Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

98
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management voltijd Hogeschool Utrecht

Transcript of Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

Page 1: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

AdviesrapportAccreditatie HBO bachelor opleiding Business Management voltijd Hogeschool Utrecht

Page 2: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding
Page 3: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management voltijd, CROHO 34130 Hogeschool Utrecht

Hobéon® Certificering BV december 2008 Auditteam: Wienke Blomen Gertrud Visser-Van Erp Hielke Wierda Sarah van Leijden secretaris Daniëlle de Koning

Scheveningseweg 46

2517 KV Den Haag

T (070) 30 66 800

F (070) 30 66 870

I www.hobeon.nl

E [email protected]

Page 4: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding
Page 5: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING 1 1.1. Functie van het rapport 1 1.2. Bereik van de beoordeling 1 1.3. Karakteristiek van de opleiding 1 1.4. Facultaire audit Faculteit Economie & Management 3 1.5. Aanpak 5 1.5.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze 5 1.5.2. Beslisregels 7 1.5.3. Auditteam 8 1.5.4. Deelnemers visitatie 9 1.5.5. Programma visitatie 2 juli 2008 9

2. BEVINDINGEN EN BEOORDELING 11 Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding 11 Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen 11 Facet 1.2. Niveau Bachelor 16 Facet 1.3. Oriëntatie HBO 19 Onderwerp 2: Programma 22 Facet 2.1. Eisen HBO 22 Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 28 Facet 2.3. Samenhang Programma 31 Facet 2.4. Studielast 36 Facet 2.5. Instroom 40 Facet 2.6. Duur 43 Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 44 Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing 46 Onderwerp 3: Inzet van Personeel 52 Facet 3.1. Eisen HBO 52 Facet 3.2. Kwantiteit Personeel 54 Facet 3.3. Kwaliteit Personeel 56 Onderwerp 4: Voorzieningen 60 Facet 4.1. Materiële Voorzieningen 60

Facet 4.2. Studiebegeleiding 63 Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg 68 Facet 5.1. Evaluatie Resultaten 68 Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering 71 Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 73 Onderwerp 6: Resultaten 76 Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau 76 Facet 6.2. Onderwijsrendement 79

3. SAMENVATTEND OORDEEL 83 3.1. Oordeelschema HBO bachelor opleiding Business Management 83 3.2. Integraal oordeel/ advies aan NVAO 84 Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 2 juli 2008

Page 6: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding
Page 7: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 1

1. INLEIDING 1.1. Functie van het rapport Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding. 1.2. Bereik van de beoordeling 1.2.1. De Hogeschool Utrecht, in casu het Institute for Business Administration van de Faculteit Economie & Management (hierna: FEM), verzorgt de HBO bachelor opleiding Business Management. Het onderhavige rapport heeft betrekking op: Business Management, voltijd crohonummer 34130

1.2.2. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Business Management (hierna: BM). In overleg met de opleiding is besloten om voort te bouwen op de facultaire audit die begin 2007 heeft plaatsgevonden (zie §1.4). In de Management Review heeft de opleiding bij elk facet aangegeven hoe de samenhang met de facultaire audit is uitgewerkt: waar van toepassing heeft de opleiding verwezen naar de facultaire audit of een korte toelichting gegeven op de opleidingsspecifieke invulling van het facultaire beleid. 1.3. Karakteristiek van de opleiding 1.3.1. De opleiding BM valt onder het Institute for Business Administration dat onderdeel is van de Faculteit Economie & Management. De FEM biedt zowel beginnende beroepsbeoefenaars als professionals bachelor- en masteropleidingen aan op het gebied van business studies. Zij heeft momenteel circa 5400 studenten. De faculteit profileert zich als een kennisonderneming, waarbij zowel de betrokkenheid van medewerkers en studenten als contact met het regionale bedrijfsleven en opleidingsinstituten in binnen- en buitenland essentieel is. De FEM heeft deze visie geoperationaliseerd door de introductie van het concept ‘brede business school’, waarin drie zelfstandige instituten – met elk specifieke vakspecialismen – samen het geheel van de business school vormen. Deze kennisdomeinen zijn marketing & commerce, business administration en business economics. 1.3.2. Onderdeel van het concept ‘brede business school’ is een overkoepelende propedeuse, waarbij het eerste halfjaar geheel gemeenschappelijk is en het tweede half jaar is afgestemd op een van de drie instituten van de FEM. Het eerste half jaar staat vooral in het teken van oriëntatie op opleiding en beroep en het aanleren van basiskennis en –vaardigheden. Studenten maken in dit jaar kennis met de vraagstukken die een rol spelen in de diverse beroepen, waarvoor de FEM opleidt. Tijdens de tweede helft van de propedeuse begint de verdieping in de definitief gekozen richting en vindt ook selectie plaats. Vanaf het tweede studiejaar is het curriculum toegespitst op de specifieke opleiding die de student heeft gekozen. Achtergrond opleiding BM in het algemeen De opleiding BM is een voortzetting van de vierjarige bacheloropleiding voor Bedrijfskader. Deze opleiding voor Bedrijfskader wordt vanaf 1 september 2007 aangeboden als voltijdopleiding door de Faculteit Economie en Management van de HU. Aangezien de naam Bedrijfskader relatief verouderd was en de huidige beoogde voltijdstudenten niet aansprak, heeft de HU de naam van de opleiding gewijzigd in "Business Management". De opleiding kent op dit moment nog geen afgestudeerden.

Page 8: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 2

Bij de omzetting is het ingediende OER behorend bij de bacheloropleiding voor Bedrijfskader zoveel mogelijk gevolgd en is de in dit OER geformuleerde doelstelling geheel van toepassing op de opleiding BM. De opleiding is verplaatst van de Faculteit Natuur en Techniek naar de Faculteit Economie en Management. Dit is nog niet aangepast in de CROHO-registratie. De wet WHW spreekt m.b.t. mutatie slechts over twee momenten: op het moment van accreditatie en bij het aanmelden van een nieuwe opleiding. De opleiding wil de accreditatie aangrijpen voor de mutatie. De opleiding is een vierjarige bachelor en leidt op tot leidinggevende in (met name) midden en klein bedrijf. Vanaf het 2e jaar is er een combinatie van werken en leren. De student zit twee dagen op school en werkt de overige drie dagen van de week. In het document ‘Definitiestudie opleiding Business Management’ (november 2006) wordt aangegeven wat toentertijd de belangrijkste aanleidingen waren om de opleiding te starten: Studentenaantallen van de FEM bleven achter bij de prognoses en er is – onder meer door het Institute

for Business Administration – gezocht naar nieuwe mogelijkheden om studenten te trekken en zo de marktpositie te versterken.

Uit vooronderzoek lijkt een groeipotentieel voor de FEM te liggen bij MBO-scholieren, vooral van allochtone afkomst. Er blijken relatief veel mensen van deze groep uit te vallen binnen het huidige onderwijsprogramma, mogelijk doordat de onderwijsmethode niet aansluit bij hun leerstijl.

Uit vooronderzoek van Jacques Witteman blijkt er bij MBO-scholieren behoefte te zijn aan een praktische (‘hands-on’) HBO-opleiding die opleidt voor middenmanagementfuncties, veelal op operationeel/tactisch niveau.

Er wordt op dit moment door de FEM een Associate Degree-traject ontwikkeld dat zich richt op de uitzend-/detacheringsmarkt. Het AD-traject lijkt goed te passen in het globale beeld dat men heeft voor de opleiding Business Management. Derhalve kan het AD-traject een mogelijk eindstation zijn voor studenten die de volledige opleiding niet aankunnen en anders na twee jaar zouden uitstromen zonder diploma. Anderzijds kan Business Management mogelijk een vervolg zijn op het AD-traject. Dergelijke opties kunnen Business Management aantrekkelijker maken.

Diverse onderzoeken wijzen uit dat de student anno 2006 steeds meer wil kiezen en wil kunnen switchen. Een verbreding en flexibilisering van het onderwijsaanbod om hierop te anticiperen is dan ook gewenst.

Het werkveld vraagt om meer verweving van theorie en praktijk in het HBO-onderwijs, zodat er direct goed inzetbare mensen worden afgeleverd door het HBO aan het werkveld. Het werkveld wil dan ook steeds vaker een bijdrage leveren aan c.q. invloed uitoefenen op het onderwijs.

1.3.3. Per 1 januari 2008 zijn 34 studenten actief bij de opleiding Business Management. Het aantal inschrijvingen voor 2008-2009 (d.d. 20 april 2008) bedraagt 48. Met het aantal aanmeldingen in 2007 heeft de opleiding naar eigen zeggen een marktaandeel in Nederland van 100%. Er is een opleiding Bedrijfsmanagement MKB bij Fontys Hogescholen die op eenzelfde leest geschoeid is als de opleiding Business Management zoals deze wordt beoogd. Deze komt ook voort uit het CROHO Bedrijfskader, zoals de HU deze heeft. De opleiding Bedrijfsmanagement richt zich op het MKB en op de productiekant van bedrijfsmanagement. Verwacht wordt dat dit geen echte concurrent is, gezien het werkgebied van de HU en Fontys en gezien de beperkte reisafstand die MBO-ers willen overbruggen. M.b.t. het personeelbestand geldt dat het docentencorps voor de propedeuse afkomstig is uit de hele Faculteit Economie & Management en het Institute for Business Administration in het bijzonder. De staf voor het 2de jaar bestaat volgens de Management Review uit vijf docenten/medewerkers (excl. teamleider).

Page 9: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 3

1.3.4. Bij de indeling van studenten in de propedeuse is rekening gehouden met de instroom. Studenten kunnen verschillende routes kiezen. De FEM heeft een convenant afgesloten met regionale ROC’s die geleid hebben tot een speciale MBO-route voor studenten. Naast een speciale MBO-route kunnen studenten ook kiezen voor een HAVO-VWO route of een Engelstalige route (zie verder facet 2.5). 1.3.5. De FEM hanteert als uitgangspunt, dat het curriculum van een bacheloropleiding een omvang moet kennen van 240 studiepunten en opgebouwd moet zijn uit een propedeuse van 60 studiepunten, een majordeel van 150 studiepunten en een vrije profileringsruimte van 30 studiepunten. Studenten kunnen deze ruimte invullen met een minor. Hogeschool Utrecht heeft een uitgebreid aanbod van minoren (± 100) en losse keuzecursussen die door alle faculteiten van de HU gezamenlijk zijn ontwikkeld. Studenten kunnen ook gebruik maken van het aanbod van andere hogescholen en universiteiten in binnen- en buitenland (zie facet 2.2). 1.3.6. In de koppeling van het onderwijs richting het bedrijfsleven spelen de lectoraten een belangrijke rol. De FEM beschikt over een kenniscentrum (InnBus), waarin zes lectoraten zijn ondergebracht. Drie van de zes lectoraten vallen onder het Institute for Business Administration:

Organiseren van Innovatie; Business ICT & Innovatie; International Business & Innovation.

Kenniscentrum en lectoraten zijn duidelijk gepositioneerd binnen de faculteit. Zij sluiten aan bij maatschappelijke trends en bij de behoeften van de verschillende opleidingen en kunnen worden beschouwd als ‘aanjager’ van innovatie.

1.4. Facultaire audit Faculteit Economie & Management In toenemende mate voeren hogescholen op het centrale niveau (College van bestuur en diensten), dan wel op het midden-niveau (faculteiten, instituten of clusters van verwante opleidingen), gezamenlijk beleid en ontwikkelen instrumenten om een kwalitatief voldoende uitvoering van dit beleid te waarborgen. Dat kan er toe leiden dat ook bij de beoordeling in het kader van de accreditatie winst kan worden behaald, in de vorm van vergroting van de samenhang binnen de instelling, de efficiency en effectiviteit van het accreditatietraject en met de interne en externe kwaliteitszorg gemoeide kosten. Op 16 januari 2007 heeft Hobéon een audit uitgevoerd op facultair niveau bij de Faculteit Economie & Management, waarbij het auditteam de volgende vragen aan de orde heeft gesteld: Is het FEM-beleid op de verschillende beleidsterreinen accreditatiewaardig? Ofwel: is het beleid zodanig

uitgewerkt dat het bij voldoende implementatie ook leidt tot een voldoende beoordeling in het kader van de accreditatie?

Werkt het kwaliteitsmanagementsysteem binnen de faculteit adequaat? Ofwel: werkt de PDCA-cyclus binnen de FEM aantoonbaar?

Wat wordt op facultair niveau al voldoende en aantoonbaar geborgd, zodat dit niet meer iedere keer (anders dan steekproefsgewijze) beoordeeld behoeft te worden bij de accreditatieonderzoeken van de afzonderlijke opleidingen?

Zijn er andere aandachtspunten die naar de mening van het auditteam vermelding behoeven? De facultaire audit werd verricht door dhr. W.L.M. Blomen als lead-auditor, dhr. W.G. van Raaijen en dhr. R.F.H.M. Stapert als onderwijskundigen en mevr. D.P.M. de Koning als secretaris. In onderhavig Adviesrapport zal bij elk facet – indien van toepassing – worden aangegeven hoe het facultaire beleid met betrekking tot het betreffende facet is vastgesteld en geborgd.

Page 10: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 4

De bevindingen van de het auditteam naar aanleiding van de facultaire audit zijn aangevuld met het oordeel over de specifieke uitwerking op opleidingsniveau. Hieronder volgt een korte beschrijving van de indruk die het auditteam heeft opgedaan tijdens de facultaire audit. Het auditteam heeft tijdens deze audit kunnen constateren, dat de faculteit en de drie instituten een grote toegevoegde waarde hebben voor de opleidingen. Faculteit en instituten zijn het ankerpunt met betrekking tot zaken als infrastructuur, personeelsbeleid, lectoraten & kenniskring en cursusaanbod. Binnen de FEM is de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden helder geregeld. Per 1 januari 2006 heeft de faculteit een nieuwe management- en organisatiestructuur doorgevoerd. Er is een klein facultair directieteam, bestaande uit de faculteitsdirecteur (voorzitter), de drie instituutsdirecteuren en de directiesecretaris (adviseur). De leden van het directieteam zijn verantwoordelijk voor één of meer facultaire portefeuilles en voor hun eigen lijn(en) in de organisatie. Op deze manier zijn inhoudelijke thema’s verdeeld over de leden van het directieteam. CvB en faculteitsdirectie komen een managementcontract overeen, waarin de prestaties staan vermeld die de FEM in een bepaalde periode zal leveren. De FEM heeft in 2003 alle ondersteunende diensten en processen gecentraliseerd in het Shared Service Centre Operations. Op termijn is het de bedoeling dat een aantal van die diensten hogeschoolbreed wordt samengevoegd en als “shared service” gaat fungeren voor alle faculteiten van de Hogeschool Utrecht. Voor diensten als facility management en ICT, is dit al het geval. De stafdiensten die onder Operations vallen, werken nauw samen met de drie instituten, het Centre for Business & Management (hierna: het Centre) en de daaronder opererende teams. Ze hebben een goede relatie met de opleidingen opgebouwd, waarbij laatstgenoemde als klanten worden beschouwd. Uit de gesprekken tijdens de audit heeft het auditteam opgemerkt dat de opleidingen uitermate tevreden zijn over de dienstverlening van Operations. De faculteit heeft een sterke externe oriëntatie, in het bijzonder regionaal. Zij is een speler in het Utrechtse netwerk, reageert snel op ontwikkelingen in verschillende markten, participeert in verschillende samen-werkingsverbanden met gemeenten, provincie en bedrijfsleven (Syntens, KvK, MKB, UU, UMC etc.) en geeft op deze manier haar functie als kennisonderneming voor de regio gestalte. De lectoraten spelen in dit kader een belangrijke rol. Het kenniscentrum met de daarin ondergebrachte lectoraten is een goed middel om (i) relaties tussen onderwijs en arbeidsmarkt te versterken en uit te breiden, (ii) kennis te genereren en te laten circuleren binnen en tussen de drie instituten, (iii) de deskundigheid van docenten te bevorderen, (iv) onderzoek te faciliteren en (v) het curriculum te vernieuwen en te verbeteren. De gesprekken tijdens de audit geven blijk van een grote openheid naar elkaar. De instituten en de daar-onder ressorterende opleidingen hebben het gevoel dat de faculteit hun de vrijheid geeft en hen op weg helpt om veel verschillende dingen aan te pakken. Men is trots op de FEM en heeft een sterk “wij-gevoel”. Ten slotte geven de gevoerde gesprekken blijk van een grote gedrevenheid om de doelstellingen van de faculteit te verwezenlijken. Men heeft het gevoel dat “alles de goede richting op gaat”. De FEM is naar de mening van het auditteam goed op weg naar een faculteit die op professionele wijze vorm geeft aan haar beleid en die ook krachtig inzet op versterking van de PDCA-cyclus, zonder daarmee in een te grote bureaucratie terecht te komen. Faculteitsdirectie, directeuren (instituten en Centre) en diensten werken vanuit één facultair beleid samen.

Page 11: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 5

1.5. Aanpak 1.5.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de voltijdse variant is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvariant geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een ‘bachelor of Business Administration’ opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De Hogeschool Utrecht heeft een set van ijkpunten (EVINAC) ontwikkeld, die (o.a.) dienen als de instellingsspecifieke vertaling van het NVAO-accreditatiekader en die op een aantal aspecten een eigen (streef-)norm bevatten. De opleiding heeft in haar Management Review aangegeven hoe zij zich tot deze normstelling verhoudt. Ook dit instellingsspecifieke kader heeft het auditteam in zijn beoordeling betrokken. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Business Management aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld:

- strategische keuzen en de positie in de markt, - interne organisatie, - de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne

managementrapportages en verbetermaatregelen, - ontwikkelingen in het beroepenveld, - beroeps- en opleidingsprofielen, - (validatie) eindkwalificaties, - curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, - werkvormen, - toetsing en beoordeling, - kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, - internationalisering, - instroombeleid, - studiebegeleiding, - onderwijsrendement.

Page 12: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 6

Op basis van de door de opleiding BM aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van {aantal} opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding(-en) op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van business administration/bedrijfskunde, één student, één lead auditor en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten.

Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.

1 Visitatie heeft op 2 juli 2008 plaatsgevonden.

Page 13: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 7

Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. 1.5.2. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp

A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’.

B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord

en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft

gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet

D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die

slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.

Extra aantekening

E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’

hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2

een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord;

een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.

2 Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding.

Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.

Page 14: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 8

1.5.3. Auditteam Het auditteam was als volgt samengesteld:

Voorzitter: Dhr. W.L.M. Blomen

Dhr. H.W. Wierda – vakdeskundige

Mevr. G.F.W.C. Visser-Van Erp – werkvelddeskundige

Leden:

Mevr. S. van Leijden – studentlid

Secretaris: Mevr. D.P.M. de Koning

Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding BM noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer W.L.M. Blomen is lead auditor en heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie geleid binnen verschillende domeinen. Mevrouw Visser-Van Erp en de heer Wierda hebben zich in hun beoordeling, vanuit werkveld en vakgebied, met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Wierda heeft zich in zijn beoordeling gericht op de kwaliteit van de opleidingen, de actualiteit

en relevantie van het richtinggevend domeinspecifieke kader en op de onderwijskundige aspecten. Hij heeft als vakinhoudelijk deskundige in zijn carrière, waaronder jarenlange betrokkenheid als leidinggevende bij HBO-opleidingen binnen het economisch domein, ruime ervaring opgebouwd die hem concreet in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden.

Mevrouw Visser-Van Erp heeft op grond van haar ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van Management in het MKB. Zij is momenteel secretaris onderwijs bij MKB-Nederland, de werkgeversorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf.

Mevrouw Van Leijden was ten tijde van de audit vierdejaars student aan de opleiding Small Business & Retail Management bij de Hogeschool INHOLLAND te Haarlem. Mevrouw De Koning heeft tijdens haar studie Internationaal Management diverse (financieel-) economische en juridische vakken gevolgd. Tijdens haar studie Cultuur, Organisatie en Management aan de VU heeft zij daarnaast ervaring opgedaan met bestuurlijke vraagstukken, organisatieverandering en strategisch management. Tevens heeft zij in haar huidige functie ervaring in kwaliteitsmanagement opgebouwd. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.

Page 15: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 9

1.5.4. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten en studenten. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II. 1.5.5. Programma visitatie 2 juli 2008 Zie Bijlage II.

Page 16: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 10

Page 17: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 11

2. BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO. Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten

en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?

