Alvar Aalto en Hugo H¤ring - wouter homs architect/ir

54
Alvar Aalto en Hugo Häring Geschiedenis Scriptie, Wouter Homs 1038826, Semester II: 2006/2007, Ingeleverd op: 2 nov 2007, Studio: Heike Löhmann 0

Transcript of Alvar Aalto en Hugo H¤ring - wouter homs architect/ir

Alvar Aalto en Hugo Häring

Geschiedenis Scriptie, Wouter Homs 1038826, Semester II: 2006/2007, Ingeleverd op: 2 nov 2007, Studio: Heike Löhmann

0

0

1

Geschiedenis Scriptie, Wouter Homs 1038826, Semester II: 2006/2007, Ingeleverd op: 2 nov 2007, Studio: Heike Löhmann

Alvar Aalto en Hugo Häring

2

Inhoud

1 Stoel, Hugo Häring

Voorwoord 7

Inleiding 9

Karakter en Context 11

Kritisch Modernisme 21

Humane Architectuur 29

Inspiratie en Creatie 39 Conclusie 49

Bibliografie 51 Cover: Links Universiteit van Jyväskylä, Alvar Aalto. Rechts Gut Gerkau , Hugo Häring.

3

4

Voor mijn ouders die mij zo veel vertrouwen en liefde geven, dankzij hen heb ik mij altijd vrij gevoeld in de keuzes die ik kon maken tijdens mijn studie.

5

6

Voorwoord

2 Lamp, Alvar Aalto

ETom

heb waar ik H moeilijkste vind ik altijd, om een onderwerp te kiezen als ik een stuk moet schrijven, niet

dat ik geen onderwerp kan bedenken maar omdat ik vaak steeds weer nieuwe fascinaties in wil duiken. Ik kom niet tot een duidelijk omkaderd onderwerp, zo was het dit keer ook.

Nadat ik zelf opzoek was gegaan naar een onderwerp dat te maken had met architectuur en organisme, natuurlijke vormen die op een abstracte manier vertaald worden in de architectuur, wees mijn docent Heike Löhmann mij op de architect Alvar Aalto. Heike zag een relatie met Aalto en mijn manier van ontwerpen en vormentaal.

Ik was zelf al bezig met het onderzoeken van de architect Hugo Häring en zijn theorie over het geometrische versus het organische maar het bracht mij niet genoeg voldoening. Aalto was een goede aanvulling omdat hij veel meer gebouwd heeft dan Häring. Waarom ik er niet eerder aan gedacht heb om Aalto te onderzoeken, weet ik niet want het is een architect die mij al veel langer fascineert. In mijn derde studie jaar heb ik namelijk een studiereis georganiseerd naar Finland waar we voornamelijk gebouwen van Aalto hebben bekeken. Zijn stijl beviel me toen al maar ik was me nog niet zo bewust van de achterliggende betekenissen en gedachten.

Deze scriptie heeft me veel meer inzicht gegeven in de gebouwen die ik al eerder heb gezien, en de ideologie van beide architecten heeft mij de inspiratie en het vertrouwen gegeven om mijn eigen ideeën duidelijker te formuleren en door te zetten. Ik wil hierbij Heike bedanken voor haar betrokkenheid en altijd kritische reflectie en ook mijn begeleider Hans van Dijk voor de prettige samenwerking.

Voorwoord 7

Voorwoord 8

Voorwoord 8

Inleiding

AAvr

het een ang

R komt toch de drang vandaan om geen rechthoekige doos te willen ontwerpen?....Een

aag die mij bezig houdt. Heeft het te maken met het zoeken naar natuurlijke vorm? Of is st voor eenvoudigheid? Een heel zorgvuldig gedetailleerde en eenvoudige doos kan ons

toch ook bekoren? Of is dat soms een andere vorm van beleven, dan het ervaren van een rijk gedecoreerde doos?

W Met deze scriptie heb ik gepoogd een beter inzicht te krijgen in bovenstaande vragen om zo

mijn eigen gedachten beter te kunnen begrijpen en te formuleren. Het vormt een onderdeel van een breder onderzoek waartoe het essay ‘Form and Growth’ 1 en de theoretische scriptie ‘Poetry in the age of capitalistic seduction; the search for a dialogue’ 2 beide behoren. In dit onderzoek staat de ervaring en waarneming van de mens en speciaal die van de dansers3 centraal, omdat de afstudeeropdracht bestaat uit het ontwerpen van een danshuis in Amsterdam Noord. Aalto en Häring streven beide naar een architectuur waarbij de ervaring en waarneming een belangrijke rol speelt, naar een architectuur waarbij de mens centraal staat. Vandaar mijn keuze om te ontdekken wat hun taal en grammatica is in het creëren van ruimte en objecten.

Aalto en Häring behoren tot de generatie architecten die in de twintiger jaren, van de vorige eeuw, hun professionele carrière begonnen en inhaakten op de revolutie van de nieuwe artistieke stroming, het Modernisme. Aalto had in mindere mate direct contact met de vooraanstaande personen van de nieuwe beweging, daarentegen bevond Hugo Häring zich in directe kringen met onder andere, Bruno Taut, Walter grophius, Ludwig Mies van der Rohe en le Corbusier. Maar ze ontwikkelden beiden een andere houding ten opzichte van de gevestigde orde, een houding die later door critici en historici werd bestempeld als de traditie van het organisch Modernisme. Ze zetten zich soms sterk tegen heersende ideeën van de Internationale Stijl af, maar hebben ook veel gelijkenissen.

In het hoofdstuk Karakter en Context geef ik een beschrijving van het leven van Aalto en Häring, waarbij ik heb geprobeerd ook een deel van de persoon tot leven te brengen. Het gaat er om, te zien of de eigenschappen die in dat hoofdstuk aan het licht komen een invloed hebben gehad op hun carrière. Daarnaast speelt de culturele en politieke situatie natuurlijk een belangrijke rol. De twee hoofdstukken Kritisch Modernisme en Humane Architectuur, gaan over de ideologie en theorie in het werk van de twee architecten. Waar zetten ze zich tegen af en wat is hun vertaling van de vernieuwende ideeën van het modernistische denken? Ik heb geprobeerd een scheiding te maken tussen argumenten in het hoofdstuk Kritisch Modernisme en oplossingen in het hoofdstuk Humane Architectuur. Maar deze zijn niet altijd even duidelijk te scheiden of gaan samen dus het is geen hele harde scheiding.

Inspiratie en Creatie vormt uiteindelijk de afsluiting met het behandelen van een aantal sleutelprojecten om zo te laten zien wat de inspiratiebronnen zijn van deze architecten en wat hun ideeën in de realiteit opgeleverd hebben. Häring komt in elk hoofdstuk als eerste aan bod, omdat hij de oudste van de twee is. Noten:

1 Urban Question van Heidi Sohn, essay voor het afstuderen 2 Architectural Thinking van Deborah Hauptman, theoretisch onderzoek bij het afstudeerontwerp 3 Ibidem, p 11

Inleiding 9

Inleiding 10

3 Hugo Häring

Karakter en Context “Gestalt - is the theme of creation.” Hugo Häring 1

ATer

interesse heefM THIAS Schirren beschrijft het karakter van Häring [2,3] vanuit de brief wisselingen die

waren met zijn broers en zus. Na de middelbare school geeft Häring te kennen dat hij t in de beroepen: filosofie, wiskunde, uitvinder, ingenieur en schilder. Later schildert hij

nog maar weinig maar voor tekenen had hij veel talent. Zijn interesse in filosofie blijkt uit zijn latere vorming van zijn ideologie. Schirren beschrijft de jonge Häring als een introverte persoonlijkheid met af en toe nerveuze en ongeduldige trekjes. Tijdens zijn contact met Mies van der Rohe en de discussies die zij voeren, krijgt hij een krachtigere persoonlijkheid die open staat voor andere meningen. Häring heeft altijd een reflecterende houding naar de maatschappij gehad en was goed geïnformeerd over de politieke situatie. Ondanks dat hij een van de meest vruchtbare schrijvers in de Duitse Moderne beweging was heeft hij niet de bekendheid gekregen die hij verdiende. Het is een mythische figuur geworden die eigenlijk pas nu, begin van de 21e Eeuw, ontdekt is.

Hugo Häring werd zestien jaar voor Aalto geboren in 1882 in Biberach, een kleine stad met een goed behouden middeleeuws centrum, in de buurt van Stuttgart. Hij is de tweede zoon in het gezin dat later uit vijf kinderen bestaat. Zijn vader, Georg Friedrich Häring, was meubelmaker en had zich weten op te werken van arme bedeljongen tot bedrijfsleider in een fabriek waarna hij zijn eigen bedrijf had opgericht. Hij was een voorvechter van het vakmanschap en kon zich maar met moeite

4 Hugo Häring

Karakter en Context 11

staande houden in de strijd tegen de opkomende massaproductie door de industrialisering. Hugo Häring wordt nauw betrokken bij de werkzaamheden van het bedrijf en doet hier waarschijnlijk al kennis op van verschillende soorten hout. Als hij later zelf meubels gaat ontwerpen, worden deze vaak uitgevoerd in de werkplaats van zijn vader vanwege voortdurende geldproblemen in het gezin. Deze problemen betekenen dat de kinderen elkaar financieel moeten ondersteunen voor de studie.2

Als Häring in 1899 aan de Technische Hochschule in Stuttgart gaat studeren heerst er nog een zeer conservatieve instelling op Duitse opleidingen gefocust op het verleden met het geloof in klassieke stijlen. Er was geen aandacht voor nieuwe stromingen zoals de Jugendstil beweging en de Wagner-school in Wenen. Er werd weinig ontworpen, de nadruk lag meer op de basistechnieken zoals het tekenen van gebouwen uit de oudheid en hun details, constructie en stabiliteit en geometrie. Met de komst van Theodor Fischer, die een groeiende reputatie had als architect en de Jugendstil beweging nauw volgde, veranderde de opleiding en kreeg al snel een progressieve reputatie.

De ideeën van Fischer waren een belangrijke stimulatie voor de latere ideologie die Häring nastreefde. Fischer brak met de historische correctheid en het dogmatisch volgen van de vaste patronen van het classicisme. Uit het ontwerpen van stedenbouwkundige plannen, groeide een voorliefde voor het bouwen in relatie met de omgeving, zowel in de uitdrukking van het programma als in hun expressie. Dit zorgde voor het ontstaan van de ‘responsieve architectuur’ wat de basis was voor de ontwikkeling van het latere organische Modernisme.

