek duidelijk fictioneel en neigt het zelfs

naar het surrealistische. Toch is het reisaspect niet onbelangrijk. Het is een aanleiding om te

reflecteren over het „oude continent‟ Europa.

114

Demon, p. 97. 115

Jeroen Overstijns, “Een luis in Fort Europa”, in Tijd Nieuwslijn, 2 oktober 2002. 116

Elke Brems, “Kamiel Vanhole”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

<http://www.treellesas.it/penproject/sitobel/be/penproject/text/auteurs_Kamiel_Vanhole.htm> (26/06/2007)

Page 50: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

In tegenstelling tot Vanholes vorige werken, waarin de herinnering en het (eigen)

verleden steeds een belangrijke rol vervulde, leeft René het liefst in het hier en nu. Hij laat

met zijn land zijn verleden achter. In plaats van te herinneren, ligt de nadruk bij hem op het

vergeten. Zelfs toen hij nog in Madagaskar woonde, was hij niet tuk op de verbondenheid met

het familiale verleden:

En dit is mijn kracht, denk ik: dat ik niemands zoon meer ben. Mijn kracht en mijn zwakte.

Toen mijn ouders mij eens meenamen naar familie in de bush, stribbelde ik tegen. Ik wil

helemaal niet weg, schreeuwde ik. Ik wil hier blijven, de stad en ons huis zijn mij genoeg, wat

moet ik op het land gaan zoeken? Ik begreep dat niet. Zoals ik nog altijd niet snap waarom ik

zo onverhoeds ben weggegaan, weg van het eiland (p. 16-17).

Zijn houding tegenover het verleden maakt hem tot de antipode van de Turkse Amber. Zij

worstelt al lange tijd met gebeurtenissen uit haar verleden en haar obsessie zal uiteindelijk de

aanleiding geven tot moord. Wanneer René haar vraagt of ze gelovig is, antwoordt ze: “Mijn

geloof is het verleden. Na ons komt de herinnering (p. 134).” Hoezeer René ook wil

ontsnappen aan zijn „roots‟, het blijkt moeilijker dan aanvankelijk gedacht. In Europa kan hij

zijn Afrikaanse identiteit – die gereduceerd wordt tot zijn uiterlijk – niet verloochenen. Hij

wordt erop afgerekend. Eerder in dit hoofdstuk beschreef ik hoe hij slachtoffer werd van

racisme. Op de lange duur gaat René zijn gedrag aanpassen aan het beeld dat anderen van

hem hebben. Hij pleegt een moord, hetgeen hem schuldig maakt, maar tegelijkertijd heeft

deze daad een bevrijdende werking. Zijn gepercipieerde identiteit is nu eindelijk

gerechtvaardigd. Zijn werkelijke identiteit en degene die hem aangemeten wordt, komen

dichter bij elkaar in de buurt te liggen:

En toch en toch en toch ben ik op een rare manier opgelucht. Ik bedoel, van kindsbeen af had

ik het gevoel dat er iets aan mij kleefde, iets vies wat mij op een geheime manier werd

aangerekend. Dat had met mijn kleur te maken, en met mijn vele vaders, maar d‟r school nog

iets anders achter, dat wist ik zeker. En nu is die schuld als het ware ingelost: ik hoef niet meer

te zoeken, eindelijk heb ik geërfd wat ik was. Ik ben een schuldige mens geworden, een stuk

Europeaan, een ondode. En wat aan me kleeft, is tenminste echt, daar kan ik mee omgaan. Wie

mij minacht, heeft nu een reden om dat te doen, ook al zal ik de enige zijn die die reden kent.

Daarbij zinkt al het andere in het niet (p. 164).

Met het uitvoeren van de moord heeft René niet alleen zijn identiteitsbesef beïnvloed, hij

heeft ook een nieuw verleden gecreëerd. De nieuwe lei, waarmee hij in Europa aankwam,

wordt onverbiddelijk opnieuw beschreven. Het is onmogelijk om het ontstaan van een

verleden tegen te houden. René ervaart het als een beklemming, omdat het verleden definitief

Page 51: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

en onveranderlijk is. De toekomst en het heden kan je bepalen, met het verleden moet je leren

leven:

[…] ineens is daar dat onnozele, verstikkende besef dat ik nu een verleden heb, iets wat achter

me ligt en waar niemand nog wat aan veranderen kan. Een verleden dat me uitlacht en

tegelijkertijd met malicieuze oogjes zit aan te kijken, als een zwijn dat verder vetgemest wil

worden. En de gruwelijkheid van mijn positie dan. Zelfs m‟n eigen heden ken ik niet eens, het

ontglipt me, ik loop maar rond en klamp me vast aan mijn omzwervingen. Meer heb ik niet (p.

12).

Uit de laatste zinnen van dit citaat blijkt dat de temporele dimensie verstoord is; ze valt weg

en wordt vervangen door de ruimtelijke. Deze inwisselbaarheid is een bewijs van hoe nauw

beide dimensies met elkaar verbonden zijn. Renés heden en toekomst staan op wankele

fundamenten en ter compensatie wil hij in beweging blijven. Het lijkt een dwangmatig proces,

“onderweg blijven, dat is het enige wat telt (p. 14)”, zegt hij. Ook elders in het boek wordt op

een andere manier ingegaan op de relatie tussen tijd en reizen. René begint na het vele reizen

zijn gevoel voor tijd kwijt te raken. Een medereiziger beaamt: “op reis word je zelf een beetje

de tijd: je glijdt tussen je eigen vingers vandaan (p. 135).”

Het grote contrast tussen René en de andere reizigers is dat het voor hem geen luxueus

plezierreisje is. Als sans-papiers drijft het lot hem voort. Zijn pad loopt langs wegen en

mensen die hem dulden. De manier waarop hij in het leven staat en ernaar kijkt, maakt hem

verwant aan Maggie uit De beet van de schildpad. “Er is geen weg, slechts een zwalpen”117

had even geloofwaardig geklonken uit de mond van Maggie, die zich een speelbal van het lot

voelt en zich nooit ergens thuis voelde. René ondervindt een zelfde gevoel van ontheemding,

van machteloosheid:

Nergens valt er een kruispunt te bespeuren waarop ik na enig wikken en wegen kordaat de

juiste weg insloeg. Wat mij dreef was onwil vooral. Ik bedoel het ging zo, het een volgde

uitgerekend op het ander, dat vind ik nog het vreemdst van alles. Je zou denken, een jongen als

ik heeft toch een béétje zicht op wat hem overkomt, die zou dat kunnen bijsturen. Nee dus (p.

8).

Bea

Bea is een imaginair reisverhaal en wordt daarom bij „reizen in gedachten‟, het volgende

hoofdstuk van deze eindverhandeling, ingedeeld. Maar ook in deze roman varieert Vanhole

117

O Heer, p. 172.

Page 52: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

op het thema van omgaan met het verleden. Vanholes opvatting wordt verkondigd bij monde

van Lea, niet voor niets een archeologe. Witten, een snaartheoreticus, is in dit geval degene

die dat standpunt contrasteert. Witten bedenkt het volgende over Lea:

Lea was dol op zulke plekken die het verleden voelbaar maakten. Ze ontleent er een soort trots

aan die hij nooit goed kon volgen. Zíjn geliefde plekken hadden uitsluitend met zijn eigen,

intieme verleden te maken, nooit iets dat tot de geschiedenisboeken was gaan behoren. Zo

vormde de galerij van de Muntschouwburg voor altijd de plaats waar hij met zijn eerste meisje

had staan zoenen, achter een van de kolossale, witte zuilen. Beslist niet de plek waar op een

hete augustusavond een paar verwoede liefhebbers van het Napolitaanse lied naar buiten

waren gestormd om oproer te kraaien, aangestookt door alle samengestroomde hongerlijders

van de stad. Maar zo beleefde Lea het, en met vuur van de revolutie in haar ogen begon ze dan

over een graaf te vertellen, een Italiaanse galeiboef die zich in de gunst van koning Willem I

had weten te dringen en die de hoofdredacteur was geworden van Le National, een krant die

door dik en dun Oranje steunde.118

In dit citaat herkent de lezer ook de hebbelijkheid van Vanhole om uit te weiden over de

geschiedenis, wat doet vermoeden dat hij hier zichzelf beschrijft. Witten repliceert: “Ik dacht

net dat het verleden iets was waaraan je je ontworstelde.” En ook: “Ik zeg alleen dat het geen

zin heeft alsmaar achterom te kijken. Mensen lopen vooruit, weet je.” Witten hecht ook

weinig belang aan zijn afkomst: “Zijn roots, de gezindte van z‟n ouders, de avonturen van z‟n

voorgeslacht, het telde allemaal niet mee.” Als we weten dat Vanhole reeds twee romans

wijdde aan dit onderwerp, respectievelijk aan zijn betovergrootoom en zijn grootmoeder, lijkt

deze visie een ironische verwijzing naar zijn vorig werk.

Een tweede reden waarom ik Bea in dit hoofdstuk bespreek, is omwille van het motief

van de herinnering en de werking van het geheugen. In het begin van het boek valt Bea flauw.

In de tijd dat ze het bewustzijn verloren is, stapt ze een droomwereld binnen. Wanneer ze

opnieuw bij haar zinnen komt, denkt ze: “Wat er precies gebeurd was, wist ze niet, op dat

punt was er een flinke hap uit haar geheugen genomen, maar zoetjesaan begon de kale

werkelijkheid weer bij haar binnen te sijpelen (p. 218).” Net zoals in Een demon in Brussel of

De beet van de schildpad (zie hierboven) laat Bea‟s geheugen haar – even – in de steek. Dit

falen heeft alweer een andere oorzaak dan de onwetendheid in Een demon in Brussel of de

ouderdomsvergetelheid van Maggie.

Van Tony, een ander personage in het boek, zegt Bea dat hij aan een “zelfgekozen

vorm van dementie” lijdt. Hij zit gevangen in zijn verleden als SS‟er en schalt herhaaldelijk

Duitse leuzen en commando‟s. Hij vervalt in automatismen om niet meer te hoeven nadenken.

118

Bea, Atlas, Amsterdam, 2006, p. 90.

Page 53: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Er is ook de licht depressieve moeder van Witten, die haar levensvreugde verloren heeft. Ze

heeft het schilderen weer opgenomen:

Vroeger had ze natuurlijk ook geschilderd, een van haar doeken hing in een hoekje van zijn

appartement, maar dat was anders, dat was spielerei van na de oorlog geweest, om te vergeten;

terwijl ze nu herinneringen als buit binnenhaalde, in een glorieuze poging te redden wat er nog

te redden viel (p. 36-37).

Het lijkt alsof de vrouw nog een laatste keer haar verleden wil overschouwen om de

herinneringen te verzamelen die haar ervan moeten overtuigen dat haar leven de moeite waard

is geweest. Ook voor Bea is de herinnering van belang, meer nog, het is de enige manier om

te ontsnappen uit de onderwereld. Het dodenrijk waarin Bea terechtkomt, is tijdloos. Alles is

er herinnering geworden (p. 183). Om het dodenrijk te ontvluchten, moet Bea van het

onderbewuste naar het bewuste zien te raken. Er is maar één plaats die haar opnieuw toegang

kan geven tot de tijd en dat is het kamertje van het geheugen. Wie verlost wenst te worden,

moet in zijn geheugen duiken, dat is de enige manier (p. 203).” Op kracht van haar geheugen

kan ze ontsnappen.

Page 54: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Besluit

In dit hoofdstuk ben ik ingegaan op het reizen in de ruimte en de tijd. Waar de schrijver ook

komt, hij observeert met een frisse blik en met oog voor detail. Brussel bekleedt een

bijzondere plaats in zijn oeuvre. Spectaculaire of exotische bestemmingen zijn niet aan de

orde. Vanholes aandacht gaat eerder uit naar de temporele dan naar de ruimtelijke dimensie.

Zoals Herman de Coninck het concreet stelde: “Hij reist minder van Kessel-Lo naar Lissabon

dan in Lissabon van nu naar de kruistochten. Hij reist niet zozeer naar Poelkapelle, maar naar

de eerste wereldoorlog.”119

Een logische verklaring daarvoor kan zijn dat er geen Eldorado

meer is, waardoor enkel het reizen in de tijd overblijft, mogelijk gemaakt door de taal.120

Vanhole bestudeert het verleden en de manier waarop het sporen nalaat in het landschap, de

architectuur en de mensen. Dit leidt tot een fascinatie voor verval en vergane glorie. Vanhole

beschrijft historische gebeurtenissen zo waarheidsgetrouw en gedetailleerd mogelijk. Hij

verricht merkbaar veel documentatiewerk. In zijn werken duiken personages op die het

persoonlijk en/of het publieke verleden koesteren. In contrast met deze personages, worden er

andere opgevoerd die een meer onverschillige houding tegenover het verleden aannemen. Hoe

de geschiedenis verwerkt, vormgegeven en geïnterpreteerd wordt, is een terugkerend motief.

Hoewel Vanhole verschillende stemmen aan het woord laat, is het duidelijk welke positie hij

zelf inneemt. De spreuk „historia magister vitae est‟ zou een van zijn motto‟s kunnen zijn. In

een interview liet hij optekenen: “Ik beaam […] dat mijn werk doordrenkt is van

geschiedenis, precies omdat een precieze historische kennis altijd kan helpen bij het

ontkrachten van allerlei mythes die in ieder tijdperk de ronde doen. Historisch besef houdt ons

scherp.”121

Vanhole suggereert dat de schrijver daarbij een belangrijke rol kan spelen om dat

historisch besef levend te houden en op een waarachtige manier te beschrijven. Hij kijkt vaak

met een nostalgische of melancholische houding terug. Vanhole is ook reiziger in zijn eigen

verleden en dat van familieleden.

Het motief van de herinnering, sluit aan bij de thematiek van het verleden. Niet enkel

de associatieve werking, uitgelokt door beelden, locaties, geuren, teksten, …, maar ook het

falen van het geheugen wordt behandeld. Dit falen krijgt op verschillende manieren vorm.

De interesse voor het verleden staat dat voor het heden niet in de weg. Vanholes

werken zijn geëngageerd en dat maakt ze actueel en relevant. De betekenis van Europa en

119

Herman de Coninck, “Het geïnterviewde landschap”, in NWT, vol. 7, nr.6, 1990, p. 70. 120

Bart Vervaeck, “Mijn reizen met JR”, in NWT, vol. 13, nr.2, 1996, p. 89. 121

Kamiel Vanhole, “Margaretha in Manhatten”, in De Standaard der Letteren, nr. 2813, 21 april 2006, p. 15.

Page 55: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

haar ingesteldheid, nationalistische bewegingen, de vluchtelingen en immigratieproblematiek,

de Belgische communautaire kwestie, de solidariteit tussen verschillende landen en

culturen,..., het zijn weerkerende thema‟s in Vanholes oeuvre. Zelfs in zijn latere werk, dat

zich verwijdert van het realisme, is de reflecterende en maatschappijkritische inslag nooit

veraf. Wat Fresco het sterkste gemis in de Nederlandse reisliteratuur noemde – een

authentieke betrokkenheid bij maatschappelijke vraagstukken – is op Vanhole dus niet van

toepassing.122

Het verleden wordt aangegrepen om inzicht te bieden in hedendaagse

problemen en maatschappelijke fenomenen. Deze actuele inslag geeft zijn werk historische

waarde, omdat een maatschappij en een tijdsgeest met haar sterktes en zwaktes geschetst

wordt. Vanhole wil vastleggen wat er beweegt, wat voorbijgaat. Hij noemt zichzelf “een

dwangmatig herinneraar”.123

De temporele en ruimtelijke dimensie zijn in Vanholes werk nauw verstrengeld. Het is

moeilijk deze los van elkaar te zien, aangezien ze elkaar wederzijds beïnvloeden.

122

Louise O. Fresco, “het onvermogen om indrukken tot een geheel te maken”, p. 44. 123

Demon, p. 13.

Page 56: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Reizen in gedachten

“Als je droomt van reizen, reis je al”

(Marek Halter)

Inleiding

Een reisschrijver moet de lezer niet alleen meenemen op een reis door onbekend gebied, maar

ook op een reis door zijn brein. Hij moet het landschap als een kunstwerk kleuren met zijn kijk

en visie.124

De titel van dit hoofdstuk kan ruim opgevat worden en is daardoor vatbaar voor verschillende

interpretaties. Het voorgaande hoofdstuk kan immers ook gezien worden als een reis in

gedachten, namelijk hoe de geest via het geheugen en de herinnering en op een associatieve

wijze de dimensies van tijd en ruimte met elkaar verbindt. Bovendien reist elke schrijver in

gedachten bij het schrijven van een boek, al was het maar omdat hij zich inleeft in een

personage. En ook de lezer is een reiziger, die zich tijdens het lezen laat meevoeren op de

golven van zijn fantasie. Lezen ís reizen in gedachten. Ik zal me in dit hoofdstuk dan ook

beperken tot twee concrete invullingen van deze titel. Ten eerste bespreek ik Vanholes

imaginaire reisverhalen: verhalen en romans die geen weerslag zijn van, of gebaseerd zijn op

een werkelijk ondernomen reis. Dit kunnen zowel verzonnen reisverhalen zijn, als verhalen

waarin de reis een symbolische betekenis vervult. Ik zal in dit kader twee verhalen uit

Vanholes debuut bespreken, alsook Bea. Deze afbakening betekent echter niet dat de

verbeelding in Vanholes andere werken niet werkzaam zou zijn. Om dit duidelijk te maken,

open ik dit hoofdstuk met de korte paragraaf „over de verbeelding‟.

Ten tweede ga ik in op Vanholes reizen in gedachten in verband met het

schrijverschap en het schrijfproces. Het belang van het reizen in functie van het denkproces

komt daarbij aan bod. De fysieke verplaatsing lijkt bij Vanhole een voorwaarde voor de

geestelijke verplaatsing, voor reflectie. Ook bespreek ik metacommentaren die Vanhole uit in

de roman Overstekend wild.

124

Norman Douglas geciteerd in Peter Brusse, “Op reis tegen zinloosheid”, in De Volkskrant, 19 mei 2006.

Page 57: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Over de verbeelding

Vanhole is van mening dat de functie van de roman vooral schuilt in het “oprekken van de

verbeeldingskracht van de lezer. Wie in een boek duikt, verplaatst zich in een prille, vreemde

denkwereld en leert daardoor zijn morele ruimte vergroten.”125

Vanholes debuutbundel met

reisverhalen is overwegend autobiografisch en wordt bestempeld als realistisch. Volgens

Reynebeau verwijst de term „verhaal‟ hier naar het literair-narratieve karakter van de teksten,

waaroor ze verschillen van de „objectieve‟ reportage die enkel wil waarnemen. De verhalen

van Vanhole hebben een literaire ambitie en dat is zowat het enige argument waardoor ze als

literair kunnen worden beschouwd.126

Toch bevatten deze verhalen ook

verbeeldingselementen. Vanhole brengt historische personages als Baudelaire, Van Gogh en

Céline weer tot leven. Hij tracht zich in te leven in de situatie van een mijnwerker en van een

soldaat in de oorlog. De bundel herbergt zelfs een volkomen verzonnen reisverhaal, „Op deze

steenrots‟ en een symbolische reis; associatieve gedachten bij het werk van Masereel. De

romans die uitgaan van waargebeurde feiten, zoals De beet van de schildpad en Overstekend

wild zijn gefictionaliseerd. Dit doet Vanhole onder andere door te focaliseren vanuit

respectievelijk zijn grootmoeder en zijn betovergrootoom. De hiaten in zijn kennis moet

Vanhole invullen met zijn eigen verbeelding. De realistische elementen nemen door Vanholes

oeuvre heen gestaag af, zodat uiteindelijk de dominante verhouding tussen non-fictie en fictie

wordt omgekeerd. Waar in zijn vroegste prozawerk het documentaire karakter overheerst,

haalt in zijn recentste roman Bea de fantasie de overhand. Naar aanleiding van O Heer, waar

zijn uw zijstraten? schrijft Overstijns over Vanhole: “De schrijver die vroeger zo op eigen

herinneringen of indrukken terugviel, maakt met deze roman duidelijk dat hij de

werkelijkheid nog wel als uitgangspunt nodig heeft, maar steeds minder om de vorm van zijn

verhaal te bepalen.”127

Door in de huid te kruipen van steeds wisselende personages, lijkt

Vanhole de grenzen van zijn inlevingsvermogen af te tasten. Het is alsof hij zijn

hoofdpersonages steeds nieuwe uitdagingen laat vormen. De evolutie is duidelijk. Een demon

in Brussel is overwegend autobiografisch. In De beet van de schildpad vertelt hij in naam van

zijn grootmoeder, hij waagt zich aan een vrouwelijk personage dat hem weliswaar nauw

verwant is. Ronsmans is dan weer een familielid dat Vanhole enkel kent vanuit diens

125

Kamiel Vanhole,” De burgemeester van Corleone”, (voorlopig ongepubliceerd reisverslag over een literair-

wetenschappelijk congres over de Europese roman te Palermo, juni, 2007). 126

Marc Reynebeau, “Kamiel Vanhole”, in Uitgelezen: reacties op boeken, nr. 15, 1996, p. 148. 127

Jeroen Overstijns, “Een luis in Fort Europa”, in Tijd Nieuwslijn, 2 oktober 2002.