Bevindingen

NB. Overal waar ‘hij’ of ‘hem’ staat, kan de lezer ook ‘zij’ of ‘haar’ lezen. Vakgenoten – Landelijk Domeinoverleg 1.1.1. De faculteit heeft in het document “Curriculumcasco voor de FEM, 2005” op facultair niveau beleid vastgelegd ten aanzien van de eindcompetenties, waar studenten aan moeten voldoen. De FEM-opleidingen dienen zich bij het vormgeven van het onderwijs allereerst te baseren op de algemene domeincompetenties (de sociale en communicatieve competentie en de zelfsturende competentie) en op de domeinspecifieke competenties van de domeinen Economics, Commerce en Business Administration. Deze domeincompetenties zijn door de Sectorraad Hoger Economisch Onderwijs vastgesteld en voorzien van illustrerende beroepssituaties. De competenties zijn landelijk gevalideerd door hogescholen en door een relevante vertegenwoordiging van het werkveld (HBO-raad, sector HEO, 2005. HEO Domeinen en domeincompetenties, 2005). 1.1.2. Daarnaast heeft de FEM eigen FEM-competenties geformuleerd die voor een deel zijn afgeleid van de Dublin Descriptoren en van de generieke hbo-competenties – zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport Prikkelen, presteren en profileren – en voor een deel inhoudelijk (domein)gekleurd zijn. Beroepsprofiel 1.1.3. De positie die de afgestudeerde student Business Management binnen een MKB-bedrijf inneemt, kan divers zijn. De startfunctie zal veelal een managementondersteunende functie zijn waarin werkzaamheden worden uitgevoerd ten behoeve van het lijn- of projectmanagement. Door de brede opleiding is na afstuderen een ontwikkeling in twee richtingen mogelijk: in de diepte in specialistische functies en in de breedte in managementfuncties. Afgestudeerden kunnen bijvoorbeeld gaan werken in de commerciële dienstverlening of in de handelssector, als hoofd van een specialistische afdeling (inkoop, sales, etc), als accountmanager, als (assistent)productieleider, als logistiek manager of als productmanager. Daarnaast zal wellicht alsnog een deel als zelfstandig ondernemerte werk gaan, hetzij door zelf een zaak te starten hetzij door een bedrijf over te nemen. Er zijn globaal drie posities te definiëren, waarin men terecht kan komen. A. Bedrijfsleider / Manager Bedrijfsvoering In veel MKB-bedrijven draagt de directeur-eigenaar de gehele dagelijkse bedrijfsvoering over aan een bedrijfsleider. Vaak betreft het hier de kleinere bedrijven van maximaal 50 personen. Deze bedrijfsleider heeft veel vrijheid in de manier waarop het bedrijf wordt gerund. De ondernemer heeft meestal geen beleid opgesteld, maar handelt vooral op ervaring en intuïtie.

Page 18: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 12

Er zijn over het algemeen geen procedures opgesteld ‘hoe te handelen bij’. De bedrijfsleider draagt ideeën aan voor het verbeteren van de kwaliteit van de bedrijfsvoering en heeft vaak ook de vrijheid om deze uit te proberen. De ondernemer zal vooral vanuit financieel perspectief of vanuit het gewenste imago/dienstverleningsconcept een voorstel tegenhouden. Ondernemerschap is zeker bij deze functie een zeer belangrijke eigenschap van de business manager. Typische voorbeelden van mogelijke functies van dit type business manager zijn bedrijfsleider in de groot- of detailhandel (kleding, telecom, sound & vision, etc), of manager bij een internetbedrijf, evenementenbureau, sales organisatie, callcenter of arbeidsbemiddelingsbureau, vanuit het perspectief zakelijke dienstverlening. B. Middle manager (bedrijfskader) De student kan ook terecht komen in een functie als ‘middle manager’, waarbij de business manager een belangrijke schakel is tussen hoger en lager management of tussen de directie en de werkvloer. De business manager is dan de manager van een organisatieonderdeel. De organisatie is veelal groter en er zijn meer zaken gestandaardiseerd door middel van geformuleerd beleid en/of procedures. De business manager vertaalt als leidinggevende van een organisatieonderdeel het directiebeleid naar concrete acties voor de medewerkers in zin/haar eigen team, afdeling of filiaal. Men kan aan de slag in functies zoals filiaalmanager van een groothandel of supermarkt, maar ook een functie als teamleider of hoofd van een afdeling service, in- of verkoop, automatisering, marketing of logistiek behoort tot de mogelijkheden. C. Franchisenemer of Formulemanager bij retailorganisatie Binnen een aantal franchiseformules zijn zelfstandig ondernemers actief. Ook deze behoren tot het werkveld van de business manager. Voorbeelden hiervan zijn veelal te vinden binnen de retail. Denk bijvoorbeeld aan Expert, Livera, Intersport, Etos en een aantal mobiele telefoniewinkels. Een ondernemer runt dan onder de vlag van een franchiseorganisatie zelfstandig zijn eigen bedrijf. De mate van vrijheid binnen de franchise-formule verschilt per organisatie. Franchiseondernemer is voor een business manager met ondernemers-kriebels een interessant carrièreperspectief. Een stap hoger is de functie van formulemanager van een retailorganisatie. Een student die hiervoor kiest, stippelt straks voor een franchiseformule (bijvoorbeeld Expert) de strategie uit met bijbehorende strategieën voor de inkoop-, marketing, logistiek etc. In dit geval geeft de afgestudeerde richting aan de formule en helpt franchisenemers het franchisemerk verder uit te bouwen. Opleidingscompententies 1.1.4. De opleiding BM baseert zich in haar doelstelling, zo heeft het auditteam kunnen vaststellen, op de twee algemene domeincompetenties en de zes specifieke domeincompetenties van het domein Business Administration. Daarnaast heeft zij nog twee extra competenties uit het domein Commerce toegevoegd, te weten 1) Leidinggeven aan een bedrijf en 2) initiëren, creëren en vermarkten van producten en diensten. 1.1.5. Uitgaande van het eerder genoemde beroepsprofiel kiest de opleiding Business Management voor de volgende accenten bij de uitwerking van dit beroepsprofiel in het opleidingsprofiel: meer aandacht voor de besturing dan voor de uitvoering van (technische) bedrijfsprocessen, met daarbij

een belangrijke focus op de mens in de organisatie; besturing van bedrijfsprocessen vanuit een integrale benadering; accent op competenties en op een systematische en projectmatige aanpak van problemen; veel aandacht voor sociale en communicatieve vaardigheden vanuit HRM-oogpunt; accent op een beroepshouding, waarbij een zelfstandige, initiërende, flexibele, integrale benadering van

Page 19: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 13

problemen voorop staat; ondernemerschap en management; praktijkgerichtheid; toepassingsgerichte en integrale benadering van de leerstof, een combinatie van

praktijkgestuurd onderwijs en projectonderwijs; het profiel van de business manager is die van co-maker / mede-eigenaar / kwartiermaker; het aanspreken van meerdere leerstijlen door de diversiteit in de beoogde instromende doelgroepen; het aanspreken van meer praktisch ingestelde studenten door het concept van werkend leren en lerend

werken. 1.1.6. De opleiding BM is verwant met Small Business & Retailmanagement, een opleiding die zich ook op het MKB richt. De opleiding BM heeft haar positionering t.o.v. Small Business & Retailmanagement helder weergegeven. SB&RM richt zich voornamelijk op studenten die ondernemer willen worden en daarmee gericht is op het helpen vormgeven aan het eigen bedrijf of eigen bedrijfsonderdelen, de eigen passies, de eigen missies en de eigen drijfveren van de ondernemers in spé. Ofwel, SB&RM richt zich dus op functies voor eigen bedrijven, zoals de entrepreneur en de zelfstandige, terwijl BM zicht richt op leidinggevende functies binnen bestaande bedrijven, zoals de intrapreneur, de manager bedrijfsvoering (bedrijfsleider), middle manager of filiaalbeheerder. SB&RM is om deze reden veel meer een commerciële, marktgeoriënteerde opleiding (Bachelor of Commerce), terwijl BM duidelijk een bedrijfskundige opleiding is (Bachelor of Business Administration). Validering door het werkveld 1.1.7. De opleiding heeft een arbeidsmarktonderzoek uitgevoerd, voordat zij de opleiding BM heeft gestart. De arbeidsmarkt was niet uitgesproken in de behoefte aan een brede opleiding Business Management. Wel gaven de geïnterviewde managers aan dat zij managementvaardigheden en in het bijzonder leidinggeven als specialisme missen bij HBO-afgestudeerden. Veel opleidingen leiden op tot adviseur of manager, maar hebben minder oog voor de rol van leidinggevende in een organisatie. Een opleiding die managementvaardigheden combineert met bedrijfskundige vaardigheden kan een afgestudeerde interessanter maken voor de arbeidsmarkt. Een aanbeveling die vanuit dit onderzoek werd gedaan, was: kies voor een brede managementopleiding met een of twee specifieke branches of specialisaties. 1.1.8. Daarnaast heeft de opleiding een Raad van Advies (RvA). De Raad van Advies is niet aan de opleiding gekoppeld, maar aan het Institute for Business Administration. Hier vallen, naast BM, de opleidingen Facility Management (FM), International Business en Management Studies (IBMS), Management, Economie en Recht (MER) en Logistiek en Economie (LE) onder. De leidraad voor de RvA is: sluit datgene wat de opleiding doet aan bij wat de regio wenst? De RvA vergadert vier maal per jaar. Het bespreken van bepaalde onderdelen van het curriculum kan aanleiding zijn om eveneens een of meerdere docenten van de opleiding bij een vergadering uit te nodigen. De Raad kan ook proactief te werk gaan en ongevraagd adviezen betreffende het curriculum geven. Het auditteam heeft inzage gehad in de notulen van verschillende bijeenkomsten met de Raad van Advies en daarbij concrete voorbeelden van de wisselwerking tussen de RvA en de opleiding achterhaald. De Raad heeft onder andere het beroepsprofiel van BM besproken en de opzet van het programma met traineeships. Het Institute for Business Administration heeft voor een Raad van Advies gekozen die voor meerdere opleidingen werkzaam is. Gezien de specifieke focus van de opleiding BM op het MKB en het aparte karakter van de opleiding wil het auditteam de opleiding ter overweging meegeven om een aparte (sub)commissie op te zetten die bestaat uit MKB-ondernemers uitbedrijven van verschillende grootte en type. Zij kunnen helpen om de MKB-cultuur in stand te houden en te verrijken. Daarnaast vormen en voeden zij mede het netwerk van de opleiding. Het is aan de opleiding om te besluiten of zij een aparte commissie in het leven roept of niet. Indien zij

Page 20: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 14

besluit met de huidige instituutsbrede RvA verder te gaan, is in ieder geval versterking op het gebied van MKB – momenteel zijn er slechts twee MKB-ondernemers lid van de RvA – noodzakelijk. Samenvattend is het auditteam van mening dat de opleiding naast aansluiting op landelijk overeengekomen kwalificaties ook een ‘eigen’ door het werkveld gevalideerde invulling kent die actueel is. De opleiding heeft nagedacht over de positionering van de opleiding t.o.v. aanverwante opleidingen binnen de faculteit. Het auditteam is van mening dat de opleiding BM een ‘pareltje’ kan worden en daadwerkelijk invulling kan geven aan het streven van het georganiseerde MKB om een betere relatie te verkrijgen met het HBO waarin kennis en kunde van beide partijen gerespecteerd en gebruikt worden. Om dit te bewerkstelligen is het raadzaam om contact te leggen met het georganiseerde MKB in de vorm van brancheverenigingen. Het auditteam denkt hierbij in eerste instantie aan branches uit de zakelijke en financiële dienstverlening en de detail- en groothandel, omdat deze branches zowel aansluiten bij het huidige profiel van de opleiding als bij het MKB in de regio Utrecht. Op termijn is uitbreiding van de branches zeker te overwegen. Uit gesprekken op de audit komt naar voren dat in de regio Utrecht ook branches vertegenwoordigd zijn als (organisatie)advies en training, e-business, ‘maakindustrie’, telecomindustrie en uitzendbureaus. Internationalisering 1.1.9. Medio 2005 heeft de HU haar ambities voor internationalisering voor de komende vijf jaar vastgesteld. Het betreft beleidsvoornemens over kwesties als de ‘partnerkeuze’, geografische speerpunten, internationale kenniscirculatie, internationale curricula, mobiliteit, internationale projecten en werving van buitenlandse studenten. De FEM sluit aan bij dit HU-beleid. Hoewel een internationale oriëntatie wat betreft de vestiging van bedrijven in het MKB niet voor de hand ligt, zullen bedrijven wel steeds vaker met internationale aspecten in hun bedrijfsvoering te maken krijgen. Studenten en docenten van de opleiding BM komen tijdens de opleiding met aspecten van internationalisering in aanraking op de volgende manieren: in jaar één wordt er in alle vier de blokken Engels (Business English) gegeven. Tevens worden de vakken

Economie en Intercultureel management in het Engels gegeven. Ook wordt Engelstalige literatuur gebruikt, bijvoorbeeld bij het vak Management & Organisatie;

in het curriculum komt internationale oriëntatie o.a. naar voren in het vak Intercultureel Management en in het project People, Planet, Profit in het eerste jaar en in het thema Global Sourcing in het tweede jaar;

In het binnenschools curriculum doet de opleiding mee met die activiteiten van de FEM die op internationalisering gericht zijn. Zo is er de ‘internationale week’, waarbij studenten van partnerinstellingen uit zes Europese landen in de FEM bijeen zijn voor het werken aan gezamenlijke projecten en het jaarlijkse HU-event ‘Crossing Cultures’;

In het buitenschools curriculum, tijdens de traineeships van het tweede, derde en vierde jaar, kunnen studenten in aanraking komen met de eventuele internationale contacten van een bedrijf;

de student kan voor een van de vele (Engelstalige) minors kiezen waar het aspect van Internationalisering naar voren komt;

docenten kunnen de training Teaching your subject in English volgen. Deze cursus wordt afgesloten met een examen Engelse taalvaardigheid op hoog niveau (niveau C1 van het European Language Platform). Het merendeel van de geslaagden verzorgt inmiddels Engelstalige cursussen;

de internationale contacten met partnerhogescholen of kenniscentra in het buitenland verlopen op facultair niveau (zie FEM-audit). Traineeships kunnen ook in het buitenland worden gelopen. Omdat de student wekelijks ook naar school moet, zal zich dit in de praktijk beperken tot Duitsland en België.

Samenvattend is het auditteam van mening dat de internationale dimensie in voldoende mate terugkomt in het curriculum. Belangrijke internationale ontwikkelingen komen in het curriculum aan bod. De mogelijkheden tot verdieping voor studenten die meer internationale ervaring willen opdoen en/of

Page 21: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 15

competenties in een internationale context willen verwerven, zijn op papier aanwezig, maar zullen naar alle waarschijnlijk niet of nauwelijks door studenten worden benut. Gezien de profilering van de opleiding kan het auditteam dit billijken: de opleiding leidt immers studenten op voor het regionale MKB.

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding sluit aan bij landelijk vastgestelde kwalificaties. Zij hanteert de landelijke

domeincompetenties Business Administration en heeft hieraan twee extra competenties uit het domein Commerce toegevoegd.

De opleiding heeft het beroepsprofiel op een adequate manier ingevuld: zij leidt studenten op voor leidinggevende/manager in het midden- en kleinbedrijf met daarbij de focus op branches als de zakelijke en financiële dienstverlening en de detail- en groothandel.

De opleiding heeft haar opleidingsprofiel ingekleurd met bepaalde accenten en heeft haar positionering t.o.v. aanverwante opleidingen binnen de faculteit duidelijk gemaakt.

De kwalificaties van de opleiding zijn door het werkveld gevalideerd. De opleiding heeft hiertoe allereerst een arbeidsmarktonderzoek uitgevoerd aan de hand waarvan de keuze onderbouwd is voor een brede managementopleiding waarbij bedrijfskundige vaardigheden en de rol van leidinggevende in een bedrijf aandacht krijgen en de focus op een aantal specifieke branches ligt.

Daarnaast heeft een Raad van Advies de kwalificaties van de opleiding gevalideerd. Met betrekking tot de samenstelling van de RvA acht het auditteam versterking in de Raad met ondernemers uit MKB-bedrijven van verschillende grootte en type van belang, hetzij door een aantal leden aan de instituutsbrede RvA toe te voegen, hetzij door een aparte commissie voor de opleiding BM op te richten.

Om het mechanisme voor periodieke updating van de eindkwalificaties en het opleidingsprogramma sterker te maken acht het auditteam het raadzaam om structurele contacten aan te gaan met het georganiseerde MKB in de vorm van brancheverenigingen met hierbij de nadruk op de branches die zowel aansluiten bij het huidige profiel van de opleiding als bij het MKB in de regio Utrecht.

Het curriculum biedt een aantal mogelijkheden tot verdieping voor studenten die de internationale dimensie sterker in hun studie willen laten terugkomen. Studenten BM zullen deze mogelijkheden naar alle waarschijnlijkheid niet of nauwelijks benutten. Gezien de profilering van de opleiding kan het auditteam dit billijken. Het auditteam acht het van belang dat studenten BM voldoende gevoel krijgen voor internationale aspecten. Dit is het geval: er wordt in het curriculum aandacht besteed aan het verwerven van buitenlandse talen, aan kennis van en inzicht in internationale ontwikkelingen en aan interculturele sensitiviteit.

Page 22: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 16

Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde

beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?

Bevindingen 1.2.1. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding getoetst teneinde te kunnen bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden vijf dimensies (Kennis en Inzicht – Toepassen Kennis en Inzicht – Oordeelsvorming – Communicatie – Leervaardigheden) onderscheiden. De dimensies van de Dublin Descriptoren 1.2.2. De opleiding BM sluit in haar programma aan bij de landelijke domeincompetenties voor de Bachelor of Business Administration en voor twee competenties bij het profiel van Commerce. De Dublin Descriptoren en de generieke HBO-competenties zijn hierin impliciet verwerkt. Dit is een eerste waarborg van het bachelorniveau van de opleiding. 1.2.3. De FEM heeft in het facultaire Curriculumcasco de relatie in kaart gebracht tussen de verschillende competenties die zij hanteert, de onderwijsinhoud en de didactiek. De generieke HBO-competenties zijn hierbij als uitgangspunt genomen en er is expliciet aangegeven, hoe deze zich verhouden tot de FEM-competenties en de Dublin Descriptoren. Het Curriculumcasco geldt ook voor de onderwijsinhoud van de opleiding BM. Voor de manier waarop dit beschreven is, verwijzen wij naar het Beoordelingsrapport Facultair Niveau Faculteit Economie & Management, juli 2007. 1.2.4. De opleiding gaat met competentiekaarten werken. Onderdelen van de competentiekaart zijn: de competenties van de opleiding; het niveau; de beroepsproducten, -taken, - observaties e.a. opdrachten; de mate van verplichting (rood, oranje of groen – zie facet 2.3 voor uitleg); de relaties binnen het curriculum; de criteria.

Voor elke van de tien competenties die de opleiding BM hanteert, is een competentiekaart opgesteld. Per competentie wordt tevens de relatie met elk van de Dublin Descriptoren aangegeven. In bijlage V van de notitie ‘Onderwijsmodel Business Management (versie 1.0, 13 mei 2008)’ heeft het auditteam het format voor de competentiekaarten gezien. Het auditteam heeft tijdens de audit geen inzage gehad in ingevulde competentiekaarten. De opleiding draagt er zorg voor dat het instrument van de competentiekaarten m.i.v. studiejaar 2008-2009 volledig ontwikkeld is en dat er beschreven is op welke onderdelen de student de Dublin Descriptoren moet kennen, toepassen etc. Het auditteam is van mening dat de opleiding via de competentiekaart kan aantonen dat elke eindkwalificatie van de opleiding aansluit bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor, i.c. de Dublin Descriptoren.

Page 23: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 17

Relatie programma – Niveau: Dublin Descriptoren 1.2.5. In het curriculum worden de Dublin Descriptoren met name zichtbaar in de projecten. Traineeships en later in de afstudeeropdracht. Het gaat bij deze studieonderdelen om de volgende vaardigheden en competenties: een probleem helder definiëren; een probleem gestructureerd en planmatig behandelen; zelf onderzoek organiseren en uitvoeren; zelfstandig werken; zich snel, breed en diep op een onderwerp oriënteren; informatie en informatiebronnen beoordelen en analyseren; een gefundeerde eigen mening vormen; het vertalen van uit onderzoek verkregen bevindingen in een voor een bedrijf bruikbaar en

implementeerbaar advies; het correct en helder overbrengen van gedachten en bevindingen; verricht onderzoek (mondeling) kritisch verantwoorden.

