Adviesrapport bachelor toetsprogrammatauu.uu.nl/wp-content/uploads/2015/01/Advies... · 5 Vorm en...
Transcript of Adviesrapport bachelor toetsprogrammatauu.uu.nl/wp-content/uploads/2015/01/Advies... · 5 Vorm en...
Adviesrapport bachelor
toetsprogrammaAugustus 2012
Faculteit Diergeneeskunde
Toetskwaliteitcommissie
Omslag-ba-toetsprogramma.indd 1 21-08-12 14:21
Inhoudsopgave
1. Inleiding 1
2. Toetsprogramma 2
3. Toetsbeleid 4
4. Toetskwaliteit 8
5. Belangrijkste conclusies en aanbevelingen 9
6. Voorbeeld toetsmatrijs 10
7. Referenties 10
8. Bijlagen 10
Adviesrapport Bachelor Toetsing
1
1.Inleiding
Voor u ligt het adviesrapport ten aanzien van het toetsprogramma in de bachelor opgesteld
door de Toetskwaliteitcommissie (TKC) van de Faculteit Diergeneeskunde. In opdracht van
de directeur Bachelor School Diergeneeskunde en de examencommissie Bachelor heeft de
TKC het huidige toetsprogramma geëvalueerd en is dit adviesrapport opgesteld. De TKC
voert zijn opdrachten uit onder verantwoordelijkheid van de examencommissie. De
opdracht is uitgevoerd in de periode van 1 mei 2012 tot 30 juli 2012.
De opdracht aan de TKC was als volgt:
- Controleer de aansluiting tussen het toetsprogramma in de bachelor en de
eindtermen van de bachelor en formuleer indien nodig aanbevelingen dit te
bevorderen.
- Controleer het toetsbeleid van de afzonderlijke blokken. Formuleer aanbevelingen
die de transparantie en kwaliteit van dit beleid ten goede komen.
- Controleer of de toetskwaliteitscyclus garant staat voor een afdoende geborgde
toetsing. Geef indien nodig aanbevelingen om de kwaliteitsprocedures te verbeteren.
Voor advies waren dr. Stephan Ramaekers en drs. Geertje Wismans van het Centrum voor
Onderwijs en Leren van de Universiteit Utrecht (COLUU) beschikbaar.
De resultaten worden als volgt gepresenteerd:
- Toetsprogramma
- Toetsbeleid
- Toetskwaliteit
- Belangrijkste conclusies en aanbevelingen
De TKC bestaat uit de volgende leden:
Harold Brommer Gezondheidszorg Paard
Robert Favier Geneeskunde van Gezelschapsdieren
Anneke Wijnalda Onderwijskundige OSZ-BIC
Hester Moens Pathobiologie
Lisa Veneberg Infectieziekten en Immunologie
Harold Bok (voorzitter) LS Kwaliteitsbevordering Diergeneeskundig Onderwijs
De TKC wordt ondersteund door Willeke Veltman, OSZ-BIC.
Adviesrapport Bachelor Toetsing
2
2.Toetsprogramma
De bacheloropleiding van de Faculteit Diergeneeskunde is een driejarige opleiding
bestaande uit 22 blokken en 5 vakken met lijnonderwijs, aangevuld met twee periodes voor
keuzevakken en de scriptie.1 Om de verworven kennis, inzichten en kunde van de student
vast te stellen en om de student aan te zetten tot leren is toetsing essentieel. Bij een goede
toets is het van belang dat de doelstellingen geformuleerd per blok voldoende
gerepresenteerd worden in de toetsing. De doelstellingen per blok dienen gebaseerd te zijn
op de eindtermen Diergeneeskunde.3,4
In 2011 heeft de bachelor evaluatie commissie (BEC) onder studenten en docenten een
uitgebreide evaluatie uitgevoerd van het bachelor onderwijs.2 Ten aanzien van het
toetsprogramma en de aansluiting op de eindtermen heeft de BEC de volgende conclusies
getrokken:
- De doelstellingen van de bachelor zijn geformuleerd in de Bachelor Blauwdruk
(december 2005), terwijl de eindtermen voor het bachelorcurriculum zijn
geformuleerd toen het grootste deel van de bachelor al ontwikkeld was (november
2009).3 Het formuleren van de eindtermen is dus vooral achteraf gebeurd, op basis
van de eindtermen Curriculum Diergeneeskunde (januari 2006). Tevens zijn de
eindtermen van de bachelor op een zeker abstractieniveau geformuleerd, en sterk
gekoppeld aan specifieke ziektebeelden, waardoor het voor de BEC lastig is een
oordeel te vormen over de bijdrage van de niet-klinische blokken. De probleemlijst
en ziektebeeldenlijst moeten door de niet-klinische blokken ook als leidraad gezien
worden m.b.t. aan welke anatomische, fysiologische, biochemische mechanismen
aandacht besteed dient te worden.