Page 58: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

geschriften. René uit O Heer, waar zijn uw zijstraten? is voor het eerst een volledig fictief

personage, een vreemdeling met een heel andere achtergrond. Vanhole zet nog een stapje

verder met Bea, waarin hij de gedachten en de gevoelens van een vijftienjarig pubermeisje

beschrijft. Dit reflecteert zich voor het eerst expliciet in de taal.128

Het register, de

woordenschat en de schrijfwijze van de woorden worden aangepast. Aan de taal wordt

gesleuteld totdat zij die van een puber benadert. De e-mail die Vanhole in dit werk integreert

is daar een voorbeeld van:

hhaaaaaaaaaaaaaaaaaaaiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!!!!!!!!!!

op dit moment haat ik het volgende:

1) Alles

2) iedereen

3) mezelf

4) wiskunde (kzit al 2 weken achter en ksnap er geen kloot van)

5) birgit

voel me rot, rot, rot

zeg, wil iemand eens creepy muziek opzetten?

ik heb katia nog gezien op haar brommer met iemand achterop, ze riep keiluid

HHHHHHHHAAAAAAAAALLLLLLLOOO-

OOOOOOWWWWWW!!!!!!!!!!!!!

mail back, please

miss you

b

xx

(p. 22-23).

Vanhole beschikt zelfs over de mogelijkheid om zich in de fictieve geest van voorwerpen te

verplaatsen! Een recent verhaal, dat hij overhield aan zijn reis naar Iran, wordt verteld vanuit

het standpunt van een paar hotelslippers.129

Hiermee was hij niet aan zijn proefstuk toe.

Eerder pende hij het leven, de ziel, de mijmeringen en dromen van een gebouw neer in

Zelfportret in Limburgse baksteen, of de prille memoires van een batiment.130

Vanhole kan

dus allerminst een gebrek aan verbeelding verweten worden.

128

In Overstekend wild is het taalgebruik van Ronsmans eveneens verschillend, maar daar gaat het om

authentieke passages uit Ronsmans dagboek en dus geen literair procedé bij Vanhole. 129

Kamiel Vanhole, De reis van de slippers, nog te verschijnen, 2007. 130

Kamiel Vanhole, Zelfportret in Limburgse baksteen, of de prille memoires van een batiment, ongepubliceerd,

naar aanleiding van een architectuurtentoonstelling in het Cultuurcentrum Strombeek, oktober 2005.

Page 59: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Fictieve reisverhalen

Imaginair experiment

In het fictieve reisverhaal uit Een demon in Brussel, „Op deze steenrots‟, heeft Vanhole het

over het Franse dorpje Carnac, waar zich een eigenaardige stenenformatie bevindt. Hij heeft

dit dorpje echter nooit bezocht. Het verhaal is een gedachteoefening en is (daardoor?) meteen

ook het kortste verhaal uit de bundel. De aanvang van het verhaal kan gelezen worden als een

verwijzing naar het fictieve karakter: “Stel: je reist door Frankrijk en raakt in Carnac verzeild,

een vanouds gewijde plek (p. 153).” Het woord „stel‟ kondigt een hypothese aan. Dit kan

gelezen worden als een subtiele hint, maar het kan ook geïnterpreteerd worden als een literair

procedé. Vanhole beschrijft de locatie immers zo gedetailleerd, dat hij de indruk wekt ze met

zijn eigen ogen te hebben gadegeslagen. Voor visuele indrukken kan Vanhole terugvallen op

afbeeldingen van de stenen, maar hij maakt ook gewag van de felle zeewind die er waait (p.

155). Bovendien vermeldt hij een hotelkamer, waar hij in Scientific American leest. Zou

Vanhole dan toch op verplaatsing zijn? De gedetailleerde beschrijvingen en het vermelden

van specifieke reisaspecten, zaaien bij de lezer twijfel over de autobiografische aard van het

verhaal. Het is alsof Vanhole test hoe geloofwaardig hij een imaginair reisverhaal kan laten

overkomen bij het lezerspubliek. Hij valt hierbij terug op eerdere ervaringen of situaties die

plausibel zijn, zoals bijvoorbeeld het onweer dat losbarst, waardoor hij “mestnat” naar zijn

hotel terugloopt. Een andere reden om te twijfelen aan het autobiografisch karakter van het

verhaal, is dat Vanhole niet de ik-vorm gebruikt, zoals in de andere verhalen in de bundel,

maar de jij-vorm. Dit heeft als gevolg dat de schrijver als het ware zijn gedachten projecteert

op de lezer. Over de stenenrij schrijft hij: ”bij jouw weten komt er geen rechte lijn voor in de

natuur (p. 153).” Dit zijn uiteraard eigen gedachten, die door het gebruik van de jij-vorm

echter veralgemeend worden. Vanhole maakt in het verhaal ook een allusie op de kracht van

de verbeelding. Deze kan eveneens geïnterpreteerd worden in het kader van het imaginaire

reisverhaal: “vol verwondering over de menselijke geest. Wat die al niet verzinnen kan, als hij

alleen nog maar op grote stenen stoot (p. 155).”

Vanholes gedachten kunnen soms ver afdwalen, daardoor bewijst hij dat het netwerk

van associaties hoogstpersoonlijk is en uniek. Het stenenfenomeen brengt hem bij

bedenkingen over orde en chaos in de natuur. Hij stelt dat in ieder gesloten deel van het

Page 60: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

universum de neiging bestaat tot chaos, die uitdijt ten koste van de orde (p. 153). Als

argument ter ondersteuning van deze stelling geeft hij het voorbeeld van de sigaret:

Typisch een gesloten deel van het universum. Steek je nu die sigaret op, dan houd je na enige

tijd nog slechts rook en as over. De as is op je das gemorst, de rook heeft zich geleidelijk aan

onder de lucht gemengd, tot ze over de hele kamer verspreid is en er slechts een muffe geur

blijft hangen. Wordt de kamer gelucht dan verdwijnt zelfs die geur. En met de beste wil van de

wereld zul je de rookmoleculen en die as niet opnieuw tot een sigaret kunnen samenvoegen.

Alleen achterstevoren afgedraaide films zijn daartoe in staat (p. 153-154).

De uitwerking van de associatie met de sigaret lokt in de laatste regel alweer een ander beeld

uit. Zo kwik werkt de geest. Vanhole kan zich helemaal in het denken en (dag)dromen

verliezen. Wanneer er op een gegeven moment een onweer losbarst, zoekt hij geen

beschutting, want: “Daarvoor ben je teveel aan het dromen geslagen (p. 158).” Vanhole citeert

Flaubert om de relatie te duiden tussen denken en het omgaan met de geschiedenis: “alleen

mensen die van het denken hun beroep gemaakt hebben, stoppen de passies van verdwenen

tijdperken in hun hoofd; brave mensen hebben genoeg aan de hunne; zij maken de

geschiedenis en wij, wij lezen ze (p. 159).”

Reis door mijn hoofd

Vanhole heeft aan zijn geliefkoosde bezigheid, het reizen in gedachten, een verhaal gewijd.

Zoals de titel van het slotverhaal in de bundel Een demon in Brussel, „Reis door mijn hoofd‟,

aangeeft, is het reizen hier symbolisch opgevat. Dit verhaal toont nadrukkelijk het procedé

van overgangen en associaties. Het begint met een gedicht, dat hem ontlokt wordt bij het zien

van een houtsnede van Masereel. Hij beschrijft de prent, een achteraanzicht van een ezeltje,

waarop een man en een kind gezeten zijn, alsook wat de kunstenaar in zijn werk slechts

suggereert. Het is een mentaal automatisme. In een kunstwerk zien we immers altijd meer dan

er werkelijk afgebeeld staat. “Van de horizon is niets te zien, maar je vermoedt hem wel, alle

vluchtlijnen van de prent lopen ernaar toe. Dat geeft meteen ook vaart aan deze o zo rustige

prent (p. 160).” Vanhole is zuinig met zijn blikken, hij wil de prent steeds met andere ogen

waarnemen. Dit lukt, want telkens opnieuw springt een ander aspect van de houtsnede in het

oog. Het tafereel brengt hem niet enkel tot lyrische uitingen, maar voert hem ook terug naar

zijn jeugd. Het beeld van de dreef waarin het ezeltje voortjakkert, doet hem denken aan de

dreef die hij en zijn grootvader bewandelden, onderweg naar de Catsberg. Een andere prent

van Masereel, die Vanhole later in het verhaal bespreekt, brengt hem terug bij deze

Page 61: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

herinnering. In de twee figuren die tegen de achtergrond van een korenveld worden

afgetekend, ziet hij zichzelf en zijn grootvader. Deze herinnering roept op haar beurt andere

op. Zo herinnert hij zich waaraan hij dacht wanneer hij eindelijk de top van de Catsberg

bereikte. Van het dorpje waaruit ze vertrokken weet hij nog dat het een asweg bezat, waarop

hij speelde. Hij beeldde zich in dat de as als sneeuw was. Deze tegenstelling brengt hij terug

op de zwart-wit prenten van Masereel. De geest werkt in cirkelbewegingen, vroeg of laat

komt het associatieproces weer uit bij waar het begonnen was.

Details over het leven van Masereel, waar Vanhole naar goede gewoonte grondig

onderzoek naar verrichte, alsook de achtergrond van de prent loodsen Vanhole dieper de

geschiedenis in: “De prent is in de late jaren twintig gemaakt en het is te verleidelijk om aan

dit tijdstip niet een paar bedenkingen vast te knopen (p. 162).” Wat hij vervolgens uiteraard

doet. Voorts beschrijft hij nog enkele andere prenten en trekt de conclusie: “Licht en

beweging, dat moet zo ongeveer de idee zijn die water tot water maakt. Masereel sneed water

uit hout (p. 164).” Bij het woord „idee‟ denkt hij aan Plato, wat hem ertoe verleidt Masereel

een platonisch kunstenaar te noemen. “maar juist daartegen moet je je verzetten: niet tegen de

verleiding – er is geen groter goed dan verleid te worden – maar tegen het opdringerige van

zo‟n gedachtengang (p. 164).” Vanhole erkent dat gedachten zich kunnen opdringen. Het is

belangrijk dat deze intuïtieve verbanden geverifieerd worden, dat ze kritisch onderzocht

worden, om al te voor de hand liggende conclusies of etikettering te vermijden. Het woord

„idee‟ heeft Vanhole er trouwens bewust uitgepikt omdat Masereel de beeldroman L’Idée

maakte. De vrouw die daarin de hoofdrol speelt, brengt hem bij alweer een andere prent, De

nacht. Hij verbindt allerlei fantasieën aan de vrouw die daarop staat afgebeeld:

Zo word ik door de prenten van Masereel meegesleept. […] De prenten vormen een

allegorische voorstelling van wat er in jezelf omgaat en dat bereiken ze door hun vreemde,

dwingende algemeenheid (p. 165).

Bij de beeldroman Die Stadt hoort Vanhole bijpassende jazzmuziek weerklinken. Een

welbepaalde prent in deze roman, waarop een gewonde man omringd wordt door een meute

nieuwsgierigen, doet hem de aanvangspassage van het boek De man zonder eigenschappen

van Musil te binnen schieten. Op de volgende prent gaat het leven weer z‟n gang. Dit

fenomeen, weet Vanhole, werd door W.H. Auden in versvorm gezet. Vanhole leeft zich ook

in in de figuren op de prenten, hij stelt zich voor wat ze kunnen denken op het moment waarin

ze afgebeeld staan, hij brengt ze tot leven (p. 168).

Page 62: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Vanhole is in dit verhaal dus duidelijk op wandel door zijn gedachten. Hij onderneemt

een associatieve reis door Masereels werk, waarbij hij het ene beeld of stemming die daarvan

uitgaat, verbindt aan een andere afbeelding of prent in diens oeuvre. Vanhole legt ook

verbanden tussen het kunstwerk en de muzische of de talige wereld, met name met gedichten

en tekstfragmenten. Bepaalde visuele indrukken lokken persoonlijke jeugdherinneringen uit.

Op die manier worden het persoonlijke en het algemene verbonden.

Bea

Volgens het woordenboek kan een reisverhaal in de figuurlijke zin “het leven” zelf of de

“overgang van leven naar dood betekenen.”131

De roman Bea beschrijft een symbolisch

reisverhaal over de overgang van dood naar leven, waarbij Bea‟s afdaling naar het dodenrijk

dienst doet als louteringsproces. Vanhole schetst een irreële wereld, waarin “irrationele

uitingen van de psyche, zoals de droom, de intuïtie, de vrije associatie worden

gecultiveerd.”132

.

Mythisch-surrealistische trip

Bea, een getroebleerd en eigenzinnig pubermeisje, verlaat haar Molenbeekse (t)huis en

vertrekt op reis naar Amerika. “Ik knijp ertussenuit. Ik ga naar de Nieuwe Wereld.”133

Onderweg naar de haven, van waaruit ze de oversteek wil maken, wordt ze in Brussel

opgehouden door een betoging. Ze ontmoet er Witten, een snaartheoreticus, die ze na een

tijdje in de steek laat. In een impulsieve opwelling haalt ze een streek uit met een geldkoerier.

Na een schermutseling met de man, wordt ze opgepakt door de politie. Dat Bea op reis is in

haar verbeelding wordt pas duidelijk wanneer ze in het politiebureau een trap afdaalt, die haar

tot in de Brusselse catacomben leidt. Het oorspronkelijke reisopzet mondt uit in een queeste.

Ze is vastberaden om op zoek te gaan naar Hemmekes (het koosnaampje voor haar vriend

Willem), die zelfmoord pleegde na vernietigende pesterijen op school. Deze zoektocht wordt

131

Van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Twaalfde herziene druk, door prof. Dr. G. Geerts en

dr. H. Heestermans, Antwerpen, 1992, p. 2504. 132

Lexicon, p. 420. 133

Bea, p. 25.

Page 63: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

door Elke Brems omschreven als “een danteske trip door het dodenrijk.”134

De gelijkenis is

treffend: Bea – kort voor Béatrice – gaat op zoek naar haar geliefde in het hiernamaals. Een

ietwat feministische versie van Dantes La Divina Commedia; daar zijn de rollen immers

omgekeerd. Het verhaal verwijst intertekstueel ook naar de mythische liefdesgeschiedenis van

Orpheus en Eurydice. Witten is afkomstig uit Thracië, hij kan aangezien worden als de

moderne Orpheus die op zoek gaat naar Bea. Ook zij kan beschouwd worden als een

„orpheusfiguur‟, die haar geliefde uit de onderwereld leidt. Orpheus mocht niet naar Eurydice

omkijken voor ze het zonlicht bereikt hadden. Dit bekende gegeven wordt in de roman

tweemaal aangehaald. Enerzijds in het geval van Witten, wanneer hij op de bevrijdende treden

opeens een aanval van hoogtevrees krijgt: “Heikel moment, het laatste, waarbij het absoluut

verboden was achterom te kijken, ook niet om een laatste blik te werpen op de zoete afgrond

waaraan hij zonet was ontstegen (p. 208).” Bea en Hemmekes wordt het omgekeerde

geadviseerd, namelijk: omkijken (p. 213). Ze moeten een blik in het verleden werpen, willen

ze de onderwereld verlaten.

Het dodenrijk dat in deze roman geschetst wordt, is in een modern jasje gestoken.

Door de bureaucratie die er tiert, het wetenschappelijk onderzoek dat er verricht wordt, de

regels en wetten die er gelden, maar ook de vriendjespolitiek en de huichelarij, heeft het oord

veel trekken van de reële, huidige maatschappij. Elementen uit de werkelijkheid krijgen een

plaats in Bea‟s fantasie. Bea begrijpt de – vaak ironische – zinspelingen niet altijd. Daarvoor

is haar (historisch) referentiekader te beperkt. Tijdens haar ontmoeting met Witten in Brussel,

bedenkt deze:

Als ze eind jaren tachtig is geboren, berekende hij, dan was ze tijdens de eerste Golfoorlog

nog een kleuter. Ze heeft er geen idee van dat er door Berlijn een muur liep. Over de

ontmanteling van het communisme zal ze misschien nog iets op school hebben geleerd, maar

met haar heeft dat volstrekt niets te maken, denkt ze. Aids heeft in haar ogen altijd al bestaan

en Atari ken ze niet meer, net zomin als elpees, rolschaatsen en zwart-wit-tv. Dat er vroeger

geen afstandsbediening bestond vindt ze te gek gewoon. Chatten is haar lust en haar leven en

Mission Impossible gewoon een oude film. Nee, het gaat steeds sneller en dat heeft niets met

ouderdom te maken (p. 58).

Haar onwetendheid draagt bij tot de surrealistische aard van haar beleving. Want hoewel

sommige aspecten van de onderwereld herkenbaar zijn, is de weergave allerminst realistisch.

Bea komt terecht in een soort „wonderland‟ waarin allerlei merkwaardige personages de revue

134

Elke Brems, “Kamiel Vanhole”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

<http://www.treellesas.it/penproject/sitobel/be/penproject/text/auteurs_Kamiel_Vanhole.htm> (26/06/2007)

Page 64: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

passeren. Bea zelf is trouwens ook een eigenaardig personage. Haar gedrag komt niet meteen

overeen met datgene dat we van een vijftienjarige verwachten. Zo houdt ze een

stafvergadering met haar knuffels en verkondigt ze haar fantasierijke hersenspinsels met veel

sérieux. Wanneer men haar op het politiebureau vraagt wat er is voorgevallen, antwoordt ze:

“Nikske. Mijn moeder wou mij koken (p. 71).” De inspiratie daarvoor haalt ze uit een passage

van de Bijbelse Klaagliederen, waaruit haar moeder gewoonlijk voorleest. Ze interpreteert de

passage op een geheel eigen manier. Deze nonsens staan haaks op de nuchterheid die ze in het

dodenrijk tentoon spreidt:

Gedurende haar tocht geeft Bea blijk van een uitgesproken wil om haar doel te bereiken en

van een nuchterheid die elke regel of grens in vraag stelt. Daardoor is de beschrijving van haar

tocht voortdurend gekleurd door een sublieme ironie, door het contrast tussen haar nuchtere

eigenwijsheid en de interactie met wie ze onderweg ontmoet.135

Niet alleen de doden, maar ook de situaties waarin ze terechtkomt, hebben een bevreemdend

effect. Over het surrealistische karakter van het ondergrondse beweert diezelfde Lensen dat

het op geen enkel ogenblik bedreigend is, maar veeleer intrigerend en wonderbaarlijk.136

De

figuren die ze ontmoet zijn karikaturen van mensen in de buitenwereld. De obers, die Bea

voor pinguïns aanziet, vormen “de oude deelregering (p. 75)”. Ze laten haar een formulier

invullen, waarover ze vervolgens beraadslagen. Van het zakelijke jargon dat ze hanteren,

begrijpt Bea maar weinig. Ze kan geen overlijdensakte voorleggen, dus mag ze het dodenrijk

niet in. Deze situatie klinkt bekend in de oren, maar heeft een humoristisch effect, aangezien

mensen in real life doorgaans documenten van een andere aard moeten kunnen voorleggen

om een land binnen te mogen. De grenswachter knijpt een oogje dicht, hoewel hij klaagt: “de

statistieken zitten stampvol, het is overal knokken voor een plaatsje. Meestal zeggen wij

zeven procent en daar willen wij ons aan houden (p. 86).” Na een verwaaide wiskundige, die

op zoek is naar het vaste punt van de wind (p. 103) en een spindokter die uitweidt uit over de

commerciële wereld van de „stofzuigerij‟ (p. 115), bakt de bakker haar een nieuwe jongen,

een broodmannetje dat Bea op haar tocht vergezelt. Daarvoor moest Bea eerst de toestemming

vragen aan Georges, de schriftgeleerde. Hij houdt zich ledig met technische hoogstandjes, die

futuristisch aandoen. Het gaat Bea‟s petje – en dat van de lezer – te boven. De oud-SS‟er

Tony is het volgende merkwaardige personage dat ze tegen het lijf loopt.137

De man is blijven

135

Jan Lensen, “Dromen van stromen. Fantasie en ecologie in Bea“, in DW&B, nr. 3, juni 2007, p. 533. 136

Jan Lensen, “Dromen van stromen. Fantasie en ecologie in Bea“, p. 533. 137

Kamiel Vanhole zei in gesprek met Jos Geysels in deBuren op 08/03/2007 dat dit personage gemodelleerd is

naar de Antwerpse collaborateur Antoon (Tony) van Dijck.

