Analyseverslag - Synthese Professioneel Meesterschap mbo Web viewIn dit onderzoek onder studenten...
Transcript of Analyseverslag - Synthese Professioneel Meesterschap mbo Web viewIn dit onderzoek onder studenten...
“ de betere studenten uitdagen”
T.b.v. master professioneel meesterschap in het MBO 2011
CNA Amsterdam
Opleiders:
Dr. E (Eline) Raaphorst
Drs. R (Rika) Schut (MLD)
Dr. P.R. (Peter) den Boer
1 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
Analyseverslag
uitdagen
Studenten uitdagen nog meer uit zichzelf te halen
Jos Stokman ovu 60684
“ de betere studenten uitdagen”
Inhoud
Voorwoord.............................................................................................................................................6
1 Geschiedenis en probleemstelling..................................................................................................7
1.1 Beschrijving van mbo studenten............................................................................................7
1.2 Doel van het mbo onderwijs...................................................................................................9
1.3 Doelstelling...........................................................................................................................12
2 Theoretisch kader.........................................................................................................................13
2.1 Cijfers uitdagend onderwijs..................................................................................................13
2.2 Uitdagen van studenten door het onderwijs........................................................................14
2.3 Kenmerken van de school.....................................................................................................14
2.4 Kenmerken van studenten...................................................................................................15
2.5 Verschillende concepten......................................................................................................16
2.5.1 Zone van de naaste ontwikkeling..................................................................................16
2.5.2 Concept ‘flow’...............................................................................................................16
2.5.3 Uitgebreid onderwijs....................................................................................................17
2.6 Het conceptueel model........................................................................................................18
2.7 De onderzoeksvraag.............................................................................................................18
2.8 Kernbegrip, variabelen en indicatoren.................................................................................19
2.9 Relaties tussen variabelen:...................................................................................................20
2.10 Het variabelenschema..........................................................................................................21
3 Onderzoeksopzet..........................................................................................................................21
3.1 Typering onderzoek..............................................................................................................21
3.2 Onderzoeksinstrumenten.....................................................................................................21
3.2.1 De enquête...................................................................................................................23
3.2.2 Het interview................................................................................................................24
3.3 Onderzoeksgroep en respons...............................................................................................25
3.4 Data verzameling, verwerking en analyse............................................................................25
3.5 Betrouwbaarheid en validiteit..............................................................................................25
4 Resultaten van het onderzoek......................................................................................................28
4.1 Resultaten per variabele.......................................................................................................30
4.1.1 Willen............................................................................................................................30
4.1.2 Kunnen..........................................................................................................................31
4.1.3 Doen.............................................................................................................................33
2 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
4.1.4 Belonen.........................................................................................................................35
4.2 Resultaten over alle variabelen............................................................................................38
5 Conclusies.....................................................................................................................................41
5.1 Hoe groot is die groep studenten die meer uitdaging wil?...................................................41
5.2 Is het nodig is en zo ja wát is er nodig om studenten te verleiden om meer uit zichzelf te halen? 41
5.3 Waarmee kunnen de betere studenten worden verleid om meer uit zichzelf te halen?.....42
5.4 Wat kan de school doen om de student uit te dagen en/of te belonen om te stimuleren dat de studenten die kunnen en willen ook doen?................................................................................42
6 Aanbevelingen..............................................................................................................................43
6.1 Aanbevelingen aan ROC Leiden opleiding onderwijsassistent..............................................43
6.2 Interventievoorstel...............................................................................................................43
7 Discussie.......................................................................................................................................45
7.1 Inhoudelijke discussie...........................................................................................................45
7.2 Methodologische discussie..................................................................................................45
7.3 Persoonlijk leerproces..........................................................................................................46
7.4 Kritische reflectie op de opbrengst van het onderzoek........................................................47
8 Literatuur......................................................................................................................................48
9 Bijlage...........................................................................................................................................50
9.1 Enquête................................................................................................................................50
9.2 Interview..............................................................................................................................53
3 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
Samenvatting
In dit onderzoek onder studenten van de opleiding onderwijsassistent staat de vraag centraal hoe de
‘betere’ studenten kunnen worden verleid, uitgedaagd om meer uit zichzelf te halen. Dit empirisch
onderzoek is een combinatie van kwantitatieve en een kwalitatieve survey. Het kwantitatieve
gedeelte wordt gevormd door een online- enquête en het kwalitatieve gedeelte door een
groepinterview. Uit het onderzoek komt naar voren dat eigenlijk alle studenten die mee deden aan
het onderzoek meer uitdaging willen. Die uitdaging wordt gezien in de vorm van verbreding en
verdieping van de bestaande onderwijsinhoud met speciale aandacht voor de doorstroming naar het
HBO en in de vorm van een andere rol van studenten. Traditioneel hebben studenten een
‘consumerende ‘houding ten aanzien van de leerstof. In dit onderzoek komt naar voren dat deze
studenten een actievere rol willen. Zij geven aan graag coach te zijn van andere studenten en willen
meer hun eigen opdrachten vorm geven. Het interventievoorstel zal zich vooral richten op de
inhoudelijke verbreding en verdieping van het onderwijs.
4 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
VoorwoordDit onderzoek gaat over het uitdagen van studenten. Ik vind het belangrijk dat studenten uitgedaagd
worden. Dat past bij mijn beeld van goed onderwijs. Het gaat erom iemand zo uit te dagen zodat hij/
zij alles wil geven om het antwoord te vinden.
Tijdens het doen van dit onderzoek ben ik zelf ook uitgedaagd. Uitgedaagd om eerder geschreven
versies te herzien maar vooral uitgedaagd om door te zetten.
Dit onderzoek had niet plaats kunnen vinden zonder de medewerking van een groot aantal personen.
- De studenten die mee werkten aan het onderzoek. Zonder hun medewerking was dit
onderzoek niet van de grond gekomen
- De begeleiders vanuit centrum voor nascholing van Amsterdam die mij met veel geduld en
toewijding op juiste spoor hebben gebracht. Peter bedankt voor je tomeloze energie en
geduld.
- Collegae van ROC Leiden. Zonder hun kritische feedback, een aanmoediging of steun was ik
niet zover gekomen.
- Collegae van de leergroep van wie ik bijzonder veel steun heb gekregen.
- Last but not least Nicole en Anne die het soms zonder mijn directe aanwezigheid moesten
doen. Al die tijd hebben jullie mij gesteund. Nicole die de stukken nalas op correct
taalgebruik. Anne bedankt voor die keren dat jij mij vroeg om met je te spelen. Broodnodige
ontspanning. Bedankt mijn lieve schatten.
In dit verslag gebruik ik de hij vorm. Uiteraard mag ook zij voor worden gelezen.
De beste studenten zijn vooral studenten die erg veel kunnen; dat kan breed of diep zijn
http://www.orionprogramma.nl
5 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
1 Geschiedenis en probleemstelling
Sinds 2000 ben ik werkzaam bij de unit Welzijn van ROC Leiden. De laatste jaren ben ik deel van het
team van de opleiding onderwijsassistent niveau 4. In het schooljaar 2006 – 2007 is de ontwikkeling
van het competentiegericht onderwijs (CGO) bij ROC Leiden gestart. Wij hebben ons de vraag
gesteld: “wat doen wij met de toppers?”. Daar hebben wij als ontwikkelaars geen afdoende
antwoord op gevonden. Uiteindelijk is er voor alle studenten van de opleiding onderwijsassistent een
standaard 3-jarig traject ontwikkeld. Een van de consequenties van het aanbieden van een
standaardtraject voor alle studenten is dat het onderwijs niet altijd aansluit bij alle studenten. Op
school volgen ± 25 studenten in een klas het standaardprogramma. Dan is het moeilijk om recht te
doen aan de leervragen die de individuele studenten hebben. Er is wel aandacht voor prestaties van
de ‘zwakkere‘ studenten bijvoorbeeld in de vorm van remediërende programma´s maar voor de
prestaties van de ´sterkere´studenten is weinig aandacht. Te weinig uitdaging past niet bij mijn
opvattingen van goed onderwijs.
Als de opleiding onderwijsassistent tegemoet kan komen aan de individuele wensen van de
studenten zou dat een hogere studenttevredenheid kunnen opleveren en uiteindelijk beter
onderwijs, een betere school. Dat brengt met zich mee dat de docenten het les geven leuker gaan
vinden. Zowel de studenten als de docenten zullen worden uitgedaagd.
In het schooljaar 2010 heeft ROC Leiden het Leids Onderwijs Model gepresenteerd als richting waar
het onderwijs binnen ROC Leiden heen zou moeten bewegen. Werkplek leren, maatwerk, samen
leren en werken vanuit de beroepscontext zijn daarvan de pijlers (ROC Leiden, 2010). Het concept
uitdaging past binnen de peiler maatwerk. Sommige studenten kunnen het niveau van de opleiding
(net) aan en andere studenten zouden misschien wel meer uitgedaagd willen worden. Het doel van
dit onderzoek is informatie te verkrijgen over mogelijke interventies die kunnen helpen de ‘betere’
studenten meer uit te dagen en te ondersteunen om meer uit zichzelf te halen
1.1 Beschrijving van mbo studenten
Het middelbaar beroepsonderwijs wordt door veel 1 (ruim 500.000) verschillende studenten bezocht
met verschillende achtergronden. Daarvan studeren er 228.0002 aan niveau 4 opleidingen. Ongeveer
46% van de niveau 4 studenten is autochtoon. In de beroepsopleidende leerweg (bol) zijn drie op de
tien en in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) zijn bijna twee op de tien deelnemers allochtoon. 1 Bron: www.mboraad.nl2 Bron: www. s-bb.nl.nl
6 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
Vooral deelnemers van niet-westers allochtone herkomst kiezen relatief vaak voor de bol. (Centraal
bureau voor de Statistiek, 2010). De entree- leeftijd ligt op 16 jaar. Dit is, volgens de
ontwikkelingspsychologie, de adolescentiefase. Rita Kohnstamm (2009) zegt dat dé adolescent niet
bestaat. Er is heel veel diversiteit binnen deze groep (Dieleman, 2011). Studenten komen in het
middelbaar beroeps onderwijs via verschillende wegen: via het VMBO, via het HAVO en VWO.
Instroomcijfers studenten MBO 2011 – 2012 gerangschikt naar vooropleiding:
vmbo zonder diploma 46.500
vmbo met diploma 373.300
havo/vwo zonder diploma 15.200
havo/vwo met diploma 17.100
niet bekend 87.200
Totaal 539.300
Studenten MBO zijn te groeperen volgens vele manieren. De indeling in niveau 1, 2, 3 en 4 en de
indeling in leerwegen (bol of bbl) zijn het meest gangbaar. Een andere indeling is die op basis van
capaciteiten. Van Eijl (2006) onderscheidt 3 groepen studenten:
- de grote groep studenten die het reguliere programma volgen al dan niet met keuzes
daarin,
- een kleinere groep die af en toe remediërend onderwijs nodig heeft om leerstof bij te
spijkeren, in te halen of over te doen.