5 Boven: Ambasade Washington 1913, Onder: Opera Berlijn 1912

Karakter en Context 12

6 Centraal Station Leipzig 1907

Fischer stimuleerde ook het debat en stond open voor het experiment om zo nieuwe wegen te ontdekken. De studenten waren zich bewust van de grote veranderingen, en hadden veel discussies over wat de juiste weg in de toekomst zou zijn. Ze spraken over nieuwe stromingen in de schilderkunst en bekeken werken van Rodin en van Gogh. Ook waren zij bekend met de publicatie van Adolf Hildebrand: ‘Probleme der Form’ [in der bildende kunst].

Fritz, de broer van Häring, vestigt zich voor de eerste wereld oorlog in Brazilië als vertegenwoordiger van bedrijven. Vanuit dat bedrijf krijgt Häring aan het begin van de jaren 20 twee opdrachten waarvan er één uiteindelijk uitgevoerd wordt, namelijk het ziekenhuis Gaffré-Guinle in Rio de Janeiro. In 1921 krijgt hij de opdracht om voor zijn zus Clara een woonhuis te bouwen wat ook uitgevoerd wordt. Over de begin jaren van Häring is verder vrij weinig bekend, het was een moeilijke tijd voor hem en op latere leeftijd praatte hij er ook niet graag over omdat het van geringe betekenis was. Hij werkte eerst kort in Ulm in 1903/1904 en daarna in Hamburg tot aan de eerste wereld oorlog. De eerste ontwerpen die bekend zijn, bestaan voornamelijk uit prijsvragen, onder andere: stations, een opera in Berlijn en een ambassade in Washington.[5] Deze ontwerpen vertonen nog veel Neoklassieke invloeden en af en toe een lichte vorm van Jugendstil als hij met staal en baksteen experimenteert. In Duitsland was er nog een korte revival van het Neoclassicisme voor de eerste wereld oorlog. Monumentaliteit werd een soort modeverschijnsel, waarvan de gebouwen van Peter Behrens de beste voorbeelden vormen.

In het ontwerp voor de opera uit 1912 waren de belangrijkste thema’s de ceremoniële behandeling van de routing en de foyer als ruimte van het spektakel. [4] Hier waren duidelijk de invloeden van Charles Garnier zichtbaar, die net zijn Beaux Arts meesterwerk had gebouwd, de opera in Parijs. De ambassade in Washington heeft al veel duidelijker kenmerken van Häring’s latere stijl, omdat hij hier de tuinen als buiten kamers behandeld. Ondanks het geringe succes in de competities, werden er wel een aantal projecten gepubliceerd in die Baurundschau.

Karakter en Context 13

In 1914 werd Häring opgeroepen voor militaire dienst waar hij na een jaar, als architect aan wederopbouw in Allenburg, noordoost Pruisen, moest werken tot 1921. Hij ontwierp onder andere villa’s waarvan het Römer Huis 1916-1920 in neu Ulm het eerste project is wat duidelijk de vrijere werkwijze en rijke fantasie van Häring laat zien. Häring deed ook de meubels, licht ontwerp en soms zelfs het behang.[6] De tijd van de Weimar republiek was een tijd van revolutie en reconstructie waarin het normaal was dat verschillende kunsten elkaar beïnvloedden. In 1920 trouwt hij met de actrice Emilia Unda waarvoor hij in 1921 verhuist naar Berlijn waar Emilia werkte. Daar legt Häring contacten met mensen uit de filmwereld waar hij meewerkt aan decors en een aantal villa opdrachten uit sleept.3

Uiteindelijk wist Häring een reputatie op te bouwen

als een uitgesproken spreker voor het Modernisme en een bouwend architect. Hij bouwde drie behoorlijke woningbouwplannen in Duitsland en de toekomst zag er goed uit. Maar de komst van Hitler zorgde ervoor dat hij zijn praktijk niet kon doorzetten. Na de oorlog lukt het Häring nog om zijn reputatie deels als spreker terug te winnen maar het lukt hem niet om zijn bureau weer draaiend te krijgen ondanks dat zijn invloed duidelijk te voelen was in het werk van zijn collega en vriend Hans Scharoun. In 1958 sterft Häring aan een ziekte in Göppingen.

7 Römer Huis 1916-20

Karakter en Context 14

“Aalto never ascribed any intrinsic value to wealth. As he saw it, only cultural experience can give meaning to life.” Göran Schildt 4 8 Alvar Aalto

E die

voerden, voD verhalen van Göran Schildt geven een kleurrijk en levendig beeld over de persoonlijkheid

Aalto was, ondermeer door zijn nauwe vriendschap en de vele gesprekken die zij ornamelijk over literatuur, kunstgeschiedenis en humanisme. Aalto moet een levendige

verhalen verteller zijn geweest die mensen kon amuseren met veel humor en ironie door zijn uitbundige expressieve karakter en gezichtsuitdrukkingen, een geboren acteur volgens Schildt. Met de verhalen uit zijn jeugd, die hij op een zeer geraffineerde manier vertelde, kon hij verschillende leeftijden amuseren en het ijs breken in gezelschappen waar mensen elkaar niet zo goed kende.

Soms had het ook een mindere kant, zoals vaak bij personen die graag in de belangstelling staan, was Aalto ook iemand die behoorlijk overheersend en dominant kon zijn. Hij eiste soms letterlijk de aandacht, vertelt Schildt, door op te bellen en hem te vragen voor advies terwijl het eigenlijk alleen was omdat hij iemand nodig had om tegen te praten. Hij hield van mensen om zich heen om mee te praten en nodigde ook vaak spontaan jonge architecten uit om binnen te komen als zij kwamen om zijn gebouwen te bekijken. Zijn persoonlijke charme en het vermogen om mensen naar hem te laten luisteren werd al zichtbaar in zijn jongere school jaren en is van essentieel belang voor zijn werk en carrière. Het gaf hem het vermogen om expressie te geven aan de verlangens van de gebruiker en het publiek te vertegenwoordigen. Hij kon zijn opdrachtgevers zo overtuigen dat ze hem een ongekende vrijheid gaven in de uitvoering van zijn plannen.

Karakter en Context 15

9 Paimio Sanatorium 1929-33

Vanaf het begin af aan koos Aalto zijn eigen weg en is in die zin ook wel een eigenheimer.

Er vormde zich geen school om hem heen omdat het volgens hem alleen maar tot imitatie zou leiden, waardoor een soort vacuüm om hem heen ontstond. In Finland kwam er eerder een beweging op gang in dialoog met hem dan dat zijn ideeën voortgezet werden en dat is nog steeds aan de gang omdat hij zo’n sterk beeld neer heeft gezet. Internationaal is de waardering altijd veel groter geweest dan in Finland zelf.

Aalto gaf niets om persoonsverheerlijking, voor hem was zijn werk veel belangrijker dan hij zelf als persoon. “His constant aim was to give everything he could to his work.” 5 Hij vond het niet belangrijk dat zijn werk gepubliceerd werd omdat hij dat zag als ‘egocentrisch’ en was geïrriteerd als hij werd geconfronteerd met kritische vragen over zijn werk. Hij wilde vooral vooruit kijken en leven in het nu wat een paradox is omdat zijn werk veel verbanden laat zien met het verleden. “Aalto was to the highest degree aware of the tradition and historically oriented, but what interested him in history was the possibility of transforming it into something new.” 6

Aalto werd geboren in 1898 in het kleine dorpje Kuortane op het platte land. Zijn vader was landmeter en verantwoordelijk voor het uitzetten van nieuwe wegen en spoorwegen in centraal Finland. Al op jonge leeftijd mocht Aalto af en toe aan de werktafel van zijn vader tekenen, ‘de grote witte tafel’ zoals Aalto hem beschrijft vanuit zijn herinnering. De enorme bossen en meren die daar getekend werden hadden grote indruk bij Aalto achter gelaten. In 1903 verhuist de familie die inmiddels bestond uit twee broertjes en een zusje, naar Jyväskylä om de kinderen een goede scholing te geven. Op het Lyceum verwerft hij al snel een reputatie als goede spreker, en schrijver van essays. Op zijn vijftiende publiceerde hij stukken in kranten en op zijn zeventiende tekent hij een serie illustraties voor de krant. Vele andere werken uit die tijd duiden op een groot talent voor tekenen en schilderen.[21]

Daarnaast was hij ook een enthousiaste lezer, tijdens zijn hele leven speelde literatuur een belangrijke rol in zijn intellectuele ontwikkeling, sommige boeken lagen jaren op zijn nachtkasje en werden gelezen totdat ze uit elkaar vielen. Ik ben er niet achter gekomen wat de precieze bibliotheek van Aalto was maar zijn teksten komen op mij poëtisch over met liefde voor fantasie en mystiek, wellicht aangestoken door teksten van Nietsche. Schildt verteld namelijk dat Aalto graag Nietsche aanhaalde als er over zijn verleden vragen werden gesteld die hij liever niet beantwoordde: ”Only man of the dark look back!” 7

Karakter en Context 16

In 1916 begint Aalto zijn studie in Helsinki aan het Finse Polytechnisch Instituut waar hij snel contacten legt en populair is onder studenten van de studentenvereniging Arkkithetikilta waar hij als voorzitter vele activiteiten organiseert. Aalto had het voordeel dat hij als Fin gezien werd door zijn naam en dat hij goed Zweeds sprak door zijn familie. Hierdoor kon hij zich makkelijk mengen in Zweedse culturele kringen in Helsinki, Finland was namelijk nog niet onafhankelijk van de Russen en Fins was niet de voertaal. Dat kwam pas na de burgeroorlog in 1918 waarbij zijn studie onderbroken werd en hij meevocht aan verschillende fronten. Een tijd waar Aalto liever niet aan dacht en over sprak of hij vertelde er stoere verhalen over maar nooit liet hij een trieste kant zien.

In zijn studie werden meer de wortels gelegd voor zijn houding dan voor zijn vormen taal. Hij had onder andere een professor die een zeer functionalistische houding had en alles wilde vernieuwen en de meest vreemde materialen combineerde en fantasievolle verhalen vertelde over de oude Grieken en Egyptenaren De professor Armas Lindgren was het meest gewaardeerd onder de studenten omdat hij een van de voornaamste architecten was in Finland tot dan toe en als voorbeeld gezien werd in de rol van architect. Door hem kwam Aalto in contact met de Italiaanse renaissance en het organische wat in zijn hele carrière van grote invloed is geweest.

