Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

132
FACULTEIT WETENSCHAPPEN Opleiding Geografie en Geomatica Master in de Geografie Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap langsheen de Belgische taalgrens. Case studie: Haspengouw: Landen en Hannuit. Ophélie Goemaere Aantal woorden in tekst: 20.845 Promotor: Prof. dr. Veerle Van Eetvelde, Vakgroep Geografie Academiejaar 2011 2012 Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van Master in de Geografie

Transcript of Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

Page 1: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

FACULTEIT WETENSCHAPPEN

Opleiding Geografie en Geomatica Master in de Geografie

Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap langsheen de Belgische taalgrens. Case studie: Haspengouw: Landen en Hannuit.

Ophélie Goemaere

Aantal woorden in tekst: 20.845

Promotor: Prof. dr. Veerle Van Eetvelde,

Vakgroep Geografie

Academiejaar 2011 – 2012

Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van

Master in de Geografie

Page 2: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

2

WOORD VOORAF

De bachelorjaren aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) lijken al zo ver. Ik herinner me

nog de periode toen ik besloot om mijn master “ergens anders” te gaan studeren. Ik wou een

andere universiteit zien, andere proffen, een andere opleiding. Ik dacht eerst om naar

Scandinavië te gaan maar het was in februari al te laat om in te schrijven. Gelukkig genoeg

want ik heb soms de neiging om te willen vertrekken terwijl het niet nodig is. Ik ben dus

beginnen opzoeken wat de specificatie van elk Belgische universiteit was voor de Geografie.

Het was de Universiteit Gent die me het meest aantrok. Ik wou met GIS leren werken en

landschapskunde leek me interessant (dit vak hadden we niet aan de ULB). Mensen rondom

mij waren verbaasd. Maar ik wou me niet te veel vragen stellen en dat deed ik eigenlijk ook

niet. Er zijn soms van die beslissingen die vanzelfsprekend lijken zelfs als het over het

“onbekende” gaat. Vandaag kan ik me moeilijk inbeelden een masterproef in het Frans te

schrijven, met een promotor van de ULB. Het lijkt alsof het zo moest gebeuren. Dat wil ook

niet zeggen dat het gemakkelijk geweest is.

Graag wil ik enkele mensen bedanken die hebben geholpen bij het tot stand komen van deze

masterproef. Vooreerst gaat mijn dank uit naar mijn promotor Prof. dr. Veerle Van Eetvelde.

De relatie prof-student kan verschillen volgens de universiteit, de faculteit en zelfs de

vakgroep. Ik wist in het begin niet goed hoe ik moest omgaan met mijn promotor. Prof. dr.

Veerle Van Eetvelde heeft me snel laten begrijpen dat ik altijd mocht afspreken als ik vragen

had en dat ik mijn scriptie “gerust kon doorsturen” voor verbeteringen. Haar menselijke

aanpak van het onderwijs aan de universiteit en haar vakkundige kennis bewonderen mij. Ook

Agnes De Bie wil ik bedanken voor het taalkundige verbeteren van deze masterproef, zonder

haar was deze scriptie niet presentabel geweest. Een zeer grote dank gaat naar Etienne Sonck,

landmeter in Hannuit, die me veel geholpen heeft om administratieve documenten te krijgen

en om mensen op het terrein te ontmoeten. Verder wil ik ook Prof. dr. Mireille Deconinck

bedanken voor de waardevolle informatie en documentatie over het landschapsbeleid in

Wallonië, alsook Gislaine Devillers voor haar antwoord op mijn vragen omtrent het Waalse

patrimonium. Jean Grégoire wil ik ook bedanken voor zijn hartelijke ontvangst in Walsbets en

zijn uitleg bij het veldwerk, alsook Fabienne Descamps van het documentatiecentrum

Geschied- en Heemkundige Kring Landen. Hartelijk bedankt aan Charlotte Verlinden voor

haar steun en hulp. Tot slot gaat ook een grote dank naar mijn familie en vrienden voor hun

volledig vertrouwen.

Page 3: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

3

INHOUDSOPGAVE

WOORD VOORAF .................................................................................................................................................2

INHOUDSOPGAVE ...............................................................................................................................................3

LIJST VAN AFKORTINGEN .................................................................................................................................6

LIJST VAN FIGUREN ............................................................................................................................................8

LIJST VAN TABELLEN ........................................................................................................................................9

LIJST VAN BIJLAGEN ........................................................................................................................................10

1 INLEIDING ................................................................................................................................................11

1.1 Situering van de masterproef ................................................................................................................11

1.2 Doelstelling van de masterproef ...........................................................................................................12

1.3 Keuze van het studiegebied ...................................................................................................................13

1.4 Opbouw van de Masterproef ................................................................................................................13

2 SITUERING VAN HET STUDIEGEBIED .............................................................................................14

2.1 Afbakening van het studiegebied ..........................................................................................................14

2.2 Fysisch-geografische situering van het studiegebied...........................................................................15

2.2.1 Geologie van het studiegebied .......................................................................................................15

2.2.2 Bodemgesteldheid van het studiegebied .........................................................................................15

2.2.3 Hydrologie van het studiegebied ....................................................................................................16

2.2.4 Reliëf van het studiegebed ..............................................................................................................16

2.3 Landschappelijke situering van het studiegebied ...............................................................................17

2.3.1 Landschapsclassificaties in het studiegebied .................................................................................17

2.3.1.1 De visuele landschappelijke kenmerken van “Droog Haspengouw” ....................................17

2.3.1.2 De visuele landschappelijke kenmerken van het “faciès hesbignon brabançon” .................17

2.3.1.3 De visuele landschappelijke kenmerken van het “faciès hesbignon liégeois” ......................18

3 METHODEN EN MATERIAAL ..............................................................................................................22

3.1 Analyse van de landschapsontwikkeling: landschapsbiografie..........................................................22

3.1.1 Landschapsbiografie: retrospectie op het landschap .....................................................................22

3.1.2 Landschapsbiografie: invloed van het landschapsbeleid op het landschap ...................................24

3.2 Kartering van de landschapsontwikkeling: tijdsdiepte en continuïteit .............................................25

3.2.1 Tijdreeks van kaarten .....................................................................................................................25

3.2.1.1 Heterogeniteit en beschikbaarheid van de cartografische bronnen .......................................26

a. De kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden opgemaakt door de Ferraris......................26

b. De topografische kaart van België opgemaakt door Vander Maelen ........................................28

c. De eerste basiskaart van België opgemaakt door het Militair Cartografisch Instituut...............28

d. De derde basiskaart van België opgemaakt door het Nationaal Geografisch Instituut ..............29

3.2.1.2 Opbouw van een gestandaardiseerde legende .......................................................................29

3.2.2 Verwerking van de tijdreeks van kaarten in een GIS-omgeving.....................................................31

3.2.2.1 De tijdslagen .........................................................................................................................31

3.2.2.2 De tijdsdieptekaart en de continuïteit van het landschap ......................................................32

Page 4: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

4

4 RESULTATEN: RETROSPECTIE OP HET LANDSCHAP ................................................................34

4.1 Het studiegebied van de IJzertijd tot de Middeleeuwen .....................................................................34

4.1.1 Sporen van de IJzertijd (750 - 50 BCE) .........................................................................................34

4.1.2 Sporen van de Romeinse Tijd (54 BCE - 4de

eeuw) ........................................................................34

4.1.3 Sporen van de Frankische Tijd (5de

eeuw - 9de

eeuw).....................................................................36

4.1.4 Sporen van de Middeleeuwen (10de

- 15de

eeuw) ............................................................................37

4.2 Het studiegebied op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) ..................................................39

4.3 Het studiegebied op de topografische kaart van Vander Maelen (1846-1854) .................................40

4.4 Het studiegebied op de kaart van het Militair Cartografisch Instituut (1935-1938)........................41

4.5 Het studiegebied op de kaart van het Nationaal Geografisch Instituut (2000).................................43

4.6 Synthese van de landschappelijke veranderingen in het studiegebied ..............................................44

4.6.1 Tijdsreeks van de vier tijdslagen ....................................................................................................44

4.6.2 Tijdsdieptekaart en continuïteit van het landschap ........................................................................46

5 RESULTATEN: LANDSCHAPSBELEID IN VLAANDEREN EN WALLONIE...............................53

5.1 Het landschap in het erfgoedbeleid ......................................................................................................53

5.1.1 Wetgeving vóór de federalisering van België .................................................................................53

5.1.1.1 Wet op het behoud van monumenten en landschappen: 7 augustus 1931 ............................53

5.1.2 Wetgeving na de federalisering van 24 december 1970 .................................................................54

5.1.2.1 Decreet voor de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten: 3 april 1976 .....54

Décret relatif à la protection du patrimoine culturel immobilier: 17 juli 1987 .....................54

5.1.3 Wetgeving na federalisering van 8 augustus 1980 .........................................................................56

5.1.3.1 Decreet voor de bescherming van het archeologisch patrimonium: 30 juni 1993 ................56

Décret relatif aux monuments, aux sites et aux fouilles: 18 juli 1991 ..................................56

5.1.3.2 Decreet voor de bescherming van landschappen: 16 april 1996 ...........................................58

Décret relatif à la conservation et à la protection du patrimoine: 1 april 1999 .....................58

5.1.3.3 Decreet tot wijziging van het landschapsdecreet: 21 december 2001 ...................................59

5.1.3.4 Decreet voor de bescherming van het varend erfgoed: 29 maart 2002 .................................60

5.1.3.5 Decreet voor de bescherming van erfgoedlandschappen: 13 februari 2004..........................60

5.1.4 Synthese van het erfgoedbeleid ......................................................................................................61

5.2 Het landschap in de ruimtelijke ordening ...........................................................................................67

5.2.1 Wetgeving vóór de federalisering van België .................................................................................67

5.2.1.1 Wet over de organisatie van de ruimtelijke ordening en stedenbouw: 29 maart 1962 ..........67

5.2.2 Wetgeving na de federalisering van 24 december 1970 .................................................................68

5.2.2.1 Arrêté Royal sur les périmètres urbains anciens protégés wallons: 13 december 1976 ........68

5.2.2.2 Loi pour la rénovation des sites d'activité économique désaffectés: 27 juni 1978 ................68

5.2.3 Wetgeving na federalisering van 8 augustus 1980 .........................................................................69

5.2.3.1 Arrêté sur le règlement général sur les bâtisses en site rural: 10 juli 1985 ...........................69

5.2.3.2 Arrêté sur la rénovation urbaine: 6 december 1985 ..............................................................69

5.2.3.3 Décret relatif au développement rural: 6 juni 1991 ..............................................................70

5.2.3.4 Decreet over de ruimtelijke planning: 24 juli 1996 ..............................................................71

Décret de décentralisation et participation en aménagement du territoire: 27 april 1989 .....71

5.2.3.5 Décret modifiant le CWATUP: 27 november 1997 ..............................................................73

5.2.3.6 Decreet over de definitieve vaststelling van het RSV: 23 september 1997 ..........................74

Arrêté adoptant définitivement le SDER: 27 mei 1999 ........................................................75

5.2.3.7 Decreet over de organisatie van de ruimtelijke planning: 18 mei 1999 ................................76

5.2.4 Synthese van de ruimtelijke ordening .............................................................................................77

5.3 Het landschap in het natuurbeleid .......................................................................................................82

5.3.1 Wetgeving na de federalisering van 24 december 1970 .................................................................82

5.3.1.1 De wet op het natuurbehoud: 12 juli 1973 ............................................................................82

5.3.2 Wetgeving na de federalisering van 8 augustus 1980 ....................................................................82

5.3.2.1 Besluit over de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen: 27 juni 1984 .......83

Page 5: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

5

Arrêté sur l'emploi d'herbicides sur certains biens publics: 27 januari 1984 ........................83

5.3.2.2 Décret relatif aux parcs naturels: 16 juli 1985 ......................................................................83

5.3.2.3 Arrêté sur la protection des zones humides d'intérêt biologique: 8 juni 1989.......................84

5.3.2.4 Het bosdecreet: 13 juni 1990 ................................................................................................84

5.3.2.5 Besluit over de vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie: 4 december 1991 ........84

Arrêté sur les arbres et haies remarquables: 27 maart 1985 ..................................................84

5.3.2.6 Arrêté sur la protection des cavités souterraines d’intérêt scientifique: 26 januari 1995 ......85

5.3.2.7 Decreet over het natuurbehoud en het natuurlijk milieu: 21 november 1997 .......................85

Décret sur la conservation de la nature: 6 april 1995 ............................................................86

5.3.2.8 Besluit voor de definitieve erkenning van regionale landschappen: 8 december 1998.........88

5.3.2.9 Décret modifiant le décret du 16 juillet 1985 relatif aux parcs naturels: 3 juli 2008 ............88

5.3.3 Synthese van het natuurbeleid ........................................................................................................88

6 DISCUSSIE .................................................................................................................................................95

6.1 Effecten van de ontwikkelingen doorheen de tijd langsheen de taalgrens ........................................95

6.2 Effecten van de wetgeving vóór de federalisering op het landschap .................................................97

6.3 Effecten van de wetgeving na de federalisering op het landschap .....................................................97

7 CONCLUSIE ............................................................................................................................................102

8 REFERENTIELIJST ...............................................................................................................................104

8.1 Literatuurbronnen ...............................................................................................................................104

8.2 Internetbronnen ...................................................................................................................................110

8.3 Cartografische bronnen ......................................................................................................................113

9 BIJLAGEN................................................................................................................................................116

Page 6: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

6

LIJST VAN AFKORTINGEN

AHREM

BPA

CSIS

CLDR

CCCATM

CPDT

CWATUPE

DNF

ELC

FRW

GEN

GENO

GRS

GRUP

IVON

KLE

MCI

MGI

NGI

NVBG

NVWG

ODR

PCA

PCDN

PCDR

PICHE

PIP

PPVR

PRS

RCU

Arbres et Haies REMarquables

Bijzondere Plannen van Aanleg

Cavités Souterraines d’Intérêt Scientifique

Commission Locale de Développement Rural

Commission Consultative Communale d'Aménagement du

Territoire et de la Mobilité

Conférence Permanente du Développement Territorial

Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de

l’Urbanisme, du Patrimoine et de l’Energie

Département de la Nature et des Forêts

Europese LandschapsConventie

Fondation Rurale Wallonië

Grote Eenheden Natuur

Grote eenheden Natuur in Ontwikkeling

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan

Gewestelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan

Integraal Verwervings- en Ondersteund Netwerk

Kleine LandschapsElementen

Militair Cartografisch Instituut

Militair Geografisch Instituut

Nationaal Geografisch Instituut

NatuurVerBindingsGebieden

NatuurVerWevingsGebieden

Opération de Développement Rural

Plans Communaux d’Aménagement

Plan Communal de Développement de la Nature

Programme Communal de Développement Rural

Périmètres d’Intérêt Culturel, Historique ou Esthétique

Périmètres d’Intérêt Paysager

Périmètres de Point de Vue Remarquable

Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan

Règlement Communal d’Urbanisme

Page 7: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

7

RGBSR

RGBZPU

RF

RNA

RND

RSV

RU

RUP

SAED

SAR

SBZ

SDER

SEP

SGIB

SRPE

SSC

VEN

ZC

ZD

ZL

ZHIB

ZPS

Règlement Général sur les Bâtisses en Site Rural

Règlement Général sur les Bâtisses applicable aux Zones

Protégées de certaines communes en matière d'Urbanisme

Réserve Forestière

Réserve Naturelle Agréée

Réserve Naturelle Domaniale

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

Rénovation Urbaine

Ruimtelijke UitvoeringsPlannen

Site d'Activité Economique Désaffecté

Site À Réaménager

Speciale BeschermingsZones

Schéma de Développement de l'Espace Régional

Structure Ecologique Principale

Site de Grand Intérêt Biologique

Site de Réhabilitation Paysagère et Environnementale

Schéma de Structure Communal

Vlaams Ecologisch Netwerk

Zones Centrales

Zones de Développement

Zones de Liaison

Zones Humides d'Intérêt Biologique

Zones de Protections Spéciales

Page 8: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

8

LIJST VAN FIGUREN

Figuur 1: Afbakening van het studiegebied................................................................................. 19

Figuur 2: Fysisch-geografische situering van het studiegebied ................................................. 20

Figuur 3: Landschappelijke situering van het studiegebied ....................................................... 21

Figuur 4: Vertekend tracé van het wegennet in Walshoutem en Wezeren bij de Ferraris ....... 27

Figuur 5: Tijdreeks van de vier cartografische bronnen ............................................................. 33

Figuur 6: Bodembezetting op de kaart van het NGI ................................................................... 45

Figuur 7: Tijdreeks van de vier tijdslagen ................................................................................... 47

Figuur 8: Het studiegebied op de kaart van de Ferraris .............................................................. 48

Figuur 9: Het studiegebied op de kaart van Vander Maelen ...................................................... 49

Figuur 10: Het studiegebied op de kaart van het MCI ................................................................ 50

Figuur 11: Het studiegebied op de kaart van het NGI ................................................................ 51

Figuur 12: Tijdsdiepte en continuïteit van het landschap ........................................................... 52

Figuur 13: Beschermd als monument en landschap met de wet van 1931 ................................ 63

Figuur 14: Beschermd als monument en dorpsgezicht met de decreten van 1976 en 1987 ..... 64

Figuur 15: Beschermd als archeologische site met de decreten van 1993 en 1991 .................. 65

Figuur 16: Aangeduid als ankerplaats met het decreet van 2001............................................... 66

Figuur 17: Het landschap op het gewestplan en plan de secteur ............................................... 79

Figuur 18: Stadsvernieuwing in Hannuit - RU............................................................................ 80

Figuur 19: Plattelandsontwikkelingprojecten in Hannuit - PCDR............................................. 81

Figuur 20: Waalse kartering van de wegen waarop het late maaien van toepassing is ............ 91

Figuur 21: Waalse kartering van de uitzonderlijke bomen en hagen - AHREM ...................... 92

Figuur 22: Erkend als natuurreservaat met het Vlaamse natuurdecreet van 1997 .................... 93

Figuur 23: Het Ecologische netwerk in het studiegebied ........................................................... 94

Figuur 24: Verschillen in de wetgeving van de twee gewesten ............................................... 100

Page 9: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

9

LIJST VAN TABELLEN

Tabel 1: Gestandaardiseerde legende........................................................................................... 31

Tabel 2: Vergelijking van het bouwkundige erfgoed ................................................................. 55

Tabel 3: Vergelijking van het archeologische erfgoed ............................................................... 57

Tabel 4: Vergelijking van het landschappelijke erfgoed ............................................................ 59

Tabel 5: Wetgeving betreffende het landschap in het erfgoedbeleid ......................................... 62

Tabel 6: Wetgeving over het landschap in de ruimtelijke ordening .......................................... 78

Tabel 7: Wetgeving over het landschap in het natuurbeleid ...................................................... 90

Tabel 8: Vergelijkende organigram van de ruimtelijke ordening ............................................ 101

Page 10: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

10

LIJST VAN BIJLAGEN

Bijlage 1: De geografische streken van België doorkruist door de taalgrens ......................... 116

Bijlage 2: De Romeinse wegen in België .................................................................................. 116

Bijlage 3: Traditionele ruimtelijke zonering rondom dorpen in de Belgische leemstreken ... 117

Bijlage 4: Situering van het studiegebied in de middeleeuwse territoriale versnippering ..... 117

Bijlage 5: Het studiegebied in de tweetalige zone van de 8ste

eeuw ........................................ 117

Bijlage 6: De Waalse gemeenten waar een RGBZPU van toepassing is ................................ 118

Bijlage 7: De Waalse gemeenten waar een SAR bestaat .......................................................... 118

Bijlage 8: De Waalse gemeenten waar een RGBSR van toepassing is ................................... 119

Bijlage 9: De Waalse gemeenten waar een RU van toepassing is ........................................... 119

Bijlage 10: De Waalse gemeenten waar een ODR van toepassing is ...................................... 120

Bijlage 11: De decentralisatie van de ruimtelijke ordening in Wallonië ................................. 120

Bijlage 12: Het noordelijk stuk van Hannuit in het RCU van 1995 ........................................ 121

Bijlage 13: De landschappelijke structuur van Hannuit in het SSC van 2012 ........................ 122

Bijlage 14: Legendewijziging (1997) van het plan de secteur betreffende het landschap ..... 122

Bijlage 15: De gewenste ruimtelijke structuur voor Vlaanderen (RSV) ................................. 123

Bijlage 16: De gewenste ruimtelijke structuur voor Wallonië (SDER) .................................. 123

Bijlage 17: De gewenste landschappelijke structuur voor Landen op gewestelijk niveau..... 124

Bijlage 18: De gewenste landschappelijke structuur voor Landen op provinciaal niveau ..... 125

Bijlage 19: De gewenste landschappelijke structuur voor Landen op gemeentelijk niveau .. 126

Bijlage 20: Herbestemming van een bufferzone in een parkgebied via een GRUP ............... 126

Bijlage 21: De negen natuurparken van Wallonië .................................................................... 127

Bijlage 22: Het Natura 2000-netwerk in Vlaanderen en Wallonië .......................................... 127

Bijlage 23: Opbouw van het VEN en de SEP ........................................................................... 128

Bijlage 24: Het Vlaamse en het Waalse ecologische netwerk – VEN en SEP ....................... 128

Bijlage 25: De Waalse gemeenten waar een PCDN van toepassing is .................................... 129

Bijlage 26: PCDN - Het ecologische netwerk van Hannuit (SEP): ZC en ZD ....................... 130

Bijlage 27: PCDN - Het ecologische netwerk van Hannuit (SEP): ZL ................................... 130

Bijlage 28: De gemeente Landen behoort tot het regionaal landschap “Zuid Hageland” ...... 131

Bijlage 29: Werkingsgebied van het regionaal landschap in de gemeente Landen ................ 131

Bijlage 30: Voorbeelden van statuten van vierkantshoeves in het studiegebied .................... 132

Page 11: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

11

1 INLEIDING

1.1 Situering van de masterproef

Het landschap wordt gevormd door de eeuwenlange organisatie van de ruimte door de mens

(Van Hecke et al., 2010). In België is de landschappelijke diversiteit bijzonder groot en is het

resultaat van een grote fysisch-geografische variëteit en een woelige multiculturele

geschiedenis (Van Eetvelde & Antrop, 2011). Deze Belgische landschappelijke diversiteit

werd in 1970 afgebakend in “geografische streken” steunend op de fysisch-geografische en

menselijk-geografische kenmerken (Van Eetvelde, 2007). Sommige van deze geografische

eenheden zijn verdeeld door de Belgische taalgrens (Antrop et al., 2004) (zie Bijlage 1,

p.116).

Bovendien is in België de materie van het landschap sinds de federalisering verdeeld onder de

drie gemeenschappen en gewesten. Sinds 1993 is België een gedecentraliseerde federale staat

geworden. De federalisering gebeurde in verschillende fasen. In 1970 werden de drie

gemeenschappen opgericht. De gemeenschappen zijn gebaseerd op de taal en omdat België

drie officiële talen heeft, zijn er ook drie gemeenschappen, namelijk de Vlaamse

Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap. Deze zijn

verantwoordelijk voor persoonsgebonden materie zoals taal, cultuur, onderwijs, media,

landschapsinventarisatie en -bescherming. In 1980 werden de drie gewesten opgericht,

namelijk het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest. De

gewesten zijn verantwoordelijk voor grondgebonden materie zoals landbouw, waterbeleid,

huisvesting, openbare werken, energie, leefmilieu, ruimtelijke ordening, stedenbouw,

natuurbehoud en landschapszorg (Koomen et al., 2002; Marissal et al., 2007). In België zijn

dus elk van de drie gemeenschappen en gewesten bevoegd voor landschapszorg binnen hun

eigen grondgebied waardoor onder andere verschillende visies, prioriteiten, wetgeving en

landschapsclassificaties ontstaan (Van Hecke et al., 2010).

De opmaak van landschapsclassificaties werd door de Europese landschapsconventie (ELC)

gestimuleerd. De lidstaten werden aangemoedigd om de landschappen van hun grondgebied

te identificeren en landschapskwaliteitsdoelstellingen te formuleren (Council of Europe,

2000). België ondertekende de ELC op 20 oktober 2000 maar de conventie werd pas van

kracht op 1 februari 2005, nadat het door de drie gewesten en de drie gemeenschappen

Page 12: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

12

geratificeerd werd (Antrop, 2007). De federalisering resulteerde voor België in afzonderlijke

landschapsclassificaties voor Vlaanderen en Wallonië (Van Hecke et al., 2010). In

Vlaanderen werd het grondgebied gedeeld in 23 landschapseenheden, onderverdeeld in 124

“traditionele landschappen” en dit op schaal 1:200.000. Deze classificatie steunt op de

historisch gegroeide cultuurlandschappen in hun situatie van vóór de grote veranderingen van

einde 18de

eeuw (Antrop et al., 2002). In Wallonië werd het grondgebied gedeeld in 13

landschapseenheden, verder onderverdeeld in 79 “territoires paysagers” en “faciès

paysagers” en dit op schaal 1:50.000. Deze classificatie steunt op de morfologische en

visueel-ruimtelijke kenmerken van het actueel landschap (Droeven et al., 2004). Deze twee

landschapsclassificaties vertonen een verschillende aanpak van het landschap. Eenzelfde

geografische streek verdeeld door de taalgrens kan dus in Vlaanderen en Wallonië anders

gedefinieerd worden en andere landschapskwaliteitsdoelstellingen krijgen (Van Eetvelde &

Antrop, 2009a).

1.2 Doelstelling van de masterproef

In deze masterproef zal worden nagegaan of er in een grensoverschrijdend studiegebied een

differentiële landschapsontwikkeling ontstond tussen Vlaanderen en Wallonië, alsook de

drijvende krachten die dit verschil genereerden.

Een differentiële landschapsontwikkeling langsheen de taalgrens, binnen eenzelfde

geografische streek, kan het gevolg zijn van verschillen in fysisch- en sociaal-geografische

omstandigheden alsook van verschillen in het landschapsbeleid (Antrop et al., 2004).

De federalisering van België heeft als gevolg dat de bevoegdheid voor het landschap verdeeld

is onder de gemeenschappen en gewesten en dat ze elk een afzonderlijk landschapsbeleid

ontwikkelen. Deze situatie zou een differentiatie van de landschapsontwikkeling langsheen de

taalgrens kunnen beïnvloeden. Concreet behoort het landschap tot de beleidsmaatregelen van

landbouw, natuur, ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed en elk van deze sectoren richt

zich op een andere visie van het landschap. Deze verschillende beleidsdomeinen met

betrekking tot het landschap maken een integrale holistische benadering van het

landschapsbeheer moeilijk. Dit, samen met de regionalisering van de bevoegdheden, zorgt

voor de complexiteit van de landschapszorg in België (Antrop et al., 2004; Van Hecke et al.,

2010).

Page 13: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

13

1.3 Keuze van het studiegebied

Het gekozen studiegebied is een grensoverschrijdend gebied dat het zuidelijk deel van de

gemeente Landen in de provincie Vlaams-Brabant bedekt alsook het noordelijk deel van de

gemeente Hannuit in de provincie Luik. Het is omwille van meerdere redenen goed geschikt

voor de analyse van een landschapsdifferentiatie langsheen de taalgrens.

Ten eerste wordt het studiegebied in zijn midden doorkruist door de Belgische taalgrens. Ten

tweede behoort het studiegebied tot dezelfde geografische streek in Vlaanderen en Wallonië,

namelijk de geografische streek van “Haspengouw”. Ten derde is het studiegebied niet te

groot zodat een gedetailleerde analyse kan gebeuren maar toch groot genoeg om een overzicht

te hebben op het landschap. De steden van Landen en Hannuit bevinden zich op 10 km van

elkaar.

1.4 Opbouw van de Masterproef

De masterproef is uit zeven hoofdstukken opgebouwd. In het voorafgaand hoofdstuk werden

de keuze van het onderwerp, de doelstelling van de masterproef en de keuze van het

studiegebied besproken. In het tweede hoofdstuk wordt het studiegebied gesitueerd en zal

aandacht besteed worden aan zijn fysisch-geografische en landschappelijke eigenschappen.

Het derde hoofdstuk verduidelijkt de gevolgde methoden en het gebruikte bronmateriaal. De

concepten van landschapsbiografie en tijdsdiepte van het landschap werden opgenomen als de

methoden voor de analyse van de landschapsontwikkeling. In hoofdstukken vier en vijf

worden de resultaten voorgesteld. Hoofdstuk vier behandelt de tijd-ruimtelijke

landschapsveranderingen van het studiegebied onder een geschiedkundig perspectief,

namelijk de retrospectie op het landschap. Hoofdstuk vijf behandelt de tijd-ruimtelijke

landschapsveranderingen van het studiegebied onder een recent perspectief, namelijk het

landschapbeleid. In hoofdstuk zes worden de resultaten uit hoofdstuk vier en vijf in verband

gebracht met elkaar. Ten slotte worden in hoofdstuk zeven de voornaamste resultaten

samengevat en wordt de onderzoeksvraag beantwoord.

Page 14: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

14

2 SITUERING VAN HET STUDIEGEBIED

2.1 Afbakening van het studiegebied

De afbakening van het studiegebied gebeurde op basis van de twee huidige topografische

kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) die het studiegebied bedekken. De

bedoeling was om een homogeen studiegebied te kiezen die beide steden van Landen en

Hannuit omvat. Het studiegebied werd afgebakend aan de hand van een rechthoek van 4,01

km op 13,63 km, in Arcview GIS 9.3. De rechthoek wordt in zijn midden doorkruist door de

Belgische taalgrens. De taalgrens ligt op 7,13 km van de noordelijke rand van de rechthoek en

op 6,50 km van de zuidelijke rand. De autosnelweg van Brussel-Luik, de “E40”, loopt parallel

met de taalgrens, ten zuiden van de gemeente Landen, met vlak erlangs de hogesnelheidstrein.

De autosnelweg is een structuurbepalende lijninfrastructuur die in het studiegebied de

taalgrens feitelijk benadrukt.