- De departementen waren eensluidend in hun conclusie: Ja, de eindtermen worden
gehaald, met zo nu en dan een kleine nuance. Dit laatste betrof het niet altijd
specifiek zijn van de eindtermen, zeker voor niet-klinische disciplines tot het eigen
onderwijs dat te weinig terug kwam in de verschillende blokken. Docenten geven in
de enquête aan dat de leerdoelen van de blokken/lijnen en de inhoud van de
blokken/lijnen adequaat bijdragen aan het behalen van de eindtermen van de
bachelor. Tevens vinden ze het niveau passend voor de bachelor. De docenten
geven aan dat het onderwijs in grote lijnen voldoet aan de eindtermen.
- 2/3 van de studenten geeft aan dat ze zelden tot nooit de onderwijsdoelstellingen
gebruiken tijdens voorbereiding van het onderwijs of het tentamen. Het verdient
aanbeveling de onderwijsdoelstellingen meer centraal te stellen in het onderwijs en
de toetsing.
- Docenten en studenten ervaren de inhoud, vorm, opbouw en integratie binnen de
toetsing als voldoende. Deze voldoende beoordeling wordt niet unaniem bevestigd
door de bachelor Examencommissie en de toetsanalyse van de BEC.
De BEC komt tot de volgende aanbevelingen en conclusies t.a.v. het toetsprogramma:
- De voorbereiding /ontwikkeling van tentamens verdient verdere standaardisering, in
het bijzonder m.b.t. een toetsmatrijs (representativiteit, inhoudelijk, niveau, vorm)
en redactie van vragen (inhoud, construct) en het tentamen als geheel door collega’s,
TKC c.q. onderwijskundigen.
- Uit de enquête blijkt dat zowel studenten als docenten vinden dat de eindtermen
van de bachelor over het algemeen worden behaald.
- Het onderwijsmateriaal van de orgaangerelateerde blokken verdient nadere
afstemming met de eindtermen qua niveau.
Adviesrapport Bachelor Toetsing
3
Evaluatie en advies TKC
In het rapport van de BEC blijft de vraag in hoeverre de doelstellingen en de toetsing
overeenkomen met de eindtermen enigszins onderbelicht. De TKC heeft daarom een
overzicht gemaakt van alle doelstellingen die beschreven staan in de studiewijzers van de
diverse bachelorvakken (blokken en lijnen). Zie hiervoor bijlage 1. Deze doelstellingen zijn
globaal vergeleken met de beschrijving van de bachelor eindtermen.3
De doelstellingen per blok/lijn zijn met name geformuleerd als kennis- en
inzichtdoelstellingen en toepassingsdoelstellingen. Het zwaartepunt van deze doelstellingen
ligt ten aanzien van kennis en inzicht. Uit de analyse van de eindtermen lijken deze in grote
mate een directe afgeleide te zijn van de master eindtermen. Het zwaartepunt van de
eindtermen voor de masteropleiding ligt echter meer op het bezitten van klinische
competentie om te starten in het beroepsveld. Dit verschil in focus heeft consequenties voor
de wijze van toetsing in de bacheloropleiding. Indien de doelstellingen per blok/lijn als
leidraad worden gehanteerd dan sluit het huidige systeem van hoofdzakelijk afsluitende
kennis- en inzichttoetsen hier goed op aan. Worden echter de bachelor eindtermen als
uitgangspunt gekozen voor de bachelortoetsing dan zal er meer getoetst moeten gaan
worden ten aanzien van vaardigheden en competenties wat eveneens zijn weerslag zal
hebben op de onderwijsopzet per blok. Zoals de BEC al aangaf in zijn advies, zijn de bachelor
eindtermen geformuleerd op basis van de eindtermen Curriculum Diergeneeskunde (januari
2006).4
De TKC adviseert de directeur Bachelor School de doelstellingen op blok- en lijnniveau nader
te laten aansluiten op de bachelor eindtermen. Een nadere evaluatie van de eindtermen zal
uitwijzen in hoeverre een aanpassing plaats zal vinden op bachelor eindtermenniveau dan
wel op doelstellingen niveau. Met name de in de eindtermen beschreven problemenlijst,
ziektebeeldenlijst en vaardighedenlijst kunnen hierbij waardevolle input leveren. Vervolgens
kan dan bepaald worden in hoeverre de toetsing hierop aansluit.