In het propedeuseprogramma zijn studieonderdelen opgenomen waaraan genoemde vaardigheden en competenties verbonden zijn, zoals in de modulen ‘Project en onderzoeksvaardigheden’ en academische vaardigheden (Kritisch Denken, Kwantitatieve Methoden en Leren Onderzoek Doen). Voor de hoofdfase gebeurt dit ondermeer bij het Traineeship 1 en 2 gedurende het tweede jaar en gedeeltes van het derde en vierde jaar en bij het afstuderen. De afstudeeropdracht zal als eindproduct een adviesrapport voor het opdrachtgevende bedrijf worden. Deze opdracht kan beschouwd worden als de ultieme proeve van bekwaamheid m.b.t. de vaardigheden en competenties uit de Dublin Descriptoren: Kennis en inzicht: de BM student heeft voor aanvang van de afstudeeropdracht voldoende kennis en

inzicht ontwikkeld, zodat hij in staat is een probleemsituatie te relateren aan (wetenschappelijke) theorieën en modellen en bij het beantwoorden van de probleemvraag de geëigende onderzoeksmethodiek(en) weet te kiezen.

Toepassen van kennis en inzicht: om de afstudeeropdracht te kunnen verwerven en uitvoeren moet de student in staat zijn: een probleem helder te definiëren , een probleem structureel en planmatig te behandelen, zelf een onderzoek te organiseren en uit voeren, zich snel, breed en diep op een onderwerp te oriënteren, en alle theorie van de bij het onderzoek behorende kennisgebieden toe te passen.

Oordeelvorming: ook dit aspect zal vooral verbonden worden met de afstudeeropdracht, waarbij de student in staat moet blijken te zijn informatie en bronnen te beoordelen en te analyseren en een gefundeerde eigen mening te formuleren.

Communicatie: tijdens de afstudeeropdracht zal de student aantonen in welke mate hij in staat is de door onderzoek gevonden gegevens, de analyse ervan alsmede de conclusie en het advies in een helder, goed gestructureerd, taalkundig correct en logisch rapport te verwoorden. Vervolgens wordt van de student verwacht, dat hij (mondeling, d.m.v. presentatie) zijn bevindingen verantwoordt.

Leervaardigheden: de afstudeeropdracht kan worden beschouwd als cumulatie van alle tijdens het studieprogramma verworven vaardigheden en competenties. Uitsluitend dankzij het gedurende zijn studie aangetoonde lerende vermogen is de student in staat de afstudeeropdracht tot een goed einde te brengen.

Page 24: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 18

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding BM sluit in haar programma aan bij de landelijke domeincompetenties voor de Bachelor of

Business Administration en voor twee competenties bij het profiel van Commerce. De Dublin Descriptoren en de generieke HBO-competenties zijn hierin impliciet verwerkt. Dit is een eerste waarborg van het bachelorniveau van de opleiding.

Op facultair niveau is in het facultaire Curriculumcasco de relatie in kaart gebracht tussen de generieke HBO-competenties, de FEM-competenties en de Dublin Descriptoren. Op facultair niveau ligt derhalve een tweede waarborg dat de opleiding aan het bachelorniveau voldoet.

Via de competentiekaarten kan ten slotte worden aangetoond dat elke van de tien eindkwalificaties van de opleiding BM aansluit bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor, i.c. de Dublin Descriptoren. Per competenties wordt beschreven op welke onderdelen de student de Dublin Descriptoren moet kennen, toepassen etc.

De opleiding heeft aangetoond dat de Dublin Descriptoren via verschillende studieonderdelen – met name via de Traineeships en het afstuderen – verankerd zijn in het opleidingsprogramma.

Page 25: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 19

Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het

relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend

beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?

Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs De opleiding heeft in het beroepsprofiel van BM en de daarmee samenhangende beroepscompetenties de generieke HBO-competenties en de Dublin Descriptoren verwerkt en sluit hiermee aan bij de beschrijving van het bachelorniveau. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als voldoende (zie daarvoor facet 1.2). Beroepsonderwijs 1.3.2. Het beleid van de FEM, is dat alle bacheloropleidingen voldoen aan de oriëntatie HBO, i.c. de beroeps-gerichtheid. Landelijk wordt dat bevorderd, doordat in HBO-raad verband beroepsprofielen worden opgesteld. De onderwijsmanagers nemen deel aan landelijke overleggen van ‘hun’ opleidingen. Tijdens deze overleggen worden afspraken gemaakt over bijvoorbeeld het curriculum, innovatie en elektronische leeromgevingen. De eindkwalificaties van de opleiding BM zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar door het (regionale) beroepenveld zijn gevalideerd. De opleiding heeft voor de start van de opleiding allereerst een arbeidsmarktonderzoek uitgevoerd en heeft vervolgens de geformuleerde eindkwalificaties laten valideren door de Raad van Advies. Het auditteam is van mening dat de vertegenwoordiging van het voor de BM’er relevante werkveld in de Raad van Advies vergroot dient te worden (zie facet 1.1). Evenwel heeft het auditteam vastgesteld dat op het niveau van de opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de BM’er relevante werkveld in voldoende mate geborgd is. De beginnende beroepsbeoefenaar 1.3.3. Volgens het beleid van de FEM heeft elke HBO-opgeleide de startcompetenties (leercompetenties o.a.) verworven om te kunnen doorgroeien naar een managementfunctie. De afgestudeerde zal (in zijn domein en binnen zijn specialisme) ervaring moeten hebben opgedaan met visie en strategie bepalen, beleid maken, beleid uitvoeren en het sturen (coachen) van medewerkers. Daarnaast is ervaring noodzakelijk op het gebied van projectmatig werken, projectleiderschap, waarin sturing en coachen centraal staan – dit alles vanuit een commercieel, financieel en/of administratief perspectief. Onder deze startcompetenties vallen tevens de algemene domeincompetenties ‘Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie)’ en ‘Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional)’.

Page 26: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 20

Functies voor afgestudeerde BM’ers 1.3.4. Binnen het beroepenveld vervult de Business Manager twee soorten functies in het MKB. De eerste functie is die van bedrijfsleider van een organisatie die in grootte varieert van 10 tot 200 werknemers. De bedrijfsleider heeft vaak veel vrijheid in de manier waarop het bedrijf wordt aangestuurd. De tweede functies is die van ‘middle manager’ waarbij een schakelfunctie wordt vervuld tussen het management en de medewerkers. Hierbij vertaalt de middle manager het directiebeleid naar concrete acties voor de eigen medewerkers van het team en vertaalt hij de signalen van de werkvloer tot feedback voor de beleidsmakers. In de studiegids geeft de opleiding de volgende beschrijving van de functies waarvoor zij opleidt:

Je bent als business manager straks verantwoordelijk voor de dagelijkse bedrijfsvoering van een kleine of middelgrote organisatie en krijgt dus te maken met alle facetten van bedrijfsmanagement. Denk bijvoorbeeld aan bedrijfseconomie, strategisch management, organisatieontwikkeling, personeelsmanagement, management van bedrijfsprocessen, marketing en ondernemerschap. Na het afstuderen kun je veel verschillende kanten op, bij voorkeur bij kleine of middelgrote organisaties in de zakelijke dienstverlening en groot- of detailhandel, vanwege de opgedane MKB-kennis over deze branches tijdens je studie. Na je studie start je vaak als assistent of rechterhand van de directeur of een leidinggevende en groei je door naar functies als bedrijfsleider, business unitmanager, vestigingsmanager of regiomanager. Ook functies als teamleider of hoofd van een afdeling in- of verkoop, automatisering, marketing en bedrijfsbureau behoren tot de mogelijkheden. Voor afgestudeerden Business Management zijn de vooruitzichten op de arbeidsmarkt goed. Je hebt immers al veel werkervaring opgedaan tijdens je studie, wat jouw positie op de arbeidsmarkt als starter aanzienlijk verbetert. Bovendien is er veel vraag naar afgestudeerden met een MKB-focus.

In het document ‘Definitiestudie opleiding Business Management’ (november 2006) wordt aangegeven dat de functies waarvoor de opleiding opleidt, een gemeenschappelijke deler hebben:

“De functies hebben met elkaar gemeen dat het om de dagelijkse leiding gaat van afdelingen of units, waarbij veel operationele beslissingen dienen te worden genomen om de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten op het gewenste niveau in termen van kwaliteit en kwantiteit te kunnen laten plaats vinden. […] Om deze functies binnen de betreffende branche goed te kunnen uitoefenen is het vermogen om enerzijds de aard en prioriteiten van organisaties snel in te schatten en anderzijds adequaat de kwaliteit, motivatie en persoonlijke karakteristieken van (beoogde) medewerkers op waarde te schatten, essentieel”.

1.3.5. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.

Oordeel: voldoende

Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindcompetenties van de opleiding BM voldoen aan het niveau Bachelor, zoals weergegeven in de

Dublin Descriptoren en de HBO-generieke eindkwalificaties. De eindkwalificaties van de opleiding zijn aantoonbaar door het voor de BM’er relevante beroepenveld

gevalideerd. De eindcompetenties van de opleiding lijken te corresponderen met de kerntaken van een (beginnend)

beroepsbeoefenaar. Omdat er nog geen afgestudeerden zijn, is de aansluiting op de arbeidsmarkt nog niet volledig te controleren. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding de functies beschreven

Page 27: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 21

waarvoor zij opleidt helder heeft beschreven, te weten voor leidinggevende/manager binnen de zakelijke en financiële dienstverlening en voor de detail- en groothandel in het midden- en kleinbedrijf. Afgestudeerden kunnen na de opleiding doorgroeien naar de functie van een ondernemende, ‘hands on’ manager van een bedrijf of bedrijfsonderdeel, van franchisenemer of soms zelfs van (mede-) eigenaar.

Het auditteam wil zijn waardering uitspreken voor de manier de opleiding BM is neergezet. De opleiding kent logischerwijze nog een aantal aspecten die nader ingevuld dienen te worden. Afhankelijk van de realisatie van het tweede, derde en vierde jaar ligt het verwerven van de beoordeling ‘goed’ zeker binnen de mogelijkheden.

SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE

Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” als voldoende. De opleiding hanteert de landelijke domeincompetenties Business Administration en heeft deze

competenties aangevuld met twee competenties uit het domein Commerce. Naast aansluiting op landelijk overeengekomen kwalificaties heeft de opleiding ook een ‘eigen’ actuele

invulling aan het opleidingsprofiel gegeven door bepaalde accenten te leggen. De opleiding volgt de actuele ontwikkelingen in het beroepenveld o.a. via contact met de Raad van

Advies. De RvA adviseert de opleiding onder andere aangaande het opleidingsprofiel en –programma en de profilering van de opleiding. Het auditteam is van mening dat de vertegenwoordiging van het voor de BM’er relevante werkveld in de Raad van Advies vergroot dient te worden.

Om het mechanisme voor periodieke updating van de eindkwalificaties en het opleidingsprogramma sterker te maken acht het auditteam het raadzaam om structurele contacten aan te gaan met het georganiseerde MKB in de vorm van brancheverenigingen met hierbij de nadruk op de branches die zowel aansluiten bij het huidige profiel van de opleiding als bij het MKB in de regio Utrecht.

De eindcompetenties van de opleiding sluiten aan bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor, i.c. de Dublin Descriptoren. Uit de competentiekaarten blijkt dat de beschrijving van elk van de eindkwalificaties telkens een expliciete verwijzing naar de Dublin Descriptoren bevat.

Ten slotte heeft het auditteam vastgesteld dat de eindkwalificaties corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar.

Page 28: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 22

Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing. Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk

ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek?

Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline?

Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?

Bevindingen 2.1.1. Uitgangspunten opleiding De opleiding Business Management neemt in het opleidingsaanbod van de FEM een aparte plaats in. Deze opleiding is meer gericht op het praktische, hands on. Het meest belangwekkende aspect is dat de opleiding door de filosofie van het “lerend werken en werkend leren” een nauw[er]e band onderhoudt met het bedrijfsleven. De opleiding BM is bij uitstek een opleiding waar de kennisontwikkeling van studenten via interactie met de beroepspraktijk plaatsvindt. De opleiding Business Management heeft als doel studenten op te leiden voor een leidinggevende positie bij kleine en middelgrote organisaties in de zakelijke dienstverlening en in de groot- of detailhandel. De visie van de opleiding is dat studenten het managen van de dagelijkse bedrijfsvoering van een organisatie het beste leren door ze veelvuldig in contact te brengen met de praktijk. De opleiding is daarom een combinatie tussen leren op school en leren in de dagelijkse praktijk van een midden- en kleinbedrijf. Theorie en de MKB-praktijk worden zoveel mogelijk gecombineerd. 2.1.2. Opleidingsprogramma – opening naar de beroepspraktijk In de generieke propedeuse (zie facet 2.2) van de opleiding wordt de theoretische basis van kennis en vaardigheden op het gebied van bedrijfsmanagement gelegd. De leerstof wordt gerelateerd aan de praktijk via casuïstiek en praktijkvoorbeelden. Studenten gaven aan dat docenten bijvoorbeeld specifieke voorbeelden uit het MKB geven. In jaar één wordt integratie van de leeromgeving met de beroepspraktijk vooral gerealiseerd in de integrale leerlijn. Daarin werken studenten in drie projecten – te weten het project Beroepsoriëntatie, het project Ondernemingsplan en de business case People, Planet, Profit – aan een beroepsproduct. In de projectlijn hebben studenten in de propedeuse de kans om zich te laten zien als BM-studenten. Zo kent het project Ondernemingsplan een aantal ‘vrijheidsgraden’ die kunnen worden ingekleurd met opleidingsspecifieke elementen. Als voorbereiding op de hoofdfase krijgen studenten in de propedeuse een sollicitatietraining, waarbij zaken als het opstellen van een goed CV, het schrijven van een goede sollicitatiebrief en het houden van een goed sollicitatiegesprek aan de orde komen. Indien er een traineeplek is waar meerdere studenten zouden willen werken, dan is er geen selectie door de opleiding, maar doorlopen de desbetreffende studenten een echte sollicitatieprocedure.

Page 29: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 23

Vanaf de hoofdfase wordt het onderwijs samen met het bedrijfsleven ingevuld en uitgevoerd. Dit noemt de opleiding ‘co-makership’. In het tweede jaar is de student het gehele jaar drie dagen per week als trainee verbonden aan een MKB-bedrijf en bouwt hij kennis en ervaring op met alle facetten van de dagelijkse bedrijfsvoering in die organisatie. Ook in het derde jaar werkt de student circa drie dagen per week in de praktijk aan opdrachten voor een externe opdrachtgever. In het vierde jaar van de opleiding werkt de student zelfstandig aan zijn afstudeeropdracht bij een bedrijf in het MKB. Studenten bouwen tijdens de studie al aan relevante werkervaring voor hun CV. De studenten die het auditteam heeft gesproken, gaven aan dit een groot voordeel te vinden t.o.v. van andere opleidingen. 2.1.3. Tevredenheid studenten m.b.t. de beroepsgerichtheid Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2008 (hierna: STO) komen de volgende cijfers naar voren:

Eerstejaars

BM BA FEM

n 16 243 603

Beroepsoriëntatie 3,2 3,4 3,3

De opleiding bereidt mij voldoende voor op de beroepspraktijk 3,2 3,5 3,5

Ik heb tijdens de opleiding voldoende contact met de beroepspraktijk 2,8 3,2 3,0

De opleiding in voldoende praktijkgericht 3,1 3,6 3,4

De opleiding sluit voldoende aan bij actuele ontwikkeling 3,5 3,7 3,6

Alle deelitems scoren licht onder de FEM-norm, maar de scores beduiden wel dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van het programma op de beroepspraktijk. De 2,8 voor het in contact komen met de praktijk heeft te maken met de verwachtingen waarmee deze specifieke doelgroep binnenkomt. Studenten willen ‘hands on’ leren in de praktijk. In de propedeuse en met name in het eerste half jaar van de opleiding is daarvan echter nog geen sprake. Het is zaak dat de opleiding studenten van tevoren goed op de hoogte brengt van de generieke propedeuse en het gegeven dat zij pas in een later stadium van de opleiding ‘hands on’ leren in de praktijk. De opleiding heeft met het voeren van welkomstgesprekken reeds een goed begin gemaakt (zie facet 2.5). Traineeships 2.1.4. De rode draad van de opleiding wordt gevormd door de traineeships, reden om deze traineeships verder te beschrijven. Het traineeship beslaat een periode van ruim 33 weken, waarin een student 800 uur werkt voor een organisatie. Een student werkt drie dagen in de week voor de organisatie, te weten van dinsdag tot en met donderdag. Op maandag en vrijdag volgt de student colleges op school en werkt hij zelfstandig of in groepsverband aan cases en praktijksimulaties. Van de drie dagen dat de student actief is op de leer-/werkplek, is hij twee dagen trainee waar hij meewerkt in de dagelijkse bedrijfsvoering om zo de kneepjes van het vak te leren en werkt hij één dag aan voor het bedrijf relevante praktijkopdrachten. Een deel van de praktijkopdrachten is reeds bepaald door de opleiding. Het andere deel van de opdrachten wordt in overleg met het bedrijf, de student en de opleiding vastgesteld. Datgene wat vanuit de opleiding moet worden gedaan en datgene waar vrijheid van keuze is,staat aangegeven op de competentiekaart. Hierin staat aangegeven welke competenties op welke wijze geleerd en geoefend moeten en welke geoefend kunnen worden (zie verder facet 2.2). 2.1.5. Selectie leer-/werkplekken: het Praktijkbureau van de FEM beheert de relaties met het in Nederland gevestigde beroepenveld. Over deze contacten heeft de opleiding BM een filter gelegd om bedrijven met 0-250 medewerkers te selecteren. Ook is er gekeken naar bedrijven waarmee de FEM goede ervaringen heeft op het gebied van begeleiding richting de student.

Page 30: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 24

Het Praktijkbureau heeft een mailing laten uitgaan naar de geselecteerde bedrijven. Bedrijven zijn vervolgens benaderd door de studieloopbaanbegeleider (SLB’er) die geïnteresseerde bedrijven heeft doorverwezen naar een accountmanager van de opleiding BM. Ten tijde van de audit hadden 18 bedrijven aangegeven beschikbaar te zijn voor een leer-/werkplek. Met deze bedrijven vindt afstemming en toetsing plaats die moet leiden tot een goedgekeurde traineeplek. De opleiding heeft hiertoe een profiel opgesteld m.b.t. de organisatie van de co-makers. Zij heeft in dit profiel selectiecriteria vastgesteld om de geschiktheid van de co-maker te bepalen en zij heeft de verwachtingen t.a.v. het leerbedrijf geformuleerd (notitie co-makership, d.d. 11 december 2007). Vanaf studiejaar 2008-2009 zullen de eerste studenten traineeships vervullen. De SLB’er zal de werkplek van de student regelmatig bezoeken en nagaan of de werkzaamheden van de student van voldoende niveau en kwaliteit zijn. Vanwege het feit dat de praktijkcomponent zo’n belangrijke rol speelt in de opleiding BM, heeft het auditteam gesproken met een vertegenwoordiging van het werkveld. Deze ondernemers hadden goed zicht op wat er in het MKB speelt en vervulden een intermediaire rol. Zij waren niet direct representanten van het doorsnee MKB. Het auditteam wil de opleiding meegeven bij de uitbreiding van de opleiding bedacht te zijn op het feit dat de doorsnee MKB-ondernemer in mindere mate geïnteresseerd kan zijn in opleiden en hier waarschijnlijk ook minder tijd aan zal kunnen besteden. Een intakegesprek waarin duidelijk wordt gemaakt wat partijen van elkaar kunnen en mogen verwachten, is cruciaal voor een relatie die leidt tot tevredenheid van student, hogeschool en bedrijf. Hier is naar mening van het auditteam nog winst te behalen. Zo behoeft de rol van de bedrijfsbegeleider tijdens het traineeship meer aandacht. Deze moet duidelijker beschreven zijn voor het bedrijf. Toegepast onderzoek 2.1.6. De opleiding hecht belang aan (toegepast) onderzoek. Het propedeuseprogramma is m.i.v. het studiejaar 2007-2008 aangepast. Er is een nieuwe module geïntroduceerd: Academische Vaardigheden, bestaande uit de onderdelen Kritisch denken, Leren Onderzoek Doen en Kwantitatieve methoden. Ook is de module Project- en onderzoeksvaardigheden ingevoerd. De lijn Leren Onderzoek Doen (LOD) zal met ingang van het studiejaar 2008-2009 in het hele curriculum worden doorgetrokken. Studenten worden dan voorbereid op een beroepspraktijk waarin kennistoepassing, evidence based practice, kennisvermeerdering, reflectie op de effectiviteit van gehanteerde werkmethoden en innovatie centraal staan. Het auditteam is positief over deze ontwikkeling. 2.1.7. Het auditteam heeft inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur relevant, actueel, werkvelddekkend en op HBO-niveau. Studenten beoordelen het studiemateriaal met een 3,6. Interactie docenten – werkveld 2.1.8. Het auditteam heeft inzage gehad in de CV’s van de BM-docenten. De meeste docenten hebben een relatie (gehad) met het MKB. Uit de gesprekken tijdens de audit is naar voren gekomen dat het docentencorps kennis van het MKB heeft en gevoel voor de specifieke cultuur van het MKB. Ofwel, ze spreken de taal van het MKB. Dit is volgens het auditteam een belangrijke randvoorwaarde om het co-makership de komende jaren ook daadwerkelijk vorm te kunnen geven. De docenten die ingezet worden als studieloopbaanbegeleider, onderhouden structureel contact met het werkveld via de begeleiding van de studenten bij de traineeships. Zij zijn vast aanspreekpunt voor de bedrijven. De thema-docenten zijn beschikbaar voor advies bij het uitvoeren van de praktijkopdrachten. Daarnaast onderhouden docenten individuele contacten met het beroepenveld.

