‘Ik wil het goed doen in jouw ogen’ - Jeroen Siebelink...die ‘boek-presentatie-woord - jes’...

4
Hockeycoach Marc Lammers is de succesvolste Nederlandse damescoach aller tijden. Maar bij dochter Peppe weet hij soms even niet meer wat hij moet zeggen. door JEROEN SIEBELINK fotografie JESAJA HIZKIA ‘Ik wil het goed doen in jouw ogen’ ‘anders heb ik het gevoel dat ik faal’ -101- ESQUIRE.nl ESQUIRE.nl juli/augustus 2015 juli/augustus 2015 -100- marc lammers vader & dochter

Transcript of ‘Ik wil het goed doen in jouw ogen’ - Jeroen Siebelink...die ‘boek-presentatie-woord - jes’...

Page 1: ‘Ik wil het goed doen in jouw ogen’ - Jeroen Siebelink...die ‘boek-presentatie-woord - jes’ zoals zij het noemt, die ge - bruikt hij ook ‘tegen’ haar. Daar kan ze zo slecht

Hockeycoach Marc Lammers is de succesvolste Nederlandse damescoach aller tijden. Maar bij dochter

Peppe weet hij soms even niet meer wat hij moet zeggen.

door JEROEN SIEBELINKfotografie JESAJA HIZKIA

‘Ik wil het goed

doenin jouw

ogen’

‘anders heb ik het gevoel dat ik faal’

-101-

ESQUIRE.nl ESQUIRE.nljuli/augustus 2015 juli/augustus 2015

-100-marc lammersvader & dochter

Page 2: ‘Ik wil het goed doen in jouw ogen’ - Jeroen Siebelink...die ‘boek-presentatie-woord - jes’ zoals zij het noemt, die ge - bruikt hij ook ‘tegen’ haar. Daar kan ze zo slecht

m haar heen babbelen de andere meiden van de A2 van hockeyclub Den Bosch over het weer – zonnig maar koud en winderig – en of ze nu beter een lange of korte broek kunnen dra-gen, terwijl zij peinzend naar de grond staart en aandachtig naar de trainer luistert. Peppe, bijna achttien. Zwart shirt, neonroze hotpants, zwarte sportkousen. Donkerbruin haar in staart, stick rus-tend in haar hals. Achter haar: kunstgrasvelden, tot zover het oog reikt. En nog verder weg: het ruisen van vrachtwagens op de snelweg. Haar vader Marc (46), een van de succesvolste hockeycoaches van Nederland, staat nog in de file.

Peppe heeft altijd in de hoogste jeugdteams van de grootste vrouwenclub van Nederland ge-speeld. De D1, de C1, de B1, en als ze wil, kan ze vol-gend jaar zo weer naar de A1, denkt Marc. Terwijl ze ‘technisch niet eens super’ is, vindt hij. Het is meer het sociale in haar, en het vinden van oplos-singen voor problemen die anderen niet zien. Als de bal er nog niet is, weet zij al waar die heen moet. Dat maakt haar zo gewild in de selectie – maar dat is nu het stomme. Op het veld zag hij dat altijd al wel, alleen als het om school ging niet. Ook op school moet ze het meer van haar creativiteit heb-ben. Hoewel zij zelf al jaren geleden wist dat ze na de havo iets met styling en mode wilde gaan doen, dacht hij nog aan heel andere studies. Pas toen een studietest uitwees dat haar toekomst toch echt in het creatieve lag, zag hij het ineens ook.

‘Je moet niet van die ene vier een zes probe-ren te maken, maar van die acht een tien’, zei hij. Eén van zijn vele tegelspreuken die hij de gouden dames van het Nederlandse hockeyteam einde-

Jansen dan, wiens dochter in de A1 speelt. Als Peppe er weer eens gek van wordt, zegt Ronald dat hij haar wel even coacht; zo-als het ook beter is dat Marc de dochter van Ronald coacht.

Het gaat erom aan welke knoppen je draait, als vader langs de lijn.

Kijk, hoe je een willekeurige speler helpt, dat weet Marc als de beste. Het gaat erom een speelster volledig te doen op-gaan in haar spel, in een flow te doen krijgen. Die toestand waar-in de tijd stilstaat en je volledig samenvalt met jezelf, omdat de uitdaging die je bent aangegaan perfect in balans is met je vaar-digheden. Te veel van het één geeft je gevoelens van angst of bezorgdheid, te veel van het an-der leidt tot verveling – hij heeft het allemaal uitgewerkt, thuis houdt hij Peppe nog net geen diagram uit een van zijn sheets voor. Flow bereik je als je goed bent voorbereid, als je aan het hier en nu denkt, als je eigenaar bent van je eigen proces. En: als je zelfvertrouwen hebt. Alle-maal knopjes waaraan je kunt draaien. Bij Peppe staat meestal het knopje ‘zelfvertrouwen’ niet goed afgesteld. Haar zorg voor anderen slaat soms door in een zichzelf wegcijferen. Dat heeft ook met dat geklets en geroddel in zo’n meidengroep te maken. Zeggen jongens elkaar keihard de waarheid en drinken ze daar-na weer een biertje, meiden communiceren liever óver el-kaar. Zegt Marc tegen een groep jongens: warmlopen, rechtsom het veld. Lopen ze toch linksom, want zo doen ze dat altijd. Vraagt hij hetzelfde van een groep mei-den, dan zijn ze al weg en lopen ze braaf rechtsom het veld, maar zeggen ze halverwege tegen el-kaar: belachelijk hè, rechtsom! Zo gaat het bij vrouwen onder-ling nou ook – de krabbenmand.