De opdrachten die hij al tijdens zijn studie krijgt via zijn familie, in het dorp Alajärvi waar zijn ouders naar toe verhuizen, getuigen van het zelfvertrouwen dat Aalto

contacten in de omgeving wat een belangrijke rol speelde voor de eerste opdrachten. De vele contacten die Aalto legde in verschillende kringen, kwamen goed uit bij zijn eerste stappen in de professionele wereld, onder andere als hij naar Zweden reist om werk te zoeken bij Gunnar Asplund waar hij pas later bevriend mee raakte.

Hij ontwikkelde een speciale intere

11 Finse meren had en de waarde van zijn familie. Zijn vader had veel

sse voor tentoonstellingen wat onder andere kwam door zijn medewerking aan de Helsinki Fair, in die tijd heel populair omdat Finland zijn onafhankelijkheid en eigen identiteit daar kon uitdrukken. Dit leidde er toe dat zijn afstudeerproject bestond uit een permanent tentoonstellingsgebouw in Helsinki en later ontwerpt hij verschillende ander projecten in samenhang met dit thema wat uiteindelijk tot een hoogtepunt komt in de paviljoens op de wereldtentoonstellingen in Parijs in 1937 en New York in 1939.

10 Aino en Alvar Aalto

Karakter en Context 17

In Jyväskylä vestigt Aalto in 1923 zijn bureau in een kelderkamertje. De eerste maanden

heeft hij

even verwerft Aalto snel internationale bekendhe

nog niet veel opdrachten en schrijft hij veel voor de streek krant Sisa-Suomi waarvan het bureau in hetzelfde gebouw zit en ook aan het opstarten is. Aalto had een groot talent als journalist en humorist maar zijn doel was duidelijk gezet. Een jaar na zijn start heeft hij een betere ruimte voor zijn bureau en zijn er een paar assistenten in dienst. Met een van de assistenten Aino Marsio [10] trouwt hij in 1924 waarbij hij schertsend uitlegt dat hij Aino zoveel salaris schuldig is dat dit de enige uitweg is. Aino was van grote betekenis voor zijn bureau omdat ze Aalto aanvulde en hem af en toe terug in de realiteit bracht. De eerste projecten die Aalto doet, vertonen nog een sterke classicistische invloed van zijn opleiding en de historische bagage die hij mee kreeg. De Workers Club in Jyväskylä en de bibliotheek in Viipuri [12] zijn daar goede voorbeelden van.

Door zijn enorme werklust en plezier in het lid, al op de jonge leeftijd van dertig jaar bouwde hij een van zijn meesterwerken het Paimio

sanatorium [8] en negen jaar later in 1938 werd hij geprezen door architecten als Frank Lloyd Wright tijdens de tentoonstelling van Aalto’s werk in het Museum of Modern art in New York. Een jaar later was de wereld tentoonstelling in New York. Helaas veranderde de enthousiaste stemming in Europa op dit hoogtepunt in zijn carrière, met de komst van de oorlog. Een tweede dieptepunt was het overlijden van Aino in 1949, wat een van de grootste mentale shocks was in zijn leven. Maar drie jaar later trouwde hij zijn tweede vrouw Elsa Kaisa (Elissa) die ook een assistente was in zijn bureau en zij runde het bureau nog tot zesentwintig jaar na Aalto’s dood in 1976.

12 Boven Bibliotheek Viipuri, Beneden Foto en tekening Workers Club 1924-25

Karakter en Context 18

Noten

13 Schets, Hugo Häring

1 Blundell Jones, P., ‘Hugo Häring; The Organic versus the Geometric’, (Stuttgart/London: Axel menges 1999), p 195 2 Matthias Schirren, ‘HugoHäring; Architekt des Neuen Bauens 1882-1958’, (Ostfildern-Ruit : Hatje Cantz 2001), p 13 3 Blundell Jones, ‘Hugo Häring; The Organic versus the Geometric’, p 35 4 Göran Schildt, ‘Alvar Aalto; In his own words’, (Helsinki: Otava 1997), p 281 5 Göran Schildt, ‘Alvar Aalto; The early years’, (New York: Rizzoli 1984), p 10 6 Ibidem, p 10

7 Ibidem, p 10

Karakter en Context 19

Kritisch Modernisme 20

Kritisch Modernisme “We must not express our own individuality, but rather the individuality of the task in hand.” Hugo Häring 8

ÄRbe

werk, ‘Wege H ING heeft veel geschreven en het zou te uitvoerig worden om alles in deze scriptie te

handelen. Daarom heb ik mij gefocust op het essay dat centraal staat in zijn leven en zur Form’. Ik schets eerst in het kort de omstandigheden waarin het tot stand kwam en

zal daarna de belangrijkste punten uiteenzetten waarin de verschillen duidelijk worden ten opzichte van de Internationale Stijl.

Als Häring zich in 1921 in Berlijn vestigt komt hij in contact met Mies van der Rohe, die op dat moment teveel ruimte in zijn studio heeft en Häring een deel van de ruimte aanbied om te huren. Mies was blij om iemand in de buurt te hebben van de Avant-garde beweging waarmee hij kon discussiëren over de toekomst van de nieuwe architectuur. Al snel wordt de studio het centrum voor discussies en zetten ze de groep ‘der Ring’ op waarvan Häring secretaris is. Elke belangrijke Duitse modernist was lid van de Ring en ze legden contacten met vaktijdschriften, zoals het blad G (Zeitschrift für elementare Gestaltung) waar Mies zijn bekende manifesten voor schreef. De Ring werd de sleutelbeweging in het Duitse modernisme en was, volgens Häring, de voorbode voor de CIAM (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne) dat later periodiek werd gehouden.

Mies en Häring hadden vaak hevige discussies door hun tegengestelde ideeën waardoor de vriendschap zeer waardevol is geweest voor het sterker formuleren van hun theorieën. In deze tijd ontwierp Mies zijn bekende glazen wolkenkrabber [14] en werkt Häring aan zijn meesterwerk Gut Gerkau waarbij hij zijn essay publiceert ‘Wege zur Form’. Ondanks dat ze sterk van mening verschilde waren er ook gelijke uitgangspunten en kan het zijn geweest dat Häring zelfs hielp bij het schrijven van de eerste manifesten van Mies in het blad G:

“We reject all aesthetic speculation, all doctrine, and all formalism. Architecture is the will of the age conceived in spatial terms, living, changing, new. Not yesterday, not tomorrow, only today can be given form. Only this architecture creates. Create form out of the nature of the task with the means of our time. This is our task.” 9 “We do not recognize form but only problems of building. Form is not the aim but only the result of our work. There is no form as such. The truly complete form is determined by and develops from the task, indeed is the most elementary expression of this solution. Form as an aim is formalism, and that we reject. Just as little do we strive for style. The will to style is also formalistic. We have other concerns. It remains to us to free the practice of building from the aesthetic speculators and make it again what it should solely be: building.” 10 De theorie die Häring ontwikkelde, had ten opzichte van de harde kern, Hannes Meyer en le Corbusier, een meer relatieve en fenomenologische benadering. Hij was sceptisch over het eenzijdige

14 Mies van der Rohe

Kritisch Modernisme 21

technologische denken en de positieve kijk op het functionalisme. 11 Het centrale thema in zijn theorie die hij beschrijft in ‘Wege zur Form’, is zijn geloof in het vinden van de ideale vorm voor een gegeven functie, die niet wordt opgelegd door de smaak of stijl van de architect maar ontstaat uit de opdracht, locatie, functie, gebruiken, traditie, met de natuur als voorbeeld. In zijn eigen woorden: ”If we prefer to search for shapes rather than to impose them, to discover forms rather than to construct them, we are in harmony with nature and act with her rather than against her” en hij gaat verder, “It is not our task to give form [Gestalten] to our own individuality, but to the individuality of things. Their expression should be one with their being.” 12

Vanuit zijn eigen architectuur geschiedenis over de culturele ontwikkeling van geometrische vormen, die in het volgende hoofdstuk nog aan bod komt, redeneerde Häring dat met het Modernisme het tijdperk was aangebroken voor de organische vorm. Le Corbusier ziet hij hierbij als zijn grootste opponent omdat die volgens Häring de geometrie en vorm als uitgangspunt neemt wat betekent dat Le Corbusier vorm oplegt. In zijn meest aangehaalde citaat van zijn essay, schrijft Häring: “We must call on things and let them unfold their own forms. It goes against our nature to impose forms on them, to determine them from without…Geometric based figures are abstractions, derived law likenesses. The unity that we achieve in many things on grounds of geometric figures is only a unity of form, not a unity in terms of life…we want a unity in terms of life and with life. A polished metal sphere is certainly a fantastic concern for our spirit, but a flower is a life-experience [Erlebnis].” 13 Hier komt de fenomenologische houding van Häring naar voren. Voor hem staat de ervaring van het object centraal en niet een vooraf bepaalde eenheid van vorm.

Later gaat hij verder met argumenten tegen de machine en de techniek. Daarin pleit hij niet tegen technologische vooruitgang maar tegen de techniek als uitgangspunt: “To impose geometric figures on things means to make them uniform, to mechanize them. But we do not want to mechanise things, only to mechanize their production. To mechanize things means to mechanize their lives, and in consequence our lives, which is to deaden. But to mechanize their production is to win life.” 14 Häring is ook kritisch ten opzichte van de ‘machine esthetiek’ van Hannes Meyer en Le Corbusier en vraagt zich af hoe ‘de arme mens’ moet leven en zich kan bewegen in een huis dat gereduceerd is tot minimale maten. In een artikel getiteld ‘Probleme des Bauens’ uit 1925, gaat hij in op de massa productie van de woning wat vier jaar later een belangrijk thema zou worden op de CIAM conferentie, onder de noemer ‘Existenzminimum’ woning: “The mass-produced house cannot be the goal of a

culture; it is always a temporary provision. It tends to be schematic, uniform, repetitive. It is no problem of building, only of fabrication. Building demands concentration on the single cell, demands the most careful scrutiny of its worth in relation to the whole. Typification devalues, even degrades cells by taking them en mass, kills distinctions, imposes uniformity and repetition. Its ordering is not that of nature, following the hierarchies of life, but that of mathematics, in rows.” 15 We zullen zien dat Aalto een zelfde insteek nastreeft met het zoeken naar een ‘flexibele standaardisatie’ en daarmee uitdrukking geeft aan de ideeën van Häring.