Page 31: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 25

Interactie opleiding - werkveld 2.1.9. Op facultair niveau wordt de interactie met het werkveld vormgegeven door de werkveldverkenningen die alle drie de FEM-instituten doen waarbij zij de arbeidsmarktbehoeften binnen hun domein nagaan. Om verder zicht te krijgen op verschillende trends heeft de FEM daarnaast mechanismen als JVW (Jaarlijke Verkenningen van het Werkveld) en PIAF (Periodieke Inventarisatie Afstudeerverslagen) (voor toelichting: zie Beoordelingsrapport Facultair niveau, Faculteit Economie & Management, juli 2007). Daarnaast ontwikkelt de FEM eens per vijf jaar in samenwerking met het beroepenveld toekomstscenario’s om het onderwijs beter op mogelijke ontwikkelingen te kunnen afstemmen. 2.1.10. Op opleidingsniveau vloeit de interactie tussen opleiding en werkveld automatisch voort uit het karakter van de opleiding. Het principe van co-makership houdt in dat de opleiding en een aantal partners uit het midden- en kleinbedrijf samen het onderwijs van de opleiding invullen én uitvoeren. De doelstelling van de opleiding is dat van de co-makers die traineeships aanbieden, 95% ook daadwerkelijk wil optreden als partner in het onderwijs. Zij kunnen bijvoorbeeld worden ingezet als denktank over de invulling van het onderwijs (lid van de Raad van Advies), als gastspreker, als parttime docent, als inbrengers van cases, als opdrachtgever voor projecten of anderszins. Verder streeft de opleiding ernaar dat voor elk onderwijsthema in het tweedejaars curriculum (voor toelichting op de thema’s zie facet 2.3) minimaal één co-maker bereid is een bijdrage te leveren aan het binnenschools curriculum. In het studiejaar 2008-2009 zullen zes netwerkbijeenkomsten worden georganiseerd voor bedrijven. Ook zullen er workshops en intervisiebijeenkomsten voor bedrijfsbegeleiders worden gegeven. Het voornemen om het bedrijfsleven naar de hogeschool te halen en allerhande bijeenkomsten kennis uit te wisselen, is kansrijk. De ondernemers die het auditteam heeft gesproken, zijn hier positief over. Het auditteam wil de opleiding meegeven dat het van belang is om deze bijeenkomsten goed te laten verlopen. Voor de MKB-bedrijven is toegang tot voor hen nieuwe kennis en ideeën belangrijk. Zodra ondernemers het idee krijgen dat er voor hen geen meerwaarde te behalen is op dit gebied, bestaat de kans dat ze afhaken. Het principe van kennisuitwisseling dient nog sterker ingebed te worden in het ontwerp van de opleiding. 2.1.11. De interactie tussen de opleiding en de beroepspraktijk vindt ook plaats via bijeenkomsten met de Raad van Advies. De RvA signaleert trends en ontwikkelingen in het werkveld en adviseert (gevraagd en ongevraagd) de opleiding. Uit de verslaglegging van de vergaderingen blijkt inderdaad, dat het in de Raad van Advies vertegenwoordigde werkveld een belangrijke rol speelt m.b.t. het inbrengen van actuele ontwikkelingen. Om ervoor te zorgen dat er voor de opleiding BM relevante ontwikkelingen worden ingebracht, acht het auditteam het van belang dat vertegenwoordiging vanuit het MKB-werkveld versterkt wordt, hetzij door een aantal leden aan de instituutsbrede RvA toe te voegen, hetzij door een aparte commissie voor de opleiding BM op te richten (zie ook facet 1.1). Dit laatste heeft de voorkeur van het auditteam. In facet 1.1 heeft het auditteam reeds aangegeven dat om het mechanisme voor periodieke updating van de eindkwalificaties en het opleidingsprogramma sterker te maken, het auditteam het raadzaam acht om structurele contacten aan te gaan met het georganiseerde MKB in de vorm van brancheverenigingen met hierbij de nadruk op de branches die zowel aansluiten bij het huidige profiel van de opleiding als bij het MKB in de regio Utrecht. Lectoraten 2.1.12. In de koppeling van het onderwijs met het bedrijfsleven spelen de lectoraten een belangrijke rol. De FEM beschikt over een kenniscentrum ‘Innovatie en Business’ (InnBus), waarin zes inhoudelijk bij elkaar passende lectoraten zijn ondergebracht. Het auditteam heeft tijdens de facultaire audit geconstateerd dat Kenniscentrum en lectoraten duidelijk zijn gepositioneerd binnen de faculteit.

Page 32: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 26

Zij sluiten aan bij maatschappelijke trends en bij de behoeften van de verschillende opleidingen en kunnen volgens het auditteam beschouwd worden als een ‘aanjager’ van innovatie.

Het Kenniscentrum organiseert verschillende projecten en activiteiten in samenwerking met bedrijfsleven, beroepsverenigingen en met collega kenniscentra, binnen en buiten de HU. Een van de docenten is betrokken bij het lectoraat Financieel-economische Advisering & Innovatie. Zij speelt een rol bij het binnenhalen van consultancy projecten in het bedrijfsleven. Op deze manier kan de relatie met de individuele MKB-bedrijven een langetermijnkarakter te krijgen. Het auditteam is van mening dat het kenniscentrum in belangrijke mate ondersteunend kan zijn bij de deskundigheidsbevordering van zowel docenten als studenten van de opleiding. De opbrengst vanuit het lectoraat naar docenten en studenten kan nog vergroot worden. 2.1.13. Voor wat betreft internationalisering wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 1.1.

Oordeel: voldoende

Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Er is een sterke wisselwerking tussen de individuele beroepspraktijk van de student en de leeromgeving:

de student staat via de traineeships immers in direct contact met de beroepspraktijk. In een deel van de beroepsproducten wordt concreet aansluiting gezocht bij de op dat moment relevante werksituatie. De opzet van “werkend leren en lerend werken” zorgt ervoor dat de student relevante beroepsvaardigheden ontwikkelt.

Studenten zijn tevreden over de aansluiting van het (eerstejaars) programma op de beroepspraktijk. Het auditteam is positief gestemd over de manier waarop de opleiding van tevoren richting studenten communiceert dat zij pas in een later stadium van de opleiding hands on’ leren in de praktijk.

De opleiding heeft nagedacht over de afstemming en toetsing die plaats moet vinden bij bedrijven om een geschikte traineeplek te creëren. Het niveau en de kwaliteit van de werkzaamheden op de traineeship worden bewaakt door de studieloopbaanbegeleider.

Het auditteam is van mening dat de opleiding nog winst kan behalen op het punt van verwachtingen-management tussen opleiding en bedrijf. Zo dient de rol van de bedrijfsbegeleider scherper neergezet te worden, bijvoorbeeld via een intakegesprek.

In het curriculum is aandacht voor het vertalen van wetenschappelijke ontwikkelingen naar de praktijk. Het auditteam is positief gestemd over de modulen Academische Vaardigheden en Project- en Onderzoeksvaardigheden.

De gebruikte vakliteratuur is actueel, relevant, werkvelddekkend en op HBO-niveau. Dit geldt tevens voor het studiemateriaal.

Het opleidingsprogramma wordt mede uitgevoerd door docenten die een relatie met het MKB hebben. Het auditteam heeft geconstateerd dat het docentencorps kennis van het MKB heeft en gevoel voor de specifieke cultuur van het MKB.

De interactie tussen opleiding en werkveld vloeit automatisch voort uit het karakter van de opleiding. De co-makership formule is een sterk instrument om het opleidingsprogramma actueel te houden. Het principe van kennisuitwisseling dient dan structureel in de opleiding ingebed te worden.

De Raad van Advies speelt een belangrijke rol in de opleiding via het inbrengen van trends en ontwikkelingen in het werkveld. Het voor de opleiding BM relevante werkveld dient steviger in de RvA vertegenwoordigd te worden. Daarnaast acht het auditteam het voor de (periodieke) actualisering van het opleidingsprogramma van belang dat de opleiding structurele contacten aangaat met het georganiseerde MKB in de vorm van brancheorganisaties.

Kenniscentrum en lectoraten zijn duidelijk gepositioneerd binnen de faculteit. Zij sluiten aan bij

Page 33: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 27

maatschappelijke trends en bij de behoeften van de verschillende opleidingen en kunnen volgens het auditteam beschouwd worden als een ‘aanjager’ van innovatie. Het auditteam is van mening dat het kenniscentrum in belangrijke mate ondersteunend kan zijn bij de deskundigheidsbevordering van zowel docenten als studenten van de opleiding. De opbrengst vanuit het lectoraat naar docenten en studenten kan nog vergroot worden.

Page 34: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 28

Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en

domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde

eindkwalificaties te bereiken?

Bevindingen 2.2.1. Het auditteam heeft inzage in de competentiematrix waarbij de door de opleiding gehanteerde domeincompetenties verdeeld zijn over de verschillende integrale thema’s van de hoofdfase. Gebleken is, dat alle domeincompetenties gekoppeld zijn aan één of meerdere thema’s. De opleiding draagt er vervolgens zorg voor dat ook alle studieonderdelen waaruit de thema’s zijn opgebouwd, zijn gerelateerd aan de voor dit thema relevante domeincompetenties. 2.2.2. Het programma van BM is uitgewerkt in de studiegidsen en – voorzien van leerdoelen – in de verschillende cursuswijzers. Voor het tweede studiejaar worden in vier themaboeken de vier periodes van dat jaar beschreven. In het themaboek staan de binnenschoolse cursussen van het thema benoemd en zijn voor het buitenschoolse deel opdrachten beschreven (zowel verplichte opdrachten als optionele of nader in te vullen opdrachten).

Het auditteam heeft inzage gehad in de vier themaboeken voor het tweede studiejaar. Ter illustratie geven wij een voorbeeld van de invulling van competenties en leerdoelen uit het Themaboek 4, Innovatie Management in het MKB (d.d. 27 juni 2008). Tijdens het thema Innovatiemanagement worden in het bijzonder de volgende competentie ontwikkeld: Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van

relaties, netwerken en ketens (competentie 1); Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en –alternatieven en

voorbereiden van besluitvorming (competentie 2). Daarnaast richt het thema zich op de sociale en communicatie competentie (7), de zelfsturende competentie (8) en de leidinggevende competentie (9) en op competentie 10: het initiëren, creëren en vermarkten van producten en diensten, zelfstandig en ondernemend, ingegeven door het ondernemingsbeleid. De domeincompetenties zijn voldoende en herkenbaar uitgewerkt in de leerdoelen. De leerdoelen van het thema Innovatiemanagement zijn als volgt geformuleerd: na het met succes afronden van dit onderdeel kan de student:

innovatiekansen in nationale of internationale context analyseren en beoordelen; een innovatieplan opstellen; besluiten voorbereiden en beslissingen nemen in relatie tot duurzaam ondernemen.

Page 35: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 29

2.2.3. Vanaf leerjaar twee werken studenten met competentiekaarten. Voor elke van de tien competenties die de opleiding BM hanteert, is een competentiekaart opgesteld. Op deze kaart heeft de opleiding de relatie inzichtelijk gemaakt tussen: de competenties van de opleiding; het niveau; de beroepsproducten, -taken, - observaties e.a. opdrachten; de mate van verplichting (rood, oranje of groen – zie facet 2.7 voor uitleg); de relaties binnen het curriculum; de criteria.

De beroepsprestaties zullen zo uitgeschreven zijn dat de student in overleg met zijn bedrijfsbegeleider de relevantie voor zijn beroepspraktijk kan bepalen en zo actueel mogelijk kan aansluiten bij de wensen van het bedrijf. De competentiekaart maakt inzichtelijk welke competenties de student op welk niveau heeft behaald en biedt de ondernemende student de mogelijkheid zijn vraag als startpunt te nemen voor o.a. verdieping. 2.2.4. Inrichting van het programma BM maakt deel uit van een generieke propedeuse met alle opleidingen van de Faculteit Economie & Management. Er is gekozen voor een generiek eerste semester waar studenten de basisbeginselen van marketing, bedrijfseconomie en bedrijfskunde krijgen. Daarnaast wordt een begin gemaakt met het aanleren van enkele basisvaardigheden. Daarna volgt een tweede semester dat generiek is voor de opleidingen van één instituut, i.c. het Institute for Business Administration. In dit semester worden nieuwe ondersteunende disciplines toegevoegd en wordt het repertoire aan vaardigheden uitgebreid. In jaar één krijgen studenten dus een brede bedrijfskundige basis mee. Het tweede jaar van de opleiding bouwen studenten verder aan een brede bedrijfskundige basis. Het centrale thema voor het tweede studiejaar betreft ‘Facetten van bedrijfsvoering’ en kent daarbij de volgende thema’s: 1) Bedrijfsvoering & ICT, 2) Strategie, Marketing & Global Sourcing, 3) HRM & Verandermanagement en 4) Innovatiemanagement. Deze thema’s komen overeen met de thema’s die studenten van andere opleidingen in het institute for Business Administration krijgen. Dit is logisch, want alle studenten van het instituut moeten immers aan de domeincompetenties van Business Administration voldoen. De opleiding geeft aan dat de domeincompetenties het kader vormen waarbinnen de opleiding moet worden vormgegeven, maar dat de concrete invulling van het programma – ofwel, de weg naar de domeincompetenties – kan variëren. De conceptuele leerlijn in deze thema’s is dan ook deels algemeen, maar de opleiding heeft ook een aantal zogenaamde ‘vrijheidsgraden’ waarbinnen de conceptuele leerlijn toegespitst is op de MKB-context. Naast de thema’s krijgen studenten trainingen management vaardigheden. Een groot verschil met andere BA-opleidingen is dat de thema’s expliciet gekoppeld worden aan het buitenschoolse curriculum. De student is het gehele jaar drie dagen per week als trainee verbonden aan een MKB-bedrijf waar hij kennis en ervaring opbouwt met alle facetten van de dagelijkse bedrijfsvoering in die organisatie. Het buitenschools curriculum bestaat globaal uit drie onderdelen: 1. voorbereiding op competentieontwikkeling, reflectie en toetsing; 2. meewerken in de organisatie met als doel de studenten:

- de organisatieprocessen te laten ervaren waaraan ze later leiding moeten geven; - de algemene HBO-competenties verder te laten ontwikkelen; - een deel van de domein- en beroepscompetenties verder te laten ontwikkelen; - leren leiding te geven in reële praktijksituaties (opbouwend aan een taak, project, team, organisatie-

onderdeel o.i.d.); 3. uitvoeren van praktijkopdrachten binnen de organisatie met als doel studenten een deel van de domein-

Page 36: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 30

en beroepscompetenties verder te laten ontwikkelen. Een deel van de praktijkopdrachten is reeds bepaald door de opleiding. Het andere deel van de opdrachten wordt in overleg met het bedrijf, de student en de opleiding vastgesteld.

In het derde en vierde jaar vindt de verdieping naar integraal bedrijfsmanagement plaats, vanuit strategisch managementperspectief en kan de student zich verder specialiseren op een branche (vb. retailmanagement, arbeidsbemiddeling of callcentermanagement) of expertise (vb. ondernemerschap, fomulemanagement in franchising, bedrijfsovername en fusies). Ook in het derde jaar werkt de student circa drie dagen per week in de praktijk aan opdrachten voor een externe opdrachtgever. In het vierde jaar van de opleiding volgt de student een minor en studeert hij af op een organisatievraagstuk. Zo wordt de student opgeleid tot een volwaardige business manager MKB op HBO-niveau. De opleiding wil een aantal minoren specifiek voor de opleiding BM ontwikkelen in nauwe samenspraak met de co-makers. Samenvattend is het auditteam van mening de inhoud van het programma de studenten in voldoende mate de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het totale programma is erop gericht de student een specialist te laten worden in het op professionele wijze ontwikkelen, uitvoeren en aansturen van organisatorische en bedrijfskundige processen in het MKB. De opleiding heeft nu één jaar volledig jaar gedraaid. Het auditteam is positief gestemd over de stevige kennisbasis die studenten meekrijgen in de propedeuse. Op deze manier wordt een theoretische basis van kennis en vaardigheden op het gebied van bedrijfsmanagement gelegd waarmee de student straks zijn voordeel mee kan doen bij het uitvoeren van opdrachten in zijn traineeship. Ten tijde van de audit was jaar twee bijna helemaal ontwikkeld. De contouren voor jaar 3 en 4 zijn reeds wel bekend, maar de concrete invulling is nog niet ontwikkeld. Hiervoor wacht de opleiding eerst de ervaringen van jaar twee af. Op basis van deze ervaringen wordt ook het curriculum in jaar twee aangescherpt, indien nodig. Het programma moet zich nog bewijzen, maar het auditteam heeft vastgesteld dat MKB-begrippen reeds goed verankerd zitten en consequent doorgevoerd zijn in het reeds ontwikkelde jaar twee.

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: In het aangeboden programma komen alle te ontwikkelen competenties aan bod. De opleiding heeft dit

inzichtelijk gemaakt door alle eindkwalificaties in een competentiematrix te koppelen aan de verschillende thema’s in de hoofdfase.

In de themaboeken zijn de te ontwikkelen (domein)competenties nader geconcretiseerd in leerdoelen. Via competentiekaarten wordt inzichtelijk gemaakt welke competenties de student op welk niveau heeft

behaald. Dit instrument beschrijft onder andere de beroepsproducten via welke studenten de leerdoelen en de daarboven hangende domeincompetenties kunnen verwerven.

In de gehele opleiding is de relatie studie en (het werk in) het eigen bedrijf een belangrijk onderwerp. De theoretische verdieping bouwt voort op de theoretische basiskennis en staat op haar beurt ten dienste van praktische scholing. De beroepsproducten anticiperen expliciet op de eisen welke in het beroepenveld worden gesteld.

Het programma is nog volop in ontwikkeling. Het belang dat de opleiding in de propedeuse hecht aan de conceptuele leerlijn acht het auditteam waardevol. Het auditteam heeft de opzet van jaar twee bestudeerd en heeft kennis genomen van de contouren voor jaar drie en vier. De huidige en beoogde opzet van het programma acht het auditteam vertrouwenwekkend. Het team is van mening dat het opleidingsprogramma studenten in voldoende mate de mogelijkheid zal bieden de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.

Page 37: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 31

Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?