Page 65: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

steken in het verleden, herhaaldelijk scandeert hij Duitse leuzen, waaronder “Meine Ehre

bleibt Treue”. Bea vraagt zich af wat Troje ermee te maken heeft (p. 139). Ze neemt Tony

mee op sleeptouw, in een poging om hem na zestig jaar automatische gehoorzaamheid

opnieuw vrij en kritisch te leren denken.

Bea ontdekt dat de hel helemaal niet beantwoordt aan het beeld dat ze ervan in

gedachten had. Er zijn geen verschillende kringen meer, de doden worden gegroepeerd

volgens doodsoorzaak. Een gelijke behandeling van de afvalligen staat voorop, waardoor “het

hiernamaals een lekenstaat is, bijna communistisch (p. 170)”. Het dodenrijk doet Bea echter

meer aan een ziekenhuis denken, vanwege de labyrintische structuur en de hectische gang van

zaken. Lensen schrijft daarover:

Het dodenrijk vertoont […] kenmerken van een kafkaëske bedrijfsstructuur, waar de doden

verdwijnen in de bureaucratische mallemolen en een onoverzichtelijke administratie. Het

hiernamaals blijkt in weinig opzichten van het Diesseits te verschillen.138

Na omzwervingen door de verschillende secties, vindt ze uiteindelijk Hemmekes. Samen met

hem de buitenwereld bereiken, wordt haar missie.

Droom, verbeelding en werkelijkheid

Bea ziet de beproeving op haar tocht in termen van een computergame, een virtuele simulatie

van de werkelijkheid. Ze moet allerlei hindernissen overwinnen om naar het volgende level op

te klimmen. Tegen Hemmekes zegt ze:

Weet je wat? Ik denk gewoon dat dit een computergame is en dat we nu het negende en laatste

level moeten zien bereiken.

Voel je je dan gestuurd?

Soms wel, ja. Trouwens, in het echte leven kun je toch ook nooit met zekerheid zeggen dat je

niet aan het dromen bent. Of dat je gedroomd wordt (p. 201).

Bea maakt hier een opmerking over de verstoorde grens tussen droom en werkelijkheid.

Witten maakt zich een gelijkaardige bedenking, wanneer hij in Brussel een tafereel

(her)beleeft dat hij eerder in Sint-Petersburg zou zijn tegenkomen: “Even later wist hij al niet

meer of de scène die hij had meegemaakt, een herinnering aan Petersburg was geweest of iets

reëels. In mij komt de wereld samen, dacht hij (p. 228).” Bea is immers niet de enige die

138

Lensen, “Dromen van stromen”, p. 533.

Page 66: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

droomt. Witten komt in een situatie terecht die hem als een droom voorkomt. Na Bea‟s

verdwijning is hij bezorgd naar haar op zoek gegaan, wat hem tot in het Brusselse

riolennetwerk leidde. Deze afdaling in de letterlijke onderwereld van Brussel, vertoont veel

gelijkenissen met de labyrintische wereld waarin Bea zich op dat moment bevindt. Hij

verdwaalt erin en de zoektocht naar de uitgang – de toegang tot de „bovenwereld‟ – wordt pas

echt paniekerig wanneer het begint te regenen en de riolen langzaam vollopen. Ironisch is dat

het Witten meer moeite lijkt te kosten om uit de Brusselse ondergrond te ontsnappen, dan het

Bea kost om het dodenrijk te ontvluchten. Witten vergelijkt zijn situatie met die van een

slechte droom:

Wat hem eerst iets vagelijk nobels had geleken, een zoektocht die zijn eigen gemier opzij had

kunnen schuiven, was zonder dat hij er erg in had in een kwalijke droom veranderd, die hij als

een bult met zich mee torste (p. 144).

Vanhole exploreert in deze roman de grens tussen verbeelding en werkelijkheid. Voor de

lezer is het niet altijd even duidelijk wat zich werkelijk afspeelt en wat gedroomd wordt.

Binnen de fictionele ruimte speelt Vanhole een literair spel met de werkelijkheid.

Droomsequenties vloeien naadloos over in de werkelijkheid, zodat je als lezer moeilijk de

vinger kan leggen op de grens tussen beiden. De lezer stapt mee in de surrealistische wereld

en kijkt niet meer verwonderd op van een onwaarschijnlijk beschrijving zoals de volgende:

“Toen opende zich een holte in het ei en Bea verschrompelde. Ze stapte erin, draaide zich nog

één keer om naar het broodmannetje en wuifde. Daarna verdween ze en ging het ei weer dicht

(p. 164).” In de context van het boek is dit aanvaardbaar, aangezien er zich reeds andere

onmogelijkheden hebben voorgedaan. De auteur zet de lezer echter een neus, wanneer hij

vervolgens schrijft: “Maar zo gebeurde het natuurlijk niet, wat Bea zich ook inbeeldde (p.

164).” Aan het surrealisme zijn blijkbaar ook grenzen. Ook Bea zelf ondermijnt haar eigen

fantasie. Door bepaalde uitspraken geeft ze te kennen dat ze zich ervan bewust is dat ze zich

in een droomwereld ophoudt. Ze zegt tegen de wachter: “En weet je wat? Jij bestaat niet. Ik

droom dit. Ik droom jou en je hele dodenrijk bij elkaar. Jij bent een schim en straks los je op,

als een aspirientje (p. 184).” De uitspraak: “Als dit werkelijk het dodenrijk was, dan had ze op

z‟n minst een granaatappelboom mogen tegenkomen, of een drankautomaat met

onderwereldcola (p. 164-165)” maakt het helemaal verwarrend. De bepaling “werkelijk” bij

het substantief “dodenrijk” is immers contradictorisch. De uitspraak impliceert dat er wel

degelijk zoiets als een dodenrijk bestaat, maar dat Bea gewoonweg niet met zekerheid weet of

ze in de authentieke versie is beland, of in een variant daarvan. Bovendien vertoont dit

Page 67: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

“werkelijke dodenrijk” opvallend veel gelijkenissen met de werkelijke wereld, wat de

uitspraak nog bevreemdender doet klinken. Ook de heraut, alias wachter, alias dragqueen doet

Bea twijfelen aan de omgeving waarin ze zich bevindt:

Misschien ben je wel in het binnenste van een brein beland. Misschien is het de herinnering

zelf waarin je circuleert. Volg de kronkels, volg je eigen windingen.‟ Bea haalde haar

schouders op. „Mij best, „zei ze. Werelden in werelden zijn geen probleem voor mij (p. 183).

Vanuit haar verknochtheid aan videogames is Bea immers vertrouwd met het gegeven van

verschillende werelden. Net zoals er in de virtuele wereld verschillende levels zijn en iemand

over meerdere levens kan beschikken. Het geloof dat ze Willem in de reële wereld kan

terugbrengen voor een tweede „leven‟, komt hieruit voort. De wereld van de

computerspelletjes verklaart haar rijke verbeelding:

Zozeer ging ze in haar spel op dat ze soms hele avonden voor haar scherm doorbracht, en van

dit vele spelen en waken zouden volgens moderne experts haar hersens een beetje van slag zijn

geraakt. Haar verbeelding raakte vervuld met alles wat ze op de verschillende levels als

uitdagingen, gevechten, bedreigingen, tegenslagen en al van andere wederwaardigheden had

aangetroffen (p. 62).

Niet enkel haar verbeelding wordt door de virtuele wereld beïnvloed, maar ook de termen

waarmee ze de wereld rondom haar beschrijft. Wanneer de geldkoerier haar beetpakt, flitst

door haar hoofd: “Op het scherm zou ik aan een eenvoudige walljump al genoeg hebben om

hem te vloeren (p. 67).” Dit taalgebruik maakt het boek speels en humoristisch. Een zwangere

vrouw ziet Bea als iemand die negen maanden een kindje had lopen „downloaden‟ (p. 61). En

over zichzelf: “Ik ben een undisclosed recipiënt, dacht ze. Niemand kan mij openmaken (p.

97).”

Wat in cyberspace ook mogelijk moge zijn, Willem blijkt over maar één leven te

beschikken. Bea bereikt „het negende level‟ zonder hem. Ze opent de ogen en ligt op een

trottoir in Brussel, met de geldkoerier over haar heen gebogen. Ze is flauwgevallen nog voor

ze de kans kreeg om hem aan het schrikken te maken. Met het verliezen van het bewustzijn,

begint een reis in het onderbewuste. Daarmee wordt duidelijk op welk moment ze precies tot

haar droomwereld toetrad. Net zoals in Carrolls Alice’s adventures in Wonderland is alles

slechts een droom geweest.

Over het schrijverschap

Page 68: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Reizen als motor voor reflectie

Waarom is Vanhole zo verknocht aan het reizen? Er is alleszins geen uitwendige noodzaak,

zoals dat het geval is bij Ronsmans in Overstekend wild. In dat boek is er ook Oscar, “gejaagd

door altijd maar hetzelfde koppige vermoeden dat het gras elders blauwer is en de lucht

weidser.”139

Vanhole is niet op zoek naar het beloofde land. Zijn beweegredenen zijn evenmin

van toeristische aard, aangezien hij niet de meest attractieve bestemmingen uitkiest en zelden

over toeristische trekpleisters schrijft. Vanhole reist vanuit een innerlijke noodzaak, hij

beweegt zich voort als antwoord op een zekere rusteloosheid, een drang die niet bepaald

doelgericht is. Het verhaal „Voetwassing‟ uit Vanholes debuut, bevestigt deze stelling:

“Ondertussen ben ik alweer verder geslenterd, straat in straat uit, het doelloze lopen dat ik mij

al zo lang heb aangewend als ik in een stad kom.”140

Volgens Reynebeau weerspiegelt het

reizen bij Vanhole “een mentale gesteldheid waarin beweeglijkheid, zowel letterlijk als

figuurlijk, haast vanzelfsprekend is, als een levenswijze, een bijna existentiële evidentie.”141

In Overstekend wild is te lezen:

Zelf laat ik me rijden, mijn bestemming staat op het kaartje dat de chauffeur heeft afgescheurd.

Ik geloof ook vast dat mensen hiervoor geschapen zijn, om door een raam de weg te zien

passeren en niets dan lange, verstrooide gedachten te hebben. Om zich daarin te verliezen,

zichzelf niet te zijn en eeuwig naar elders te hunkeren, een beeld, een vrouw, een land, „any

where out of the world‟ zoals Baudelaire het noemde […] (p. 16).

Het voorbijglijden van het landschap stimuleert de gedachten. De letterlijke beweging van het

reizen, kan gezien worden als een veruitwendiging van het „bewegen‟ van de geest. Zoals

mensen die ijsberen terwijl ze nadenken. Gedachten, bespiegelingen en uitweidingen nemen

in Vanholes werk dan ook meer ruimte in beslag dan de reisbeschrijvingen zelf. Elke Brems

schrijft naar aanleiding van De beet van de schildpad:

Het is typisch voor Vanhole dat hij niet focust op gebeurtenissen en anekdotes, maar op

dromen en gedachten. Niet de tastbare werkelijkheid staat centraal, maar de manier om met

die werkelijkheid om te gaan: de werkelijkheid als een innerlijk concept.142

Beweging is een motief in Vanholes werk. In Een demon in Brussel omschrijft hij zijn

schrijverschap als “stilstaan bij beweging (p. 173)”. Elders zegt hij: “En route, zeg ik. Daar

139

Overstekend wild, p. 10. 140

Demon, p. 96. 141

Marc Reynebeau, “Kamiel Vanhole”, p. 147. 142

Elke Brems, “Kamiel Vanhole”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

<http://www.treellesas.it/penproject/sitobel/be/penproject/text/auteurs_Kamiel_Vanhole.htm> (26/06/2007)

Page 69: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

gaan we weer, moveo ergo sum.”143

, als variatie op Descartes‟ befaamde uitspraak. Bewegen

wordt in dit motto verheven tot een bestaansreden. Zowel in de personages, als in de beelden

die Vanhole uitkiest, is het motief van de beweging aanwezig. Niet voor niets is hij

gefascineerd door water, vloeibaar en vlietend. Zijn boeken zijn ook geen afgesloten gehelen.

Vaak eindigen ze open, naar analogie met de “veelkantigheid, vloeibaarheid en poreusheid

van het kwikzilveren leven zelf.”144

De hoofdpersonages in zijn werken zijn reizigers,

wandelaars, of in het geval van Maggie in De beet van de schildpad en René in O Heer, waar

zijn uw zijstraten? personages die door het lot voortgedreven worden. In het voorgaand citaat

uit Overstekend wild is er inderdaad een zekere passiviteit te bemerken. Vanhole lijkt

onverschillig te staan tegenover de bestemming, alsof hij deze niet zelf heeft uitgekozen.

Onderweg zijn is immers belangrijker dan ergens aankomen en de interessantste weg is niet

de kortste. Er is immers geen thuis, zelfs geen thuisland. In Overstekend wild schrijft hij:

“Vooral behield ik me het recht voor me nergens thuis te voelen, ook niet in het behaaglijke

familiefeuilleton dat weleens België werd genoemd (p. 149).” Vanhole is een zwerver, een

nomade, die zich overal en nergens thuis voelt. In dezelfde roman doet hij de uitspraak:

“Anywhere I lay my head, boys, I will call my home” [...] Zelf besta ik intussen niet meer, ik

maak deel uit van dat gevoel (p. 141).” Het enige waarin Vanhole zich werkelijk geborgen

voelt, is het lezen en schrijven zelf. Hij laat zich in Overstekend wild ontvallen:

Ik reis alleen maar. Mijn echte land is een taal, daar reis ik nog het liefst in rond.[…] In die

taal […] heb ik mijn wereld genesteld. Hij dijt uit met elke zin die ik uitspreek, met ieder

woord dat ik schrijf (p. 149).

Taal is uiteraard enorm belangrijk. Reynebeau zegt over Vanhole: “In woorden is het dat hij

zich verplaatst, in beweging blijft, de onbestemdheid en de beweeglijkheid laat

voortduren.”145

Zoals reeds vermeld, is het reizen vruchtbaar voor reflecties en bijgevolg voor

het schrijven zelf, aangezien Vanhole zijn bespiegelingen doorgaans neerpent. Hij reist om te

schrijven: “en keer ‟s avonds weer naar mijn kamer terug, vervuld van de vreemde notie dat dit alles

wel een bestemming zal vinden, later, op papier.”146

Over de indrukken die hij tijdens zijn reis

naar de Verenigde Staten opdoet, schrijft hij in Overstekend wild: “al dat gruis, waaruit ik

later weer vierentwintig karaats taal zal moeten winnen (p. 197).” Ook eigen existentiële

vragen liggen aan de basis van zijn proza. Al reizend en schrijvend tracht hij inzicht te

143

Kamiel Vanhole, e.a, Bloem in Brussel, Meulenhoff, Amsterdam, 2000, p. 39. 144

E-mail van Kamiel Vanhole op 28 juni 2007. 145

Marc Reynebeau, “Kamiel Vanhole”, p. 152. 146

Overstekend wild, p. 196.

Page 70: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

verwerven in zichzelf: “Een vlottend iets waarin ik al schrijvend een patroon tracht te

ontdekken dat ik bij gebrek aan beter mijn eigen noem. Een identiteit, iets dat heet vast te

staan (p. 197).” Wanneer men iets van op een afstand bekijkt, kan men doorgaans helderder

waarnemen. Dit lijkt ook het geval bij Vanhole. Zijn verblijf in andere landen leidt meestal tot

inzichten over België, het graven in het verleden van anderen tot inzichten over zichzelf.

Reizen is een manier van bevragen en de dingen tegen een andere achtergrond bekijken. “Zie

je, dat zijn de dingen waarover ik onderweg zit te piekeren. Wie we zijn en hoe we waren, de

vermolmde stokpaardjes van iets dat zich vanouds als heimwee aandient (p. 48-49)”, zegt hij

in Overstekend wild.

De dialectiek tussen reële beleving en perceptie

Een demon in Brussel bevat – zoals in voorgaand hoofdstuk reeds opgemerkt –

bespiegelingen over het problematische waarheidskarakter van de geschiedschrijving. In het

verhaal „Reis door mijn hoofd‟ vergelijkt hij het domein van de geschiedschrijving met dat

van de literatuur. In beide “haal je eruit wat je er zelf net hebt ingelegd (p. 162)”. Dit is een

verwijzing naar het manipulatief karakter van literatuur en onrechtstreeks van de taal an sich.

Net zoals Vanhole streeft naar een waarheidsgetrouwe weergave van historische feiten, streeft

hij in zijn reisverhalen ook naar authenticiteit. Deze authenticiteit is echter een illusie,

aangezien zijn werken onvermijdelijk verbeeldingselementen bevatten (zie hierboven).

Reiservaringen vormen dan wel het uitgangspunt, toch zijn de werken fictieve verhalen. Het

fictionele schuilt dus in de verwoording van de ervaringen. De grens aanduiden tussen het

reële en fictionele is een aandachtspunt. Maar dient deze wel geduid te worden? Indien ja, op

welke mate en op welke wijze? Vanhole is wat dat betreft zoekende naar de gepaste manier

om zijn teksten te construeren. Er is in dit verband geen eenduidige aanpak te constateren in

zijn werk.