De CIAM conferentie die in 1928 voor het eerst gehouden werd had voor Häring een teleurstellende uitwerking. Tussen hem en de organisatoren van het congres waaronder Le Corbusier en Sigfried Giedion, ontstonden al snel spanningen. Aan de ene kant door de dictatoriale aanpak van Le Corbusier wat volgens Häring, in schril contrast stond met de democratische open houding van de Ring en aan de andere kant de ideologische verschillen over geometrie en de opgelegde vorm waarover Häring geschreven had. De conflicten leiden tot heftige discussies tussen de prominente personen van de CIAM. Häring en andere leden van de Ring werden opzettelijk buitengesloten door ze niet in het programma op te nemen voor lezingen en dat leidde er uiteindelijk toe dat Häring bij het vierde congres in 1933 in Athene niet meer deel nam. Toevalliger wijze beschreef de jonge assistent van Alvar Aalto, Nils

15 Details, Römer huis

Kritisch Modernisme 22

Gustav, op treffende wijze hoe de situatie was: “It goes without saying that le Corbusier is one of the foremost figures at the congress. He is on a plane of his own. One or two other pioneers of the movement who might lay claim to an equal position are absent for one reason or another. A famous German architect, for instance, is missing (Grophius?). This only goes to increase Le Corbusier’s domination. He takes the floor whenever he whishes to make an unprogrammed speech, a speech carried by that French lyricism which develops the argument in incense and silences any criticism from the audience. He is known as a Classic of Functionalism, but in his speeches he is its most passionate Romantic. His figure is thin and bony, behind the large goggles his eyes have the confidence of the unshakeable fanatic.” 16 Het maakt op pijnlijke wijze duidelijk dat de grote idealen die er waren, overschaduwd werden door een politieke machtsstrijd binnen de architectuur. De personen met de grootste invloed bepaalden het programma waarin geen ruimte was voor een andere mening, geen ruimte voor een alternatieve organische stroming van het nieuwe bouwen, die meer gericht was op het organische. Later zou hier verandering in komen.

16 Schilderijen, Hugo Häring

Kritisch Modernisme 23

“Architecture cannot save the world, but it may serve as a good example.” Alvar Aalto 17

ANOp

het eind van de jaren twintig begint Aalto het opkomend Functionalisme te verkennen. dat moment heeft hij zijn bureau gevestigd in Turku, wat veel progressiever was dan

Helsinki in die tijd, de poort naar de rest van Scandinavië. De ideeën van Le Corbusier, met zijn publicatie Vers un Architecure, hadden ook het Noordelijk halfrond bereikt en werden fanatiek bediscussieerd. Er was een zeker scepticisme, tegenover de nieuwe stroming, in de Scandinavische landen wat duidelijk wordt uit een artikel dat verscheen in Arkkitehti van Pauli Blomstedt genaamd ‘Architectural Anaemia? A nation examines itself’ waarin Blomstedt zijn collega’s waarschuwt voor de oppervlakkigheid die zou kunnen ontstaan:

A

“…it really cannot be healthy for the future of our country’s architecture if Functionalism is only adopted as a style and fashion without serious consideration of its real and lasting values. For those formal features and surface details of a new idiom which spread faster and most easily are by no means always its essence. The core of “Neo-rationalism”, a term as good as the other, contains so many ideas that are positive and important for our country, even from the most prejudiced point of view, that we cannot afford to sacrifice their vital force to fashions discarded in a couple of years’ time as antiquated. And this is the fate in store for the “modern view” too, unless it also contains the architect’s whole philosophy of life and his basic ideas about architecture.” 18

Deze ironische kijk van Blomstedt is misschien wat overdreven maar raakt aan de thema’s waarin Aalto afwijkt van de gevestigde orde zoals we zullen zien.

Aalto is uitermate enthousiast over de ideeën van de nieuwe architectuur maar het leidt tot een andere vertaling. Aalto had voornamelijk problemen met het overheersende en kortzichtige technische

17 Villa Mairea, Kolommen ritme en variatie

Kritisch Modernisme 24

rationalisme dat de internationale Stijl nastreefde. Volgens hem ontbrak de psychologische kant bij de modernisten. Hij prefereerde een meer fenomenologische houding waarbij de ervaring van de mens en zijn emotionele reactie centraal staat. Dit blijkt ook uit zijn waardering voor de architectuur van Frank Lloyd Wright in zijn oordeling over de moderne architectuur: “…every element is visible, every corner’s function and construction can be explained. There are many tendencies in the new architecture towards a more complete and clear mechanism than the human being itself. Never so with Frank Lloyd Wright. His works have always., without a single exception, the limitations of the human being…there is always something which reminds us of the unknown depths of our being.” 19

In zijn ontwerpen ontwijkt Aalto opzettelijk, wat hij noemt, ‘artificiële architectonische ritmes’ waarmee hij onder andere verwijst naar het stelselmatig doorvoeren van systemen zoals een grid of modules. 20 Aalto gebruikt deze systemen wel maar varieert vrij met de afstanden van kolommen of groeperingen van kolommen op bepaalde plekken zoals in villa Mairea. [17] Uit de opmerking, dat de millimeter wel een aardige module is in het ontwerpen, blijkt duidelijk zijn ironische houding tegenover personen als le Corbusier met zijn ontwikkelde maatsysteem, de ‘modular’.

De kracht van Aalto’s werkwijze ligt hem in het feit dat hij niet opzoek is naar een vooraf bepaald concept en puurheid in vorm maar in elke situatie vanuit de gebruiker en de locatie een oplossing zoekt waarbij het gaat om een interferentie tussen verschillende tegenstellingen. Juist het zoeken naar een vereniging van natuur en cultuur, geschiedenis en moderniteit, maatschappij en het individu, het intellectuele en het emotionele, het rationele en het intuïtieve, maken zijn ontwerpen zo krachtig en geliefd. Juhani Pallasmaa beschrijft dat op een zeer gevatte wijze: “Aalto’s aspiration for a synthetic solution to the technical and psychological complexities of design sets him apart from the core group of the modern movement, which sought expressive power through reduction and polarization.” 21

In een artikel getiteld ‘de woning als een probleem’ beschrijft Aalto zijn principes voor de ‘Existenzminimum’ woning. Daaruit blijkt dat hij in grote lijnen de idealen van het Bauhaus denken volgt, maar zich bewust distantieert van de oppervlakkige ‘machine esthetiek’ van le Corbusier. Voor Aalto moet de techniek niet als uitgangspunt genomen worden omdat er dan alleen vanuit rationele gronden gehandeld wordt gericht op efficiëntie en nut waarbij de menselijke kwaliteiten vaak over het hoofd worden gezien. Dit wordt duidelijk uit een citaat dat Richard Weston aanhaalt uit een lezing die Aalto gaf voor het Zweedse Vakman’s genootschap: “[Modernism has] run amuck with the world of forms that has risen through the analysis of materials, new working methods, new social conditions etc., and made of it a pleasant compote of chrome tubes, glass tops, cubistic forms, and astounding colour combinations.” En Weston gaat zelf verder: ‘Supposedly “rationally” designed objects frequently lacked “human qualities” because “the rationality of the object most often applies only to a few of its characteristics but not to all..” 22 Staal heeft bijvoorbeeld het nadeel dat het een te goede ‘warmtegeleider’ is en daarom koud aanvoelt en het geeft te sterke licht reflecties. Op deze argumenten reageert Aalto met de ontwikkeling van zijn meubels van gebogen hout die volgens hem veel prettiger zijn voor de zintuiglijke ervaring van de mens. [20]

18 Sunila papier fabriek, woningen 1936-38 19 Appartementen blok 1958-62

Kritisch Modernisme 25

20 Links: Meubel details

Aalto had ook een andere kijk op standaardisatie en massaproductie waarin hij meer zocht naar ee

niserende denken in de architectuur. Voor de tweede wereldo

n ‘flexibele standaardisatie’ die duidelijk terug te vinden is in zijn woningbouw plattegronden. [18,19] Hij onderbouwt dit door de volgende beschrijving: “the purpose is not to aim at identical types, rather to aim at change and creative richness which in the ideal situation is to be compared with the inexhaustible gift for nuances possessed by nature.” 23 Dit thema vind je in zijn hele oeuvre terug in de vorm van de evolutie van types en een fascinatie voor dingen die als het ware groeien. In de volgende hoofdstukken komt dit onderwerp nog terug.

Aalto was een voorloper in het humaorlog was hij al kritisch over de algemene modernistische houding die heerste in Europa. Door

de vragen die de oorlog met zich mee bracht, over de rol van monumentaliteit, technologie, geschiedenis en de menselijke waarden in de toekomst, kwam zijn visie op de grote agenda terecht van de wederopbouw en ontstond er in de CIAM een meer gematigde houding ten opzichte van het puur rationele denken over de Functionele stad. De achtste CIAM conferentie in 1951 stond dan ook in het teken van “The Heart of the City: Towards the Humanization of Urban Life.” Maar Aalto bleef naar mijn mening de architect die als één van de beste uitdrukking kon geven aan deze humane filosofie, wat ook blijkt uit de vele opdrachten die hij krijgt en competities die hij wint in de jaren vijftig. Zijn architectuur werd gezien als esthetisch expressief met een sociaal verantwoorde component die hard nodig was, vooral na de oorlog.

Kritisch Modernisme 26

Noten 21 Schetsen, Alvar Aalto

8 Blundell Jones, ‘Hugo Häring; The Organic versus the Geometric’, p 78 9 Ibidem, p 37, G nr. 1 vertaald door conrads 1970 10 Ibidem, p 37, G nr. 2 vertaald door Pommer 1991 11 Ibidem, p 8 12 Ibidem, p 77-78 13 Ibidem, p 78 14 Ibidem, p 78 15 Ibidem, p 80 16 Ibidem, p 109 17 Kristian Gullichsen in Peter Reed, ‘Alvar Aalto; Between Humanism and Materialism’, (New York: Museum of modern art 1998), p 10 18 Richard Weston, ‘Alvar Aalto’, (London/New York: Phaidon press 2004), p 41 19 Reed, ‘Alvar Aalto; Between Humanism and Materialism’, p 97 20 Weston, ‘Alvar Aalto’, p 83 21 Juhani Pallasmaa in Reed, ‘Alvar Aalto; Between Humanism and Materialism’, p 21 22 Weston, ‘Alvar Aalto’, p 102 23 Ibidem, p 76

Kritisch Modernisme 27

Humane Architectuur 28

Humane Architectuur “A polished metal sphere is certainly a fantastic concern for our spirit, but a flower is a life-experience.” Hugo Häring 24

22 Prijsvraag voor het Sezession Kunst museum 1925-26

AAeig

geometrischN ST het ontwikkelen van de theorie over het nieuwe bouwen, schreef Häring ook een

en versie van de architectuur geschiedenis, gebaseerd op de verandering die de e vorm heeft ondergaan naar het tijdperk van de organische vorm dat volgens hem

aangebroken was. Ik wil deze architectuurgeschiedenis van Häring kort toelichten omdat het van belang is voor het begrijpen van zijn denken over de organische vorm. Häring redeneerde dat er in de geschiedenis een culturele ontwikkeling plaats vindt in een serie van geometrische basis vormen die een uitdrukking geven van de structuur in de samenleving waarin ze centraal staan. De evolutie van de vorm zou zich ontwikkeld hebben tot steeds meer complexiteit en werd in eerst instantie van buiten naar binnen gedacht en uiteindelijk van binnen naar buiten, van essentie tot verschijning.