- een groep studenten die niet genoeg heeft aan het reguliere programma maar meer wil
en kan. Dit zijn niet per se alleen de studenten met de hoogste cijfers maar wel de groep
die gemotiveerd is, en redelijk tot goede cijfers heeft.
In het rapport ‘kenmerkend mbo’ (Groeneveld & van Steensel, 2010) komt duidelijk naar voren dat
de mbo niveau vier studenten uitdaging belangrijk vinden. Mbo studenten hechten wat betreft werk
en beroepsbeeld aan authenticiteit, uitdaging, afwisseling en sociale contacten.
De doelgroep van het middelbaar beroepsonderwijs is een heel belangrijk aspect van dit onderzoek.
De kenmerken van deze studenten en de aard van het middelbaar beroepsonderwijs waarin de
praktijk een belangrijke plek heeft vraagt een aparte - op het lijf van de mbo student geschreven -
aanpak. In dit onderzoek richt ik mij op de derde groep zoals beschreven door Van Eijl e.a.
7 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
1.2 Doel van het mbo onderwijs
Het middelbaar beroepsonderwijs (mboraad, 2011) kent een drievoudige kwalificering. Dit betekent
dat de studenten worden opgeleid voor een beroep, een vervolgopleiding en tot mensen die
volwaardig deelnemen aan de maatschappij. Concreter betekent dit:
1. Leren: Hierbij gaat het om de eisen voor het beroep zoals vastgelegd in een
kwalificatiedossier
2. Loopbaan: Het gaat hierbij om loopbaanoriëntatie en loopbaanontwikkeling
3. Burgerschap : Hierbij gaat het om verschillende dimensies
Politiek-juridische dimensie:
o de bereidheid en het vermogen om aan politieke besluitvorming deel te nemen
Economische dimensie:
o de bereidheid om een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces en de
bereidheid om als consument kritisch en verantwoord te functioneren
Sociaal-maatschappelijk dimensie:
o de bereidheid en het vermogen deel uit te maken van de maatschappij en daar
een actieve bijdrage aan te leveren
De dimensie vitaal burgerschap:
o de bereidheid om te reflecteren op de eigen leefstijl en zorg te dragen voor de
eigen gezondheid als burger en werknemer.
De Bruijn (2006) verwoordt het anders. De opdracht van het middelbaar beroeps onderwijs is
- jongeren begeleiden naar een startkwalificatie voor werk en maatschappelijke participatie,
- jongeren opleiden tot startend werk- en of ondernemerschap op middenkaderniveau
- een route naar het hoger beroepsonderwijs bieden
Meijers (Kuijpers & Meijers, 2010) beschrijft het belang van identiteitsontwikkeling bij
loopbaanoriëntatie. Hij geeft aan dat loopbaanontwikkeling hand in hand gaat met
identiteitsontwikkeling. Geurts (2006, p. 43) schrijft: “Het gaat niet meer om beroepsonderwijs dat
poogt de loopbaanontwikkeling van deelnemers vooral te meten en te beheersen, maar om
beroepsonderwijs dat deelnemers de kans geeft de persoonlijke zin- en betekenisgeving te verbinden
met hun beroepsvorming en loopbaanontwikkeling”. Onderstaande afbeelding geeft schematisch
weer waar het MBO in Nederland anno 2011-2012 zich op richt.
8 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
Figuur 1 formele opleidingseisen MBO niveau 4
Het mbo gebruikt een aantal documenten als kader voor de inrichting van het onderwijs:
- toezichtkader geformuleerd door de Inspectie van het Onderwijs voor het MBO
- het kwalificatiedossier van een opleiding: hierin worden de beroepstaken
omschreven en geconcretiseerd
- kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo; hierin worden de nadere
eisen rondom burgerschap thema’s in het mbo geconcretiseerd.
Het toezichtkader van de inspectie (2011) is een waarderingskader dat als een meetlat fungeert
waarlangs opleidingen worden beoordeeld. Onder het aspect het onderwijsproces zijn een tweetal
aspecten benoemd: samenhang en maatwerk. Als indicator van maatwerk wordt differentiatie
genoemd.
De documenten waarmee het mbo te maken heeft zijn voor mijn onderzoek richtinggevend. Het zijn
de voorwaarden die zijn vastgesteld waaraan het mbo moet voldoen. Het gaat om de studenten uit te
dagen binnen bovengenoemde kaders.
9 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
de student leert
Identiteit/loopbaanontwikkeling
Leren:kwalificatiedossier/
beroepskwalificaties
Burgerschapaanvullende
kwalificatie eisen
Doorstroming HBO
“ de betere studenten uitdagen”
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 start met een overzicht waaruit blijkt hoe groot de groep studenten is die zich
onvoldoende uitgedaagd voelt. Ik presenteer verschillende theorieën die het concept van het
‘uitdagen van studenten’ verhelderen.
In hoofdstuk 3 beschrijf ik de opzet en de uitvoering van het onderzoek. Hierin verantwoord ik keuzes
die ik heb gemaakt.
In hoofdstuk 4 komen de onderzoeksresultaten aan bod.
In hoofdstuk 5 geef ik een antwoord op de onderzoeksvragen. Die antwoorden verbind ik aan de
door mij eerder geschetste theoretische concepten.
In hoofdstuk 6 geef ik mijn conclusies weer aan de hand van resultaten en theoretisch kader.
In hoofdstuk 7 doe ik aanbevelingen naar aanleiding van de onderzoeksresultaten en de conclusies.
Tevens doe ik voorstellen voor interventies waardoor studenten meer zullen worden uitgedaagd.
In hoofdstuk 8 kijk ik terug op het onderzoek en het onderzoeksproces.
10 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
1.3 Doelstelling
De doelstelling van mijn onderzoek is informatie te verkrijgen over mogelijke interventies die kunnen
helpen de ‘betere’ studenten meer uit te dagen en te ondersteunen om meer uit zichzelf te halen.
Na afloop van dit onderzoek heb ik in kaart met welke interventies de opleiding onderwijsassistent
(OA) de ‘betere’ studenten meer kan uitdagen en kan ondersteunen om meer uit zichzelf te halen.
Met de resultaten van dit onderzoek kan ik de opdracht voor maatwerk vanuit ROC Leiden verbinden
met de behoeften van de student. Hier ligt de relevantie van dit onderzoek voor ROC Leiden en haar
studenten.
Uit gesprekken met studenten van de opleiding onderwijsassistent blijkt dat er studenten zijn die zich
onvoldoende uitgedaagd voelen. Ik richt mij op die studenten die waarschijnlijk meer aan kunnen. De
zogenaamde ´betere´studenten. Ik zou hen iets binnen het programma willen aanbieden zodat zij
zich maximaal kunnen ontplooien. Daarvoor is het noodzakelijk dat ik ga onderzoeken:
Hoe groot is die groep studenten die zich onvoldoende uitgedaagd weet?
Waarmee kan de betere student worden verleid om meer uit zichzelf te halen?
Waar heeft de betere student in dat geval behoefte aan?
Of en zo ja wát is er nodig om studenten ertoe te verleiden meer uit zich zelf te halen?
11 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
2 Theoretisch kaderIn dit theoretisch kader beschrijf ik kort de resultaten van de literatuurverkenning die van belang zijn
voor het onderzoek. Als eerste geef ik aantal cijfers in hoeverre studenten zich uitgedaagd voelen
door het onderwijs, ik geef een korte beschrijving van het concept uitdagen en sluit dit hoofdstuk af
met het conceptueel model, de onderzoeksvraag en het variabelenschema.
2.1 Cijfers uitdagend onderwijs
In Nederland worden regelmatig onderzoekscijfers over het onderwijs gepresenteerd.
Onderzoekscijfers over uitdagend onderwijs zijn er veel minder. In de nota uitdagend onderwijs:
focus op de massa (Dibrani, de Lange, van der Lugt, Marra, & Venneman, 2008) is een top 20
samengesteld van studies die te gemakkelijk worden ervaren. Dat varieert van informatiekunde (58%
te gemakkelijk), onderwijskunde (50% te gemakkelijk) Nederlandse taal en cultuur (33% te
gemakkelijk) en de lijst eindigt met geschiedenis (20 % te gemakkelijk).
Dit wordt ondersteund door een rapport van de Inspectie van het Onderwijs (Roeters, 2011) waarin
de afgestudeerden in het HBO, anderhalf jaar nadat ze de opleiding hebben verlaten, kritisch zijn
over de kwaliteit ervan. Het gaat dan over breedte, diepgang en moeilijkheidsgraad. Een derde van
de studentenpopulatie vond de opleiding te weinig uitdagend en een vijfde van de
studentenpopulatie vond de opleiding te makkelijk.
Volgens onderzoek onder leerlingen die in 2006 afstudeerden aan het MBO geeft een op de vijf
schoolverlaters uit de mbo-opleidingen (BOL) aan dat hun opleiding wel wat moeilijker had mogen
zijn. 30 procent van de oud-leerlingen noemde het niveau van de opleiding uitdagend (Bronneman-
Helmers, 2009).
Volgens een onderzoek van het Platform Bèta-Techniek zegt de helft van de scholieren en studenten
tussen de 12 en 25 jaar dat zij willen uitblinken in de klas. Ze zoeken op school uitdaging maar die
krijgen ze te weinig (Platform Bèta Techniek, 2012).
Ook in de Verenigde Staten speelt dit. Gallagher, Harradine en Coleman (1997) deden onderzoek bij
871 universitaire studenten in Noord- Carolina. Uit dit onderzoek komt een beeld naar voren dat
ongeveer de helft van de studenten zich uitgedaagd voelen door het onderwijsprogramma. Uit een
onderzoek van de Icelandic Centre for Social Research and Analysis (2010) blijkt dat 12% van de
onderzochte studenten de studie te gemakkelijk te vinden. De uitersten worden gevormd door 33%
12 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
van de studenten uit Groenland en 8 % van de studenten in Noorwegen. 35% van de onderzochte
studenten zijn regelmatig verveeld.
Dit onderzoek spitst zich toe op studenten van de opleiding onderwijsassistent van ROC Leiden. Cijfers
over de door studenten ervaarde uitdaging in het onderwijs is van groot belang voor dit onderzoek.
Uit bovenstaande cijfers komt naar voren dat er nogal wat kinderen/studenten zijn in Nederland en in
de rest van de wereld die zich op school onvoldoende uitgedaagd weten.