Metacommentaren zijn zeer prominent aanwezig in Overstekend wild. Dit zijn

tekstfragmenten die commentaar leveren op de eigenlijke tekst en daardoor op een ander

niveau opereren. Elke Brems maakt melding van deze metatekstualiteit:

[Vanhole] doorbreekt al schrijvend de fictionele code op twee manieren. Hij plaatst aan de ene

kant het geconstrueerde en literaire karakter van zijn verhalen op de voorgrond door het

inlassen van metacommentaren op het schrijven, door expliciete intertekstualiteit, door het

Page 71: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

spelen met literaire conventies. Aan de andere kant verlaat hij het fictionele karakter door het

expliciete engagement dat hij tentoonspreidt.147

De metatekstuele commentaren beslaan een groot deel van Overstekend wild. Het is alsof

Vanhole op bepaalde momenten de lezer wil herinneren aan het feit dat het om fictie gaat en

dat hij personages en feiten naar zijn hand kan zetten. Mogelijk tracht hij door zo‟n

commentaar duidelijkheid te scheppen waar hij als schrijver ingrijpt in de werkelijkheid, en

welke beschrijvingen eerder realistisch zijn. Aanwijzingen daarvoor zijn ook terug te vinden

in de schrijfstijl. Zo zijn de passages uit Ronsmans‟ dagboek in hun originele vorm

opgenomen – geschreven in een inmiddels verouderd Nederlands – en zijn ze cursief

afgedrukt. Op deze passages borduurt Vanhole voort en daarbij lijkt het alsof hij over

achtergrondkennis bezit. Maar dat het slechts zijn gedachten zijn die hij aan deze passages

verbindt, blijkt uit de zinnen die hij vervolgens toevoegt. Hij vraagt zich luidop af: “Had het

zich zo voorgedaan?” en rechtvaardigt zich: “Ik probeerde hem de woorden te geven die hem

toekwamen, zonder hem al te heroïsch of banaal voor te stellen (p. 14).” Zoals bij andere

personen in wier voetsporen hij treedt, ligt er voor hem een puzzel die hij probeert te

vervolledigen. Vanhole trekt zich op aan bepaalde documenten en feiten en kleurt de rest zelf

in. Hij is zich maar al te bewust dat hij zijn personage kneedt. Daarom formuleert hij ook in

navenante termen. Zo laat hij Ronsmans “in zo‟n glorieuze stemming” wakker worden,

“geradbraakt en met brandende ogen door de honger en het slaapgebrek (p. 115)”.

De commentaren zijn vaak muizenissen in verband met de constructie van het boek.

“Om de chronologie van mijn reis bekommer ik me intussen niet meer: ik maak

bokkesprongen in de tijd, de ene bus is de andere geworden, ze bieden geklimatiseerde zitjes

die op een eeuwige natuurfilm uitzien (p. 108).” De reis door de States was lang en intensief.

Terug thuis heeft Vanhole er moeite mee om te reconstrueren hoe alles exact verlopen is. De

notitieboekjes die hij volschreef bevatten lacunes:

Omdat ik mijn geheugen wantrouw, maak ik af en toe wat aantekeningen in telegramstijl, die

het allemaal zouden moeten terugbrengen. (En dat niet altijd doen, zodat ik soms op woorden

stuit die ik met de beste wil van de wereld niet meer aan een ervaring kan koppelen. Skeletjes

van taal zijn dat, zelfs van hun tanden zijn ze beroofd. Ik vrees ze meer dan wat ook) (196).

Op een bepaald moment herhaalt hij zijn bestelling in een bakkerszaak. Hij kan zich echter

niet herinneren wat Kate bestelde. Hij richt zich vervolgens expliciet tot de lezer – iets dat hij

147

Elke Brems, “Kamiel Vanhole”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

<http://www.treellesas.it/penproject/sitobel/be/penproject/text/auteurs_Kamiel_Vanhole.htm> (26/06/2007)

Page 72: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

in Bellevue/Schoonzicht en O Heer, waar zijn uw zijstraten? ook al deed – en vraagt om diens

begrip:

de welwillende lezer zal wel van me aannemen dat het amandelbroodjes zijn en dat dat

schrijven van me soms niet meer dan een dwaze obsessie is. Niets lijk ik nog mee te maken dat

ik niet achteraf onder woorden probeer te brengen. Pro memorie, de mijne in de eerste plaats.

Woorden hamsterend om de greep niet te verliezen op dat wanstaltig uitdijende verleden van

ons (p. 82).

Hier geeft Vanhole commentaar op het schrijven zelf. In de roman splitst hij zich op in

enerzijds de reiziger en anderzijds de schrijver. Deze laatste bevindt zich op de zolderkamer

en probeert orde te scheppen in de ervaringen om die in boekvorm te gieten. Hij schrijft deze

passage in de jij-vorm:

En terwijl je de trap weer oploopt naar zolder, bedenk je dat dit kleine tafereel er net zo goed

bij kan. Even de teugels gevierd en een intiemer register opengetrokken. Bleef alleen maar de

vraag hoe je de draad weer zou opnemen, dat mocht niet al te zeer opvallen (p. 71).

Vanhole heeft het hier over een voorafgaand fragment waarin hij zijn dochters toestopt voor

het slapengaan. Zijn verhaal uit de States wordt immers afgewisseld met herinneringen aan

het thuisfront, die uitgelokt worden door het schrijven van brieven aan zijn vrouw. Een

soortgelijke vermelding van dit „selectieproces‟ komt ook voor in Een demon in Brussel. In

het verhaal „Een Turks bad‟ lezen we: “Het is verleidelijk om hier allerlei gedachten aan te

verbinden. De redelijkheid gebiedt me dit te laten (p. 131).” De veelheid aan gedachten

dwingt hem een selectie te maken in de gedachten die hij neerschrijft en die hij voor zichzelf

houdt. Het is alsof hij zichzelf in toom moet houden. Op nog andere plaatsen in de bundel

spreidt Vanhole een zekere vorm van zelfkennis tentoon, door te erkennen dat hij gemakkelijk

afdwaalt in zijn gedachten. De structuur van de bundel bestaat er immers uit dat hij huidige

indrukken verbindt met anekdotes uit de geschiedenis van het land of de streek. Na de reis in

gedachten pikt hij de draad van het heden weer op. Hij maakt voortdurend sprongen in de tijd.

In het verhaal ‟Voetwassing‟, bijvoorbeeld, aanschouwt hij in het Gulbenkian museum in

Lissabon een islamitische gebedsnis. Hij beschrijft de nis en betreurt het feit dat er geen

mensen op afgebeeld staan en je daardoor geen raakpunten met jezelf vindt. Aan het eind van

deze opmerking voegt hij eraan toe: “Zo lijkt het wel alsof ik hier een zijdelings oordeel over

abstracte kunst sta te vellen en dat is gedeeltelijk ook zo (p. 93).” Waarna hij zich meteen

verantwoordt voor het oordeel dat hij velde. Vanhole hoedt zich voor ongenuanceerdheid.

Van de moslimkunst stapt hij over op de islam zelf, en vervolgens op de strenge wetten die

Page 73: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

daarbij gelden. Na een anekdote over een misverstand bij een afkappen van een hand, roept

hij zich als schrijver als het ware terug tot de orde. De volgende paragraaf wordt immers

ingeluid met: “Maar ik sta voor een gebedsnis (p. 94)”, waarna hij zich opnieuw aan het

onderwerp van de islamkunst wijdt. Is deze techniek het antwoord op de vraag die hij stelde in

het net vermelde citaat uit Overstekend wild? Daar past hij dit procedé ook toe, door

uitweidingen te beëindigen met: “Maar ik had het over…(p. 126)”, of: “ik loop op de dingen

vooruit (p. 69)”.

Vanhole twijfelt niet enkel aan de opbouw en chronologie van zijn boek, al reizend

stelt hij zich ook vragen bij het opzet van zijn reis en het nut ervan.“Had ik me niet veel

gelukkiger gevoeld terwijl ik mijn reis zat voor te bereiden en naar de overdrijvende wolken

staarde (p. 120)?” Hij bedenkt ook dat hij op reis eigenlijk niet veel anders doet dan thuis,

namelijk lezen en schrijven. “Mijn vaderland is van papier (p. 127).” Op moeilijkere

momenten slaat hij zelfs een verwijtende toon aan tegen zichzelf:

Mooie reiziger ben jij. Wist je niet dat „travel‟ verwant is aan „travail‟? Heb je na al die jaren

nog niet door dat reizen geen pretje is? […] “Wat is dat toch voor een manie om telkens weer

in dat verleden af te dalen met als enige bedoeling je voorouders te leren kennen? Dacht je nu

werkelijk dat je ook maar iets wijzer zult worden van al die reizen van je (p. 119)?

Het hoogtepunt van het metatekstuele commentaar is ongetwijfeld hoofdstuk twaalf van

Overstekend wild. Het fungeert als een intermezzo en is volledig gewijd aan een bespiegeling

over het boek zelf. Het hoofdstuk vangt aan met een brief van de zogezegde uitgever van

Vanhole, die boudweg stelt: “Uw boek loopt uit de hand, dat voelde ik eerder al aankomen,

maar dit deugt werkelijk nergens voor (p. 160).” Hij maakt ook een allusie op het hoofdstuk

zelf: “Wij geven uw ziel uit. Jammer alleen dat er in hoofdstuk twaalf zo weinig van terug te

vinden is.” Het hoofdstuk is autoreferentieel, het verwijst naar zichzelf en niet naar iets buiten

de tekst. Vervolgens gaat de uitgever over tot een discussie over de inhoudelijke keuzes die

Vanhole maakt. Hij heeft kritiek op de keuze om bepaalde citaten niet naar het Nederlands te

vertalen. Dit commentaar is echter een aanzet om zijn beklag te doen over Vanholes intussen

bekende uitweidingen:

Dieu m’a appellé, il fallait suivre, schrijft hij in een brief aan zijn vader... Nu dat weer! Had u

die zin niet gewoon kunnen vertalen in plaats van meteen te gaan uitweiden over de status van

het Frans als handelstaal in het toenmalige Katholieke Vlaanderen (p. 161)?

Page 74: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

De uitgever verwijt Vanhole niet sensationeel genoeg te schrijven: “Actie, erotiek,

hedendaagse thrills, dáár zitten wij om verlegen. De rest zullen we maar aan beroepshistorici

overlaten, niet (p. 161)?” Hij somt de criteria op die volgens hem een boek tot een goed boek

maken, om vervolgens te concluderen dat Vanholes schrijfsel daar niet aan beantwoordt. Het

hele hoofdstuk is een uitgesponnen tirade op de inhoud en de schrijfstijl van het boek. Het

lijkt wel alsof Vanhole de critici te snel af wil zijn en zich alvast wil indekken voor

toekomstige recensies. Is het een poging tot een captatio benevolentiae? Hij kent zichzelf en

zijn stokpaardjes maar al te goed, wat hem tot zijn beste criticus maakt. Door zijn zwakke

punten te expliciteren, heeft de tirade een omgekeerd effect. We krijgen sympathie voor de

auteur. Tegelijkertijd heeft hij de zogezegde uitgever toch maar gebruikt om het verhaal van

Missionaris De Smet het hoofdstuk binnen te sluizen. Door diens kritiek op het verhaal heeft

hij het tegelijkertijd ook verteld. Over De Smet schrijft de uitgever dat Vanhole er mild voor

moet zijn, omdat de man zich “onbewust heeft laten misbruiken (p. 167)” en dat geldt dan

meteen ook voor zichzelf.

Metacommentaren van die aard, of aanwijzingen voor de overgang tussen fictie en

realiteit zijn afwezig in De beet van de schildpad. Reële beleving en perceptie lopen door

elkaar, wat zorgt voor een zekere dubbelzinnigheid. Toch beweren sommige critici dat

Vanhole teveel op de voorgrond treedt in wat tenslotte Maggies levensverhaal is. In het laatste

hoofdstuk werpt Vanhole zich op als de kleinzoon van het hoofdpersonage en verduidelijkt hij

zijn beweegredenen om een roman aan haar te wijden. Volgens sommigen is deze bekentenis

overbodig en doet deze afbreuk aan de roman. Zij ervaren de ingreep als storend. De Bruyn

schrijft hierover in zijn proefschrift:

In de roman, die sinds zijn ontstaan meer dan alle andere literaire genres de getrouwe

uitbeelding of mimesis van een externe „werkelijkheid‟ heeft nagestreefd, lijkt deze reflexieve

of autoreferentiële functie van de tekst het meestal te moeten afleggen tegen zijn referentiële

functie. Wellicht is dat ook de reden waarom expliciete vormen van reflexiviteit al snel als

illusieverstorend en bijgevolg als vervelend worden ervaren. Dit neemt echter niet weg dat de

meeste (zo niet alle) romans op een bepaald moment ook naar zichzelf verwijzen – al was het

maar door de vermelding van het woord „roman‟ op de kaft.148

Reynebeau begrijpt de beweegredenen van Vanhole dan weer wel en valt hem bij:

148 D. De Bruyn, 10/04/2006, “Literaire reflexiviteit in het Poolse modernisme. Karol Irzykowski en Bruno

Schulz tussen autotematyzm en metafictie”, Institutional Archive University Ghent, ongepubliceerd proefschrift,

Ugent <https://archive.ugent.be/retrieve/3093/Definitief.doc> (11/17/2007)

Page 75: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Vanhole werpt zich uitdrukkelijk op als de „ghostwriter‟ van andermans leven, omdat het nu

eenmaal een romantische fictie zou zijn om te veronderstellen dat een auteur dat verhaal zou

kunnen reproduceren „zoals het is geweest‟ […] Alleen de eerlijkheid al gebiedt de schrijver

om zich niet achter het scherm van de fictie te verstoppen. Toch blijft er ambiguïteit

bestaan.149

Vanhole maakt in dit laatste hoofdstuk van De beet van de schildpad eveneens een opmerking

over zijn boek:

Allemaal goed en wel dat ik over haar schreef, maar ik zou haar meer hebben moeten

opzoeken. Laatste statie en ik wist nog altijd niet wat haar manier was geweest om zich geen

vreemde te voelen in het dorp en in haar leven. Wat dreef haar, wat maakte haar gezegend

onder alle vrouwen? Ik verafschuwde mijn boek, al wist ik tegelijk dat ik binnen een paar

dagen de draad van haar leven weer zou opnemen (p. 190).

Het lijkt hem te storen dat hij zijn hoofdpersonage in zijn ogen onvoldoende kende. Dit

betekent immers dat Vanhole meer moet speculeren over de motieven, gedachten en

gevoelens van Maggie. Uit het citaat wordt opnieuw duidelijk dat Vanhole Maggie en de

waarheid eer wil aandoen, maar in dit geval niet beschikt over voldoende of correcte

gegevens. Dit zorgt er zelfs voor dat hij zijn boek “verafschuwt”.

In Bea verwijst Vanhole naar de autoritaire positie van de verteller. Witten is net van

zijn moeder te weten gekomen dat zijn verwekker een onbekende mecanicien is en niet de

man die hij tot dan toe jarenlang zijn vader heeft genoemd. Verder in het boek schrijft

Vanhole:

Toen het eindelijk tot Witten was doorgedrongen dat Bea niet meer zou komen opdagen, bleef

hij als een klomp achter. Verweesd. Het woord zelf kwam gelukkig niet in hem op, dat zou

hem weer een zuur grijnsje hebben ontlokt, maar zijn ontreddering was er niet minder om (p.

78).

Vanhole geeft hier een auctorieel commentaar, boven het hoofd van zijn personage. Dit toont

duidelijk aan dat het de schrijver is die de woorden uitkiest, die de tekst schrijft en

construeert, buiten de personages om. Zij spreken de woorden enkel uit en hebben verder

geen inbreng. In dit geval is het ook een soort van knipoog, een inside joke met de lezer,

omdat Witten niet weet dat Vanhole hier een (voor deze situatie) ongepaste woordenschat

hanteert.

149

Marc Reynebeau, “Kamiel Vanhole”, p. 151-152.

Page 76: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Besluit

„Reizen in gedachten‟ heb ik op twee verschillende manieren ingevuld. Enerzijds heb ik in dit

kader Vanholes imaginaire reisverhalen besproken. Daaronder valt het gefingeerde

reisverhaal „Op deze steenrots‟, dat weliswaar geloofwaardig overkomt. „Reis door mijn

hoofd‟ is een symbolische, associatieve reis door Vanholes geest in verband met het werk van

kunstenaar Masereel. De ene afbeelding leidt hem naar een andere. Vanhole refereert ook aan

andere literaire genres en legt ook intertekstuele verbanden. Zo ontlokt een houtsnede hem

spontaan een gedicht. Zoals we ondertussen gewoon zijn van Vanhole, drijven zijn gedachten

af naar het verleden, meer bepaald naar zijn jeugd. Vanhole geeft in deze verhalen blijk van

een zeer levendige geest. Die uit zich ook in de keuze van de hoofdpersonages in zijn oeuvre.

Deze zijn zeer verschillend en vormen steeds nieuwe uitdagingen. Met Bea zet Vanhole nog

een stapje verder. Het boek spiegelt een imaginaire, symbolische reis door het dodenrijk aan

een letterlijke afdaling in het Brusselse riolennetwerk. Vanhole schetst een surrealistische

onderwereld en problematiseert de grens tussen verbeelding en werkelijkheid. Het

hoofdpersonage waant zich de heldin in een virtuele wereld. De droom is een terugkerend

motief in de roman.

Anderzijds heb ik dit hoofdstuk aangegrepen om de poëticale opvattingen van de

schrijver te bestuderen. Gedachten vormen de basis voor Vanholes schrijven en worden

uitgelokt – of op zijn minst versterkt – door het reizen. Deze drie handelingen zijn nauw met

elkaar verbonden. Het reizen heeft als doel gedachten op papier te zetten. Het fysieke

onderweg zijn, staat symbool voor het reizen in gedachten, het daadwerkelijke wandelen voor

„het wandelen van de geest‟. Vanholes werken bestaan immers veeleer uit dromen en

gedachten dan uit een concreet reisverslag, gebeurtenissen of anekdotes. Hij reist

voornamelijk in de taal zelf, die hij zijn vaderland noemt. Niet de werkelijkheid staat dus

centraal, maar de manier om met die werkelijkheid om te gaan. Vanhole onderzoekt de

constructie van zijn werken in functie van de verhouding tussen de reële beleving en de

perceptie. Dit leidt soms tot metacommentaren. Overstekend wild is rijk aan zulke

commentaren. Ze hebben de functie de authenticiteit van de roman te versterken. In sommige

gevallen richt de auteur zich expliciet tot de lezer. In „Hoofdstuk twaalf‟ van het boek ontpopt

Vanhole zich tot zijn eigen beste criticus. Het vormt het hoogtepunt van metatekstualiteit.

Page 77: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Het landschap

“De natuur leert – niet door haar wetten, maar door

haar tijd, haar adem en het haast niet bewegen.

Bescheidenheid. Maar ook: kracht.”150

Inleiding

Herman de Coninck schreef dat Vanhole de landschappen niet beschrijft, maar ze

interviewt.151

Het landschap speelt als motief zo‟n belangrijke rol in de werken van Vanhole,

dat ik er een afzonderlijk hoofdstuk aan wijd. Vanholes fascinatie voor landschappen blijkt op

het eerste gezicht uit de titels van zijn werken. Hij schreef een theatertrilogie over het

landschap, bestaande uit Landschap van Laura, De hartstreek en Reeuw. Aangezien in deze

teksten de hoofdrol is weggelegd voor het landschap, maak ik een uitzondering op de

beperking tot prozateksten. Landschap van Laura laat ik hier onbesproken omdat Vanhole

aangeeft dat de gepubliceerde tekst sterk afwijkt van zijn originele versie.152

Land en natuur

zijn niet te vereenzelvigen met het landschap: “Landschap is, goed beschouwd, nooit land of

natuur zonder meer, maar een deel van het aardoppervlak dat door ons als een zekere eenheid

wordt gezien en beleefd.”153

Toch zal ik in dit hoofdstuk ook onderzoeken hoe de spanning

tussen mens en natuur vorm krijgt in Vanholes werken. Hij drukt zijn bekommernis uit over

het lot van de natuur. Vooral de vervuiling kaart hij aan. Vanhole droomt ervan deze

omkeerbaar te maken, maar beseft tegelijkertijd dat vooruitgang een tol eist. Hij balanceert

continu tussen deze twee uitersten, waarbij hij beide nuanceert. Enerzijds erkent hij de

noodzaak van vooruitgang, maar is zich ook bewust van de schadelijke gevolgen daarvan op

het landschap. Anderzijds wijst hij op de vruchtbaarheid van de natuur, maar ook op haar

verwoestende kracht. De natuur geeft en neemt.

Vanholes bijzondere aandacht voor de natuur en het landschap, wordt versterkt door het

gebruik van twee andere leidmotieven in zijn oeuvre, namelijk het watermotief en het

wandelen, dé manier bij uitstek om een landschap met al je zintuigen te ervaren. Beide

motieven worden in dit hoofdstuk besproken.