De grootte van de rechthoek werd gekozen zodat het aantal deelgemeenten in Landen en

Hannuit het meest gelijk was. Het studiegebied telt dertien deelgemeenten, zeven in de

gemeente Landen en zes in de gemeente Hannuit. De deelgemeenten in Landen zijn:

Rumsdorp, Attenhoven, Landen, Walsbets, Waasmont, Wezeren en Walshouthem. De

deelgemeenten in Hannuit zijn: Avernas-le-Baudouin, Betrée, Hannuit, Poucet, Crehen en

Villers-le-Peuplier. “Poucet” ligt aan de oostelijke rand van de afbakening en wordt

doorsneden door de rechthoek waardoor enkel het westelijk stuk van het dorp meegenomen

wordt in het studiegebied (zie Figuur 1, p.19).

De dertien deelgemeenten behoren tot de gemeente Landen en de gemeente Hannuit maar het

studiegebied omvat echter een deel van vier verschillende gemeenten die deel uitmaken van

drie verschillende provincies. Dit is een gevolg van de neutrale afbakening aan de hand van

een rechthoek. Administratief gezien bedekt het studiegebied het zuidoosten van de gemeente

Landen in de provincie Vlaams-Brabant, een westelijk deeltje van de gemeente Gingelom in

de provincie Limburg, het noorden van de gemeente Hannuit en een zuidoostelijk deeltje van

de gemeente Lijsem in de provincie Luik.

Page 15: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

15

2.2 Fysisch-geografische situering van het studiegebied

De invloed van het natuurlijke systeem op het uitzicht van de landschappen is groot.

Verschillen in cultuurlandschappen ontstonden omdat in de vroege geschiedenis van de

landontginning, het landgebruik en de teeltkeuze sterk afhankelijk waren van het natuurlijk

systeem (Van Hecke et al., 2010). De geologie conditioneert de bodemgesteldheid van een

gebied en de bodemgesteldheid is een stuwende kracht voor de landbouwactiviteit en wordt

als grondstof gebruikt voor het bouwmateriaal van de huizen (Bruneel, 1989). In België

variëren de geologie, de bodemgesteldheid, de hydrologie en het reliëf grotendeels van noord

naar zuid (Antrop et al., 2004). Deze zuid-noord-gerichte structuur drukt zich ook uit op de

schaal van het studiegebied (zie Figuur 2, p.20).

2.2.1 Geologie van het studiegebied

De geologie van het studiegebied is grotendeels samengesteld uit een Quartaire leemmantel

die op Postpaleozoïsche deklagen rusten. Men vindt echter geologische verschillen tussen

Landen en Hannuit. De Mesozoïsche krijtlagen van de “Formatie van Gulpen” worden

noordwaarts bedekt door Cenozoïsche zandlagen waardoor het krijt enkel ten zuiden van het

studiegebied, in Villers-le-Peuplier, dagzoomt. Ten noorden van het studiegebied in Landen,

werden de Eocene zandlagen van de “Formatie van Hannut” op hun beurt bedekt door

Oligocene kleihoudende zandlagen van de “Formatie van Sint-Huibrechts-Hern”. De

Oligocene kleihoudende zanden bedekken de interfluvia maar werden geërodeerd door de

waterlopen waardoor er Eocene zanden in de dalen dagzomen (Claes & Gullentops, 2001;

Nyssen, 2010).

2.2.2 Bodemgesteldheid van het studiegebied

De vruchtbaarheid van de leembodems wordt bepaald door de geologie, de natuurlijke

drainage, de dikte van de Quartaire leemmantel en de topografie (Van Hecke et al., 2010).

Wanneer de Quartaire leemmantel op Eocene zanden rust zoals ten zuiden van het

studiegebied in Hannuit, kan het water goed doorsijpelen en zijn de leemgronden goed

gedraineerd. De bodems zijn geschikt voor landbouw. Wanneer de Quartaire leemmantel op

Page 16: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

16

Oligocene kleihoudende zanden rust zoals ten noorden van het studiegebied in Landen, sijpelt

het water minder goed en is de drainage van de leemgronden middelmatig. Het landschap is er

licht golvend en de bodems zijn volgens de microtopografie geschikt voor landbouw of

weiland (Claes & Gullentops, 2001; De Witte et al., 2009).

De Quartaire leemmantel heeft niet overal dezelfde dikte omdat de eolische löss niet overal

even goed bleef liggen. De maximale leemdikte treft men vooral op de plateaus en de zwakke

dalhellingen aan. De plateaubodems en bodems van zwakke dalhellingen zijn het meest

geschikt voor landbouw. Op de steile dalhellingen werd de leemmantel vaak geërodeerd en

zette zich af aan de voet van de dalen. Op deze gronden vindt men weilanden en bosjes terug

(Bruneel, 1989; Claes & Gullentops, 2001).

2.2.3 Hydrologie van het studiegebied

De Oligocene kleihoudende zanden ten noorden van het studiegebied in Landen, zorgen voor

een slechtere drainage van de leemgronden en dus voor een rijker riviernetwerk. Het

landschap in Landen is ingesneden door vier natuurlijke waterlopen: de Zevenbronnenbeek,

de Zijp, de Sint-Pietersbronbeek en de Molenbeek. Ten zuiden van het studiegebied in

Hannuit, zorgen de zanden voor een betere drainage en een armer riviernetwerk. Er zijn twee

natuurlijke waterlopen te Hannuit: de beken van “Henri Fontaine” en “Poucet”. De “Henri

Fontaine” is de hoofdwaterloop van Hannuit, het stroomt in een oostwestelijke richting en

mondt uit in de Kleine Gete. De hoofdwaterloop van Landen is de Molenbeek, het stroomt in

een zuidnoordelijke richting en mondt uit in de Gete. De samenvloeiing van de Kleine Gete

met de Grote Gete vormt de Gete. De Gete mondt uit in de Demer. De meeste waterlopen in

het studiegebied ontspringen in het studiegebied en maken allemaal deel uit van het Gete

bekken.

2.2.4 Reliëf van het studiegebed

Het reliëf van België daalt geleidelijk naar het noorden toe. Deze reliëfsovergang komt ook

voor in het studiegebied. De hoogste heuveltop van het studiegebied bevindt zich op 149

meter, tussen Crehen en Villers-le-Peuplier, in Hannuit. De laagste heuveltop van het

studiegebied bevindt zich op 70 meter hoog, tussen Rumsdorp en Attenhoven, in Landen.

Page 17: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

17

2.3 Landschappelijke situering van het studiegebied

2.3.1 Landschapsclassificaties in het studiegebied

In beide Vlaamse en Waalse landschapsclassificaties behoort het studiegebied tot de

landschapseenheid van Haspengouw. In de Vlaamse landschapsclassificatie van de

traditionele landschappen behoort het studiegebied te Landen tot het traditionele landschap

van het “plateau van Landen”, in de landschapseenheid van “Droog Haspengouw”. In de

Waalse landschapsclassificatie van de territoires paysagers behoort het studiegebied te

Hannuit tot twee faciès paysagers: het “faciès hesbignon brabançon” ten noorden van de beek

“Henri Fontaine” en het “faciès hesbignon liégeois” ten zuiden van de beek, in de

landschapseenheid van het “ensemble paysager des bas-plateaux limoneux brabançon et

hesbignon” (zie Figuur 3, p.21).

2.3.1.1 De visuele landschappelijke kenmerken van “Droog Haspengouw”

De visuele landschappelijke kenmerken van de landschapseenheid “Droog Haspengouw”

werden door Antrop et al. (2002) als volgt beschreven: “Droog Haspengouw is een open

landbouwgebied op golvend plateau, versneden met smalle valleien met gesloten landschap.

Men vindt hoop- en nevelvlekdorpen op korte afstand van elkaar, grote geïsoleerde hoeven en

verspreide bosjes terug. Op de plateaus heb je overal panoramische zichten begrensd door de

topografische skyline, in de valleien zijn de zichten korter en heb je doorkijken. Hoopdorpen

en geïsoleerde (kasteel)hoeven vormen de structurerende beelddragers van de open ruimte. Er

zijn talrijke kleine geomorfologische, cultuurlandschappelijke, archeologische en biotische

elementen met een sterk structurerend vermogen door hun opvallendheid in de open ruimte”.

2.3.1.2 De visuele landschappelijke kenmerken van het “faciès hesbignon brabançon”

De visuele landschappelijke kenmerken van het “faciès hesbignon brabançon” werden door

Droeven et al. (2004) en De Witte et al. (2009) als volgt beschreven: “Het reliëf van het

plateau wisselt tussen vlakke interfluvia en ondiepe valleien. De vlakke interfluvia dienen

voor landbouw terwijl men op de geërodeerde en de natte bodems van de valleien weilanden

Page 18: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

18

of loofbosjes vindt. Bosjes vindt men ook in kasteelparken. Deze bosgebieden zijn

structuurbepalende elementen in de panoramische zichten van het plateau. De

nederzettingskernen hebben zich meestal langs valleiwegen ontwikkeld en de afstand tussen

de dorpen van eenzelfde vallei is soms heel kort. De bebouwingsdichtheid in de dorpen is

meestal klein. Het gebied wordt niet onderdrukt door de suburbanisatie vanuit belangrijkere

kernen”.

2.3.1.3 De visuele landschappelijke kenmerken van het “faciès hesbignon liégeois”

De visuele landschappelijke kenmerken van het “faciès hesbignon liégeois” werden door

Droeven et al. (2004) en De Witte et al. (2009) als volgt beschreven: “Het plateau vormt een

vlakke oppervlakte. De ondergrond bestaat grotendeels uit doorlatend krijt waardoor het

riviernetwerk schaars is. Ten gevolge van de ruilverkaveling is de percelering van de akkers

groot en geometrisch en heeft het wegenpatroon de vorm van een rooster. Dit maakt het werk

van de moderne machines gemakkelijker. De panoramische zichten veranderen doorheen de

seizoenen, volgens het gewassentype en zijn kleur. De dorpen zijn zeer dicht bebouwd en

bevinden zich in de (droge) dalen van het plateau. In het landschap verschijnen ze als groene

koepels door de aanwezigheid van boomgaarden of populieren. De pachtboerderijen zijn bijna

nooit geïsoleerd, ze horen meestal tot het dorp. Weilanden zijn vaak beplant met oude

boomgaarden en omringen het dorp. Huizen worden meer en meer aan de plateaurand

gebouwd. De autosnelwegen en nationale wegen zorgen voor de ontsluiting van het gebied

waardoor de druk van de suburbanisatie vanuit belangrijkere kernen hoog is”.

Page 19: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

19

Figuur 1: Afbakening van het studiegebied

(bron: NGI, 2002)

Page 20: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

20

Figuur 2: Fysisch-geografische situering van het studiegebied

(bron: NASA-USGS, 2000; SPW-DGARNE, 2011)

Page 21: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

21

Figuur 3: Landschappelijke situering van het studiegebied (bron: Antrop et al., 2002; Droeven et al., 2004)

Page 22: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

22

3 METHODEN EN MATERIAAL

Twee hoofdmethoden zullen gebruikt worden in dit onderzoek: (1) de landschapsbiografie

steunende op de literatuurstudie en (2) de tijdsdiepte van het landschap steunende op het

cartografische materiaal.

3.1 Analyse van de landschapsontwikkeling: landschapsbiografie

Landschappen bouwen hun eigen biografie doorheen de tijd op (Kolen, 2007). Ieder

landschap heeft zijn eigen verhaal dat het resultaat is van veranderingen uit verschillende

tijdslagen. De landschapsbiografie richt zich op de gelaagdheid en de tijdsdiepte van de

landschappen. De gelaagdheid van landschappen kan worden begrepen als het resultaat van de

wisselwerkingen tussen cultuurspecifieke keuzes en ecologische processen. Op de termijn van

eeuwen laten deze wisselwerkingen sporen na die herkenbaar zijn in het huidige landschap

(Antrop, 2007; Kolen, 2007). In de landschapsbiografie ligt het accent op de verhalen die aan

de landschapscomponenten vasthangen eerder dan op hun beschrijving (Antrop, 2007). Men

richt zich op het veranderen zelf van het landschap en op de drijvende krachten die er achter

liggen (Langran, 1993; Antrop, 2007).

In dit onderzoek zal de landschapsbiografie van het studiegebied op twee luiken steunen: (1)

ten eerste de retrospectie op het landschap die de differentiële landschapsevolutie van het

studiegebied langsheen de taalgrens in een geschiedkundig perspectief zal bekijken en (2) ten

tweede de invloed van het landschapsbeleid op het landschap die de differentiële

landschapsevolutie van het studiegebied langsheen de taalgrens in een recent perspectief zal

bekijken. De retrospectie op het landschap zal gebeuren aan de hand van literatuurstudie en

een kaartanalyse voor kartering van de landschapsontwikkeling (zie hoofdstuk 3.2). De

analyse van de beleidsinvloed op het landschap zal gebeuren aan de hand van literatuurstudie

en zal steunen op de kaartanalyse.

3.1.1 Landschapsbiografie: retrospectie op het landschap

De retrospectieve methode wordt gebruikt om de evolutie tot het hedendaagse landschap te

verklaren via de studie van het oude landschap dat sporen nagelaten heeft (Thoen, 2011).

Page 23: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

23

Voor dit luik zullen enerzijds biografieën van het studiegebied geraadpleegd worden en

anderzijds zal bijzonder aandacht worden gericht op de informatie die kaarten aanbiedt,

waaronder de toponiemen.

Toponiemen zijn plaatsnamen die op topografische kaarten, kadasterplannen en naamborden

voorkomen (Antrop, 2007). Ze zijn meestal verbonden aan het landschap waardoor de

toponymie toelaat een inzicht te krijgen op de landschapsbiografie van een gebied.

Toponiemen zijn een interessante bron omdat ze meestal ouder zijn dan de kaart waarop ze

staan. Ze zijn het gevolg van een orale traditie. Toen er nog geen kaarten waren moest alles

benoemd worden, het was de enige vorm van referentie (Thoen, 2011). Thoen (2011)

onderscheidt twee verschillende soorten toponiemen: cultuur- en natuurplaatsnamen.

Cultuurplaatsnamen verklaren de oorsprong van het grondgebruik. Het zijn bijvoorbeeld

namen van wegen, nederzettingen en velden. Natuurplaatsnamen zijn namen van

natuurelementen zoals bergen, bossen, rivieren. Piton (1960) zegt dat plaatsnamen ofwel naar

de eerste eigenaar van het grondgebied wijzen ofwel naar de specifieke topografie van het

gebied.

Elke periode waarin een bepaalde taal algemeen was, heeft geleid tot toponiemen.

Toponiemen kunnen dus gedateerd worden dankzij de geschiedenis van de taal (Thoen,

2011). Het Indo-Europees, de oudste taalgroep die we kennen, heeft zich omstreeks 2500

BCE vanuit zijn stamland Polen uitgebreid over het hele gebied van de Noordzee tot West-

Rusland en zuidwaarts tot de Alpen. Na deze expansie treden in het uitgestrekte Indo-

Europees gebied regionale varianten op. Vanaf de Bronstijd, circa 2000 BCE, vormen de

Nederlanden en Noordwest-Duitsland een dergelijke aparte groep, met het Belgisch als taal.

Het Belgisch wordt onder andere gekenmerkt door persoonsnamen op “-inios” en

nederzettingsnamen op “-iom”. Met de verovering van Gallië vanaf 58 BCE door Caesar

treedt de romanisering van de Belgische taal op en ontwikkelen zich Gallo-Romeinse

nederzettingsnamen op “-iacas”. Omstreeks 445 CE veroveren de Franken, afkomstig uit

Groningen, Noord-Frankrijk tot aan de Somme en ontstonden nederzettingsnamen op “-

ingas”, vaak toegevoegd aan een Germaanse persoonsnaam (Kempeneers, 2000). Drie

volkeren hebben zich dus in België gevestigd: (1) een Keltisch volk, de Belgen, circa 550

BCE, (2) de Romeinen circa 54 BCE en (3) een Germaans volk, de Franken, circa 400 CE

(Thoen, 2011).

Page 24: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

24

De Belgische taalgrens zou zich tijdens de val van het Romeinse Rijk in de 5de

eeuw,

geankerd hebben, toen de Franken de verlaten gebieden in Noord-België koloniseerden. In de

Middeleeuwen evolueerde de Germaanse taal van Noord-België tot het Vlaams en de

Romaanse taal van Zuid-België tot het Waals (Van Eetvelde et al., 2010; Thoen, 2011). Deze

vier verschillende taallagen geven een aanvang om toponiemen te dateren. Thoen (2011)

spreekt van gevaren in de toponymie, hier zijn er enkele: een plaatsnaam kan het resultaat zijn

van modeverschijnselen, een naam kan veranderen door bijvoorbeeld de christianisatie,

namen kunnen zich verplaatsen in een gebied en eenzelfde woord kan verschillende

betekenissen hebben.

3.1.2 Landschapsbiografie: invloed van het landschapsbeleid op het landschap

Sinds het einde van de tweede wereldoorlog veroorzaakte de globalisering van de economie

nieuwe landschapsveranderingen gekenmerkt door het uniformeren en het uitwissen van de

landschapsverscheidenheid. Het landschap kreeg toen een groeiende maatschappelijke en

politieke belangstelling. Landschapsbeleid treedt in (Van Hecke et al., 2010).

Landschapsbeleid is: “de formulering door de publieke autoriteiten van algemene beginselen,

strategieën en richtlijnen die het mogelijk maken specifieke maatregelen te treffen gericht op

de bescherming, het beheer en de inrichting van landschappen” (Antrop, 2007).

Het landschapsbeleid kan de evolutie van het landschap beïnvloeden en dus deel uitmaken

van de landschapsbiografie van een gebied. Het landschapsbeleid van Vlaanderen en

Wallonië en hun invloed op de landschapsevolutie langsheen de taalgrens zullen op basis van

een grondige literatuurstudie en terreinwerk vergeleken worden. Er zal voor de Vlaamse

decreten betreffende landschapszorg telkens gezocht worden naar een tegenhanger in de

Waalse wetgeving. De wijzigingsdecreten worden niet vermeld, behalve als ze een

belangrijke vernieuwing in de landschapszorg brengen. Deze vergelijkingen zullen in tabellen

verzameld worden. De Franstalige termen worden cursief geschreven in de tekst omdat een

vertaling de subtiliteit van een begrip soms weghaalt. De Europese conventies worden in de

tabellen vermeld omdat ze de nationale wetgeving van de lidstaten beïnvloeden, maar zullen

niet in de tekst besproken worden. Tot elke wet, decreet, conventie of richtlijn behoren in de

tabellen twee datums: de datum van goedkeuring of ratificatie door de overheid en de datum

wanneer het van kracht werd.

Page 25: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

25

3.2 Kartering van de landschapsontwikkeling: tijdsdiepte en continuïteit

Landschappen veranderen doorheen de tijd en de ruimte (Käykhö & Skanes, 2006; Antrop,

2007). Landschapsveranderingen zijn meestal het gevolg van sociale, politieke en

economische veranderingen, zoals nieuwe landbouwtechnieken, nieuwe wetten, nieuwe

ruimtelijke planning, verstedelijking of aanleg van infrastructuren. Kleine

landschapsveranderingen kunnen ook het resultaat zijn van autonome gebeurtenissen (Van

Eetvelde & Antrop, 2009b). Ieder landschap heeft zijn eigen ontwikkelingsverhaal die het

resultaat is van spatio-temporele veranderingen (Antrop, 2007).

Verschillende concepten werden ontwikkeld om het ontwikkelingsverhaal van een landschap

te bestuderen, waaronder de tijdsdiepte en de continuïteit. De tijdsdiepte van het landschap

geeft aan tot welke periode het huidig landschap teruggaat (Antrop, 2007). De continuïteit van

het landschap vertelt iets over zijn stabiliteit of dynamiek doorheen de tijd (Käykhö & Skanes,

2006). Deze concepten zullen in dit onderzoek worden opgenomen.

3.2.1 Tijdreeks van kaarten

De gevolgen van de maatschappelijke veranderingen op het landschap zijn onder andere waar

te nemen op cartografische bronnen en op het terrein (Van Eetvelde & Antrop, 2009b).

Kaarten zijn zeer nuttig omdat ze, afhankelijk van hun kwaliteit en eigenschappen, informatie

geven over het landschap op verschillende tijdsperioden, namelijk over de topografie, het

bodemgebruik, de bodembedekking, de landschapspatronen, de nederzettingspatronen en de

infrastructuur. De tijdsdiepte van een gebied kan cartografisch weergegeven worden door de

opmaak van een tijdreeks van kaarten (Antrop, 2007; Van Eetvelde & Antrop, 2009b). Elke

kaart is een momentopname van een gebied in de periode wanneer de kaart opgemaakt werd.

In een reeks genereren de kaarten een soort strip van de landschapsverandering (Langran,

1993) (zie Figuur 5, p.33).

Om een ontwikkelingsanalyse van het landschap te kunnen uitvoeren moeten de verschillende

kaarten echter vergelijkbaar zijn (Van Hecke et al., 2010). De belangrijkste uitdaging bij de

opmaak van de tijdreeks is de heterogeniteit en de beschikbaarheid van het cartografisch

bronmateriaal (Käykhö & Skanes, 2006). Kaarten zijn door verschillende methoden en

technieken tot stand gekomen (Van Hecke et al., 2010). Om deze verschillen te

Page 26: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

26

standaardiseren wordt een uniforme legende opgesteld zodat een gemeenschappelijke

landschapstypering ontstaat voor de tijdreeks en de kaarten vergeleken kunnen worden

(Käykhö & Skanes, 2006; Van Eetvelde & Antrop, 2009b).

3.2.1.1 Heterogeniteit en beschikbaarheid van de cartografische bronnen

Het uitgangspunt van de tijdreeks van kaarten is de kabinetskaart van de Ferraris omdat deze

de eerste systematische, grootschalige, gedetailleerde en gebiedsdekkende topografische kaart

is van België (Antrop et al., 2006; De Maeyer, 2008). Een andere reden is dat de

cartografische bronnen vóór de 18de

eeuw veelal onnauwkeurig en onbetrouwbaar zijn (Van

Eetvelde & Antrop, 2009b; Van Hecke et al., 2010), ze zullen in dit onderzoek als extra

ondersteunende bron dienen.

De kabinetskaart van de Ferraris toont het traditionele landschap van vóór de belangrijke

maatschappelijke veranderingen die het landschap grondig transformeerden eind 18de

eeuw.

Alle kaarten die na deze periode opgemaakt werden, vormen dus een tijdreeks van

momentopnamen in het veranderingsproces van het landschap (Antrop et al., 2006).

a. De kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden opgemaakt door de Ferraris

Tussen 1770 en 1778 werd de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden opgemaakt

onder leiding van Jozef Jean François Graaf de Ferraris generaal bij de Oostenrijkse artillerie,

in opdracht van Keizerin Maria Theresa en Keizer Jozef II. Deze militaire topografische kaart

is een veelkleurige handschriftkaart en werd op schaal 1:11.520 gekarteerd. De kaart bedekt

het volledige territorium van het huidig België. Er werd geen basis triangulatienetwerk

voorzien voor de kartering maar in het zuiden sluit de kartering aan op de Franse triangulatie

van Cassini (Antrop et al., 2006; De Maeyer, 2008).

De aansluiting aan de Franse triangulatie en het gebrek aan een meetkundig-geodetische

grondslag voor de kartering hebben als gevolg dat de nauwkeurigheid van de kabinetskaart

van de Ferraris afneemt naar het noorden en dat de kaart een sterke verschuiving en rotatie

naar het noordwesten toe vertoont. Bovendien gebeurde de kartering door “aanpassen en op

zicht” waardoor lokale karteringsfouten en fantasierijke invullingen ontstonden. Men vindt

Page 27: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

27

oriëntatievervormingen van het wegen- en hydrografisch net, oppervlaktevervormingen,

fantasierijke invullingen, vaak op de scheiding van twee kaartbladen, foutieve of vertekende

tracés en overdreven schematisering (zie Figuur 4). De kabinetskaart van de Ferraris vertoont

dus geen constante nauwkeurigheid voor alle planchetten (Antrop et al., 2006; De Maeyer,

2008). Dit allemaal bemoeilijkt de vergelijking van de kabinetskaart van de Ferraris met

recentere topografische kaarten van België.

Figuur 4: Vertekend tracé van het wegennet in Walshoutem en Wezeren bij de Ferraris

De kabinetskaart van de Ferraris is een belangrijke informatiebron voor de historische

landschapskunde. Het stelt een gedetailleerde toestand voor van het landschap aan het einde

van het Ancien Régime, vóór de Franse Revolutie en vóór het begin van de industriële

revolutie. Men kan er de grondgebieden van de Graafschappen, Hertogdommen,

Prinsbisdommen en de enclaves ten tijde van de Oostenrijkse Nederlanden waarnemen. De

weergave van deze administratieve grenzen is echter niet altijd correct omdat het feodaal

bestuur heel complex was (De Coene et al., 2012). Parochies die na de Franse Revolutie de

basis vormden van de gemeenten worden aangegeven door een nummer. Alle militaire

belangrijke elementen worden precies weergegeven, zoals bruggen, molens, wegen, dreven,

gebouwen, constructies, watervlakken, hellingen, hagen, landgebruik, groeven en het reliëf,

aangegeven door schaduwen op de hellingen (Antrop et al., 2006; De Maeyer, 2008). Er werd

veel aandacht besteed aan de weergave van verschillende types vegetatie waardoor de

bodembedekking zeer gedetailleerd weergegeven is, alsook de openheid of geslotenheid van

het landschap. De getekende percelen zijn echter fictief zodat de kabinetskaart van de Ferraris

niet betrouwbaar is op perceelniveau (Thoen, 2011). De kabinetskaart van de Ferraris is rijk

aan toponiemen (Antrop et al., 2006; De Maeyer, 2008). Toponiemen zijn een belangrijke

Page 28: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

28

bron voor de landschapsgenese en -biografie daarom zal de toponymie in dit onderzoek als

complementaire methode gebruikt worden.

Op de kabinetskaart van de Ferraris wordt het studiegebied bedekt door drie kaartbladen:

kaartblad 133/2 (Landen), kaartblad 133/4 (Landen) en kaartblad 134/2 (Hannut).

b. De topografische kaart van België opgemaakt door Vander Maelen

Philippe Vander Maelen richtte in 1830, in het onafhankelijk België, het Etablissement

Géographique de Bruxelles op. Daarmee ontplooide hij een belangrijke private cartografische

activiteit, waaronder de opmaak tussen 1846 en 1854 van de monochrome topografische kaart

van België op schaal 1:20.000 (De Maeyer & De Vliegher, 2002).

De kaart toont de aanleg van de eerste spoorwegen in België (Antrop et al., 2006) en

illustreert de eerste herbebossingen van de 19de

eeuw (Van Eetvelde & Antrop, 2009b). Het

reliëf wordt aangegeven door schrapjes op de hellingen (Antrop et al., 2006). De

bodembedekking wordt zeer algemeen aangegeven. De aandacht werd eerder gelegd op de

lokale nijverheden zoals brouwerijen, raffinaderijen of oliepersen, op het wegennet, op de

bruggen en op het riviernet met de bronnen, fonteinen en molens.

Op de topografische kaart van Vander Maelen wordt het studiegebied bedekt door drie

kaartbladen: kaartblad 9 (Léau), kaartblad 14 (Hannut) en kaartblad 18 (Avennes).

c. De eerste basiskaart van België opgemaakt door het Militair Cartografisch Instituut

Het Militair Cartografisch Instituut (MCI) is de opvolger van het Dépôt de la Guerre et de la

Topographie opgericht in 1831 voor de opmaak van de officiële topografische kaarten van

België. In 1878 werd het Dépôt de la Guerre herdoopt in het MCI. Tussen 1865 en 1950

werden er drie edities van de eerste grootschalige basiskaart van België uitgegeven. Op deze

kaarten wordt het reliëf voor het eerst aangegeven door hoogtelijnen (De Maeyer & De

Vliegher, 2002; Antrop et al., 2006). In deze masterproef zal wegens beschikbaarheid enkel

de derde editie, opgemaakt tussen 1910 en 1950 op schaal 1:20.000, gebruikt worden.

Page 29: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

29

Op deze kaart wordt de semiologie complex, met een belangrijk aantal categorieën van

wegen, spoorwegen, hydrografie, bodembedekking, omheining, gebouwen,

terreinvoorstellingen en grenzen. De bossen zijn gedetailleerd weergegeven met een

onderscheid tussen onder andere hoogstammen, hoogstammen op kreupelhout, naaldbomen

en gemengde boomsoorten. De gekarteerde omheining laat toe de openheid of geslotenheid

van het landschap af te leiden als het over hagen- of struikenomheining gaat.

IJzerdraadomheining heeft geen invloed op de geslotenheid van het landschap. De

kasteelparken worden ook mooi weergegeven.

Op de topografische kaart van het MCI wordt het studiegebied bedekt door vier kaartbladen:

kaartblad 33/5 (Landen), kaartblad 33/6 (Saint-Trond), kaartblad 41/1 (Hannut) en kaartblad

41/2 (Montenaeken).

d. De derde basiskaart van België opgemaakt door het Nationaal Geografisch Instituut

In 1947 werd het MCI herdoopt in het Militair Geografisch Instituut (MGI) en in 1976 werd

het MGI omgevormd tot een organisme van openbaar nut onder de benaming van Nationaal

Geografisch Instituut (NGI). Het NGI hield zich bezig met de opmaak van de derde

topografische basiskaart van België. De publicatie van deze veelkleurige basiskaart gebeurde

tussen 1995 en 2006 op schaal 1:20.000 (De Maeyer & De Vliegher, 2002; Antrop et al.,

2006).

De semiologie is nog complexer en vollediger dan op de topografische kaart van het MCI.

Kasteelparken zijn niet meer in details gekarteerd, industriegebieden wel.

Op de topografische kaart van het NGI wordt het studiegebied bedekt door twee kaartbladen:

kaartblad 33/5-6 (Landen - Sint-Truiden) en kaartblad 41/1-2 (Hannut-Geer).

3.2.1.2 Opbouw van een gestandaardiseerde legende

Om de kaarten te kunnen vergelijken voor de ontwikkelingsanalyse van het landschap moet er

een gemeenschappelijke legende opgemaakt worden. De heterogeniteit van het cartografisch

materiaal laat echter niet toe zich op de originele legenden van de kaarten te baseren.

Page 30: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

30

Inderdaad zijn de legendecategorieën van de verschillende kaarten anders gedefinieerd en zijn

de elementen en structuren van het landschap anders voorgesteld. Bovendien beschikken niet

alle historische kaarten over een gedetailleerde legende (Van Eetvelde & Antrop, 2009b). In

de 18de

eeuw was de legende een instrument dat alleen moest gebruikt worden als de kaart

niet duidelijk genoeg geschematiseerd werd. De symbolen op de kaarten waren bedoeld om

gemakkelijk leesbaar te zijn waardoor veel landschapselementen op een realistische manier

gekarteerd waren (De Coene et al., 2012).