2.2 Uitdagen van studenten door het onderwijs
Het uitdagen van kinderen in welk type onderwijs wordt gezien als een belangrijk punt in het
onderwijs(de Bruijn, 2006;Kuijpers & Meijers, 2010;van Aalst & Kok, 2005). Er zijn een drietal
algemene kenmerken die van invloed zijn studiesucces (van Eldik, 2010). Deze indeling gebruik ik ook
voor het concept uitdagen.
Kenmerken van de school (schoolkenmerken) bijvoorbeeld: cultuur, curriculum,
pedagogische visie
Kenmerken van de student (studentkenmerken) bijvoorbeeld: motivatie, capaciteit,
doorzettingsvermogen
Kenmerken die voortvloeien uit de omgeving bijvoorbeeld sociale klasse, invloed van
ouders en peers.
Alle drie de kenmerken spelen een rol bij het uitdagen van studenten. In dit onderzoek geef ik de
volgende betekenis aan het begrip uitdagen: prikkelen, uitlokken, verleiden.
Binnen dit onderzoek komen kenmerken die voortvloeien uit de omgeving niet aan bod..
2.3 Kenmerken van de school
Studenten moeten in de gelegenheid worden gebracht om het beste van zichzelf te geven. (Poiesz,
1999). Poiesz definieert de gelegenheid als alle buiten de persoon gelegen omstandigheden die
bevorderend dan wel remmend werken op het laten zien van een bepaald gedrag. In die zin hoort
gelegenheid bieden bij de kenmerken van de school. Om als school het beste uit studenten te halen
is het belangrijk om de gelegenheid te bieden zodat studenten die uitdaging ook daadwerkelijk
kunnen aangaan. Belangrijk is daarbij wel dat de opleidendingseisen niet uit het oog worden
verloren. De onderwijsraad (2010) onderscheidt drie aspecten waarop uitgebreid onderwijs zich kan
richten:
A. het behalen van de wettelijke vereisten
13 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
B. het breder en diepgaander ontwikkelen van talenten
C. het verbreden van het perspectief van de student op arbeid en samenleving.
Invoering van differentiatie in school of in de klas staat soms onder druk omdat de vraag moet
worden beantwoord: ‘waarom zou ik meer inspanning willen/moeten doen?’ dan de andere
studenten (Bulterman-Bos, 2007). Ook voor de studenten die iets extra’s gaan doen moeten
adequaat kunnen worden beloond. Belonen kan worden onderverdeeld in materiële (harde)
beloningen in de vorm van studiepunten of certificaten, of indien haalbaar studieduurverkorting op
het HBO en immateriële (zachte) beloningen in de vorm van waardering en/ of positieve feedback.
Niet voor alle studenten is een beloning essentieel. Uit een studie van Van Eijl (2003) wordt duidelijk
dat hbo studenten vooral meedoen aan plus programma’s voor de uitdaging, de eer en de motivatie.
Het plus programma op zich levert voldoende op. Het programma vormde de beloning.
2.4 Kenmerken van studenten
Bij het onderwijsproces zijn naast schoolkenmerken ook studentkenmerken van belang. Een van de
studentkenmerken is het gedrag van de student.
Poiesz (1999) noemt 3 factoren die bepalend zijn voor gedrag. Motivatie, capaciteiten en de
gelegenheid. Motivatie en capaciteiten behoren tot het domein van de studenten.
Motivatie :Wil de student wel het beste uit zich zelf halen
Capaciteiten :Heeft de student de capaciteiten om extra inspanning te
leveren
Zowel schoolkenmerken als student kenmerken zijn van belang voor dit onderzoek. Het onderzoek zelf
richt zich op de student kenmerken. De latere interventie wordt gezocht bij de schoolkenmerken.
14 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
2.5 Verschillende concepten
Verschillende theoretische concepten helpen om het begrip uitdagen te verhelderen. Deze
concepten passen binnen de eerder onderscheiden schoolkenmerken.
2.5.1 Zône van de naaste ontwikkelingUitdaging bieden kan in verband worden gebracht met Vygotsky. Hij formuleerde het begrip de zône
van de naaste ontwikkeling. Hij bedoelde daarmee dat er ruimte is tussen enerzijds wat een kind
zelfstandig kan en anderzijds wat een kind nog niet kan. De ruimte daartussen is datgene wat een
kind kan, met behulp van een ander (Alexander, 2006). Blok (2004) geeft aan dat de ondersteuning
het meest effectief is als deze van een medeleerling komt. De docent is de leerling te veel stappen
vooruit. Simons (2005) beschrijft dat leerlingen zich uitgedaagd voelen voor een taak als die taak net
iets boven het met weinig inspanning te realiseren niveau is. Met andere woorden iets moeilijker dan
de leerling met weinig inspanning zal kunnen doen.
Figuur 2 Zône der naaste ontwikkeling
2.5.2 Concept ‘flow’ Een ander concept dat in verband kan worden gebracht met uitdaging is ‘flow’ beschreven door
Csikszentmihaly (2006). Hij beschrijft flow als een toestand waarbij uitdagingen en capaciteiten op
elkaar zijn afgestemd. Korthagen (2007) noemt de volgende kenmerken van ‘flow’:
- er is sprake van een aangename uitdaging die graag wordt aangegaan
- je voelt je als een vis in het water
- je staat in je kracht
- je bent snel en haast ongemerkt aan het leren
Flow kan ontstaan als de uitdaging die geboden wordt past bij de capaciteiten van de
kinderen/studenten. Flow kan ontstaan als concentratie, interesse en plezier tegelijkertijd worden
ervaren tijdens een activiteit. Als de uitdaging boven de capaciteiten van kinderen/studenten
15 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
uitstijgt, dus te groot is, ontstaat er angst en bij uitdagingen waarbij kinderen/studenten worden
aangesproken onder hun capaciteiten ontstaat er verveling (Csikszentmihly, 2006).
Figuur 3 ‘Flow’
2.5.3 Uitgebreid onderwijsOnder uitgebreid onderwijs verstaat de onderwijsraad (2010) een extra aanbod van de school gericht
op:
1. het behalen van de wettelijke vereisten,
2. het breder en diepgaander ontwikkelen van talenten en
3. het verbreden van het perspectief van student op arbeid en samenleving.
Deze drie doelen geven ook de drie vormen van uitgebreid onderwijs aan die onderscheiden kunnen
worden:
Ad 1. Uitgebreid onderwijs gericht op verbetering van leerprestaties;
Ad 2. Uitgebreid onderwijs gericht op verrijking en
Ad 3. Uitgebreid onderwijs gericht op oriëntatie op arbeid en samenleving (De
Onderwijsraad, 2010).
Uitgebreid onderwijs is een onderwijsconcept van waaruit de uitdaging van (‘betere’) studenten kan
worden bekeken.
De driegenoemde onderwijsconcepten zijn voor de inrichting van het (uitdagend) onderwijs van groot
belang. Als studenten kunnen worden uitgedaagd door een programma ligt in deze concepten een
duidelijke ingang.
16 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
2.6 Het conceptueel model
Het onderzoek richt zich op hoe studenten uit te dagen om meer uit zichzelf te halen.
Studentkenmerken: willen(motivatie) en kunnen (capaciteiten) zijn daarbij de belangrijkste
factor. Immers studenten moeten het willen en moeten die extra uitdaging aankunnen. De
school dient te zorgen voor die uitdaging en dient te zorgen voor een adequate beloning. Als
studenten uitdaging willen en aan kunnen, als de school de uitdaging aanbiedt en de geleverde
prestatie adequaat beloond, gaan de studenten die uitdaging dan ook werkelijk doen?
Figuur 4 Conceptueel model
2.7 De onderzoeksvraag
In hoofdstuk 1.1 heb ik de doelstelling van mijn onderzoek als volgt geformuleerd: ‘ informatie te
verkrijgen over mogelijke interventies die kunnen helpen de ‘betere’ studenten meer uit te dagen en
te ondersteunen om meer uit zichzelf te halen’. Na afloop van dit onderzoek heb ik in kaart met welke
interventies de opleiding onderwijsassistent (OA) de ‘betere’ studenten meer kan uitdagen en kan
ondersteunen om meer uit zichzelf te halen. De geconcretiseerde onderzoeksvraag luidt:
Op welke wijze kunnen betere studenten worden uitgedaagd om (nog) meer uit zichzelf te halen?
17 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het nodig om een aantal andere vragen te
beantwoorden.
Hoe groot is die groep studenten die meer uitdaging wil?
Is het nodig is en zo ja wát is er nodig om studenten te verleiden om meer uit zichzelf te
halen?
Waarmee kan de betere studenten worden verleid om meer uit zichzelf te halen?
Wat kan school doen om de student uit te dagen en/of te belonen zodat studenten meer uit
zichzelf halen, als zij dat willen en kunnen?
2.8 Kernbegrip, variabelen en indicatoren
In deze paragraaf beschrijf ik kernbegrippen die ik in mijn onderzoek gebruik.
- Het beste uit zichzelf halen.
Hieronder versta ik dat studenten een voor hen maximale prestatie leveren.
- Uitdagen
Onder uitdagen versta ik studenten uitlokken, verleiden, prikkelen tot het verrichten van een
prestatie. Het is net iets meer vragen dan de studenten op dat moment misschien willen,
kunnen of doen. Het is het uitlokken van gedrag dat studenten in eerste instantie niet uit
zichzelf hadden laten zien.
- ‘betere’ student
“De beste studenten zijn vooral studenten die erg veel kunnen; dat kan breed of diep zijn3“
De ‘betere’ student is die student ogenschijnlijk gemakkelijk een opleiding volgt. In dit
onderzoek geconcretiseerd door:
o meer dan 80% van de studiepunten heeft behaald
o de mate van tevredenheid van docenten
3
18 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
Relaties tussen variabelen:
Uitdagend onderwijs is onderwijs dat het beste uit studenten haalt.
Om door het onderwijs uitgedaagd te worden en zo het beste uit zich zelf te halen moet de student:
- Willen
- Kunnen om (nog) meer uit zichzelf te halen
- Doen
Mijn aanname is dat studenten meer aan kunnen en meer willen. Als het geboden programma
aanspreekt gaan de studenten het doen. Daarbij verwacht ik dat de variabele kunnen de grootste
invloed zal hebben op het doen van studenten.
Inzicht in de stand van zaken wordt verkregen door van de genoemde variabelen frequenties te
berekenen. De verschillen tussen groepen worden getoetst op significantie met behulp van variantie-
analyse omdat er sprake is van verschillende groepen studenten.