De Egyptenaren hadden de piramide die bestond uit het vierkant en de driehoek wat een hiërarchische structuur in de maatschappij betekende. De macht lag bij één persoon, de farao die in het centrum stond wat tot uiting komt in de piramidevorm. Bij de Grieken was de samenleving gebaseerd op de democratie en de ratio. Wiskunde zorgde voor een goede verhouding en proportie van de rechthoek die centraal stond. Voor het Romeinse rijk dat zich steeds verder uitbreidde vanuit het centrum Rome was de cirkel het leidende figuur die zich ontwikkelde in het Byzantijnse rijk tot steeds complexere composities van de koepel. In de Gotiek wordt de potentie van de binnenruimte uitgevonden in harmonie met de buitenkant. Hier wordt een verandering ingezet omdat de boog en het gewelf niet meer alleen geometrisch zijn maar ook een natuurlijke betekenis hebben.

Volgens Häring staat in de moderne tijd de organische vorm centraal omdat we een volledig begrip hebben gekregen van het bouwen vanuit de essentie naar de expressie waarbij de geometrie alleen nog een puur technische rol heeft. Daarbij schrijft hij over het gebruik van materialen het volgende: “…the living prefer organic materials, thin and light tissue, elastic construction without heavy loading. The walls of our houses are no longer meters thick, but only an outer skin of a few centimeters, layered for performance and supported by a skeleton. The shell of a crustancean gives way to the skeletal structure of the higher animals: a clear biological development. Technique follows nature and employs geometry only as a tool.” 25

Humane Architectuur 29

23 Woningbouw studie 1924

Häring bracht ook een sterke scheiding aan tussen architectuur en bouwen of bouwkunst, wat hij zag als twee tegenovergestelde termen. De architectuur is volgens Häring verbonden met de wetten van de geometrie die opgelegd worden aan de mens terwijl het bij bouwen om het gebruik draait wat de kern van de opdracht is, vorm is niet het uitgangspunt maar het eindresultaat. De bouwkunst staat in dienst van het menselijk leven. Deze houding komt duidelijk naar voren in het artikel ‘Problemen des Bauens’ uit 1924 waarin Häring uiteenzet hoe er gebouwd moet worden voor een goede leefomgeving:

“Een raam heeft drie functies, 1 Licht naar binnen laten, 2 Ventilatie mogelijk maken, 3 Uitzicht te geven. Voor functie 1: Het beste licht voor een ruimte is het licht van boven. Licht van boven verlicht de ruimte volkomen gelijkmatig zoals het in de natuur ook gebeurd. Licht van de zijkant is slechter omdat het niet voldoende verlicht en teveel schaduw geeft. Het is niet handig voor het goed en vrij plaatsen van meubels, vooral het bureau, de eettafel en de wasbak. Zijlicht geeft alleen tijdelijk zonlicht en bovenlicht is onafhankelijk van de oriëntatie. Voor functie 2: Ventilatie geschiedt het beste schuin door de ruimte vlak onder het plafond. De huidige ramen zijn dus een zeer inefficiënte methode voor ventilatie. Voor functie 3: Voor uitzicht, gebruik ik een opening van 80 cm hoog en 120 cm breed op de juiste hoogte geplaatst. Een stuk glas zonder onderbrekingen van stijlen als schuifvenster of pullman venster in stalen kozijn. Het huidige raam voldoet slecht aan deze functie omdat er stijlen zitten op de plek waar ik uitzicht wil hebben.” 26

Het artikel komt vrij dogmatisch over en de standaard plattegronden die Häring toevoegt aan het artikel komen eerder onmenselijk over door uitsluitend daklichten te gebruiken en het kleine formaat van de ruimte. Ze waren dan ook meer bedoeld als schematische voorbeelden dan als uit te voeren plannen. [23] Het is van belang om zijn werk verder te analyseren om te zien wat de uitwerking betekende. In de ontwerpen voor een Sanatorium en het Sezessesion kunst museum [22] komt het idee voor het licht van boven tot uitdrukking in een veel overtuigendere manier en in zijn ontwerpen voor sociale woningbouw wordt lichttoetreding een belangrijk thema en uit zich in een zeer precieze plaatsing van de ruimtes en openingen voor bezonning.

Humane Architectuur 30

In de carrière van Häring was de woning een van de meest essentiële functies in de architectuur. De plattegronden zijn tot in de kleinste details uitgewerkt met verschillende opties voor meubilering en precieze oriëntatie voor zonlicht, uitzicht en gebruik. Hij ontwierp een scala aan zeer kleine efficiënte woning typen voor de wederopbouw wijken waarvan er helaas maar weinig gerealiseerd zijn. Ondanks de kleine oppervlakte wist Häring een gevoel van ruimte te creëren, door het plaatsen van binnenhoven, schuivende wanden en uitzicht naar verschillende zijden. [24] Met de schuifwanden kon de woning opgedeeld worden in aparte ruimtes en gaf zo de mogelijkheid tot een flexibele indeling. De zaagtandhoeken die hij ontwierp voor de woningen op Friedrichshafen voorzien in zonlicht uit het zuiden en beschutting voor het balkon. Bij benadering van het gebouw zou het ook zorgen voor een andere ervaring dan de gewoonlijk orthogonale flat gebouwen.

Voor Häring speelde de natuur ook een belangrijke rol in het ontwerp en in sommige plattegronden gaat hij zelfs zo ver dat de tuin gedetailleerder is uitgewerkt in tekening als de woningplattegronden. Voor woningen prefereerde Häring voornamelijk laagbouw om zoveel mogelijk een menselijke maat te behouden en de woning aan de tuin te kunnen schakelen. Hoogbouw paste hij alleen toe als het niet anders kon en dan op plaatsen waar een hoge dichtheid mogelijk was.

In de teksten die Häring na de oorlog schrijft komt de noodzaak naar voren voor een ontwikkeling van de techniek met een culturele en spirituele kijk in plaats van de materialistische en pragmatische manier van handelen. Häring waarschuwt ervoor dat we moeten oppassen dat niet alles om economie draait waardoor we verzanden in een wederopbouw zonder uitdrukking van een nieuwe samenleving. Na de oorlog was dit een belangrijk thema voor Häring, volgens hem werd door de puur economische visie die standaardisatie met zich meebracht de culturele en spirituele orde gedood. Voordat standaardisatie doorgevoerd kan worden moet de vorm al aanwezig zijn wat Blundell Jones toelicht met een uiteenzetting van Häring over Japanse standaardisatie principes: “He then discusses at length the question of traditional Japanese standardisation, pointing out its sophistication and complexity, but also the very different cultural conditions of its development. The crux of his argument is that the Japanese house was well established as a type before the discipline of standardization was applied, so the technical ordering was superimposed on the deeper cultural order already present.” 27 Häring was altijd bezig met het reflecteren op de maatschappij en de politieke situatie en in zijn vak wilde hij zo goed als mogelijk de gewone mens en het leven dienen. Voor hem stond vast dat de creatie moest plaats vinden van binnen naar buiten toe om de mens heen.

24 Woningbouw studie: Links 1950, Midden 1930, Friedrichshafen 1949

Humane Architectuur 31

“True architecture exists only where man stands in the center.” Alvar Aalto 28

25 Villa Mairea

Az

LTO heeft een diepgaand gevoel voor een contemplatieve architectonische taal, er speelt ich een dialoog af tussen waarnemer en object, door de enorme rijkdom en gelaagdheid die

zijn ontwerpen bezitten. De bezoeker kan zich verwonderen over de kleinste details en de innovatieve vormentaal die verbeelding en fantasie aanspreken. Aalto gebruikt tal van metaforen in zijn gebouwen, zoals het idee van de ‘forest space’ waarbij natuurlijke elementen in materialisering en detail opgenomen worden. Handgrepen worden met hout bekleed en leuningen omwonden met leer om te zorgen voor een prettig en warm gevoel. De ervaring van de mens staat centraal. Ruimtes moeten comfortabel zijn en voorzien in de behoefte van de functie. Aalto legt zichzelf bij elk project nieuwe eisen op, die voortkomen uit een bewustzijn voor de menselijke psyche en zijn visie op het gebruik, waarvoor hij steeds weer innovatieve oplossingen bedacht. Hij ziet architectuur als een component in de strijd tussen mens en natuur 29 wat hij beschrijft als “the conflict between ‘the little man’ and technological civilization.” 30

A

In 1935 begon hij de technologisch wetenschappelijk productie criteria vragen te stellen met zijn lezing “Rationalism and Man”:

“We can say that one of the ways to arrive more and more humanly build environment is to expand the concept of the rational. We should rationally analyze more of the requirements connected with the object than we have to date…As soon as we include psychological requirements, or, let us say, when we can do so, than we will have already expanded the rational method to an extend that has the potential of excluding inhuman results…A standard article should not be a definitive product; it should on the contrary be made so that the form is completed by man himself according to all the individual laws that involve him. Only in the case that objects have neutral quality can standardization’s coercion of the individual be softened and its positive side culturally exploited. There is a civilization that, even in its traditional phase, its handicraft era, showed enormous sensitivity and tact towards the individual in this regard. I mean parts of the Japanese culture, which, with its limited range of raw materials and forms, inculcated a virtuoso skill in creating variations and almost daily variations. Its great predilection for flowers, plants, and natural objects is a unique example. The contact with nature and its constantly observable change is a way of life that has difficulty getting along with concepts that are too formalistic.” 31

Humane Architectuur 32

Voor Aalto was natuur altijd een belangrijk element in de creatie door de mens, Functionalisme ging voor hem samen met de natuur. De natuur wordt zelfs uitgenodigd om wanden of balustrades te begroeien waarmee hij symbolisch duidelijk maakt dat de natuur uiteindelijk altijd overwint. [25] Ook in het interieur neemt de natuur een belangrijke plaats in met het idee van de ‘forest space’. [27] In de Villa Mairea wordt deze ervaring van het bos op verschillende manieren opgewekt. Onder andere door verschillende materialen te gebruiken voor de vloer, van natuur steen in de tuin, naar rood keramiek bij de entree en berkenhout in de woonkamer, wat een overgang creëert van het natuurlijke bos naar de geciviliseerde woning. Verder brengt hij op verschillende manieren referenties aan die naar bomen verwijzen zoals bij de trap in de woonkamer [26] en de houten belijning op het plafond. De kolommen worden omwonden met rattan of mens te verrijken. In zijn latere werk worden veel van deze ideeën ook in een abstractere vorm uitgedrukt. Aalto zoekt ook naar verbindingen met de regio en is niet bang om de relatie met het verleden te leggen om voor mensen een vertrouwde omgeving te creëren. Zo gebruikt hij kenmerken van het traditionele Finse boeren huis, de ‘Tupa’ waar kamers verschillende functies tegelijk kunnen hebben.