Er bestaat geen originele legende voor de kabinetskaart van de Ferraris en de topografische

kaart van Vander Maelen. De Kabinetskaart van de Ferraris wordt echter vervolledigd door

geschreven rapporten, de “Mémoires” van de Ferraris. Een aantal onderzoekers waaronder De

Coene et al. (2012) bestudeerden de inhoudelijke informatie van de kabinetskaart en de

Mémoires en stelden een legende op. Dit gebeurde niet voor de kaart van Vander Maelen. Aan

de andere kant zijn de legenden van de topografische kaarten van het MCI en NGI zeer

uitgebreid.

Om een gestandaardiseerde legende te krijgen werd er gesteund op de dominante

bodembedekking en bodemgebruik van de verschillende kaarten (Van Eetvelde & Antrop,

2009b). Er werd gekozen voor vijf legendecategorieën: “akkerland”, “ weiland en

boomgaard”, “ bebouwing”, “bos” en “industrieterrein”. Deze categorieën werden gekozen

omdat ze het landschapskarakter van het studiegebied goed illustreren. Het studiegebied is een

landbouwgebied waar de nederzettingen zich concentrisch ontwikkeld hebben. De bebouwing

en de tuinen (“bebouwing”) ontwikkelden zich in hoopdorpen omdat het de meest efficiënte

en productieve manier was om de grond te bewerken. Rondom de hoopdorpen kwamen

boomgaarden en weilanden voor (“weiland & boomgaard”) en verderop kwamen de

akkerlanden (“akkerland”) (Antrop, 2007). Bos (“bos”) is zeer zeldzaam in deze vruchtbare

leemstreek maar niet afwezig. Dit traditioneel landschapspatroon evolueerde doorheen de tijd

maar blijft echter leesbaar op de vier kaarten. Met de industriële revolutie ontstonden nieuwe

landschapscomponenten zoals industrieën ( “industrieterrein”) (zie Tabel 1, p.31).

Page 31: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

31

Tabel 1: Gestandaardiseerde legende (eigen verwerking)

3.2.2 Verwerking van de tijdreeks van kaarten in een GIS-omgeving

Geographic Information Systems (GIS) beschikken over tools en technieken die heel handig

zijn voor de uitvoering van ontwikkelingsanalyses van het landschap (Käykhö & Skanes,

2006). Het cartografisch materiaal van dit onderzoek zal in Arcview GIS 9.3 verwerkt worden.

3.2.2.1 De tijdslagen

Eens dat de gestandaardiseerde legende opgesteld is kunnen de vier kaarten in een GIS-

omgeving verwerkt worden om een tijdreeks van vergelijkbare kaarten te krijgen.

In de GIS-omgeving moeten de kaarten eerst gegeorefereerd worden op hetzelfde

coördinatensysteem. Elke kaart wordt afzonderlijk gegeorefereerd op basis van een

referentiekaart. In dit onderzoek diende de recentste kaart, namelijk de topografische kaart

van het NGI van 2000, als referentiekaart. De topografische kaart van het NGI is georiënteerd

op het Belgisch nationaal “Lambert 72” coördinatensysteem. Vervolgens worden per kaart al

de landschapscomponenten van het studiegebied gedigitaliseerd als polygonen. Elke polygoon

kreeg een attribuut die overheen komt met één van de vijf legendecategorieën van de

gestandaardiseerde legende.

Gestandaardiseerde

legendeLegende Ferraris

Legende Vander

MaelenLegende MCI Legende NGI

Akkerland akkerland akkerland akkerland akkerland

Weiland en

Boomgaard

drassige grasland,

boomgaardweiland weiland, boomgaard

weiland, boomgaard,

grasland, ruderale

vegetatie,

struikgewas, heide

Bos loofbos boshoogstam,

boomkwekerij

hoogstammig

loofhout, gemend loof

en naaldhout,

populierenaanplant

Bebouwinggebouwen,

moestuingebouwen gebouwen, tuin gebouwen, moestuin

Industrieterrein / / nijverheidsindustrie industriële gebouwen

Page 32: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

32

Daarmee ontstonden vier gebiedsdekkende tijdslagen die een gemeenschappelijke legende

hebben. Deze tijdslagen zullen als basis gebruikt worden voor de analyse van de

landschapsontwikkeling in het studiegebied.

3.2.2.2 De tijdsdieptekaart en de continuïteit van het landschap

Door de tijdslagen te combineren (overlay) in een GIS-omgeving kan men de tijdsdiepte van

de landschapcomponenten waarnemen evenals het aantal veranderingen dat ze meegemaakt

hebben sinds de oudste gebruikte kaart.

Om dit te realiseren werden de vier vectorlagen omgevormd tot rasterlagen. Bij de rasterlagen

kreeg elke legendecategorie een code volgens zijn ouderdom. Vervolgens werden de

rasterlagen vermenigvuldigd in raster calculator waardoor men voor elke pixel een

afzonderlijke code kreeg waarvan de opeenvolging van cijfers iets vertelt over de tijdsdiepte

en het aantal veranderingen van de pixel.

Een onvermijdelijk gevolg van de overlay zijn slivers. Slivers zijn niet betekenende pixels op

de finale kaart die gevormd worden door het niet samenvallen van gedigitaliseerde polygonen

uit de verschillende tijdslagen (Antrop, 2007). Het wegwerken van de slivers gebeurde in

Arcview GIS 9.3 aan de hand van de tool eliminate.

De tijdsdieptekaart geeft aan tot welke periode de waarneembare landschapscomponenten

teruggaan (Antrop, 2007). Het aantal veranderingen in bodembezetting van de

landschapscomponenten geeft de continuïteit van het landschap weer. Wanneer de

landschapscomponenten niet veel veranderen doorheen de tijd is het landschap stabiel omdat

er een continuïteit bestaat tussen het vroegere landschap, of het traditionele landschap, en het

huidige landschap. Wanneer de landschapscomponenten veel veranderen doorheen de tijd is

het landschap dynamisch, de continuïteit tussen het traditionele landschap en het huidige

landschap is verdwenen (Käykhö & Skanes, 2006; Antrop, 2007).

Page 33: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

33

Figuur 5: Tijdreeks van de vier cartografische bronnen

Page 34: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

34

4 RESULTATEN: RETROSPECTIE OP HET LANDSCHAP

Ieder landschap heeft zijn eigen verhaal dat het resultaat is van veranderingen uit

verschillende tijdslagen, waarvan sommige meer sporen nalaten dan andere en herkenbaar

zijn op de kaarten en op het terrein (Antrop, 2007). De drijvende krachten van deze

verandering zullen in dit hoofdstuk per tijdslaag onderzocht worden (zie Figuur 7, p.47).

4.1 Het studiegebied van de IJzertijd tot de Middeleeuwen

4.1.1 Sporen van de IJzertijd (750 - 50 BCE)

Circa 550 BCE kwamen de Belgen, een Keltisch volk uit Germanië, over de Rijn tot in de

goed gedraineerde leemgronden. De Nerviërs vestigden zich in Henegouwen en de Eburonen

in Haspengouw. De Kelten introduceerden de rotatielandbouw op de leemplateaus en

bouwden hun huizen in de valleien, waar de nabijheid van water en hooilanden geschikt was

voor veehouderij. Hun nederzettingen waren met elkaar verbonden door valleiwegen langs de

waterlopen (Piton, 1951, 1960; De Witte et al., 2009; Van Hecke et al., 2010).

Volgens Kempeneers (2000) komt het toponiem “Landen” van “Londhiniom”. “Londhiniom”

is gevormd uit de Belgische persoonsnaam “Londhinios” en het suffix “-iom” die op een

nederzettingsnaam wijst. “Londhiniom” zou dus “nederzetting van Londhinios” betekenen.

De persoonsnaam “Londhinios” zou op een wilde man wijzen sinds “london” de grondvorm is

van “Londhinios” en “wild of onbeschaamd” betekent. Deze verklaring vervangt de gangbare

uitleg van onder andere Piton (1951) die de naam “Landen” aan “uitgestrekte gronden”

verwant (Kempeneers, 2000).

4.1.2 Sporen van de Romeinse Tijd (54 BCE - 4de

eeuw)

Met de Romeinse kolonisatie en de verovering van Gallië circa 54 BCE werden de Eburonen

uitgeroeid. Haspengouw, een Romeins koloniaal landbouwgebied, verloor haar arbeidskracht

en lag braak. Om de regio opnieuw te bevolken besloot Keizer Augustus, Keltische volkeren

uit Germanië te laten komen: de Taxandres, de Tongeren en de Baetasii (Piton, 1951). In het

Page 35: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

35

toponiem “Walsbets” ziet Piton (1960) het suffix “-bets” dat op een nederzettingsplaats van

de Baetasii zou verwijzen. Kempeneers (2000) geeft een andere etymologische betekenis aan

“Walsbets”. Hij verklaart het toponiem door “Walsbeche” waarvan “beche” de

geromaniseerde vorm is van “baki”, het Germaanse woord voor “beek”. De toegevoegde

“wals” zou op de nabijheid van de taalgrens wijzen. Walsbets is inderdaad gelegen langs de

Molenbeek en vlakbij Wallonië.

De Romeinen bouwden wegen om hun provincies met elkaar te verbinden. Het studiegebied

is gelegen tussen twee Romeinse hoofdwegen: de weg van Tongeren naar de Franse kust en

de weg van Tongeren naar Bavay (Geschied- en Heemkundige Kring van Landen, 1989) (zie

Bijlage 2, p.116). Vertakkingen van deze hoofdwegen lopen oost-west of zuid-noord dwars

door het studiegebied. Piton (1951, 1960) onderscheidt vijf vertakkingen in het studiegebied.

Drie zuid-noord-assen te Landen, namelijk de wegen van Landen-Luik, Landen-Nijvel en

Landen-Hoei. Twee oost-west-assen te Hannuit, namelijk de weg van Nijvel die tussen

Waasmont en Avernas-le-Bauduin liep en de weg van Luik die langs Villers-le-Peuplier liep.

Langs deze wegen ontstonden op hooggelegen gebieden, in de nabijheid van waterlopen,

landbouwdomeinen met villa’s samengesteld door achtereenvolgende gebouwen. Funderingen

van Romeinse villa’s werden over het hele studiegebied opgegraven: in Rumsdorp,

Attenhoven, Landen, Sint-Gertrudis, Walsbets, Waasmont, Wezeren, Avernas-le-Bauduin,

Bertrée en Villers-le-Peuplier. Deze substructies werden blootgesteld maar zijn nu niet meer

zichtbaar. Op de topografische kaart van het NGI wijzen de toponiemen van “Kleine

Hamberg” en “Lazarij” ten westen van Wezeren en het toponiem “Pirette” ten noordwesten

van Bertrée naar substructies van Romeinse villa’s (Piton, 1951, 1960; Geschied- en

Heemkundige Kring van Landen, 1989).

De rijke grondeigenaars richtten grafheuvels op boven hun crematiegraf, de zogenoemde

tumuli (Piton 1951, 1960). Het studiegebied telt twee tumuli: de “Bortombe” (“Tombe de

Betz” bij de Ferraris) gelegen ten oosten van Walsbets en de “Tombe d’Avernas” gelegen ten

noorden van Avernas-le-Bauduin. Het toponiem “Bortombe”, komt van het Germaans “bara”

die “bar, bloot” betekent en dus naar een onbegroeide of niet gekweekte grond zou wijzen

(Kempeneers, 2000) (zie Figuur 8, p.48).

Van de Romeinse periode hebben ook nederzettingsnamen de tijd overleefd. Het toponiem

“Villers-le-Peuplier” komt van “villare” dat op het landgebied van een villa wijst. “Le

Page 36: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

36

peuplier” werd later toegevoegd om het van de andere villers-namen te onderscheiden (Piton,

1960). Het toponiem “Bertrée” komt van de nederzettingsnaam “Berhtahariacas” waarin men

het Romeinse suffix “-iacas” herkent. “Berhtahariacas” betekent “eigendom van “Berhtahari”

(Gysseling, 1960). Berhtahari zou een belangrijke grondeigenaar geweest zijn (Piton, 1960).

Volgens Gysseling (1960) zouden de woorden beginnend met “ev” een Romeinse afkomst

hebben en zou “Avernas-le-Bauduin” tot dit type behoren.

4.1.3 Sporen van de Frankische Tijd (5de eeuw - 9de eeuw)

Het einde van het Romeinse bestuur in de 4de

- 5de

eeuw bracht het verval en verwildering van

de landbouwdomeinen. De Franken, een Germaans volk aan de grens met het Romeinse Rijk,

profiteerden van de situatie om de verlaten gebieden te koloniseren. Kleine

boerengemeenschappen, georganiseerd in gehuchten, gingen de goed gedraineerde

leembodems ontginnen. Nieuwe nederzettingen werden gesticht (Piton, 1960; Van Hecke et

al., 2010). Het toponiem “Walshoutem” zou van het Germaans “holtheim” komen en betekent

“woning in een bos”. “Holt” is het woord voor bos en “-haim” het woord voor “huis”. De

toegevoegde “wals” zou wijzen op de nabijheid van de taalgrens. Het toponiem “Wezeren”

komt van “wes” het Germaanse woord voor “schitterend, uitbuigend”. Het dorp van Wezeren

ligt inderdaad aan de kronkelende Zevenbronnenbeek. Het toponiem “Waasmont” bestaat uit

het Germaans “wasu” die “drassige grond” betekent en het Romaans “monten” dat “berg”

betekent. Dus een heuvel naast of midden een drassige grond (Gysseling, 1960; Geschied- en

Heemkundige Kring van Landen, 1989; Kempeneers, 2000). Het toponiem “Crehen” komt

van “Crahem” en wijst naar de “hoeve van de raven”. Het toponiem “Hannut” komt van

“Haganuth” waarvan “hagana” het Germaanse woord is voor “omheinde ruimte” en “-uth” het

woord voor “groep”. De toponymie van Hannuit zou dus naar een groep van omheinde

ruimtes wijzen (Piton, 1960).

De Franken liggen aan de basis van het huidige nederzettingspatroon. Ze bouwden

vierkantshoeves in de dalen, langs de waterlopen en introduceerden de rotatielandbouw op de

hoger gelegen leemgronden. Vanaf de 8ste

en 9de

eeuw werd het feodale hofstelsel ingevoerd.

De hofkouters werden geëxploiteerd door machtige grondeigenaars en in de buurt ervan

werden soms kerken gebouwd. Dit vormde de kern van nieuwe dorpsnederzettingen (Piton,

1960; Van Hecke et al., 2010). Het toponiem “Attenhoven” zou een Germaanse afkomst

Page 37: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

37

hebben. “Ottan hofum” betekent “boerderij van Otto”. Het toponiem “Rumsdorp” is te

reconstrueren als “Rumas-thorpa” en betekent “dorp van Rumo”. “Roem” is een bekende

Germaanse voornaam. Het toponiem “Rufferdinge” komt van “Hrothifrithingas” waarin men

het Germaanse suffix “-inga” terugvindt. “Roefer” zou de Nederlandse evolutie zijn van de

persoonsnaam “Hrodfried”. De hedendaagse molen van Rufferdinge was dus het domein van

Hrodfried (Kempeneers, 2000). Men vindt de Rufferdingemolen terug op een stadsplan van

Landen opgemaakt door van Deventer tussen 1550 en 1565. Van Deventer kreeg de opdracht

van Karel V en Filips II van Spanje om kaarten te maken van alle steden in de Nederlanden.

Hij tekende 320 plattegronden waarvan er 220 bewaard bleven, die van Landen inbegrepen.

Op deze stadsplannen zijn de poorten, vestingwerken, bebouwing en rivieren rond de steden

nauwkeurig aangegeven (Geschied- en Heemkundige Kring van Landen, s.d.).

De woonsites van de feodale heren werden in de Frankische periode soms versterkt tot

zogenaamde “castrale motten” (De Witte et al., 2009). Het betreft twee te “Sinte-Gitter”: de

“Heynsberg” en de “Tombe van Pepijn” en één te Rumsdorp: “De Mot”. De “Tombe van

Pepijn” heeft niets te maken met de graftombe van de hofmeier Peppijn van Landen (580-

640) omdat deze in 640 in de Sint-Gertrudiskerk tijdelijk werd begraven voordat hij

overgebracht werd naar de abdij van Nijvel, gesticht door zijn vrouw Ida en zijn dochter

Gertrudis (Geschied- en Heemkundige Kring van Landen, 1989; Kempeneers, 2000).

Bovendien werden de doden in de Frankische tijd begraven in begraafplaatsen (Piton, 1960).

Toponiemen zoals “tombeux” of “tombion” verwijzen naar Frankische begraafplaatsen. Ten

noordwesten van Avernas-le-Bauduin vindt men op de topografische kaart van het NGI het

toponiem “Au Tombeu” (Piton, 1960). De “Heynsberg” of de “motte van Karloman”, vader

van Peppijn van Landen, ligt ten noordoosten van de “Tombe van Pepijn” maar wordt niet

meer vermeld sinds de kaart van Deventer, waarop de motte omgeven is door een gracht

opgevuld met water (Kempeneers, 2000) (zie Figuur 8, p.48).

4.1.4 Sporen van de Middeleeuwen (10de - 15de eeuw)

De 9de

eeuw is gekenmerkt door invasies door de Noormannen wat tot een sfeer van

onveiligheid bracht. Slottorens, kastelen en verdedigingsmuren werden opgericht. Slottorens

werden in de 12de

eeuw gebouwd om bescherming te bieden aan de plattelandsbevolking. Ze

zijn massief en doorboord met schietgaten. Zulke torens die de tijd overleefden werden

Page 38: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

38

omgevormd tot kerktorens. Ze zijn herkenbaar door hun defensieve architectuur. De

kerktorens van Hannuit, Avernas-le-Bauduin, Walsbets en Wezeren behoren tot dit type

(Piton 1960; Geschied- en Heemkundige Kring van Landen, 1989).

Om het Hertogdom Brabant aan zijn uiteinden te verdedigen tegen het Prinsdom Luik werden

Landen en Hannuit voorzien van stadsmuren waardoor ze de status van stad kregen. Begin

13de

eeuw werd het huidig centrum van Landen gesticht door Hendrik I, Hertog van Brabant,

en voorzien van verdedigingsmuren en grachten. De stad werd strategisch gesticht tussen de

armen van twee waterlopen: de Zijp en de Molenbeek en aan de kruising van de Romeinse

wegen van Landen-Luik en Landen-Nijvel. De hoofdweg van Landen is dus de oude

Romeinse weg van Landen-Luik. Bovendien werd gebruik gemaakt van bronnen om de

grachten van water te voorzien. De omwalling was in de 14de

eeuw nog niet voltooid. De

stadsmuren van Landen hadden drie poorten die de stad met de buitenstad verbonden: de

“Bovenpoort” ten zuidoosten, de “Tiense-poort” ten noordwesten en de “Sint-Truiden-poort”

ten noordoosten. De stichting van het bolwerk van Landen leidde tot het langzaam verval van

de Frankische nederzetting van Sint-Gertrudis die later de “Oude-Plaats”, “Oude-Stad” of

“Oud-Landen” genoemd werd (Piton, 1951; Kempeneers, 2000). Hannuit werd in het jaar

1339 voorzien van stadsmuren. De aarden verdedigingsmuur had drie stenen poorten: in het

noordoosten de poort van “Cheroux” richting Sint-Truiden, in het zuidoosten de poort van

“Hoei” of de poort naar de buitenwijk en in het zuidwesten de poort van “Tombeux” richting

Namen. Het toponiem “Tombeux” wijst naar een Frankische begraafplaats. In de 16de

eeuw

ontstond een vierde deur die tot de hoeve van de zusters van Saint-Victor liep (Piton, 1960)

(zie Figuur 8, p.48).

In Haspengouw evolueerde het feodale hofstelsel naar een systeem van grote pachtboerderijen

die bijna alle landbouwgronden in bezit hadden. De kabinetskaart van de Ferraris vertoont in

het studiegebied talrijke grote vierkantshoeves die meestal geïntegreerd zijn in het

dorpsweefsel. Het verwijst echter enkel naar één pachtboerderij: de “Cense Jeandrain” in

Walsbets. Het is de enige geïsoleerde vierkantshoeve van het studiegebied (zie Figuur 8,

p.48).

Rondom de nederzettingen was de ruimte concentrisch ontwikkeld: moestuinen, boomgaarden

en huisweiden het dichtst bij de woonplaats en akkerlanden verderop (zie Bijlage 3, p.117).

De landbouwgronden van de rijken en de armen werden gemeenschappelijk bewerkt onder de

vorm van het drieslagstelsel. Het drieslagstelsel is gebaseerd op een collectief

Page 39: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

39

landbouwsysteem waarbij het cultuurland in drie slagen verdeeld is: één bestemd voor

wintergewassen zoals tarwe en rogge, één voor zomergewassen zoals haver en één voor

braakland. Jaarlijks werd van teelt gewisseld. Dit landbouwsysteem rust ook op de nauwe

betrokkenheid van cultuur en veeteelt. Haspengouw was in de 13de

eeuw volledig ontgonnen,

er waren weinig weiden of bossen voor het vee om te grazen. De braakliggende slag was dus

belangrijk voor de extensieve teelt. De dieren graasden onder de hoede van een herder. Het

afsluiten van de akkers met hagen was verboden. Daardoor was het drieslagstelsel mede de

oorzaak van het openfield karakter van het Haspengouwse landschap (Antrop et al., 1985; De

Witte et al., 2009).

Vanaf de 12de

eeuw wordt de watermolen een typisch element in het landschap. Het gebruik

ervan voor het malen van de granen is verplicht en betalend. De Molenbeek wijst naar de

talrijke watermolens op zijn oevers: molen “Tultea” in Walshoutem, de twee molens van

Walsbets, molen “Rufferdinge” in Landen-centrum, molen “Tilkens” in Attenhoven en molen

“Pitsaer” in Rumsdorp (Geschied- en Heemkundige Kring van Landen, 1989) (zie Figuur 8,

p.48). Tot in 1774 bestond er op het grondgebied van Hannuit geen molen. De inwoners

gingen hun graan malen aan de molen van “Grand-Hallet” op de beek van “Henri Fontaine”.

De toponiemen “campagne de Molhin” en “pont de Molhin” verwijzen naar deze situatie: in

het Germaans betekent “mulh”, molen en “heim”, huis (Piton, 1960).

Vanaf de 14de

eeuw begon een agrarische crisis. Het zou duren tot de Oostenrijkse Tijd

voordat de Zuidelijke Nederlanden weer een periode van vrede en rust kenden (Van Hecke et

al., 2010).

4.2 Het studiegebied op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778)

De kabinetskaart van de Ferraris werd tussen 1770 en 1778 opgesteld en toont het landschap

van de Oostenrijkse tijd (1713-1795). In die tijd behoorde het studiegebied deels tot het

Hertogdom van Brabant en het Prinsbisdom van Luik (zie Bijlage 4, p.117). De kaart is een

momentopname op het einde van het Ancien Regime (16de

- 18de

eeuw), vóór de grote

veranderingen van de industriële revolutie. Het toont een in hoopdorp geconcentreerde

bewoning waarin de grote vierkantshoeves opvallen. De dorpen zijn omringd door akkerland.

Het gebied is bosvrij. De aarden wegen die naar de akkers van de plateaus leiden zijn tot holle

wegen uitgesleten (Van Hecke et al., 2010).

Page 40: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

40

De kastelen hielden hun defensief karakter tot in de 17de

eeuw. Ze waren vaak verbonden met

een aangrenzende boerderij die ook verdedigd was met torens. Deze kastelen werden

vervolgens omgevormd tot woningen met een siertuin, terwijl vroeger de directe omgeving

van een kasteel naakt gehouden werd om de vijand te kunnen bewaken (De Witte et al.,

2009). Er bestaan op de kabinetskaart van de Ferraris meerdere grote constructies met een

siertuin maar enkel één wordt als kasteel vermeldt: het kasteel van Villers-le-Peuplier (zie

Figuur 8, p.48).

De stad van Hannuit werd voorzien van twee nieuwe wegen gaande tot de voorstad, ten

zuidoosten van het centrum. De ene loopt tot het kasteel van Hannuit, de andere tot de

hofboerderij van de Zusters van Saint-Victor gesticht in 999 (Piton, 1960) (zie Figuur 8, p.48).

In 1758 werd de nieuwe Sint-Gertrudiskerk en begraafplaats van Landen gesticht omdat die

van de site Sinte-Gitter, gebouwd tussen 658 en 676, te oud, te klein en te ver van het nieuw

centrum was. In 1759 werden de wegen van de binnenstad en de weg naar de

Rufferdingemolen bestraat. De deuren van de stadspoorten van Landen zijn verdwenen alsook

de grachten, maar de stadsmuren zijn nog niet helemaal genivelleerd. De nivellering van de

stadsmuren van Hannuit gebeurde in 1825 (Piton, 1951, 1960).

4.3 Het studiegebied op de topografische kaart van Vander Maelen (1846-1854)

De topografische kaart van Vander Maelen is de eerste topografische kaart van het

onafhankelijke België. Het vertoont de veranderingen veroorzaakt door de industriële

revolutie (Van Eetvelde & Antrop, 2009b; Van Hecke et al., 2010).

Met de industriële revolutie begon de landbouw zich te specialiseren. In de leemstreek werd

gestart met de industriële teelt van suikerbieten. Verkeerswegen en spoorwegen werden

aangelegd (Van Hecke et al., 2010).

In het begin van de 19de

eeuw ontwikkelden zich op het platteland kleine boerderijen. Men

had arbeidskracht nodig. Het verlaten van het drieslagstelsel, de intensivering van de

landbouw en de nog afwezige landbouwmechanisatie veroorzaakten deze drukte op de

landbouwgronden. In 1846 bedekten akkerlanden in Haspengouw 95 tot 99% van de

landbouwgronden terwijl weilanden en boomgaarden gereduceerd waren tot 5 à 1% (Bruneel,

Page 41: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

41

1989). In het studiegebied op de topografische kaart van Vander Maelen bedekken de akkers

90% van het grondgebied (tegen 88% bij de Ferraris) terwijl weilanden en boomgaarden 7%

bedekken (tegen 9% bij de Ferraris).

In 1838 passeerde de spoorweg van Brussel-Luik door Landen. In 1839, met de inhuldiging

van de lijn van Landen-Sint-Truiden, werd de stad voorzien van een houten station. Om het

station te bereiken werd er in 1839 een nieuwe weg aangelegd: de Stationsstraat. In 1840

werd die verlengd naar Hannuit en kreeg de naam van de Hannuitsesteenweg. Het station

werd in 1858 in steen gebouwd en in 1920 nog verbouwd. Het huidige station dateert van

1967 (Geschied- en Heemkundige Kring van Landen, 1989). Tussen 1840 en 1845 werden zes

nieuwe steenwegen stervormig uit Hannuit aangelegd: de Tiensesteenweg in 1842, de

Landensesteenweg in 1843, de Waversesteenweg in 1844, de Hoeisesteenweg, de

Namensesteenweg en de Luiksesteenweg (Piton, 1960). Deze nieuwe aangelegde

infrastructuren beïnvloedden vaak de richting van de stadsuitbreiding (Bruneel, 1989).

Hannuit heeft zich uitgebreid langs de Hoeisesteenweg en Landen langs de

Hannuitsesteenweg (zie Figuur 9, p.49).

Met de introductie van de suikerbiet in de 19de

eeuw konden de grotere exploitaties overleven

en werden suikerfabrieken gevestigd. In 1848 werd de suikerfabriek van Waasmont in

verlenging van het kasteel gebouwd. De suikerfabriek hield stand tot in 1918 (Geschied- en

Heemkundige Kring van Landen, 1989) (zie Figuur 9, p.49). De velden van vóór de

industriële revolutie waren bedekt door een grote diversiteit aan graangewassen: rogge, spelt,

gerst en haver. Dit was belangrijk voor zelfvoorzienende gemeenschappen. In de 19de

eeuw

ziet men alleen maar tarwe en suikerbieten meer in de velden (Piton, 1960; Bruneel, 1989).

4.4 Het studiegebied op de kaart van het Militair Cartografisch Instituut (1935-1938)

De topografische kaart van het MCI geeft de situatie vlak voor de boem van de suburbanisatie

in de jaren 1960 (Van Eetvelde & Antrop, 2009b). Het vertoont het verloop van de

veranderingen door de industriële revolutie en vervolgens de veranderingen veroorzaakt door

de landbouwcrisis sinds het einde van de 19de

eeuw.

In 1860 werd de suikerfabriek “Raymaeckers” opgericht aan de Betsveld, het bedrijfsterrein

tussen de twee spoorlijnen van Landen. In 1893 kreeg de suikerfabriek “Raymaeckers” zijn

Page 42: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

42

eigen lijn. Met de komst van de lijn van Landen-Statte die door Hannuit passeerde, werd in

1875 het station van Hannuit gebouwd. Een halte werd ook voorzien in Waasmont voor de

suikerfabriek (Piton, 1951, 1960) (zie Figuur 10, p.50).

De exploitatie van de spoorweg vereiste arbeiders waardoor een stationswijk zich ontwikkelde

in Landen. Stad Landen is verbonden gebleven met de landbouw terwijl de nieuwe

stationswijk, de Sint-Norbertuswijk, de woonwijk van de spoorwegagenten was. In 1908

werden de Sint-Norbertuskerk en een nieuwe markt opgericht. Dit trok mensen en huizen aan

(Piton, 1951) (zie Figuur 10, p.50).

Rond 1880 gaf de landbouwcrisis, veroorzaakt door de graanimport vanuit Oost-Europa, de

Verenigde Staten en Australië vanaf 1870, aanleiding tot de bloei van veeteelt en de toename

van de weilanden, omring met ijzerdraad. De traditionele boomgaarden werden vervangen

door graslanden (Bruneel, 1989; Van Hecke et al., 2010). De oppervlakte aan weiland in het

studiegebied steeg tot 11% (tegen 7% bij Vander Maelen) ten koste van het akkerland dat tot

84% daalde (tegen 90% bij Vander Maelen).