150

Erik de Smedt, “Landschap” <http://users.skynet.be/lit/landschap.htm> (12/07/2007) 151

Herman de Coninck, “Het geïnterviewde landschap”, in NWT, vol. 7, nr.6, 1990, p. 70. 152

Kamiel Vanhole geciteerd in Peter Anthonissen, “Theater is tegelijk levensecht en verzonnen”, in De Morgen,

4 september 1997. 153

Ton Lemaire, Met open zinnen. Natuur, landschap en aarde, Ambo, Amsterdam, 2002, p. 39.

Page 78: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

De autoriteit van het landschap

Anciënniteit

Uit Vanholes werken spreekt een eerbiedwaardige belangstelling voor de natuur. Zij bezit

„anciënniteit‟ en dwingt daardoor respect af. Het landschap was er immers al voor de mens er

was en zal nog lang na zijn dood blijven bestaan. De mens en zijn tijd lijken nietig tegenover

de natuur. In het licht van de eeuwigheid van de natuur verbleken de mens en het huidige

ogenblik. Dit besef zet Maggie uit De beet van de schildpad aan tot relativeren: “De bergen

zouden doorgaan, nu was niets (p. 137).” Dat is ook de reden waarom bij tegenslag mensen

afleiding, en zelfs troost vinden in de natuur. In de natuur kan men problemen in een ander

daglicht stellen. Zo verlangt de getroebleerde Witten naar de bergen, naar “een streek waarin

ik me nietig kan voelen, met niet meer aan mijn hoofd dan de verblinding van een altijd

wijkende horizon…”154

In Overstekend wild schrijft Vanhole het gevoel van nietigheid toe

aan de onverschilligheid die uitgaat van een natuurlandschap:

En dit is een kleine waarheid van mijn eigen leven, denk ik: dat ik veel meer aan de natuur

gehecht ben dan ik normaal gesproken wil toegeven. Haar onverschilligheid doet mij op de

een of andere manier deugd. Je doet er niet zoveel toe, zegt ze. Niemand doet er zoveel toe (p.

193).

Vanhole vindt zich in de verklaring die Simon Schama geeft, namelijk dat mensen

gefascineerd zijn door landschappen omdat deze troost bieden voor onze sterfelijkheid.155

Het landschap overspant verschillende generaties, maar niet in ongewijzigde vorm. De

evoluties die het ondergaat, zijn vaak het gevolg van menselijk ingrijpen. Vanhole onderzoekt

de sporen die door de verschillende generaties werden nagelaten in het landschap. In het

verhaal „Zwarte aarde‟ uit Een demon in Brussel beschrijft hij het gehavende

koolmijnenlandschap van de Borinage en in „Een knekeldans‟ brengt hij het

platgebombardeerde landschap van de Westhoek in gedachten. Bellvue/Schoonzicht wijst op

de industriële en architecturale verloedering in Brussel en kaart de vervuiling van de Zenne

aan, een problematiek waarop Vanhole in Bea uitvoerig terugkomt. Deze sporen maken het

154

Bea, p. 228. 155

Kamiel Vanhole citeert Simon Schama in Peter Anthonissen, “Theater is tegelijkertijd levensecht en

verzonnen”, in De Morgen, 4 september, 1997.

Page 79: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

landschap tot een stille getuige van de geschiedenis en de evoluties die zich daarin voordeden.

Het bezit een historische dimensie. In Bea wordt de rivier gepersonifieerd, een stijlfiguur die

Vanhole meermaals gebruikt met betrekking tot de natuur en het landschap. De rivier is oud

en draagt het verleden met zich mee. Vanuit haar standpunt wordt verteld wat zich voor haar

ogen heeft voltrokken, want zowaar:

Haar geheugen deugt nog. Ze weet hoe krap de houten huisjes geweest zijn die langs haar

oevers werden opgetrokken, en ze weet ook hoe snel die in krotten veranderden, waar mossen

en wilde anjers weer vrij spel kregen. Ze kent de molens nog die ze heeft aangedreven. Het

graan dat ze heeft platgewreven, de boomschors voor de leerlooierijen. Ze heeft slijpmolens

doen draaien en vollersmolens, waar laken werd gewalst tot het soepel en viltig aanvoelde […]

(p. 13).

Vanholes interesse voor het landschap houdt dus nauw verband met die voor het verleden. Net

zoals hij op zoek is naar authentieke, betrouwbare kennis over het verleden, koestert hij het

verlangen om het landschap in zijn oorspronkelijke, ongerepte staat te herstellen. In Bea

verkondigen de twee Kaapverdiërs luidop hun ambitieuze plannen om de Zenne te zuiveren

en bloot te leggen. Vanhole beseft wel dat zulke ambities naïef en utopisch zijn. Bovendien

wist de terugkeer naar het ongerepte landschap ook de sporen van het verleden uit. Het is een

tweestrijd waarin Vanhole moeilijk positie kan kiezen. Dan maar de gulden middenweg

bewandelen. In „Zwarte aarde‟ haalt hij twee manieren aan waarop men met de terrils is

omgesprongen. In Duitsland koos men ervoor ze te reïntegreren in het landschap. Ze werden

herbebost in een poging om ze in harmonie te brengen met de natuur rondom. In Frankrijk

daarentegen, werden ze met de grond gelijkgemaakt om aan het landschap “zijn pre-

industriële gezicht terug te geven (p. 24)”. Vanhole vindt de eerste oplossing de “eerlijkste (p.

24)”.

In zekere zin is de voorliefde voor het ongeschonden landschap een vorm van

maatschappijkritiek. Ton Lemaire schrijft in De filosofie van het landschap dat de vooruitgang

van de moderne maatschappij onvermijdelijk ten koste gaat van het landschap:

Op de eerste plaats is het landschap neerslag van de ontmoeting van mens en aarde, van natuur

en cultuur, en wel in gradaties van intensiteit en stoffelijkheid. […] juist daarin worden de

tegenstellingen van de moderne tijd zichtbaar. […] met andere woorden: in één en hetzelfde

begrip worden uitgedrukt die houding tot de wereld waarop de moderne maatschappij met haar

welvaart is gebaseerd en tegelijk datgene wat daarvan de prijs is. Daarom belichaamt het

landschap bij uitstek de ambivalentie van de vooruitgang […] en herinnert het ons aan onze

gespletenheid. Het houdt ons een spiegel voor van de spanningsverhoudingen in onze cultuur,

Page 80: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

omdat onze cultuur en geschiedenis zich in al hun rijkdom en tegenstellingen in het landschap

hebben geobjectiveerd.156

De tegenstelling tussen vooruitgang en behoudsgezindheid manifesteert zich uitdrukkelijk in

De beet van de schildpad. Na de bevrijding wil Constant zo snel mogelijk op de kar van de

vernieuwingen springen. De woningnood zorgt voor een gat in de markt en daar wil hij van

profiteren. Hij is gebeten door de moderne methodes van de prefabricatie. Techniek ziet hij

als de redding van de wereld. De mensen zouden “gezegend” worden met alle uitvindingen

van de moderne tijd (p. 127). Maggie deelt zijn vooruitgangsoptimisme echter niet. Zij is

eerder geïnteresseerd in het verleden dan in de toekomst. Voor haar part mag het

ruïnelandschap van de oorlog behouden blijven. Zo wordt de natuurlijkheid en de herinnering

aan het verleden levend gehouden. Deze tegenstrijdige opvattingen maken Maggie en

Constant tot elkaars tegenpolen. Ze zegt: “Het is makkelijk dromen in Zwitserland […]

Alleen kijken we tegenovergestelde richtingen uit. Jij vooruit, ik achteruit (p.127).”

Zwier spreekt zich eveneens uit over de verhouding tussen de natuur en de

maatschappij. In de portrettering van zijn personages kan een auteur te kennen geven hoe hij

zich positioneert tegenover de maatschappij:

In feite is het steeds zo dat wie een arcadisch, idyllisch beeld geeft van de natuurstaat van de

mens, kritiek wil leveren op de eigen samenleving. Wie het leven van de natuurmensen op een

negatieve manier afschildert, wil gewoonlijk zijn instemming te kennen geven met de

bestaande maatschappelijke orde.157

Vanhole staat allerminst negatief tegenover mensen die dicht bij de natuur staan. Integendeel,

zijn personages voelen zich doorgaans ontladen en bevrijd wanneer ze in contact komen met de

natuur. In Bea getuigt het titelpersonage hoe ze ooit in een opwelling “als een dier” op een stuk

braakland rondrende. Het gevoel dat ze daarbij gewaar werd, omschrijft ze als volgt:

en toen was het gebeurd, ja, daar en toen was ze zich voor het eerst oeverloos gaan voelen, een

ander woord was er niet, het was alsof ze buiten de grenzen van haar lichaam kon treden, nooit

eerder was haar zoiets overkomen en het had haar zo aangegrepen dat ze het had

uitgeschreeuwd, met een vreemde triomfantelijke kreet. Want nog meer dan een gevoel, was

het een soort overmacht geweest, gegroeid uit het berstensvolle besef dat je met al je dierbare

vezels deelnam aan het Grote Concours van het Heelal.[…] En ze was echt aan het vibreren

geweest, unisono met de dingen, daar twijfelde ze niet aan (p. 152).

156

Ton Lemaire, Filosofie van het landschap, Ambo, Amsterdam, 2002 (zevende druk), p. 248. 157

Gerrit Jan Zwier, “Het rommelhok van de literatuur”, p. 30.

Page 81: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Bea herinnert zich het voorval als een spirituele, transcendentale ervaring, beschreven in de

termen van een rivier die buiten haar oevers treedt. De eenheid tussen mens en natuur die ze

ondervond, bezorgde haar een moment van volmaakt geluk. Haar overviel het besef dat ze

deel uitmaakt van een groter geheel, dat ze een eigen plaats bezet in het universum. Dit besef

heeft een louterende werking, getuige daarvan is de oerkreet die ze uitstootte. De ervaring

deed haar „unisono‟ voelen met haar omgeving, alsof ze versmolt met de natuur rondom haar.

De onverwoestbaarheid

Vanhole toont hoe het landschap de littekens draagt van de mens en haar geschiedenis.

Tegelijk verwijst hij ook naar de regeneratiekracht van de natuur. De natuur is wel degelijk

verwoestbaar, maar is ook in staat om zich op eigen houtje te vernieuwen. Tijdens zijn

voettocht door de Borinage stelt Vanhole vast dat bovenop de nog steeds sluimerende terrils

bomen groeien:

Ik kan het haast niet geloven, al die terrils, die ik voor grafheuvels of dode molshopen hield,

werken nog. Diep in hun binnenste moet een verbrandingsproces aan de gang zijn, een traag,

onderhuids smeulen. Terwijl er nochtans bomen op hun flanken groeien.158

Ook het maanlandschap dat de verwoestende Tweede Wereldoorlog achterliet, heeft zich na

verloop van tijd hersteld. Het mag dan een krachtig proces heten, maar het vraagt vooral tijd.

De bladeren zijn “een tapijt van jaren”159

. Het feit dat de planten op eigen houtje

voortwoekeren, ontkent “de illusie dat de mens het voor het zeggen heeft (p. 75)”. In

Bellevue/Schoonzicht wordt een gelijkaardig proces beschreven, maar dan in hartje Brussel.

De natuur herwint niet alleen op zichzelf, maar herovert ook langzaam de verwaarloosde sites

van de stad. In het Brusselse Thurn&Taxis waait de wind opnieuw vrij door de open

ruimtes.160

De rapporteurs noemen het oude goederenstation zelfs “de brousse van Brussel (p.

83)”. De struiken zijn er al tot boven hun hoofd gegroeid en de cassis- en aalbessen vragen

om geplukt te worden. “Hier hadden onkruid en grassen het bewind weer overgenomen, even

stommelings als onstuitbaar (p. 83).” De mens met zijn artificiële ingrepen in het landschap

moet zijn meerdere erkennen in de natuur.

158

Demon, p. 23. 159

Demon, p. 75. 160

Bellevue/Schoonzicht, p. 82.

Page 82: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Vanhole heeft het meer voor natuurkrachten, dan voor de krachten die de mens

uitoefent. Zo verkent het verhaal „Op deze steenrots‟ verschillende ontstaanshypotheses van

de stenenformatie in Carnac. De hypothese die Vanhole aanhangt, is die waarbij de aarde de

stenen naar boven stuwde. Dat de stenen op een te rechte lijn liggen om „natuurlijk‟ te zijn,

ontkracht hij door te bewijzen dat er in de natuur ook geometrische patronen bestaan. Deze

zijn het gevolg van warmteoverdracht. Door een biologische verklaring te voorzien,

ontmythologiseert hij het schijnbaar mysterieuze fenomeen. Het landschap heeft bij Vanhole

niets met religie te maken.

Wat is immers mooier: dat de stenen van Carnac daar met veel bloed en tranen zijn opgericht,

ter ere van een kwadertieren God, of dat de natuur zelf zo haar grillen heeft gehad? Dat ze met

andere woorden eigenhandig het decor heeft opgericht voor een mysteriespel dat pas bij de

komst van de mens een aanvang nam. Zelf kies ik voor het laatste. Klinkt nuchter misschien

en tegelijk vergezocht, maar ik houd van die mogelijkheid en vooral dan van de

onvoorstelbare traagheid waarmee dat alles in zijn werk moet zijn gegaan.161

Met dit verhaal verkent Vanhole het spanningsveld tussen mens en natuur. Maggie noemt het

in De beet van de schildpad “een nooit aflatende strijd (p. 16)”. Ze doet deze uitspraak naar

aanleiding van een storm die verschillende mensen het leven kostte. Want hoezeer de mens

zich ook voorhoudt dat hij de natuur kan beheersen en manipuleren, tegen natuurrampen staat

men nog steeds machteloos. In Maggies ogen is het een vereffening van de natuur voor de

schade die de mens haar toebrengt. Het is een les in nederigheid: “Anders bleven ze zich maar

voortplanten en zich de heren van de schepping wanen (p. 16).” Overstekend wild bevat dan

weer een anekdote over een sprinkhanenplaag. Ook hier wordt verwezen naar de hybris van

de mens. “Had je mijn vader moeten zien: hij die nooit opgaf. Hij die altijd geloofd had dat de

mens de baas speelde (p.138).” In dezelfde roman, is er sprake van overstromingen van de

Sacramentorivier. De volgende filosofie wordt gevolgd: “als de natuur het ruig speelde, dan

moesten zij daar al hun vernuft tegenoverstellen (p. 116).” Het gevolg was het ontstaan van de

eerste paalstad.

De verhouding mens-landschap

161

Demon, p. 158.

Page 83: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Natuur versus cultuur

De wankele grens tussen natuur en cultuur brengt spanning met zich mee: de realiteit zit

geklemd tussen een onstuitbare, woekerende natuur enerzijds en een menselijke cultuur die

haar tracht te bedwingen anderzijds. Tussen natuur en cultuur staat een verschuivende en dus

onvatbare afbakening. Het voorbeeld bij uitstek is de frontier, de grens tussen primitiviteit en

– zogezegde – beschaving. Beetje bij beetje wordt de wildernis overmeesterd door de

kolonist. In Overstekend wild komen de tegenstrijdige visies van de kolonist en de indiaan

naar voren, die zich uiten in hun omgang met de natuur. De indianen beschouwen de natuur

helemaal niet als wild. “Voor ons was de natuur tam. De Aarde was genereus en we waren

omringd door de gaven van het Grote Mysterie. Pas toen de harige mens uit het oosten kwam

en met brute razernij zijn onrechtvaardigheid over ons en onze geliefde families uitstortte,

toen werd ze „wild‟ voor ons.”162

, verduidelijkt Opperhoofd Luther Standing Bear. Voor de

indianen is de aarde heilig, ze bevat immers het stof van hun voorouders (p. 71) en daarom

trachten ze haar ongereptheid te bewaren. Ook de indianen hechten belang aan de historische

dimensie van het landschap en daarin kan Vanhole zich terugvinden. Het getuigt van respect

voor het verleden. In de ogen van de westerling daarentegen is de natuur een gouden kalf, een

bron van inkomsten. Natuurlijke rijkdommen worden uitgebuit; het is een constante in de

Westerse geschiedenis. Terwijl goudzoekers bepaalde streken overrompelen, blijven de

indianen immuun voor de goudkoorts: “Misschien brachten zij teveel deemoed op tegenover

de steen die aarde heet, om aan zijn korst te gaan zitten krabben. Te veel fierheid ook om zich

te bukken voor geld”, peinst Vanhole (p. 192).

Niet alleen de goudontginning, ook de opkomst van de landbouw en later de

Industriële Revolutie veranderden het landschap. Het is een misvatting te denken dat de boer

de natuur gunstig gezind is. Vanhole schrijft over hem in Overstekend wild:

Als hij al dicht bij de natuur staat, dan is dat vooral om die te temmen en naar zijn hand te

zetten, opdat ze vrucht zou dragen. Cultuur is onderwerpen, een regime uitoefenen over

planten en dieren, over taal en verf. Verzamelen, zoals boeren dat doen, moet daar de oervorm

van zijn. Vandaar ook dat boeren zo wantrouwig staan tegenover elke vorm van natuurbouw:

dat druist volledig in tegen de aard van hun bedrijf. Niet willen zij een gebied in zijn

natuurlijke staat terugbrengen zoals de milieuactivisten dat graag zien, maar juist inpikken: zij

willen land inpikken van de natuur en er voedsel uit slaan (p. 53).

162

Overstekend wild, p. 69.

Page 84: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

In De hartstreek is Vanhole iets milder voor de boeren. Ze houden dan wel geen rekening met

het landschap op zich, omdat ze in percelen landbouwgrond rekenen, maar:

Zij kennen de grond, de structuur en de vruchtbaarheid ervan. Dát is pas liefde, zeg je. In hun

veld zien ze alles, rijkdom of armoe, daar zijn ze elke dag mee bezig. Ze hangen eraan vast,

zoals de akkers van de Maas afhangen of van een ondergrondse ader.163

Reeuw

De eeuwenoude krachtmeting tussen natuur en cultuur is ook de basis voor de theatertekst

Reeuw. Een landmeter is gekomen om het landschap in kaart te brengen. Hij komt de streek

opmeten en inventariseren omdat er werken worden gepland. De streek wordt veroverd op de

natuur. De volledige titel van het theaterstuk is: Reeuw, steekspel om een heuvelrug. Steekspel

betekent hier „puntige discussie‟. De landmeter wordt immers aangesproken door een vrouw

die de aarde symboliseert. De landmeter en Moeder Aarde verdedigen twee tegenstrijdige

standpunten. Moeder Aarde bekijkt het romantisch, mythologisch en emotioneel. De

landmeter heeft een nuchtere, ongebonden kijk op het landschap. Het zijn uitersten,

waartussen Vanhole schippert: “Het verlangen naar ongereptheid en het begrip voor de

menselijke activiteit, zijn twee kanten in mij, die in het stuk een tweestrijd aangaan.”164

Het is

alsof Vanhole een „dialogue intérieur‟ voert. Twee stemmen, twee visies nemen het tegen

elkaar op. Welk oordeel moet hij vellen over het menselijke ingrijpen in het landschap? Staat

het slechts voor verlies, voor schade aan het landschap, of is het een noodzakelijk kwaad in

functie van de vooruitgang? De tekst werpt deze vragen op, maar een eenduidige stelligname

blijft uit. Toch wordt gesuggereerd dat de natuur het pleit steeds beslecht.

Het denken van de landmeter is rationeel – “Zuiver weten door zuiver meten, dat is

onze lijfspreuk”165

– zijn tijd is kostbaar en zijn woorden schaars: “Voor mij moet taal een

schaar zijn, een ploegschaar liefst en geen mystiek gefleer van achter de coulissen. Wij

hebben geen tijd om er doekjes om te winden (p. 22).” De antwoorden van de man zijn dan

ook kort en afgemeten. De discussie wordt op het scherp van de snede gevoerd, de toon is

sarcastisch. De landmeter staat voor vooruitgang, rationaliteit, pragmatisme en opportunisme.