Bevindingen Verticale samenhang 2.3.1. Het opleidingsprogramma BM bestaat uit een propedeuse, hoofdfase 1 (jaar 2) en hoofdfase 2 (jaar 3 en 4). Elk studiejaar heeft twee semesters. De samenhang van het programma kan het beste inzichtelijk gemaakt worden door een schematisch overzicht te geven van de opleiding. Jaar 1 Flexibele propedeuse

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4

Bedrijfsprocessen

Economie

Marketing

Engels

Project en

onderzoeksvaardigheden

Project Beroepsoriëntatie

Bedrijfsprocessen

Economie

Marketing

Engels

Ondernemingsplan

Economische wiskunde

Management & Organisatie

Management & Logistiek

Intercultureel Management

Engels

Management & Economie

Management & Recht

Academische vaardigheden

Business case project

Jaar 2 Centrale thema: facetten van bedrijfsvoering

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4

Thema 1: Bedrijfsvoering & ICT

(2 dgn pw)

Thema 2: Strategie, Marketing

& Global Sourcing

Thema 3: HRM & Verander-

management

Thema 4: Innovatie-

management

Traineeship 1: on the job (2

dgn pw)

Traineeship 1: on the job Traineeship 1: on the job Traineeship 1: on the job

Traineeship 2 (1 dag pw)

Traineeship 2 Traineeship 2 Traineeship 2

Trainingen management vaardigheden

Jaar 3 Centrale thema: integrale besturing en waardering van organisaties

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4

Thema Specialisatie Thema Specialisatie Thema 5:

Besturing en waardering

van MKB organisaties

Thema 5

Besturing en waardering

van MKB organisaties

Traineeship 1

On the job (2 dgn pw)

Traineeship 1

On the job

Traineeship 1

On the job (3 dgn pw)

Traineeship 1

On the job

Traineeship 2 Traineeship 2 (1 dag pw) Traineeship 2

Trainingen management vaardigheden

Jaar 4 Centrale thema: beroepsspecifieke specialisatie

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4

Minor (5 dagen per week) Afstuderen op organisatievraagstuk (5 dagen per week)

Page 38: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 32

Gemeenschappelijk programma met FEM / BA, lokatie HU

Conceptuele leerlijn/vaardighedenleerlijn, lokatie HU, binnenschools curriculum

Traineeship, op lokatie bij bedrijf, buitenschools curriculum (integrale leerlijn)

Opbouw via leerlijnen 2.3.2. Het curriculumcasco is leidend voor de inrichting van het onderwijs binnen de opleiding BM. Een van de onderwijskundige uitgangspunten van het FEM curriculumcasco is de opbouw van het curriculum volgens vier leerlijnen: de kennisbasis via de conceptuele leerlijn, de vaardigheden – toegespits op Business Management in het MKB – via de vaardighedenleerlijn, de integratie via de projecten, traineeships en de afstudeeropdracht (integrale leerlijn) en de reflectie via de studieloopbaanbegeleiding. De studieloopbaanbegeleiding is ondergebracht onder de integrale eerlijn. Deze parallelle leerlijnen borgen de verticale samenhang van het programma. Opbouw in niveau 2.3.3. De leerlijnen zorgen in het leerproces voor een opbouw naar inhoud en moeilijkheidsgraad. Daarnaast zijn de tien competenties vertaald naar competenties op drie niveaus. In de themaboeken waar het auditteam inzage in heeft gehad (jaar twee), staat aangegeven op welk niveau competenties ontwikkeld dienen te worden. Voor leerjaar twee geldt over het algemeen dat de competenties op niveau 2 (kennis verwerven en begeleid toepassen) moeten worden behaald. Binnen BM geldt net als binnen het instituut BA een groeiend niveau van taakuitvoering. Dit betekent voor het curriculum gaandeweg: een toenemende complexiteit, een toenemende mate van zelfsturing, niveau en/of de mate van structuur (begeleiding, werkvorm, etc.) Hiermee kent het curriculum een min of meer strikte opbouw in niveaus van taakuitvoering. In onderstaand overzicht is een en ander schematisch weergegeven:

Taaksituatie Sturing

Eenvoudig

Complex

Onder begeleiding 1: propedeuse, semester 1 en 2 4: jaar 3, 4, semester 5 / 7 en 6

Samen 2: jaar 2, semester 3 en 4 4: jaar 3, 4, semester 5/ 7 en 6

Zelfstandig 3: jaar 2, semester 3 en 4 5: afstudeerfase: semester 8

Horizontale samenhang 2.3.4. Het jaarrooster is verdeeld in vier blokken (periodes) van tien weken. Dit is een hogeschoolbrede afspraak waar alle opleidingen zich aan houden. De samenhang in het curriculum wordt op meerdere manieren gewaarborgd: elk leerjaar heeft een centraal thema; vervolgens kent de opleiding overkoepelend beroepsthema’s per één of twee periodes; praktijkopdrachten zijn telkens ontleend aan het overkoepelende thema in de desbetreffende periode

(zie 2.3.5. voor verdere toelichting); door het koppelen van de verschillende leerlijnen wordt de horizontale samenhang gerealiseerd.

Samenhang tussen het binnen- en buitenschoolsprogramma 2.3.5. In de gehele opleiding is de relatie studie en werk zichtbaar. Om de afstemming tussen het binnenschools en het buitenschools curriculum zo optimaal mogelijk te maken, is flexibilisering van belang. School en bedrijf moeten elkaar niet in de weg lopen, maar elkaar zo optimaal mogelijk aanvullen. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de competentiekaart waarmee studenten op onderdelen van het programma zelf kiezen op welk moment zij aan welke competenties werken.

Page 39: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 33

De te behalen competenties en beroeps-prestaties zijn zo uitgeschreven dat de student in overleg met de opleiding (SLB’er) en het bedrijf (bedrijfsmentor) de relevantie voor zijn beroepspraktijk kan bepalen en zo actueel mogelijk kan aansluiten bij de wensen van het bedrijf. De praktijk tijdens de traineeships bepaalt de samenhang van aan te leren competenties. De mate van flexibilisering die mogelijk is, concretiseert de opleiding door te denken in de kleuren rood, oranje en groen. Rood staat voor aspecten/competenties/onderdelen die verplicht voor het diploma zijn; oranje betekent dat de student een keuze kan maken uit een vast aanbod en groen impliceert een vrije keuze voor de student (onderscheidend).

Dag Invulling door Kleur Leerlijn Focus Toetsing

Ma Opleiding

BA/BM

Rood Conceptueel Beroepskennis

Vastgestelde ruimte

Vermeld in de

cursuswijzers

Di Bedrijf/student Groen

Woe Bedrijf/student Groen

Integratie Persoonlijk

functioneren

Werken aan

beroepsopdracht

Vrije ruimte

Competentiekaart

Do Bedrijf/opleiding Oranje Conceptueel / integratie Keuzeruimte

360 feedback

Assessments

Competentiekaart

Confrontatiematrix

Portfolio

Vr Integratie Oranje

Groen

Conceptueel /

vaardigheden / SLB

Keuzeruimte Functioneren in de

leerkring

Studievoortgang

Verantwoording

Portfolio

Wij geven een voorbeeld uit Themaboek 2, Strategie en Marketing en Global Sourcing in het MKB (d.d. 25 juni 2008) over hoe bovenstaand schema concreet wordt uitgewerkt. op maandag wordt de student geconfronteerd met de conceptuele leerlijn waarbij colleges als

strategische en operationele marketing (hoorcollege) en Sales- en Accountmanagement (werkcollege) centraal staan;

op dinsdag en woensdag (traineeship 1) werkt de student mee in de dagelijkse bedrijfsvoering. In overleg met het bedrijf en de opleiding wordt bepaald welke beroepsprestatie centraal staat. Daarnaast moet de student een aantal beroepsproducten maken waarbij hij kan kiezen uit tien door de opleiding geformuleerde beroepsproducten. Voor Thema 2 kan de student o.a. kiezen uit een SWOT-analyse, een marketingplan, een promotieplan, een distributieplan en een (internationale) risicoanalyse op basis van het 5-krachten model van Porter. De student kan zijn keuze af laten hangen van de situatie die op dat moment actueel is binnen het bedrijf. Ook de opdrachten worden in overleg met het bedrijf, de student en de opleiding vastgesteld (co-makership);

op donderdag werkt de student binnen het bedrijf één dag (traineeship 2) aan een verplichte opdracht van de opleiding die past binnen het thema van die periode. Voor Thema 2 betekent dit dat de student een strategische afnemersanalyse (bij een bestaand verkocht product of dienst) of een doelgroepanalyse (bij een voor het bedrijf nieuw te introduceren product of dienst) moet maken;

op vrijdag reflecteert de student wat hij aan het thema Strategie en Marketing en Global Sourcing in het MKB heeft gedaan op zijn werkplek.

2.3.6. Studenten zijn een heel leerjaar bij dezelfde werkgever actief. Aan het einde van het leerjaar moeten alle thema’s afgerond zijn. De volgorde van de thema’s staat vast. De verplichte opdracht in traineeship 2 is gebonden aan de periode waarin een bepaald thema aan de orde komt. De op te leveren beroepsproducten in traineeship 1 zijn dat daarentegen niet. De student heeft niet alleen de vrijheid om uit een aantal beroepsproducten te kiezen, maar hij mag de beroepsproducten ook op een willekeurig tijdstip gedurende het leerjaar opleveren. In periode 3 komt het Thema HRM & Verandermanagement aan bod.

Page 40: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 34

Stel dat het bedrijf waar de student werkzaam is, in periode 1 te maken krijgt met reïntegratie van een langdurig zieke medewerker, dan kan de student ervoor kiezen om in die periode een beroepsproduct op te leveren omtrent ziekteverzuim. Dit kan het opstellen van een advies over de reïntegratie zijn, maar ook de begeleiding van een gesprek over reïntegratie tussen een leidinggevende en de langdurig zieke medewerker (incl. inhoudelijke voorbereiding, organisatie van het gesprek, het gesprek zelf en verslaglegging). De competentiekaart maakt inzichtelijk welke competenties de student op welk niveau reeds heeft behaald Het auditteam is positief gestemd over het feit dat er maatwerk mogelijk is voor het bedrijf en de student in de keuze van de diverse onderdelen van het tweede jaar. Dat maakt het voor het bedrijf aantrekkelijker en makkelijker om de student in te zetten bij de dagelijkse bedrijfsvoering. Voor de student is het op deze manier leerzamer , omdat hij de actuele beroepspraktijk direct aan de leeromgeving kan koppelen. Overig 2.3.7. Samenhang wordt ook nagestreefd door de maatjescirkel (zie ook facet 2.8). De student is drie dagen actief in de praktijk en volgt eigenlijk naast een dagopleiding bijna een gehele praktijkopleiding in een bedrijf. De binding met de studie is hierdoor een stuk minder. Om toch de binding met de opleiding te houden worden studentgroepen gevormd als resultaatgerichte teams. Deze teams worden ‘maatjescirkels’ genoemd. De studenten in een maatjescirkel hebben met elkaar een bijzondere relatie. Ze zijn medeverant-woordelijk voor elkaar en bieden elkaar daarom coaching en ondersteuning. De samenhang binnen het studieprogramma wordt zowel inhoudelijk als didactisch verder nagestreefd via een afstemming van de diverse werkvormen (zie verder facet 2.7). Samenvattend is het auditteam van mening de opbouw van het programma zoals het er nu ligt, inhoudelijk samenhangend is. Zoals in facet 2.2. is gesteld, is het programma nog volop in ontwikkeling en heeft alleen jaar één volledig gedraaid. De uitdaging voor jaar twee en drie zal zijn of het co-makership voldoende mogelijkheden biedt tot een ordelijk verloop van de geplande thema’s. Het gaat hierbij vooral om het zorgvuldig “laten werken” van de theorieën in de praktijk. Ofwel, de koppeling tussen conceptuele en integrale leerlijn. In de werkzaamheden van de student in het bedrijf moet voldoende gelegenheid zijn de geplande beroepsproducten te construeren, daarbij rekening houdend met de dagelijkse bedrijfsvoering en de onderwerpen die daarin op het desbetreffende moment spelen. Uit de gesprekken tijdens de audit is naar voren gekomen dat de opleiding haar uiterste best zal doen om recht te doen aan de dynamiek van het bedrijf. De komende jaren zal blijken of de bedrijven hun uiterste best zullen doen om aan de systematiek van de school mee te werken.

Oordeel: voldoende

Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: In het curriculumcasco heeft de FEM op een inzichtelijke wijze de samenhang in het programma nader

geconcretiseerd door leerlijnen. Door deze opbouw via vier leerlijnen wordt de verticale samenhang binnen het programma bevorderd.

De leerlijnen zorgen in het leerproces voor een opbouw naar inhoud en moeilijkheidsgraad. De opleiding heeft de eindcompetenties onderverdeeld in drie niveaus en zij heeft voor leerjaar één en twee inzichtelijk gemaakt op welk niveau competenties ontwikkeld dienen te worden.

De horizontale samenhang wordt gerealiseerd doordat elk leerjaar een centraal thema kent en vervolgens elke periode op haar beurt een overkoepeld thema heeft.

Praktijkopdrachten zijn gekoppeld aan een bepaald thema. In principe worden beroepsproducten afgestemd op het overkoepelende thema in de desbetreffende periode. Flexibiliteit hierin is mogelijk. De verplichte opdracht in traineeship 2 is wel gebonden aan de periode waarin een bepaald thema aan de orde komt; de op te leveren beroepsproducten in traineeship 1 zijn dat niet.

Page 41: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 35

Er is afstemming tussen het binnenschools en het buitenschools curriculum. De praktijk tijdens de traineeships bepaalt de samenhang van aan te leren competenties. In overleg met het bedrijf, de student en de opleiding wordt bepaald welke beroepsprestatie centraal staat in een bepaalde periode. Bedrijf, student en opleiding overleggen eveneens over de op te leveren beroepsproducten in traineeship 1.

De samenhang binnen het studieprogramma wordt zowel inhoudelijk als didactisch verder nagestreefd via een afstemming van de diverse werkvormen en de inzet van de maatjescirkel.

Het auditteam is van mening dat de opbouw van het programma zoals het er nu ligt, inhoudelijk samenhangend is. De uitdaging voor jaar twee en drie zal de koppeling tussen de conceptuele en integrale leerlijn zijn. Uit de gesprekken tijdens de audit is naar voren gekomen dat de opleiding haar uiterste best zal doen om recht te doen aan de dynamiek van het bedrijf. De komende jaren zal blijken of de bedrijven hun uiterste best zullen doen om aan de systematiek van de school mee te werken.

Page 42: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 36

Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die

de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?

Bevindingen 2.4.1. De studielast is per blok en per programmaonderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). De opleiding BM biedt per periode, op enkele uitzonderingen na, een programma van maximaal 15 studiepunten. Alle cursussen binnen de opleiding omvatten drie studiepunten of een veelvoud daarvan. Spreiding 2.4.2. De FEM – en dus ook het Institute for Business Administration – volgt het HU-beleid van vier onderwijsblokken, gevolgd door organisatieweken en een toetsweek, waardoor de studielast gelijkmatig wordt verdeeld over het studiejaar. Herkansingen zijn aan het eind van het volgende blok mogelijk. Een propedeusestudent wordt de mogelijkheid geboden de herkansing later te doen. In jaar twee zijn de eerste weken van het schooljaar (tot 1 oktober) ingericht als voorbereiding op het werkend leren op de leer-/werkplek. De laatste weken van het schooljaar (vanaf 1 juli) zijn vrijgemaakt voor reflectie en toetsing m.b.t. de leerervaringen op de leer-/werkplek. De periode van de traineeship loopt van 1 oktober 2008 tot en met 30 juni 2009. Dit zijn in totaal 38 weken. Hiervan moet de student 33,3 weken werkend leren (zie ook 2.4.3). Dit houdt in dat er een buffer is van bijna vijf weken waarin een student in overleg met het bedrijf vrije dagen kan opnemen, bijvoorbeeld voor toetsen of vakantie of waarin het bedrijf kan aangeven dat de student niet wordt ingezet vanwege de afwezigheid van de bedrijfscoach of anderszins. Studielast 2.4.3. Per thema worden themaboeken samengesteld met daarin aangegeven uit welke cursussen het thema bestaat. Voor elke cursus is een cursuswijzer beschikbaar, dikwijls ook digitaal via Sharepoint. In de themaboeken en de cursuswijzer kan de student kennisnemen van wat van hem wordt verwacht en wat de studiebelasting is. Ook de studielast van de traineeships is helder aangegeven. Jaar twee bestaat in zijn geheel uit 60 EC’s. Daarvan worden 30 EC’s besteed aan het leren op de leer-/werkplek. Dit is effectief 30 x 28 uur = 840 uur per student. Van de 30 EC’s in het buitenschools curriculum is 1,5 EC van de tijd (circa 40 uur) gereserveerd voor de opstart/voorbereiding t.b.v. de leer-/werkplek en voor de reflectie en toetsing van de competenties. Dit houdt in dat studenten effectief 800 uur inzetbaar zijn voor de werkgever en voor dit aantal uren wordt dan ook een arbeids-/studiecontract afgesloten. Evaluatie 2.4.4. Na elk onderwijsblok vinden voor elke cursus evaluaties plaats in het kader van programma-evaluatie en in het kader van studiebegeleiding. Daarbij worden ondermeer de informatie, inhoud, werkvorm en toetsing van een cursus aan bod gesteld. Daarnaast wordt de studie-intensiteit per cursus nagegaan, waarbij tevens gekeken wordt of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Alle inhoudelijke signalen over de studeerbaarheid van het programma worden in studentenpanels besproken.

Page 43: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 37

2.4.5. Uit de resultaten van het STO 2008 blijkt dat de waardering voor de studielast door studenten BM lager scoort dan door FEM-studenten gemiddeld (zie onderstaand schema).

Eerstejaars

BM BA FEM

n 16 243 603

Studielast 2,8 3,5 3,3

De studielast is voldoende gespreid over het jaar 2,8 3,3 3,1

De opleiding is te doen in de tijd die ervoor staat 2,7 3,7 3,5

De opleiding heeft zicht op de oorzaken van de lagere scores. De opleiding vraagt zeker in het propedeusejaar van studenten regelmatig en veel werken. De FEM heeft in de propedeuse de conceptuele leerlijn met ingang van september 2007 geïntensiveerd en heeft het aantal contacturen met circa 30% verhoogd. De studenten die het auditteam heeft gesproken, bevestigden dat ze het propedeusejaar hard hebben moeten werken. De opleiding geeft aan dat MBO’ers en praktische havisten moeite hebben om de hoeveelheid leerstof uit de conceptuele leerlijn van het propedeusejaar tot voldoende resultaat te verwerken. In de voorlichting ‘voor de poort’ heeft de opleiding adequaat gehandeld. Zij heeft deze doelgroepen er bij het begin van de studie reeds bewust van gemaakt dat zij een in hun ogen stevig eerste jaar tegemoet gaan. Het praktijkgerichte leren – het concept waar ze voor gekozen hebben – begint voor hen immers pas in het tweede jaar. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding alert is op signalen omtrent de studielast. De opleiding geeft aan dat MBO’ers en praktische havisten moeite hebben met de verzwaarde propedeuse. De verhouding van instromende studenten in het studiejaar 2007-2008 was 1/3 MBO en 2/3 HAVO/VWO. De vraag kan rijzen in hoeverre de door de opleiding gegeven verklaring voor de lagere scores van toepassing zijn op de laatstgenoemde groep. Bestaat de groep HAVO/VWO grotendeels uit ‘praktische havisten’? Aandachtspunt voor de opleiding voor de komende jaren is om alert te blijven dat de analyse van de STO-resultaten m.b.t. de studielast correspondeert met de instroomgegevens. Remediërende maatregelen 2.4.6. Op dit moment blijkt dat de eerstejaars met name moeite hebben met bedrijfseconomie, wiskunde en spelling. De studenten die het auditteam heeft gesproken, gaven aan dat zij voor bedrijfseconomie en wiskunde extra begeleiding kregen in de vorm van extra hoorcolleges en bijles. De opleiding inventariseert waar aanvullende scholing nodig is en vanuit de studieloopbaanbegeleiding zal nauwlettend gemonitord worden hoe het met de studieresultaten van deze groep in hun propedeusejaar verloopt. Waar nodig krijgen studenten deficiëntieprogramma’s aangeboden om lacunes in de voorkennis van talen op te heffen. Een deficiëntieprogramma voor studenten met achterstand in economie en wiskunde wordt ontwikkeld. Voor MBO-instromers is een speciaal programma ontwikkeld (zie ook facet 2.5) om met name hun niveau van Engels en Wiskunde te verbeteren. Daarmee wordt tevens de studeerbaarheid van het programma voor hen verbeterd. Informatievoorziening 2.4.7. Zoals hierboven reeds is gesteld, beschikt de student voor ieder studieonderdeel van de opleiding via een cursuswijzer over voldoende informatie. Deze cursuswijzers zijn vaak ook toegankelijk via Sharepoint. In de cursuswijzer kan de student nalezen wat er van hem verwacht wordt op het gebied van kennis, vaardigheden en houding. Ook is er te vinden welke generieke competenties van belang zijn. Elke cursuswijzer vermeldt ook de studiebelasting, toetsvorm en toetsingseisen. De studenten die het auditteam heeft gesproken, gaven aan dat de meeste cursuswijzers inderdaad op Sharepoint staan, maar dat de vindplaats van de cursuswijzers soms onduidelijk is.