Met betrekking tot het toetsen van specifieke vaardigheden adviseert de TKC te zorgen voor
een duidelijk overzicht van relevante klinische vaardigheden en competenties voor een
bachelor student Diergeneeskunde. De stationstoets en de lijntoetsing (klinisch redeneren)
zijn geschikte voorbeelden waarmee in het huidige bachelorprogramma deze vaardigheden
en competenties getoetst worden.
Tevens adviseert de TKC, ten behoeve van borging van de toetsvaliditeit, een nadere
standaardisering van de toetsvoorbereiding in de vorm van een toetsmatrijs op vakniveau,
waarbij de relatie met de doelstellingen van het vak en de problemenlijst uit de bijlage
eindtermen bachelor direct zichtbaar zijn. In dit adviesrapport is een blanco toetsmatrijs
bijgevoegd die als blauwdruk gebruikt kan worden.
Adviesrapport Bachelor Toetsing
4
3.Toetsbeleid
Een belangrijk onderdeel m.b.t. de toetsing in de bachelor is het toetsbeleid. Bij een
eenduidig en gedegen toetsbeleid zijn er regels en richtlijnen geformuleerd met betrekking
tot de wijze van toetsen. Hierbij kan gedacht worden aan: de vorm van de eindtoets, de
weging/cesuurbepaling van de eindtoets, het aantal en de vorm van tussentoetsen, etc.
Om tot een gedegen evaluatie van het toetsbeleid te komen heeft de TKC een overzicht
gemaakt van de wijze van toetsing van alle vakken in de bachelor. Zie hiervoor bijlage 2. Dit
overzicht laat zien dat alle vakken afsluiten met een summatieve eindtoets en dat in bijna
alle gevallen sprake is van een of meerdere summatieve of formatieve tussentoetsen,
eventueel aangevuld met enkele (WCO)opdrachten. Met betrekking tot de weging van de
eindtoets en de tussentoetsen is er sprake van een grote variatie, waarbij de tussentoetsen
en/of (WCO)opdrachten een deel van het eindcijfer kunnen bepalen.
De BEC komt in hun eindrapport tot de volgende conclusies:
- De BEC adviseert itembanken te ontwikkelen, zodat niet pas aan het eind van het
blok vragen geconstrueerd hoeven te worden.
- De voorbereidingstijd wordt door 30% van de studenten als onvoldoende
beoordeeld. Aangegeven wordt dat de laatste week voor het tentamen te druk is in
verband met WCO’s en lijnonderwijs.
- Tussentoetsen worden door studenten ervaren als stimulerend en zijn een goede
parameter om te kijken of de stof goed wordt beheerst. De kwaliteit van deze
tussentoetsen is echter niet altijd voldoende t.a.v. uniformiteit en representativiteit.
- Docenten gaven aan behoefte te hebben aan voortgangs- c.q. diagnostische toetsing.
- Docenten gaven aan behoefte te hebben aan meer tijd om goede geïntegreerde
toetsvragen te ontwikkelen.
Evaluatie en advies TKC
Met betrekking tot het toetsbeleid heeft de TKC de volgende punten geëvalueerd:
- Vorm en opbouw van de eindtoets
- De herkansingsmogelijkheid
- Het hergebruik van oude vragen in een eindtoets
- De cesuurbepaling
- Het gebruik van een gokcorrectie
- De rol van tussentoetsen en (WCO)opdrachten
Op basis van deze evaluatie wordt vervolgens een advies met betrekking tot het toetsbeleid
gegeven.