Lammers Plaza door, een van de 22 interactieve hockeyveldjes in

het land waar kinderen met denkspelletjes worden uitgedaagd het beste in zichzelf naar boven te halen – bij de warming-up van de A2 houdt hij stil. Het aangename getik van sticks tegen ballen, het geklop van ballen tegen een doel. Ze zigzagt met stick en bal tussen gekleurde hoedjes door. Hij be-moeit zich er nog even niet tegenaan.

Dit is het jaar waar het om gaat. Dat weet ze. Het jaar van haar eindexamen; ze heeft zelf al aangege-ven het met hockey even iets rustiger aan te doen. Heel goed. Ze traint niet vier keer per week met het prestatieteam van de A1, maar neemt genoegen met de gezelligheid van de A2. ‘Is je vader dan niet boos?’ vroegen sommige meiden meteen. Nee dus. Als topcoach is hij een streber, maar in zijn rol van amateur/vader heeft hij een bloedhekel aan ouders die langs de lijn hun kinderen richting het eerste elftal schreeuwen. Dat wil hij niet, zo besloot hij al vroeg in Peppes leven. Zo’n vader wil hij niet zijn. Oók toen hij zag dat ze heel aardig kan hockey-en, en elk jaar opnieuw voor het hoogste team van haar leeftijd werd gevraagd. ‘Zeker omdat je vader bondscoach is’, zeiden meisjes en ouders. ‘Jij wordt zeker voorgetrokken door die pa van je?’

Het laatste wat hij wil is ervan beschuldigd te worden dat hij zijn dochter voortrekt. Van de weeromstuit is hij juist extra kritisch op haar. En zo staat ook hij, langs de lijn bij een zaterdagwed-strijd, soms tegen haar te schreeuwen. Niet om haar af te kraken, maar om aan te moedigen. Al komt dat er niet altijd even positief uit. Peppe moet wakker worden. Peppe moet mee helpen verde-digen. Peppe moet dit, en Peppe moet dat. Peppe! Peppe kan daar dus nooit zo goed tegen. Ze weet heus wel dat ze in het begin van een wedstrijd even moet worden wakker geschud. En als ze de bal onnodig verliest, weet ze dat al lang en baalt ze er goed van. Maar dan gaat hij vanuit de dug-out ook nog eens luid over het veld lopen roepen dat ze die bal niet had mogen verliezen. Rustig Marc, rustig, zegt collega en ex-doelman van Oranje Ronald

Bijzon-der ge-drag wordt niet gewaardeerd. Kruipt er één omhoog de mand uit, onderscheidt een Peppe zich met een slimme opmerking, wordt ze als een krab weer naar beneden ge-trokken.

Dus als Peppe weer eens met haar ziel onder de arm thuiskomt omdat er in de groep iets over haar is gefluis-terd, dan kan hij haar voor de zoveelste keer wijzen op haar ‘kernkwaliteiten’, maar dat heeft geen zin. Op de club en in de kleed-kamer heeft dat wel zin. Dan vraagt hij aan alle speelsters wat ze goed vinden aan Peppe. Zo krijgt ze in vijf minuten zestien complimentjes. Hé, ze vinden mij sociaal! En vindingrijk! Ze vinden dat ik me in het spel goed aanbied! En ook dat ik hard sla met mijn backhand! Doet hij dat vlak voor de wed-strijd, reken maar dat ze dan vanaf minuut één in een flow zit, en haar beste spel laat zien. ‘Zo ga je van goed naar goud Pep’, zegt hij na afloop.

Alleen thuis hoeft hij zoiets niet te proberen. Daar komt hij niet meer weg met zijn stokpaardjes. Veel dingen die hij haar op de bank of aan de keu-kentafel probeert mee te geven, meent hij oprecht, maar ze geven haar het gevoel dat hij een work-shop verzorgt. Komt-ie weer met z’n riedeltje.

‘Maak je nou niet druk om het eindresultaat Pep, daar heb je geen honderd procent invloed op. Je hebt alleen invloed op je eigen inspanningen.’