De relaties tussen de variabelen worden onderzocht door na te gaan hoe ‘kunnen’ en ‘willen’,
gecombineerd met de uitdaging en de beloning ertoe leidt dat studenten die uitdaging ook gaan
doen. Daarvoor worden eerst de correlaties berekend tussen de variabelen. Daarna wordt door
middel van regressie-analyse nagegaan hoe de onafhankelijke variabelen gezamenlijk, afzonderlijk
en in samenhang de afhankelijke variabele ‘doen’ beïnvloeden.
19 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
2.9 Het variabelenschema
Kernbegrip Variabelen Dimensie Indicator
Het beste uit zich zelf
halen
Willen Willen
(motivatie)
S. wil meer tijd besteden
S. wil meer uitgedaagd
worden
S wil betrokken worden
Kunnen Kunnen
(capaciteiten)
S geven aan meer te
kunnen
S geven aan de opleiding
sneller te kunnen
S geven aan ‘capaciteit’
over te hebben
Doen Doen (gelegenheid
grijpen)
(meer uit zichzelf halen)
S gaan het doen
Belonen ‘harde’ beloning Willen studiepunten
Willen certificaten
‘zachte’ beloning Willen positieve feedback gericht op de persoonWillen positieve waardering
3 Onderzoeksopzet
3.1 Typering onderzoek
Dit empirisch onderzoek is een combinatie van een kwantitatieve en een kwalitatieve survey . Het
kwantitatieve gedeelte wordt gevormd door een online- enquête en het kwalitatieve gedeelte door
een groepsinterview. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij de opleiding onderwijsassistent van ROC
Leiden omdat daar de verlegenheidsituatie is ontstaan.
3.2 Onderzoeksinstrumenten
Dit onderzoek steunt op twee onderzoeksinstrumenten. Eerste en tweede jaars studenten worden
bevraagt door middel van een enquête (zie bijlage 1). Met een groep derde jaars studenten die
20 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
uitgedaagd willen worden en dat aan kunnen, wordt een interview (zie bijlage 2) gehouden om een
aanvulling te krijgen op de resultaten van de enquête. De data van het interview worden gebruikt om
de uitkomsten van de enquête verder ‘in te kleuren’. Door de twee onderzoeksinstrumenten naast
elkaar te gebruiken, de respons daarop te verglijken wordt gebruik gemaakt van het principe van
triangulatie zodat de validiteit van het onderzoek groter wordt.
21 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
3.2.1 De enquêteDe vragenlijst is door mijzelf geconstrueerd. Naast enkele algemene vragen heb ik per variabele een
aantal vragen in de vorm van stellingen geconstrueerd.
tabel 1: verantwoording van variabelen naar items in de enquête
Variabele Item nr. Indicator Meetniveau Bereik Cronbach ‘s Alfa
Betere student
6 Ik heb tot nu toe Interval
1 = tot 50% van de studiepunten
2= 50-80% van de studiepunten3 =meer dan 80% van de studiepunten
7 hoe tevreden zijn docenten over mijn inzet Interval 1 – 54
Willen
17 ik ben niet bereid meer tijd te besteden als ik meer zou leren Interval 1 – 55
Na verwijdering van item nummer 16 is de waarde van Cronbach’s Alfa 0.71
18 ik zou meer tijd aan school willen besteden als de opdrachten daartoe aanleiding gaven
Interval 1 – 5
19 ik zou best meer tijd aan mijn studie willen besteden als de onderwijsinhoud daar reden toe gaf
Interval 1 – 5
20 eigenlijk heb ik helemaal geen tijd om extra tijd te besteden aan school
Interval 1 – 5
21 ik wil een onderwijsprogramma volgen, wat meer van mij vraagt
Interval 1 – 5
22 ik heb geen andere leerwensen dan het huidige onderwijsprogramma
Interval 1 – 5
16 ik zou betrokken willen worden bij het ontwikkelen van onderwijs binnen deze opleiding
Interval 1 – 5
Kunnen
8 als de opleiding een stuk zwaarder was zou ik hem ook goed aankunnen Interval 1 – 5
Na verwijdering van item nummer 12 is de waarde van Cronbach’s Alfa 0.86
9 ik heb het idee dat ik meer leerstof aan kan, dan de opleiding nu van mij vraagt Interval 1 – 5
10 ik denk dat ik de opleiding sneller zou kunnen doen Interval 1 – 5
11 ik vind de opleiding moeilijk Interval 1 – 5
12 ik moet al mijn capaciteiten gebruiken om de opleiding goed te volgen Interval 1 – 5
4 Betekenis schaal: 1 heel ontevreden, 2 ontevreden, 3 neutraal, 4 tevreden, 5 heel tevreden5 Betekenis schaal: 1 helemaal mee oneens, 2 mee eens, 3 niet eens, niet oneens, 4 mee eens, 5 helemaal mee eens
22 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
Variabele Indicator Item nr. Meetniveau
Bereik Cronbach’s Alfa
Doen
23ik ga meer uitdagende opdrachten niet doen, als ik er niet voor beloond wordt Interval
1 – 5 Na verwijdering van item nummer 23 is de waarde van Cronbach’s Alfa 0.72
24ik zou met meer plezier naar school gaan als het programma uitdagender zou zijn Interval
1 – 5
25ik zou mij persoonlijk meer betrokken voelen als het programma uitdagender zou zijn Interval
1 – 5
27ik zou minder gemotiveerd zijn als het programma uitdagender zou zijn Interval
1 – 5
29als er een uitdagender programma zou zijn zou ik dat zeker gaan volgen
Interval 1 – 5
Belonen
30ik hoef niet beloond te worden voor het feit dat ik een uitdagender programma volg Interval
1 – 5 De waarde van de Cronbach’s Alfa 0.68
33ik ga een uitdagender programma alleen volgen als ik daarvoor beloond wordt Interval
1 – 5
34 Die beloning zie ik in de vorm van Nominaal studiepunten
certificaten
positieve waardering
positieve feedback
anders
3.2.2 Het interviewHet interview heb ik afgenomen met 7 derde jaars studenten van de opleiding onderwijsassistent. De
studenten zijn onafhankelijk van elkaar zowel door de studieloopbaanbegeleider als mijzelf in de
categorie ‘betere student ‘geplaatst. De criteria daarvoor waren een maximaal aantal studiepunten
en het ogenschijnlijke gemak waarmee zij de opleiding doen. Van een aantal studenten waren er in
eerder stadium signalen dat zij meer uitdaging wilden.
23 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
3.3 Onderzoeksgroep en respons
De opleiding onderwijsassistent van ROC Leiden is de onderzoekspopulatie. Alle eerste (N=51) en
tweede jaars(N=34) studenten zijn uitgenodigd om de enquête in te vullen. Van de totaal 85
studenten hebben er 72 studenten ( = 85%) de enquête ingevuld. Dit responspercentage is
voldoende groot om de resultaten als representatief te beschouwen voor 85 uitgenodigde
respondenten. De non-respons is toevallig door afwezigheid ontstaan. Studenten waren vooraf niet
op de hoogte op welk moment het onderzoek zou plaats vinden.
3.4 Data verzameling, verwerking en analyse
De enquête is door 3 studenten getest. Naar aanleiding daarvan zijn er enkele taalkundige
wijzigingen aangebracht. De data zijn verzameld met behulp van de ROC Spiegel en verwerkt met
SPSS. Binnen 5 werkdagen waren de enquêtes ingevuld.
3.5 Betrouwbaarheid en validiteit
Gezien de aard van mijn onderzoek, een casestudy, zijn er een aantal externe en interne
validiteitbedreigers:
Tabel 2: externe validiteitbedreigers
Externe validiteitbedreigers Uitleg Check
Interaction of selection and
treatment
Kunnen de resultaten zijn
beïnvloed door andere factoren
dan de onderzochte.
Het is een onderzoek bij een
bepaalde groep mbo studenten.
Het is echter heel goed
voorstelbaar dat de resultaten
van mijn onderzoek ook kunnen
gelden voor andere welzijn
opleidingen
Interaction of setting and
treatment
Kunnen de uitkomsten in een
andere omgeving worden
geïnterpreteerd
Het onderzoek richt zich op de
situatie binnen het ROC leiden
met haar cultuur, haar visie, haar
studenten.
Elders is er een andere situatie
door de andere leeromgeving.
Het is mogelijk dat in andere
Roc’s vergelijkbare groepen
24 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
voorkomen en dat de gegevens
daardoor een iets bredere
geldigheid hebben. Dat kan ik
hier niet vaststellen.
Interaction of history and
treatment
Kunnen de resultaten van dit
onderzoek zijn beïnvloed door
andere factoren dan de
onderzochte factoren
Ja, binnen een
respondentengroep is het
onderwerp ‘uitdagen’ eerder in
een informele sfeer aan de orde
geweest.
Interaction effects of pretesting Kunnen de respondenten door
een voormeting beïnvloed zijn
Nee, er is geen voormeting
geweest
Reactive effects Gaan de respondenten zich
anders gedragen in een
experiment omgeving
Niet waarschijnlijk.
25 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
Tabel 3: interne validiteitbedreigers
Interne validiteitbedreigers Uitleg Check
History Wat kan er tussen de voor en
nameting gebeuren afgezien van de
experimentele variabelen
Er is geen voor- en nameting
Testing Het effect van testen op
proefpersonen
Misschien tijdens het beantwoorden van de
vragen gaan zij zich sociaal wenselijk op
stellen.
Instrumentation Zijn de resultaten vertroebeld Nee. De enquête is individueel ingevuld. Er is
nauwelijks overleg geweest.
Mortality Uitval van proefpersonen of non
respons
Er is slechts één meting geweest.
Maturation Omstandigheden die veranderen
tijdens het onderzoek
Er is slechts één meting geweest.
Selection Het blijkt uiteindelijk een niet
representatieve steekproef te zijn
Van de totaal 85 studenten hebben er 72
studenten ( = 85%) de enquête ingevuld. De
non-respons is toevallig ontstaan en kwam
voort uit afwezigheid. De reden van
afwezigheid varieerde van ziekte, BPV
activiteiten of andere niet meer te achterhalen
redenen.
Ambiguity about the direction of
causual influence
Is het duidelijk wat de afhankelijke en
onafhankelijke variabelen zijn
Afhankelijke variabelen zijn:
- Doen
Onafhankelijke variabelen zijn:
- Kunnen (=capaciteiten)
- Willen (=motivatie)
- Beloning
De relatie tussen willen en belonen is expliciet
bevraagd. Causaliteit is ingebouwd in de wijze
van vragen. Bijvoorbeeld:
vraag 23: Ik ga meer uitdagende
opdrachten niet doen als ik er niet voor
beloond wordt.
26 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
4 Resultaten van het onderzoek
In dit hoofdstuk geef ik de resultaten van het onderzoek weer. Ik start met een precisering van de
respondentengroep, daarna presenteer ik de resultaten per variabele. Voor zover mogelijk
presenteer ik de resultaten uit de 2 onderzoeksinstrumenten analoog. Ik sluit af met de presentatie
van de resultaten over alle variabelen.