Adviesrapport Bachelor Toetsing
5
Vorm en opbouw van de eindtoets
Uit de assessment literatuur blijkt dat het gebruik van verschillende soorten toetsvragen een
negatief effect kan hebben op de betrouwbaarheid van de toets.5,6
De variatie in vraagtypes
leidt namelijk af en dit gaat ten koste van het daadwerkelijk testen van de kennis van de
student. Het advies van de TKC is dan ook om bij het samenstellen van de eindtoets te
streven naar uniformiteit in het gebruik van toetsvragen. Dit betekent dat in een eindtoets
de toetsvragen zoveel mogelijk dezelfde vorm dienen te hebben. Om een zo groot mogelijk
kennisdomein te kunnen toetsen en de docentdruk en nakijktijd te reduceren wordt het
gebruik van meerkeuze vragen geadviseerd. In het geval gekozen wordt voor een
samengestelde toets (open en meerkeuzevragen), dan is het aan te raden per vraagtype te
clusteren.
In geval gebruik gemaakt wordt van meerdere summatieve toetsen dienen de
gecombineerde toetsen uiteraard representatief te zijn voor de stof, waarbij men alert dient
te zijn op oververtegenwoordiging van delen van de stof in de toetsing. Uiteraard geldt dit
niet alleen binnen een cursus maar ook tussen cursussen.
Voor elk blok en lijn in de bachelor zijn doelstellingen geformuleerd. Om er zeker van te zijn
dat aan het einde van de cursus de doelstellingen afdoende getoetst zijn, is het van belang
een toetsmatrijs op te stellen. In deze toetsmatrijs worden de verschillende toetsvormen en
de doelstellingen aan elkaar gekoppeld en kan het onderwerp van de toetsvragen bepaald
worden. De toetsmatrijs zorgt voor een toename van de transparantie t.a.v. de toetsing en
eventuele overlap en hiaten tussen verschillende vakken worden op deze wijze ook sneller
ontdekt. De TKC adviseert dat elk blok deze toetsmatrijs gaat hanteren.
Het opstellen van goede toetsvragen is moeilijk en deze vaardigheid verdient dan ook de
nodige training. Vanuit de faculteit komt duidelijk het geluid dat er behoefte is aan scholing
van docenten, met betrekking tot de constructie van goede toetsvragen. Hier zal op een
drietal manieren in voorzien worden:
1. Eind 2012 zal er in samenwerking met de TKC door de UU een website gelanceerd
worden met daarop allerlei hands-on informatie en tips m.b.t. het construeren van
een goede toets. Deze website is een product van een in 2012 gestart project van de
TKC om op effectieve wijze docenten te ondersteunen m.b.t. toetsing. Aandacht zal
o.a. besteed worden aan MCQ-vragen, essay-vragen, maar ook aan het opstellen van
een goed station voor de stationstoets. Daarnaast komt hier informatie m.b.t. het
uitvoeren van een basale toetsanalyse, het bepalen van de cesuur en het gebruik
van de gokcorrectie.
2. Vanaf het academisch jaar 2012-2013 zullen enkele korte trainingssessies in het
maken van toetsvragen georganiseerd gaan worden door de TKC.
3. Het krijgen van feedback op gemaakte toetsvragen zal structureel onderdeel van de
toetskwaliteitcyclus gaan uitmaken. Zie voor nadere informatie hoofdstuk 4.
Adviesrapport Bachelor Toetsing
6
De herkansingsmogelijkheid
Binnen de huidige bacheloropleiding Diergeneeskunde hebben studenten 1x per jaar de
mogelijkheid om een eindtoets te herkansen. Volgens de Onderwijs- en Examenregeling
(OER) bachelor 2011-2012 heeft de student recht op een extra herkansingsmogelijkheid
indien het eindcijfer ten minste een 4 is. Het advies van de TKC hieromtrent is deze
procedure te handhaven.
In het geval een cursus summatieve tussentoetsen en/of (WCO)opdrachten hanteert, is er
sprake van variatie in de mogelijkheid tot het doen van een herkansing. Het advies van de
TKC is het gebruik van herkansingsmogelijkheden te uniformeren en t.a.v. alle summatieve
toetsmomenten 1 herkansingsmogelijkheid te hanteren bij voorkeur op korte termijn na het
eerste afnamemoment.