Om verder in te gaan op Aalto’s idee over functionele architectuur is het artikel ‘The Humanizing of Architecture’ uit 1940 interessant. Hij beschrijft daarin dat functionele architectuur alle activiteiten van de mens moet omvatten en zich in al deze activiteiten op hetzelfde moment moet ontwikkelen, anders is het resultaat oppervlakkig. Om tot een waardevolle architectuur te komen voor de mens is het van belang dat de rationele manier van denken wordt uitgebreid met een

psychologische component, zoals in zijn lezing ‘Rationalism and Man’ al naar voren kwam. Om die psychologische kant te onderzoeken in de architectuur kunnen we leren van de methodes die in de wetenschap worden gebruikt: “If we proceed from technical functionalism, we shall discover that a great many things in our present architecture are unfunctional from the point of view of psychology or a combination of psychology and physiology. To examine how human beings react to forms and construction, it is useful to use for experimentation especially sensitive persons, such as patients in a sanatorium.” 32

26 Boven Villa Mairea, trap in de woonkamer, Onder Het idee van het bos komt overal terug, ook is het lijnenspel van de leuning goed te zien

Bij zijn ontwerp voor de rustkamers van de patiënten in het Paimio sanatorium gaat hij ervan uit dat de kamer voor een ‘horizontaal mens’ wordt ontworpen omdat de patiënt de meeste tijd in bed doorbrengt. Het plafond is donkerder van kleur zodat het minder reflecties geeft, de verwarming straalt van boven is op de voeten gericht en de verlichting is naar boven gericht zodat het niet verblindt aan de ogen. Met de plaatsing van wanden en ramen is gedacht aan het voorkomen van geluidsoverlast en tocht. [28] Een ander voorbeeld dat Aalto aanhaalt is de bibliotheek in Viipuri, waar hij ervan uit gaat dat het lezen van het boek de belangrijkste activiteit is. De leesruimte is compleet afgesloten van de buitenwereld zodat je niet afgeleid kan worden en wordt door een raster van ronde daklichten met daglicht voorzien. De daklichten zijn zo vorm gegeven dat er geen directe zonnestralen

Humane Architectuur 33

28 Schetsen en foto’s Paimio Sanatorium 27 Schets bibliotheek Viipuri

binnen kunnen komen die voor reflecties zouden zorgen en ze geven een gespreid licht waardoor geen schaduw werking kan ontstaan zodat de positie van de lezer niet uitmaakt. [27]

Met de ontwikkeling van een biodynamische filosofie rond de gebruiken van de mens breidt Aalto zijn theorie uit. Met zijn essay getiteld ‘The Dwelling as a Problem’ beschrijft hij deze eigenschappen in relatie tot de woning:

“These biodynamic functions [sleep, work, play, eat] should be taken as points of departure for the dwelling’s internal devision, not an out-dated symettrical axis or “standard room” dictated by facade architecture. Modern man, and the family, are more mobile than before. This is reflected in furniture’s mechanical characteristics…Movable and foldable furniture enlarge a minimal dwelling…The biological conditions for human life are, among others, air, light, and sun. Air does not have to do with the size of the rooms or their number. It is an independent concept. We can surely build a dwelling with a large cubic footage of air without using the floor area uneconomically an affecting the ceiling height. The air space is a question of ventilation. On the other hand one must give a great deal of consideration to the air’s quality. And this is a question that is dependant on the city’s internal organization, the town plan.” 33

In de seriematige ontwikkeling voor woningen zorgt Aalto altijd voor variatie, die ervoor

zorgt dat elke woning of unit toch zijn eigen identiteit krijgt. Dit idee van de ‘flexibele standaardisatie’ komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in zijn ontwerp voor het Baker house op de campus van MIT die door de studenten onderling verschillende niknamen kregen zoals ‘coffins, pies and couches’. [35] Maar ook door natuurlijke variaties aan te brengen met verspringing of waaiervormige plattegronden die een soort organische groei nabootsen. [19] Hiermee doorbreekt hij opzettelijk de vooropgelegde patronen en ‘architectonische ritmes’ die hij zag als een gevolg van het te eenzijdige en rationele denken. Bij het ontwerpen van appartementenblokken let Aalto er heel bewust op om de menselijke kwaliteiten te behouden. Zo liggen de balkons meer in het gebouwvolume en heeft de gevel een vertanding om meer privacy te creëren ten opzichte van de andere woningen. [29] De entree hal ligt aan de gevel om daglicht binnen te laten en vormt zo een soort interne patio. Het idee van de patio is ook terug te vinden in de plattegronden van de appartementen waar rond om de woonkamer de overige functies zijn gelegd. De gang voor de ontsluiting van de slaapvertrekken wordt gebruikt als geluidsbarrière.

In het algemeen prefereert Aalto laagbouw of eengezinswoningen boven hoogbouw: “The question of a limitation on the height to which one can build, for example, highrise apartment houses, is one of today’s most difficult questions. We can say with good reason that the solution has always

Humane Architectuur 34

been a kind of measure of the social level, difficult to define, of different cultural and social organizations. Fundamentally the question is not economic; rather , it is social and psychological factors [often in direct conflict with economic demands] that determine the parameters for housing.” 34

In zijn publieke gebouwen komen ook een aantal thema’s naar voren die duiden op zijn diepgaande gevoel voor de mens als sociaal en gevoelig wezen. De monumentale gebouwen van Aalto blijven ondanks hun monumentaliteit dicht bij de mens: ”[Aalto has the] ability to marshal levels and building masses to create a feeling of monumentality without the slightest hint of pomposity or oppressiveness.” 35Hij bereikt dit door het opbreken van het programma in verschillende gebouwen waardoor vaak een stedelijk karakter ontstaat met het gevoel van een Romeinse groepering van gebouwen. [30]In de ontwerpen van openbare ruimtes voegt Aalto vaak elementen toe voor ontmoeting, zoals het amfitheater (ook in de buitenlucht) dat in verschillende varianten in zijn hele oeuvre terug te vinden is. De gebouwen voor het publiek ziet hij als “symbols of the social life, symbols of what may be called democracy – the building owned by everybody.” 36De gebouwen van Aalto zijn ontworpen voor en om de mens heen zodat ‘de kleine man’ zich thuis kan voelen in de brute wereld waarin hij beschutting zoekt. Tot in de kleinste details, die soms onbenullig lijken, houd Aalto zich bezig met de beweging van de mens. Zelfs de leuningen vormen belangrijke elementen in de ruimte en worden niet alleen aangebracht voor de veiligheid. Het zijn vaak levendige ‘natuurlijke’ lijnen die je begeleiden op je weg door het gebouw en vormen soms zelfs sociale hangplekken. [27,31]

Aalto had een buitengewoon gevoel voor vorm, materiaal, en productie. Het ging hem om het bouwen voor de mens en hij experimenteerde dan ook veel in de praktijk. De teksten die hij schreef vertellen alles wat essentieel is in architectuur maar zeggen weinig over zijn eigen gebouwen en hoe deze tot stand kwamen. De verwezenlijking van zijn ideeën zijn alleen te beantwoorden met het analyseren of bekijken van de gebouwen zelf. In het volgende hoofdstuk ga ik daarom in op een aantal sleutel projecten in zijn carrière en analyseer ik de ontwikkeling van de thema’s en typeontwikkeling tijdens zijn leven.

29 Boven Hansaviertel 1954-57, Onder Jyväskylä Universiteit 1952-57

Humane Architectuur 35

Noten

31 Lijnenspel van leuningen30 Lijnenspel van leuningen, Alvar Aalto

24 Blundell Jones, ‘Hugo Häring; The Organic versus the Geometric’, p 78 25 Ibidem, p 93 26 Ibidem, p 316 schirren vertaling uit het Duits 27 Blundell Jones, ‘Hugo Häring; The Organic versus the Geometric’, p 164 28 Marja-Riita Norri in Reed, ‘Alvar Aalto; Between Humanism and Materialism’, p 11 29 Weston, ‘Alvar Aalto’, p 121 30 Ibidem, p 148 31 Kenneth Frampton in Reed, ‘Alvar Aalto; Between Humanism and Materialism’, p 124 32 Bernhard Hoesli, ‘Alvar Aalto; Synopsis’, (Basel/Boston/Stuttgart: Birkhäuser Verlag 1980), p 16 33 Reed, ‘Alvar Aalto; Between Humanism and Materialism’, p 123 34 Ibidem, p 108 35 Weston, ‘Alvar Aalto’, p 189 36 Weston, ‘Alvar Aalto’, p 157

Humane Architectuur 36

Inspiratie en Creatie 37

Inspiratie en Creatie 38

31 Gut Gerkau 1922-26

Inspiratie en Creatie “Häring accepted a spiritual realm beyond the immediate material, and believed in the possibility of a spiritual intuition that transcends ordinary understanding…He did not reject modern knowledge and scientific thinking. His aim was rather to move beyond science into a new more embracing view: a view that would re-integrate technical thinking with knowledge of other kinds. The discovery of technique was, for him, a step on the necessary path of human development, but never an end in itself.” Peter Blundell jones 37

ETing

nieuwe wereH begin van de twintigste eeuw was een tijd van de grote visies en idealen. Door de

rijpende veranderingen van de industriële revolutie ontwikkelden zich ideeën over een ld van eenheid en rationalisme. In de architectuur ontstond er een drang om zich te

bevrijden van het beklemmende classicisme met zijn ornamenten en strenge orde. Ondanks dat hebben de wel bekende architecten van het modernisme veel invloeden uit het verleden omdat ze er natuurlijk mee opgegroeid en opgeleid waren. Er werd ook veel gekeken naar de Japanse tradities met hun zuivere materiaalgebruik en sterke relatie met de natuur. In dit hoofdstuk komen de invloeden en inspiratiebronnen aan de orde met toelichting van een aantal sleutelprojecten en productontwerpen van beide architecten.