De respondentengroep
Het onderzoek richt zich op de ‘betere’ student. De ‘betere’ student is gedefinieerd als die student
ogenschijnlijk gemakkelijk een opleiding volgt. Deze groep bestaat uit respondenten die op vraag 6
hebben aangegeven meer dan 80% van de studiepunten te bezitten. De andere studentengroep is de
‘niet betere’ student genoemd.
Het antwoord op vraag 14 ‘ik wil meer uitgedaagd worden’ verdeelt de respondentengroep in twee
groepen namelijk de groep die wel uitgedaagd wil worden en de groep die dat niet wil.
Zo zijn er vier groepen studenten ontstaan (degene die al dan niet uitgedaagd willen worden en de al
dan niet ‘ betere’ student) die niet per se dezelfde respondenten bevatten.
Om aan dit ongemak tegemoet te komen zijn er vier groepen studenten gecreëerd.
Groep A de <niet> ‘betere ‘student
o 1= niet betere student
o 2 = betere student
Groep B de studenten die <geen> uitdaging willen
o 0 = studenten die geen uitdaging willen
o 2 = studenten die wel uitdaging willen
Groep X ontstaat door de verschillende groepen A en B te combineren. Dat leidt tot het volgende
tabel:
27 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
Tabel 4: onderscheiden respondentgroepen
Groep X (subgroepen A en B gecombineerd)
X 1
= de niet betere student
die geen uitdaging wil
X 2
= de betere student die
geen uitdaging wil
X 3
= de niet betere student
die uitdaging wil
X 4
= de betere student die
uitdaging wil
N=13 N=5 N=23 N=31
In de verdere presentatie van de onderzoeksresultaten zal ik frequent verwijzen naar bovenstaande groepen.
Er zijn 72 onderwijsassistenten gestart met de enquête. Op vraag 14: ‘Ik zou best nog meer willen
worden uitgedaagd in deze opleiding’ is slechts een ‘JA’ of een ‘NEE ‘antwoord mogelijk. Voor degene
die de vraag met ‘NEE ‘beantwoorden stopt de enquête. 54 onderwijsassistenten maken de enquête
af. Dit houdt in dat 75% meer uitgedaagd wil worden. De variabele kunnen en willen wordt door de
gehele respondentengroep (N=72) beantwoord. De overige variabelen (doen en belonen) worden
beantwoord door die respondenten die eerder hebben aangegeven meer uitdaging te willen (N=54).
28 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
4.1 Resultaten per variabele
4.1.1 Willen
4.1.1.1 Resultaten uit de enquêteOnderstaande tabel geeft een overzicht hoe de onderscheiden respondentgroepen antwoorden op
de vraag ‘Ik zou best nog meer willen worden uitgedaagd in deze opleiding’.
Van de 72 respondenten geven 54 respondenten aan meer uitdaging te willen. Die uitdaging zou
volgens de respondenten kunnen worden gevonden in:
Tabel 5: keuze respondenten aard van de uitdaging
antwoordmogelijkheden item 15:Ik zou uitgedaagd willen worden op de
volgende wijzeaantal keren genoemd totaal
De ‘niet betere’ student
studenten
De ‘betere’ student
Uitdaging op andere rol ik zou inbreng willen hebben hoe een opdracht er uit ziet 9 5
26(15%)
een andere rol tijdens het leren innemen. (Bijvoorbeeld coachende rol voor andere studenten)
6 6
Uitdagen op ontwikkelen van talent
ik zou zelf de opdrachten willen uitkiezen 7 8 15
(9%)Uitdaging op inhoud andere opdrachten (=verbreden) 8 17
56(33%)
een hoger niveau van de opdrachten (=verdiepen) 10 18
meer praktijk 0 1meer zelfstandigheid en dat het op een hoger tempo de lessen worden gegeven het kan allemaal veel sneller
0 1
sneller 1 0Uitdaging op doorstroming ik zou mij alvast willen voorbereiden op
mijn vervolgstudie 15 21 36(21%)
Uitdaging op ontwikkelen van identiteit
ik zou minder sturing van de docent willen 1 4 26
(15%)ik zou meer willen doen aan de ontwikkeling van mijn persoonlijkheid 8 13
Uitdaging gericht op maatschappelijke betrokkenheid
ik zou meer willen doen aan mijn maatschappelijke betrokkenheid 7 7 14
(8%)
29 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
4.1.1.2 Resultaten uit het interviewAlle zeven geïnterviewde studenten geven aan zich soms uitgedaagd te hebben gevoeld. Een student
beschrijft het zo:
….”tussen nooit en af en toe in. Alleen bij het laatste project. Als de inhoud interessant is dan wil ik er
moeite voor doen”……
Of
……” niet nooit – wel te weinig”……..
4.1.2 Kunnen
4.1.2.1 Resultaten uit de enquêteOnderstaande tabel geeft een overzicht hoe de onderscheiden respondentgroepen hebben
geantwoord op het cluster van vragen ’kunnen’.
Tabel 6: respondentgroepen en kunnen
De niet betere
student die geen
uitdaging wil
De betere student
die geen uitdaging
wil
De niet betere
student die
uitdaging wil
De betere student
die uitdaging wil
Kunnen (Mean) 3,27 3,30 3,61 4,11
Deze grafiek geeft de resultaten van de onderscheiden groepen ( X1 tot en met X 4) op het gebied
van ‘kunnen’
Grafiek 1: respondentgroepen en kunnen
30 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
De twee studentengroepen de ‘niet betere’ student die uitdaging wil (X 3) en de ‘betere’ student die
uitdaging wil (X 4) denken de uitdaging aan te kunnen. Door middel van een variantie-analyse zijn de
resultaten van kunnen vergleken tussen de onderscheiden respondentgroepen. Er zijn significante
verschillen tussen de resultaten met betrekking op de variabele ‘kunnen’ tussen de twee
studentengroepen de ‘niet betere’ student die uitdaging wil (X 3) en de ‘betere’ student die uitdaging
wil (X 4). (F-waarde 5.340, df= 71en de p-waarde is 0.02)
Dit betekent dat de mate waarin studenten denken de uitdaging aan te kunnen significant verschilt
tussen ‘niet betere’ student die uitdaging wil (X 3) en de ‘betere’ student die uitdaging wil (X 4). De
‘betere’ studenten denken vaker de uitdaging aan te kunnen.
4.1.2.2 Resultaten uit het interview
De zeven geïnterviewde studenten geven aan de opleiding als gemakkelijk te hebben ervaren. Zij
hebben nooit vol gas hoeven geven. Alle zeven geïnterviewden deelden deze mening. De studenten
formuleren het zo:
…..”Leren heb ik nooit hoeven doen. Ik heb niet alles gegeven”…..
…..” in de BPV wel. Op stage kan ik lesgeven. Daar kun je meer uithalen. Op school niet. “…..
…..”hard werken – nee. Alles gegeven – nee. ik heb nooit vol gas moeten geven”…..
….”Ik moest vechten met rekenen en taal. Ik ben nooit over de grens gegaan. Nooit in het rood
gehoeven. “……
….”Ik heb niet veel gegeven. Ik heb de opleiding met 2 vingers in mijn neus gedaan.”……
31 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
4.1.3 Doen
4.1.3.1 Resultaten uit de enquêteOnderstaande tabel geeft een overzicht hoe de onderscheiden respondentgroepen hebben
geantwoord op het cluster van vragen ’doen’.
Tabel 7: respondentgroepen en doen
De niet betere
student die uitdaging
wil
De betere student die
uitdaging wil
Doen (Mean) 3.74 3.81
Deze grafiek geeft de resultaten van de onderscheiden groepen de ‘niet betere’ student die uitdaging
wil (X 3) en de ‘betere’ student die uitdaging wil (X 4) op het gebied van ‘doen’
Grafiek 2: respondentgroepen en doen
Door middel van een variantie-analyse zijn de resultaten van kunnen vergleken tussen de
onderscheiden respondentgroepen de ‘niet betere’ student die uitdaging wil (X 3) en de ‘betere’
student die uitdaging wil (X 4) . (F-waarde 0.168 , df total 53 en de p-waarde is 0.684). Deze gegevens
laten zien dat er kleine verschillen zijn tussen de gegeven antwoorden van de twee onderscheiden
respondentgroepen de ‘niet betere’ student die uitdaging wil (X 3) en de ‘betere’ student die
uitdaging wil (X 4) met betrekking tot de vraag of de studenten de uitdaging zouden gaan doen. De
32 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
resultaten voor de variabele ‘doen’ verschillen niet significant tussen de respondentgroepen de ‘niet
betere’ student die uitdaging wil (X 3) en de ‘betere’ student die uitdaging wil (X 4). Dit betekent dat
deze twee respondentgroepen in gelijke mate aangeven of zij de uitdaging zouden gaan doen. Voor
deze variabele is het onderscheid ‘betere’ student en ‘niet betere’ student niet relevant.
4.1.3.2 Resultaten uit het interviewDe zeven geïnterviewde studenten geven aan dat ze een uitdagender programma zouden gaan
volgen liefst met beloning. Zij formuleren het zo:
…’op basis van een goed inhoudelijk programma zou ik bereid zijn om er meer energie in te stoppen’…
Of
… ‘op basis van mijn motivatie zou ik het doen’…
Of
…’er moet wat tegenover staan’.. . ….’hierdoor wordt ik extra gemotiveerd’….
Of
…’Ik doe het vanuit mij zelf. De motivatie ligt voor mij in het feit dat ik meer heb geleerd’……
33 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
4.1.4 Belonen
4.1.4.1 Resultaten uit de enquête
Onderstaande tabel geeft een overzicht hoe de onderscheiden respondentgroepen hebben
geantwoord op het cluster van vragen ’belonen’.
Tabel 8: respondentgroepen en belonen
De niet betere student die
uitdaging wil
De betere student die
uitdaging wil
Belonen (Mean) 3.26 3.35
De grafiek geeft de resultaten van de onderscheiden groepen X 3 (de niet betere student die
uitdaging wil) en X 4 (de betere student die uitdaging wil) op het gebied van ‘belonen’.
Grafiek 3:respondentgroepen en belonen
Door middel van een variantie-analyse zijn de resultaten van kunnen vergleken tussen de
onderscheiden respondentgroepen de ‘niet betere’ student die uitdaging wil (X 3) en de ‘betere’
student die uitdaging wil (X 4) . (F-waarde 0.136 , df total 53 en de p-waarde is 0.714). De resultaten
34 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
voor de variabele belonen verschillen niet significant tussen de respondentgroepen de ‘niet betere’
student die uitdaging wil (X 3) en de ‘betere’ student die uitdaging wil (X 4). Dit betekent dat deze
twee respondentgroepen in gelijke mate aangeven of zij beloond willen worden voor de inspanning.