Hij vindt dat de natuurlijke rijkdommen er zijn om ontgonnen te worden. In zijn ogen staat de

natuur louter ten dienste van de mens:

163

De hartstreek, zonder pagina. 164

Lei Coopmans, “Hoe maagdelijk landschap kan zijn”, in Brabants Dagblad, 20 april 2000. 165

Kamiel Vanhole, Reeuw, steekspel om een heuvelrug, Vantilt, Nijmegen, 2000, p. 11.

Page 85: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Maar wat is dat toch met die natuur? Land, ja, dat ken ik: plantages. Goed voor de boeren en

de houtvesters. En wat daaronder ligt: nog lekkerder. Kalk, steenkool, ijzer. Wat de aarde zelf

in zijn vuist klemt. Gas. Dat zijn de dingen waar mensen wat aan hebben. En zeg nu zelf: wat

brengt zo‟n landschap helemaal op? Wat kan een wandelaar aan de natuur bijdragen (p. 38)?

De landmeter voelt zich boven de natuur verheven: “ik ben de maat, zie je, naar mij hebben

alle dingen zich te schikken (p. 51).” In zijn visie moet de woeste natuur getemd worden.

Ongereptheid ziet hij aan voor beestachtigheid. Hij wil de natuur onderwerpen, in plaats van

zelf aan haar onderhevig te zijn. Hij weigert zich nietig te voelen:

Kniel zegt de natuur. Suck my balls, sonny boy. Wees nederig. En ik zou dat als een gek gaan

doen zeker. Lamenielache lady. Hebben we daarom wol leren bewerken, en leer en ijzer en

silicium? Om nu ineens in gedurige aanbidding te vallen van een grotesk groen kalf (p. 52)?

Het landschap is steeds in verandering, waardoor het geloof in ongereptheid naïef is. De

landmeter sneert naar de vrouw: “Wat dacht je, lieve meid? […] Dat je onveranderlijk bent,

dat je ooit zuiver bent geweest (p. 22)?” Hij ontneemt de vrouw de illusie van oorspronkelijke

zuiverheid door het voorbeeld te geven van de Romeinen die het paradijs dachten gevonden te

hebben. Ze wisten echter niet dat boeren uit de Balkan de streek reeds bevolkten en bijgevolg

het landschap beïnvloed hadden (p. 40-41). Het is een bedenking die Vanhole ook maakt in

een interview: “Is niet elk landschap al het resultaat ven menselijk ingrijpen? Zelfs een

genietende blik is al een milde ingreep in het landschap.”166

Vanhole problematiseert dus de

notie van een ongerept landschap.

De vrouw keurt het ingrijpen van de mens af. Wat hij „temmen‟ noemt, noemt zij om

zeep helpen (p. 51). Ze beschrijft de schade die haar is toegebracht. Haar uitzicht is in de loop

der jaren drastisch veranderd. Van woest, wild en rijk aan dieren naar een coulissenlandschap:

“velden en weiden die netjes met een rij bomen zijn afgezet, of met hagen (p. 21).” Ze

formuleert een aanklacht tegen de vervuiling:

Eigenlijk zijn we al een hele poos failliet. Geestelijk wil ik zeggen. De deurwaarder heeft

aangebeld, maar we horen het niet eens. We willen het ook niet horen. We verzuipen in ons

eigen afval, al ons doen en laten is een product geworden, we fretten de hele wereld op (p. 43).

Ze vraagt zich af of deze situatie omkeerbaar is. De vraag die haar bezighoudt, formuleert ze

in zijn “globale managerstaaltje: how can we get the shit back into the horse (p. 38)?” Ze

166

Lei Coopmans, “Hoe maagdelijk landschap kan zijn”, in Brabants Dagblad, 20 april 2000.

Page 86: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

daagt de landmeter uit door zijn gedrag en manier van denken te bekritiseren. “Meten is de

taal van labbekakken (p. 12)”, bitst ze. Ze zegt dat hij bang is om dingen in het ongewisse te

laten en de controle te verliezen. De vrouw brengt de landmeter uit zijn evenwicht door

tijdens de discussie irrelevante vragen te stellen. Zo tracht ze hem van zijn rechtlijnigheid af

te brengen. Ze weet immers dat hij “als een kanaal denkt, rechtdoor (p. 18)”. In tegenstelling

tot de landmeter is zij een spraakwaterval. Soms debiteert ze ware poëzie. Ze vertelt een

mythologisch verhaal, dat de landmeter eerst onberoerd laat, maar dat uiteindelijk zijn

aandacht trekt omdat het bij hemzelf eindigt. Zo slaagt de vrouw erin het pantser van de man

te doorbreken. Het hele gesprek was ze al op zoek geweest naar een blijk van emotie, naar een

bewijs dat ze tot hem kan doordringen en hem raken. Tot dan toe waren de discussiepartners

aan elkaar gewaagd, maar nu krijgt zij de bovenhand. De drang om het landschap rondom

zich te beheersen, lijkt deel uit te maken van de overlevingsstrategie van de man. De controle

bewaren is zijn manier om vat te krijgen op het leven. Het is een reactie op de chaos van

emoties en pijnlijke herinneringen in zijn persoonlijk leven. Hij wil zich niet laten meevoeren.

Hij heeft deze houding getransponeerd naar zijn professioneel leven. Daar tracht hij orde te

scheppen in de wildernis, om dingen aanvaardbaar en verstaanbaar te maken.

Landschap en identiteit

De hartstreek

Wieviel Heimat braucht der Mensch? Deze vraag, opgeworpen door de Oostenrijkse schrijver

Jean Améry, is de centrale vraag in Vanholes theatertekst De hartstreek. Améry omschreef

Heimat als een plaats waar je je thuis en geborgen voelt. Verschillende factoren maken daar

deel van uit: de gemeenschap, de taal, de buren, het landschap. Voor de protagonist in het stuk,

die zijn Heimat achterliet, blijft daarvan enkel het landschap over. De man liet niet alleen zijn

geboortestreek achter, maar ook zijn geliefde. Dat deed hij niet ongestraft, hij blijft immers

terugverlangen. De innerlijke verbondenheid met het landschap is groot. Ton Lemaire zegt

over landschappelijke herinneringen:

Wanneer we terugdenken aan bepaalde gebeurtenissen in ons leven, rijzen vaak tegelijk ook de

landschappen op met hun kleuren en geuren en hun atmosferen waar zich die gebeurtenissen

hebben voorgedaan. Dat geldt vooral voor de jeugd, omdat dat de tijd is waarin je tegelijk met

jezelf ook de buitenwereld ontdekt. Daarom kunnen de landschappen van onze jeugd ons een

Page 87: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

leven lang begeleiden en een ondefinieerbaar heimwee opwekken als we ze terugzien of in

herinnering roepen. De ruimte waarin we langere tijd leven, wordt een bezielde ruimte, plekken

erin krijgen een bijzondere betekenis doordat we ons eraan hechten en ze op den duur een deel

van onszelf zijn geworden; als ze veranderen wordt er tegelijk iets in ons zelf geraakt.167

Over zowel het landschap als de vrouw zegt hij: “Doe bleefs in mich”. Ze hebben een plaats in

zijn hart veroverd, ze bevolken de „hartstreek‟.

Luik is slechts een half uur rijden van Maastricht, de streek waarin hij opgroeide en

waarnaar hij terugverlangt. Toch is hij niet één keer gedurende de vijf jaar dat hij er woont,

teruggekeerd naar zijn geboortestreek. “En toch, je trekt aan me, dat voel ik. Maar ik wil me

niet laten kennen. Ik vind dat ik genoeg heb aan mijn herinnering.” Het landschap is wel

degelijk prominent aanwezig in zijn gedachten, alsook het meisje waarmee hij dat landschap

indertijd „beleefde‟. Hij richt zich in zijn monoloog tot beiden en gebruikt daarbij de jij-vorm.

De vrouw beschrijft hij als een landschap: “‟s Ochtends stropen de heuvels hun kousen af om

een na een hun voeten in de Maas te dopen. Ik droomde ervan: jij was zo‟n heuvel.”168

Het

landschap wordt gepersonifieerd en krijgt feminiene eigenschappen: “En jij, mijn landschap, je

legt zuigelingen aan en grote mensen. Je zoogt ons, ook al weet je dat we jou op een keer

zullen verlaten.” Naarmate hij de aansprekingen weglaat, vervloeien beide personages en wordt

het vaak onduidelijk wie het onderwerp van zijn aanspreking vormt. Misschien is dat ook niet

nodig, aangezien de liefde voor het landschap en die voor de jeugdliefde even groot is. De lof

voor beiden wordt even passioneel gezongen. Hij verkent het vrouwenlichaam alsof het een

landschap betreft. Daardoor krijgt het landschap een erotische dimensie. Ook wisselt hij met de

vrouw en het landschap eenzelfde blik, “een veelbetekenende blik tussen twee mensen, die

wederkerige, maar onuitspreekbare gevoelens koesteren” en die in het verhaal wordt aangeduid

met Mamihlapinatapei. “Ik kijk naar het landschap en het landschap kijkt terug.

Mamihlapinatapei.”

De protagonist biedt lang weerstand aan zijn heimwee, maar op een dag komt hij tot het

besef: “Ik moet, nu moet ik terug… Om iets in mij tot bedaren te brengen.” De terugkeer

ervaart hij als “een toerist is in zijn eigen verleden”. Het voelt tegelijkertijd vertrouwd en

exotisch aan, wonderbaarlijk en gewoon. “Het werd ooit met turfkrijt op mijn voorhoofd

geschreven. De wind heeft het er afgeveegd, maar ik voel de afdruk nog.” Het landschap van

zijn jeugd draagt hij na al die jaren nog met zich mee, waar hij zich ook begeeft. Het heeft een

167

Ton Lemaire, Met open zinnen, p. 41-42. 168

De hartstreek bevat geen paginanummering.

Page 88: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

persoonlijke dimensie, er is verbondenheid tussen de mens en het landschap. De plek waar hij

vandaan komt, maakt deel uit van zijn achtergrond, is deel van zijn identiteit.

Wandelenderwijs

Een manier van kijken

Wandelen is een specifieke manier om het landschap intens te beleven. Het is bij uitstek een

buitenactiviteit, waarbij al de zintuigen worden aangesproken. Wandelen houdt beweging in,

maar ook traagheid. Die traagheid stelt je in de gelegenheid de veranderingen in het landschap

op je te laten inwerken. Ook heeft de traagheid een impact op de manier van kijken, ze stelt in

staat om gedetailleerder en meer betrokken waar te nemen. Zo verklaart Vanhole:

Het boeiende en tegelijkertijd vervelende aan stappen is dat je nauwelijks opschiet. Als het

landschap een boek is, ben ik een gepatenteerd traaglezer. Elke bocht die het kanaal maakt,

elke blik opzij of achterom levert een nieuw gezicht op, een beeld dat als ik het afzonderde en

beschreef, de geleidelijkheid zou ontkennen waarmee alles aan mij voorbijschuift.169

Deze zienswijze reflecteert zich in Vanholes werken. Het landschap bekijkt Vanhole als een

boek, maar het boek is eveneens als het landschap. De gedetailleerde beschrijvingen, die

vanuit verschillende standpunten worden waargenomen en de gestileerde taal waaraan hij

bijzondere aandacht schenkt, verplichten de lezer om zich „stapvoets‟ door de werken te

bewegen. Vanhole leidt je langs verschillende meanderende paden, doet je af en toe stilstaan,

waardoor je trager vordert, maar des te meer nuances ziet. Die blik deelt hij met Bea, die de

dingen soms in slow motion ziet:

Want dit was de gave van Bea: ze zag de dingen traag. Niemand geloofde haar, men vond dat

ze zich aanstelde. Dikke meisjes zijn zieners, zei ze dan bij zichzelf. En dat ze de dingen in

slow motion zag gebeuren, had wellicht met roerloosheid te maken (p. 20).

Het kenmerkende van het waarnemen tijdens het wandelen, kan overgeheveld worden naar

een algemenere ingesteldheid, een levenswijze. De dingen „traag‟ zien en bewust stilstaan bij

wat er rondom je gebeurt, wordt dan een manier van schrijven, lezen, ervaren, enz. In

Bellevue/Schoonzicht sneert Robert naar de opdrachtgevers van de enquête: “Wij ergeren ons

169

Demon, p. 16-17.

Page 89: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

dood aan jullie overhaaste conclusies en onzorgvuldigheid. Jullie zijn liefdeloos en veel te

snel, jullie beoefenen de kunst van het wandelen niet (p. 107).” En wanneer Bea‟s buurvrouw

haar erop wijst dat ze niet de boot naar Amerika hoeft te nemen, aangezien je er tegenwoordig

evengoed naartoe kan vliegen, snibt Bea: “Dat gaat me te snel (p. 25).”

Wandelen als daad van verzet

Uit voorgaande citaten spreekt kritiek op het jachtige bestaan in de huidige maatschappij. Het

moet vooruitgaan. In een maatschappij die gericht is op evolutie en gevangen zit in het

keurslijf van de tijd, geldt „time is money‟. Wandelen lijkt dan een “daad van verzet”, zoals

Arjan Peters het noemt: “Want in de grote-mensenwereld van groot geld en verkantorisering,

is een tijdrovende activiteit als wandelen en overpeinzen al een daad van verzet.”170

Bij

Vanhole zou het wandelen inderdaad een statement kunnen zijn. Los daarvan houdt hij

gewoonweg graag van wandelen en is het ook praktisch noodzakelijk. Vanhole rijdt immers

niet met de wagen, een autobiografisch feit waarvoor hij verklaring aflegt in Overstekend wild

(p. 78). In de States, waar een autocultuur heerst, wordt hij daarop vreemd aangekeken:

Zoals zo vaak blijk ik de enige wandelaar, niemand wil hier van landloperij worden verdacht.

Het lijkt er zelfs op dat ik trotser ben gaan lopen om vooral niet de indruk te wekken dat ik

niet weet waar ik naartoe wil. En zie, de autochauffeurs wuiven al naar me, ik ben een

ingezetene die zijn auto naar de jaarlijkse controle heeft gebracht en in een frivole bui heeft

besloten voor één keer de benenwagen te nemen (p. 77).

Het waardeoordeel over wandelen is cultuurgebonden. In vele landen is het de normaalste

gang van zaken, maar in „rijkere‟ landen wordt het geïnterpreteerd als een vorm van armoede.

De auto is er een statussymbool, dat „de benenwagen‟ in de verdringing duwt. Nochtans biedt

wandelen talrijke voordelen. In Bellevue/Schoonzicht wordt het wandelen door Vanhole en

Koen Peeters bejubeld. Peeters staat eveneens bekend als wandelliefhebber. Het alter ego dat

hij in verschillende werken laat opdraven, heet Robert Marchand. In zijn debuutroman

Conversaties met K. leggen Robert en K. al wandelend en keuvelend een traject af langs

Belgische trekpleisters.171

De gelijkenissen met Bellevue/Schoonzicht hoeven niet ver gezocht

te worden. Philippe en Robert – wiens achternaam voor de gelegenheid omgevormd werd tot

Delamarche – stappen al filosoferend de Brusselse kanaalzone af. De wandelaar wordt

170

Arjan Peters, “Brussel te voet als daad van verzet”, in De Volkskrant, 19 november, 1997. 171

Elke Brems, “Koen Peeters”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

<http://www.treellesas.it/penproject/sitobel/be/penproject/text/auteurs_Koen_Peeters.htm> (26/06/2007)

Page 90: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

beloond voor zijn inspanning en zijn geduld. Over het zicht dat hij heeft onder de Brusselse

ring ter hoogte van Vilvoorde, zegt Delamarche: “Het beeld was van een goddelijke

schoonheid en alleen weggelegd voor de geduldige wandelaar (p. 32).” Voetgangers zien

zoveel meer dan de passagiers in een flitsende auto. Over hun driedaagse, zegt Peeters in een

interview:

Uit de auto zie je niets, je bent voortdurend afgeleid. Als je wandelt ben je rustig,

geconcentreerd op je omgeving, dan valt de schoonheid je toe. Idealiter wandel je alleen of

met een goede vriend […].172

Het is niet de enige keer dat Vanhole een wandeling onderneemt als basis voor een verhaal.

Ook aan het schrijven van de toneelstukken De hartstreek en Reeuw ging een verkennende

wandeling vooraf. Samen met regisseuse Floor Huyghen trok hij erop uit om de streek van

Maastricht, waarvan in De hartstreek sprake is, te leren kennen. Wandelen is dus niet alleen

een genot, maar voor Vanhole ook een werkwijze:

Belangrijk is dat het wandelen onze aandacht sterk richt op het uiteindelijke doel, zonder dat

we daar al concrete invullingen over hebben. We lopen, we praten, we genieten, we werken,

we zijn stil en laten ons vollopen met indrukken en beelden. Stil zijn heb ik nodig om in

mezelf te kunnen doordringen. Maar waar vind je nog plekken waar het stil is?173

Deze indrukken en bijbehorende beelden liggen aan de basis van zijn werken. Het is een

intensieve, proefondervindelijke methode.

Wandelen als reflectie

De Deense theoloog en filosoof Sören Kierkegaard liep zichzelf iedere dag gelukkig:

Verlies vooral niet je plezier in wandelen. Ik loop mezelf elke dag tot een staat van

welbevinden, weg van elke ziekte; ik ben al lopend tot mijn beste gedachten gekomen en ik

ken geen gedachte zo bedrukkend of men kan er wel van weglopen (...). Dus als men gewoon

blijft lopen, komt alles vanzelf in orde.174

172

Koen Peeters geciteerd in Aart Brouwer, “Bxl”, in De Groene Amsterdammer, nr. 47, 24 november, 1999, p.

17. 173

Kamiel Vanhole geciteerd in Lei Coopmans, “Hoe maagdelijk landschap kan zijn”, in Brabants Dagblad, 20

april, 2000. 174

Sören Kierkegaard geciteerd in Marco Kunst, “Ik ben al lopend tot mijn beste gedachten gekomen”, in

Filosofie Magazine, nr. 6, jg. 1999, p. 23.

Page 91: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Wandelen, slenteren, zwerven, enz. hebben ook een geestelijke, filosofische dimensie. In het

vorige hoofdstuk over „reizen in gedachten‟ toonde ik aan dat de ruimtelijke beweging niet los

staat van het wandelen van de geest. Mensen maken vaak een korte wandeling wanneer ze

hun gedachten willen verzetten. Tijdens de wandeling worden gedachten geordend op het

ritme van de passen. Maar de wandeling kan ook aangegrepen worden als afleiding van

storende gedachten. Dit is onder andere het geval bij Witten in Bea. Nadat hij slecht nieuws te

horen kreeg, hoopt hij dat een stadswandeling hem afleiding zal bezorgen:

Heen en weer geslingerd tussen allerlei onbeholpen gedachten, maar ook in de vaste

overtuiging dat hij die door een wandeling weer van zich af zou kunnen schudden, was hij

opnieuw de stad in gelopen (p. 41).

Van eenzelfde remedie wordt gebruik gemaakt door René in O Heer, waar zijn uw zijstraten?

Is hij in een goede bui, dan blijft hij liggen (p.9), is hij in een slechte bui, dan moet hij de

straat op. Hij weet met zichzelf geen blijf na de wandaad die hij pleegde. De innerlijke onrust

is zo dwingend, dat deze een lichamelijke uitweg moet krijgen. Het wandelen is dan geen

vrijblijvend wandelen meer, maar een dwangmatig stappen. Het heeft veel weg van

„marcheren‟, dat impliceert dat men op dat moment niet nadenkt.175

Het repetitieve van de

passen werkt bezwerend, als in een vorm van meditatie:

Als ik in een slechte bui ben, loop ik de straat op. Ritme moet ik dan vinden, snelheid. Geen

snelheid die me leegschept, niet de verbeten blik waarmee zo‟n doorgewinterde jogger zijn

horizon inperkt, maar gewoon de deur uit en de boulevard af, langs de Russische ambassade

en de jongens in livrei van Hotel Adlon. Vooruit René, de kou bijt, maar als je loopt ben je

nog het meest jezelf (p. 10).