De nijverheidsgewassen waren ontwikkeld rond suikerbieten en voedergewassen. In 1885

werd een aankoopcoöperatie voor meststoffen en veevoeders, “S.A. du syndicat agricole de

Landen”, opgericht te Landen eveneens op het Betsveld. De bedoeling was om voor de

laagste prijs en met de beste garantie, meststoffen, veevoedsel en zaden te behalen. De

gebouwen bevatten de winkels, de meststoffenfabriek, het onderzoekslaboratorium en de

drukkerij. Stad Landen telde een suikerfabriek, een meststoffenfabriek en twee werkplaatsen

voor landbouwmachines. Na de tweede wereldoorlog werden de aankoopcoöperatie en de

suikerfabriek afgebroken om plaats te maken voor sociale woningen (Piton, 1951; Donni,

1972; Bruneel, 1989; Van Hecke et al., 2010).

Men ziet drie bosjes in het studiegebied, het “Sonvalbos” middenin de akkers, dat op de

kabinetskaart van de Ferraris al bestond, en twee nieuwe Engelse kasteelparken: dat van

“kasteel Holijk” tussen Rumsdorp en Landen en dat van het kasteel van Villers-le-Peuplier.

Allebei werden in Louis-XIV stijl gebouwd. Het kasteel van Villers-le-Peuplier bestond al bij

de Ferraris maar werd in 1873 verbouwd. Het was in het bezit van verschillende families

totdat het in 1934 de eigendom werd van het Sanatorium van Haspengouw en als ziekenhuis

diende. Tegenwoordig kan men enkel de toren van het voormalige kasteel bewonderen

(Vilken, 1995). Kasteel Holijk werd gebouwd in de periode van 1885. Het ligt tegenwoordig

Page 43: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

43

nog midden een Engels park (Geschied- en Heemkundige Kring van Landen, 1989) (zie

Figuur 10, p.50).

4.5 Het studiegebied op de kaart van het Nationaal Geografisch Instituut (2000)

De economische welvaart van de 20ste

eeuw bracht tot maatschappelijke veranderingen die het

traditionele landschap, tot nu toe stabiel gebleven, grondig en snel veranderde (Antrop et al.,

2004).

De boem van de suburbanisatie in de jaren 1960 kwam onder andere tot stand door de aanleg

van nieuwe autosnelwegen (Antrop et al., 2004; Van Hecke et al., 2010). De autosnelweg van

Brussel-Luik (E40), die dwars door het studiegebied loopt, werd in 1956 aangelegd. Sociale

woonwijken worden gebouwd aan de rand van de stad Landen en Hannuit en nieuwe huizen

langs de wegen waardoor de dorpen hun traditionele morfologie en beeld verliezen. De

spoorweg van Landen-Statte werd afgeschaft. Het tracé maakt vandaag deel uit van het

Waalse netwerk voor trage gebruikers zoals fietsers, voetgangers en ruiters: de “RAVeL” die

voor “réseau autonome de voies lentes” staat (zie Figuur 11, p.51).

De wet op de ruilverkaveling van landeigendommen van 22 juli 1970 had tot doelstellingen

het aanpassen van de perceelstructuur aan de moderne landbouwmechanisatie. Dit gebeurde

door het vergroten van de percelen en het rechttrekken van de wegen. Een tweede doelstelling

was de landbouwgronden dichter bij het landbouwbedrijf te brengen. Dit gebeurde door de

herverdeling van de gronden (Neuray et al., 2004). Het geheel van het studiegebied, behalve

Crehen, werd verkaveld (Agora, 2012; http://geo-vlaanderen.agiv.be, 29 mei 2012) (zie

Figuur 11, p.51).

Bossen zijn talrijker dan gedurende de vorige eeuwen. Het studiegebied op de topografische

kaart van het NGI telt 3% bossen (tegen 0% gedurende de vorige eeuwen). Ze worden vaak

voor recreatie- of natuurgebied bestemd. Boomgaarden zijn terug maar onder een andere

vorm dan de traditionele versie ervan. Ze komen voor onder de vorm van rechthoekige

kwekerijen van laagstambomen, aan de rand van de dorpen, op de landbouwplateaus (zie

Figuur 11, p.51).

Page 44: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

44

4.6 Synthese van de landschappelijke veranderingen in het studiegebied

4.6.1 Tijdsreeks van de vier tijdslagen

Men kan op de kabinetskaart van de Ferraris sporen van een eeuwenlange organisatie van de

ruimte door de mens terugvinden. Piton (1960) zegt dat Hannuit en Landen hun

middeleeuwse fysionomie gedurende meer dan vijf eeuwen behielden. Op Figuur 8 (p.48) ziet

men dat de Romeinse toponiemen, namelijk “Avernas-le-Bauduin”, “Bertrée” en “Villers-le-

Peuplier”, ten zuiden van de taalgrens voorkomen. Voor de rest hebben de

nederzettingsnamen voornamelijk een Frankische afkomst. “Hannuit” en “Crehen” hebben

ook Germaanse wortels. Inderdaad was in het verleden de taalgrens meer diffuus waardoor een

brede tweetalige zone bestond tussen de Germaanse en Romeinse talen (Van Eetvelde et al.,

2010) (zie Bijlage 5, p.117). Landen is de enigste nederzettingskern van Keltische oorsprong.

Romeinse tumuli vindt men in het studiegebied beide in Hannuit en Landen. Frankische

castrale motten komen in het studiegebied enkel voor in Landen. In de Middeleeuwen werden

slottorens opgericht. Die van Walsbets, Wezeren, Avernas-le-Bauduin en Hannuit bestaan nog

en werden omgevormd tot klokkentoren. De steden van Hannuit en Landen werden allebei in

de Middeleeuwen gesticht, Landen als eerste. De nivellering van de stadsmuren en de

opvulling van de grachten begon in Landen in de 18de

eeuw, de nivellering van Hannuit

gebeurde een eeuw later. Hannuit heeft geen molen op haar grondgebieden, het studiegebied

te Landen telt er zeven. De belangrijkste pachtboerderij van het studiegebied bevindt zich in

Walsbets, namelijk de boerderij “Janshoven”. In het Ancien Regime ontwikkelde zich de

voorstad van Hannuit ten zuidoosten van de stad. Ferraris vermeld één 18de

-eeuws kasteel met

siertuin in het studiegebied, die van Villers-le-Peuplier.

Op Figuur 9 (p.49) ziet men dat vooral de plateaunederzettingen, namelijk Hannuit en Crehen,

in het begin van de 19de

eeuw getroffen werden door de afname in weilanden ten gunste van

de akkerlanden. De hellingsgronden van de valleinederzettingen zijn inderdaad niet geschikt

voor landbouw. De stad Landen werd voorzien van een station, terwijl Hannuit voorzien werd

van steenwegen. De stadsuitbreiding wordt beïnvloed door deze nieuwe infrastructuren. Een

suikerfabriek werd in Landen bij het kasteel van Waasmont opgericht.

Op Figuur 10 (p.50) ziet men dat einde 19de

eeuw vooral de valleinederzettingen te Landen

getroffen werden door de landbouwcrisis en de toename in weiland. De hellingsgronden van

Page 45: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

45

de valleinederzettingen zijn inderdaad geschikt voor weiland. De spoorweg van Landen-Statte

loopt door Hannuit die dus voorzien wordt van een station. De suikerfabriek van Landen

wordt opgericht op het industrieterrein ten zuiden van Landen-centrum. De stad Landen kent

als het ware drie kernzones: de Frankische woonsite “Sint-Gertrudis”, de middeleeuwse stad

van Landen-centrum en de industriële stationswijk “Sint-Norbertus”. Een nieuw kasteel met

Engels park wordt gebouwd tussen Landen en Rumsdorp, “kasteel Holijk”. Het kasteel van

Villers-le-Peuplier wordt ook voorzien van een Engels park.

Op Figuren 6 (p.45) en 11 (p.51) ziet men dat de stadsuitbreiding van Landen meer omvang

heeft gehad dan Hannuit. Dit zou een gevolg zijn van de aanwezigheid voor Landen van drie

kernzones: Sint-Gertrudis, Landen-centrum en Sint-Norbertus. De suburbanisatie in Landen

gebeurde vanuit deze drie kernen. De industrieterreinen van Landen werden verplaatst buiten

de stad, langs het zuidwesten. Het aandeel aan bossen is groter in Landen (4%) dan in Hannuit

(1%).

Figuur 6: Bodembezetting op de kaart van het NGI (eigen verwerking)

Page 46: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

46

4.6.2 Tijdsdieptekaart en continuïteit van het landschap

De landschappelijke evolutie van Landen is woeliger dan die van Hannuit. Dit drukt zich ook

uit op Figuur 12 (p.52) waar men kan zien dat het studiegebied te Hannuit stabieler is dan te

Landen. Circa drie vierde (74%) van de bodembezetting te Hannuit is niet veranderd

doorheen de tijd en is terug te vinden op de kabinetskaart van de Ferraris van eind 18de

eeuw.

Het studiegebied te Landen heeft ook een stabiel karakter, met 66 % onveranderde

bodembezetting die teruggaat tot de kabinetskaart van de Ferraris. Deze

bodembezettingsstabiliteit betreft vooral de akkerlanden en de historische

nederzettingskernen. Verder ziet men dat de percelen die één keer veranderd zijn (19% in

Hannuit en 23% in Landen) meestal overeenkomen met de stadsuitbreiding die men op de

topografische kaart van het NGI terugvindt (22% in Hannuit en 29% in Landen). Het

studiegebied vertoont in Hannuit alsook in Landen een klein aandeel bodembezetting (1%)

die drie keer veranderd is doorheen de tijd. Het studiegebied is op de kaarten van Vander

Maelen en het MCI niet veel veranderd (van 0 tot 2% in Hannuit en Landen).

Page 47: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

47

Figuur 7: Tijdreeks van de vier tijdslagen

Page 48: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

48

Figuur 8: Het studiegebied op de kaart van de Ferraris

(bron: van Deventer, 1550-1565; de Ferraris, 1770-1778; NGI, 2000)

Page 49: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

49

Figuur 9: Het studiegebied op de kaart van Vander Maelen

(bron: de Ferraris, 1770-1778; Vander Maelen, 1846-1854; NGI, 2000)

Page 50: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

50

Figuur 10: Het studiegebied op de kaart van het MCI

(bron: MCI, 1935-1938; NGI, 2000; VLM, 2002; Catalogue des services ArcGIS, 2009-2010)

Page 51: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

51

Figuur 11: Het studiegebied op de kaart van het NGI (bron: MCI, 1935; NGI, 2000; VLM, 2002; Catalogue des services ArcGIS, 2009-2010)

Page 52: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

52

Figuur 12: Tijdsdiepte en continuïteit van het landschap

Page 53: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

53

5 RESULTATEN: LANDSCHAPSBELEID IN VLAANDEREN EN WALLONIE

In België wordt het landschap beheerd door de nationale en internationale wetgeving vanuit

verschillende beleidsdomeinen (Koomen et al., 2002). Landschapsbeleid in België gebeurt

zowel in het erfgoedbeleid, als in de ruimtelijke ordening, het natuurbeleid en het

landbouwbeleid. De bevoegdheid van deze sectoren is in België sinds de federalisering echter

verspreid tussen de drie gewesten waardoor de nationale wetgeving soms verschillen kan

verstonen tussen het Vlaamse en het Waalse Gewest. Het Belgisch landschapsbeleid is dus

complex enerzijds doordat landschapsbeheer zich in de schemerzone tussen verschillende

beleidsdomeinen bevindt, anderzijds door de federalisering van de bevoegdheden (Antrop et

al., 2004; Van Hecke et al., 2010).

Voor elk beleidsdomein, namelijk erfgoedbeleid, ruimtelijke ordening en natuurbehoud, werd

een samenvattende en vergelijkende tabel gemaakt. Landbouwbeleid zal in dit onderzoek niet

uitgediept worden omdat de wetgeving van het Vlaamse en Waalse Gewest niet veel verschil

vertoont, het landbouwbeleid volgt hoofdzakelijk de Europese richtlijnen.

5.1 Het landschap in het erfgoedbeleid

Dit deel beschrijft de positie van het landschap in het erfgoedbeleid zoals samengevat in

Tabel 5 (p.62).

5.1.1 Wetgeving vóór de federalisering van België

5.1.1.1 Wet op het behoud van monumenten en landschappen: 7 augustus 1931

De wet maakte het mogelijk de monumenten (monuments) en landschappen (sites) van

historische, esthetische of wetenschappelijke waarde te rangschikken bij Koninklijk Besluit.

Deze monumenten en landschappen zijn dan ten opzichte van het nationaal belang, onder de

bescherming van de Staat gesteld. Met deze wet werd het juridisch mogelijk monumenten en

landschappen van private eigendommen te beschermen door rechten en plichten vast te stellen

voor de eigenaars (Van Hoorick, 2000) (zie Figuur 13, p.63).

Page 54: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

54

5.1.2 Wetgeving na de federalisering van 24 december 1970

Bij het begin van de staatshervorming in 1970 werd de bevoegdheid inzake monumenten en

landschappen als een culturele aangelegenheid aanzien waarvoor de gemeenschappen,

gesticht met de wet van 24 december 1970, bevoegd werden (Van Hoorick, 2006).

5.1.2.1 Decreet voor de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten: 3 april 1976

Het decreet heft de klasseringprocedure van de wet van 1931 voor de monumenten op. De wet

van 1931 bleef alleen nog van toepassing voor de landschappen (Van Hoorick, 2000;

Uyttenhove et al., 2006).

Met dit decreet worden monumenten, stads- en dorpsgezichten gerangschikt voor hun

historische, wetenschappelijke, artistieke, volkskundige, industrieel-archeologische en

sociaal-culturele waarde. Het decreet regelt de bescherming, de instandhouding, het

onderhoud en het herstel van monumenten, stads- en dorpsgezichten gelegen in de Vlaamse

Gemeenschap. Monumenten worden gedefinieerd als: “Een onroerend goed, werk van de

mens of van de natuur of van beide samen”. De cultuurgoederen die deel uitmaken van het

monument, vooral de bijhorende uitrusting en de decoratieve elementen, worden ook

gerangschikt. Een stads- of dorpsgezicht wordt gedefinieerd als: “een groepering van één of

meer monumenten en/of onroerende goederen met omgevende bestanddelen, zoals

beplantingen, omheiningen, waterlopen, bruggen, wegen, straten en pleinen alsook de directe

onmiddellijk mee verbonden visuele omgeving” (Michielsens, 2008) (zie Figuur 14, p.64).

Décret relatif à la protection du patrimoine culturel immobilier: 17 juli 1987

Het decreet bouwt voort op de wet van 1931. Naast de historische en wetenschappelijke

waarden van de wet van 1931, wordt het cultureel onroerend erfgoed met dit decreet ook

gerangschikt voor zijn artistieke, sociale en technische waarden (Moniteur belge, 1987). Met

technische waarde verwijst het decreet naar de bedrevenheid van de vorige generaties (Fisch,

2008).

Page 55: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

55

Het decreet regelt de bescherming, de instandhouding, het onderhoud, het herstel, de

inventarisatie, de rangschikking en de waardering van het cultureel onroerend erfgoed

(patrimoine culturel immobilier) in de Waalse Gemeenschap. Behoren tot het cultureel

onroerend erfgoed: monumenten (monuments), groepen van gebouwen (ensembles

architecturaux) en sites (sites). Worden als “monument” gerangschikt: architecturale

bouwwerken, monumentale beelden en schilderijen en de uitrusting en decoratieve elementen

die erbij horen. Worden als “groep van gebouwen” gerangschikt: stads- of dorpsgeheel

omwille van hun architectuur, hun samenhang en hun integratie in het landschap. Worden als

“site” gerangschikt: getuigen van menselijke activiteiten of een combinatie tussen natuurlijke

processen en menselijke activiteiten (Moniteur belge, 1987) (zie Figuur 14, p.64).

Tabel 2: Vergelijking van het bouwkundige erfgoed (eigen verwerking)

Opmerkelijk in Tabel 2 is dat de definitie van het monument in het monumentendecreet van

1976 overeenkomt met de definitie van de site in de UNESCO-Conventie van 1972.

Benamingen Definities Rangschikkingswaarden

Monumenten

architecturale bouwwerken, monumentale beelden en

schilderijen, archeologische artefacten, inscripties,

grotwoningen.

Groepen van gebouwengroepering van gebouwen omwille van hun architectuur,

samenhang, plaats in het landschap.

Sites

getuige van menselijke activiteiten of een combinatie tussen

natuurlijke processen en menselijke activiteiten;

archeologische sites.

Monumenten

werk van de mens of van de natuur of van beide samen met

inbegrip van de cultuurgoederen

die er integrerend deel van uitmaken.

Stads- en dorpsgezichtengroepering van één of meer monumenten en/of onroerende

goederen met omgevende bestanddelen.

/ / /

Monumenten

architecturale bouwwerken met inbegrip van de

cultuurgoederen

die er integrerend deel van uitmaken.

Groepen van gebouwenstads- of dorpsgeheel omwille van hun samenhang, integratie

in het landschap.

Sitesgetuigen van een combinatie tussen natuurlijke processen en

menselijke activiteiten.

Monuments

architecturale bouwwerken, monumentale beelden en

schilderijen met inbegrip van de cultuurgoederen

die er integrerend deel van uitmaken.

Ensembles architecturauxstads- of dorpsgehelen omwille van hun architectuur,

samenhang, integratie in het landschap.

Sitesgetuigen van menselijke activiteiten of een combinatie tussen

natuurlijke processen en menselijke activiteiten.

historische, wetenschappelijke,

artistieke, sociale, technische.

Décret patrimoine

culturel immobiler

(1987)

bron: Council of Europe, 1985; Moniteur belge, 1987; Antrop, 2007; Michielsens, 2008.

historische, wetenschappelijke,

artistieke.

UNESCO-Conventie

(1972)

Monumentendecreet

(1976)

historische, wentenschappelijke,

artistieke, sociale, technische,

archeologische.

historische, wetenschappelijke,

artistieke, volkskundige, industrieel-

archeologische, sociaal-culturele.

Europese-Conventie

(Granade, 1985)

Page 56: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

56

5.1.3 Wetgeving na federalisering van 8 augustus 1980

Met de wet van 8 augustus 1980 werden de gewesten gesticht. In 1988 werd de bevoegdheid

inzake monumenten en landschappen overgeheveld naar de gewesten (Van Hoorick, 2006).

5.1.3.1 Decreet voor de bescherming van het archeologisch patrimonium: 30 juni 1993

Het archeologische erfgoed krijgt zijn eigen decreet en wordt als onroerend erfgoed

beschermd (Van Hoorick, 2000).

Dit decreet regelt de bescherming, het behoud, de instandhouding, het herstel en het beheer

van het archeologische erfgoed, evenals de organisatie en de reglementering van de

archeologische opgravingen in het Vlaamse Gewest. Het archeologische patrimonium wordt

onderverdeeld in archeologische monumenten en archeologische zones. Wordt verstaan onder

archeologische monumenten: “Alle overblijfselen en voorwerpen of enig ander spoor van

menselijk bestaan die getuigenis afleggen van tijdperken en beschavingen waarvoor

opgravingen of vondsten een betekenisvolle bron van informatie zijn”. Wordt verstaan onder

archeologische zones: “Alle gronden die van wetenschappelijk en cultuurhistorisch belang

zijn wegens de mogelijk aanwezige archeologische monumenten, met inbegrip van een

bufferzone” (Michielsens, 2008).

Décret relatif aux monuments, aux sites et aux fouilles: 18 juli 1991

Het decreet bouwt voort op de wet van 1987. Naast de historische, wetenschappelijke,

artistieke, sociale en technische waarden van de wet van 1987, wordt het cultureel onroerend

erfgoed met dit decreet ook gerangschikt voor zijn archeologische waarde (Moniteur belge,

1992).

Dit decreet regelt de bescherming, het behoud, de instandhouding, het herstel en het beheer

van het archeologische erfgoed in het Waalse Gewest. Het archeologische patrimonium wordt

onderverdeeld in archeologische goederen (biens archéologiques) en archeologische sites

(sites archéologiques). Wordt verstaan onder archeologische goederen: “Alle overblijfselen

en sporen van menselijke activiteit en/of van zijn omgeving die getuigenis afleggen van

Page 57: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

57

tijdperken en beschavingen waarvoor opgravingen of vondsten een betekenisvolle bron van

informatie zijn”. Wordt verstaan onder archeologische site: “Alle gronden, geologische

formaties, monumenten of architecturale gehelen die archeologische goederen (biens

archéologiques) bezitten of in bezit hadden” (Moniteur belge, 1992) (zie Figuur 15, p.65).

Sinds dit decreet is de wetgeving over het Waalse culturele erfgoed geïntegreerd in de

ruimtelijke ordening. Na de regionalisering van België in 1980, werd in 1984 de Code wallon

de l’aménagement du territoire et de l’urbanisme (CWATU) opgesteld. De CWATU is de

code van de ruimtelijke ordening waarin de wetgeving verzameld is. In 1988 kregen de

gewesten de bevoegdheid voor het patrimonium. In 1991 werd er beslist om de wetgeving

over het culturele erfgoed in de CWATU te integreren en in 1993 werd de CWATU herdoopt

tot de code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine

(CWATUP). Het patrimonium vormt het onderwerp van volume drie van de CWATUPE

(Delnoy, 2007).

Tabel 3: Vergelijking van het archeologische erfgoed (eigen verwerking)

In Tabel 3 ziet men dat het Vlaamse en Waalse archeologiedecreet “archeologische

monumenten” (biens archéologiques) en “archeologische zones” (sites archéologiques)

allebei onderscheiden.

Benamingen Definities Rangschikkingswaarden

Biens archéologiques

Alle overblijfselen en sporen van menselijke activiteit

en/of van zijn omgeving die getuigenis afleggen van

tijdperken en beschavingen waarvoor opgravingen of

vondsten een betekenisvolle bron van informatie zijn.

Sites archéologiques

Alle gronden, geologische formaties, monumenten of

architecturale gehelen die archeologische goederen

(biens archéologiques ) bezitten of in bezit hadden.

Archeologische

monumenten

Alle overblijfselen en voorwerpen of enig ander spoor

van menselijk bestaan die getuigenis afleggen van

tijdperken en beschavingen waarvoor opgravingen of

vondsten een betekenisvolle bron van informatie zijn.

Archeologische zones

Alle gronden die van wetenschappelijk en

cultuurhistorisch belang zijn wegens de mogelijk

aanwezige archeologische monumenten, met inbegrip

van een bufferzone.

Archeologiedecreet

(1993)archeologische

bron: Council of Europe, 1992; Moniteur belge, 1992; Antrop, 2007; Michielsens, 2008.

Archeologisch erfgoed

Alle artefacten en sporen van de mens uit vroegere

perioden waarvan het behoud en de studie toelaten de

geschiedenis te maken van de mensheid en haar

relatie tot het natuurlijke milieu.

Décret monuments

sites et fouilles

(1991)

archeologische

Europese-Conventie

(La Valetta, 1992)archeologische

Page 58: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

58

5.1.3.2 Decreet voor de bescherming van landschappen: 16 april 1996

Het decreet heft de klasseringprocedure van de wet van 1931 voor de landschappen op

(Uyttenhove et al., 2006). Het landschap krijgt zijn eigen decreet en wordt als onroerend

erfgoed beschermd.

Met dit decreet worden de landschappen beschermd voor hun historische, wetenschappelijke,

esthetische en sociaal-culturele waarde. Het decreet regelt de bescherming, de

instandhouding, het herstel en het beheer van de beschermde landschappen in het Vlaamse

Gewest. In het decreet wordt het landschap gedefinieerd als: “Een begrensde

grondoppervlakte met een geringe dichtheid van bebouwing en een onderlinge samenhang,

waarvan de verschijningsvorm en de samenhang het resultaat zijn van natuurlijke processen

en van maatschappelijke ontwikkelingen.” Deze definitie verwijst naar een territoriale aanpak

van het beleid waarbij de in beschouwing genomen gebieden afgebakend worden. De niet

afgebakende en beschermde gebieden worden niet in aanmerking genomen. Verder verwijst

de definitie naar een landschapsbeheer dat zich hoofdzakelijk bezighoudt met het landelijk

gebied waar de bebouwing gering is (Antrop, 2007).

Décret relatif à la conservation et à la protection du patrimoine: 1 april 1999

Het decreet bouwt voort op de wet van 1991. Naast de historische, wetenschappelijke,

artistieke, sociale, technische en archeologische waarden van de wet van 1991, wordt het

cultureel onroerend erfgoed met dit decreet ook gerangschikt voor zijn landschappelijke

waarde (Moniteur belge, 1999).

De definitie van het cultureel onroerend erfgoed werd niet gewijzigd maar wordt sinds het

decreet van 1 juli 1993 (zie Tabel 6, p.78) onderverdeeld in twee types: het uitzonderlijke

onroerend erfgoed (patrimoine exceptionnel) en het alledaagse onroerend erfgoed (petit

patrimoine populaire). Worden als uitzonderlijk onroerend erfgoed beschermd: monumenten,

groepen van monumenten en archeologische sites. Worden als alledaags onroerend erfgoed

beschermd: klein bebouwde elementen (petits éléments construits), geïsoleerd of behorende

tot een geheel en die bijdraagt tot de identiteit van een lokale bevolking (Moniteur belge,

1999).

Page 59: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

59

Tabel 4: Vergelijking van het landschappelijke erfgoed (eigen verwerking)

In Tabel 4 ziet men dat het landschap in Vlaanderen afzonderlijk beschermd wordt voor zijn

natuurwetenschappelijke, historische, esthetische of sociaal-culturele waarden terwijl in

Wallonië een onroerend erfgoed (patrimoine immobilier) beschermd wordt voor onder andere

zijn landschappelijke waarde.

5.1.3.3 Decreet tot wijziging van het landschapsdecreet: 21 december 2001

Het decreet bouwt voort op de wet van 1996.

Dit decreet regelt de bescherming, de instandhouding, het herstel en het beheer van de

beschermde landschappen en ankerplaatsen in het Vlaamse Gewest. Het begrip van

“ankerplaats” wordt geïntroduceerd. In het decreet wordt een ankerplaats gedefinieerd als:

“Een gebied dat behoort tot de meest waardevolle landschappelijke plaatsen, dat een complex

van gevarieerde erfgoedelementen is die een geheel of ensemble vormen, dat ideaal-typische

kenmerken vertoont vanwege de gaafheid of representativiteit, of ruimtelijk een plaats

inneemt die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving”.

Ankerplaatsen worden aangeduid op basis van de landschapsatlas van Vlaanderen. De

landschapsatlas is een gebiedsdekkende wetenschappelijke inventaris van de relicten van de

traditionele landschappen waarin de landschapskenmerken weergegeven worden. Het werd

Benamingen Definities Rangschikkingswaarden

Landschapsdecreet

(1996)Landschap

Een begrensde grondoppervlakte met een geringe

dichtheid van bebouwing en een onderlinge

samenhang, waarvan de verschijningsvorm en de

samenhang het resultaat zijn van natuurlijke

processen en van maatschappelijke ontwikkelingen.

historische,

wetenschappelijke,

esthetische, sociaal-

culturele.

Patrimoine exceptionnelmonumenten, groepen van monumenten en

archeologische sites.

Petit patrimoine populaire

kleine bebouwde elementen (petits éléments construits ),

geïsoleerd of behorende tot een geheel en die bijdraagt

tot de identiteit van een lokale bevolking.

Europese-Conventie

(Firenze, 2000)Landschap

Een gebied, zoals dat door de mens wordt

waargenomen, waarvan het karakter bepaald wordt

door de natuurlijke en/of menselijke factoren en de

interactie daartussen.

landschappelijke

bron: Moniteur belge, 1999; Council of Europe, 2000; Antrop, 2007.

Décret patrimoine

(1999)

historische,

wetenschappelijke,

artistieke, sociale,

technische,

archeologische,

landschappelijke.

Page 60: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

60

opgesteld tussen 1996 en 2000 en werd met dit decreet vastgesteld als beleidsdocument

(Kooman et al., 2002; Zanders, 2004; Antrop, 2007) (zie Figuur 16, p.66).

Het decreet stelt ook maatregelen vast voor de bevordering van de algemene landschapszorg.

Onder algemene landschapszorg wordt verstaan: het stimuleren van het behoud, het herstel en

de ontwikkeling van cultuurhistorische, fysisch-geografische en esthetische

landschapswaarden, alsook van de kleine landschapselementen. Er wordt gestreefd naar een

breder beleid dan enkel de bescherming van waardevolle objecten of sites. Met de introductie

van ankerplaatsen wordt de geïntegreerde benadering van de landschapszorg bevorderd

(Antrop, 2007; http://onroerenderfgoed.ruimte-erfgoed.be, 2 mei 2012).

5.1.3.4 Decreet voor de bescherming van het varend erfgoed: 29 maart 2002

Het varende erfgoed krijgt zijn eigen decreet en wordt als onroerend erfgoed beschermd. Vóór

dit decreet werden enkele vaartuigen beschermd via het monumentendecreet van 1976.

Het varende en maritieme erfgoed wordt onderverdeeld in drie groepen: (1) het varende

erfgoed in zee en rivieren, dat zijn de wrakken van schepen en de drijvende inrichtingen; (2)

het varende erfgoed aan land, dat zijn sluizen, getijdenmolens, visrokerijen, vuurtorens,

bruggen en ook in water verloren voorwerpen in verland gebied; (3) het varende erfgoed op

het water, dat zijn de schepen (http://onroerenderfgoed.ruimte-erfgoed.be, 2 mei 2012;

http://www.vioe.be, 3 mei 2012).

5.1.3.5 Decreet voor de bescherming van erfgoedlandschappen: 13 februari 2004

Dit decreet regelt de bescherming, de instandhouding, het herstel en het beheer van

beschermde landschappen, ankerplaatsen en erfgoedlandschappen en stelt maatregelen vast

voor de bevordering van de algemene landschapszorg. Het begrip “erfgoedlandschap” wordt

geïntroduceerd. In het decreet wordt een erfgoedlandschap gedefinieerd als: “Een ankerplaats,

of deel ervan, die volgens de procedures van het decreet van 18 mei 1999 houdende de

organisatie van de ruimtelijke planning, aangeduid is in een RUP of BPA”. Vanaf de opname

in de RUP worden de ankerplaatsen “erfgoedlandschappen” genoemd (Zanders, 2004;

Antrop, 2007; http://onroerenderfgoed.ruimte-erfgoed.be, 2 mei 2012).