‘Ja pap, die kennen we nou wel.’‘Maar hoe moet ik het dan zeggen?’Antwoord krijgt hij niet. Peppe heeft dan al

troost gezocht en gevonden bij haar moeder, die thee heeft ingeschonken en lekkere koekjes voor haar heeft neergelegd. Vrouwen willen geen op-lossing. Ze willen alleen maar uithuilen. Ze wil-len een bevestiging van hun rotgevoel, waarna ze nog harder huilen. Haar broertje Jurre (16) kan dat dus niet aanzien. Kappen Pep, zegt hij dan, dóe iets aan je verdriet. Waarna hij hem peert, vaak ge-volgd door Marc. Krabben zijn het. Ze trekken el-kaar naar beneden en bevestigen elkaar dat papa er niets van begrijpt, en een klootzak is. Dat zijn jouw woorden, zegt Karin dan, als hij daar later zijn ver-bazing over probeert te delen. ‘Dat is jóuw gevoel.’

Of ze het begrepen hebben, was de vraag. Het rit-misch getik en geklop van hout tegen hout is weg-gevallen. Marc is op zijn hurken gaan zitten, terwijl

loos vaak heeft voorgehouden, en die hij nu ook zijn doch-ter niet wil onthouden. ‘Nog nooit won iemand een wed-strijd op zwaktes’, zo gaat hij op momenten nog even door. Peppes ogen draaien dan om-

hoog. Al die stokpaardjes, al die ‘boek-presentatie-woord-

jes’ zoals zij het noemt, die ge-bruikt hij ook ‘tegen’ haar. Daar kan ze zo slecht tegen.

‘Ik wil dat je tegen me praat als een vader, niet als Marc Lammers.’

‘Maar ik meen die dingen. Ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen.’

Wat haar nog meer irriteert, is dat hij in zijn vaderrol soms preekt tegen het parochie van Marc Lammers. Als zij straks die studie styling wil doen, moet ze eerst haar school afmaken. Zon-der havo-papiertje is ze nergens, hoe moeilijk sommige vakken haar ook af gaan. Stop geen ener-gie meer in die acht, zegt haar docent dan ook, focus tot aan je eindexamen alleen nog op die vier. Fout, volgens de succes-filosofie van Marc. Want met die acht moet zij straks haar werk zoeken. Bovendien heeft ze met haar dyslexie af en toe ‘succes-beleving’ nodig om een beetje ‘in de flow’ van het eindexamen te komen; laat haar dus lekker excelleren in iets waar ze wel goed in is. Maar wát zegt hij als Peppe thuiskomt met een negen voor Nederlands? ‘Die vier voor Engels moet je ook ophalen.’

Rázend wordt ze dan.

Marc heeft zijn Range Rover naast het clubhuis geparkeerd. Op weg naar de velden heeft hij snel zijn jasje verwisseld voor zijn trainingspak – in de kantine omhelst hij even zijn vader Peter (72), die hier nog elke dag ach-ter de bar staat. Voorts gaat het, tussen het hoofdveld en de Marc

Het gezin Lammers in de jaren 70.

boven; Marc (xxx) met zijn moeder en broer. links: Karin met Jurre en Peppe.

de meiden van de A2 in een cirkel om hem heen staan. Nu zijn ze groter dan hij, en hebben ze het gevoel

dat ze een eerlijk antwoord kunnen geven op zijn vraag. Ze kijken hem wazig aan, en hij legt de be-doeling van zijn oefenvorm nog maar eens uit.

‘Je kunt dus pas scoren als je Meike hebt aange-speeld. Anders telt-ie niet.’

‘O, dan blijf ik de hele tijd vlak voor Meike staan. Zo kan ik haar meteen aanspelen én kan mijn te-genstander haar niet meer aanspelen.’

Peppe, met nog een blos op haar wangen van Marcs intense oefenvormen hiervoor, wijsneu-zig leunend op haar stick. Dit heeft ze van hem. Als enige in de groep doorziet ze het probleem én het idee achter de oefenvorm. Razendsnel heeft ze ook al een oplossing voor de problematiek be-dacht, waarmee ze Marcs goede bedoelingen naar haar hand zet, en die in feite saboteert, want het is natuurlijk niet de bedoeling dat dadelijk alle speel-sters vlak voor keepster Meike gaan staan wach-ten op de bal – dan staat toch weer iedereen op een kluitje.

‘Hoe zíe je dat?’ roept er een, vol bewondering.Laat Peppe maar lullen, zo lijken enkele ande-

ren te denken.

Peppe is een aanvaller, zoveel is Marc wel duide-lijk. Hijzelf was een typische verdediger. Een har-de werker ook, een doorzetter. Een laatste man, man van de structuur. Structuur, die hij zelf in zijn leven heeft moeten aanbrengen, want van huis uit kreeg hij dat soort nuttige dingen niet mee.

Hij knikt kort richting de Oosterplas die naast de hockeyvelden ligt, richting de wijken erachter, waar de zon zo ondergaat. Aa-Wijk Zuid, waar zijn school stond. Nog wat verderop ligt De Donk, een achterstandswijk, waar het rijtjeshuis van zijn ou-ders stond. Van dat huis bleef hij verre, overdag en tot ’s avonds laat. Het was niet pluis daar. Hij hing de hele dag op dit veld rond.