Peter Blundell Jones benadrukt dat de rol van Theodor Fischer van groot belang is geweest in het werk van Häring. Theodor Fischer was van de generatie die de grondleggers waren van de moderne beweging, Peter Behrens, Herman Mathesius en Henry van de Velde in Duitsland maar ook Hendrik Berlage en Luis Sullivan in het buitenland. De volgende thema’s stonden centraal in hun werk: 1 de locale traditie en context tegenover het klassieke voorbeeld 2. proberen het ornament een nieuwe betekenis te geven 3. interesse in tektoniek en rationele structuur 4. de reductie van volumes naar pure geometrische volumen.38 In het werk van Häring komen een aantal van deze thema’s ook steeds terug.

Een andere inspiratiebron vormde het theater en de film waarmee Häring in 1921 in aanraking kwam toen hij trouwde met Emilia Unda. Het fascineerde hem hoe op de filmset alles op dat ene beeld afgestemd werd terwijl gebouwen in de realiteit worden ervaren in verschillende omstandigheden van daglicht en over langere periodes en van verschillende gezichtspunten.39 Hij kon daarmee zijn denken over de ervaring van de ruimte en zijn representatie, de atmosfeer en de kracht van de illusie verder ontwikkelen.

Om toe te lichten hoe Häring tot zijn ideale vorm komt vanuit de eisen van de opdracht, zoals beschreven in zijn essay ‘Wege Zur Form’, behandel ik hier het project Gut Gerkau [1922-1926] wat zijn meesterwerk genoemd kan worden en waarin zijn theorie het beste en meest uitgebreid tot

Inspiratie en Creatie 39

32 Plattegrond, doorsnede en foto Gut Gerkau

uitdrukking komt. Het project bestaat uit een aantal gebouwen op een boeren bedrijf die geschakeld liggen om een erf heen. [31] De koeienstal is het interessantste gebouw en is zeer precies gesitueerd aan de kop van het terrein. Met een vloeiende beweging sluit het aan op de bewegingen die plaats vinden op het terrein. De plattegrond komt in eerst instantie wat ongewoon over en is in zijn vormentaal vrij ongekend. Van buitenaf lijkt het een compositie van vormen die een eenheid vormen door hun materialisatie. Om te begrijpen dat deze compositie is ontstaan door een vergaande analyse van de programmatische eisen, moet je de theoretische achtergrond kennen.

Zo is de peervormige plattegrond voornamelijk bepaald door de wijze van het voeren van de dieren en de plaats van de stier terwijl de doorsnede een combinatie is van eisen voor ventilatie en daglicht. [32] De constructie en materialisering is een mix van moderne technieken van die tijd, slanke betonnen balken die naar het einde taps toelopen om de momentenlijn te volgen, en traditionele materialen en technieken zoals het expressief inzetten van baksteen en houten beschot.

In dit ontwerp wist Häring zijn keuze voor een specifieke vorm op overtuigende wijze te maken, maar niet alles kan zo logisch uitgelegd worden en het is sterk gerelateerd aan de uitgebreide functie omschrijving die hier voor handen was. Blundell Jones beredeneert daarom het volgende: “Seldom does a single function impose demands strong enough to determine a form that lies, so to speak, between them, is their mutual product, and is unique in answering all requirements”.40 Hij benadrukt hiermee dat het denken van Häring soms selectief en inadequaat was in zijn argumenten. Ik denk dat dit komt door de spirituele en idealistische manier van denken die Häring had, waardoor hij soms wat vaag over komt. Maar het is duidelijk dat hij streeft naar een architectuur die niet alleen om expressieve vorm gaat maar een ervaring van leven met zich mee brengt die alle zintuigen van de mens aanspreekt.

Als tweede project heb ik het sociale woningbouw plan voor de Siemensstadt gekozen dat Häring ontwikkelde tussen 1928 en 1931. Een grote hoeveelheid projecten die door Duitse modernisten werden gebouwd in de Weimar periode bestond uit sociale woningbouw, voonamelijk in Frankfurt en Berlijn. De Siemensstadt is een van de meest bekende Berlijnse projecten uit die tijd en bestond uit 2080 woningen, onder andere ontworpen door Häring, Hans Scharoun, en Walter Grophius. In de gebouwen van Häring is een grote rijkdom en gelaagdheid te vinden die voortkomt uit de ideeën over het gebruik en de visuele waarneming. Het meest opvallende zijn de ronde balkons die hun vorm kregen voor de plaatsing van een ronde tafel en uit het oogpunt van schaduwbeperking voor de onderburen. Vanuit de keuken was het ook mogelijk om door het raam het eten te serveren. Bij benadering van het gebouw van de zijkant speelt de gelaagdheid en ritmering in de gevel een

Inspiratie en Creatie 40

belangrijke rol in het doorbreken van het volume en het reduceren van de herhaling. De ronding van de balkons vormt een levendig spel en de ritmering wordt onderbroken bij de trappenhuizen. Op de bovenste verdieping zijn rechthoekige balkons geplaatst waardoor de hoogte van het volume wordt doorbroken. De materialisering van baksteen met een speciaal Pruisisch baksteenverband vormt een decoratieve afsluiting bij de zolderverdieping en dient als borstwering bij de balkons wat een rijkheid aan textuur oplevert.41 [33]

Vele plannen die Häring tekende bleven helaas ongerealiseerd vanwege de onderdrukking van het Nazi regime. Maar de gebouwen die gerealiseerd zijn getuigen van een diepgaande kennis van de perceptie van de mens en zijn gevoel. Thema’s als licht, de natuur, het sociale en de handelingen van de gewone mens wist hij tot een eigenwijze en originele synthese te brengen met de mogelijkheden van techniek en materialisering. En ondanks zijn afkeer van het formalisme hebben zijn projecten een overtuigende esthetische kwaliteit [serie plattegronden van huizen]

33 Boven Siemensstadt woningen 1929-31, Linksonder woonhuis studie 1942, Rechtsonder familiehuis 1946

Inspiratie en Creatie 41

34 Schets Italië

“After all, nature is a symbol of freedom. Sometimes nature actually gives rise to and maintains the idea of freedom. If we base our technical plans primarily on nature we have a chance to ensure that the course of development is once again in a direction in which our everyday work and all its forms will increase freedom rather than decrease it.” Alvar Aalto 42

ETon

het (ItaliaanH werk van Aalto vertoont vanaf het begin tot het eind van zijn carrière een prachtige

twikkeling van zijn ideeën. Thema’s als het gebouw als landschap, natuur, de golvende lijn, se) atrium, daklichten en plekken voor ontmoeting, het zijn er teveel om op te noemen. Ze

ontstaan soms al in een pril stadium in zijn eerste werken en ontwikkelen zich in zijn loopbaan tot uitgekristalliseerde rijke uiting in zijn gebouwen en producten. Aan de hand van een schematische analyse behandel ik een aantal thema’s om te laten zien hoe de ontwikkeling verloopt. Je kan het opvatten als een evolutionaire ontwikkeling van typen in zijn carrière. Ideeën worden steeds weer opnieuw toegepast op een andere manier of in een andere schaal, aangepast op de eisen van de opgave.

Als eerste thema heb ik de golvende lijn gekozen die voor het eerst opduikt in de bibliotheek in Viipuri waar het nog een beetje als een verdwaald element overkomt. Het is bedoeld als akoestisch plafond in de lezingen zaal maar bleek niet zo goed te functioneren door de langgerekte verhouding van de ruimte. Aan de buitengevel komt het wat provisorisch over omdat de lijn botst met de rechte lijn van de vensters. Maar in zijn volgende projecten ontwikkelde de lijn zich al snel tot een overweldigende vormentaal voor onder andere, wanden, plafonds en daken. Bij de ‘Karhula-Iittala Glass-Design Competition’ vind de vorm op een andere schaal zijn uitdrukking in de bekende Aalto vaas waarvan de vorm wel vergeleken wordt met vorm van de Finse meren. In het Paviljoen voor de Expo in New York krijgt de golvende lijn een functie als wand waarmee Aalto internationale bekendheid kreeg en geprezen werd. In de diagrammen is te zien hoe de golvende lijn uitdrukking krijgt in latere projecten. [35] Weston beschrijft hoe Aalto met de zijn golvende vlak tegenover het vlakke vlak de lucht in de ruimte als het ware ‘oplaad’ of onder spanning zet zoals een vleugel van een vliegtuig dat doet.43

Een ander thema dat zijn oorsprong vindt in Italië is het open of gesloten atrium, wat soms ook als omsloten tuin, patio of zelfs in de woonkamer terug te vinden is. [36] Aalto deed veel inspiratie op gedurende zijn reizen door Italië en was gefascineerd door de natuurlijke wijze waarop de steden waren gegroeid. Deze ideeën vinden we ook terug in zijn stedenbouwkundige visies, maar hier gaat het om de ontwikkeling van het atrium principe dat in het paviljoen voor de Expo in Parijs op bijna letterlijke manier toegepast is als kopie van zijn schets in Italië. [34] Bij de villa Mairea zijn de functies zo om de tuin gelegd dat er een soort binnentuin ontstaat met het bos als afsluiting aan één zijde. In het stadhuis voor Säynätsalo wordt het een verhoogde binnentuin dat een samenbindend element is van de functies die er omheen liggen. In het experimentele huis vormt de ommuurde patio een overgang van geciviliseerde woning naar de vrije natuur. Je zou het kunnen opvatten als een groot

Inspiratie en Creatie 42

35 In volgorde: Bibliotheek Viipuri, Aalto vaas, Villa Mairea, Baker house, Kerk van de drie kruizen (doorsnede), Appartementen, Kerk van de drie kruizen (Plattegrond), Bibliotheek Seinäjoki

venster naar de omgeving. Op een hele andere schaal is het principe toegepast in het Hansaviertel in Berlijn, waar de woonkamer als patio gezien kan worden met een relatie tot de diverse functies daar omheen. De universiteit van Juvaskyla is misschien meer een Romeinse schakeling van gebouwen maar zou je ook als een metafoor kunnen zien van de omsloten ruimte op een grote schaal. [29]

Op kleinere schaal is er ook aandacht voor de perceptie van de mens, handvatten en leuningen worden omwonden met rattan of leer, of bekleed met hout voor een aangenaam gevoel. [37] Lampenkappen ontwikkelen zich tot organismes die het licht op een geraffineerde manier de ruimte in laten stralen. [38] Aalto’s precisie tot in het kleinste detail maken zijn ontwerpen een plezier voor het oog en de geest om de rijkdom en gelaagdheid te ontdekken en te ervaren, in elk project zijn er weer nieuwe inventieve oplossingen te vinden.