Page 61: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

61

5.1.4 Synthese van het erfgoedbeleid

Er werden in het studiegebied met de wet van 1931 elf monumenten en landschappen

beschermd (zie Figuur 13, p.63). De eerste beschermde monumenten van het studiegebied

werden de vier middeleeuwse kerktorens van Walsbets, Wezeren, Avernas-le-Bauduin en

Hannuit.

Met het Vlaamse monumentendecreet van 1976 ziet men op Figuur 14 (p.64) een bloei aan

beschermingsprocedures. Op een totaal van vijftien erkenningen te Landen werden zeven

gesloten hoeves beschermd. Verder werden in Rumsdorp twee landschapsgehelen als

monument en dorpsgezicht beschermd, namelijk de omgeving van “De Mot” en van de molen

Pitsaer. In Landen werd de Rufferdingemolen en zijn omgeving beschermd en in Walsbets, de

“Bortombe” en zijn omgeving. Bij de site “Sinte-Gitter” werden de “Tombe van Pepijn”, de

“Hynsberg” en de resten van de Sint-Gertrudiskerk als monument beschermd. Opmerkelijk is

dat de omgevingen van de vierkantshoeves niet als dorpsgezicht door het monumentendecreet

beschermd werden maar als landschap via de wet van 1931 toen het landschapsdecreet nog

niet bestond (zie Figuur 13, p.63). Het Waalse decreet van 1987 leidde tot de bescherming

van de omgeving van de kerk van Avernas-le-Bauduin bestaande uit de verlaten

begraafplaats, de pastorie en de traditionele boomgaard.

Als archeologische site werd in het studiegebeid enkel de “Tombe d’Avernas” beschermd

(Figuur 15, p. 65).

De Frankische woonsite van Sint-Gertrudis werd met de wet van 1931 als landschap

beschermd en later met het decreet van 2001 als ankerplaats aangeduid (zie Figuur 16, p.66).

Page 62: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

62

Naam Goedkeuring Bekrachtiging Naam Goedkeuring Bekrachtiging

Wet op het behoud van

monumenten en

landschappen

7/08/1931 5/09/1931

Loi sur la conservation des

monuments et des sites 7/08/1931 5/09/1931

Deze wet maakte het mogelijk monumenten en

landschappen van nationaal belang onder de

bescherming van de Staat te stellen.

Wijziging aan de Grondwet24/12/1970 31/12/1970

Modification à la

Constitution24/12/1970 31/12/1970

De drie gemeenschappen worden gesticht en zijn

bevoegd voor monumenten en landschappen.

UNESCO-Conventie over de

bescherming van het

belangrijkste culturele en

natuurlijke erfgoed van de

wereld

(werelderfgoedverdrag)

23/11/1972 24/10/1996

Convention-UNESCO

concernant la protection

du patrimoine mondial,

culturel et naturel23/11/1972 24/10/1996

Wordt verstaan onder cultureel erfgoed:

monumenten, groepen van monumenten en sites en

onder natuurlijk erfgoed: natuurverschijnselen,

geologische formaties en natuursites. De conventie

geeft de mogelijkheid een nationaal erfgoed te laten

erkennen als Werelderfgoed.

Decreet van de Vlaamse

Gemeenschap tot

bescherming van

monumenten, stads- en

dorpsgezichten

(monumentrendecreet)

3/03/1976 22/04/1976

Décret de la Communauté

française relatif à la

protection du patrimoine

culturel immobilier17/07/1987 10/10/1987

Met deze decreten kunnen een groepering van één of

meer monumenten alsook de visuele omgeving,

juridisch beschermd worden. Het Vlaamse decreet

heft de wet van 1931 voor monumenten op maar niet

voor landschappen.

Bijzondere wet tot

hervorming der instell ingen8/08/1980 1/10/1980

Loi spéciale de réformes

institutionnelles8/08/1980 1/10/1980

De drie gewesten worden gesticht en krijgen in 1988

de bevoegdheid voor monumenten en landschappen.

Conventie voor de

bescherming van het

architecturale patrimonium

van Europa (Granada)

21/10/1985 1/01/1993 

Convention pour la

sauvegarde du patrimoine

architectural de l'Europe

(Grenade)

21/10/1985 1/01/1993 

Het doel van de Raad van Europa is hiermee een

grotere eenheid tussen zijn leden tot stand te brengen

om hun gemeenschappelijk bouwkundig erfgoed te

beschermen.

Europese Conventie voor de

bescherming van het

archeologische erfgoed

(La Valetta)

16/01/1992 9/04/2011

Convention européenne

pour la protection du

patrimoine archéologique

(La Valette)

16/01/1992 9/04/2011

De bedoeling van de conventie is de bescherming van

het archeologische erfgoed als een bron van het

collectieve geheugen van Europa en een instrument

voor het wetenschappelijk onderzoek.

Decreet van de Vlaamse

Regering houdende

bescherming van het

archeologische patrimonium

(archeologiedecreet)

30/06/1993 25/09/1993

Décret de la Région

wallonne relatif aux

monuments, aux sites et

aux fouilles18/07/1991 11/01/1992

Met deze decreten wordt het archeologisch erfgoed

als onroerend monument of erfgoed beschermd. Een

site kan ook beschermd worden omdat het een

archeologisch erfgoed bezit.

Decreet van de Vlaamse

Regering houdende

bescherming van

landschappen

(landschapsdecreet)

16/04/1996 31/05/1996

Décret de la Région

wallonne relatif à la

conservation et à la

protection du patrimoine1/04/1999 1/05/1999

Het landschap in Vlaanderen wordt afzonderlijk

beschermd voor zijn natuurwetenschappelijke,

historische, esthetische of sociaal-culturele waarden

terwijl in Wallonië een onroerend erfgoed beschermd

wordt voor o.a. zijn landschappelijke waarde.

Europese

Landschapsconventie

(Firenze)20/10/2000 1/02/2005

Convention européenne du

paysage (Florence)20/10/2000 1/02/2005

De ELC heeft o.a. tot doel een geïntegreerde

landschapszorg, een identificatie van de

ladschappen, een sensibil itatie van de burgers, een

internationale samenwerking.

Decreet van de Vlaamse

Regering tot wijziging van

het decreet van 16/04/1996

houdende bescherming van

landschappen

21/12/2001 29/02/2002 / / /

Dit decreet introduceert het begrip “ankerplaats”

waardoor landschappelijke gehelen beschermd

kunnen worden. Er wordt gestreefd naar een

geïntegreerde landschapszorg. Ankerplaatsen zijn de

meest waardevolle landschappen in Vlaanderen. Ze

worden aangeduid op basis van de landschapsatlas.

Decreet van de Vlaamse

Regering tot bescherming

van het varende erfgoed

(varend erfgoeddecreet)

29/03/2002 28/05/2002 / / /

Met dit decreet kan het varend erfgoed als onroerend

erfgoed worden beschermd. Het varend erfgoed wordt

onderverdeeld in drie groepen: in zee en rivieren, aan

land en op water.

Decreet van de Vlaamse

Regering houdende

maatregelen tot behoud van

erfgoedlandschappen 13/02/2004 28/03/2004 / / /

De gebieden die in de Landschapsatlas aangeduid

staan als waardevol gebied worden eerst aangeduid

als "ankerplaast" op basis van een besluit waarin

een afbakening en een opsomming van de

landschapskenmerken en -waarden opgenomen zijn.

Later worden deze kenmerken en waarden opgenomen

in een RUP of BPA.

: Belgische federalisering

ERFGOEDBELEID: WETGEVING

Vlaanderen WalloniëBeschrijving

Bron van de Belgische datums: http://reflex.raadvst-consetat.be/reflex/?lang=nl

Bron van de Europese datums: http://conventions.coe.int/Treaty/Commun/ListeTraites.asp?CM=8&CL=ENG

Blauw: Mondiale/Europese conventies

Nationaal

kader

Regionaal

kader

Tabel 5: Wetgeving betreffende het landschap in het erfgoedbeleid (eigen verwerking)

Page 63: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

63

Figuur 13: Beschermd als monument en landschap met de wet van 1931

(bron: http://onroerenderfgoed.ruimte-erfgoed.be; http://lampspw.wallonie.be; 19/05/2012)

Page 64: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

64

Figuur 14: Beschermd als monument en dorpsgezicht met de decreten van 1976 en 1987 (bron: http://onroerenderfgoed.ruimte-erfgoed.be; http://lampspw.wallonie.be; 19/05/2012)

Page 65: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

65

Figuur 15: Beschermd als archeologische site met de decreten van 1993 en 1991

(bron: http://onroerenderfgoed.ruimte-erfgoed.be; http://lampspw.wallonie.be; 19/05/2012)

Page 66: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

66

Figuur 16: Aangeduid als ankerplaats met het decreet van 2001 (bron: http://geo-vlaanderen.agiv.be, 19/05/2012)

Page 67: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

67

5.2 Het landschap in de ruimtelijke ordening

Dit deel beschrijft de positie van het landschap in de ruimtelijke ordening zoals samengevat in

Tabel 6 (p.78).

5.2.1 Wetgeving vóór de federalisering van België

5.2.1.1 Wet over de organisatie van de ruimtelijke ordening en stedenbouw: 29 maart 1962

De doelstelling van de wet was het uitwerken van een hiërarchisch gecentraliseerde

ruimtelijke ordening voor het volledige Belgische grondgebied vanuit economisch, sociaal en

esthetisch oogpunt en om de ongeschonden natuur van het land te bewaren. De ruimtelijke

ordening werd hiermee vastgesteld in streekplannen, gewestplannen en gemeentelijke

plannen. Streekplannen werden nooit opgesteld. De gewestplannen werden tussen 1976 en

1980 door de Vlaamse overheid opgemaakt en de plans de secteur tussen 1977 en 1987 door

de Waalse overheid. Vlaanderen is bedekt met 25 gewestplannen en Wallonië met 23 plans de

secteur (De Jonghe, 2008; Dubois, 2010). De gewestplannen en plans de secteur kunnen op

gemeentelijk niveau worden gedetailleerd aan de hand van bijzondere plannen van aanleg

(BPA) of plans communaux d’aménagement (PCA).

De gewestplannen of plans de secteur zijn ingekleurde bodembestemmingsvoorschriften

waarin hoofdzakelijk woongebieden, industriegebieden, agrarische gebieden, natuurgebieden,

parkgebieden, recreatiegebieden en groengebieden onderscheiden worden (De Jonghe, 2008)

(zie Figuur 17, p.79). Landschappelijke waardevolle gebieden zijn terug te vinden in overdruk

van agrarische zones, natuurlijke zones of groene zones. In deze gebieden gelden bepaalde

beperkingen met als doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen.

Er mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in

grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap

niet in gevaar brengen. Deze gebieden hebben echter geen juridische kracht en zijn van kleine

invloed op de ruimtelijke ordening (Neuray et al., 2004).

De gewestplannen en plans de secteur hebben ook onrechtstreeks het Belgisch landschap

beïnvloed, de ontwikkeling van lintbebouwing is een voorbeeld daarvan. Op de

Page 68: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

68

bestemmingsplannen werden de toekomstige woongebieden voorzien in uitbreiding van de al

bebouwde zones wat in een landschappelijk opzicht positiever is dan de verspreiding van de

bebouwing. Het probleem is dat nieuwe woningen vaak langs wegen werden gebouwd, met

lintbebouwing als gevolg. Vele dorpen hebben wegens lintbebouwing hun traditionele

structuur verloren. Lintbebouwing veroorzaakt ook het verlies van landschappelijke zichten

langs de wegen, die verborgen zijn door huizen en hun tuin (Neuray et al., 2004).

5.2.2 Wetgeving na de federalisering van 24 december 1970

5.2.2.1 Arrêté Royal sur les périmètres urbains anciens protégés wallons: 13 december 1976

Met dit decreet wordt het règlement général sur les bâtisses applicable aux zones protégées

de certaines communes en matière d'urbanisme (RGBZPU) uitgevaardigd. Het RGBZPU is

een stedenbouwkundige verordening, opgesteld om de architecturale karakteristieken van de

historische stedelijke centra te beschermen. Het heeft dezelfde juridische kracht dan de plans

de secteur. De bedoeling is de harmonieuze evolutie van het stedelijk landschap te

bevorderen. In een gebied waar een RGBZPU van toepassing is, wordt de inplanting, de

hoogte, het bouwmateriaal, de dakbedekking en de vensteropening, de voorgevel, de tuin van

de gebouwen gecontroleerd alsook het wegennet, het straatmeubilair, parkeerterreinen,

reclameborden en leidingen. Niet alle gemeenten beschikken over een RGBZPU, het hangt af

van de patrimoniale waarde van hun steden (Neuray et al., 2004; http://dgo4.spw.wallonie.be,

20 maart 2012). In het studiegebied te Hannuit is er geen RGBZPU van toepassing (zie

Bijlage 6, p.118).

5.2.2.2 Loi pour la rénovation des sites d'activité économique désaffectés: 27 juni 1978

De steenkoolmijnencrisis van de jaren 1930 en later de desindustrialisatie vanaf de jaren 1970

leidden tot het verval van de Waalse industrie en het verlaten van bedrijfsterreinen (Halleux,

2004). De bedoeling van deze wet is de herinrichting van deze verlaten bedrijfsterreinen. Een

verlaten bedrijfsterrein wordt als site d'activité economique désaffecté (SAED) aangewezen

als het “Een geheel van bebouwde of onbebouwde elementen vormt dat de zetel was van een

economische activiteit en waarvan de slechte staat het omgevende landschap in waarde doet

Page 69: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

69

dalen” (Haumont, 1996). Vandaag spreekt men niet meer van SAER maar van “te

herinrichten gebieden” (sites à réaménager, SAR). SAR hebben betrekking tot alle type

gebouwen die bedoeld waren voor een activiteit, bijvoorbeeld bedrijven, ziekenhuizen of

scholen. Sinds 2008 spreekt men ook van gebieden in landschappelijke rehabilitatie (sites de

réhabilitation paysagère et environnementale, SRPE) (http://www.iewonline.be, 12 maart

2012). Er bestaat geen SAR in het studiegebied te Hannuit (zie Bijlage 7, p.118).

5.2.3 Wetgeving na federalisering van 8 augustus 1980

In de wet van 8 augustus 1980 wordt de ruimtelijke ordening aanzien als een gewestelijke

bevoegdheid (Van Hoorick, 2006).

5.2.3.1 Arrêté sur le règlement général sur les bâtisses en site rural: 10 juli 1985

Met dit decreet wordt het règlement général sur les bâtisses en site rural (RGBSR)

uitgevaardigd. Het RGBSR is de tegenhanger van de RGBZPU maar voor landelijk gebieden.

Het RGBSR is een stedenbouwkundige verordening opgesteld om de authenticiteit van de

landelijke dorpen te beschermen. Het heeft dezelfde juridische kracht als de plans de secteur.

Het RGBSR is algemeen en betreft het geheel van het Waalse grondgebied. Er bestaan ook

specifieke RGBSR voor de acht agro-geografische streken van Wallonië en voor sommige

Waalse dorpen, gekozen door de regering voor hun grote erfgoedwaarde (Neuray et al., 2004;

http://dgo4.spw.wallonie.be, 20 maart 2012). De gemeente Hannuit behoort tot het RGBSR

van Haspengouw maar heeft geen RGBSR van toepassing op zijn grondgebied (zie Bijlage 8,

p.119).

5.2.3.2 Arrêté sur la rénovation urbaine: 6 december 1985

Vanaf de jaren 1950 en vooral sinds de jaren 1960 en 1970 hebben de functionalistische

stedenbouw en de toenemende mobiliteit meegewerkt aan de suburbanisatie en de stadsvlucht.

Families en bedrijven gingen zich vestigen aan de rand van de stad. Dit fenomeen zorgde voor

problemen zoals stadsverval, gettovorming, onveiligheid en stadsverspreiding. Zowel

stedelijke als landelijke gemeenten zijn geconfronteerd met stadsverval (Halleux, 2004).

Page 70: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

70

Met dit besluit ontstond een nieuw instrument tegen stadsverval: de stadsvernieuwing of

rénovation urbaine (RU). “Stadsvernieuwing” heeft als doel de wederopbouw van de stad te

realiseren. Daarvoor wordt onder andere gewerkt aan huisvesting, leefkwaliteit en

krotopruiming (Halleux, 2004) (zie Bijlage 9, p.119).

In 1999 begon de stad Hannuit aan een stadsvernieuwing voor zijn historisch centrum. Het

zijn vooral de stadspleinen en het autoverkeer in het stadscentrum die aandacht kregen en

gerenoveerd werden. De Albert-1er

straat werd voorzien van een nieuw wegdek, nieuwe

riolering en nieuwe stoep. Het oud stadhuis werd verbouwd in een sociale woning en een

lokaal voor de horeca. De stadspleinen “Henri Hallet”, “Grand Place” en “Lucien Gustin”

werden ingericht met parkingzones en open ruimtes voor markten of culturele evenementen

(zie Figuur 18, p.80).

5.2.3.3 Décret relatif au développement rural: 6 juni 1991

Het decreet ontwierp een nieuw instrument: het plattelandsontwikkelingproject of opération

de développement rural (ODR). Een ODR heeft als doel de revitalisatie en de restauratie van

landelijke gemeenten. Dit door het uitvoeren van sociale, economische en culturele

inrichtingsprojecten steunend op het behoud en het ontwikkelen van het streekeigen karakter.

De inwoners worden betrokken in het ODR en worden vertegenwoordigd door de commission

locale de développement rural (CLDR). De goedgekeurde projecten worden samengevat in

een programma: het programme communal de développement rural (PCDR) (Neuray et al.,

2004) (zie Bijlage 10, p.120).

Gemeente Hannuit neemt deel aan een ODR sinds 1993 en heeft al enkele

inrichtingsprojecten uitgevoerd met als hoofddoelstellingen: de bescherming van het

bebouwde patrimonium, het voorzien aan huisvesting, het steunen van de lokale comités, het

afremmen van de bevolkingsvlucht, het steunen van het verenigingsleven, de bescherming

van het natuurlijk patrimonium, de ontwikkeling van het toerisme en de ontwikkeling van de

werkgelegenheid. In Villers-le-Peuplier werd het voormalige huis van de leerkracht verbouwd

tot twee woonruimtes, technische lokalen en een vergaderingslokaal. In Crehen werd de

pastorie gerestaureerd tot een woningruimte, het stormbekken ingericht tot een groene zone

dienend voor natuurhabitat en recreatie en werd een dorpshuis verbouwd tot technisch

Page 71: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

71

lokalen. In Bertrée werd een dorpshuis gerenoveerd (Ville de Hannut, 1995b) (zie Figuur 19,

p.81).

5.2.3.4 Decreet over de ruimtelijke planning: 24 juli 1996

De gewestplannen laten niet toe om rekening te houden met de ruimtelijke evolutie en

problemen zoals verkeersleefbaarheid, versnippering, openbaar vervoer, stadsverval,

gettovorming en ruimtetekort. Aanpassingen van gewestplannen gebeuren om specifieke

problemen op te lossen maar zonder regelmatige revisie en zonder visie op lange termijn. Er

ontbrak een duidelijk ruimtelijk referentiekader op de ruimte. Dit decreet legt de basis voor

structuurplanning. “Structuurplanning” steunt op twee belangrijke pijlers: de procesmatige

aanpak (planning) en het product (structuurplan). Zo groeide een vernieuwd beleidkader voor

de ruimtelijke ordening en ontstond het ruimtelijke structuurplan Vlaanderen (RSV)

(Uyttenhove et al., 2006; De Jonghe, 2008; Allaert, 2009).

Het decreet introduceerde ook het subsidiariteitsbeginsel wat een decentralisatie van de

ruimtelijke ordening betekent. De ruimtelijke structuurplannen moeten op drie niveaus

gemaakt worden: gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk. Het RSV staat hiërarchisch boven

het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan

(GRS) is ondergeschikt aan het RSV en het PRS. Concreet betekent dit dat gemeenten zelf

verantwoordelijk worden voor hun ruimtelijk beleid en hun stedenbouwkundige vergunningen

(Vlaamse Overheid, 2011).

Décret de décentralisation et participation en aménagement du territoire: 27 april 1989

Met dit decreet kunnen de gemeenten “in decentralisatie zijn” (décret de décentralisation) en

daardoor meer verantwoordelijkheid krijgen wat betreft de ruimtelijke ordening (Dubois,

2010). Om gedecentraliseerd te worden moet een gemeente over drie documenten beschikken:

een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (règlement communal d’urbanisme,

RCU), een gemeentelijk structuurplan (schéma de structure sommunal, SSC) en een

gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit (commission consultative

communale d'aménagement du territoire et de la mobilité, CCCATM) (Ceder, 2010). De

Page 72: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

72

Waalse gemeenten die over een SSC beschikken, integreren hun plans communaux

d’aménagement (PCA) in de SSC (Ville de Hannut, 1995b) (zie Bijlage 11, p.120).

Het RCU is een stedenbouwkundige verordening op schaal van een gemeente. Het is een

reglementair document. Het betreft alle bebouwde of bebouwbare gebieden van een

gemeente. Het RCU onderscheidt vijf verschillende zones binnen de bebouwde zones van het

plan de secteur: (1) stedelijke zones met continue bebouwing, (2) stedelijke zones met

discontinue bebouwing, (3) rurale zones met traditionele bebouwing, (4) zone met villa’s, (5)

zones met appartementsgebouw en/of industrieterreinen. Elke zone kent specifieke

voorschriften. De voorschriften hebben vooral betrekking op de restauratie en de constructie

van woningen. Het RCU codificeert onder andere de situering van gebouwen, de hoogte en de

helling van de daken, het soort bouwmateriaal, de afmeting van de wegen, de veiligheid van

de gebouwen, het straatmeubilair, de vegetatie van de openbare ruimte, de aanleg van

reclameborden, de leidingen, en de parkeerterreinen. De doelstelling van het RCU is de goede

integratie van de bebouwing in de bestaande woonkern en in zijn landschappelijke omgeving

(Neuray et al., 2004; Ceder, 2010; Dubois, 2010) (zie Bijlage 12, p.121).

De SSC is een strategisch structuurplan gebruikt als beleidsinstrument voor de ruimtelijke

ordening van de gemeente. Het is een richtinggevend, gebiedsdekkend document. Het bevat

twee belangrijke delen, een eerste deel is besteed aan de analyse van de bestaande situatie in

de gemeente en een tweede deel is het strategisch actieplan zelf met de visies voor de

gemeente. De doelstelling van de SSC is de opbouw van een ontwikkelingsplan die op een

evenwichtige manier de socio-economische, stedenbouwkundige, ecologische en

landschappelijke behoeftes integreert (Neuray et al., 2004; Ceder, 2010; Dubois, 2010).

De CCMTA is opgericht om de inwoners te laten meewerken aan de ruimtelijke ordening van

hun gemeente. Het laat toe het participatief luik van het decreet (décret de participation) uit te

voeren. De CCMTA is voor één vierde uit vertegenwoordigers van de gemeenteraad en voor

de rest uit burgers van de gemeente samengesteld. De CCMTA werkt mee aan de uitwerking

van de RCU en SSC (Ceder, 2010).

Met de goedkeuring van zijn RCU en SSC in 1995 werd Hannuit een gedecentraliseerde

gemeente. De gemeente Hannuit is bezig met de herziening van zijn RCU en SSC die in juni

2012 goedgekeurd wordt.

Page 73: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

73

Het SSC van 2012 onderscheidt bij de landschappelijke structuur van Hannuit drie types

gebieden: (1) gebieden met een landschappelijke waarde, (2) gebieden met slecht

geïntegreerde landschapscomponenten, (3) de te beschermen sites. Tot het eerste type behoren

de landschappelijke waardevolle gebieden (périmètre d’intérêt paysager, PIP) en de gebieden

met een opmerkelijk standpunt (périmètres de point de vue remarquable, PPVR) op het plan

de secteur. Tot het tweede type behoren de nationale wegen, autosnelwegen, militaire

domeinen, industriegebieden, windturbines, elektriciteitsinfrastructuur, watertorens,

graansilo’s, oogstschuren en lintbebouwing. Tot het derde type behoren de gerangschikte

monumenten en landschappen zoals kerken, kapellen, tumuli, kastelen, gesloten hoeves en

bomen (zie Bijlage 13, p.122).

5.2.3.5 Décret modifiant le CWATUP: 27 november 1997

Met dit wijzigingsdecreet werd het landschap geïntroduceerd in de code wallon de

l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine (CWATUP). In artikel 1 van de

CWATUP staat geschreven dat het behoud en de ontwikkeling van het culturele, natuurlijke

en landschappelijke erfgoed van Wallonië een hoofddoelstelling is voor de ruimtelijke

planning.

In Wallonië worden de plans de secteur steeds gewijzigd. Dit decreet bracht vernieuwingen in

de legende van de plans de secteurs. Wat landschap betreft, werd in de legende één nieuwe

typologie toegevoegd: de gebieden met een opmerkelijk standpunt (périmètres de point de vue

remarquable, PPVR). Er bestaan in totaal drie legendecategorieën met betrekking tot het

landschap: de PPVR, de landschappelijke waardevolle gebieden (périmètres d’intérêt

paysager, PIP) en landschappen van culturele, historische of esthetische waarde (périmètres

d’intérêt culturel, historique ou esthétique, PICHE) (zie Bijlage 14, p.122). De PIP en PICHE

bestonden al in de legende van 1972 maar worden sinds 1992 aan de hand van een

participatieve methode geactualiseerd. Een PPVR is een plaats die een uitzonderlijke zicht op

een bebouwd of onbebouwd gebied heeft. Werkprojecten zijn er verboden of moeten aan

bepaalde voorwaarden voldoen om het uitzonderlijke zicht niet te beschadigen. Een PIP is een

gebied waarvan de elementen een landschappelijke samenhang vormen. Werkprojecten zijn er

toegelaten als ze zich in het landschap integreren. Een PICHE is meestal een stedelijk

landschap (Neuray et al., 2004; Direction générale opérationnelle, 2010; Dubois, 2010).

Page 74: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

74

5.2.3.6 Decreet over de definitieve vaststelling van het RSV: 23 september 1997

Het ruimtelijke structuurplan Vlaanderen (RSV) is een beleidsdocument, dat een

wetenschappelijk onderbouwde visie geeft voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van

geheel Vlaanderen op lange termijn. Het vormt een richtinggevend en deels bindend

beleidskader over hoe om te gaan met de schaarse ruimte in Vlaanderen om een zo groot

mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen. Het RSV doet uitspraken over het ruimtegebruik

maar legt geen bodembestemmingen vast, het schept geen rechten of plichten voor de burger.

De ruimtelijke aspecten van beleidsdomeinen zoals milieu, economie, monumenten en

landschappen zijn geïntegreerd in het RSV (Vlaamse Overheid, 2011).

De bouwstenen van het RSV zijn de bescherming van de resterende open ruimte en de

herwaardering van het stedelijk weefsel. Dit ruimtelijk beleid wordt samengevat in de

metafoor “Vlaanderen, open en stedelijk”. Het RSV streeft naar een duidelijk onderscheid

tussen openheid en stedelijkheid. Beide zijn niet duidelijk gescheiden omdat de

suburbanisering en de lintbebouwing zich tussen de bebouwde kernen verspreid heeft

(Allaert, 2009). Het RSV steunt op vier ruimtelijke principes: (1) het beschermen van het

buitengebied, (2) het beperken van de bouw van nieuwe infrastructuur, (3) het nastreven van

een maximaal rendement van de bestaande infrastructuur voor de economische activiteiten en

(4) het verdichten van de stedelijke gebieden en kernen van het buitengebied (Uyttenhove et

al., 2006) (zie Bijlage 15, p.123).

In het RSV maakt het landschap deel uit van het “buitengebied”. Een buitengebied is het

gebied waarin de open onbebouwde ruimte overweegt. In het buitengebied wordt de

specificiteit van het landschap bepaald door structuurbepalende elementen zoals traditionele

landschappen, bakens, structurerende reliëfelementen, markante terreinovergangen, gave

landschappen en open-ruimte-corridors. Gemeente Landen behoort tot het buitengebied

“Haspengouw en Voeren” in de deelruimte van “droog Haspengouw” (Vlaamse Overheid,

2011) (zie Bijlage 17, p.124).

Op provinciaal niveau behoort Landen tot het provinciale ruimtelijke structuurplan (PRS) van

de provincie Vlaams-Brabant. In dit PRS worden de gebieden waarin de onbebouwde ruimte

overweegt niet meer “buitengebied” genoemd maar “open ruimte”. De open ruimte is

samengesteld uit de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de landschappelijke

Page 75: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

75

structuur. Provincie Vlaams Brabant onderscheidt vier landschappelijke deelruimten: verdicht

netwerk, Demernetwerk, landelijke kamer oost, landelijke kamer west. Gemeente Landen

behoort tot de landelijke kamer oost (Provincie Vlaams-Brabant, 2004) (zie Bijlage 18,

p.125).

Op gemeentelijk niveau, in het gemeentelijke ruimtelijke structuurplan (GRS) van Landen,

steunt de landschappelijke structuur van de open ruimte in Landen op: kleine

landschapselementen (KLE), open-ruimteverbindingen en herkenbare landschappelijke

bakens. KLE zijn bijvoorbeeld bomenrijen, hagen, knotwilgenrijen, haagkanten, houtkanten,

holle wegen, taluds, hoogstamboomgaarden, reliëfelementen, grote solitaire bomen, huidige

en oude spoorwegbermen. Open-ruimteverbindingen zijn vensters naar de open ruimte waar

bijvoorbeeld moet gewerkt worden aan boomaanplanting, bermbeheer, eco-verbindingen en

dorpsrandverfraaiing. Bakens zijn herkenningspunten en/of oriëntatiepunten in het landschap.

Ze komen zowel voor in de open ruimte als in de woonkernen. Zijn als bakens aangewezen in

het GRS: kasteelparken, vierkantshoeven, motten en tumuli, kerken, pastorieën, markante

gebouwen, molens, bosjes, erfgoedconcentraties in de woongebieden en watertorens (Nuijens

& Moris, 2003) (zie Bijlage 19, p.126).