Hier was hij veilig. Als hij met hockey bezig was, had hij het gevoel dat hij er even toe deed. Hij

Vader en dochter vieren een kampioen­schap.

-102- -103-

ESQUIRE.nl ESQUIRE.nljuli/augustus 2015 juli/augustus 2015

marc lammersvader & dochter

Page 3: ‘Ik wil het goed doen in jouw ogen’ - Jeroen Siebelink...die ‘boek-presentatie-woord - jes’ zoals zij het noemt, die ge - bruikt hij ook ‘tegen’ haar. Daar kan ze zo slecht

‘Eén keer op de paal is pech’, zei Van der Geest. ‘Twee keer op de paal is heel veel pech. Maar drie keer op de paal? Dan schiet je niet goed. Je moet binnenkant paal schieten. Stop met steeds benadrukken wat je speelsters allemaal fout hebben gegaan. Benadruk wat ze goed doen.’

Marc stortte zich op boeken en cursussen. Neurolinguïs-tisch programmeren, persoon-lijkheidsontwikkeling, MBTI, kernkwadranten, Tuckman, Lean, hij moest nog zoveel leren. Hij kwam toen de boeken tegen die destijds ook bij zijn moeder in de woonkamer hadden rond-geslingerd. Alfatraining, flow, de gedachte dat iedereen met een bedoeling op aarde is gekomen, een bijzondere kracht. Hij had het altijd maar zweverig gedoe gevonden – maar ze had gewoon gelijk. Dat zei hij letterlijk, tegen zijn moeder, die toen al uit de Bhagwan was gestapt. Ze had-den elkaar weer weten te vinden, voordat ze op haar 56ste over-leed aan kanker. Maar toen zag hij het ineens. Een veel te jonge moeder. Zonder eigenwaarde, in een ellendige achterstandswijk. Geen wonder dat ze uit de band was gesprongen. En dan dat filo-sofische van hem. Dat had hij dus van haar. Hij besloot zijn speelsters verantwoordelijkheid te geven, owner te maken van hun spel, hij leerde hoe hij aan de flow-knoppen moest draaien. Hij liet een speelster met weinig zelfvertrouwen honderd keer naar een video kijken, beelden met steeds dezelfde actie waar-op ze haar tegenstander moei-teloos passeert, zodat ze het zélf ziet, in zichzelf gaat geloven, het

gevoel krijgt dat ze de wereld aan kan. Voortaan wonnen ze alles – hij had het verschil ontdekt tus-sen goed en goud.

Toen hij wereldkampioen was, en terwijl hij ook zijn kinderen thuis meer leerde te waarderen om dat waar ze wél goed in waren, heeft hij een fles wijn gekocht. Met die fles is hij naar zijn oude school gegaan. Hij had dank je wel willen zeggen. Zonder een spoor van cynisme, dank je wel. Dank-zij jullie ben ik erachter gekomen waar ik goed in ben. De leraar Engels werkte er niet meer.

Achter de bar van hockeyclub Den Bosch wacht vader Peter. Een cappuccino is er voor Marc, voor een nog verhitte Peppe is er een flesje water. Aan de schrootjeswand: diverse fotolijstjes met teams in het geel-zwart van hockeyclub Den Bosch. Een grote lijst herinnert aan een landskampioenschap van Dames 1, van lang geleden, met wereldspelers als Mijntje Donners nog in de gelederen, en met clubman Peter als teamleider, met Marc als piep-jonge trainer-coach – en gehurkt, ergens in het midden, een meisje met donkere ogen en donker-bruin haar in een lange staart, zijn vrouw Karin, moeder van Peppe en Jurre.

Jurre, die een bloedhekel aan hockey heeft. Zo dacht Marc jarenlang, ten onrechte. Tijdens het bondscoachschap van Spanje, tijdens het bonds-coachschap van Oranje, tijdens de gouden jaren, maar ook onlangs nog, als bondscoach van de Bel-gische mannen: elk jaar, vanaf Jurres geboorte tot zijn elfde, en vanaf Peppes geboorte tot haar der-tiende, honderdtachtig dagen per jaar was Marc van huis. Dan speelde hij met zijn team in het bui-tenland een toernooi. In de zomer ging hij niet met zijn gezin mee op vakantie, met de kerst was hij er niet, in januari niet, en in februari was er ook weer wat. Hockey heeft voor Marc altijd op één gestaan. Peppe en Jurre waren nog baby’s, en hij leed al on-der de gedachte dat hij een goede coach was maar een afwezige vader.

Peter: ‘Het was hockey, hockey, hockey. Als ik laat terug kwam van mijn werk, stond je al klaar met je stick om met mij op straat over te slaan.’