Het volgen van een vertrouwd traject, zorgt ervoor dat hij zich niet op de weg hoeft te

concentreren en de aandacht enkel moet vestigen op de activiteit van het stappen. De aandacht

wordt van de verstikkende gedachten verlegd naar gedachten over het lopen zelf. Daarom zegt

hij ook: “stilstaan is verzouten en doodgaan” (p. 22). Vanaf het moment dat hij halt houdt,

doen de oorspronkelijk te verbannen gedachten opnieuw hun intrede.

Robert en Philippe spreken in Bellevue/Schoonzicht over zichzelf als „peripatetici‟.

Deze term duidt de navolgers van de Griekse wijsgeer Aristoteles aan, en verwijst naar de

wandelgang – de peripatos.176

Ze filosoferen al wandelend: “Eigenlijk zijn wij peripatetici.

175

Marco Kunst, “Ik ben al lopend tot mijn beste gedachten gekomen”, in Filosofie Magazine, nr. 6, jg. 1999, p.

23. 176

Marco Kunst, “Ik ben al lopend tot mijn beste gedachten gekomen”, p. 24.

Page 92: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Wij wandelen rond, dat is onze uiteindelijke bestemming. Wij zien toe op wat er in de wereld

gebeurt. En brengen daarvan verslag uit (p. 54)”, zegt Philippe. En:

Wij zijn peripatetici, zegt Robert. De wandelaars van het woord. We zijn tramps, nee geen

wandelaars of reizigers, dit is de nieuwe kunst van het wandelen, het eeuwige vertellen. We

doen iets moois en nutteloos. We doen niets meer. Het doel is het hoofd aan de praat te

houden, alle problemen overdenken tot we ze niet meer herkennen, en wandelen (p. 77).

De ondertitel van de novelle „de nieuwe kunst van het wandelen‟ verwijst naar al vertellend

wandelen, of het al wandelend vertellen. Het is als een luidop denken in conversatie.

Filosoferen en gedachten uitwisselen met je wandelcompagnon. Peeters zei in een interview:

“Idealiter wandel je alleen of met een goede vriend die bijtijds kan zwijgen of de juiste

gedachte formuleren om je verder te helpen.”177

De novelle is de weerslag hiervan: Robert en

Philippe vullen elkaar aan en pikken op elkaars gedachten in.

Watermotief

Eigenschappen

Ik stipte reeds meermaals aan dat beweging een belangrijk motief is in Vanholes werk. In het

kader van dit natuur en het landschap is het element water het meest beweeglijke van allen.

Dit maakt van water het ideale element om aan deze belangstelling voor beweging uiting te

geven. Water, in al haar mogelijke verschijningsvormen, wordt door Vanhole dan ook

overvloedig als beeld of metafoor gebruikt. Water is een vrouwelijk element en mysterieus.

Waarom Vanhole zo gefascineerd is door het natuurelement, staat te lezen in Bea: “Weerstand

biedend en toch meegevend, samenhangend en doordringbaar, opgenomen in die hele

kringloop van opgezogen worden en weer neerplenzen (p. 92).” In De beet van de schildpad

haalt hij een andere eigenschap van water aan: “Water was sterk, te sterk soms voor onze

verbeelding (p. 138)”, spreekt de visser die Maggie „s nachts op een meer rondvaart. Hij

vervoert wel vaker mensen, maar “nooit voor lang, anders gingen ze zich dingen in het hoofd

halen (p. 138)”. Toch wordt in Bea water ook geassocieerd met levenskracht. Ze zegt: “Ik hou

van water. Dat is mijn ding. Op school heb ik geleerd dat water het levenbrengende element

177

Aart Brouwer, “Bxl”, in De Groene Amsterdammer, p. 18.

Page 93: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

is. Alle goeds is daaruit voortgekomen (p. 56).” Water oefent een krachtige invloed uit op

Vanholes personages. Maar niet bij iedereen heeft die dezelfde uitwerking. Op René heeft

water een kalmerend effect, terwijl het Amber net zenuwachtig maakt: “Dan kijken we naar

het water. Ik heb dat altijd graag gedaan, maar Amber wordt er nerveus van. De rivier ademt

zwaar, het is bijna een hijgen vindt ze.”178

Even voordien vergeleek René de sussende

inwerking van een vertelling met die van een rivier (p. 86).

Er is de reinigende werking van water in de letterlijke zin, en er is de symbolische

zuivering; de loutering. Bea‟s louteringsproces, uitgelokt door haar ervaringen in het

dodenrijk, wordt metaforisch voorgesteld. Ze vergelijkt zichzelf met een Chinese bloem: “Ik

werd ondergedompeld in ijswater en nu heb ik me laten ontvouwen (p. 230).” In Wittens

geval gaat het om rioolwater in plaats van ijswater, maar ook hij ondervindt de helende kracht

ervan. Om het met Vanholes woorden te zeggen: “De mensen houden schoonmaak in hun

binnenste.”179

Misschien is het ook om deze louterende functie dat Maggie boven een meer

verstrooid wil worden en dat Constant zijn levenseinde aan de kust beleeft.

Dikwijls wordt water gepersonifieerd, maar omgekeerd worden ook personages

beschreven in vlietende termen. Zowel Bea als Witten zien zichzelf op een bepaald moment in

het verhaal als een druppel: “En weer moest Bea zich in beweging zetten. Ik ben precies een

druppel, dacht ze, overal word ik meegesleurd (p. 112).” En: “Vandaag ben ik een druppel,

een vloeibaar mens (p. 229).” In beide gevallen betekent het druppel-zijn een gemis aan

controle over zichzelf. Gebrek aan controle en sturing is ook waar Ronsmans op doelt

wanneer hij de mens vergelijkt met een stropijpje dat meegevoerd wordt door een rivier.180

Witten verduidelijkt zijn uitspraak door te stellen dat hij zich ontheven voelt van het

commando over zichzelf. Het werkt een gevoel van stuurloosheid in de hand. Dit

controleverlies kan enerzijds als bevrijdend, anderzijds als frustrerend beschouwd worden.

Volgens Lensen staat de eenheid tussen mens en water hier voor bevrijding, loutering en

openheid voor de toekomst: “Het is een droom van mens en water als één solidair, bijna

holistisch geheel van ontspanning en harmonie.”181

Ook de taal vergelijkt Vanhole met water: “Als taal water was, dan wilde ik het strand

zijn waar kleine golven tegen braken. Aan de toon had je al genoeg om de betekenis terug te

vinden.”182

178

O Heer, p. 88. 179

Overstekend wild, p. 106. 180

Overstekend wild, p. 87. 181

Lensen, p. 538. 182

Demon, p. 147.

Page 94: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Brusselse waterlopen

Van Vanholes talige liefde gaat het naar een andere, namelijk zijn liefde voor Brussel. De

combinatie van de stad en het water leidt onvermijdelijk naar de rivier de Zenne. In

verschillende van zijn werken drukt Vanhole zijn ergernis uit over de toestand waarin de

rivier zich bevindt. Meermaals spreekt hij ironisch over het feit dat in de rivier ook afvalwater

terechtkomt. Dit is nog het meest onbegrijpelijk voor buitenlander René: “En Brussel hééft

niet eens een rivier, naar ‟t schijnt. Of ze hebben er wel een, maar er is een riool van gemaakt,

weet ik veel.”183

Wittens twee rioolgidsen maken de confronterende vergelijking met

buurland Nederland: “In België […] wordt nog het gemengde systeem toegepast. […] dat wil

zeggen dat het regenwater en het afvalwater samen worden afgevoerd. In Nederland houden

ze die dingen liever gescheiden.”184

Dit systeem brengt uiteraard geurhinder met zich mee. Dit

is een van de redenen waarom de rivier in de negentiende eeuw overwelfd werd. De

geurhinder en het besmettingsgevaar door de onhygiënische staat van de Zenne waren niet de

enige redenen om de rivier te overwelven. Het achterliggende doel was ingrijpen in het

stedelijke landschap en “de stadskanker zowel van zijn bouwvallige huisjes en krotten als van

zijn berooide inwoners willen bevrijden.”185

Aan de oevers van de rivier hadden zich immers

volkswijken ontwikkeld, die bijdroegen tot de vervuiling van de Zenne en die de stad een

doorn in het oog waren. Na de werken, zag het stadsbeeld langs die oevers er helemaal anders

uit: “de meanders van de Zenne moeten het veld ruimen voor een brede hausmanniaanse laan

met aan beide zijden hotels en herenhuizen, appartementsgebouwen en de maatschappelijke

zetels van grote ondernemingen.”186

De volkswijken moesten dus weggezuiverd worden in

functie van het uitzicht en aanzien van de stad. De stad mag dan inmiddels een ander uitzicht

gekregen hebben, wie vandaag in de streek woont waar de Zenne opnieuw bovengronds komt,

ondervindt de geuroverlast nog steeds. In Bellevue/Schoonzicht wordt deze specifieke plaats

omschreven als “het duivelse gat waar de Zenne opnieuw bovenkomt na een geheime tocht

door Brussel. De Zenne is een stinkende riool, haar water verzadigd van stront en olie (p.

103).” De Zenne, de rivier aan wie Brussel haar ontstaan te danken heeft, werd dus door

183

O Heer, p. 103. 184

Bea, p. 95. 185 “Brussel en de overwelving van de Zenne”, Koninklijke Bibliotheek van België: expo Brussel en de

overwelving van de Zenne. <http://www.kbr.be/actualites/expos/dossiers/senne/senne_nl.html> (14/07/2007) 186

“Brussel en de overwelving van de Zenne”, Koninklijke Bibliotheek van België : expo Brussel en de

overwelving van de Zenne. <http://www.kbr.be/actualites/expos/dossiers/senne/senne_nl.html> (14/07/2007)

Page 95: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

dezelfde stad gedevalueerd. In Bea stelt Vanhole de rivier voor als een vrouw die het

slachtoffer werd van menselijk gedrag. De Kaapverdiërs hebben medelijden met haar, haar

levenslust werd haar afgenomen:

We zien haar een laatste slome bocht tussen het groen nemen om vlak daarop de gewelven in

te duiken, te beschaamd om nog onder de mensen te komen. Want ja, ze hebben haar

vuilgemaakt onderweg, haar ogen zijn opaak geworden, zelfs de felste zonnestralen weerkaatst

ze niet meer. Dweilwater lijkt het, dik en vlokkig (p. 15).

De Zenne is niet de enige vervuilde waterloop in Brussel. Ook de verloedering van het kanaal

Brussel-Charleroi kaart Vanhole aan. In Bellevue/Schoonzicht volgen Robert en Philippe het

traject van de kanaalzone en vertellen haar geschiedenis. Het uitgraven van het kanaal maakte

de weg vrij voor de Industriële Revolutie, zorgde voor de uitbreiding van de stad en was zo

een belangrijke stap in de modernisering.

Net als de fabrieken schoten ook de woonwijken als paddestoelen uit de grond. “En

arbeiderskinderen speelden naast het water. O krinkelende winkelende waterkanaal met uw

zwarte fabriekskes aan.”187

Het geromantiseerde beeld van water, met een kalmerende of

louterende werking is hier ver zoek. Ook de rechte loop van het kanaal wijkt af van het

natuurlijke equivalent. Een kanaal is immers een artefact van de mens. Op deze manier wordt

het element water onderhevig aan ingrepen van de mens en is het dus geen natuurlijk

verschijnsel meer. Net zoals de Zenne, die haar meanderende, natuurlijke loop verloor nadat

de oevers werden rechtgetrokken:

Terwijl de zee vertelt over de Natuur, met bruisende hoofdletter en golfslag, zo vertelt een

kanaal alleen maar over water dat altijd even zwaar lijkt. Het smerig smotsig waterken. Niets

duwt het verder. Kanalen zijn trage snelwegen die fabrieken verbinden met fabrieken. Rook

binden met roet.188

Structurerend principe in Bea

Het waterelement wordt in vele van Vanholes werken vermeld, maar in Bellevue/Schoonzicht,

en nog meer in Bea is het prominent aanwezig. In deze laatste roman bepaalt het motief ook

de structuur van het boek. Het verhaal begint en eindigt met water en dat wordt ook expliciet

verwoord. Het boek opent met: “Laat het met water beginnen. En laat dat water een rivier

zijn, die door het hoge gras op de stad komt aanrennen (p. 9).” Het laatste hoofdstuk vangt

187

Bellevue/Schoonzicht, p. 80. 188

Bellevue/Schoonzicht, p. 80.

Page 96: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

aan met de regels: “Maar laat het ook met water eindigen. Laat de rivier in Schaarbeek weer

te voorschijn komen gutsen, ontketend opnieuw, overgeleverd aan de zuigkracht van de zee

en verrijkt met het vuil van een miljoen aanwonenden (p. 231).” Net als Bea en Witten

bevond de rivier zich gedurende het verhaal ondergronds en komt hij tot slot opnieuw aan de

oppervlakte. Het water is als het ware een personage, dat net zoals de andere personages, door

de ondergrondse ervaring een evolutie heeft ondergaan. Waar bij aanvang van het boek de

Zenne met vrouwelijke voornaamwoorden werd aangeduid en zelfs verwordt tot vrouw, is ze

in het laatste hoofdstuk onzijdig geworden. Lensen verbindt deze evolutie aan de structuur

van het verhaal, die ik hierboven reeds toelichtte, en de tegenstelling die daarin is terug te

vinden:

In het gebruik van „maar‟ en „ook‟ schuilt een pleidooi dat begin en einde aan elkaar gelijk

zouden zijn, met andere woorden dat het water bij het buitenkomen van Brussel nog steeds

(vrouwelijk) water mag zijn.189

Dit is echter niet het geval, het water is onzijdig geworden: “Geen partij kiezend, niet in een

strijd betrokken, onbevooroordeeld, geslachtsloos, noch zuur, noch alkalisch reagerend.

Het.”190

De evolutie die de rivier in de ondergrondse gangen onderging, komt het water dus

niet ten goede. Waar ze oorspronkelijk gepersonifieerd werd, wordt ze nu geobjectiveerd. Ze

is haar identiteit onderweg verloren. Haar duik in de stedelijke coulissen heeft dus geen

loutering in de hand gewerkt. De geslachtelijke transformatie stoot de Kaapverdiërs tegen de

borst: “water is vrouwelijk, vinden we. Hoe vermoeid ze ook mag zijn en hoeveel

smeerlapperij ze onderweg ook te slikken heeft gekregen (p. 231).” Deze ergernis is de aanzet

voor hun ambitieus zuiveringsplan voor de Zenne. De letterlijke zuivering zal een figuurlijke

reiniging teweegbrengen, die het water haar vrouwelijkheid zal teruggeven.

In het taalgebruik vinden we nog een andere eigenaardigheid. Bea opent met het beeld

van de rivier die op de stad komt “aanrennen”, een werkwoord dat we eerder voor een

menselijke activiteit zouden gebruiken. En in de slotpassage van het boek droomt Bea dat ze

met alle mensen die ze tijdens haar tocht in het dodenrijk ontmoette, door Brussel „skeelert‟:

De straten van de stad waren vrijgemaakt, alle verkeer werd omgeleid en daar gingen ze […]

al dat rare volkje dat ergens in haar zenuwcelletjes was opgeslagen en dat nu in een los tempo

over de Anspachlaan gleed, de oude bedding van de rivier volgend en weldra nagezeten door

een bende liefhebbers en dagjesmensen die zich wieltjes hadden aangebonden en als een

kleine vloedgolf door de straten begonnen te stromen (p. 239).

189

Jan Lensen, “Dromen van stromen”, p. 537. 190

Bea, p. 231.

Page 97: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

De rivier kreeg eerder al menselijke eigenschappen en uit dit citaat blijkt dat het omgekeerde

ook mogelijk is. Mensen „stromen‟; een werkwoord dat niet meteen een menselijke

eigenschap uitdrukt. De harmonie tussen mensen onderling en tussen mens en water wordt

hier verenigd. Samen vormen de mensen een stroom en versneld door de wieltjes die ze

omgebonden hebben, bevloeien ze Brussel. Ze volgen de oude bedding, de oorspronkelijke

loop van de Zenne. In Bea‟s droom herwint de rivier de stad en herovert ze haar natuurlijk

traject; de rollen worden dus omgekeerd. Het droombeeld past helemaal in de gedachte van

reclaim the streets, een beweging waarvoor Bea op p. 217 eerder haar sympathie laat blijken.

De mensen palmen de straten opnieuw in, koning auto wordt verdreven.

Een ecologisch statement?

Waarschijnlijk is het plan van de twee Kaapverdiërs om de Zenne te zuiveren en te

herwaarderen een stille droom van Vanhole zelf. “Wij willen de rivier in haar oorspronkelijke

staat herstellen, zij moet de stad weer gaan bevloeien.” Het is een driefasenplan. Allereerst

willen ze een zuiveringsstation bouwen om de rivier te zuiveren alvorens zij de stad

binnenstroomt. Ten tweede moet er binnen de stad zelf voor gezorgd worden dat het

rioolwater niet in de rivier terechtkomt. Ten derde willen ze alle huizen opkopen die op de

rivierloop zijn gebouwd, om ze vervolgens af te breken om de rivierbedding bloot te leggen.

Het is een illusie, want de vervuiling is wellicht onomkeerbaar. Ze zijn zich van de

megalomanie van het plan bewust, maar dat deert hen niet, omdat ze de beëindiging ervan in

de verre toekomst situeren: “wij zien niet op een paar decennia (p. 235).” Het zal

verwezenlijkt worden door “al wie om het verleden geeft (p. 236)”. Door de Zenne te

zuiveren en de overwelving te slopen, wordt uiting gegeven aan bekommernis om zowel het

landschap als om het verleden. Dit motief is de aanleiding voor onder andere Brems en

Lensen om de roman als „ecologisch‟ te bestempelen. Mogelijk werd dit etiket ingegeven

door de bijzondere belangstelling die tegenwoordig naar „groene‟ thema‟s uitgaat. Terwijl

Lensen weliswaar van mening is dat het boek “niet verwordt tot een sociaal of ecologisch

pamflet,”191

vindt Brems dat de strekking van het boek overduidelijk ecologisch is en dat het

engagement niet verminderd door de surrealistische elementen.192

Het is echter nooit

191

Lensen, p. 537. 192

Elke Brems, “Kamiel Vanhole”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

Page 98: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Vanholes bedoeling geweest een ecologisch boek te schrijven: “Wat ik schreef is een roman

die het water als leidmotief heeft, aan een ecologisch opzet heb ik daarbij niet meteen

gedacht. Ik wou veelkantigheid en vloeibaarheid laten zien.”193

Als Bea een opzet heeft, dan

is het wel een manier trachten te vinden om met verlies en schuldgevoel, die gepaard gaan

met zelfmoord, om te gaan. De droom van het Kaapverdische duo, is een utopische

voorstelling, een uit de hand gelopen dagdroom, die aansluit bij de droomthematiek in de

roman (zie hoofdstuk vier). Het is dus niet verwonderlijk dat het engagement niet van de

grond komt. Met de veelzijdigheid die Vanhole bewust nastreeft, heeft Lensen het moeilijk:

“Alles blijft vluchtig, terloops en vrijblijvend”.194

Dat Vanhole niet geëngageerd zou zijn,

wordt tegengesproken door de (literaire) projecten die hij op poten zet of waaraan hij

deelneemt. Zo waren er de acties tegen kernwapens, voor mensenrechten en tegen racisme

(die ik besprak in het eerste hoofdstuk). Zijn literaire werken tracht Vanhole echter te

vrijwaren van een al te expliciete stellingname, of het nu over sociale kwesties gaat of over de

milieuproblematiek. Hij wil ruimte laten voor nuancering en is als de dood voor zwart-wit

denken. Auteurs zijn best niet te radicaal en schrijven ook beter niet voor hoe de wereld er

zou moeten uitzien. In een interview met Jef Aerts zegt hij:

Het wordt gevaarlijk als iemand met een tekst claimt dat iets zo of zo moet zijn, dat een tekst

niet langer vloeibaar is, maar een rots die dicteert hoe de wereld in elkaar zit. Misschien

moeten we als schrijvers proberen vloeibare teksten te maken en geen spijkerschrift.195

Bij Vanhole overheerst de literaire functie op het overbrengen van een boodschap. Dat laatste

acht hij te belerend. Liever kaart hij problemen aan om mensen aan het denken te zetten. Een

oplossing daarvoor laat hij wijselijk in het midden.