Arrêté adoptant définitivement le SDER: 27 mei 1999

Sinds de regionalisering van 1980 begon het Waalse Gewest met de opbouw van een

regionaal plan waarvan het schéma de développement de l’espace régional (SDER) het

eindresultaat is. Het woord “schéma” in het SDER duidt een algemeen, aanpasbaar en

conceptueel document aan. De SDER geeft de filosofie en de gewenste ruimtelijke structuur

weer van de ruimtelijke ordening voor het Waals Gewest. Het dient als leidraad bij de

beslissingen op het gebied van onder andere woning, verkeer, mobiliteit, bedrijfsterreinen,

leefomgeving en natuur. Het woord “développement” staat voor de ontwikkeling van de

leefomgeving, zowel op economisch als socio-cultureel vlak. Met “espace régional” wordt

verwezen naar het hele Waalse grondgebied. Het Waalse grondgebied wordt beschouwd als

het gemeenschappelijk erfgoed van zijn inwoners waardoor zijn ontwikkeling zich op hun

participatieve medewerking richt (Direction générale opérationnelle, 2010).

Het SDER steunt op vijf ruimtelijke principes: (1) de gewestgrensoverschrijdende

samenwerkingsgebieden (aires de coopération suprarégionale) die men rond Brussel, Rijsel,

Page 76: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

76

Luxemburg, Luik, Hasselt, Maastricht en Aken terugvindt, (2) de bovengemeentelijke

samenwerkingsgebieden (aires de coopération supra-communales) die geschematiseerd zijn

door de agro-geografische streken, (3) de Waalse steden die elk hun specifieke rol spelen

(pôles et points d’appui de développement), (4) de Eurocorridors die de grote steden en

stadsgebieden van Europa met elkaar verbinden en waarop activiteiten geankerd worden en

(5) samenwerkingsverbanden tussen de steden en het platteland (Direction générale

opérationnelle, 2010) (zie Bijlage 16, p.123).

Wat betreft landschapszorg, steunt het SDER op de principes en maatregelen van de Europese

Landschapsconventie (ELC). Volgens het SDER draagt het landschap bij tot een kwalitatieve

leefomgeving en tot een culturele identiteit. Het landschap is een bijgevoegde waarde die de

economische activiteit en het toerisme aantrekt. Het landschap in het SDER betreft zowel

stedelijke als landelijke gebieden waarvan de kwaliteit moet worden beschermd, de diversiteit

moet worden behouden en de gaafheid moet worden hersteld. Landschapszorg in het SDER

steunt op vier maatregelen: (1) beheersinstrumenten instellen, (2) landschappen en de druk dat

ze ondergaan identificeren, (3) het beschermingsbeleid versterken en (4) herstelprocessen

definiëren. Bij de beheersinstrumenten behoren de stedenbouwkundige verordeningen:

RGBZPU, RGBSR, RCU. Aan de landschapsidentificatie werkt onder andere de CPDT mee

met bijvoorbeeld het opstellen van de “atlas des paysagers de Wallonië”. Wat betreft

landschapsbescherming worden landschappen beschermd via de specifieke zones van het plan

de secteur: PPVR, PICHE en PIP en via de rangschikking als onroerend erfgoed. Voor het

landschapsherstel bestaan stadsvernieuwinginstrumenten: SAED, SAR, RU, SRPE en

dorpsvernieuwinginstrumenten: PCDR (Direction générale opérationnelle, 2010).

5.2.3.7 Decreet over de organisatie van de ruimtelijke planning: 18 mei 1999

Het decreet vervangt de wet van 1962.

Sinds dit decreet worden de gewestplanwijzigingen in Vlaanderen niet meer doorgevoerd. In

het decreet werd vastgelegd dat in de toekomst gewerkt ging worden met ruimtelijke

uitvoeringsplannen (RUP). RUP’s dienen om de gewenste ruimtelijke structuur van de RSV,

PRS en GRS te realiseren. RUP’s hebben verordenende kracht. De gewestplannen en

bijzondere plannen van aanleg (BPA) blijven echter gelden zolang ze niet vervangen worden

Page 77: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

77

door RUP’s. RUP’s worden opgemaakt op gewestelijk, provinciaal en gewestelijk niveau,

voor delen van het grondgebied (Vlaamse Overheid, 2011).

Er werden in Landen vier gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP) goedgekeurd

(http://www.landen.be, 24 maart 2012). Twee ervan liggen in het studiegebied maar werden

nog niet uitgevoerd: GRUP “Sint-Norbertus” en GRUP “RuilRUP”. Het eerste voorziet

woonzones, groenzones, zones voor het wegennet en zones voor openbaar nut. Het tweede

biedt een oplossing voor de onverenigbaarheid tussen de gewestplanbestemming, de feitelijke

toestand en de gewenste ruimtelijke structuur. Betreffende het landschap werd een bufferzone

op het gewestplan uitgebreid en herbestemd als parkgebied (Gorissen, 2011) (zie Bijlage 20,

p.126).

5.2.4 Synthese van de ruimtelijke ordening

Landen bevat op zijn gewestplan vier maal meer gebieden bestemd voor natuur of landschap

dan Hannuit (zie Figuur 17, p.79).

Hannuit heeft drie stadspleinen waaronder een kleine en langwerpige. Ze liggen alle drie in de

binnenstad. Landen heef twee pleinen waarvan de belangrijkste buiten de voormalige

stadsmuren ligt, langs de Hannuitsesteenweg, vlakbij het station. Deze pleinen worden

voornamelijk als parkingzones gebruikt. Met het Waalse besluit van 1985 en het

stadsvernieuwingsproject van het historisch centrum van Hannuit worden onder andere de

stadspleinen herwaardeerd. Dit zorgt voor een betere leefomgeving in de stad (zie Figuur 18,

p.80).

Het Waalse decreet van 1991 over de plattelandsontwikkeling leidde tot het opstel van een

PCDR voor Hannuit. Het PCDR van Hannuit richt zich op het behoud van het bebouwde en

natuurlijke erfgoed waardoor dorpshuizen en natuurgebieden gerestaureerd worden (zie

Figuur 19, p.81).

Page 78: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

78

naam Goedkeuring Bekrachtiging naam Goedkeuring Bekrachtiging

Wet houdende de

organisatie van de

ruimtelijke ordening en

stedenbouw

29/03/1962 22/04/1962

Loi organique de l 'aménagement

du territoire et de l 'urbanisme29/03/1962 22/04/1962

De doelstell ing van de wet was het uitwerken van een

ruimtelijke ordening voor het volledige Belgische grondgebied.

De ruimtelijke ordening werd hiermee vastgesteld in

streekplannen, gewestplannen en gemeentelijke plannen.

Wijziging aan de Grondwet24/12/1970 31/12/1970

Modification à la Constitution24/12/1970 31/12/1970

De drie gemeenschappen worden gesticht.

/ / /

Arrêté royal édictant un

Règlement Général sur les Bâtisses

applicable aux Zones Protégées en

matière d'Urbanisme de certaines

communes de Wallonie (RGBZPU)

13/12/1976 2/01/1977

Het RGBZPU is een stedenbouwkundig verordening opgesteld

om de architecturale karakteristieken van de historische

stedelijke centra te beschermen.

/ / /

Loi relative à la rénovation des

sites wallons d'activité

économique désaffectés (SAED)27/06/1978 3/09/1978

De bedoeling van de wet is de herinrichting van de verlaten

bedrijfssites. Een verlaten bedrijfssite wordt als SAED

afgebakend wanneer het een geheel van bebouwde of

onbebouwde elementen vormt dat de zetel was van een

economische activiteit en waarvan de slechte staat het

omgevende landschap in waarde doet dalen.

Bijzondere wet tot

hervorming der instell ingen8/08/1980 1/10/1980

Loi spéciale de réformes

institutionnelles8/08/1980 1/10/1980

Vlaams, Waals en Brussels gewest zijn bevoegd om

regelgevend op te treden binnen de ruimtelijke ordenning.

Vlaamse Codex Ruimtelijke

Ordening

15/05/2009 1/09/2009

Arrêté de l’Exécutif Régional

Wallon codifiant les dispositions

législatives et réglementaires

relatives à l’urbanisme et à

l ’aménagement du territoire en

Région Wallonne (CWATU)

14/05/1984 19/05/1984

Ontstaan van de Code wallon de l 'aménagement du territoire

et de l 'urbanisme (CWATU), de Waalse code voor ruimtelijke

ordening en de stedenbouw.

/ / /

Arrêté du gouvernement wallon

insérant dans le CWATU un

Règlement Général sur les Bâtisses

en Site Rural (RGBSR)

10/07/1985 7/03/1986

De RGBSR streeft o.a. naar de integratie van de nieuwe

architectuur in de plaatselijke rurale bouwkunst en naar de

continuiteit van de bebouwing eerder dan de verspill ing van

het land.

/ / /

Arrêté de l 'Exécutif régional

wallon relatif à l 'octroi par la

Région de subventions pour

l 'exécution d'opérations de

rénovation urbaine (RU)

6/12/1985 30/02/1986

Dit besluit ontstond om door stadsvernieuwing tegen

stadsverval te strijden. Stadsvernieuwing heeft als doel de

wederopbouw van de stad door o.a. woningen voor iedere

sociale klasse te voorzien, woningkwaliteit te verhogen, aan

krotopruiming te doen.

/ / /

Décret de la Région wallonne

relatif au développement rural

(ODR - PCDR) 6/06/1991 13/09/1991

Met dit decreet werd het ODR ontwerpt. Een ODR heeft als doel

de revitalisatie en restauratie van een landelijke gemeente

door het uitvoeren van inrichtingsprojecten steunend op het

behoud en het ontwikkelen van de het eigen karakter van de

gemeente.

/ / /

Décret de la Région wallonne

modifiant les dispositions du

Code wallon de l'Aménagement

du Territoire, de l'Urbanisme et du

Patrimoine (CWATUP)

1/07/1993 20/07/1993

Bij dit decreet wordt de CWATU herdoopt tot de CWATUP. De

toegevoedge letter "P" staat voor "Patrimonium". Bij het

patrimonium behoort zowel het uitzonderlijke onroerend

erfgoed als het alledaagse onroerend erfgoed.

Decreet houdende de

ruimtelijke planning

(planningsdecreet)24/07/1996 27/07/1996

Décret de la Région wallonne

relatif à la décentralisation et

participation en aménagement du

territoire

27/04/1989 18/07/1989

Deze decreten introduceren een nieuwe beleidskader voor de

ruimtelijke ordening, namelijk richtinggevende

structuurplannen en het subsidiariteitsbeginsel.

/ / /

Décret de la région wallonne

modifiant le Code wallon de

l 'Aménagement du Territoire, de

l 'Urbanisme et du Patrimoine

27/11/1997 1/03/1998

Met dit decreet werd het landschap geïntroduceert in de

CWATUP en werd de nieuwe legende van de plans de secteur

goedgekeurd. Wat het landschap betreft, werden in de nieuwe

legende drie typologieën onderscheden: PPVR, PIP en PICHE.

Decreet van de Vlaamse

Regering houdende de

definitieve vaststell ing van

het Ruimtelijk

Structuurplan Vlaanderen

(RSV)

23/09/1997 31/03/1998

Arrêté du Gouvernement wallon

adoptant définitivement le Schéma

de Développement de l'Espace

Régional (SDER)27/05/1999 1/10/1999

Het RSV en het SDER zijn beleidsdocumenten die een globale

visie geven voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van hun

grondgebied op lange termijn, ze leggen geen

bodembestemmingen vast.

Decreet van de Vlaamse

Regering houdende de

organisatie van de

ruimtelijke planning18/05/1999 1/05/2000 / / /

Dit decreet vervangt de wet van 1962. Sindsdien worden de

gewestplanwijzigingen niet meer doorgevoerd. In het decreet

werd vastgelegd dat in de toekomst gewerkt ging worden met

ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP). RUP's dienen om de

gewenste ruimtelijke structuur van de RSV, PRS en GRS te

realiseren.

RUIMTELIJKE ORDENING: WETGEVING

Vlaanderen WalloniëBeschrijving

: wijzigingen aan de CWATUPE

Bron van de Belgische datums: http://reflex.raadvst-consetat.be/reflex/?lang=nl

: Belgische federalisering

Nationaal

kader

Regionaal

kader

Tabel 6: Wetgeving over het landschap in de ruimtelijke ordening (eigen verwerking)

Page 79: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

79

Figuur 17: Het landschap op het gewestplan en plan de secteur

(bron: Agiv, 2011; DGO4, 2011)

Page 80: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

80

Figuur 18: Stadsvernieuwing in Hannuit - RU

(bron: http://dgo4.spw.wallonie.be, 03/05/2012)

Page 81: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

81

Figuur 19: Plattelandsontwikkelingprojecten in Hannuit - PCDR (bron: NGI, 2000; VLM, 2002; eigen foto’s, 30/05/2012)

Page 82: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

82

5.3 Het landschap in het natuurbeleid

Dit deel beschrijft de positie van het landschap in het natuurbeleid zoals samengevat in Tabel

7 (p.90).

5.3.1 Wetgeving na de federalisering van 24 december 1970

5.3.1.1 De wet op het natuurbehoud: 12 juli 1973

Deze wet is tot stand gekomen in de periode van verhoogde aandacht voor de

milieuproblematiek (Van Hoorick, 2000). De wet beoogt “het behoud van de eigen aard, de

verscheidenheid en het ongeschonden karakter van het natuurlijke milieu”. Het voorziet

hiervoor maatregelen voor de bescherming van “de flora en fauna, hun gemeenschappen en

groeiplaatsen, de grond, de ondergrond, het water en de lucht”. De gebieden die van belang

zijn voor de bescherming van het natuurlijk milieu kunnen tot integraal, gericht, erkend of

staatsnatuurreservaten opgericht worden en bossen tot bosreservaat (réserve forestière, RF)

(Vanheule, 2001).

Het integraal natuurreservaat of réserve naturelle intégrale is een beschermd areaal dat wordt

opgericht met het doel er de natuurlijke verschijnselen naar eigen wetten te laten evolueren.

Het gericht natuurreservaat of réserve naturelle dirigée is een beschermd areaal waarvan een

aangepast beheer de bestaande toestand tracht te behouden. Het erkend natuurreservaat of

réserve naturelle agréée (RNA) is een beschermd areaal dat door een natuurlijk- of

rechtspersoon, de staat uitgezonderd, wordt beheerd. Het staatsnatuurreservaat of réserve

naturelle domaniale (RND) is een beschermd gebied dat wordt opgericht op gronden die de

staat in eigendom of in huur heeft of die hem daartoe ter beschikking worden gesteld

(Vanheule, 2001).

5.3.2 Wetgeving na de federalisering van 8 augustus 1980

Met de wet van 8 augustus werd de bevoegdheid inzake natuurbeleid geregionaliseerd (Van

Hoorick, 2000).

Page 83: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

83

5.3.2.1 Besluit over de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen: 27 juni 1984

Het bermbesluit beoogt een natuurvriendelijk bermbeheer en is van toepassing op: “Bermen

en taluds gelegen langs wegen, waterlopen en spoorwegen, in de landelijke ruimte en beheerd

door publiekrechtelijke rechtspersonen”. Het besluit bevat een verbod op het gebruik van

biociden en een verbod een eerste keer te maaien vóór 15 juni en een tweede keer vóór 15

september en een verplichting om het maaisel binnen de 10 dagen na het maaien te

verwijderen. Met dit besluit wordt aandacht besteed aan de ecologisch waardevolle vegetaties

en de kleine landschapselementen (Van Hoorick, 2000, 2006).

Arrêté sur l'emploi d'herbicides sur certains biens publics: 27 januari 1984

Het besluit beoogt een natuurvriendelijk bermbeheer en is van toepassing op: “Bermen en

taluds gelegen langs wegen en waterlopen in bosreservaten, natuurparken en

staatsnatuurreservaten”. Het besluit bevat een verbod op het gebruik van herbiciden (Klemm

(de), 1997).

Het is pas in 1995 dat er op de hierboven vermelde zones, een Waalse conventie over het

verbod aan maaien optreedt (convention bords de routes). Met deze conventie is het maaien

verboden vóór de 1ste

augustus en na de 1ste

november (http://biodiversite.wallonie.be, 7 mei

2012) (zie Figuur 20, p.91).

5.3.2.2 Décret relatif aux parcs naturels: 16 juli 1985

Een natuurpark (parc naturel) wordt in dit decreet gedefinieerd als een landelijk gebied van

minstens 5000 ha met een grote biologische en geografische waarde die beschermd moet

worden in harmonie met de bevolkingsbehoeften en de economische ontwikkeling (Sancy,

2000; Dubois, 2010).

Natuurreservaten en natuurparken zijn niet dezelfde natuurbeschermingsinstrumenten.

Natuurreservaten zijn gebieden die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de natuurbescherming.

Natuurparken zijn grotere gebieden die dorpen omvatten en dus ook menselijke activiteiten.

In de natuurparken wordt de natuurbescherming, op een duurzame manier, in evenwicht

Page 84: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

84

gebracht met de economische ontwikkeling. Tot nu toe werden met dit decreet acht

natuurparken gesticht. Het natuurpark “Hautes Fagnes-Eifel” werd in 1978 gesticht, met de

wet van 1973 (http://www.fpnw.be, 1 april 2012) (zie Bijlage 21, p.127).

5.3.2.3 Arrêté sur la protection des zones humides d'intérêt biologique: 8 juni 1989

Dit besluit heeft als doelstelling de bescherming van de Waalse moerassige gebieden van

biologische waarde (zones humides d'intérêt biologique, ZHIB) te handhaven. ZHIB zijn

“(veen)moerassen of tijdelijke of permanente, natuurlijke of kunstmatige, stilstaand of

lopend-watergebieden” (Sancy, 2000).

5.3.2.4 Het bosdecreet: 13 juni 1990

Het bosdecreet regelt het behoud, de bescherming, de aanleg en het beheer van zowel

openbare als private bossen. Dit laatste is belangrijk want de meerderheid van het bosareaal in

Vlaanderen is privaat (Van Hoorick, 2000).

5.3.2.5 Besluit over de vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie: 4 december 1991

Met dit decreet moet de wijziging van ecologisch waardevolle vegetaties zoals graslanden,

lijn- of puntvormige elementen voorzien zijn van een voorafgaande verplichte vergunning

(Van Hoorick, 2000).

Arrêté sur les arbres et haies remarquables: 27 maart 1985

Met dit decreet moet de wijziging van uitzonderlijke bomen en hagen (arbres et haies

remarquables, AHREM) voorzien zijn van een voorafgaande verplichte vergunning (Dubois,

2010).

Worden als uitzonderlijk gedefinieerd: “De geïsoleerde bomen en hagen die een esthetische of

landschappelijke waarde hebben en die minstens dertig jaar oud zijn, de bomen en hagen die

in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden, de gerangschikte bomen en hagen conform

Page 85: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

85

met de wet monumenten en landschappen van 1931 en de bomen en hagen van de openbare

ruimte” (Sancy, 2000) (zie Figuur 21, p.92).

Tot het Waalse decreet over het culturele onroerend erfgoed van 1999 werden de bomen

beschermd door de wet monumenten en landschappen van 1931. Met deze wet werden de

meest emblematische bomen van België gerangschikt, namelijk 77 bomen. Sinds het decreet

van 1999 kunnen bomen of groepen van bomen als monument of landschap gerangschikt

worden (Gerrebos, 2009).

5.3.2.6 Arrêté sur la protection des cavités souterraines d’intérêt scientifique: 26 januari 1995

Met dit besluit worden de ondergrondse uithollingen beschermd voor hun wetenschappelijke

waarde (cavités souterraines d’intérêt scientifique, CSIS). Een CSIS wordt opgenomen als

wetenschappelijk belangrijk wanneer het tenminste één van de volgende karakteristieken

bevat: (1) zeldzame of kwetsbare soorten, (2) een hoge biodiversiteit, (3) een zeldzame of

kwetsbare habitat, (4) zeldzame geologische, petrologische of mineralogische formaties en (5)

prehistorische sporen (Moniteur belge, 1995a). Wallonië telt 80 CSIS op haar grondgebied.

5.3.2.7 Decreet over het natuurbehoud en het natuurlijk milieu: 21 november 1997

Dit decreet vervangt voor een groot deel de wet van 1973.

Het legt de nadruk op een gebiedsgericht natuurbeleid waarin het herstel en de ontwikkeling

van de natuur aan de ruimtelijke planning gekoppeld zijn. De grondslag van deze nieuwe

beleidsvisie voor het natuurbehoud is het concept van ecologisch netwerk. Naar de praktijk

toe heeft zich dit vertaald in de afbakening van het Vlaamse ecologisch netwerk (VEN). Het

VEN bestaat uit grote eenheden natuur (GEN) en grote eenheden natuur in ontwikkeling

(GENO) (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2005) (zie Bijalge 24, p.128). Op het

gewestplan kunnen volgende bestemmingsgebieden als GEN en GENO afgebakend worden:

groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden, gebieden voor

gemeenschapsvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen met als overdruk

overstromingsgebied of wachtbekken, militaire domeinen en de beschermde duingebieden.

Gebieden zoals valleigebieden, brongebieden, agrarische gebieden met een ecologische of

Page 86: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

86

bijzondere waarde, bosuitbreidingsgebieden, natuurontwikkelingsgebieden en

ontginningsgebieden met een groene nabestemming kunnen enkel als GENO aangewezen

worden (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2005). Daarnaast werden ook

natuurverwevingsgebieden (NVWG) en natuurverbindingsgebieden (NVBG) afgebakend, die

samen het integraal verwervings- en ondersteund netwerk (IVON) vormen (Uyttenhove et al.,

2006) (zie Bijlage 23, p.128).

Het Vlaamse Natura 2000-netwerk werd in dit decreet geïmplementeerd. Het Natura 2000-

netwerk is het Europees netwerk van de speciale beschermingszone (SBZ), namelijk de

vogelrichtlijngebieden en habitatrichtlijngebieden, aangewezen door de lidstaten ter

uitvoering van de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn (Uyttenhove et al., 2006) (zie Bijlage

22, p.127).

Dit natuurdecreet regelt ook de erkenning van natuurreservaten (Van Hoorick, 2000). Einde

februari 2005 werd in Landen het gebied “De Beemden” erkend als natuurreservaat. Deze

erkenning steunt op drie pijlers: de bescherming van de biodiversiteit, het herstel van het

“buitengebied” en de bevordering van de toegankelijkheid tot de natuur. Het natuurgebied is

ongeveer 6,5 ha groot en is gelegen in de vallei van de Molenbeek en de Zijp. De zeven

vijvers werden door de vorige eigenaar rond de jaren 1960 uitgegraven. Het reservaat is nu

eigendom van de stad Landen (http://www.landen.be; http://www.natuurpunt.be, 21 mei

2012) (zie Figuur 22, p.90).

Décret sur la conservation de la nature: 6 april 1995

Dit decreet introduceerde een nieuwe natuurbeleidsvisie: het ecologisch netwerk (le réseau

écologique) (http://environnement.wallonie.be, 6 mei 2012). In de praktijk wordt het Waalse

ecologisch netwerk onderverdeeld in drie zones waar de menselijke activiteit min of meer

aanwezig is: (1) de kerngebieden of zones centrales (ZC) die een hoge ecologische waarde

hebben, (2) de ontwikkelingszones of zones de développement (ZD) met een hoog ecologisch

potentieel en (3) de verbindingsgebieden of zones de liaison (ZL) die de ZC en/of ZB met

elkaar verbinden. Het Waalse ecologisch netwerk heet “structure écologique principale”

(SEP) en is de som van de ZC, ZD en ZL. Worden als ZC aangewezen: de natuurreservaten

(1973), de natuurparken (1985), de ZHIB (1989), de sites de grand intérêt biologique (SGIB),

de CSIS (1995) en de sites Natura 2000 (2001). Worden bijvoorbeeld als ZD aangewezen: de

Page 87: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

87

productiebossen. Worden als ZL aangewezen: de AHREM (1984) en de bords de routes en

fauchage tardif (1995) maar ook de poelen, de grachten, de valleien, de rivieren en de

verlaten spoorlijnen (http://biodiversite.wallonie.be, 31 maart 2012a) (zie Bijlagen 22, p.127

en 23 en 24, p.128).

De SGIB zijn gebieden van groot biologisch belang (sites de grand intérêt biologique). Begin

jaren 1990 werd op initiatief van het Waalse natuurbeheer (département de la nature et des

forêts, DNF) een project ingericht die tot doel had natuurgebieden van groot biologisch

belang te inventariseren en ze in een databank te verzamelen. Worden als SGIB aangeduid:

“Alle gebieden die minstens één zeldzame, kwetsbare of beschermde soort en/of habitat

bevatten” (http://biodiversite.wallonie.be, 31 maart 2012a).

Het studiegebied te Hannuit telt vijf SGIB: de oude zandgroeve “Aux Galossis”, de site “Les

Sept Fontaines”, het waterkersbed en nat weiland van Bertrée, het watervlak “La Ridlée” en

de oude zandgroeve “Bois des Saules”. Het ontwikkelingsverhaal van de oude zandgroeven

“Aux Galossis” en “Bois des Saules” maakt dat ze tegenwoordig bedekt zijn door een ruderale

vegetatie, rijk aan zeldzame vlinderbloemen, orchideeën en vliesvleugelige angeldragende

insecten. De zandgroeven werden ontgonnen voor het uitgraven van Landeniaanse zand,

vervolgens werden ze gebruikt als stortplaats en tenslotte verlaten aan de ruderale vegetatie.

De site “Les Sept Fontaines” bevat een zeldzame valleivegetatie die men vóór de

intensivering van het landgebruik in de dalen kon waarnemen, namelijk hoge kruiden en

alluviale elzenbosjes (http://biodiversite.wallonie.be, 31 maart 2012b) (zie Figuur 23, p.94).

Met dit wijzigingsdecreet van de wet van 1973, krijgen de gemeenten het recht om

maatregelen over het natuurbehoud (conservation de la nature) uit te vaardigen (Moniteur

belge, 1995b). Als een gemeente het natuurlijke en landschappelijke erfgoed van zijn

grondgebied wil beschermen, kan ze dankzij dit decreet een gemeentelijk

natuurontwikkelingsplan (plan communal de développement de la nature, PCDN) opstellen

(zie Bijlage 25, p.129). Voor elke betrokken gemeente wordt de SEP op gemeentelijk niveau

en door een participatieve methode geïnventariseerd en gekarteerd. Daarmee kan het

natuurlijk patrimonium van het hele Waalse grondgebied in aanmerking genomen worden en

niet enkel de natuurreservaten (http://biodiversite.wallonie.be, 31 maart 2012a). De SEP van

Hannuit werd in 2009 gekarteerd (zie Bijlagen 26 en 27, p.130).

Page 88: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

88

5.3.2.8 Besluit voor de definitieve erkenning van regionale landschappen: 8 december 1998

Een regionaal landschap is een samenwerkingsverband dat door een provincie of op initiatief

van minstens drie gemeenten wordt gestart. De doelstelling van dit samenwerkingsverband is

de bevordering van de eigen identiteit van een streek, van de natuurrecreatie en -educatie, van

het natuurbehoud en -beheer en van het herstel en aanleg van kleine landschapselementen

(KLE). Het is gericht op de samenwerking. Een regionaal landschap heeft geen reglementair

karakter. Een regionaal landschap moet minstens 30.000 ha bedekken (Van Hoorick, 2006).

Vlaanderen telt zeventien regionale landschappen. Gemeente Landen behoort tot het regionaal

landschap “Zuid Hageland” (zie Bijlage 28, p.131). Deze regio wordt gekenmerkt door: “Een

glooiend lemig plateau doorsneden door holle wegen en een meer open plateau met

grootschalige akkervelden en vierkantshoeven. De valleien van de Gete en de Velpe

structureren het landschap”. Landschapsanimaties rond landschapszorg worden georganiseerd

in de open ruimten van de gemeenten (http://www.regionalelandschappen.be, 7 mei 2012)

(zie Bijlage 29, p.131).

5.3.2.9 Décret modifiant le décret du 16 juillet 1985 relatif aux parcs naturels: 3 juli 2008

Met dit decreet worden de natuurparken verplicht om een landschappelijk handvest (charte

paysagère) op te stellen. Het landschappelijke handvest legt op korte en lange termijn de

prioriteiten, doelstellingen en beschermingsmaatregelen voor het natuurpark vast (Dubois,

2010).

Met dit decreet wordt het minimum oppervlakte van een natuurpark vergroot tot minstens

10.000 ha (Dubois, 2010).

5.3.3 Synthese van het natuurbeleid

Het vriendelijk bermbeheer is van toepassing in Vlaanderen en Wallonië. De kartering ervan

bestaat echter enkel in Wallonië (zie Figuur 20, p.91).

Page 89: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

89

Uitzonderlijke bomen en hagen worden in Wallonië sinds het decreet van 1999 over het

culturele patrimonium als monument beschermd. In Vlaanderen wordt het houtige erfgoed

sinds 2010 als monument beschermd. De kartering van deze bomen met erfgoedwaarde

bestaat al in Wallonië. In Vlaanderen zijn de inventarisatiegegevens van de houtige

beplantingen met erfgoedwaarde nog niet volledig en bestaat er nog geen kartering

(http://www.vioe.be, 20 mei 2012). Figuur 21 (p.92) toont een bijzondere concentratie aan

bomen in het dorp van Bertrée en aan de randen van de stad Hannuit.

Het studiegebied bevat één natuurreservaat: “De Beemden”, gelegen in Landen. Het werd

erkend volgens het natuurdecreet van 1997 (zie Figuur 22, p.93).

Er bestaat in het studiegebied geen Natura 2000-gebied. Gebieden behorende tot het Vlaamse

of Waalse ecologisch netwerk vindt men in het studiegebied te Hannuit onder de vorm van

SGIB terug, maar niet in Landen (zie Figuur 23, p.94).

Page 90: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

90

naam Goedkeuring Bekrachtiging naam Goedkeuring Bekrachtiging

Wet op het natuurbehoud

12/07/1973 21/09/1973

Loi sur la conservation de la nature

12/07/1973 21/09/1973

Wet voor het behoud van de eigen aard, de verscheidenheid en het

ongeschonden karakter van het natuurlijke milieu. Gebieden die van

belang zijn voor de bescherming van het natuurlijke milieu kunnen tot

integrale, gerichte, erkende of staatsnatuurreservaten gesticht worden.