Marc gaat er niet op in, maar Peppe knikt met opa mee.

‘Ik miste je zo erg pap, dat als je ons vanuit Australië of India opbelde om te horen hoe het met ons was, ik snel mijn kamer in dook...’

Marcs blik is strak. ‘Je kwam nooit op Skype even hallo zeggen...’

‘…als ik je niet hoorde of niet zag, kon ik je ook niet missen, dacht ik.’

‘Met je klas keek je op een groot scherm naar de

trainde met vijf teams mee, totdat het licht uitging en hij van de terreinmeester toch echt naar huis moest. Thuis was het een puinhoop.

Zijn ouders lagen in scheiding en hadden het te druk met zichzelf om zich ook nog over Marc te bekommeren. Hij was twaalf toen zijn moe-der zich aansloot bij de beruchte sekte van Bhag-wan. Ze was al op haar twintigste met zijn vader getrouwd, al op haar eenentwintigste was ze moe-der van Marc geworden – ze leek al vroeg in haar leven achter de geraniums te gaan verdwijnen; zo verklaart hij het achteraf voor zichzelf. Maar dat liet ze dus niet gebeuren. Ze hing hun rijtjeshuis vol met lijstjes met foto’s van een man met een lan-ge baard, en ze keek de hele dag naar video’s waar-in diezelfde vent rondreed in een roze Rolls-Royce. Marc haatte het leven thuis zozeer dat hij steeds vaker ook de nachten elders doorbracht, bij zijn hockeytrainer, een wijk verderop. Als hij maar weg was van zijn moeder, die rondliep in rode gewa-den. Op school pestten ze hem. Ze noemden haar een heks. Docenten hadden geen oog voor hem. Hij had een zware vorm van dyslexie, scoorde lou-ter onvoldoendes.

Zijn leraar Engels stuurde hem de klas uit.‘Met jou wordt het nooit wat, want jij kunt hele-

maal niks.’Huilend stapte hij op zijn fiets.Eén ding wist hij zeker. Wat er verder ook ge-

beurde, hij wilde nooit meer terug naar school. In zijn eerste jaar op het CIOS, waar hij een opleiding tot sporttrainer volgde, haalde hij voor het eerst van zijn leven een hoog cijfer op zijn rapport. Dat was voor een vak waar geen lezen of schrijven aan te pas kwam – voor trainen en coachen had hij een acht. Hij was zeventien. Hij kon wel iets. In trainen en coachen was geen droog brood te verdienen, maar hierin ging hij verder. Hij ontwikkelde zich tot een strenge coach, en later tot een strenge va-der van zijn kinderen. Thuis was hij die dagen niet veel, op het veld bouwde hij aan zijn successen; met teamdiscipline en strenge instructies. De na-druk in zijn coaching lag op wat beter kon, de fou-ten, het negatieve. Zoals zijn vader dat had gedaan, en zijn docenten. Hij kwam er toch ver mee. Vanaf het jaar 2002, als bondscoach van het Nederlands damesteam, werd hij vier jaar lang op alle interna-tionale toernooien tweede. Nadat hij in 2006 ook de finale van de Olympische Spelen verloor, sprak judocoach Cor van de Geest hem aan.

‘Hoe komt het toch dat je steeds zover komt, maar op het einde altijd verliest?’ Gewoon, zei Marc, pech. De scheids, de tegenstander, het veld. Voor elke anticlimax had hij wel een smoesje.

‘Ik miste je zo erg pap, dat als je ons opbelde

om te horen hoe het met ons was, ik snel mijn

kamer in dook...

‘…als ik je niet hoorde of niet zag, kon ik je ook

niet missen, dacht ik’

Marc Lammers (Oss, 1969) speelde clubhockey bij Den Bosch, Oranje Zwart en Cernusco (Italië) en speelde vijf wedstrijden voor het Nederlands herenhockey­team. Als bondscoach van het Nederlandse dameshockeyteam werd hij tweede op het WK 2002, eerste op het EK 2003, tweede op de Olympische Spelen in Athene (2004), eerste op het EK 2005, eerste op het WK 2006, tweede op het EK 2007. Hoogtepunt was de gouden medaille op de Olym­pische Spelen van 2008 in Peking. Als bondscoach van het Belgische herenhockeyteam werd hij tweede op het EK 2013. Hij introduceerde vele moderne technieken: het lammeren, de videobril, de video­laptop, nieuwe hockeysticks en cooling down­vesten. Tijdens het WK 2002 gaf hij speelsters een oortje, zodat hij instructies kon geven. Onlangs verscheen zijn boek Van goed naar goud –Samen in een flow.