Page 44: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 38

De manier waarop sommige cursusinformatie wordt gegeven, kan verschillen per docent. Waar sommige docenten bepaalde informatie in de cursuswijzer zetten, zetten andere docenten deze informatie op het intranet of op de mail. Er is ruimte voor verbetering op het punt van standaardisatie in de communicatie/informatie-uitwisseling. Het auditteam heeft de themaboeken voor jaar twee ingezien tijdens de audit en is tot de conclusie gekomen dat de student bij aanvang van de verschillende studieonderdelen over voldoende gestructureerde informatie beschikt. Elk themaboek heeft dezelfde opbouw: 1. Inhoud, 2. Opleidingsdoelen, eindtermen en leerdoelen, 3. Plaats in het curriculum en relatie met andere thema’s/het onderwijs, 4. Studiebelasting, 5. Voorkennis en ingangseisen, 6. Vrijstellingsmogelijkheden, 7. Competenties (en beroepsproducten), 8. Vorm en begeleiding, 9. Studentenactiviteiten en op te leveren (beroeps)producten, 10. Toetsing en beoordeling, 11. Materiaal en literatuur/Sharepoint 12. Evaluatie, 13. Contactpersonen. De themaboeken die het auditteam heeft ingezien, waren helder en overzichtelijk vormgegeven. Studievoortgang 2.4.8. Van iedere ingeschreven student worden de behaalde resultaten geregistreerd in het digitale studievoortgangsysteem van de HU: OSIRIS. Via OSIRIS kunnen studenten te allen tijde zelf hun studievoortgang bekijken. De studievoortgang wordt gemonitord door de studieloopbaanbegeleiders met wie studenten gedurende de opleiding een aantal gesprekken (kunnen) voeren. De studieloopbaanbegeleiders gebruiken hierbij gegevens uit het OSIRIS. Het SLB-systeem werkt proactief. De betrokken docenten, van wie sommigen als studieloopbaandocent zijn gecertificeerd, wachten niet af tot een student zich met problemen meldt. Er is een programma met vaste gespreksmomenten. 2.4.9. Voor BM-studenten geldt dat de studievoortgang ook zichtbaar is via de competentiekaarten in het portfolio. Elke BM-student krijgt een competentiekaart. Deze is een vast onderdeel van zijn portfolio. Tijdens elk assessment wordt van de kaart een 'foto' gemaakt, zodat vorderingen zichtbaar worden. Wat is er sinds de vorige ‘ontwikkeling’ bijgekomen? (zie verder facet 2.8). 2.4.10. Per periode is het mogelijk dat studenten versnellen in hun programma in het kader van flexibilisering van het programma. Die keuze wordt besproken met de SLB’er en van akkoord voorzien door de vakdocent. In het tegenovergestelde geval – als de student onverhoopt achterstanden oploopt – kan hij in overleg met de routemanager een weg uitstippelen om de achterstanden in te lopen. Algemeen geldt binnen de Hogeschool Utrecht dat studenten, indien er bijzondere (persoonlijke) omstandigheden van invloed zijn op de studievoortgang, gebruik kunnen maken van het studentendecanaat. Het studentendecanaat geeft studenten informatie, advies en begeleiding en handelt onafhankelijk van de opleidingen. De FEM beschikt over drie studentendecanen. De decaan beoordeelt of de door de student aangevoerde omstandigheden volgens het studentenstatuut voldoen aan de omschrijving “bijzondere omstandigheden”. Indien dit het geval is, wordt de opleiding daarvan op de hoogte gesteld door het decanaat en dient de opleiding bij beoordeling en begeleiding van de student rekening te houden met deze bijzondere omstandigheden. 2.4.11. Sinds de invoering van de flexibele propedeuse kunnen studenten zonder puntverlies binnen de FEM overstappen van de ene opleiding naar een andere. Studenten maken hier ook gebruik van: een van de studenten die het auditteam heeft gesproken, was van de opleiding MER overgestapt naar BM, terwijl een van haar medestudenten juist van de opleiding BM over ging stappen naar de opleiding MER. Binnen het Institute for Business Administration kan een vrijwel consequentieloze overstap in sommige gevallen nog na twee jaar.

Page 45: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 39

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De studielast is per blok en per onderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten. Ook

de studielast van de traineeships is duidelijk aangegeven. Uit de opbouw van het programma en de roostering blijkt dat de studielast evenwichtig is gespreid. De

opleiding heeft een duidelijke zienswijze over de opbouw van de traineeship waarbij zij de student een buffer van vijf weken biedt voor onvoorziene omstandigheden.

De opleiding evalueert minimaal één keer per jaar of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast. De opleiding heeft derhalve een instrument om studievoorgang belemmerende factoren weg te nemen.

Studenten beoordelen de studielast lager dan volgens de FEM-norm zou moeten. De opleiding heeft zicht in de oorzaken van de lagere scores. Zij geeft aan dat MBO’ers en praktische havisten moeite hebben met de verzwaarde propedeuse. De opleiding heeft in haar voorlichting reeds hierop ingespeeld: zij heeft bovenstaande doelgroepen geïnformeerd over de voor hen stevige propedeuse waar de conceptuele leerlijn veel aandacht krijgt. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding signalen omtrent de studielast goed in de gaten houdt. Aandachtspunt is om alert te blijven dat de analyse van de STO-resultaten m.b.t. de studielast correspondeert met de instroomgegevens.

De opleiding heeft remediërende maatregelen getroffen ten behoeve van de studeerbaarheid van het programma. De student kan deficiëntieprogramma’s volgen en extra begeleiding ontvangen bij specifieke struikelvakken.

De opleiding heeft de studeerbaarheid van het programma voldoende in beeld gebracht. In de cursuswijzers en in de themaboeken is per programmaonderdeel voor studenten inzichtelijk gemaakt wat de studielast is en wat van hen wordt verwacht. Er is ruimte voor verbetering op het punt van standaardisatie in de communicatie/informatie-uitwisseling.

De opleiding heeft met OSIRIS de beschikking tot een adequaat studievoortgangsysteem. Voor BM-studenten wordt de studievoortgang daarnaast inzichtelijk gemaakt via het portfolio met de daarbij horende competentiekaarten.

Omdat het propedeusejaar gemeenschappelijk is sinds de invoering van de flexibele propedeuse, kunnen studenten zonder puntverlies binnen de FEM overstappen van de ene opleiding naar de andere.

Page 46: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 40

Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten:

vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?

Bevindingen Beleid m.b.t. instroom 2.5.1. De faculteit heeft een goed uitgewerkt beleid op het terrein van instroom. Zij heeft een goed beeld van de instroommarkt en heeft haar onderwijsaanbod adequaat afgestemd op de verschillende instroom-groepen door studenten in staat te stellen verschillende routes te volgen (Excellentenroute, Associate Degrees etc.). 2.5.2. In het document ‘Definitiestudie opleiding Business Management (d.d. november 2006) is het advies gegeven de opleiding te richten op de doelgroep MBO-ers. In dit rapport is nader onderzoek gedaan naar deze doelgroep.

De opleiding richt speciaal op de groep MBO-ers, die door uiteenlopende oorzaken relatief verder van toegang tot de arbeidsmarkt staan en daardoor een minder goed arbeidsperspectief hebben. Het doel van de opleiding is voor hen dan ook tweeërlei: het behalen van een HBO-opleiding en tegelijkertijd het reeds tijdens de studie veroveren van een baan. […] De opleiding richt zich secundair op havisten en VWO-ers, die meer geïnteresseerd zijn in de operationele kant van de bedrijfsvoering en daarmee “hands on” mee willen worden geconfronteerd (…).

De opleiding is dus vooral bedoeld voor die groep van studenten die van aanpakken houdt, een hands on mentaliteit heeft en die wil leren managen en leidinggeven op HBO-niveau. Het zijn studenten die naast de theorie ook vooral willen leren uit de praktijk door zelf de theorie toe te passen. Ze willen tijdens de studie al werken, geld verdienen en hun CV opbouwen met relevante werkervaring. De verhouding van instromende studenten was het studiejaar 2007-2008 1/3 MBO en 2/3 HAVO/VWO. De verwachting vooraf was dat het aandeel MBO hoger zou zijn. Toelatingseisen 2.5.3. Voor alle opleidingen van de FEM zijn de regels voor toelating en instroom vastgelegd in het Onderwijs en Examenreglement (OER). 2.5.4. Voor studenten met een ontoereikende vooropleiding is er de mogelijkheid om via de 21+-toets of via een assessment van elders verworden competenties EVC) te worden toegelaten tot de opleiding. Op faculteitsniveau wordt de 21+-regeling met ingang van studiejaar 2007-2008 herzien en afgestemd op landelijk gebruikelijke toelatingsnormen. Aansluiting startniveau van de opleiding op het eindniveau van de instromende studenten 2.5.5. De FEM heeft ervoor gekozen geen verkorte opleidingsroutes aan te bieden. Wel kunnen studenten verschillende routes kiezen. De FEM heeft convenanten afgesloten met regionale ROC’s die geleid hebben tot een speciale MBO-route voor studenten. In de afzonderlijke MBO-route is er voor eerstejaars studenten meer aandacht voor Economische wiskunde, Nederlands en Voorbereidend Engels. De ruimte voor deze route wordt gevonden in een lichter programma voor de projecten, omdat gebleken is, dat MBO’ers bepaalde vaardigheden die aan projectonderwijs zijn verbonden in bovengemiddelde mate bezitten.

Page 47: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 41

Binnen het MBO wordt voor studenten momenteel meer keuzeruimte ingebouwd. Met de drie ROC’s (A12, Amarantis en Midden Nederland) worden o.a. programma’s vergeleken om de mogelijkheid van versnelde MBO-HBO trajecten via pre-bachelortrajecten te verkennen. Naast een speciale MBO-route kunnen studenten ook kiezen voor een HAVO-VWO route, waarbij het programma iets meer toepassingsgericht is ingevuld met aandacht voor o.a. Management en Organisatie. 2.5.6. Gelet op de juistheid van de keuze van de student wordt veel aandacht besteed aan studieloopbaan-begeleiding. In het eerste jaar van de opleiding krijgen studenten gerichte feedback op hun studievoortgang en hun slaagkans; zonodig worden studenten doorverwezen. Om ervoor te zorgen dat de juiste student op de juiste plaats terechtkomt, is de opleiding gestart met de pilot ‘Welkomstgesprekken’. Het doel hiervan is verwachtingen te expliciteren en motivatie en betrokkenheid te vergroten. De studenten vullen hiertoe vooraf een vragenlijst in. Het gesprek wordt gevoerd met een docent van de opleiding en een ouderejaarsstudent. Voor het gesprek vult de student een vragenlijst in. Ook experimenteert de opleiding om via chatsessies aankomende studenten in contact te brengen met zittende studenten, zodat ook via dit contact de verwachtingen kunnen worden afgestemd op het aanbod. Het auditteam vindt het een goede zaak dat de opleiding aan verwachtingenmanagement doet. 2.5.7. Alle BM-studenten worden vanaf jaar één bij elkaar in een klas gezet (en daarbinnen ook gesplitst naar MBO en HAVO/VWO) en hebben gemeenschappelijke bijeenkomsten met hun studieloopbaanbegeleider. Het onderwijsmodel van de opleiding gaat ervan uit dat studenten vanaf hun tweede jaar in staat zijn om een jaar lang binnen een bedrijf werkend te leren. Dit zal een MBO’er vanwege de voorsprong met praktijkervaring eerder lukken dan de havist/VWO’er die nog geen werkervaring heeft. De SLB-docenten passen hun begeleidingsbeleid voor het propedeusejaar zodanig aan, dat meer aandacht wordt besteed aan de student met een HAVO/VWO achtergrond om ervoor te zorgen dat ze meer startbekwaam zijn voor het traineeship in het tweede jaar. De effecten van de verschillen in achtergrond zullen de komende periode nauwlettend worden gevolgd. Dat gebeurt aan de hand van hun studieresultaten in het eerste jaar en hun prestaties ten tijde van het traineeship. (Extra) voorzieningen 2.5.8. Er is vanaf het tweede leerjaar een speciaal programma voor studenten die hun propedeuse met een gemiddeld cijfer van een zeven hebben afgesloten en die daarnaast meer dan gemiddeld hebben gepresteerd in termen van motivatie en enthousiasme. De TopClass is een uitbreiding en intensivering van het reguliere bachelorprogramma. In het derde jaar volgen TopClass-studenten een deel van hun studie in het buitenland. De opleiding stelt studenten in principe in staat om bepaalde studieonderdelen te wisselen om in jaar drie naar het buitenland te gaan, maar naar alle waarschijnlijkheid zullen BM-studenten geen gebruik maken van deze mogelijkheid. 2.5.9. Propedeusestudenten hebben de mogelijkheid een instaptoets rekenen te doen. Hieraan zijn geen studiepunten verbonden. Het is een test om bijspijkerbehoeften in kaart te brengen. De gezakte studenten kunnen via het aanschaffen van een boek, via hoorcolleges of via inloopspreekuren hun deficiënties wegwerken. Er wordt momenteel ook een deficiëntieprogramma ontwikkeld voor wiskunde/economie. 2.5.10. In het HU-beleid wordt aangegeven dat voor eerstejaars allochtone studenten de mogelijkheid bestaat wegwijs te worden in de hogeschool aan de symbolische hand van een ouderejaars student. Deze regeling functioneert als aanvulling op studiebegeleiding en decanenhulp. Het project beoogt het aantal allochtone studenten dat vroegtijdig hun studie beëindigt, terug te dringen. De ouderejaars begeleiders volgen voorafgaand aan het traject een training. Ook is er voor MBO-klassen een speciale ‘taal pilot’ en is er HU-breed een aanbod van interfacultaire keuzevakken voor allochtone studenten. Deze zijn vermeld in de folder ‘Succesvol studeren, ook als Nederlands niet je moedertaal is’.

Page 48: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 42

Vrijstellingen/EVC-procedure 2.5.11. Het auditteam heeft vastgesteld dat de student geen echt maatwerktraject kan volgen op basis van eerder verworven competenties. Van een echt EVC-beleid is dan ook geen sprake, alhoewel de FEM wel een eerste begin heeft gemaakt met het opzetten van een EVC-centrum. 2.5.12. Het vrijstellingenbeleid staat beschreven in de studiegids en in het onderwijs- en examenreglement. Het vrijstellingenbeleid van de opleiding (voor zij-instromers) is maatwerk. Studenten die vrijstellingen willen, kunnen die verkrijgen door contact op te nemen met de instroomcoördinator voor advies en de examencommissie voor toekenning. Vrijstellingen worden door de examencommissie verleend op grond van eerder behaalde certificaten of elders opgedane kennis of vaardigheden waaruit blijkt dat een student reeds aan de eisen van een (deel)tentamen heeft voldaan. Evaluatie en verbeteracties 2.5.13. De effectiviteit van zowel de MBO-route (het relatieve rendement) in de propedeuse als van de deficiëntieprogramma's wordt volgens de Bestuurlijke Jaarkalender van de opleiding periodiek geëvalueerd. Over de MBO-route heerst op facultair niveau bij zowel de studenten als de docenten tevredenheid. Ook de deficiëntieprogramma’s lijken een positief effect te hebben. Op de vraag of het niveau van de opleiding goed aansluit bij de vooropleiding is de score van de eerstejaars een 2,9 (norm 3,2).

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De FEM heeft een solide beleid uitgewerkt op het terrein van instroom. De faculteit heeft een helder

beeld van de instroommarkt en heeft haar onderwijsaanbod adequaat afgestemd op de verschillende instroomgroepen door studenten in staat te stellen verschillende routes te volgen of gebruik te maken van verschillende doelgroepspecifieke arrangementen.

De opleiding richt zich in het bijzonder op MBO’ers, maar over het algemeen op die studenten die van aanpakken houden, een hands on mentaliteit hebben en die naast de theorie ook vooral willen leren in de praktijk (werkend leren).

De opleiding heeft ingangseisen geformuleerd, waaraan instromende studenten moeten voldoen. Om ervoor te zorgen dat het startniveau van de opleiding aansluit op het eindniveau van de

instromende studenten heeft de opleiding diverse initiatieven genomen. Allereerst gebeurt dit door het aanbieden van speciale MBO-routes en speciale HAVO-VWO-routes. Daarnaast besteedt de opleiding aandacht aan ‘verwachtingenmanagement’ om ervoor te zorgen dat een student op de juiste plek terecht komt. Dit gebeurt onder andere door het voeren van welkomstgesprekken. Ook studieloopbaanbegeleiding speelt een belangrijke rol in dit proces. Motivatie en leerdoelen van studenten worden uitgebreid besproken.

Ook aansluiting van jaar één op jaar twee is van belang. SLB’ers zorgen ervoor dat studenten startbekwaam worden gemaakt voor de traineeships in het tweede jaar, waarbij zij specifiek letten op de student met de HAVO/VWO-achtergrond.

De opleiding heeft voorzieningen om eventuele deficiënties weg te werken en voorzieningen voor studenten die meer verdieping en/of uitdaging zoeken.

De opleiding kent een vrijstellingenbeleid. De opleiding kent nog geen echte procedure voor het waarderen van eerder verworven competenties om te bepalen of een kandidaat in aanmerking komt voor vrijstellingen of om een specifieke leerroute voor de kandidaat vast te stellen. De eerste aanzetten daartoe zijn gezet. Het auditteam steunt het voornemen van de opleiding om het EVC-beleid verder te ontwikkelen.

Studenten achten de aansluiting adequaat, al scoort dit item wel onder de FEM-norm.

Page 49: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 43

Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een

HBO bachelor opleiding?

Bevindingen Het beleid van de FEM is, dat de HBO-bacheloropleidingen voldoen aan de wettelijke bepaling van de omvang van 240 EC’s. Het auditteam heeft vastgesteld dat dit ook voor de opleiding BM geldt. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.

Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.

3 In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.

Page 50: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 44

Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?

Bevindingen Facultair beleid 2.7.1. De FEM heeft in het Curriculumcasco haar onderwijskundige uitgangspunten en didactische vormgeving expliciet beschreven. Haar didactisch concept is afgeleid van de hogeschoolvisie op competentiegericht onderwijs, vraaggestuurd leren en een krachtige leeromgeving. Het kader is richtinggevend bij de onderwijsontwikkelingen binnen de Faculteit. De FEM-opleidingen leiden aan de hand van het casco de inhoud en de didactiek van hun onderwijsprogramma’s af van de hogeschoolbrede visie. Didactisch concept opleiding BM 2.7.2. Bij de opleiding Business Management wordt werken en leren gecombineerd volgens het concept 'Ondernemend Leren’: het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, praktijk en theorie en daarin eigen kansen kunnen creëren. Het concept van ondernemend leren is niet nieuw binnen de FEM. De opleiding Small Business en Retail Management (SB&RM) waar de student wordt opgeleid tot ondernemer, kent de hoogste mate van zelfsturing. Parttime Management Opleidingen (PMO) kent als duale opleiding het model van werkend leren. Beide opleidingen stellen de authentieke beroepspraktijk centraal en er bestaat een hoge mate van integratie tussen theorie en praktijk. Daarnaast zijn binnen het instituut BA een aantal opleidingen te vinden die een meer traditionele vorm van competentieonderwijs laten zien. Er wordt gewerkt aan beroepsproducten en de bedrijfscontext is een belangrijk onderdeel van het curriculum, maar minder geïntegreerd dan bij het co-makerprincipe wenselijk is. Met het introduceren van het onderwijsmodel zoals dat in de notitie ‘Onderwijsmodel Business Management’ (mei 2008) beschreven wordt, voegt de opleiding Business Management een nieuwe dimensie toe aan de invulling van competentie gericht onderwijs, waarbij meer structuur wordt geboden dan bij SB&RM en waarbij de dynamiek en de waarde van een continue relatie met de beroepspraktijk, zoals bij PMO, wordt geprogrammeerd. Leerlijnen met bijbehorende werkvormen 2.7.3. Het didactisch concept krijgt vorm in de eerder genoemde leerlijnen. De leerlijnen vinden plaats in verschillende didactische werkvormen en toetsvormen. De conceptuele leerlijn vindt plaats in hoorcolleges, werkgroepen en zelfstudie en wordt getoetst met MC-vragen, casuïstiek of openboek tentamens. De vaardighedenleerlijn vindt plaats m.b.v. practica, rollenspelen en simulaties en wordt ook in deze toetsvormen getoetst. De integrale leerlijn vindt plaats in projecten, traineeships en het afstudeerproject. De toetsing vindt plaats via casus tentamens, beroepsproducten, mondelinge toelichtingen, projectverslagen, beroepsopdrachten, feedback, reflectieopdrachten en assessmentrollen. De SLB-lijn wordt opgepakt via werkgroepbijeenkomsten, individuele en groepsreflecties, discussies en peerassessment en wordt getoetst met reflectieverslagen en portfolio. Traineeships 2.7.4. Volgens het beleid van de FEM dienen studenten competenties te ontwikkelen in relatie tot kenmerkende beroepssituaties. Bij de opleiding BM ontwikkelen studenten competenties in een bepaalde beroepssituatie. Het begrip ‘traineeship’ is reeds uitgebreid beschreven.