Het hergebruik van oude vragen in een eindtoets
Eerder gebruikte toetsvragen gebruiken in een nieuwe toets komt veelvuldig voor. Het
hergebruiken van een bewezen valide en betrouwbare vraag is vanuit oogpunt van
efficiëntie een goed idee. Het blijkt dat de vragen gebruikt in een tentamen in veel gevallen
openbaar worden. Zelfs indien de vragen niet worden vrijgegeven worden bijvoorbeeld
tijdens inzage momenten foto’s genomen van het tentamen. Het is dus aan te raden om
slechts een bepaald percentage van een tentamen uit eerder gebruikte vragen te laten
bestaan en de vragen pas weer te gebruiken na enkele jaren.
De TKC adviseert eerder gebruikte vragen pas na 3 jaren weer opnieuw te gebruiken. Om er
voor te zorgen dat hergebruik van vragen zo min mogelijk nodig is adviseert de TKC een
grote itembank aan te leggen. Naarmate er meer vragen in de itembank zitten kan het
percentage hergebruikte vragen groter zijn. Bij gebruik van (goede) casuïstiekvragen kan er
uiteraard wel gevarieerd worden in de casus. Het concept van de vraag kan op deze wijze
eerder hergebruikt worden.
De cesuurbepaling
Binnen de huidige bachelortoetsing is er op dit moment geen eenduidig beleid ten aanzien
van het bepalen van de cesuur van de summatieve eindtoets. In veel gevallen is er sprake
van een absolute cesuur (meestal 55%) die eventueel afhankelijk van het resultaat van de
toets nog achteraf wordt aangepast. Ten aanzien van deze cesuurbepaling is het belangrijk
een uniform beleid te voeren op een wijze die voor zowel docent als student inzichtelijk is.
Door een absolute cesuur toe te passen gaan we ervan uit dat we een betrouwbare toets
hebben die representatief is voor de stof en dat we inzicht hebben in de moeilijkheidsgraad
van de toets. Daarbij is tevens van belang dat het verwachtingspatroon van de student in
overeenstemming is met de toets. Heldere informatie in de studiewijzer over de toetsing
eventueel aangevuld met enkele voorbeeldvragen dragen hier aan bij. In veel gevallen kan
pas achteraf bekeken worden in hoeverre bovenstaande punten behaald werden en is een
vooraf vastgelegde absolute norm niet de gerechtvaardigde manier om de cesuur te bepalen.
Het advies van de TKC is om de wijze van cesuurbepaling te kiezen na analyse van de toets.
In het geval er sprake is van een hoge Cronbach’s alpha (norm: >0.70)7 en de toetsmatrijs
laat zien dat op een juiste wijze het kennisdomein is afgedekt, dient er een absolute norm
gehanteerd te worden. We kunnen dan met voldoende zekerheid zeggen dat de toets
voldoende betrouwbaar en valide is geweest. Cronbach’s alpha (interne consistentie,
betrouwbaarheid toetsscores) is zowel te bepalen bij meerkeuze vragen als bij open vragen.
Adviesrapport Bachelor Toetsing
7
Indien de betrouwbaarheid van de scores op de toets onvoldoende is (<0,70) is het advies
om de relatieve cesuur (methode van Cohen) toe te passen. De cesuur wordt in dat geval
bepaald door het gemiddelde van de drie hoogst scorende studenten als maximaal haalbaar
te stellen. De cesuur zal hierdoor automatisch aangepast worden. De TKC en het COLUU zal
de examinator hierbij ondersteunen. Bij een herkansing adviseert de TKC om dezelfde cesuur
te hanteren die gebruikt is bij de oorspronkelijke toets. Voorwaarde hierbij is dat de
herkansingstoets vergelijkbaar is met de oorspronkelijke toets.
N.B. De TKC adviseert geen gebruik te maken van toetsen waarbij bonuspunten gehaald
kunnen worden. In de OER staat aangegeven dat alleen scores tussen de 1 en 10 zijn te
behalen. Bonuspunten kunnen dus niet van toepassing zijn.
Het gebruik van een gokcorrectie
Met betrekking tot de gokcorrectie is het beleid op dit moment niet uniform. Sommige
cursussen passen wel een gokcorrectie toe en andere niet. Ook de wijze waarop de
gokcorrectie wordt toegepast is verschillend. Het advies van de TKC is om in het geval van
meerkeuzevragen altijd de gokcorrectie toe te passen. Hierbij kan de volgende stelregel in
acht genomen worden:
- 5 alternatieven: gokkans 20%
- 4 alternatieven: gokkans 25%
- 3 alternatieven: gokkans 33%
- 2 alternatieven: gokkans 50%
De rol van tussentoetsen en (WCO)opdrachten
Binnen de Bachelor worden verschillende vormen van tussentoetsen en (WCO)opdrachten
gehanteerd, zowel formatief als summatief. Deze vorm van toetsen kan een belangrijke rol
spelen in het meten van de voortgang van de student gedurende de cursus en heeft een
belangrijke functie in het verstrekken van feedback richting de student.