'Jij hebt me altijd getraind en

gecoacht. Mam ging met Jur naar

voetbal'

-104- -105-

ESQUIRE.nl ESQUIRE.nljuli/augustus 2015 juli/augustus 2015

marc lammersvader & dochter

Page 4: ‘Ik wil het goed doen in jouw ogen’ - Jeroen Siebelink...die ‘boek-presentatie-woord - jes’ zoals zij het noemt, die ge - bruikt hij ook ‘tegen’ haar. Daar kan ze zo slecht

Peter: ‘Verschrikkelijk die meiden, ik heb altijd alleen maar mannen gedaan. Die jaloezie over en weer. Ik moest een keer de coaching van het eerste waar-nemen. Nou jongen, twee wei-gerden de bal naar elkaar over te spelen. Wat is er met jullie aan de hand? vroeg ik in de rust. Bleek dat de ene met de vriend van de ander op stap was geweest.’

‘Vrouwen in een team zijn – over het algemeen – gediscipli-neerd en volgzaam. Ze roddelen en zeuren, maar ze doen uitein-delijk wél wat je zegt. Toch is flow voor vrouwen net zo on-misbaar als voor mannen, voor vrouwen is het nóg belangrijker dat ze zich sterk voelen en…’

‘Pap, stop. Waarom snap je mij en mama niet? Wij zijn nu een-maal wat losser in de dingen. Dat snap je niet, oké. Leggen we het je uit, en dan snap je het nog niet. Hoe kun jij zestien vrouwen in een team dan wel snappen?’

‘Onder speelsters zit ik in NLP-positie 3…’

‘Gaat-ie weer…’‘…en dan cirkel ik als een heli-

kopter boven de ploeg en heb ik overzicht. Ik heb geen keuze daar, ik móet wel over zestien beha’s heen stappen. Thuis lukt me dat niet, daar zit ik in NLP-positie 1, meer in mijn gevoel. Maar óók sneller in mijn val-kuil. Ik ben daadkrachtig, maar met te veel daadkracht ben ik een drammer. Ik ben opgeruimd, maar als ik daarin doorsla, ben ik een pietlut.’

‘Ja.’‘Pep, kom op. Heb je dan nooit

iets aan een advies van mij?’‘Vorig jaar zat ik niet lekker

in mijn vel. De B1, havo 4, ik was heel negatief over mezelf. Maar jij en mam bleven het positieve ervan in zien.’

‘Gelukkig. Fijn.’‘Maar zo is het niet altijd.’‘Mm.’

‘Ik heb er vertrouwen in dat jij straks je havo-diploma gaat halen. Ik heb alleen maar mavo, jij bent nu al verder geko-men dan ik ooit ben gekomen. Met dyslexie én zon-der discipline, dat zou ik nooit kunnen. Dat maakt me trots. Maar ja, dan ben je weer iets kwijt of ben je iets vergeten, en denk ik dat het maar goed is dat je volgend jaar nog niet op kamers gaat.’

Peter: ‘Jij was vroeg zelfstandig. Dat verwacht je ook van haar.’

‘Dat is het niet alleen. Ik maak me ook zorgen om Pep. Meer dan om Jurre, die redt zich wel. Mama zegt: we vergeten Jurre, hij komt aandacht tekort. Maar ja. Peppe, mijn kleine meisje. Eigenlijk ben ik niet bang dat je je zaakjes niet op orde hebt, het is andersom. Ik ben juist bang dat het je te gemakke-lijk afgaat. Mijn moeder zat vaak vier werken ach-tereen in India, ik zat thuis en kon niks kopen. Op straat kwamen jongens op me af met drugs. Voel je je kut? Hier, dan voel je je snel lekker. Ik heb op het punt gestaan eraan toe te geven, maar besloot te vechten. Het leven ís vechten. Jij komt ook men-sen met pilletjes tegen. Daar wapenen we je tegen. Waar blijft de tegenslag, denk ik soms als ik naar jou kijk. Maar het is zo fout dat ik dit zeg. Het is mijn angst, ik mag dit niet op jou afwentelen. Karin coacht me daarin, ze is veel positiever dan ik en...’

‘O pap… weet je wat ik moeilijk vind? Op mijn leeftijd kun je nog niets bereiken. Jij kunt goud halen, mensen met andere banen kunnen succes hebben, maar op mijn leeftijd is er nog niets te win-nen. Als ik straks mijn havo-diploma haal, heb ik voor het eerst van mijn leven echt iets bereikt.’

‘Mocht je nou toch niet slagen straks, dan kun je altijd nog bondscoach worden. Daar heb je geen enkel papiertje voor nodig.’

‘O, pap…’Ze kunnen elkaar bijna niet meer verstaan, de

muziek staat hard, de kantine is volgelopen met luidruchtige herenteams die ’m na de training flink gaan raken. Terwijl Peter meters bier voor ze tapt, merken Marc en Peppe ineens hoe de kou in hun sportkleren is getrokken. Ze gaan maar eens op huis aan. Terwijl ze de parkeerplaats op wandelen, een beetje verdoofd nog van de wederzijdse beken-tenissen, wil hij nog één ding van haar weten: hoe ze thuis denkt te komen.