Voor deze variabele is het onderscheid ‘betere’ student en ‘niet betere’ student niet relevant.
De correlatiecoëfficiënt tussen doen en belonen is 0,47. De puntenwolk ziet er als volgt uit:
Grafiek 4: puntenwolk correlatie doen en belonen
De meeste punten bevinden zich aan de rechterkant van het punt 3,5 op de x- as van doen. Dit
betekent dat de studenten vooral willen doen en daarvoor niet per se beloond hoeven te worden.
De respondentgroepen de ‘niet betere’ student die uitdaging wil (X 3) en de ‘betere’ student die
uitdaging wil (X 4) geven aan via een multiple respons vraag de volgende antwoorden op de vraag
hoe zij de beloning zien.
Tabel 9: respondentgroepen en aard van de beloning
studiepunten certificaten positieve waardering
positieve feedback overig
de ‘niet betere’ student die uitdaging wil
15 9 13 14 3
de ‘betere’ student die uitdaging wil
21 15 13 16 2
In % 66% 44% 36% 41% 9%Totaal 60 56
35 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
studiepunten certificaten positieve waardering
positieve feedback
anders 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Grafiek 5: aard van de beloning totaal
Als deze resultaten verder worden gerubriceerd in harde beloning (studiepunten, certificaten) en
zachte beloning (positieve waardering, feedback) dan wordt duidelijk dat de studenten nauwelijks
een voorkeur hebben voor de soort beloning.
4.1.4.2 Resultaten uit het interviewDe zeven geïnterviewde studenten antwoorden verschillend op de vraag of zij een beloning zouden
willen voor het volgens van een ‘uitdagender’ programma.
Een aantal (N = 4) vinden waardering en positieve feedback voldoende terwijl andere (N=3) een
tastbare beloning belangrijk vinden.
De resultaten uit het interview laten een dezelfde verdeling zien als de resultaten uit de enquête.
Wel wordt duidelijk dat studenten een duidelijke voorkeur hebben voor een bepaalde beloning
hebben.
Student aan het woord:
….”op basis van een goed inhoudelijk programma zou ik bereid zijn om er meer energie in te
stoppen”…..
En een ander:
36 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
….” er moet wat tegenover staan. Studiepunten, certificaten. Hierdoor wordt ik extra gemotiveerd. Ik
zou graag iets krijgen ten teken dat er gezien is dat ik hard heb gewerkt”…..
4.2 Resultaten over alle variabelen.
In het vorige hoofdstuk staan de resultaten beschreven per variabele. In dit hoofdstuk onderzoek ik
de relaties zoals die in het conceptuele model zijn geformuleerd. Door het berekenen van de
correlaties tussen de variabelen en door middel van een regressie-analyse wordt de samenhang
zichtbaar.
Als eerste komt de samenhang tussen de variabelen kunnen, willen, doen en belonen aan bod.
Tabel 10 toont de correlatie (Pearson correlation) tussen kunnen, willen, doen en belonen.
Tabel 10 correlaties (Pearson correlation) tussen kunnen, willen, doen en belonen
Kunnen Willen Doen
Kunnen ,367**
Willen ,367**
Doen ,391** ,466**
Belonen ,289* ,177 ,470**
correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed)
correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed)
Er is een samenhang tussen ‘kunnen’ en ‘doen’ namelijk 0.391. Dit betekent dat het
waarschijnlijker is dat een student die denkt te ‘kunnen’ ook gaat ‘doen’ dan dat hij het niet
gaat ‘doen’
De samenhang tussen ‘willen’ en ‘doen’ is 0.466 Dit houdt in dat studenten een uitdaging
gaan doen als zij het willen. De correlatie is groter dat betekent dat het belang van ‘willen’
groter is bij het gaan ‘doen’ dan dat van ‘kunnen’.
o Dit geeft aan dat het onderscheid van de ‘betere’ student niet relevant is. Het gaat
om de studenten die willen. Die gaan de uitdaging doen.
De samenhang tussen ‘kunnen’ en ‘belonen’ is 0.289. Dit houdt in dat studenten iets meer
kunnen als zij beloond worden.
37 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
De samenhang tussen ‘willen’ en ‘belonen’ is 0.177. Dit houdt in dat of studenten ‘willen’
niet afhangt van de beloning.
De samenhang tussen doen en belonen is 0.470. Dit houdt in dat studenten meer gaan
‘doen’ als er een beloning tegenover staat.
Uit de multipele regressievergelijking blijkt dat de variabele kunnen er als eerst uit valt. Dat betekent
dat deze variabele weinig bijdraagt aan het doen. Dit betekent dat studenten in de eerste plaats
beloond willen worden, maar ze moeten ook willen om een uitdaging te doen.
Tabel 11: multiple regressievergelijking
Coefficientsa
Model Unstandardized Coefficients Standardized
Coefficients
t Sig.
B Std. Error Beta
2Belonen ,258 ,073 ,400 3,545 ,001
Willen ,418 ,119 ,395 3,507 ,001
a. Dependent Variable: Doen
Model Summary
Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate
2 ,610b ,372 ,347 ,47836
a. Predictors: (Constant), Belonen
b. Predictors: (Constant), Belonen, Willen
De variabelen belonen en willen hangen significant samen met doen ( Sig. ≤0.05). De R square is de determinatiecoëfficiënt. Na de eerste stap is de R square 0.221. Dat wil zeggen dat 22.1 % van de variabele ‘doen’ wordt bepaald door ‘belonen’ (de Vocht, 2012).
‘Willen’ zorgt voor 15% extra verklaring. ‘Willen’ en ‘belonen’ vormen samen 37,3% van de verklaring of studenten gaan doen.
Dit wordt ondersteund door het antwoord van de studenten op multiple respons vraag 32: als de
opleiding meer uitdagende opdrachten zou aanbieden dan… Duidelijk komt naar voren dat studenten
die opdrachten so wie so zouden doen of zouden gaan doen als de uitdaging hen zou aanspreken.
38 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
dan zou ik die doen
dan zou ik die doen, als het maar geen extra tijd kost
dan zou ik die doen, als er iets tegenover stond
dan zou ik die doen als de uitdaging mij aan zou spreken
dan zou ik die niet doen
0 5 10 15 20 25 30 35
Series1
Grafiek 6: het antwoord van de studenten op multiple respons vraag 32
39 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
5 ConclusiesIn dit hoofdstuk trek ik conclusies uit de resultaten uit hoofdstuk vijf. Ik ga aan de hand van deze
onderzoeksresultaten gecombineerd met het eerder geschetste theoretisch kader een antwoord op
de onderzoeksvragen formuleren om dit hoofdstuk af te sluiten met een antwoord op de
vraagstelling van dit onderzoek.
In hoofdstuk drie heb ik mij de volgende vragen gesteld.
Hoe groot is de groep studenten die meer uitdaging wil?
Is het nodig is en zo ja wát is er nodig om studenten te verleiden om meer uit zichzelf te
halen?
Waarmee kunnen de betere studenten worden verleid om meer uit zichzelf te halen?
Wat kan de school doen om de student uit te dagen en/of te belonen om te stimuleren dat
de studenten die kunnen en willen ook doen
5.1 Hoe groot is die groep studenten die meer uitdaging wil?
Van de totaal 85 studenten hebben 72 studenten ( = 85%) de enquête ingevuld. Van de studenten
die de enquête hebben ingevuld geeft 75% aan meer uitdaging te willen. Door de hoge respons is de
verwachting gerechtvaardigd dat dit resultaat kan gelden voor de totale 1e en 2e jaars
studentengroep van de opleiding onderwijsassistent. Deze resultaten worden onderstreept door de
resultaten uit het interview. Daarvan zeggen alle geïnterviewde studenten dat zij meer uitdaging
hadden gewild. Het onderscheid al dan niet betere student is niet relevant gevonden. Er is een grote
groep die echt meer wil.
5.2 Is het nodig is en zo ja wát is er nodig om studenten te verleiden om meer uit zichzelf te halen?
De onderzoeksresultaten laten zien dat studenten zich niet uitgedaagd voelen. Poiesz (1999) noemt 3
factoren die bepalend zijn voor gedrag. Motivatie, capaciteiten en de gelegenheid. Motivatie en
capaciteiten behoren tot het domein van de studenten. Het motivatie aspect is in dit onderzoek
vertaald als de variabele ‘willen’ en het capaciteitsaspect is vertaald als de variabele ‘kunnen’. Uit het
onderzoek komt naar voren dat de studenten meer uitgedaagd willen worden. De onderzochte
studenten geven aan te verwachten dat zij de uitdaging aan zullen kunnen. De studenten geven aan
dat als de uitdaging wordt geboden zij hem ook zullen gaan doen.
40 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
5.3 Waarmee kunnen de betere studenten worden verleid om meer uit zichzelf te halen?
Uit de regressie-analyse blijkt het belang van belonen. Studenten geven aan dat zij een uitdaging
meer zou gaan doen als er een beloning tegen over staat. Of studenten extra uitdaging willen hangt
niet af van de beloning. Of studenten extra uitdaging willen hangt af van het karakter van die
uitdaging.
De studenten zijn ambivalent in hun houding ten aanzien van de ‘beloning’. Uit de resultaten blijkt
dat de studenten zowel de immateriële (waardering en feedback) als de materiële beloning
(studiepunten, certificaten) zouden willen.
Beide soorten beloning kunnen heel goed naast elkaar bestaan. Ik denk dat de intrinsieke
beloning die uitgaat van het volgen van een uitdagend programma zoals naar voren kwam
uit het interview niet moet worden onderschat.
5.4 Wat kan de school doen om de student uit te dagen en/of te belonen om te stimuleren dat de studenten die kunnen en willen ook doen?
Alle resultaten overziende kan ik niet anders dan tot de conclusie komen dat:
Het onderwijs zoals verzorgd door de opleiding onderwijsassistent in de periode 2010 – 2011
door het merendeel van zowel de betere als de niet betere studenten niet als uitdagend is
ervaren.
Het onderwijsprogramma zou moeten worden herzien op de volgende punten:
o Inhoudelijke verbreding en verdieping
o Meer richten op doorstroming naar het HBO
o Studenten meerdere rollen aanbieden (coachen, zelf ontwikkelen van..)
o Studenten in de gelegenheid te stellen om te werken aan hun identiteit.
o Een adequate beloningsstructuur ontwikkelen
De vraag Op welke wijze kunnen sterkere studenten worden uitgedaagd om (nog) meer uit zichzelf te
halen is daarmee op basis van dit onderzoek beantwoord.