De TKC geeft als advies terughoudend te zijn met summatieve meetmomenten gedurende
de looptijd van een blok of lijn. Deze toetsmomenten zijn afleidend voor het daadwerkelijke
actieve leergedrag van de student.
Tijdens een cursus is het belangrijk dat er aan studenten voldoende gelegenheid geboden
wordt om feedback te ontvangen. Formatieve toetsvormen (bijv. meerkeuze tussentoetsen,
WCO’s) zijn hier uitermate geschikt voor. Er dient hierbij wel voldoende aandacht besteed te
worden aan de feedback die de student krijgt.
Op dit moment vinden er diverse WCO’s binnen de bacheloropleiding plaats. Er worden
hierbij o.a. academische vaardigheden getoetst. Op dit moment is er echter geen
samenhang tussen de verschillende beoordelingen van de WCO’s en is er geen zicht op de
ontwikkeling van de student. Het advies van de TKC zou zijn om gedurende de gehele
bacheloropleiding de WCO’s met dezelfde type uitkomsten (bijv. een verslag) middels
dezelfde beoordelingsformulieren te beoordelen (bijv. zoals gebruikt bij Blok Nieren &
Urinewegen, zie bijlage). De ontwikkeling van academische vaardigheden kan vervolgens als
onderdeel van het PG-onderwijs worden meegenomen. Uit de literatuur blijkt dat
peerfeedback op opdrachten een positieve bijdrage kan leveren op het leerproces, zowel
voor degene die feedback geeft als die feedback ontvangt. Binnen diverse blokken wordt
reeds peerfeedback toegepast en de TKC ondersteunt dit.
Adviesrapport Bachelor Toetsing
8
4.Toetskwaliteit
Met de recentere aanpassingen van de Wet op het Hoger onderwijs en het
Wetenschappelijk onderzoek (WHW) in september 2010 en januari 2011 met betrekking tot
het borgen van de kwaliteit van de examens is de rol van de toetskwaliteitcommissies /
toetsadviescommissies binnen de Universiteit Utrecht in belang toegenomen.
Op dit moment is de kwaliteitszorgprocedure met betrekking tot de toetsing als volgt
georganiseerd: Naar aanleiding van de blok- en lijnevaluaties wordt de studentbeoordeling
voor wat betreft toetsing en voorbereiding op de toetsing, meegenomen in het
evaluatiegesprek met de cursusleiders. Vervolgens worden indien nodig tijdens een P&C-
gesprek met de Onderwijsdirecteur SMART afspraken gemaakt, ter verbetering van de
toetskwaliteit. Cursusleiders van blokken en lijnen kunnen hiervoor advies vragen aan de
TKC. De Onderwijsdirecteur kan tevens opdracht geven aan de TKC een tentamen nader te
analyseren.
De BEC komt in hun eindrapport m.b.t. de toetskwaliteit o.a. tot de volgende aanbevelingen:
- Ter verbetering van de kwaliteit van de tentamens wordt geïnvesteerd in scholing
van docenten op het gebied van het construeren van hoogwaardige tentamenvragen
en toetsanalyse.
- De toetskwaliteit wordt standaard ten minste beoordeeld op: inhoud en niveau van
de tentamenvragen, betrouwbaarheid van de resultaten en of het niveau van
integratie overeenkomt met de toetsmatrijs.
Evaluatie en advies TKC
De TKC stelt voor de procedures met betrekking tot de toetskwaliteit te herzien en te komen
tot onderstaand stappenplan:
• De cursusleider stelt de toets op en zorgt ervoor dat de toets bij aanvang van de cursus
ingeleverd wordt bij de TKC.
• De TKC bekijkt de toetsvragen en geeft de cursusleider indien nodig advies ten aanzien
van het verbeteren van de toets.