‘Gewoon’, zegt ze, ‘met de fiets.’‘Ik ben met de wagen. Je fiets kan achterin.’‘Oké pap’, zegt ze. ‘Wat jij wil.’

‘Je wijst me er meestal op wat er níet goed gaat.’Peter: ‘Dat heeft-ie van mij, Pep. Als hij goed had

gespeeld, wees ik hem op die ene pass die niet was aangekomen. Ik dacht dat ik daar goed aan deed...’

Marc: ‘Toen ik zijn perfectionisme in mijn eigen coaching terugzag, ben ik het anders gaan doen. Je bent veel positiever! zeiden de meiden. Dat er-voer ik als een beloning, waardoor ik het vaker ging doen. Zo wonnen we dus goud en…’

Peppe is rechtop gaan zitten, hapt naar adem.‘Pap, wacht. Ik heb dat dus ook, wat jullie heb-

ben. Dingen kúnnen gewoon altijd beter. In het team, op school. In veel dingen lijk ik meer op mama, maar dit heb ik echt van jou. Ik wil altijd bewijzen dat ik de beste ben.’ Ze hangt alweer lui over de bar, maar veegt daarbij met haar hand be-dachtzaam over de toog, en kijkt af en toe op naar haar vader. ‘Weet je? Toen jij vaak weg was, en ik niet aan de telefoon wilde komen, keek ik na-tuurlijk wel naar jou op tv. Als je dan weer een wedstrijd had gewonnen, gaf mij dat heel veel zelf-vertrouwen. Zolang het goed ging met jou, ging het goed met mij. Al die overwinningen en eerste plek-ken maakten zo’n indruk op mij. En nu wil ik het ook zo goed doen, vooral in jouw ogen, anders heb ik het gevoel dat ik faal. Als mama een keer nega-tief is, denk ik: het zal wel. Als jij negatief doet, doet me dat pijn.’

Ze zit weer recht op haar kruk. Met haar handen maakt ze twee niveaus in de lucht, één hoog, één laag. ‘Omdat jij voor mij hoger staat dan zij.’

Zijn Peppe, zoveel moois, Marc haalt zichzelf gauw weer iets omlaag.

‘Heb toch wat meer vertrouwen in Pep, zegt mama dan.’

‘Ja, pap.’

thuis in de woon-kamer wel met ze aan de telefoon. Dan zat daar een echte vaderfiguur. Hij luisterde met enge-

lengeduld, soms uren lang, naar een chaotisch ver-haal van iemand wier vriendje het had uitgemaakt. Dan adviseerde hij dat ze nieuwe doelen moest stellen, moest focussen op hockey, en die eikel moest laten stikken. ‘Doe dat nou ook eens met Peppe’, zegt Karin dan.

Maar ja, Peppe. Is Peppe. Peppe is in veel dingen anders dan hij. Ze doet bijvoorbeeld altijd alles op het allerlaatste moment, bloedirritant, terwijl hij zijn teambespreking al twee dagen van tevo-ren klaar heeft liggen. Komt ze weer thuis met een vijf voor Nederlands? Dan doet hij zijn best om zijn kalmte te bewaren. Maar als hij vervolgens con-cludeert dat die vijf haar eigen schuld is omdat ze de toets niet goed had voorbereid, komt toch de stoom weer uit zijn oren. Niet fair, hij zelf haalde op school helemaal nergens een voldoende voor. Volgt van Peppe veel weerwoord, en bemoeit ook nog eens Karin zich ermee, dan krijgen die twee ruzie. Jurre klapt dan dicht en gaat buiten tegen een bal schoppen, precies wat Marc vroeger deed. Peppe niet, die blijft de discussie met hem zoeken, en wint die nog ook. Ze is een sterke debater, houdt hem een spiegel voor. Het valt niet mee om een vader te zijn tegenwoordig, zo denkt hij, met een blik op zijn vader, die glazen spoelt.

Of hij nu tegenover zijn vrouwen thuis staat of tegenover hockeyvrouwen, hij moet steeds diep nadenken over wat hij nu weer kan verzinnen om niet nat te gaan. Midden in de teambespreking met de A2 kan Peppe doodleuk roepen: pap, dat slaat helemaal nergens op! Andere meiden giechelen dan, godver denkt hij, ze heeft nog gelijk ook... Hij is dan zó boos dat zij gelijk heeft. Maar eigenlijk is hij niet boos, hij is alleen maar teleurgesteld dat hij zijn les niet goed voor het voetlicht weet te bren-gen. Want een goede voorbereiding had haar in een flow kunnen brengen, had ook die vijf voor Neder-lands kunnen voorkomen. Hij is dan zo teleurge-steld in zichzelf. Hij is een slechte vader. ‘Jullie zijn beter af zonder mij’, roept hij soms thuis. ‘Ik ga wel weg.’ Zo overdreven, in Peppes ogen.

‘Je dramatiseert, we hebben alleen maar een dis-cussie, weet je.’