41 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
6 Aanbevelingen
6.1 Aanbevelingen aan ROC Leiden opleiding onderwijsassistent
Op basis van dit onderzoek doet de opleiding onderwijsassistent niveau 4 van ROC Leiden er goed
aan ingrijpende maatregelen te nemen ten aanzien van het onderwijs.
Een aantal aanbevelingen op een rij:
1. Herzie het curriculum
Studenten vragen om meer uitdaging zowel in de breedte als in de diepte van het onderwijs
programma.
Studenten geven aan zich meer voor te willen bereiden op het vervolg onderwijs. Uit
literatuur is bekend dat de aansluiting MBO 4 – PABO, of breder MBO – HBO niet optimaal is.
(van Eldik, 2010)
2. Herzie de didactiek
Studenten geven aan andere rollen te willen vervullen. Een voorbeeld daarvan is het zelf
bedenken van project opdrachten. Het is goed denkbaar dat naast de traditionele
projectopdracht een projectopdracht komt waarvan alleen de kaders worden beschreven. De
student kan dan eigen keuzes maken om aan de kaders te voldoen.
3. Herzie de beloningstructuur
Studenten willen best wel meer geven. Daar mag wat tegenover staan. Er zijn hier tal van
instrumenten te bedenken. Variërend van reguliere studiepunten, certificaten, waardering en
feedback tot evt. studieduurverkorting op het HBO. Dit laatste moet onderzocht worden op
de haalbaarheid.
6.2 Interventievoorstel
Voordat ik overga tot de formulering van interventies schets ik eerst de kaders waarbinnen die
interventie moet passen:
Landelijke kaders:
- De notitie ‘focus op vakmanschap ‘ is verschenen die maatregelen betreffen die
direct raken aan de onderwijsinhoud nu en in de toekomst.
42 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
- Daarboven op hangt het middelbaar beroepsonderwijs een herziening van de
kwalificatiestructuur boven het hoofd waarbinnen een breed basisjaar geldend voor
meerdere beroepsopleidingen (S-BB, 2012)
Kaders ROC Leiden:
- Tijdens dit schooljaar (2011- 2012) heeft ROC Leiden onderwijsinhoudelijke
maatregelen genomen onder andere ingegeven door financiële overwegingen.
- Het laatste kader is het door ROC Leiden nagestreefde Leids Onderwijs Model.
Vanaf schooljaar 2012 is de onderwijssituatie binnen de unit Welzijn niveau 4 totaal anders. Waren
er voor deze tijd vier verschillende opleidingen met hun eigen curricula met ingang van schooljaar
2012-2013 is er voor een algemeen basisjaar Welzijn niveau 3 en 4 gekozen en tevens wordt het
curriculum nieuw ingericht volgens het model van De Bie (2001). De Bie onderscheidt vijf
verschillende leerlijnen, namelijk de integrale leerlijn, de ervaringsreflectie leerlijn, de vaardigheden
leerlijn, de conceptuele leerlijn en studieloopbaanbegeleiding. Dit maakt dat de nieuwe eerste jaars
studenten Welzijn een totaal andere situatie aantreffen bij start schooljaar.
Gezien landelijke ontwikkelingen en de ontwikkelingen binnen ROC Leiden wordt de
onderwijsinhoud reeds herzien. Mijn keuze voor een interventie valt op het aspect van het
curriculum. Dat is gericht op extra verbreding en verdieping binnen het nieuwe programma.
Daarnaast willen studenten zich binnen hun MBO opleiding meer richten op de doorstroom naar het
HBO.
43 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
7 Discussie
7.1 Inhoudelijke discussie
Voordat ik met dit onderzoek startte had ik bepaalde verwachtingen. Een van de verwachtingen was
dat de ‘betere ‘student zich onvoldoende uitgedaagd voelde. Dit is door onderzoek ook gebleken.
Wat ook is gebleken is, dat ook de andere studenten zich onvoldoende uitgedaagd voelden. Dat was
voor mij een verrassing. Als wij als team hierover spraken redeneerden wij dit weg met ‘laten zij zich
eerst maar eens bewijzen dat zij het gewone programma aan kunnen ‘. Immers niet alle studenten
hebben alle studiepunten voor hun leerjaar behaald. Uiteindelijk geven studenten aan dat deze twee
factoren los van elkaar moeten worden gezien.
Landelijke cijfers over de door studenten ervaren uitdaging in het onderwijs zijn weinig hoopgevend.
Zowel binnen het hoger onderwijs als binnen het middelbaar beroepsonderwijs is er een grote groep
studenten die het onderwijs te weinig uitdagend vindt. Ik schat die groep op basis van de
gepresenteerde rapporten in hoofdstuk 3.4 op 30%. Uiteraard varieert dat per opleiding binnen het
hoger en middelbaar beroepsonderwijs. De opleiding onderwijsassistent (BOL) niveau 4 scoort met
75% daar nog ver boven en staat verder in geen verhouding met de eerder gepresenteerde cijfers in
hoofdstuk 3.4. Dat betekent een grote uitdaging voor de school.
Daarnaast tonen de cijfers aan dat studenten die een uitdaging krijgen aangeboden die niet
vanzelfsprekend zullen gaan doen. Ook niet als zij ‘kunnen’ of ‘willen’. Dat verbaast mij niet. Er is een
wereld van verschil tussen willen en kunnen aan de ene kant en het dan ook gaan doen aan de
andere kant.
7.2 Methodologische discussie
Ik ben heel tevreden over het voorspoedige verloop van het onderzoek. Studenten werkten graag
mee zowel met de enquête als met het interview. Iedereen is zeer bereidwillig geweest.
Ik heb een onhandige keuze in de enquête gemaakt waardoor ik gedwongen was om meerdere
respondentgroepen te onderscheiden. Vraag 14: ik zou best nog meer uitgedaagd willen worden…
kon beantwoordt worden met Ja/Nee. Voor degene die NEE hebben geantwoord was dat het einde
van de enquête. Wat ik natuurlijk had moeten doen – of deze vraag en vraag 15 (over vormen van
uitdaging) naar het einde toe verplaatsen of degene die NEE hebben geantwoord alleen vraag 15
44 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
over laten slaan. Dit had als gevolg dat er 2 groepen studenten ontstonden die niet
noodzakelijkerwijs dezelfde respondenten bevatten. Namelijk:
- de betere student
- degene die uitgedaagd willen worden
Dit maakte de verwerking van de gegevens nodeloos ingewikkeld.
7.3 Persoonlijk leerproces
Ik heb veel van het onderzoek uitvoeren geleerd. Ik heb enorm veel literatuur verslonden. Dit maakt
dat mijn blik op onderwijs is verbreed. Daarnaast heb ik geleerd om het verschil te zien tussen
aannames en bewezen feiten. Op school geef ik binnen discussies heel vaak aan: dat is een aanname
en gaan wij gezamenlijk op zoek naar de feiten of data. Ik heb geleerd van het onderzoeksproces. In
de aanloopfase dansten de begrippen door elkaar heen: kwalitatief, kwantitatief, ontwerp,
analyseplan. Nu herken ik de fasen en kan ik ze toepassen. Ik heb ook geleerd om literatuur effectief
te zoeken en te beoordelen op haar waarde. Niet alles wat gepubliceerd wordt, is bruikbaar.
De volgende keer zou ik de onderzoeksinstrumenten zo maken dat alle respondenten alle vragen
kunnen invullen en uitsluiten dat respondenten voortijdig stoppen door de vraagconstructie.
Daarnaast zou ik de moed niet verliezen als ik tot drie keer toe opnieuw moest beginnen. Ik weet nu
dat er veel voor nodig is om een onderzoek op te zetten en dat het soms nodig is om het onderzoek
bij te stellen. Dat kunnen uitstekende leermomenten zijn.
45 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
7.4 Kritische reflectie op de opbrengst van het onderzoek
De opbrengst van dit onderzoek heeft een kleine verscherping van het theoretisch kader
aangebracht. Poiesz onderscheidt 3 factoren op basis waarvan mensen gedrag laten zien. .. “In
principe komt het neer op de aanname dat gedrag plaatsvindt als voldaan wordt aan drie
voorwaarden tot dat gedrag: de persoon moet het gedrag willen vertonen, moet zelf in staat zijn tot
het gedrag en moet door de omstandigheden in de gelegenheid gesteld worden het gedrag te
vertonen. Er dient, met andere woorden, sprake te zijn van voldoende motivatie, voldoende capaciteit
en voldoende gelegenheid…” (blz. 17). Deze drie factoren komen ook in dit onderzoek naar voren.
= gelegenheid bieden (Poiesz 1999)
= toevoeging onderzoeker.
Figuur 5: aangescherpt theoretisch kader
Naar mijn idee is het feit dat er voldoende motivatie is, dat er voldoende capaciteiten zijn en dat er
gelegenheid wordt geboden nog geen garantie dat gedrag dan ook wordt vertoond. Met andere
woorden mensen moet het niet alleen willen, kunnen en in de gelegenheid worden gesteld, zij
moeten zelf ook een stap zetten: namelijk daadwerkelijk gaan doen. Dit wordt in dit onderzoek
aangetoond door de verschillende correlatiecoëfficiënten ( zie hoofdstuk 6). De stap om te gaan doen
wordt sterk beïnvloed door de beloning. Ook dat wordt door de cijfers uit dit onderzoek aangetoond.
46 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
8 LiteratuurAlexander, P. A. (2006). Psychology in Learning and Instruction. New Jersey: Upple Saddle River.
Blok, H. (2004). Adaptief onderwijs: Betekenis en effectiviteit. pedagogische studiën , 5-27.
Bronneman-Helmers, H. (2009). Jaarboek Overheidsfinancien. ’s Gravenhage: het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven.
Bulterman-Bos, J. (2007). Bij de groep horen: hoe de imitatietendens het leraren moeilijk kan maken om adatief onderwijs vorm te geven. Pedagogische Studiën.
Centraal bureau voor de Statistiek. (2010). Jaarboek onderwijs in cijfers. Den Haag: Centraal bureau voor de Statistiek.
Csikszentmihly, M. (2006). Flow: The psychology of Optimal Expierence. In P. Alexander, Psychology in learning and Instruction (p. 389). New Jersey: Upper Saddle River.
de Bie, D. (2001). Wat gaan we doen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
de Bruijn, E. (2006). Adaptief onderwijs. Leren en opleiden in transitie. 's-Hertogenbosch: CINOP .
De Onderwijsraad. (2010). Uitgebreid Onderwijs . Den Haag: De Onderwijsraad.
de Vocht, A. (2012). Basishandboek SPSS 20 . Utrecht: Bijleveld Press.