• Na afname van de toets is er voor de student 3 dagen gelegenheid feedback te geven op
de toetsvragen. Dit is mogelijk door een email te sturen naar de TKC via het emailadres:
• Na afname van de toets vindt een psychometrische analyse plaats door het COLUU. De
resultaten hiervan in combinatie met de eventuele feedback van studenten wordt naar
de cursusleider gestuurd. De cursusleider analyseert indien gewenst de resultaten
samen met een lid van de TKC. Indien nodig worden tentamenvragen geschrapt.
• Op basis van de resultaten van de analyse zal de examinator van de cursus de eventueel
benodigde scorecorrecties uitvoeren en de cesuur bepalen (absolute of relatieve
cesuurbepaling) en zal het cijfer worden vrijgegeven. De TKC zal dit ondersteunen.
• Docenten die hebben bijgedragen aan de samenstelling van de toets worden
geïnformeerd over de resultaten van de analyse.
• In de kwaliteitszorgcyclus bespreekt de cursusleider de resultaten met de
onderwijsdirecteur. Indien daar redenen toe zijn, worden er SMART-afspraken gemaakt
om de resultaten op de toets te verbeteren. Dit kunnen afspraken zijn m.b.t. de toets,
maar ook ten aanzien van het onderwijs en de informatievoorziening.
• Ondersteuning wordt geboden door middel van de toetsingswebsite van de UU,
trainingsbijeenkomsten en door middel van adviesgesprekken door de TKC.
Adviesrapport Bachelor Toetsing
9
5.Belangrijkste conclusies en aanbevelingen Toetsprogramma
- De TKC adviseert een nadere evaluatie van de eindtermen van de bachelor, waarbij
specifiek gekeken wordt naar de aansluiting op de doelstellingen per vak.
- Bij veel cursussen ontbreekt een duidelijk opgezette toetsmatrijs. Aandacht dient
gegeven te worden aan het opzetten van een dergelijke toetsmatrijs waarbij
aandacht wordt gegeven aan de relatie tussen de cursusdoelstellingen met de
problemenlijst en de eindtermen bachelor.
Toetsbeleid
- Om de resultaten van de toets zo min mogelijk te laten beïnvloeden door externe
factoren wordt ernaar gestreefd zo min mogelijk verschillende vraagtypes per toets
te hanteren, waarbij meerkeuzevragen de voorkeur hebben.
- Om herkenning van eerder gebruikte toetsvragen door te studenten te voorkomen
wordt geadviseerd vragen pas weer na drie jaar te hergebruiken. Het hebben van
een goed gevulde itembank met vragen scheelt werk voor docenten, aangezien een
hoger percentage vragen hergebruikt kan worden.
- De cesuurbepaling zal afhankelijk van de interne consistentie en de kwaliteit van de
toetsmatrijs absoluut of relatief zijn. Geadviseerd wordt dat deze keuze in overleg
met de TKC zal plaatsvinden.
Toetskwaliteit
- Met betrekking tot de toetskwaliteit stelt de TKC het stappenplan geformuleerd op
pagina 9 voor.
Adviesrapport Bachelor Toetsing
10
6.Voorbeeld toetsmatrijs Naar een voorbeeld uit Schriftelijk Tentamineren, Jaap Milius, 2007
Doelstelling/inhoud Vragen
Tentamen
Aantal punten Overige beoordelingen
WCO 1 WCO2
Verslag Verslag
1) 5 vragen 50
A 2 30
B 1 5
C 2 15
2) X X
A x
B x
3) 8 vragen 40
A 4 20
B 4 20
Weging 80% 10% 10%
7.Referenties
1) Studiegids Faculteit Diergeneeskunde 2011-2012, Universiteit Utrecht
2) Eindrapport Evaluatie Bachelor Diergeneeskunde 2007-2010, Commissie evaluatie bachelor, 2011
3) Eindtermen Bachelor Diergeneeskunde 2009, Universiteit Utrecht
4) Eindtermen Diergeneeskunde 2006, Universiteit Utrecht
5) Sanders - Toetsen op school, 2011, Arnhem: CITO
6) Van Berkel & Bax – toetsen in hoger onderwijs, 2006, Houten: BSL
7) Dousma & Horsten – Tentamineren, 1997, Groningen: WN
8.Bijlagen Op verzoek te verkrijgen bij Anneke Wijnalda (TKC)
1) Overzicht doelstellingen bachelorvakken
2) Overzicht wijze van toetsing bachelorvakken
3) Beoordelingsformulier WCO Blok Nieren en Urinewegen