193

E-mail van Kamiel Vanhole op 28 juni 2007. 194

Lensen, p. 538. 195

Kamiel Vanhole geciteerd in Jef Aerts, “Elke mens is een vreemde”, in Financieel Economische Tijd, 20

maart 2002.

Page 99: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Besluit

Dit hoofdstuk brengt verschillende liefdes van Vanhole bijeen. Zo wordt het landschap

verbonden met het verleden. De natuur dwingt ontzag af: ze is eeuwenoud en drager van

sporen van het verleden. Om deze reden voelt Vanhole zich aangetrokken tot streken in

verval. Het landschap kan ook persoonlijke herinneringen bevatten en op die manier deel

uitmaken van iemands identiteit. In De hartstreek is het landschap verbonden met de

herinnering aan een jeugdliefde en worden beide met elkaar vergeleken. Het ontzag voor de

natuur brengt een gevoel van nietigheid met zich mee, dat de mens in staat stelt te relativeren.

Sommige mensen weigeren echter het onderspit te delven en binden de strijd aan met de

natuur. Vanhole laat deze strijd op verschillende manieren aan bod komen in zijn werken. Hij

onderzoekt de grens tussen natuur en cultuur, onder andere door het voorbeeld van de

frontier. Daarbij wordt de westerse visie tegenover die van de indiaan geplaatst. De

krachtmeting tussen mens en natuur is continu en eeuwenoud. Afwisselend bekleden ze de

machtspositie. Daarbij kan zowel de mens als de natuur verwoestend optreden. Ook de

verscheurdheid tussen het verlangen naar het ongerepte enerzijds en het begrip voor de

noodzaak van menselijke interventie anderzijds komt aan bod. Vanhole schippert tussen deze

twee uitersten. Hoewel hij zich betrokken voelt bij de natuur, is beweging in zijn werk immers

van groot belang. Dit innerlijke dilemma wordt in Reeuw gesymboliseerd door de landmeter

en Moeder Aarde. Het is alsof Vanhole een „dialogue intérieur‟ voert, waarin zijn romantische

naïviteit en zijn nuchterheid het afwisselend van elkaar halen. Hoewel hij ambiguïteit wil

benadrukken, is duidelijk dat Vanhole zeer bekommerd is om het lot van de natuur in het

algemeen en dat van de rivier de Zenne in het bijzonder. In de Zenne versmelten Vanholes

interesse voor Brussel en voor water. Het element water is het meest geschikt om de

beweeglijkheid uit te drukken, van zowel de personages als de structuur van de boeken.

Enerzijds wordt het water gepersonifieerd, anderzijds worden de personages objectiverend

beschreven in aan water gerelateerde termen. De „vloeibare levens‟ wijzen op de

onderhevigheid aan de schommelingen van het levenslot.

Wandelen is de verplaatsingswijze bij uitstek in Vanholes werken. Deze activiteit

heeft gevolgen voor de wijze waarop men waarneemt en de gedetailleerde traagheid van het

beleven. Dit kan ook deel uitmaken van een bredere ingesteldheid; namelijk bewust en begaan

ervaren, waarnemen, (be)leven. Gezien de jachtige gang van zaken in de huidige

maatschappij, kan wandelen beschouwd worden als een daad van verzet. Voor Vanhole is het

Page 100: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

echter ook een werkwijze. Aan meerdere van zijn werken ging een wandeling vooraf. Het

wandelen brengt ervaringen, beelden en gedachten met zich mee. In Bellevue/Schoonzicht zijn

de wandelaars moderne peripatetici. Ze beoefenen naar eigen zeggen de nieuwe kunst van het

wandelen; het eeuwige vertellen.

De specifieke bekommernis om het heil van de natuur, waar vooral in Bea de nadruk

op ligt, leidt naar de vraag of de roman ecologisch is. Volgens Brems gaat Vanhole een

duidelijk engagement aan, volgens Lensen is dat engagement onvoldoende krachtig

uitgewerkt. Het is Vanholes opzet echter niet om een bewust ecologisch boek te schrijven, hij

schuwt het al te „dicterend‟ schrijven. Wat hij vooral beoogt, is mensen te laten stilstaan en

aan het denken te zetten over politieke, sociale of in dit geval milieugerichte problemen.

Page 101: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Besluit

Kamiel Vanhole wordt vaak omschreven als een „reisschrijver‟. Ik heb in deze

eindverhandeling onderzocht in welke zin en in welke mate dit het geval is. Omwille van de

onduidelijkheid over de invulling van het genre „reisliteratuur‟, onderzocht ik eerst

verschillende definities. De definiëring in het Lexicon bleek uiteindelijk het best geschikt om

het vrij heterogene oeuvre van Vanhole in het kader van het reisverhaal te bespreken. Uit de

bio-bibliografische schets werd duidelijk dat de verhalen van de auteur, ondanks hun

gemeenschappelijk reismotief, veel meer zijn dan louter reisliteratuur. Door het reizen op

verschillende manieren in te vullen, zoals reizen in de ruimte, in de tijd en in gedachten, kon

de diversiteit in Vanholes werk geduid worden. Ook konden andere motieven – zoals het

landschap, het watermotief en de beweeglijkheid – besproken worden. Het thematisch

onderzoek toonde aan dat er in Vanholes oeuvre een evolutie merkbaar is van realistische

reisverhalen naar meer fictief-surrealistische verhalen en symbolische reizen.

Niet zozeer de bestemming is van belang in Vanholes werken, maar de manier waarop

de auteur waarneemt. Vanhole staat stil bij alledaagse dingen, hij voedt zich met indrukken

rondom zich. Liever dan spectaculaire locaties, beschrijft hij bekende plaatsen (zoals Brussel)

en bekijkt die met een opmerkzame en vernieuwde blik. Het reizen in de ruimte staat bij hem

nooit los van het terugreizen in de tijd. Door zijn bijzondere interesse voor de geschiedenis,

gaat Vanholes aandacht zelfs in belangrijkere mate uit naar de temporele, dan naar de

ruimtelijke dimensie. Vanholes personages staan vaak voor een bepaalde kijk op het verleden.

De dialectiek tussen (willen) weten en (willen) vergeten is daarbij een constante. De

herinnering en de werking – of het falen – van het geheugen worden meermaals beschreven.

Door de kennis van het verleden tracht Vanhole de ontwikkelingen in het heden te begrijpen.

Hij beschrijft immers tal van hedendaagse fenomenen en geeft daarbij blijk van betrokkenheid

bij maatschappelijke vraagstukken.

Vanhole omschreef zijn schrijverschap zelf als “stilstaan bij beweging”. Hij wil

vastleggen wat voorbijgaat. Vanuit verschillende invalshoeken biedt hij inzicht in een

tijdperk, waarbij het historische met het persoonlijke wordt vermengd. Dat geeft zijn werken

een historische waarde. Hij wil niet zozeer antwoorden formuleren, maar wel problemen

aankaarten om de lezer tot nadenken te stemmen. Zijn werken hebben daardoor een sterk

reflecterend karakter. Vanhole is ook zelfbespiegelend; hij schrikt er niet voor terug

autobiografische elementen en eigen existentiële vragen te integreren. Hij formuleert ook

Page 102: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

metacommentaren op het schrijverschap en zijn eigen werk. Vanhole onderzoekt – soms

expliciet – hoe hij de verhouding tussen reële beleving en perceptie kan vormgeven in zijn

werk. Het reizen geeft bij Vanhole met andere woorden aanleiding tot existentiële vragen die

een weerslag krijgen in het verhaal. Reizen, filosoferen en schrijven zijn een drie-eenheid.

Vanholes werken bestaan veeleer uit gedachten en dromen dan uit een concreet verslag van

gebeurtenissen of anekdotes. Zijn verhalen zijn tot slot ook heel visueel. De auteur roept

steeds nieuwe beelden op, die verbonden zijn door middel van associaties. Het taalgebruik is

daarbij van groot belang. Vanholes schrijven vertrekt vanuit de taal zelf. Hij werd dan ook

vaak gelauwerd omwille van zijn stilistische kwaliteiten. Taal noemt hij zijn vaderland, de

enige plaats waar hij zich thuis voelt.

Deze eindverhandeling is de eerste over Kamiel Vanhole. Uiteraard laat deze scriptie

ruimte voor verdere exploratie van diens oeuvre. Een onderwerp dat zeker de moeite waard is

om verder te onderzoeken is de maatschappijkritiek die Vanhole nu eens expliciet, dan weer

verdoken uit. Ik heb dit slechts terloops aangeraakt. Hetzelfde geldt voor de intertekstuele

verwijzingen in Vanholes werken. Ook een uitgesponnen vergelijking tussen Vanhole en

Koen Peeters lijkt interessant. En tenslotte is het een uitdaging te achterhalen waarom

Vanhole (vooralsnog) niet aanslaat bij het grote publiek. Is het omwille van die vermenging

van het reisverslag, historische gegevens, weetjes, (auto)biografische feiten, anekdotes en

verbeeldingselementen, die associatief met elkaar verbonden worden? Of is Vanhole gewoon

tevreden met het statuut van geëngageerde toeschouwer, wiens woorden in de marge van het

literaire bedrijf blijven hangen?

Page 103: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Bibliografie

Primaire bibliografie

Werken

Vanhole, Kamiel, Een demon in Brussel, Meulenhoff, Amsterdam, 1990. (reisverhalen)

Landschap van Laura, Dedalus, Antwerpen, 1992. (theatertekst)

De beet van de schildpad, Meulenhoff, Amsterdam, 1993. (roman)

Over de voorrang van rechts: brieven (met Charles Ducal), EPO, Berchem,

1993. (brievenboek)

Overstekend wild, Meulenhoff, Amsterdam, 1995. (roman)

De hartstreek, Het Kruis van Bourgondië, Maastricht, 1997. (theatertekst)

Bellevue/Schoonzicht, of de nieuwe kunst van het wandelen (met Koen

Peeters), Meulenhoff, Amsterdam, 1997. (novelle)

Bloem in Brussel (met Koen Peeters e.a.), Meulenhoff, Amsterdam, 2000.

(estafetteboek)

Reeuw, steekspel om een heuvelrug, Vantilt, Nijmegen, 2000. (theatertekst)

De nacht van Margaretha, Vantilt, Nijmegen, 2000. (theatertekst)

Nageslacht (met Josse de Pauw), ZT Hollandia, 2001. (theatertekst)

Barbaroi, het lied van de veerman, Mechels Miniatuur Theater en Yang,

2002. (theatertekst)

O Heer, waar zijn uw zijstraten?, Meulenhoff, Amsterdam, 2002. (roman)

De sjeik is rijk, ongepubliceerd, 2006. (theatertekst)

Bea, Atlas, Amsterdam, 2006. (roman)

De reis van de slippers, nog te verschijnen verhaal, 2007. (verhaal)

Page 104: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Bijdragen

Kamiel Vanhole, “Veeleisende minaressen”, in NWT, 2, 1990, p. 79-80.

“Duiding”, in Revolver, vol. 31, afl. 124, 2004, p. 106.

“Zelfportret in Limburgse baksteen, of de prille memoires van een

batiment”, ongepubliceerd, naar aanleiding van een architectuur-

tentoonstelling in het Cultuurcentrum Strombeek, oktober 2005.

“Margaretha in Manhatten”, in De Standaard der Letteren, nr. 2813, 21

april 2006.

“Hoe het land versteende”, in Knack, 48, 2006, p. 42-46.

“De burgemeester van Corleone”, voorlopig ongepubliceerd reisverslag over

een literair-wetenschappelijk congres over de Europese roman te Palermo,

juni, 2007.

Secundaire bibliografie

Werken

Page 105: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Berckmans, J.M.H, Je kunt geen twintig zijn op suikerheuvel, Meulenhoff/Manteau,

Antwerpen, 2006.

Dorren, G. en Veen, H. van de (red.), De verborgen Werkelijkheid. Reizen tussen feiten en

fictie, Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam 1995.

Gorp, Hendrik van e.a., Lexicon van literaire termen, Wolters Plantyn, Deurne, 1998.

Kerchove, Katrijn van. Tussen oog en pen. De reisverhalen van Cees Nooteboom: een schets

van het literaire karakter, Gent, 2006 (ongepubliceerde verhandeling UGent).

Lemaire, Ton. Filosofie van het landschap, Ambo, Amsterdam, 1970.

Lemaire, Ton. Met open zinnen. Natuur, landschap, aarde, Ambo, Amsterdam, 1992.

Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Twaalfde, herziene druk door prof. dr.

Geerts, G. en dr. Heestermans, H., Antwerpen, 1992.

Zwier, Gerrit Jan. Altijd Lapland, Atlas, Amsterdam, 2003.

Algemene artikelen

Brusse, Peter, “Op reis tegen zinloosheid”, in De Volkskrant, 19 mei 2006.

Fresco, Louise O., “Het onvermogen om indrukken tot een geheel te maken. Nederlandse

reisliteratuur vandaag”, in Maatstaf, jg. 39, nr.8/9, 1991, p.41-47.

Hove, Jan van, “Een brouwerij voor de kunst”, in De Standaard, 25 mei 2007.

Kunst, Marco,“Ik ben al lopend tot mijn beste gedachten gekomen”, in Filosofie Magazine,

nr. 6, jg. 1999, p. 23-25.

Lemaire, Ton. “Modern heimwee naar een oud landschap”, in Filosofie Magazine, nr. 9, jg.

1999, p. 20-22.

Thubron, Colin, “De kijker bekeken. Reisliteratuur op de drempel van de 21e eeuw”, in De

Standaard der Letteren, 26 augustus, 1999.

Wester, Rudi, ”De onstuimige opmars van de Nederlandse reisliteratuur”, in Ons Erfdeel,

jg.36, nr.1, 1993, p.59-66.

Page 106: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Wester, Rudi, “Reizen verscherpt de blik. De bloei van de Nederlandstalige reisliteratuur”, in

Neerlandica Extra Muros, jg.34, nr.2, 1996, p. 1-4.

Zwier, Gerrit Jan, “Het rommelhok van de literatuur. De literaire kritiek en het reisverhaal”,

in Bzzlletin, jg.22, nr.203, 1993, p.29-39.

Specifieke artikelen (over Vanholes werk)

Aerts, Jef, “Elke mens is een vreemde”, in Financieel Economische Tijd, 20 maart 2002.

Aken, Paul van, “Vage Voetsporen”, in Ons Erfdeel, vol. 39, nr. 5, 1991, p. 767-769.

Anthonissen, Peter, “Theater is tegelijk levensecht en verzonnen”, in De Morgen, 4

september, 1997.

Brouwer, Aart, “Bxl”, in De Groene Amsterdammer, nr. 47, 24 november 1999, p. 17-19.

Buys, Marian, “Luppus wandelt als toerist door zijn eigen verleden”, in De Volkskrant, 12

september, 1997.

Coninck, Herman de, “Het geïnterviewde landschap”, in NWT, vol. 7, nr.6, 1990.

Coopmans, Lei, “Hoe maagdelijk landschap kan zijn”, in Brabants dagblad, 20 april 2000.

Gerits, Joris, “Een sans-papier op een trein door Europa”, in Ons Erfdeel, vol. 46, nr. 3, 2003,

p. 458-459.

Laere, Stefaan, “Weemoedige reisverhalen van Kamiel Vanhole”, in DW&B, vol. 13, nr. 3,

1991, p. 342-345.

Lensen, Jan, “Dromen van stromen. Fantasie en ecologie in Bea”, in DW&B, nr. 3, juni 2007,

p. 532-538.

Muyres, Jos, “Kamiel Vanhole”, in Kritisch Lexicon van de Moderne Nederlandstalige

Literatuur. Redactie Hugo Brems, Tom van Deel, Ad Zuiderent. Groningen: Martinus Nijhoff

uitgevers. Band 8, mei 2003.

Overstijns, Jeroen, “Een luis in fort Europa”, in Tijd Nieuwslijn, 2 oktober 2002.

Page 107: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Peters, Arjan, “Brussel te voet als daad van verzet”, in De Volkskrant, 29 november 1997.

Reynebeau, Marc, “Kamiel Vanhole”, in Uitgelezen: reacties op boeken, nr. 15, 1996.

Vervaeck Bart, “Mijn reizen met JR”, in NWT, vol. 13, nr.2, 1996.

Elektronische bronnen:

Brems, Elke, “Kamiel Vanhole”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

<http://www.treellesas.it/penproject/sitobel/be/penproject/text/auteurs_Kamiel_Vanhole.htm>

(26/06/2007)

Brems, Elke “Koen Peeters”, De Bladspiegel. De hedendaagse Europese roman.

<http://www.treellesas.it/penproject/sitobel/be/penproject/text/auteurs_Koen Peeters.htm>

(26/06/2007)

Bruyn, D. de, 10/04/2006, “Literaire reflexiviteit in het Poolse modernisme. Karol Irzykowski

en Bruno Schulz tussen autotematyzm en metafictie”, Institutional Archive University Ghent,

ongepubliceerd proefschrift, Ugent. <https://archive.ugent.be/retrieve/3093/Definitief.doc>

(11/17/2007)

Dehairs, Wouter, “Vanhole Kamiel”, Nedweb: Literatuur in Context.

<http://www.ned.univie.ac.at/lic/autor.asp?paras=/lg;1/lt;1/aut_id;22945/link;9/id;4669/k;1/>

(18/12/2006)

“Brussel en de overwelving van de Zenne”, Koninklijke Bibliotheek van België: expo Brussel

en de overwelving van de Zenne.

<http://www.kbr.be/actualites/expos/dossiers/senne/senne_nl.html> (14/07/2007)

Gelderblom Arie Jan en Musschoot, Anne Marie, “Veranderingen in een bedding van

continuïteit: de literatuurgeschiedenis in een nieuw jasje”, Taalunieversum. De Nederlandse Taalunie.

<http://taalunieversum.org/taalunie/Gelderblom%20en%20Musschoot.doc> (09/04/2007)

Goedegebuure, Jaap, “Een gebeurtenis, een stemming, een standpunt. Over tijd en herinnering

in het proza van Cees Nooteboom”, DBNL. Jaap Goedegebuure, Nederlandse literatuur

1960-1988. <http://www.dbnl.org/tekst/goed004nede01_01/goed004nede01_01_0008.htm>

(21/05/2007)

Hellemans, Frank, “Wij zijn allemaal nomaden”, Focus Knack, januari 2003.

<http://www.knack.be/focus/> (18/12/2006)

Page 108: “STILSTAAN BIJ BEWEGING” · 2014-12-23 · Academiejaar 2006-2007 “STILSTAAN BIJ BEWEGING” Reizen door de ruimte, de tijd, in gedachten en door het landschap Een bespreking

Hellemans, Frank,“De muze is mensenwerk”, Focus Knack, april 2000.

<http://www.knack.be/focus/> (18/12/2006)

Erik de Smedt, “Landschap”, <http://users.skynet.be/lit/landschap.htm> (12/07/2007)

Soetaert, Ronald, “De cultuur van het lezen”, Taalunieversum. De Nederlandse Taalunie.

<http://taalunieversum.org/taalunie/publicaties/>, p. 56, (14/11/2006)

Vanroy, Ludo, 30/11/2002, “Kamiel Vanhole: een portret”, Kamiel Vanhole.

<http://members.tripod.com/~LudoVanroy/kamielbio.htm> (18/12/2006)