Page 51: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 45

Hiervoor verwijzen wij met name naar facet 2.1, 2.2 en 2.3. Het traineeship begint met een reflectie op wat de student beoogt te leren, aan welke competenties hij gaat werken en hoe hij dat gaat aanpakken. Vervolgens formuleert hij zijn leerdoelen. Evaluatie De voor de opleiding kenmerkende didactische opzet vindt vanaf het tweede studiejaar plaats. Hiervan zijn nog geen evaluatiegegevens plaats. Naar aanleiding van studenttevredenheidsevaluaties en resultaten van beroepsproducten zal jaarlijks een eventuele bijstelling van werkvormen plaatsvinden. Propedeusestudenten geven in het STO 2008 aan, dat zij voldoende afwisseling in de werkvormen ervaren (score 3,5). Samenvattend is het auditteam op basis van de programmabeschrijving van mening dat de opleiding BM een goede afstemming heeft gevonden tussen vormgeving en inhoud. Leidend zijn competenties die de student in een reële beroepssituatie moet verwerven via de traineeships. Studenten zijn actief in een leeromgeving waarin het zelfstandige leerproces van de student centraal staat en waarbij de student de te verworven kennis dient te activeren in de traineeships om vervolgens praktijkopdrachten met succes te kunnen afronden. Kernwoorden van de opleiding zijn, “hands on” en “midden- en kleinbedrijf”. Samen met “co-makership” en “kennisuitwisseling met de bedrijven” vormen zij de kernprincipes van de opleiding. Deze principes zijn goed doordacht en consequent doorgevoerd in de opzet van de opleiding.

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het onderwijsprogramma van BM sluit aan bij de onderwijsvisie van de FEM, zoals deze is doorvertaald

naar het Curriculumcasco. Dit Curriculumcasco beschrijft duidelijk in hoofdlijnen hoe het onderwijs wordt aangeboden, dat de opleidingen dienen te ontwikkelen en verzorgen.

De opleiding heeft haar eigen didactisch concept duidelijk beschreven. Zij hanteert het concept van ondernemend leren (lerend werken en werkend leren).

De verschillende werkvormen die de opleiding hanteert binnen de verschillende leerlijnen, corresponderen met het didactisch concept en stellen de studenten in staat de vereiste eindkwalificaties / competenties te verwerven die aan een (beginnend) beroepsbeoefenaar worden gesteld.

Uit de programmabeschrijving blijkt dat het didactisch concept in het opleidingsprogramma is ingebed. De principes van werkend leren en lerend werken zijn goed doordacht en consequent doorgevoerd in de opzet van de opleiding.

Propedeusestudenten zijn tevreden over de afwisseling van werkvormen in jaar één. Jaar twee gaat draaien m.i.v. studiejaar 2008-2009. Naar aanleiding van studenttevredenheidsevaluaties en resultaten van beroepsproducten zal jaarlijks een eventuele bijstelling van werkvormen plaatsvinden.

Page 52: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 46

Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de

leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?

Bevindingen 2.8.1. Op het gebied van beoordeling en toetsing hebben de faculteit en de daaronder vallende opleidingen een vernieuwingslag gemaakt. Ten aanzien van toetsen en beoordelen volgt de opleiding de hogeschoolbrede referentiepunten, die aangevuld zijn met een FEM-kader (“Examencommissies FEM in een nieuw perspectief, 2006” en “Toetsbeleid FEM, 2006”). Competentiegericht toetsen 2.8.2. In het curriculumcasco van de FEM is de functie van toetsing in het kader van competentiegericht opleiden beschreven. De opleiding BM hanteert bij beoordelen en toetsen het uitgangspunt dat het ontwerp en de uitvoering van toetsen competentiegericht dienen te zijn: bij elke toets of elk tentamen wordt nagegaan in welke mate de student de bij een onderwijseenheid behorende competenties heeft behaald. Daarbij kan het ook gaan om een bepaald aspect van een competentie, bijvoorbeeld het kennis- of vaardigheidsaspect. 2.8.3. Zoals eerder is aangegeven, dient de opleiding de toetsing af te stemmen op de leeractiviteiten (de leerlijnen). Bij facet 2.7 (zie 2.7.3) is reeds beschreven welke toetsvormen bij welke leerlijnen worden gebruikt. De manier waarop beoordeling en toetsing plaatsvindt, kan het beste duidelijk gemaakt worden door concreet te beschrijven hoe dit binnen een van de thema’s van jaar twee zal geschieden. Elk thema valt uiteen in een conceptueel gedeelte, de traineeship en een vaardigheidstraining. Voor het thema ‘Innovatiemanagement in het MKB’ geldt het volgende:

Onderdeel Studiepunten (ECTS)

Conceptuele leerlijn Innovatiemanagement 1 Schriftelijk tentamen (individueel) (100%) Innovatiemanagement 2 - uitwerking deelopdrachten n.a.v.

besluitvormingsronden in simulatie + voorbereiding en deelname aan reflectie bijeenkomsten (50%)

- eindverslag game en presentatie resultaten (groepswerk) (50%)

3 ECTS 3 ECTS

Traineeship 1 2 beroepsproducten (keuze uit 6) - Schriftelijk in te leveren bij de vakdocent; kopie

aan het leerbedrijf - Beoordeling vakdocent op basis van vooraf

uitgereikt beoordelingsformat - Eindgesprek (assessment) in bijzijn van de

praktijkbegeleider (bedrijfsmentor)

4,5 ECTS - 50% van het cijfer

wordt bepaald door de beoordeling door de vakdocent

- 50% wordt toegekend na het positief afronden van het assessment

Traineeship 2 1 beroepsproduct (verplicht – Innovatieplan) 3 ECTS

Page 53: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 47

- Schriftelijk in te leveren bij de vakdocent; kopie aan het leerbedrijf

- Beoordeling vakdocent op basis van vooraf uitgereikt beoordelingsformat

Training Vaardigheidtraining - Beoordeling trainer van prestaties en gedrag

1,5 ECTS

Totaal 15 ECTS

2.8.4. M.b.t. traineeship 1 geldt dat er gebruik wordt gemaakt van assessment. In het assessment kan de student reflecteren op de gemaakte opdrachten in het traineeship en kan hij een verband leggen met de eigen leerdoelen. Het assessment bestaat uit een gesprek onder leiding van de SLB/traineebegeleider in aanwezigheid van de vakdocent en de bedrijfsmentor. Bij de inrichting en uitvoering van de assessment maakt de opleiding BM gebruik van de ervaringen van PMO en de opleiding SBRM. Vanaf leerjaar twee werken studenten met competentiekaarten. De competentiekaart is onderdeel van het portfolio van de student en maakt inzichtelijk welke competenties de student op welk niveau wil behalen en welke praktijkopdrachten (beroepsproducten, -taken, -observaties e.d.) hij hiervoor dient te realiseren. Tijdens elk assessment wordt van de kaart een 'foto' gemaakt, zodat vorderingen zichtbaar worden. Wat is er sinds de vorige ‘ontwikkeling’ bijgekomen? Het niveau van de gedemonstreerde competenties worden afgezet tegen de gewenste competenties (geformuleerd op de competentiekaart). Maatjescirkel en leerkring 2.8.5. De specifieke beroepsproducten behorende bij de traineeships worden getoetst dus door de vakdocent (na consultatie van de bedrijfsmentor). De SLB’er toetst in een assessment het samengesteld portfolio, bestaande uit de uitgevoerde themaopdracht met verslaglegging van reflectie en intervisie. Voordat de vakdocent het beroepsproduct beoordeelt en voordat de student het assessment ingaat, wordt zijn werk eerst beoordeeld door zijn medestudenten. Een eerste beoordeling wordt uitgevoerd door de maatjescirkel. In 2.3.7. is het begrip ‘maatjescirkel’ reeds genoemd. De studenten in de maatjescirkel vormen met elkaar een resultaatgericht team. Binnen de maatjescirkel worden een ‘producent’, een ‘recensent’ en een ‘regisseur’ onderscheiden: de producent is de student die het werk maakt; de regisseur is verantwoordelijk voor de procedurele kant. Hij regelt alle formele zaken en procedures; de recensent is de beoordelaar van het werk.

De rollen wisselen per opdracht. Alle maatjes zijn reflectief betrokken op elkaar en op het gehele proces. Het resultaat van de samenwerking, de (manier van) beoordeling van het werk en het niveau van het werk worden uitgedrukt in de uiteindelijke becijfering van de individuele student. Als de recensent het werk goedkeurt, wordt het werk voorgedragen ter beoordeling in de leerkring. De leerkring is een samenkomst van een vijftal maatjescirkels en staat onder leiding van een docent. De leerkring spreekt zich uit over een ‘go’ of een ‘no go’ voor de definitieve eindbeoordeling. De leerkring stelt docenten in staat om werk preciezer te beoordelen en de studenten beter en individueler van feedback te voorzien. De docent hoeft zich bij goed functioneren van de maatjescirkel en de leerkring alleen op werk te richten dat reeds aan de minimale voorwaarde voldoet. Als uit het assessment blijkt dat werk dat de docent als onvoldoende beoordeelt, toch voor toetsing is voorgedragen, dan heeft dat consequenties voor de becijfering van alle leden van de maatjescirkel. De leerkring en de maatjescirkel vormen allebei de praktische uitwerking van de cursus management Vaardigheden (6EC). Het gaat bij deze cursus om sturen op resultaat, aansturen, aanspreken, beoordelen e.d. en studenten moeten kunnen aantonen dat zij deze vaardigheden beheersen.

Page 54: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 48

Het auditteam vindt de formule van de maatjescirkel en de leerkring uitdagend en is benieuwd naar de concrete uitwerking in studiejaar 2008-2009. De studenten die het auditteam gesproken heeft, waren overigens wel geïnformeerd over de opzet van jaar twee, maar nog niet over de toepassing van de maatjescirkel en de leerkring. 2.8.6. Beoordelingscriteria In de themaboeken zijn de specifieke beoordelingscriteria genoemd voor de beroepsproducten. Aan de competentiekaart is een toetskaart verbonden. Ook hierin kunnen de student, de bedrijfsmentor, de medestudenten en de assessor zien welke eisen er aan een beroepsproduct worden gesteld. Bij de beoordeling van de beroepsproducten wordt gebruik gemaakt van een vast beoordelingsformat. De totstandkoming van het cijfer heeft de opleiding op de volgende manier transparant gemaakt:

4. Checklist is niet compleet 5. Voldoet niet aan de minimale eisen 6. Checklist compleet, minimaal niveau 7. Idem 6, maar student legt verbanden, onderbouwt werkwijze, past theorie toe. 8. Idem, maar het werk is eigen en creatief 9. Idem, werk is in hoge mate onderscheidend, de student verrast op beroepsniveau de docent 10. Docent niveau, creatief, visionair, sterke eigen mening

2.8.7. Betrokkenheid werkveld Als co-maker en medeopleider speelt de werkgever een belangrijke rol bij de begeleiding en beoordeling van de competenties van de student. Daarom is het belangrijk is dat de werkgever in de organisatie een persoon als bedrijfsmentor kan vrijmaken om over een langere periode frequent tijd te investeren in de begeleiding van de trainee. Bij de beoordeling van de traineeships en de afstudeeropdracht wordt het oordeel van het beroepenveld doorvertaald naar het eindcijfer. In alle gevallen geldt dat de docenten van de opleiding verantwoordelijk zijn voor de eindbeoordeling. De Raad van Advies zal in de nabije toekomst een rol krijgen in de toetsing van de afstudeerscripties (notulen 12 maart 2008). Enkele leden van de RvA hebben reeds hun expertise ingebracht op dit punt bij andere BA-opleidingen. 2.8.8. Examencommissie De examencommissies houden bij de FEM toezicht op de kwaliteit en samenhang van de examenprogramma’s, het onderwijs en de vaardighedentrainingen, de toetsing en de bachelorscripties. Elk Institute heeft in beginsel één examencommissie. In de facultaire audit is hier nader op ingegaan (zie Beoordelingsrapport Facultair Niveau Faculteit Economie & Management, juli 2007). Het auditteam acht de nieuwe positionering van de examencommissie vertrouwenwekkend. Voor de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs is een goed werkende examencommissie onontbeerlijk. Het auditteam heeft econstateerd dat de examencommissies hoe langer hoe meer uit de startfase komen en bekend raken met hun nieuwe taakinvulling. 2.8.9. Informatievoorziening: de taken en bevoegdheden van de examencommissies zijn in het OER opgenomen en worden met het oog op nieuwe ontwikkelingen (adviezen van de Onderwijsraad) nader ingevuld en aangescherpt. Studenten kunnen tegen de wijze van toetsen en beoordelen bezwaar maken bij de examencommissie.

Page 55: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 49

2.8.10. Tevredenheid studenten De studenten die het auditteam heeft gesproken, gaven aan over het algemeen tevreden te zijn over de toetsing en beoordeling. Zij waren van mening dat de inhoud van de toetsing goed aansloot bij de inhoud van de bijbehorende modulen. Wel zouden zij wellicht iets meer diversiteit in de toetsvormen zien. Ze gaven aan dat er in het eerste jaar vooral gebruik wordt gemaakt van MC-vragen. Bij sommige vakken wordt er ook gebruik gemaakt van casus tentamens en presentaties. Voor de projecten geldt dat studenten ook beoordeeld worden op hun projectverslagen. Het auditteam wil de opleiding de volgende tip van studenten meegeven: voor sommige vakken geldt dat de literatuur en de colleges in het Engels zijn, terwijl het tentamen in het Nederlands wordt gegeven. Voor studenten was het verwarrend om zich eerst vertrouwd te maken met de Engelstalige terminologie om vervolgens Nederlandstalige terminologie te moeten gebruiken op het tentamen. Studenten zouden graag zien dat dit meer op elkaar afgestemd wordt: of geheel Engels of geheel Nederlands. Het STO 2008 laat de volgende cijfers zien:

Eerstejaars

BM BA FEM

n 16 243 603

Toetsen en beoordelen 2,8 3,2 3,0

Vooral wordt duidelijk aangegeven waarop ik beoordeeld word 3,4 3,4 3,3

De toetsing sluit voldoende aan op het onderwijs 3,0 3,5 3,4

Mijn resultaten worden tijdig bekend gemaakt 1,9 2,6 2,4

Uit de resultaten van het STO 2007 komt naar voren dat studenten vooral ontevreden zijn over de organisatie/communicatie van de toetsuitslagen. Uit evaluatie blijkt dat 92% van de tentamenuitslagen binnen tien werkdagen op Osiris staat. De lage score op dit item is waarschijnlijk te verklaren doordat resultaten van projecten, vervangende opdrachten en stages niet altijd binnen afzienbare tijd bekend worden gemaakt. Duidelijke afspraken tussen student en docent ontbreken ook vaak op dit punt. Vanaf volgend collegejaar zal er duidelijker met de student worden afgesproken wanneer een product wordt opgeleverd en van hoeveel feedbackkansen de student gebruik kan maken. Op deze manier krijgt ‘het tijdig bekend zijn van (project)resultaten’ een concreet meetpunt.

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam is positief gestemd over het beleid dat de faculteit voert ten aanzien van beoordeling en

toetsing, waarvan de uitgangspunten zijn vastgelegd in het curriculumcasco van de FEM en het document “toetsbeleid FEM, 2006”. De opleiding heeft de planning, procedures (richtlijnen), vereisten en criteria met betrekking tot beoordeling en toetsing beschreven.

Alle gebruikte toetsvormen sluiten aan bij het onderwijs dat op dat moment gevolgd wordt. De toetsvormen verschillen al naar gelang de doelen van de leeractiviteiten (leerlijnen).

De opleiding heeft in de themaboeken voor jaar twee helder de manier beschreven waarop beoordeling en toetsing plaatsvindt in de verschillende leerlijnen (conceptuele leerlijn, vaardighedenleerlijn, integrale leerlijn).

Met betrekking tot de traineeships geldt dat er gebruik wordt gemaakt van assessments. Hierbij is er ook sprake van systematische toepassing van student peer assesment via de maatjescirkel en de leerkring. Peer assessment draagt bij aan het verwerven van managementvaardigheden als aansturen, aanspreken, beoordelen e.d. Het auditteam vindt de formule van de maatjescirkel en de leerkring uitdagend en is benieuwd naar de concrete uitwerking in studiejaar 2008-2009.

Page 56: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 50

Beoordelingscriteria zijn vastgelegd en ook de totstandkoming van het cijfer is transparant gemaakt. Het werkveld is betrokken bij toetsing en beoordeling. Bij de beoordeling van de traineeships en de

afstudeeropdracht wordt het oordeel van het beroepenveld meegenomen in het eindcijfer. Het auditteam acht de nieuwe positionering van de examencommissie vertrouwenwekkend. De informatievoorziening naar studenten inzake de planning, procedures (richtlijnen), vereisten en

criteria met betrekking tot beoordeling en toetsing is adequaat geregeld. Het beoordelings- en toetsingssysteem kent een procedure van bezwaar en beroep. Studenten zijn nog niet voor de volle 100% tevreden over toetsing en beoordeling. De opleiding is zich

bewust van de verbeterpunten op het gebied van beoordeling en toetsing en heeft daarom voor studiejaar 2008-2009 concrete verbeteracties geformuleerd.

SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE

Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” als voldoende. De opleiding BM zorgt er op adequate wijze voor dat dit programma actueel is en blijft. De co-makership

formule is een sterk instrument om het opleidingsprogramma actueel te houden. Het principe van kennisuitwisseling dient dan structureel in de opleiding ingebed te worden. De interactie tussen opleiding en werkveld vloeit automatisch voort uit het karakter van de opleiding: de student staat via de traineeships immers in direct contact met de beroepspraktijk. De opzet van “werkend leren en lerend werken” zorgt ervoor dat de student relevante beroepsvaardigheden ontwikkelt. Het auditteam heeft geconstateerd dat het docentencorps kennis van het MKB heeft en gevoel voor de specifieke cultuur van het MKB.

Via een competentiematrix heeft de opleiding inzichtelijk gemaakt dat in het aangeboden programma alle te ontwikkelen (eind)competenties aan bod komen. Het programma is nog volop in ontwikkeling. Het belang dat de opleiding in de propedeuse hecht aan de conceptuele leerlijn acht het auditteam waardevol. Het auditteam heeft de opzet van jaar twee bestudeerd en heeft kennis genomen van de contouren voor jaar drie en vier. De huidige en beoogde opzet van het programma acht het auditteam vertrouwenwekkend. Het team is van mening dat het opleidingsprogramma studenten in voldoende mate de mogelijkheid zal bieden de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.

Het auditteam is van mening dat de opbouw van het programma zoals het er nu ligt, inhoudelijk samenhangend is. Het programma is zodanig opgezet, dat de verschillende programmaonderdelen een verticale en horizontale samenhang kennen. Omdat het studieprogramma specifiek is toegesneden op studenten die werkend leren en lerend werken, is de samenhang tussen binnen- en buitenschools curriculum uitstekend geborgd. De uitdaging voor jaar twee en drie zal de koppeling tussen de conceptuele en integrale leerlijn zijn.

Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding de studielast per jaar, per blok en per onderdeel heeft vastgesteld in termen van studiepunten en dat deze evenwichtig is gespreid. De opleiding heeft een duidelijke zienswijze over de opbouw van de traineeship. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding signalen omtrent de studielast goed in de gaten houdt. Aandachtspunt is om alert te blijven dat de analyse van de STO-resultaten m.b.t. de studielast correspondeert met de instroomgegevens. De opleiding heeft de studeerbaarheid van het programma voldoende in beeld en zorgt er voldoende voor, dat de studievoortgang van de student zo min mogelijk wordt belemmerd.