Peter: ‘Daarom begrijp ik niet waarom je mei-den coacht.’

Peppe: ‘Inderdaad pap. Daar snap ik ook hele-maal niets van.’

je van je moeder, daar word ik zo ziek van af en toe, ruim die troep nou eens op. Stap erover heen, zegt Karin dan. Hoe? Ik heb structuur nodig. Ik ben een structuurmens. Maar ik kan jou niet veranderen, ik moet mezelf veranderen.’

Haar scheenbeschermers lig-gen op de toog, haar bitje heeft ze opgeborgen. Ze leunt zwaar tegen de bar. Ze heeft gezien hoe de spanning over Marcs gezicht is gekomen, nu duidelijk is dat hier iets besproken gaat worden.

Marc, in zijn zwarte trainings-pak, kijkt bij zichzelf naar bin-nen, voor zover dat gaat. Maar het moet. Hoe vaak hij in team-besprekingen ook zegt dat het glas halfvol is – thuis is het glas half leeg. Als ze die gedachte bij een kind er maar vaak genoeg in stampen, gaat het er nooit meer uit. Zelfs niet bij de succes-volste dameshockeycoach van Nederland. Met al zijn ervaring in positief coachen zou hij zich-zelf bepaald geen excellente va-der willen noemen. Hoe ging dat spreekwoord ook alweer? Bij de loodgieter thuis lekt de kraan.

Voor zijn speelsters stond hij altijd klaar. Als hij niet met ze de wereld over vloog, hing hij

gouden finale van 2008. Jurre niet, zo heb ik lang gedacht. Jurre ging toen naar buiten, om in zijn eentje te voetballen. Maar dat had ik me in mijn kop gehaald, ik ben zoveel wegge-weest dat ik me heb verbeeld dat hij hockey was gaan haten. Die rotsport had hem zijn vader afge-nomen. “Waarom willen die mensen in godsnaam een handtekening van jou hebben?” zegt hij altijd als we samen op pad zijn. Daar begrijpt hij niets van. Nu ik voetbaltrainers bij de coaching van PSV en Willem II adviseer, toont hij iets meer interesse. Maar zodra ik het woord hockey laat vallen, ben ik bang hem weer kwijt te zijn.’

‘Je hebt mij altijd getraind en gecoacht. Mam ging met Jur naar voetbal.’

‘Ik had me zo voorgenomen het anders te gaan doen, er meer voor jullie beiden te zijn. Toen kwam België voorbij. Doe ik het niet, dacht ik, dan krijg ik spijt. Dat was de verkeerde reden. Zat ik niet alleen opnieuw honderdtachtig dagen per jaar in het bui-tenland, maar stond ik ook nog elke dag in de file naar België.’

Het glinsterlicht van de barlampen in Peppes donkere ogen.

‘Sinds je weer terug bent, is mam helemaal op-gebloeid. Na twaalf jaar in het teken van jouw werk te hebben gestaan, heeft ze eindelijk tijd voor zich-zelf. Het is gezelliger thuis nu. Jur en ik vinden het fijn dat we op zondagavond met het bord op schoot weer naar Studio Sport mogen kijken, met patat voor ons en sushi voor mama, al wil jij dan weer liever Chinees. Maar dan zijn we wel weer even met z’n allen. En als mama een weekendje weg is, gaan wij met z’n drieën altijd de stad in. Shoppen, uit eten. Dat is nieuw. En jouw lasagne is heerlijk.’

‘Die maak ik meteen voor vier dagen. Pasta pes-to, pasta broccoli…’

Peter: ‘…uit van die kant-en-klaar potten? Voor mijn spaghetti bolognese voor Dames en Heren 1 neem ik altijd van die grote potten van de Sligro...’

Marc, met een vies gezicht: ‘Nee natuurlijk niet, alles vers.’

Peter haalt gauw een doekje over de toog.Marc: ‘Ik voel me nu een betere vader.’‘Maar wat als ze je weer vragen als bondscoach,

pap?’‘Dat wil ik niet meer. Als ik al terugdenk aan de

stress van die Belgische jongens die ik elke avond mee naar huis nam; na drie uur in de file was ik geen leuke vader. Dan kwam ik thuis, en was het een zooitje. Overal lagen schoenen, shirts en beha’s door het huis. Je bent ook zo slordig Pep, dat heb

‘Waar blijft de tegenslag, denk ik soms als ik naar

jou kijk. Maar dat is míjn angst’

xxxxxxx xxxxxxx

Met zoon Jurre (die uiteindelijk zou gaan voetballen) op een hocketytraining.

Peppe in actie voor de A2 van Den Bosch.

Peppe en broer Jurre, op weg naar een gala.

Marc, Jurre, Karin en Peppe bij de New York Yankees, 2013.

Met een nog kleine Peppe, in 2000.

-106- -107-

ESQUIRE.nl ESQUIRE.nljuli/augustus 2015 juli/augustus 2015

marc lammersvader & dochter