Wet houdende goedkeuring van

de Overeenkomst inzake

watergebieden die van

internationale betekenis zijn in

het bijzonder als woongebied

voor watervogels (Ramsar)

2/02/1971 12/04/1979

Loi portant approbation de la

Convention relative aux zones

humides d'importance

internationale particulièrement

comme habitats de la sauvagine

(Ramsar)

2/02/1971 12/04/1979

Watergebieden worden vernietigd door drainage, ontginning en

vervuiling. Elke verdragstaat moet watergebieden aanwijzen voor

opname in een li jst van "watergebieden van internationale betekenis".

Voor België was dat: de Vlaamse Banken, het Zwin, De Blankaart, de

Schorren, de Galgenschoor en het Groot Buitenschoor, De Kalmthoutse

Heide en Les marais d'Harchies.

Vogelrichtli jn

2/04/1979 24/06/1979

Directive Oiseaux

2/04/1979 24/06/1979

Aan de basis van de richtli jn lag de ongerustheid over slachtpartijen

onder de trekvogels. Deze richtli jn heeft betrekking op de

instandhouding van alle natuurlijke in het wild levende vogelsoorten

in de lidstaten van de Europese Unie. Daarvoor worden speciale

beschermingszones (vogelrichtli jngebieden) ingesteld.

Bijzondere wet tot hervorming der

instell ingen 8/08/1980 1/10/1980Loi spéciale de réformes

institutionnelles 8/08/1980 1/10/1980Vlaamse, Waalse en Brusselse Gewesten worden gesticht en zijn

bevoegd voor het natuurbeleid.

Besluit van de Vlaamse Regering

houdende maatregelen inzake

natuurbehoud op de bermen

beheerd door publiekrechtelijke

rechtspersonen (Bermbesluit)

27/06/1984 1/01/1985

Arrêté de l 'Exécutif régional wallon

portant interdiction de l 'emploi

d'herbicides sur certains biens

publics27/01/1984 17/02/1984

deze besluiten beogen een natuurvriendelijk bermbeheer en zijn van

toepassing op bermen en taluds gelegen o.a. langs wegen en

waterlopen. Het Vlaamse besluit bevat een verbod op het gebruik van

biociden terwijl het Waalse besluit een verbod op herbiciden bevat.

/ / /

Décret de la Région wallonne relatif

aux parcs naturels 16/07/1985 22/12/1985

Dit decreet streeft naar een bescherming van de belangrijke

natuurwaarde van de parken in harmonie met de bevolkingsbehoeften

en de economische ontwikkeling.

/ / /

Arrêté de l 'Exécutif régional wallon

relatif à la protection des Zones

Humides d'Intérêt Biologique (ZHIB)8/06/1989 22/09/1989

ZHIB zijn (veen)moerassen of ti jdelijke of permanente, natuurlijke of

kunstmatige, stilstaande of lopende watergebieden van belangrijke

biologische waarde.

Bosdecreet van de Vlaamse

Regering 13/06/1990 8/10/1990 / / /

Het Bosdecreet regelt het behoud, de bescherming, het beheer, het

herstel alsook de aanleg van de bossen. Dit decreet is van toepassing

zowel op openbare als op privébossen.

Besluit van de Vlaamse regering

tot instell ing van een

vergunningplicht voor de

wijziging van vegetatie en van

lijn- en puntvormige elementen

(vegetatiebesluit)

4/12/1991 24/03/1992

Arrêté wallon relatif aux arbres et

haies remarquables

27/03/1985 6/05/1985

Met deze decreten moet de wijziging van kleine landschapselementen

voorzien zijn van een voorafgaande verplichte vergunning.

Habitatrichtli jn

21/05/1992 10/06/1992

Directive Habitat

21/05/1992 10/06/1992

Deze richtli jn heeft tot doel bij te dragen tot het behoud van de

biologische diversiteit in de lidstaten van de Europese Unie door het

instandhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

Daarvoor worden SBZ (habitatrichtli jngebieden) aangeduid.

Verdrag van de Verenigde Naties

inzake de biologische diversiteit

(Rio de Janeiro)5/06/1992 30/12/1993

Convention des Nations-Unies sur la

diversité biologique (Rio de Janeiro)

5/06/1992 30/12/1993

het verdrag heeft als doel de oorzaken van de vermindering van de

biodiversiteit aan de bron weg te nemen omwille van de ecologische,

genetische, sociale, economische, wetenschappelijke, educatieve,

culturele, recreatieve en esthetische waarden. Het verdrag heeft ook tot

doel de internationale, regionale en mondiale samenwerking te

bevorderen.

/ / /

Arrêté du Gouvernement wallon

organisant la protection des cavités

souterraines d’intérêt scientifique

(CSIS)

26/01/1995 28/03/1995

Met dit besluit worden de ondergrondse uithollingen beschermd voor

hun wetenschappelijke waarde.

Décret octroyant aux autorités

communales le droit d'édicter

des mesures complémentaires en

matière de conservation de la nature

6/04/1995 10/06/1995

Décret de la Région wallonne relatif

à la conservation des sites Natura

2000 ainsi que de la faune et de la

flore sauvages

6/12/2001 22/01/2002 

Besluit van de Vlaamse Regering

tot vaststell ing van de regelen

voor de voorlopige en definitieve

erkenning van regionale

landschappen

8/12/1998 20/01/1998 / / /

Een regionaal landschap is een samenwerkingsverband met als

doelstell ing de bevordering van de eigen identiteit van een streek, van

de natuurrecreatie en -educatie, van het natuurbehoud en -beheer en

van het herstel en aanleg van KLE.

/ / /

Décret modifiant le décret du 16

juil let 1985 relatif aux parcs

naturels (la charte paysagère)3/06/2008 11/08/2008

Met dit decreet worden de natuurparken verplicht om een

landschappelijk handvest op te stellen.

Bron van de Belgische datums: http://reflex.raadvst-consetat.be/reflex/?lang=nl

Bron van de Europese datums: http://conventions.coe.int/Treaty/Commun/ListeTraites.asp?CM=8&CL=ENG

donker blauw: Mondiale/Europese conventies

: Belgische federalisering

Decreet van de Vlaamse Overheid

betreffende het natuurbehoud en

het natuurlijk milieu

(natuurdecreet)

21/10/1997 20/01/1998

Deze decreten introduceren een nieuwe beleidsvisie voor het

natuurbehoud: het ecologisch netwerk. Naar de praktijk toe heeft zich

dit vertaald in de afbakening van het Vlaamse ecologisch netwerk

(VEN) en de Waalse Strucutre Ecologique Principale (SEP). De Natura

2000-gebieden maken deel uit van het Vlaamse en het Waalse

ecologisch netwerk.

Regionaal

kader

Nationaal

kader

NATUURBELEID: WETGEVING

Vlaanderen WalloniëBeschrijving

Tabel 7: Wetgeving over het landschap in het natuurbeleid (eigen verwerking)

Page 91: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

91

Figuur 20: Waalse kartering van de wegen waarop het late maaien van toepassing is

(bron: http://cartocit1.wallonie.be, 20/05/2012)

Page 92: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

92

Figuur 21: Waalse kartering van de uitzonderlijke bomen en hagen - AHREM

(bron: http://cartocit1.wallonie.be, 20/05/2012)

Page 93: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

93

Figuur 22: Erkend als natuurreservaat met het Vlaamse natuurdecreet van 1997

(bron: http://www.landen.be, 21/05/2012)

Page 94: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

94

Figuur 23: Het Ecologische netwerk in het studiegebied (bron: http://environnement.wallonie.be/cartosig/, 11/04/2012)

Page 95: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

95

6 DISCUSSIE

Tot nu toe werd de informatie over de fysische geografie, de landschapsbiografie en het

landschapsbeleid van het studiegebied afzonderlijk bekeken en geanalyseerd. De bedoeling

van dit hoofdstuk is de informatie van deze drie invalshoeken in verband te brengen met

elkaar om een synthetisch beeld van het studiegebied te verkrijgen en om gelijkenissen en

verschillen te identificeren.

6.1 Effecten van de ontwikkelingen doorheen de tijd langsheen de taalgrens

Landen en Hannuit liggen slechts op 10 km van elkaar en vertonen toch verschillen in hun

ontwikkeling doorheen de tijd.

Volgens Kempeneers (2000) zou de nederzettingskern van “Landen” een Keltische oorsprong

hebben (“Londhiniom”) en zou dus ouder zijn dan de nederzettingskern van Hannuit die

volgens Piton (1960) een Frankische afkomst heeft (“Haganuth”). De Romeinen vestigden

zich over het hele studiegebeid. Dit kan afgeleid worden uit opgravingen van villa’s in

Rumsdorp, Attenhoven, Landen, Sint-Gertrudis, Walsbets, Waasmont, Wezeren, Avernas-le-

Bauduin, Bertrée en Villers-le-Peuplier. Deze substructies werden blootgesteld maar zijn nu

niet meer zichtbaar. Wat wel nog zichtbaar is zijn de twee Romeinse tumuli van het

studiegebied: de “Bortombe” in Walsbets en de “Tombe d’Avernas” in Avernas-le-Bauduin.

De Romeinen bouwden ook wegen waarvan twee zich in het studiegebied kruisen, de weg van

Landen-Luik en de weg van Landen-Nijvel. Dit kruispunt zal in de Middeleeuwen als

vestigingspunt dienen voor de stad Landen. Toponiemen van Romeinse afkomst vindt men

voornamelijk ten zuiden van het studiegebied terug, namelijk “Avernas-le-Bauduin”, “Betrée”

en “Villers-le-Peuplier”. Ten noorden van het studiegebied domineren de Frankische

toponiemen, namelijk “Rumsdorp”, “Attenhoven” en “Wezeren”. Dit is een gevolg van de

verovering door de Franken van de slecht gekoloniseerde streken tijdens het verval van het

Romeinse Rijk in de 4de

eeuw. Landen zou gedurende de Frankische tijd een belangrijke

woonsite geweest zijn. Dit drukt zich uit door de aanwezigheid van drie castrale motten in het

studiegebied: de “Tombe van Pepijn”, de “Heynsberg” en “De Mot”. De “Tombe van Pepijn”

en de “Heynsberg” bevinden zich in het oude centrum van Landen, de actuele site “Sinte-

Gitter”. De molen “Rufferdinge” in de stad Landen zou ook teruggaan tot de Frankische

Page 96: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

96

periode. In de Middeleeuwen werden de steden van Landen en Hannuit gesticht. Op de

kabinetskaart van de Ferraris vertonen ze een gelijkaardig patroon. De stad van Hannuit werd

echter niet gekarteerd in de atlas van de Nederlandse steden opgemaakt door van Deventer

tussen 1550 en 1565. Landen werd circa 1200 gesticht, een eeuw vroeger dan Hannuit en zou

dus misschien in de tijd van de kartering door van Deventer een belangrijkere stad geweest

zijn. In de Middeleeuwen was er op het grondgebied van Hannuit geen watermolen in

tegenstelling tot de zes molens van het studiegebeid langs de Molenbeek in Landen. Het

riviernetwerk in Hannuit is inderdaad zeer gering. Het studiegebied op de kabinetskaart van

de Ferraris bevat twee constructies voorzien van een toponiem: de middeleeuwse hoeve

“Janshoven” in Walsbets en het 18de

-eeuwse kasteel van Villers-le-Peuplier. Uit al deze

informatie blijkt dat Landen een oudere en belangrijkere woonsite geweest is dan Hannuit.

Tijdens de industriële revolutie, liep de spoorweg van Brussel-Luik door Landen en werd in

1839 het station van Landen gebouwd. Dit nieuwe element gaat de evolutie van de stad erg

beïnvloeden. In dezelfde periode werden vanuit de stad Hannuit zes stralende steenwegen

aangelegd. De intensivering van de landbouw en de opkomst van de suikerbiet begin 19de

eeuw komt vooral tot uiting te Hannuit waar de goed gedraineerde plateaubodems beter

geschikt zijn voor intensieve landbouw. Deze situatie schakelt zich om met de landbouwcrisis

van eind 19de

eeuw waardoor de weilanden van de valleidorpen te Landen zich uitbreiden om

plaats te maken voor veeteelt. De spoorweg trekt de industrieën aan, de suikerfabriek

“Raymaeckers” vestigt zich aan de Betsveld, tussen de spoorlijnen van Landen. Sinds eind

20ste

eeuw worden de natte weilanden van het studiegebied meestal tot bos omgezet om als

natuur- of recreatiegebied te dienen. De grotere aanwezigheid van natte bodems in Landen

heeft tot gevolg dat tegenwoordig meer bossen het grondgebied bedekken dan in Hannuit. De

aanleg van de autosnelweg Brussel-Luik (E40) in de jaren 1960 brengt de ontsluiting van het

studiegebied en de boem van de suburbanisatie mee. Nieuwe dorpshuizen worden aan de rand

van de landbouwplateaus gebouwd waardoor dorpen hun traditioneel patroon verliezen. De

stadsuitbreiding van Landen heeft meer omvang gehad dan in Hannuit en is waarschijnlijk het

gevolg van een uitbreiding vanuit drie kernen: “Sint-Gertrudis” als oude kern, “Landen-

centrum” als middeleeuwse kern en “Sint-Norbertus” als industriële kern. Op het gewestplan

en het plan de secteur ziet men dat het geheel van het woongebied van de stad Landen al

opgevuld is terwijl dit niet het geval is voor Hannuit.

Page 97: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

97

6.2 Effecten van de wetgeving vóór de federalisering op het landschap

Vóór de federalisering van de staat is de wetgeving dezelfde voor heel België maar de

uitvoering ervan geeft niet altijd dezelfde resultaten voor Vlaanderen en Wallonië.

Een voorbeeld daarvan is de uitvoering van de wet van 1962 betreffende de ruimtelijke

ordening. In het studiegebied te Landen werden in totaal zestien gebieden bestemd voor

natuur en landschap, terwijl in Hannuit enkel vier gebieden gekozen werden voor natuur en

landschap (zie Figuur 17, p.79). Dit zou een gevolg zijn van twee feiten. Ten eerste gebeurde

de opmaak van de gewestplannen en plans de secteur pas na de eerste fase van de

federalisering, vanaf 1976, en dus individueel door de Vlaamse en Waalse overheden. Ten

tweede bestaan er in Landen meer natte bodems die vanaf eind 20ste

eeuw beplant werden met

loofbomen en die als recreatie- of natuurgebied dienen.

Met de wet monumenten en landschappen van 1931 werden in het begin gelijkaardige

monumenten beschermd in Landen en Hannuit, namelijk de middeleeuwse kerktorens van

Walsbets, Wezeren, Avernas-le-Bauduin en Hannuit. Na de federalisering en met het Vlaamse

monumentendecreet van 1976 werd de wet van 1931 enkel nog van toepassing voor

landschappen en dit tot het landschapdecreet van 1996. De omgeving van een beschermd

monument wordt dus in Vlaanderen sinds 1976 en tot 1996 afzonderlijk beschermd als

landschap. In Wallonië worden een monument en zijn omgevende landschap beschermd aan

de hand van eenzelfde besluit (zie Figuur 13, p.63).

6.3 Effecten van de wetgeving na de federalisering op het landschap

De wetgeving in het Vlaamse en Waalse Gewest steunt sinds de eerste fase van de Belgische

federalisering vaak op Europese conventies en vertoont dus over het algemeen eenzelfde

evolutie. Men kan echter drie belangrijke verschillen onderscheiden die de

landschapsontwikkeling beïnvloeden.

Een eerste verschil is de structuur van de wetgeving. De Vlaamse decreten heffen meestal de

oudere wetgeving op, terwijl de Waalse decreten voortbouwen via wijzigingen op de

nationale wetgeving (Van Hoorick, 2000). Figuur 24 (p.100) illustreert dit fenomeen voor de

wetgeving van het erfgoedbeleid. Wat betreft de ruimtelijke ordening werd de nationale wet

Page 98: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

98

van 1962 ook opgeheven door het Vlaamse decreet van 1999 dat over de organisatie van de

ruimtelijke planning handelt. Dit gebeurde ook voor het natuurbeleid waar de wet op het

natuurbehoud van 1973 opgeheven werd door het Vlaamse natuurdecreet van 1997.

Op de kaarten in dit onderzoek hebben we gezien dat de nieuwe Vlaamse decreten meestal

invloed hebben gehad op het landschap. Het monumentendecreet van 1976 leidde

bijvoorbeeld tot de rangschikking van talrijke vierkantshoeves in het studiegebied te Landen.

Te Hannuit werden geen vierkantshoeves beschermd. De evolutie van een beschermd

bouwkundig erfgoed wordt gestuurd wat belangrijke gevolgen kan hebben op het landschap.

Om rendabel te blijven moet tegenwoordig een hoeve voorzien zijn van moderne

infrastructuren. Als dat niet het geval is, wordt de hoeve niet meer functioneel voor landbouw.

Grégoire (persoonlijke mededeling, 23 februari 2012) zei dat het niet mogelijk is om rendabel

te blijven als men van een functionele boerderij een museum maakt. Bovendien is het

onderhoud van een beschermd erfgoed gebonden aan strikte maatregelen wat tot het verval

van de hoeve kan brengen. Een beschermde boerderij wordt dan op vaak herbestemd. Dit

fenomeen is belangrijk voor een agrarisch landschap zoals Haspengouw. Volgens Devillers

(persoonlijke mededeling, 21 maart 2012) is het nog niet duidelijk of de rangschikking een

meerwaarde of een minderwaarde is voor het beschermde erfgoed (zie Bijlage 30, p.132). Met

het landschapszorgdecreet van 2001 werd de site “Sinte-Gitter” ten zuidwesten van de stad

Landen aangeduid als ankerplaats. Het parkgebied “De Beemden” in Landen werd als

natuurreservaat erkend volgens het natuurdecreet van 1997. Het GRS van Landen werd

opgesteld sinds het planningsdecreet van 1996. Het stelt bij de landschappelijke structuur van

de gemeente Landen nieuwe concepten en visies zoals “open-ruimteverbindingen” voor,

terwijl de gewenste landschappelijke structuur in het SSC van Hannuit vooral op bestaande

begrippen zoals PIP en PPVR steunt. Al deze nieuwe decreten zijn een aanvang voor de

modellering van het landschap.

Op Figuur 24 (p.100) ziet men ook dat in Vlaanderen het landschap sinds 1996 een eigen

decreet kreeg. In het Vlaamse Gewest wordt het landschap als onroerend erfgoed beschermd

voor zijn natuurwetenschappelijke, historische, esthetische of sociaal-culturele waarden. In

Wallonië werd geen afzonderlijke decreet opgesteld voor het landschap. Het landschap

behoort tot het onroerende erfgoed dat globaal aangepakt wordt (Erneux, 1998). In het Waalse

Gewest wordt een onroerend erfgoed beschermd voor zijn historische, wetenschappelijke,

artistieke, sociale, technische, archeologische en landschappelijke waarde.

Page 99: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

99

Een tweede verschil is de manier waarop de wetgeving betreffende het landschap geïntegreerd

wordt in de ruimtelijke ordening. In Vlaanderen kan met het erfgoeddecreet van 2004 een

erfgoedlandschap geïntegreerd worden in een RUP of BPA. In Wallonië bestaat er geen

gelijkaardige instrument maar de wetgeving inzake het onroerend erfgoed werd sinds 1 april

1993 geïntegreerd in de CWATUPE, de ruimtelijke-ordeningswetgeving. De Waalse

ruimtelijke-ordeningswetgeving bevat talrijke instrumenten voor landschapsbeheer, -

bescherming en -herstel: RGBZPU, RGBSR, RCU, PPVR, PICHE, PIP, SAED, SAR, RU,

SRPE (zie Tabel 8, p.101). In het Vlaamse landschapsbeleid wordt het landschap

hoofdzakelijk bekeken in termen van traditionele landelijke landschappen en

erfgoedlandschappen (Koomen et al., 2002). In het Waalse landschapsbeleid worden zowel

stedelijke, landelijke, uitzonderlijke en gedegradeerde landschappen in aanmerking genomen

(Neuray et al., 2004; Direction générale opérationnelle, 2010). In die zin staat de definitie van

het landschap in Wallonië dichter bij de definitie van het landschap van de ELC dan in

Vlaanderen. In het studiegebied te Hannuit wordt de zorg voor alledaagse en stedelijke

landschappen onder andere uitgedrukt door het herstel van dorpshuizen in Bertrée, Crehen en

Villers-le-Peuplier (zie Figuur 19, p.81). Deze Waalse inrichtingsprojecten gebeuren meestal

op gemeentelijk niveau via een PCDR en met de participatie van de inwoners.

Een laatste verschil is de graad van decentralisatie en participatie in de Vlaamse en Waalse

wetgeving. In Wallonië worden sinds 1989, met het decreet “décentralisation et

participation”, SSC en RCU op gemeentelijk niveau opgesteld en dit met de participatie van

de inwoners. In Vlaanderen werd het subsidiariteitsbeginsel in 1996 met het planningsdecreet

ingevoerd. Verder kunnen de Waalse gemeenten sinds het plattelandsontwikkelingsdecreet

van 1991, PCDR opstellen met de participatie van hun inwoners. De Waalse gemeenten

kregen met het decreet van 1995 over het natuurbehoud, de gelegenheid om onder andere SEP

op gemeentelijk niveau op te stellen. In 2009 werd de SEP van de gemeente Hannuit

opgesteld (zie Bijlage 26 en 27, p.130). In Wallonië wordt de participatie van de bevolking

ook aangemoedigd door de sensibilisering van het landschap. De CPDT en de FRW zijn twee

instellingen die daaraan werken. De CPDT ligt aan de basis van de verkenning en afbakening

van de territoires paysagers. Een tweede stap van deze verkenning was de opmaak van

landschapsatlassen (Atlas des paysagers de Wallonië) waarin de landschapskarakteristieken,

de inzetten en de beleidswenselijkheden van de territoires paysagers uitgelegd zijn. Deze

werden ontworpen als instrument van kennis, sensibilisering en beheer van het landschap. De

Vlaamse landschapsatlas wordt sinds de wijziging van het landschapsdecreet in 2001,

Page 100: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

100

officieel gebruikt als landschapsbeheerinstrument. In deze landschapsatlas wordt de nadruk

voornamelijk gelegd op de afbakening van landschappen, namelijk relicten van traditionele

landschappen en ankerplaatsen en minder op de beschrijving van de

landschapskarakteristieken ervan. Andere publicaties van de CPDT die dezelfde

sensibiliseringdoelstelling volgen zijn: “Pour une meilleure prise en compte du paysage”1 en

“Construire le paysage de demain”2. De FRW publiceerde onder andere “Conseils pour

l’intégration paysagère des bâtiments agricoles”3.

Figuur 24: Verschillen in de wetgeving van de twee gewesten (eigen verwerking)

1 http://cpdt.wallonie.be/fr/node/132

2 http://dgo4.spw.wallonie.be/dgatlp/dgatlp/Pages/DAU/Pages/Paysage/actualites.asp

3http://www.vd.ch/fileadmin/user_upload/themes/territoire/construction/hors_zones/fichiers_doc/Wallonie_bati

ments_agricoles_integration_paysagere.pdf

Page 101: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

101

Natio

nale

wet

van

1962

vero

rden

de p

lan,

afdw

ingb

aar e

n

best

rijdb

aar

kade

rsch

ema

voor

het

bel

eid

en d

e pla

nnin

g

vero

rden

de p

lan,

afd

wing

baar

en

best

rijdb

aar

vero

rden

ing,

afdw

ingb

aar e

n

best

rijdb

aar

advi

esor

gaan

kade

rsch

ema

voor

het

bel

eid

en d

e pla

nnin

g

vero

rden

de p

lan,

afd

wing

baar

en

best

rijdb

aar

vero

rden

ing,

afdw

ingb

aar e

n

best

rijdb

aar

advi

esor

gaan

Sché

ma

de D

ével

oppe

men

t de

l'Esp

ace R

égio

nal (

SDER

)Pl

ans d

e sec

teur

(PdS

)

Règl

emen

ts

Régi

onau

x

d'Ur

bani

sme

(RRU

)

Ruim

telij

k

Stru

ctuu

rpla

n

Vlaa

nder

en

(RSV

)

Gewe

stpl

anne

n/

Ruim

telij

ke U

itvoe

rings

plan

nen

(RUP

)

Sted

enbo

uwku

ndig

e

Vero

rden

inge

n (S

V)

sted

elijk

e, la

ndel

ijke,

uitzo

nder

lijke

, alle

daag

se,

gede

grad

eerd

e lan

dsch

appe

n

PPVR

, PIC

HE, P

IPRG

BZUP

, RGB

SRBu

iteng

ebie

den

Land

scha

ppel

ijke w

aard

evol

le ge

bied

en/

Erfg

oedl

ands

chap

pen

/

Prov

inci

aal

Ruim

telij

k

Stru

ctuu

rpla

n

(PRS

)

Prov

inci

ale R

uim

telij

ke

Uitv

oerin

gspl

anne

n (P

RUP)

Prov

inci

ale

Sted

enbo

uwku

ndig

e

Vero

rden

inge

n (P

SV)

Open

ruim

ten

Erfg

oedl

ands

chap

pen

/

Sché

ma

de St

ruct

ure

Com

mun

al (S

SC)

Gem

eent

elijk

Ruim

telij

k

Stru

ctuu

rpla

n

(GRS

)

Gem

eent

elijk

e Rui

mte

lijke

Uitv

oerin

gspl

anne

n (G

RUP)

Gem

eent

elijk

e

Sted

enbo

uwku

ndig

e

Vero

rden

inge

n (G

SV)

sted

elijk

e, la

ndel

ijke,

uitzo

nder

lijke

, alle

daag

se en

gede

grad

eerd

e lan

dsch

appe

n

Open

ruim

ten

Erfg

oedl

ands

chap

pen

/

Plan

s Com

mun

aux d

'Am

énag

emen

t (PC

A)Bi

jzond

ere P

lann

en va

n Aa

nleg

(BPA

)

/RC

U/

/

Code

Wall

on d

e l'A

mén

agem

ent d

u Te

rrito

ire, d

e l'U

rban

isme,

du

Patr

imoi

ne e

t de

l'Ene

rgie

(CW

ATUP

E)Vl

aam

se C

odex

Rui

mte

lijke

Orde

ning

(VCR

O)

Regio

naal

nive

au

Plan

s rég

iona

ux/

Stre

ekpl

anne

n (*

)

Plan

s de s

ecte

ur/

Gewe

stpl

anne

n

Com

mis

sion

Régi

onal

e

d'Am

énag

emen

t

du Te

rrito

ire

(CRA

T)

Vlaa

mse

Com

mis

sie v

oor

Ruim

telij

ke

Orde

ning

(VLA

CORO

)

GROE

N = l

ands

chap

sbel

eid

Prov

inci

ale

Com

mis

sie v

oor

Ruim

telij

ke

Orde

ning

(PRO

CORO

)

Gem

eent

elijk

nive

au

Plan

gén

éral

d'am

énag

emen

t/

Alge

mee

n Pl

an va

n

Aanl

eg (*

*)

/Rè

glem

ents

Com

mun

aux

d'Ur

bani

sme

(RCU

)

Com

mis

sion

Cons

ulta

tive

com

mun

ale

d'Am

énag

emen

t

du Te

rrito

ire et

de

la M

obili

(CCA

TM)

Gem

eent

elijk

e

Com

mis

sie v

oor

Ruim

telij

ke

Orde

ning

(GEC

ORO)

Loka

al ni

veau

Plan

s Par

ticul

iers

d'Am

énag

emen

t (PP

A)/

Bijzo

nder

e Pla

nnen

van

Aanl

eg (B

PA)

/

Prov

incia

al

nive

au/

//

/

//

/

(*) w

erde

n al

s soc

io-e

cono

mis

che k

ader

plan

ner v

oorz

ien,

wer

den

niet

opg

este

ld.

(**)

maa

r enk

ele w

erde

n ge

maa

kt.

Tabel 8: Vergelijkende organigram van de ruimtelijke ordening (eigen verwerking)

Page 102: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

102

7 CONCLUSIE

In deze masterproef werd nagegaan of er binnen eenzelfde geografische streek, namelijk

Droog Haspengouw, een differentiële landschapsontwikkeling ontstond in het studiegebied

langsheen de Belgische taalgrens en werd onderzocht welke drijvende krachten aan de basis

daarvan liggen en of de verschillen in landschapsbeleid een effect hebben op het landschap.

De resultaten tonen een differentiële landschapsevolutie tussen Landen en Hannuit. Hannuit is

stabieler doorheen de tijd dan Landen. Men heeft gezien dat Landen en woeligere

geschiedenis gekend heeft dan Hannuit. De drijvende kracht daarvan zou voornamelijk de

geografische ligging van Landen zijn.

Een eerste gevolg van de geografische ligging is de nederzettingsontwikkeling. Terwijl de

Romeinen hun villa’s op de plateaus bouwden, zochten de Franken, de grondleggers van het

huidige nederzettingspatroon, valleisites om zich te vestigen. Landen met zijn rijker

riviernetwerk zou aantrekkelijker geweest zijn dan Hannuit. Deze nederzettingsvoorkeur

drukt zich uit op de kabinetskaart van de Ferraris waar de dorpen te Landen, namelijk

Walshoutem, Waasmont en Attenhoven groter zijn dan te Hannuit.

Een tweede gevolg van de geografische ligging is de aanleg van de spoorweg in Landen en

niet in Hannuit. De komst van de spoorweg heeft de fysionomie en de functie van de stad

Landen grondig beïnvloed. Industrieën vestigden zich begin 20ste

eeuw in Landen en eind van

dezelfde eeuw in Hannuit. Verder leidde de bouw van het station tot de ontwikkeling van een

tweede kern in Landen: de stationswijk “Sint-Norbertus”, die een invloed gehad heeft op de

omvang van de suburbanisatie.

Een derde gevolg van de fysisch-geografische ligging is de bodemgesteldheid. Goed

gedraineerde zandige gronden zoals in Hannuit zijn minder gevoelig aan veranderingen in

bodemgebruik en zijn stabieler gebleven doorheen de tijd. De minder goed gedraineerde

kleiige gronden van Landen werden einde 19de

eeuw met de landbouwcrisis, tot weiland

omgevormd en in de 20ste

eeuw beplant met loofbomen. Deze gebieden krijgen veel aandacht

in het landschaps- en natuurbeleid.

Page 103: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

103

Dit alles is de werking van een spontane landschapsontwikkeling. Een gestuurde

landschapsontwikkeling door de beleidsdomeinen, namelijk erfgoedbeleid, ruimtelijke

ordening en natuurbeleid drukt zich in het studiegebied echter ook uit.