Het eerste project dat ik hier beschrijf is het experimentele huis [37], wat hij bouwt als vakantiehuis op het eiland Muuratsalo in 1953, waar Aalto vrij experimenteert met de mogelijkheden

Inspiratie en Creatie 43

36 In volgorde: Stadhuis Säynätsalo, Experimenteel huis, Villa Mairea, Hansavietel, National Pension Institute

van baksteen en tegels. Verschillende baksteenverbanden, de werking van licht en schaduw patronen en verwering van materialen werden onder andere getest. Zijn experimenten werden deels gemotiveerd door de theorieën van de filosoof Yrjö Hirn waarmee hij goed bevriend was. Zijn “theorie van het creatieve experiment [was] gebaseerd op het geloof dat ‘nabijheid van natuur nieuwe inspiratie kan geven’ in het streven naar ‘het vinden van het specifieke karakter van het architectonische detail dat ons noordelijk klimaat nodig heeft’.” 44

Ik heb al eerder vermeld dat de plattegrond een relatie heeft met de Italiaanse atrium woning en Richard Weston beschrijft uitgebreid over de interpretaties die mogelijk zijn van deze referentie: “[The] experiments were as much aesthetic as technical: we are in the world of metaphor again, for what are these walls if not intimations of ‘ruins’ – past, or perhaps to come? Is this a tiny piazzetta, the

Inspiratie en Creatie 44

atrium of a Pompeian patrician’s dwelling, or the (re)lict room of a large, old house, which has lost its roof and been re-colonized as a picturesque courtyard?” 45 En hij gaat nog verder, maar het is duidelijk dat Aalto een fascinatie had voor ruines. Weston beschrijft dat in de schetsen van Aalto van Griekse ruines is te zien hoe de geciviliseerde bouwwerken van de mens langzaam weer terug worden veroverd door de natuur. Aalto lijkt in zijn architectuur een voorbode te geven van het verval dat gaat komen, van de natuur die uiteindelijk altijd overwint. Veel van de ideeën die te vinden zijn in het experimentele huis zijn terug te vinden in zijn latere gebouwen.

37 Experimenteel huis 1953

Inspiratie en Creatie 45

In het tweede project, de kerk van de drie kruizen [38], zijn een aantal thema’s te vinden die tot in een ver stadium ontwikkeld zijn. De kerk is verdeeld in drie zones – kruizen – die afgesloten kunnen worden van elkaar met verschuifbare betonnen wanden. De golvende lijn is hier ingezet als opbollende lichamen naar de bosrand toe en ze volgen de verdeling van de ruimtes. De tegenoverliggende wand is recht waarmee Aalto een dialoog aangaat tussen het vrije natuurlijke met de gebogen vorm en het rationele menselijke met de rechte vorm. Deze dialoog komt vaker voor zoals bij de opera in Essen. Richard Weston beschrijft de centrale ruimte van de drie kruizenkerk als de ‘meest complexe en geavanceerde ruimtelijke vormen in Aalto’s gehele oeuvre’ omdat de golvende lijn ook in de doorsnede wordt ingezet en zorgt voor zeer complexe aansluitingen met de wand. Volgens Aalto zijn de golvingen ook ingezet voor de akoestische werking. Voor hem was er altijd een synthese van esthetiek en functionele eisen.

Een ander thema dat hier tot in een vergaand stadium is uitgekristalliseerd is de behandeling van daglicht en kunstlicht. De kerk schijnt meer dan honderd ramen te hebben waarvan er geen twee hetzelfde zijn. Het licht is zeer nauwkeurig gecomponeerd op de beweging van de zon waardoor gedurende de dag verschillende atmosferen ontstaan. Aan de buitenkant ontstaat zo een levendig daklandschap met lichthappers die als het ware de ogen van het gebouw vormen. De relatie met een levend organisme legt Richard Weston ook maar dan aan de binnenkant: “[The] suggestion of organic life is echoed in the ribbed apertures in the ceiling through which filtered and pre-heated air is admitted and waste air extracted.” 46 Aalto wist de kwaliteit van het Noordelijk licht optimaal uit te buiten in zijn projecten, niet alleen in interieurs maar ook aan de buitenkant met het spel van licht en schaduw van verschillende materialen en hun ritmes.

38 Kerk van de drie kruizen 1957-59

Inspiratie en Creatie 46

Noten 39 Woonhuis studies, Hugo Häring

37 Blundell Jones, ‘Hugo Häring; The Organic versus the Geometric’, p 180 38 Ibidem, p 16 39 Ibidem, p 35 40 Ibidem, p. 60 41 Ibidem, p 120 42 Weston, ‘Alvar Aalto’, p 98 43 Ibidem, p 114 44 Ibidem, p 114 45 Ibidem, p 121 46 Ibidem, p 206

Inspiratie en Creatie 47

Conclusie 48

Conclusie

40 Links Hugo Häring, Rechts Aalto met de Paimio chair

ÄRzie

mindere matH ING heeft ten opzichte van Aalto een nog sterkere reflecterende rol in zijn teksten en

t bepaalde personen als specifieke opponenten zoals Le Corbusier. Aalto houd zich in e bezig met zich specifiek af te zetten tegen een beweging, hij ziet zijn ideeën over de

psychologische component in de architectuur meer als een uitbreiding en toevoeging aan de uiterst rationele component van de Internationale Stijl. Häring haalt niet zo specifiek de term ‘humaniseren’ aan zoals Aalto dat doet maar bij beide architecten zijn dezelfde methodes te ontdekken om de mens te dienen in zijn gebruik en ervaring.

Voorbeelden van vergelijkbare redenatie in het toepassen van een meer natuurlijke vorm die ritmering en herhaling doorbreekt zijn te vinden in de ontwikkeling van sociale woningbouw projecten. Balkons worden meer in de gevel gelegd en de gevel krijgt een zaagtandprofiel voor een grotere privacy daarbij wordt de herhaling, zoals gebruikelijk bij flats, doorbroken en speelt de oriëntatie op de zon een rol. [24,29] De waarneming van de gebouwen bij benadering wordt interessanter en geeft meer identiteit aan de plek. Voor een betere sociale en gezonde leefomgeving voor het wonen, zijn ze van mening dat laagbouw beter is dan hoogbouw. Ook zijn er belangrijke thema’s die we terug vinden om de ervaring en waarneming van de mens te verrijken. Zo hebben beide architecten een fascinatie voor het licht van boven, wat ook uit functioneel oogpunt wordt toegepast, en vinden we de gebogen lijn terug als metafoor van de natuur.

Bij Häring bleef de architectonische taal helaas onderontwikkeld omdat hij niet de mogelijkheid kreeg om veel te bouwen, daarentegen was hij een van de grootste schrijvers van de modernisten. De oorlog was voor hem een te groot gat in zijn carrière om zijn bureau na de oorlog weer op poten te krijgen en hij had niet de mogelijkheid benut om in het buitenland actief te zijn, omdat hij waarschijnlijk teveel gehecht was aan Duitsland.

De taal van Aalto ontwikkelde zich veel verder en we vinden daar een veel subtielere uitdrukking van de ideeën die Häring ook nastreefde. Ondanks de problemen van de oorlog, die in Finland wellicht minder waren dan in Duitsland, wist Aalto zijn praktijk door te zetten mede door de goede contacten die hij had in de houtindustrie. Daarbij nam Aalto wel de uitdaging aan om in Amerika te bouwen waar hij al in een vroeg stadium van zijn carrière bekendheid had gekregen. De organische principes komen bij Häring in zijn werk nog wat te dogmatisch over en hij heeft een sterke spirituele inslag die voornamelijk in zijn teksten naar voren komt, terwijl Aalto toch meer een rationele houding had en een vrije hand ontwikkelde die zijn theorie op een natuurlijke en geraffineerde manier tot uitdrukking bracht.

De sociale verantwoordelijkheid die beide architecten nastreven en het zoeken naar een juiste mate van de invloed van de technologische en industriële vooruitgang om een leefbare omgeving te creëren zijn beide thema’s die nog steeds actueel zijn en misschien zelfs nog belangrijker zijn geworden door het besef dat de aarde een zeer kwetsbare planeet is. Bij mij staat het in ieder geval hoog op de agenda en dit onderzoek heeft in grote mate aan het geloof bijgedragen, in een architectuur die de mens dichter bij de principes van de natuur kan brengen.

Conclusie 49

Bibliografie 50

41 Academische boekhandel Helsinki, Aalto

Bibliografie Blundell Jones, P. 1999 Hugo Häring. The organic versus the Geometric. Stuttgart/London: Axel menges Curtis, William j.r. 2005 Modern Architecture since 1900. London: Phaidon press Hoesli, B. 1980 Alvar Aalto Synopsis. Basel/Boston/Stuttgart: Birkhäuser Verlag Lautenbach, H. 1965 Hugo Häring. Schriften Entwürfen, Bauten. Stuttgart: Krämer Reed, P. et al. 1998 Alvar Aalto. Between Humanism and Materialism. New York: Museum of modern art Schildt, G. 1984 Alvar Aalto. The early years. New York: Rizzoli Schildt, G. 1997 Alvar Aalto. In his own words. Helsinki: Otava Schirren, M. 2001 HugoHäring . Architekt des Neuen Bauens 1882-1958 Ostfildern-Ruit : Hatje Cantz 42 Römer huis, Hugo Häring Weston, R. 2004 Alvar Aalto. London/New York: Phaidon press (origineel 1995) Verantwoording Afbeeldingen: Voorkant: Universiteit van Jyväskylä, Alvar Aalto Interieur Gut Gerkau, Hugo Häring Alle Afbeeldingen zijn afkomstig uit de publicaties waarnaar gerefereerd wordt in de tekst. De schematische tekeningen zijn door mijzelf gemaakt in Adobe Illustrator.

Bibliografie 51

Bibliografie 52

Bibliografie 52