Dibrani, I., de Lange, P., van der Lugt, J., Marra, M., & Venneman, R. (2008, mei 13). Uitdagend Onderwijs: Focus op de Massa. UR Nota Uitdagend Onderwijs: Focus op de Massa . Utrecht, Utrecht, Nederland: Universiteitsraad.
Dieleman, A. (2011). Nieuw elan of teloorgang? Jongeren als levend scharnier van veranderingen. In T. Schokker, J. van Katwijk, & T. Arendz, cu@school. Jeugdcultuur en onderwijs (pp. 18-27). Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Gallagher, J., Harradine, C. C., & Coleman, M. R. (1997). Challenge or boredom? Gifted student's view on their schooling. Roeper Review , 19:3 132-136.
Geurts, J. (2006). ROC als loopbaancentrum Een beroepspedagogisch perspectief. 's- Hertogensbosch: CINOP.
Groeneveld, M. J., & van Steensel, K. (2010). Kenmerkend mbo. Hilversum: Hiteq.
Icelandic Centre for Social Research and Analysis. (2010). The Nordic Youth Research among 16 to 19 year old in Åland Islands, Denmark, Faroe Islands, Finland, Greenland, Iceland, Norway and Sweden. Rannsóknir & greining: Icelandic Centre for Social Research and Analysis.
Inspectie van het Onderwijs, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2011). Toezichtkader BVE 2012. Utrecht: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Kohnstamm, R. (2009). kleine ontwikkelingspsychologie III. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
47 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
Korthagen, F., & Vasalos, A. (2007). Kwaliteit van binnenuit als sleutel voor professionele ontwikkeling. Tijdschrift voor lerarenopleiders , 17-23.
Kuijpers, M., & Meijers, F. (2010). Uit de schijnwerpers in het daglicht. Van monoloog naar dialoog. Den Haag: Koninklijke De Swart.
mboraad. (2011). Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap studiejaar 2011-2012. Opgeroepen op januari 25, 2012, van http://www.kwalificatiesmbo.nl: http://www.kwalificatiesmbo.nl/tl_files/bestanden/Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap studiejaar 2011-2012.p
P.J. van Eijl, M. W.-B. (2003). Plusprogramma's als proeftuin. Utrecht: Universiteit Utrecht (IVLOS),.
Platform Bèta Techniek. (2012). The Excellence Model. Amsterdam: YoungWorks.
Poiesz, P. B. (1999). Gedragsmanagement; waarom mensen zich (niet) gedragen. Wormer: Inmerc bv,.
ROC Leiden. (2010). pages/overzicht-websites. Opgeroepen op juni 23, 2012, van http://hetleidsonderwijsmodel.rocleiden.nl: http://hetleidsonderwijsmodel.rocleiden.nl/pages/overzicht-websites
Roeters, A. (2011). De staat van het onderwijs Onderwijsverslag 2009/2010. Den Haag: Inspectie van het Onderwijs.
S-BB. (2012). herziening kwalificatiestructuur. Opgeroepen op juli 7, 2012, van http://www.s-bb.nl/: http://www.s-bb.nl/uitgebrachte-adviezen.html
Simons, D. P. (2005). ivlos/2005-0622-185904/6163.pdf. Opgeroepen op maart 18, 2012, van igitur-archive.library.uu.nl/: igitur-archive.library.uu.nl/ivlos/2005-0622-185904/6163.pdf
van Eijl, P., Wolfensberger, M., & Schreve-Brinkman, L. (2006). Talent Leren Exelleren . Een overzicht van ontwikkelingen op het gebied van honoursprogramma's (pp. 1 - 90). Utrecht: Plusnetwerk, het landelijk platform voor academische honours- en plus programma's.
van Eldik, S. (2010). Op weg naar succesvolle doorstroom van mbo-onderwijsassistenten naar de lerarenoleiding basisonderwijs. Utrecht: Universiteit Utrecht.
48 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
9 Bijlage
9.1 Enquête
Algemene vragen:
1. Geslacht
2. Leeftijd
3. Huidige opleiding
4. Vooropleiding
5. Huidig leerjaar
Vaststellen of iemand kwalitatief valt in mijn onderzoeksgroep
6. Hoeveel studiepunten heb je tot nu toe? (0-50%, 51-80%, meer dan 80%)
7. De docenten van mijn opleiding zijn tevreden over mijn inzet
Capaciteiten:
8. Als de opleiding een stuk zwaarder was, zou ik hem ook goed aan kunnen.
9. Ik heb het idee dat ik meer leerstof aan kan dan de opleiding nu van mij vraagt
10. Ik denk dat ik de opleiding sneller zou kunnen doen
11. Ik vind de opleiding moeilijk
12. Ik moet al mijn capaciteiten gebruiken om de opleiding goed te volgen?
Uitdaging
13. Ik voel mij uitgedaagd binnen deze opleiding?
14. Ik zou best nog meer uitgedaagd willen worden in deze opleiding?
15. Zo, ja op welke wijze zou je nog meer uitgedaagd willen worden
- Uitdagende opdrachten (= ander programma= verbreden)
- Andere rol (bijvoorbeeld coachende rol voor andere studenten)
- Ik zou zelf de opdrachten willen kiezen
- Ik zou inbreng willen hebben hoe een opdracht eruit ziet
- Ik zou minder sturing van de docent willen
- Ik zou meer willen doen aan de ontwikkeling van mijn persoonlijkheid
- Ik zou meer willen doen aan mijn betrokkenheid met de maatschappij
- Hoger niveau van opdrachten (verdiepen)
49 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
- Ik zou mij alvast willen voorbereiden voor een vervolgstudie
16. Zou je betrokken willen worden bij het ontwikkelen van onderwijs? (bijvoorbeeld
projecten helpen schrijven; BPV opdrachten bedenken)
Investeren:
17. Ik ben bereid om meer tijd aan school te besteden als ik meer zou leren
18. Ik zou meer tijd willen besteden, als de opdrachten daartoe aanleiding gaven
19. Ik zou best meer tijd aan mijn studie willen besteden als de onderwijsinhoud daar reden
toe gaf
20. Eigenlijk heb ik helemaal geen extra tijd te besteden aan school?
Doen:
21. Ik wil een onderwijsprogramma volgen, wat meer van mij vraagt
22. Ik zou met meer plezier naar school gaan als het programma uitdagender zou zijn
23. Ik zou mij meer persoonlijk betrokken voelen als het programma uitdagender zou zijn
24. Ik zou meer ‘gemotiveerd ‘zijn als het programma uitdagender zou zijn
25. Ik zou meer trots zijn op de opleiding als het programma uitdagender zou zijn
26. Als er een uitdagender programma zou zijn, zou ik dat zeker gaan volgen
Beloning:
29 Als de opleiding meer uitdagendere opdrachten zou aanbieden
a)Dan zou ik die doen
b) Dan zou ik die doen, als het maar geen extra tijd kost
c)Dan zou ik die doen, als er iets tegenover stond
d) Dan zou ik die doen op grond van mijn motivatie
e)Dan zou ik die niet doen
30 Ik zou een uitdagender programma alleen doen als ik daarvoor beloond wordt
31 Die beloning zie ik in de vorm van:
a. Studiepunten
b. Certificaten
50 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
c. Positieve waardering
d. Positieve feedback
e. Jouw suggesties
32 Wat ik over dit onderwerp nog kwijt wil is
51 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
9.2 Interview
Doelgroep: Voor het interview wil ik 3e jaars studenten OA vragen. Zij volgen wel de
opleiding onderwijsassistent en hebben niet de enquête ingevuld
Methodiek: Er worden ± 8 - 10 studenten actief benadert door onderzoeker waarvan hij
samen met de studieloopbaanbegeleider van die groepen verwacht dat zij tot de ‘betere
‘studenten behoren. Criterium van de selectie is het gemak waarmee deze studenten de
opleiding doen. In deze groep worden vraag 1-7 onderzocht. Voor vraag 8 en 9 maak ik 2
subgroepjes die ieder 1 vraag gaan beantwoorden. Het gehele gesprek wordt opgenomen.
Inhoud: De vraag die ik die groep wil stellen is:
Op welke wijze kunnen sterkere studenten worden uitgedaagd om (nog) meer uit zichzelf te
halen
Welke factoren spelen een rol bij het neerzetten van een ‘uitdagende onderwijs situatie’ –
vanuit student perspectief gezien –
Topic lijst:
1. Hoe heb jij de opleiding ervaren?
2. In hoeverre sloot de opleiding aan bij jouw capaciteiten?
3. Hoe was het voor jou (voldoende of onvoldoende uitgedaagd)
Schaal: nooit uitgedaagd om het beste uit mij zelf te halen
Af en toe uitgedaagd
Regelmatig uitgedaagd
Altijd uitgedaagd.
4. Waarmee hadden wij jou kunnen uitdagen?
a. Uitdagende opdrachten (= ander programma= verbreden)
b. Andere rol (bijvoorbeeld coachende rol voor andere studenten)
c. Ik zou zelf de opdrachten willen kiezen
d. Ik zou inbreng willen hebben hoe een opdracht eruit ziet
e. Ik zou minder sturing van de docent willen
f. Ik zou meer willen doen aan de ontwikkeling van mijn persoonlijkheid
g. Ik zou meer willen doen aan mijn betrokkenheid met de maatschappij
h. Hoger niveau van opdrachten (verdiepen)
52 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012
“ de betere studenten uitdagen”
i. Ik zou mij alvast willen voorbereiden voor een vervolgstudie
j. Andere mogelijkheden
5. Hoe zou jij een uitdagender programma ervaren?
6. Zou je die hebben gedaan
i. Dan zou ik die doen
ii. Dan zou ik die doen, als het maar geen extra tijd kost
iii. Dan zou ik die doen, als er iets tegenover stond
iv. Dan zou ik die doen op grond van mijn motivatie
v. Dan zou ik die niet doen
7. Wat zou een effect op jou kunnen zijn geweest als er een uitdagender programma was
geweest
8. Zou je beloond willen worden voor die inspanning?
9. Wat heeft jou belemmerd om meer uit jezelf te halen?
10. Noem belangrijke factoren waar een uitdagende MBO onderwijssituatie aan moet voldoen?
11. Noem belangrijke factoren waar een niet uitdagende MBO situatie aan moet voldoen?
12. Met welke aanpassingen is voor de opleiding OA de meester winst te behalen om de ‘betere’
student te verleiden meer uit zich zelf te halen (eerst open, later….)
Bijvoorbeeld: a. meer projecten (dus huidige projecten korter)
b. trainingen meer inhoud geven
c. moeilijkere toetsen
d. meer samenwerking zoeken in het werkveld (prestaties)
e. zwaardere eisen stellen (werkjes, presentaties)
f andere mogelijkheden
53 Analyseverslag Jos Stokman (ovu 60684) Versie: augustus 2012