Het erfgoedbeleid door de rangschikking van monumenten, landschappen en dorpsgezichten

heeft een invloed op de landschapsevolutie en dus ook -differentiatie. Het type en het aantal

geklasseerde monumenten is bepalend voor het landschap. In het studiegebied te Landen

werden gesloten hoeves bijna in elke dorp beschermd. De toekomstige functie van dit erfgoed

kan in zekere mate het landschap beïnvloeden. Beschermde landschappen kunnen evolueren

tot gemodelleerde sites.

De structuurplannen van de ruimtelijke ordening zijn ook zeer beïnvloedend. De visie van het

RSV op het landschap is diepgaand bestudeerd. Traditionele en gave landschappen, markante

terreinovergangen, structurerende elementen, bakens en open-ruimtecorridors worden

gewaardeerd in het RSV. De visie op het landschap in het SDER is minder uitgesproken. Het

SDER onderscheidt de te waarderen landschapscomponenten en de te integreren elementen in

het landschap. Dit verschil vindt men ook terug op gemeentelijk niveau, in het GRS van

Landen en het SSC van Hannuit.

Het gebied dat door het natuurbeleid als natuurgebied wordt bestemd is ook bepalend voor de

landschapsevolutie. Zoals we gezien hebben is Landen rijker aan natte gronden en

bosgebieden waardoor op zijn grondgebied een natuurreservaat erkend werd. In Hannuit

werden waardevolle biologische gebieden (SGIB) afgebakend. Ze zijn echter van kleinere

omvang omdat de oppervlakte aan bos en natte weiland in Hannuit geringer is.

Droog Haspengouw heeft specifieke landschapskarakteristieken met echter lokale

verscheidenheden die op grote schaal hun belang hebben in de landschapbiografie en -

evolutie van een gebied. Uit dit onderzoek kan afgeleid worden dat, gekoppeld aan lokale

fysisch-geografische verscheidenheden, het verschil in landschapsbeleid tussen Vlaanderen en

Wallonië, een differentiële landschapsontwikkeling langsheen de taalgrens kan en zal

beïnvloeden.

Page 104: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

104

8 REFERENTIELIJST

8.1 Literatuurbronnen

Agora (2012) Schéma de Structure Communal de Hannut. http://www.agora-

urba.eu/ftp/ssc_hannut/

Allaert, G. (2009) Ruimte en Planning. Van planningstheorie tot Vlaamse planningspraktijk.

Gent: Academia Press.

Antrop, M. (2007) Perspectieven op het landschap. Gent: Academia Press.

Antrop, M., Belayew, D., Droeven, E., Feltz, C., Kummert, M., Van Eetvelde, V. (2004)

“Landscape research in Belgium”. Belgeo. 2-3, 209-222.

Antrop, M., De Facq, F., De Richter, B. (1985) De open ruimte in Vlaanderen.

Exploratiepakket 5. Haspengouw: een geografisch-landschappelijke en biologische

verkenning. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

Antrop, M., De Maeyer, P., Vandermotten, C., Beyaert, M. (2006) België in kaart. De

evolutie van het landschap in drie eeuwen cartografie. Tielt: Lannoo.

Antrop, M., Van Eetvelde, V., Janssens, J., Martens, I., Van Damme, S. (2002) Traditionele

Landschappen Vlaanderen: kenmerken en beleidswenselijkheden. Universiteit Gent, Faculteit

Wetenschappen, Vakgroep Geografie.

Belayew, D., Froment, A., Hallet, C., Orban-Ferauge, F., van der Kaa, C. (1996) Etat de

l’Environnement Wallon. Paysage. Ministère de la Région Wallonne. Direction générale des

Ressources naturelles et de l’Environnement.

Bruneel, C. (1989) Architecture rurale de Wallonie. Hesbaye brabançonne et pays de Hannut.

Liège et Bruxelles: Editions Mardaga.

Ceder, T. (2010) L'aménagement du territoire. La planification et la réglementation

communale en matière d'aménagement du territoire. Union des Villes et Communes de

Wallonië asbl (UVCW).

Page 105: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

105

Charlier, J., Charlier-Vanderschraege, D., De Koninck, R. (1998) Le grand Atlas. Bruxelles:

De Boeck & Larcier.

Claes, S., Gullentops, F. (2001) Toelichting bij de Geologische kaart van België - Vlaams

Gewest: Kaartblad 33 Sint-Truiden (Schaal 1:50.000). Belgische Geologische Dienst en

Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie.

Council of Europe (1985) Convention for the Protection of the Architectural Heritage of

Europe, 21/10/1985. http://conventions.coe.int/Treaty/EN/Treaties/Html/121.htm

Council of Europe (1992) European Convention on the Protection of the Archaeological

Heritage (Revised), 16/01/1992. http://conventions.coe.int/Treaty/EN/Treaties/Html/143.htm

Council of Europe (2000) European Landscape Convention. Firenze, 20/10/2000.

http://conventions.coe.int/Treaty/en/Treaties/html/176.htm

Delnoy, M. (2007) CWATUP expliqué. Liège: Edi Pro.

De Coene, K., Ongena, T., Stragier, F., Vervust, S., Bracke, W., De Maeyer, P. (2012)

“Ferraris, the Legend”. The Cartographic Journal. 49, 30-42.

De Jonghe, J. (2008) Ruimtelijke ordening, stedenbouw en onroerende goederen. Mechelen:

Wolters Kluwer.

De Keyser, R., Van Ermen, E., Leclerq, H. (1983) Atlas van de wereldgeschiedenis. Leuven:

Wolters.

De Maeyer, P. (2008) Cartografie. Gent: Academia Press.

De Maeyer, P., De Vliegher, B. (2002) Inleiding tot de Cartografie. Gent: Academia Press.

De Witte, C., Neuray, C., Nielsen, M., Pons, T., Van der Kaa, C., Godart, M-F., Feltz, C.

(2009). Atlas des Paysages de Wallonie, 2. Les Plateaux brabançon et hesbignon . La

Conférence Permanente du Développement Territorial (CPDT), Ministère de la Région

wallonne. Liège: imprimerie Snel.

Page 106: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

106

Direction générale opérationnelle (2010) Schéma de développement de l'espace régional.

Aménagement du territoire, Logement, Patrimoine et Energie - Développement territorial en

Wallonië. http://developpement-territorial.wallonie.be/pages/Telechargements.html

Donni, R. (1972) Landen in oude prentkaarten. Zaltbommel: Europese bibliotheek.

Droeven, E., Feltz, C., Kummert, M. (2004) Les territoires paysagers de Wallonië. Etudes et

documents, série CPDT 4. Ministère de la Région wallonne. Direction générale de

l’aménagement du territoire, du logement et du patromoine.

Dubois, C. (2010) Stratégie et instruments pour une politique régionale en Wallonië.

Doctoraatscriptie. Université de Liège, Gembloux Agro-Bio Tech.

Erneux, P.Y. (1998) Pratique notariale et droit administratif: aménagement du territoire,

environnement et opérations immobilières des pouvoirs locaux. Bruxelles: De Boeck &

Larcier.

Fisch, S. (2008) National Approaches to the governance of historical heritage over time: a

comparative report. Amsterdam: IOS Press.

Gerrebos, Y. (2009) “Plaidoyer pour les vieux arbres”. Les Cahiers de l’Urbanisme. 72, 91-

97.

Geschied- en Heemkundige Kring van Landen v.z.w. (1989) Kulturele en toeristische kijk op

Groot-Landen. Ons Landens Erfdeel 36.

Gorissen, I. (2011) Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan RuilRUP. Memorie van

toelichting. Tritel - Spatial Planning & Design.

Gysseling, M. (1960) Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-

Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226). Digitale editie en databank:

http://www.wulfila.be/tw/

Halleux, J.-M. (2004) Rapport final de la subvention 2003-2004. Thème 3.1: Reconstruire la

ville sue la ville. Recyclage des espaces dégradés. Ministère de la Région wallonne,

Conférence Permanente du Développement Territorial (CPDT).

Page 107: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

107

Haumont, F. (1996) L’urbanisme - Région wallonne. Bruxelles: De Boeck & Larcier.

Käykhö, N., Skanes, H. (2006) “Change trajectories and key biotopes - Assessing landscape

dynamics and sustainability”. Landscape and Urban Planning. 75, 300-321.

Kempeneers, P. (2000) Leven in Landen. Een toponymisch-geschiedkundige studie. Winksele:

Drukkerij Orientaliste.

Klemm (de), C. (1997) L'analyse comparative de l'efficacité des législations de protection de

la flore sauvage en Europe. Strasbourg: Conseil de l’Europe.

Kolen, J. (2007) “De biografie van het landschap”. Vitruvius. 1, 14-18.

Koomen, A.J.M, Wascher, D.M., Antrop, M. (2002) Aspecten van succes en falen van het

landschapsbeleid. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Alterra-

rapport 426.

Langran, G. (1993) Time in Geographic Information Systems. London and Washington, DC:

Taylor & Francis.

Marissal, P., Lockhart, P.M., Van Hamme, G., Vandermotten, C. (2007) Atlas van België:

Deel 1: Politieke Geografie. Gent: Academia Press.

Michielsens, A. (2007) Notarieel Wetboek. Mechelen: Wolters Kluwer.

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2005) Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en

bos. Regio Haspengouw en Voeren. Gewenste Ruimtelijke structuur.

http://www.rsv.vlaanderen.be/nl/planningsprocessen/Buitengebied/HaspengouwVoeren.html

Moniteur belge (1987) Décret du 17 juillet 1987 relatif à la protection du patrimoine culturel

immobilier de la Communauté Française, 30/09/1987.

http://archive.pfwb.be/99180RBEI037845

Moniteur belge (1992) Décret relatif aux monuments, aux sites et aux fouilles, 01/01/1992.

http://wallex.wallonie.be/PdfLoader.php?type=doc&linkpdf=1540-1511-869

Page 108: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

108

Moniteur belge (1995a) Arrêté du Gouvernement wallon organisant la protection des cavités

souterraines d’intérêt scientifique (CSIS), 18/03/1995.

http://wallex.wallonie.be/PdfLoader.php?type=doc&linkpdf=6873-6146-3253

Moniteur belge (1995b) Décret octroyant aux autorités communales le droit d’édicter des

mesures complémentaires en matière de conservation de la nature, 10/06/1995.

http://wallex.wallonie.be/PdfLoader.php?type=doc&linkpdf=6903-6174-1964

Moniteur belge, (1999) Décret relatif à la conservation et à la protection du patrimoine,

22/05/1999.

http://www.unesco.org/culture/natlaws/media/pdf/belgium/belgique_wal_decret1avrl1999_cn

servtionprotctn.freorof.pdf

Neuray, C., van der Kaa, C., Rousseaux, V. (2004) Pour une meilleure prise en compte des

paysages. Plaquette, série CPDT 4. Ministère de la Région wallonne. Direction générale de

l’aménagement du territoire, du logement et du patromoine.

Nuijens, J., Moris, M. (2003) Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Landen. Stad Landen &

Technum nv.

Nyssen, J. (2010) Regionale Geomorfologie. Deel 1 – België en omliggende gebieden.

Syllabus. Universiteit Gent, Faculteit Wetenschappen, Vakgroep Geografie.

Piton, E. (1960) Histoire de la ville de Hannut suivie d'une notice sur les découvertes

archéologiques faites récemment à Landen. Bruxelles.

Piton, E. (1951) Histoire de la ville de Landen. Gembloux: Imprimerie J. Duculot.

Provincie Vlaams-Brabant (2004) Structuurplan Vlaams-Brabant.

http://www.vlaamsbrabant.be/wonen-milieu/wonen-en-ruimtelijke-ordening/structuurplan-

uitvoeringsplannen/ruimtelijk-structuurplan-vlaams-brabant/publicatie-structuurplan-

integraal-kaart.jsp

Sancy, M. (2000) “La protection conventionnelle des espaces naturels en Belgique”. In:

Giraudel, C. (Ed.) La protection conventionnelle des espaces naturels. Limoges: Presses

Universitaires de Limoges, pp. 173-199.

Page 109: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

109

Taymans, J. (2009) Plan Communal de Développement de la Nature de Hannut (PCDN).

Présentation de l’inventaire du patrimoine naturel. Université de Liège. Faculté Universitaire

des Sciences Agronomiques de Gembloux, Laboratoire d’Ecologie.

Thoen, E. (2011) Historische Geografie. Syllabus. Syllabus. Universiteit Gent, Faculteit

Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Geschiedenis.

Uyttenhoven, P., Notteboom, B., Vanbelleghem, D., Van Bouwel, I., Massart, J., Charlier, G.,

Kempenaers, J. (2006) Recollecting landscapes: herfotografie, geheugen en transformatie:

1904-1980-2004. Gent: A&S Books.

Van Eetvelde, V. (2007) Van geografische strekenkaart tot landschapsdatabank. Gebruik van

GIS, informatietheorieën en landschapsmetrieken voor het karakteriseren van landschappen,

toegepast op België. Doctoraatscriptie. Universiteit Gent, Faculteit Wetenschappen, Vakgroep

Geografie.

Van Eetvelde, V., Antrop, M. (2009a) “A stepwise multi-scaled landscape typology and

characterization for trans-regional integration, applied on the federal state of Belgium”.

Landscape and Urban Planning. 91, 160-170.

Van Eetvelde, V., Antrop, M. (2009b) “Indicators for assessing changing landscape character

of cultural landscapes in Flanders (Belgium)”. Land Use Policy. 26, 901-910.

Van Eetvelde, V., Antrop, M. (2011) “Caractérisation interrégionale des paysages de la

Belgique”. EchoGéo [en ligne]. 15.

Van Eetvelde, V., Van De Velde, L., Sevenant, M., Antrop, M. (2010) Landschapskunde,

Excursie. Haspengouw, Meldert – Hoegaarden, Landen, Vallei van de Jeker – Geer,

Tongeren, Alden – Biesen, Krijtland van Millen. Excursiebundel. Universiteit Gent, Faculteit

Wetenschappen, Vakgroep Geografie.

Van den Wijngaert, M. (2012) D'une Belgique unitaire à une Belgique fédérale. 40 ans

d’évolution politique des communautés et des régions (1971-2011). Gent: Drukkerij New

Goff.

Van Hecke, E., Antrop, M., Schmitz, S., Sevenant, M., Van Eetvelde, V. (2010). Atlas van

België - deel 2. Landschap, platteland en landbouw. Gent: Academia Press.

Page 110: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

110

Vanheule, D. (2001) Wetboek publiek recht. Deel 4. Monumenten, Landschappen, Gezichten,

Ruimtelijke Ordening en stedenbouw, Leegstand, Bewoning, Onteigening . Antwerpen: Maklu

Uitgevers.

Van Hoorick, G. (2000) Juridische aspecten van het natuurbehoud en de landschapszorg.

Antwerpen - Groningen: Intersentia.

Van Hoorick, G. (2006) Handboek Notarieel Bestuursrecht. Antwerpen - Oxford: Intersentia.

Ville de Hannut (1995a) Règlement Communal d’Urbanisme.

http://docum1.wallonie.be/DOCUMENTS/RCU/Liege/64034-RCU-0001-01-PRES-01-01.pdf

Ville de Hannut (1995b) Schéma de Strcuture.

http://docum1.wallonie.be/DOCUMENTS/SSC/Liege/64034-SSC-0001-01-PRES-01-01.pdf

Vilken, R. (1995) Hannut et sa région au début du siècle. Liège-Stavelot: presses

Chauveheid.

Vlaamse Overheid (2011) Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Departement Ruimtelijke

Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. Ruimtelijke planning.

http://www.rsv.vlaanderen.be/nl/overRsv/index.html

Zanders, J. (2004) “Landschapszorg krijgt plaats in ruimtelijke ordening”. De Tijd,

29/01/2004. http://www4dar.vlaanderen.be/sites/svr/Pages/2004-02-01-

landschapszorg.aspx#nowhere

8.2 Internetbronnen

Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (Agiv). Onroerend Erfgoed. http://geo-

vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/landschapsatlas/#. 19/05/2012.

Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (Agiv). Recht van voorkoop -

Ruilverkavelingen. http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/rvv/#. 29/05/2012.

Page 111: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

111

Agentschap voor natuur en bos. Opbouw en doelstelling van VEN en IVON.

http://www.natuurenbos.be/nl-

BE/Natuurbeleid/Natuur/VEN_en_IVON/Opbouw_en_doelstelling.aspx. 20/05/2012.

Biodiversité en Wallonië. Rechercher un site intéressant ou protégé.

http://biodiversite.wallonie.be/fr/rechercher-un-site-interessant-ou-

protege.html?IDC=2828&search=true&TYPE_SGIB=sgib&CODE_SITE=&NOM_SITE=&

COMMUNE=Hannut&PROVINCE=&CANTONNEMENT=&CATEGORIE_JURIDIQUE=

&TEXT=. 31/03/2012.

Biodiversité en Wallonië. La structure écologique principale (SEP).

http://biodiversite.wallonie.be/fr/structure-ecologique-principale.html?IDC=2997.

31/03/2012a.

Biodiversité en Wallonië. Les sites de grand intérêt biologique (SGIB).

http://biodiversite.wallonie.be/fr/sgib-sites-de-grand-interet-biologique.html?IDC=824.

31/03/2012b.

Biodiversité en Wallonië. La convention bords des routes.

http://biodiversite.wallonie.be/fr/la-convention.html?IDC=3661. 7/05/2012.

Développement territorial en Wallonië. Le plan de secteur. http://developpement-

territorial.wallonie.be/PDS.html. 20/04/2012.

Direction générale opérationnelle - Aménagement du territoire, Logement, Patrimoine et

Energie (DGO4). Le règlement général sur les zones protégées en matière d'urbanisme

(RGB/ZPU).

http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/DGATLP/Pages/DAU/Pages/AT_et_Urbanisme/AT_

Urb_RGB_ZPU.asp. 20/03/2012.

Direction générale opérationnelle - Aménagement du territoire, Logement, Patrimoine et

Energie (DGO4). Le règlement général sur les bâtisses en site rural (RGBSR).

http://dgo4.spw.wallonie.be/dgatlp/dgatlp/pages/dau/pages/at_et_urbanisme/AT_Urb_RGBS

R.asp. 20/03/2012.

Page 112: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

112

Direction générale opérationnelle - Aménagement du territoire, Logement, Patrimoine et

Energie (DGO4). Applications de consultation des données de la DGO 4.

http://dgo4.spw.wallonie.be/dgatlp/dgatlp/Pages/Observatoire/Pages/DirOHG/Geomatique/W

ebGIS/index.asp. 03/05/2012.

Direction générale opérationnelle - Aménagement du territoire, Logement, Patrimoine et

Energie (DGO4). Patrimoine (Biens classés et Zones de protection).

http://lampspw.wallonie.be/dgo4/site_thema/index.php. 19/05/2012.

Fédération Inter-Environnement-Wallonië. Quand les SAER (ex SAED) deviennent SAR.

http://www.iewonline.be/spip.php?article1278. 12/03/2012.

Fédération des Parcs naturels de Wallonië. Parcs Naturels. Découvrez-les.

http://www.fpnw.be/uploads/6/7/8/1/6781850/folder_final_fr_leger.pdf. 1/04/2012.

Fondation Rurale Wallonië (FRW). Opération de Développement Rural (ODR).

http://www.frw.be/index.php?id=80. 4/05/2012.

Landen, 4-Provincienstad. Planning. http://www.landen.be/fb111vdvb529xkq1wlo47.aspx.

24/03/2012.

Landen, 4-Provincienstad. Toerisme: Natuurgebied.

http://www.landen.be/fb111igcc491jqv1wlo201.aspx. 21/05/2012.

Natuurpunt. De Beemden. http://www.natuurpunt.be/nl/de-natuur-in/natuurgebied-de-

beemden_309.aspx. 21/05/2012.

Onroerend Erfgoed. Bescherming. http://onroerenderfgoed.ruimte-

erfgoed.be/Default.aspx?tabid=14813&language=en-US. 2/05/2012.

Onroerend Erfgoed. Varend & maritiem erfgoed. http://www.vioe.be/materie/varend-

maritiem-erfgoed/. 3/05/2012.

Onroerend Erfgoed. Databank beschermd erfgoed. http://onroerenderfgoed.ruimte-

erfgoed.be/Default.aspx?tabid=14603&language=en-US. 19/05/2012.

Page 113: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

113

Onroerend Erfgoed. De inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde.

http://www.vioe.be/aanbod/inventarissen/de-inventaris-van-houtige-gewassen-met-

erfgoedwaarde/. 20/05/2012.

Portail Cartographique de la Région Wallone. Patrimoine naturel.

http://cartocit1.wallonie.be/pw/index.jsp. 20/05/2012.

Portail Environnement de la Wallonië. Département de la Nature et des Forêts. Direction de la

nature. La conservation de la nature et les communes. Les Plans communaux de

développement de la Nature (PCDN).

http://environnement.wallonie.be/dnf/dcnev/consnat/PCDN.htm. 6/05/2012.

Portail SIG - DGARNE. Inventaire des jeux de données géographiques de la DGARNE.

http://environnement.wallonie.be/cartosig/Inventaire_Donnees/Internet/DGRNE/liste_datasets

_internet_dgrne.asp. 11/04/2012.

Regionale Landschappen in Vlaanderen. Zuid-Hageland.

http://www.regionalelandschappen.be/. 7/05/2012.

8.3 Cartografische bronnen

Agiv (2011) Gewestplan Tienen-Landen (1978). 1:10.000. http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-

vlaanderen/gwp/#

Catalogue des services ArcGIS (2009-2010) Orthoimages.

http://cartocit2.wallonie.be/arcgis/rest/services/INFRASIG/ORTHOS_2009_2010/MapServer

Deventer (van), J. (1550-1565) Stad Landen (Provincie Luik) met Rumsdorp, Attenhoven en

Hensberg. http://lucia.kbr.be/mapview/index.php?image=/deventer/1588361.imgf

DGO4 (2011) Plan de Secteur Huy-Waremme (1981). 1:10.000.

http://dgo4.spw.wallonie.be/dgatlp/dgatlp/Pages/Observatoire/Pages/DirOHG/Geomatique/W

ebGIS/index.asp

Page 114: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

114

Ferraris (de), J. (1770-1778) Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden. Landen,

kaartblad 133/2. 1:25.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie,

Universiteit Gent]

Ferraris (de), J. (1770-1778) Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden. Landen,

kaartblad 133/4. 1:25.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie,

Universiteit Gent]

Ferraris (de), J. (1770-1778) Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden. Hannut,

kaartblad 134/2. 1:25.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie,

Universiteit Gent]

Militair Cartografisch Instituut (1935), Topografische kaart van België. Hannut, kaartblad

41/2. 1:20.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie, Universiteit

Gent]

Militair Cartografisch Instituut (1935), Topografische kaart van België. Montenaeken,

kaartblad 41/1. 1:20.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie,

Universiteit Gent]

Militair Cartografisch Instituut (1937), Topografische kaart van België. Landen, kaartblad

33/5. 1:20.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie, Universiteit

Gent]

Militair Cartografisch Instituut (1938), Topografische kaart van België. Saint-Trond,

kaartblad 33/6. 1:20.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie,

Universiteit Gent]

NASA-USGS (2000) Shuttle Radar Topography Mission - Didital Elevation Model (SRTM -

DEM). http://srtm.csi.cgiar.org/

Nationaal Geografisch Instituut (2000) Topografische kaart van België. Landen-Sint-Truiden,

kaartblad 33/5-6. 1:20.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie,

Universiteit Gent]

Page 115: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

115

Nationaal Geografisch Instituut (2000) Topografische kaart van België. Hannut-Geer,

kaartblad 41/1-2. 1:20.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie,

Universiteit Gent]

Nationaal Geografisch Instituut (2002) Topografische kaart van België. X Lambert 72

linksboven: 190.000 meter, Y Lambert 72 linksboven: 165.000 meter. 1:50.000.

http://cartogis.ugent.be/bdewit/TOPO/index.php

SPW-DGARNE (2011) Carte géologique de Wallonië. Landen-Sint-Truiden 33/5-6.

http://environnement.wallonie.be/cartosig/cartegeologique/consultation_en_ligne.htm#

SPW-DGARNE (2011) Carte géologique de Wallonië. Hannut-Montenaeken, 41/1-2.

http://environnement.wallonie.be/cartosig/cartegeologique/consultation_en_ligne.htm#

Vander Maelen, P. (1846-1854) Topografische kaart van België, Léau, kaartblad 9. 1:20.000.

[Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie, Universiteit Gent]

Vander Maelen, P. (1846-1854) Topografische kaart van België, Avennes, kaartblad 18.

1:20.000. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie, Universiteit Gent]

Vander Maelen, P. (1851) Topografische kaart van België, Hannut, kaartblad 14. 1:20.000.

[Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie, Universiteit Gent]

Vlaamse Landmaatschappij (2002) Middenschalige kleurenorthofoto’s van de provincie

Vlaams-Brabant. [Digitaal ter beschikking gesteld door de vakgroep Geografie, Universiteit

Gent]

Page 116: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

116

9 BIJLAGEN

Bijlage 1: De geografische streken van België doorkruist door de taalgrens

(bron: Charlier et al., 1998)

Bijlage 2: De Romeinse wegen in België

(bron: De Keyser et al., 1983)

Page 117: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

117

Bijlage 3: Traditionele ruimtelijke zonering rondom dorpen in de Belgische leemstreken

(Bron: Belayew et al., 1996)

Bijlage 4: Situering van het studiegebied in de middeleeuwse territoriale versnippering

(bron: De Witte et al., 2009)

Bijlage 5: Het studiegebied in de tweetalige zone van de 8

ste eeuw

(bron: Van Eetvelde et al., 2010)

Page 118: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

118

Bijlage 6: De Waalse gemeenten waar een RGBZPU van toepassing is (bron: http://dgo4.spw.wallonie.be, 03/05/2012)

Bijlage 7: De Waalse gemeenten waar een SAR bestaat (bron: http://dgo4.spw.wallonie.be, 03/05/2012)

Page 119: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

119

Bijlage 8: De Waalse gemeenten waar een RGBSR van toepassing is (bron: http://dgo4.spw.wallonie.be, 03/05/2012)

Bijlage 9: De Waalse gemeenten waar een RU van toepassing is (bron: http://dgo4.spw.wallonie.be, 03/05/2012)

Page 120: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

120

Bijlage 10: De Waalse gemeenten waar een ODR van toepassing is (bron: http://www.frw.be, 4/05/2012)

Bijlage 11: De decentralisatie van de ruimtelijke ordening in Wallonië (bron: http://dgo4.spw.wallonie.be, 03/05/2012)

Page 121: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

121

Bijlage 12: Het noordelijk stuk van Hannuit in het RCU van 1995

(bron: Sonck, persoonlijke mededeling, 23 maart 2012)

Page 122: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

122

Bijlage 13: De landschappelijke structuur van Hannuit in het SSC van 2012

(bron: Agora, 2012)

Bijlage 14: Legendewijziging (1997) van het plan de secteur betreffende het landschap

(bron: http://developpement-territorial.wallonie.be, 20/04/2012)

Page 123: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

123

Bijlage 15: De gewenste ruimtelijke structuur voor Vlaanderen (RSV)

(bron: Vlaamse Overheid, 2011)

Bijlage 16: De gewenste ruimtelijke structuur voor Wallonië (SDER) (bron: Direction générale opérationnelle, 2010)

Page 124: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

124

Bijlage 17: De gewenste landschappelijke structuur voor Landen op gewestelijk niveau

(bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2005)

Page 125: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

125

Bijlage 18: De gewenste landschappelijke structuur voor Landen op provinciaal niveau

(bron: Provincie Vlaams-Brabant, 2004)

Page 126: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

126

Bijlage 19: De gewenste landschappelijke structuur voor Landen op gemeentelijk niveau

(bron: Nuijens & Moris, 2003)

Bijlage 20: Herbestemming van een bufferzone in een parkgebied via een GRUP

(bron: Gorissen, 2011)

Page 127: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

127

Bijlage 21: De negen natuurparken van Wallonië

(bron: http://www.fpnw.be, 1/04/2012)

Bijlage 22: Het Natura 2000-netwerk in Vlaanderen en Wallonië

(bron: http://geo-vlaanderen.agiv.be; http://cartocit1.wallonie.be; 20/05/2012)

Page 128: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

128

Bijlage 23: Opbouw van het VEN en de SEP

(bron: http://www.natuurenbos.be, 20/05/2012; Taymans, 2009)

Bijlage 24: Het Vlaamse en het Waalse ecologische netwerk – VEN en SEP

(bron: www.natuurenbos.be, 20/05/2012; http://environnement.wallonie.be, 11/04/2012)

Page 129: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

129

Bijlage 25: De Waalse gemeenten waar een PCDN van toepassing is

(bron: http://biodiversite.wallonie.be/fr/carte.html?IDC=3308, 31/03/2012)

Page 130: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

130

Bijlage 26: PCDN - Het ecologische netwerk van Hannuit (SEP): ZC en ZD

(bron: Taymans, 2009)

Bijlage 27: PCDN - Het ecologische netwerk van Hannuit (SEP): ZL

(bron: Taymans, 2009)

Page 131: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

131

Bijlage 28: De gemeente Landen behoort tot het regionaal landschap “Zuid Hageland”

(bron: http://www.regionalelandschappen.be/, 7/05/2012)

Bijlage 29: Werkingsgebied van het regionaal landschap in de gemeente Landen

(bron: http://www.rlzh.be/wat-doen-we/landschapszorg, 7/05/2012)

Page 132: Analyse van de ontwikkeling en differentiatie van het landschap ...

132

Naam Functie Moderne schuur Bescherming Plaats Foto

hoeve

dorpstraat 13 boerderij nee ja Attenhoven

hoeve

Lindestraat 72 bouwval nee nee Attenhoven

hoeve

Lindestraat 78 bouwval nee ja Attenhoven

ferme Moës boerderij ja nee Avernas

ferme

Méhauden boerderij ja nee Avernas

ferme rue

Loriers 4 boerderij ja nee Crehen

hoeve

Janshoven boerderij nee ja Walsbets

hoeve Collin residentie nee ja Walshoutem

hoeve

Aulnenhof horeca nee nee Walshoutem

hoeve

Wezerenstraat

369

boerderij nee nee Wezeren

Bijlage 30: Voorbeelden van statuten van vierkantshoeves in het studiegebied

(bron: eigen foto’s, 23/02/2012, 30/05/2012)