BM heeft een duidelijk beeld van instromende studenten. De opleiding richt zich in het bijzonder op MBO’ers, maar over het algemeen op die studenten die van aanpakken houden, een hands on mentaliteit hebben en die naast de theorie ook vooral willen leren in de praktijk (werkend leren). De opleiding volgt het facultair beleid en heeft het onderwijsaanbod adequaat afgestemd op de verschillende instroomgroepen door studenten in staat te stellen verschillende routes te volgen of gebruik te maken van verschillende doelgroepspecifieke arrangementen.

Page 57: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 51

De opleiding heeft haar eigen didactisch concept duidelijk beschreven. Zij hanteert het concept van ondernemend leren (lerend werken en werkend leren). Dit concept is in het opleidingsprogramma ingebed: de principes van werkend leren en lerend werken zijn goed doordacht en consequent doorgevoerd in de opzet van de opleiding. De gehanteerde werkvormen sluiten daar goed bij aan.

De opleiding toetst en beoordeelt op een valide en betrouwbare wijze of de student de vereiste competenties heeft bereikt.

Het auditteam is van mening dat het programma zoals dat er nu ligt, van voldoende kwaliteit is. De reden om de facetten van dit onderwerp nog niet met een ‘goed’ te beoordelen, is gelegen in het feit dat het programma in ontwikkeling is en zich nog moet bewijzen. Het didactisch concept van de opleiding – lerend werken en werkend leren – zal m.i.v. studiejaar 2008-2009 voor het eerst tot uitvoering gebracht worden. Zoals in facet 1.1. is gesteld, is het auditteam van mening dat de opleiding BM een ‘pareltje’ kan worden en daadwerkelijk invulling kan geven aan het streven van het georganiseerde MKB om een betere relatie te verkrijgen met het HBO waarin kennis en kunde van beide partijen gerespecteerd en gebruikt worden.

Page 58: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 52

Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel. Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt

tussen de opleiding en de beroepspraktijk?

Bevindingen 3.1.1. Het auditteam heeft inzage gehad in de CV’s van de personen die ingezet worden bij de opleiding BM. In hun CV’s is expliciet aangegeven wat hun relatie met het MKB is en wat hun toegevoegde waarde voor de opleiding BM zou kunnen zijn. Voor alle personen geldt dat zij werkzaam zijn geweest in een voor de opleiding BM relevante beroepspraktijk. Een aantal van hen heeft opgetreden als (organisatie)adviseur voor het MKB, hetzij als zelfstandig adviseur, hetzij bij een adviesbureau of een organisatie zoals Senter Novem. Zij zijn o.a. bij het MKB betrokken geweest als denktank, als begeleider bij vernieuwing en groei van MKB, als P&O-adviseur of als vertaler van plannen in concrete activiteiten (d.m.v. het aansturen van ontwikkelteams). Ook heeft een van hen een eigen horecaonderneming gehad. Voor een aantal docenten geldt dat zij parttime bij de opleiding betrokken zijn en daarnaast nog steeds werkzaam zijn in de praktijk. 3.1.2. De docenten onderhouden contact met de bedrijven en organisaties waar de studenten werkzaam zijn als trainee. Deze begeleiding is een goed mechanisme om te bereiken dat docenten actuele kennis van de beroepspraktijk blijven opdoen. Voor de opleiding BM geldt dat er drie rollen zijn waarin er intensief contact is met de bedrijven: accountmanager, SLB’er en themadocent. Zoals bij facet 2.1 is gesteld, is de accountmanager (samen met de SLB’er) verantwoordelijk voor het eerste contact bij potentiële leer-/werkbedrijven. Wanneer de student daadwerkelijk op traineeship gaat, is het de SLB’er die het hele jaar meekijkt met het functioneren van de student en die het vaste aanspreekpunt is voor de werkgever. De themadocent is beschikbaar bij vragen die betrekking hebben op de praktijkopdrachten in de specifieke thema’s en sluit aan bij het assessmentgesprek. 3.1.3. Een van de BM-docenten participeert actief in de kenniskring van het lectoraat. Vanaf 1996 is zij o.a. verantwoordelijk geweest voor de onderwijsprogramma’s binnen het lectoraat Professionele Bedrijfskundige advisering MKB. Op dit moment is zij verbonden aan het lectoraat Financieel-economische Advisering & Innovatie. Zij is momenteel werkzaam aan een eigen promotieonderzoek naar samenwerking en kennisoverdracht bij adviseren in de MKB-beroepspraktijk. Zij heeft vele contacten in het MKB-werkveld vanuit het kenniscentrum en het lectoraat en vanwege haar promotieonderzoek op dit vlak. Het streven is om het netwerk van externe adviseurs en interne docenten op elkaar af te stemmen. 3.1.4. De infrastructuur voor het vastleggen van het netwerk is aanwezig: het Praktijkbureau van de FEM beheert de relaties met het in Nederland gevestigde beroepenveld. Er bestaat een relatiebeheersysteem, waarmee alle praktijkcoördinatoren werken. 3.1.5. Uit het STO 2008 komt naar voren dat studenten van mening zijn dat docenten voldoende op de hoogte zijn van de beroepspraktijk. Propedeusestudenten geven een 3,5. Samenvattend is het auditteam van mening dat de opleiding het onderwijsprogramma laat ontwikkelen en uitvoeren door docenten die binding hebben met de beroepspraktijk. De opleiding is erin geslaagd om docenten aan te trekken met niet alleen MKB-ervaring, maar ook liefde voor het MKB. Kennis van het MKB en gevoel voor de cultuur van het MKB zijn aanwezig.

Page 59: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 53

Dat zijn belangrijke randvoorwaarden om het co-makership de komende jaren ook daadwerkelijk vorm te kunnen geven

Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: Uit de CV’s blijkt, dat alle bij de opleiding BM betrokken personen werkzaam zijn (geweest) in het

relevante beroepenveld en dat zij een professioneel relatienetwerk hebben opgebouwd. Contacten met het werkveld komen ook tot stand door het rekruteren van potentiële leer-

/werkbedrijven waar de student als trainee kan optreden, door de begeleiding van studenten tijdens hun traineeships en door de afstemming met de leer-/werkbedrijven bij de beoordeling van praktijkopdrachten.

Een van de docenten participeert in de kenniskring en onderneemt stappen om de activiteiten van de kenniskring aan de onderwijsinhoud van de opleiding te koppelen.

Studenten zijn tevreden over de kennis van de docent van het beroepenveld.

Page 60: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 54

Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?

Bevindingen 3.2.1. Het hogeschoolbrede personeelsbeleid voor 2005 – 2008 is vertaald in de Facultaire Jaaragenda en in de instituutsjaarplannen. Dit gebeurt in samenhang met het meerjarenpersoneelsplan (MJPP), de FEM Cockpit (zie 5.1) en een managementcontract van de Faculteitsdirectie met het College van Bestuur. 3.2.2. Het auditteam heeft inzage gehad in de bemensing van de opleiding BM voor het studiejaar 2008-2009. De opleiding kent één opleidingsmanager, één interim projectleider/ontwikkelaar, één programmaverantwoordelijke, één accountmanager, vier SLB’ers en vijf themadocenten. In totaal zijn er tien personen betrokken bij de opleiding. Een aantal personen vervult derhalve een dubbelrol. De continuïteit van de uitvoering van het onderwijs wordt mede gewaarborgd, doordat personele inzet faculteitsbreed wordt aangepakt. Uitgangspunt bij de FEM is dat docenten in de breedte inzetbaar zijn. Voor de gemeenschappelijke propedeuse geldt dat BM-studenten dus niet alleen les krijgen van BM-docenten, maar van docenten vanuit het hele Institute for Business Administration of zelfs vanuit de FEM. 3.2.3. De FEM bewaakt de continuïteit van de uitvoering van het onderwijs en de daarvoor beschikbare formatie. Er is managementinformatie beschikbaar om de instroom en de beschikbare capaciteit op elkaar af te stemmen. Zo is er bijvoorbeeld een goede monitoring van de ziekteverzuimcijfers via de FEM Cockpit en persoonlijke aandacht van teamleiders voor zieke medewerkers (zie 3.2.5). De docentenformaties voor de opleidingen vallen onder facultair beleid. Het verschuiven van docenten heeft zo geen financiële gevolgen voor de individuele instituten en opleidingen. Daarnaast heeft de faculteit extra capaciteit voorhanden met tijdelijke dienstverbanden en de inzet van personeel-niet-in-loondienst. 3.2.4. In het beleid van de FEM staat momenteel de doelstelling ‘Meer handen aan het bord’ centraal. De werving & selectie van junior docenten is hierbij een essentieel speerpunt. Vacatures van verschillende instituten met eenzelfde expertise worden overigens gebundeld, waardoor versnippering met kleine aanstellingen wordt tegengegaan. De streefnorm voor het docentenbestand is: 30% schaal 10 of lager – profielen docent niveau 2 en instructeur (voorheen: junior). 40% schaal 11 – profiel docent niveau 1 (voorheen: medior). 30% schaal 12 of hoger - profielen hogeschooldocent en docent-onderzoeker (voorheen: senior).

Het beleid van de FEM is om oudere werknemers zoveel mogelijk te vervangen door startende werknemers. Behoud van kennis wordt geborgd, doordat een oudere docent wordt gekoppeld aan een starter. 3.2.5. Het ziekteverzuim wordt geanalyseerd met behulp van de cijfers in de FEM Cockpit. De Faculteit geeft via het (wettelijk systeem) poortwachter uitvoering aan begeleiding van het ziekteverzuim. De direct leidinggevende neemt binnen 24 uur na de ziekmelding contact op met de zieke en maakt van het gesprek een rapport. Er is regelmatig een bijeenkomst van het Sociaal Medisch Team. Teamleiders houden contact met hun medewerkers en maken indien nodig reïntegratieplannen. P&O volgt dit proces, archiveert de documenten en ondersteunt waar nodig. 3.2.6. Tweejaarlijks wordt er een werkbelevingsonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden aan de Faculteitsdirectie voorgelegd. Omdat de resultaten verschillen per opleiding, is ervoor gekozen om deze in het managementteam van de Instituten te bespreken.

Page 61: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 55

Vervolgens worden deze, waar mogelijk, naar de teams verdeeld en op de agenda van de teambijeenkomsten geplaatst. De medewerkerstevredenheid is in de loop van de jaren toegenomen. Een punt van aandacht blijft de werkdruk. Sinds februari 2008 is binnen het instituut BA een werkgroep ‘werkdruk’ actief. De werkgroep heeft een inventarisatie gemaakt van de aspecten die te maken hebben met de begrippen werklast en werkdruk. De werklast per jaar is vastgelegd in ieders formatie en is afgeleid van de CAO-afspraken en regelingen. Er bestaan aanwijzingen dat de werklast van veel docenten niet evenredig over het hele jaar verspreid ligt. De werkgroep heeft zich vooralsnog als taak gesteld om twee dingen uit te zoeken: 4. de werklastverdeling binnen de opleiding; 5. de mate waarin de medewerkers werkdruk ervaren. Dit wil de werkgroep o.a. in kaart brengen aan de

hand van vraaggesprekken met docenten. Samenvattend is het auditteam van mening dat de huidige omvang van de formatie de opleiding BM in staat stelt om het opleidingsprogramma (coördinatie, onderwijs, begeleiding) uit te voeren. De opleiding dient alert te zijn op ontwikkelingen die spelen met betrekking tot de kwantiteit van het personeel en de studentgroei. Ten tijde van de audit werd reeds duidelijk dat het aantal aanmeldingen voor de opleiding snel groeide. De groei van het personeel dient hiermee gelijk op te gaan. De opleiding dient ervoor te zorgen dat er niet alleen voor nu, maar ook op de langere termijn voldoende personeel is om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het auditteam heeft er alle vertrouwen in dat de opleiding dit doet.

Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft zich aan de hand van de gesprekken tijdens de facultaire audit en de reeds

ontwikkelde documenten en instrumenten een beeld kunnen vormen van het capaciteitsbewakings-systeem. De instrumenten die hiervoor zijn en worden ontwikkeld, zijn mooie en bruikbare instrumenten.

De faculteit hanteert een goed beleid ten aanzien van het monitoren van ziekteverzuim en medewerkerstevredenheid.

De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding in staat het opleidingsprogramma uit te voeren. De opleiding dient alert te zijn op ontwikkelingen die spelen met betrekking tot de kwantiteit van het

personeel en de studentgroei om ervoor te zorgen dat er ook op de langere termijn voldoende personeel is om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het auditteam heeft er alle vertrouwen in dat de opleiding de capaciteit op een adequate manier zal bewaken.

Page 62: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 56

Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische

realisatie van het programma?

Bevindingen Opleiding BM 3.3.1. Gelet op de CV’s (in termen van opleiding en werkervaring) van de docenten en op het professioneel relatienetwerk dat zij binnen het werkveld onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het management verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de BM-docenten inhoudelijk gekwalificeerd zijn hun taken binnen het programma op het gewenste niveau uit te voeren. Vrijwel alle docenten die deel uitmaken van het BM-team hebben een academische opleiding gevolgds en beschikken over een academische graad (doctoraal). Een docent is op het moment bezig met een promotieonderzoek (zie ook facet 3.1). Docenten worden geselecteerd op zowel hun vermogen om te kunnen gaan met de vernieuwde didactische/pedagogische benadering als hun ervaring in (of met) het MKB, inclusief de specifieke hands on mentaliteit van de doelgroep. Alle huidige docenten zijn op deze terreinen geëquipeerd. Personeelsbeleid 3.3.2. In 2005 is de HU gestart met de vernieuwing en aanscherping van het personeelsbeleid. Een belangrijk onderdeel van dit beleid was de invoering van het functiegebouw. Het in 2006 ingevoerde functiehuis telt 42 profielen, waarin de functies op verschillende niveaus zijn beschreven. Alle profielen geven een beeld van wat de functie bijdraagt aan het realiseren van de doelen van de organisatie. Tevens vormen deze profielen de basis voor de gesprekken tussen leidinggevende en medewerker over resultaten en ontwikkeling van competenties. 3.3.3. De FEM sluit zich aan bij het personeelsbeleid van de HU. De faculteitsdirectie stelt jaarlijks de uitwerking van het personeelsbeleid vast in de Facultaire jaaragenda. Belangrijk is dat duidelijke afspraken worden gemaakt over wie waarvoor verantwoordelijk is. De FEM heeft in dit kader het Project Professioneel Partnership (PPP) opgezet. De faculteit richt zich met dit project op het samen met alle betrokkenen benoemen, analyseren, verbeteren en laten werken van de operationele processen. Het Institute for Business Administration heeft geparticipeerd in PPP. Dit procesmanagementproject is inmiddels geïmplementeerd in de staande organisatie door middel van procesgroepen onder de naam Professioneel Partnership. Aan de procesgroepen nemen alle organisatieonderdelen van de FEM deel. De procesgroepen worden merendeels aangestuurd door leden van het Facultaire Directieteam. Inschaling 3.3.4. De faculteit heeft de competenties die bij de verschillende niveaus horen, vastgelegd. Het Institute for Business Administration heeft de aanwezige ervaring, expertise en competenties van docenten systematisch in kaart gebracht. Ook ontwikkelt de FEM een rollenmatrix voor het onderwijzend personeel, waarin uiteen wordt gezet hoe taken en rollen zich verhouden tot de docentprofielen 10, 11 en 12. Dit dient onder meer als kwalitatieve onderbouwing van de streefcijfers 30%-40%-30% (zie ook facet 3.2). Deze competentiematrix moet nog worden aangevuld met competenties verdeeld over de docentniveaus en met een meerjarenperspectief voor de verschillende deskundigheidsgebieden.

Page 63: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 57

3.3.5. In het functiehuis worden functie-eisen zwaarder en ze verschuiven: van docenten worden onderzoeksvaardigheden, goed vakmanschap (leraar en vakkennis) en kennis en kunde op het gebied van de beroepsuitoefening verwacht. 75% van de FEM docenten heeft reeds trainingen in onderzoeksvaardigheden gevolgd. Dit ligt in lijn met het beleid dat lectoren voor kenniskringen ook intern een beroep kunnen doen op gepromoveerde onderzoekers en medewerkers met onderzoeksvaardigheden. Deskundigheidsbevordering 3.3.6. In de Facultaire jaaragenda FEM 2007 is een van de thema’s deskundigheidsbevordering. In de Instituutsplannen wordt hier inhoudelijk op ingegaan en worden (gezamenlijke) doelstellingen ten aanzien van scholing geformuleerd. De norm is dat elk jaar 10% van de formatie aan deskundigheidsbevordering wordt besteed. Concrete voorbeelden van scholingstrajecten die meerdere docenten hebben gevolgd in het studiejaar 2007-2008 zijn: Teaching your subject in English, kritisch denken, certificeringstraject SLB, intervisie SLB, HBO-didactiek, afstudeerbegeleiding en coachingscursussen. Functionerings- en beoordelingsgesprekken 3.3.7. Binnen de cyclus Resultaat Gericht Werken (RGW) maken leidinggevende en medewerker afspraken over de resultaten die de medewerker gaat behalen en over de competenties die de medewerker (verder) gaat ontwikkelen. Het gaat in deze cyclus om drie soorten gesprekken tussen leidinggevende en medewerker: het contractgesprek: het doel is het bereiken van een totaalafspraak over te bereiken resultaten van een

medewerker en diens persoonlijke ontwikkeling gedurende een bepaalde periode; het functioneringsgesprek en POP: bespreken van de totale voortgang, dus inclusief persoonlijke

ontwikkeling van de medewerker; het beoordelingsgesprek: formele feedback door de leidinggevende op de prestaties van de

medewerker. Hieruit volgt de beloning. Leidinggevenden worden geschoold in het voeren van deze gesprekken. De uitvoering van de RGW-gesprekken is opgenomen in de FEM planning & control cyclus. Het aantal RGW-gesprekken wordt twee keer per jaar gemeten en de resultaten worden opgenomen in de FEM Cockpit. P&O ziet erop toe, dat er binnen de opleidingen RGW-gesprekken plaatsvinden en bewaakt de kwaliteit van deze gesprekken door de verslagen te beoordelen op persoonlijke ontwikkelen, smart afspraken en de doorvertaling van het jaarplan naar individuele afspraken over onder andere opleiding en scholing. Het auditteam vindt dat de faculteit op deze manier de PDCA-cyclus consequent toepast in haar beleid. 3.3.8. Kennisoverdracht tussen docenten, met name tussen junioren en senioren is noodzakelijk. De faculteit heeft daarom maatregelen genomen die ervoor garant moeten staan, dat de kennis en ervaring van oudere docenten behouden blijft voor de faculteit. De begeleiding van startende docenten krijgt daarbij veel aandacht om ongewenste uitstroom te voorkomen. Diversiteitsbeleid 3.3.9. Het hogeschoolbrede project Nieuw Goud moet leiden tot meer diversiteit in het docentenkorps. Allochtone oud-studenten van de hogeschool krijgen een traineeship van een jaar. Hiermee worden ze klaargestoomd tot HBO-docent. Met het project Oud Goud heeft de FEM inhoud gegeven aan haar seniorenbeleid. Regelmatig organiseert de faculteit bijeenkomsten voor oud-docenten, waarbij actuele thema’s worden besproken. Ook worden oud-docenten betrokken bij lectoraten, geven zij rondleidingen of doceren zij bepaalde modules.

Page 64: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 58

Evaluaties 3.3.10. De FEM hanteert procedures die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden plaats via het jaarlijkse STO en via de docentevaluaties die studenten na afloop van elk blok bij ieder tentamen invullen. Ook op deze wijze krijgt de FEM inzicht in de kwaliteit van haar personeel. Het STO 2008 geeft een waardering van BM-studenten voor de BA-docenten uit de propedeuse. De scores voor de inhoudelijke deskundigheid en de didactische kwaliteiten van docenten zijn resp. 3,1 en 2,9. Hiermee scoren de items onder de FEM-norm van resp. 3,6 en 3,4. In het Jaarplan Business Administration 2008-2009 en daarmee in de RGW-ronde 2008-2009 zal o.a. worden ingezet op deskundigheidsbevordering van de “docent als didacticus”. Samenvattend concludeert het auditteam, dat het personeel in staat is de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het BM-team straalt het juiste enthousiasme en wordt gesteund door het management. De opleiding is zich ervan bewust dat er verbeteracties gewenst zijn met name ten aanzien van de docent in zijn rol van didacticus. Hierop is gerichte scholing ontwikkeld.

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Gelet op de CV’s van de docenten en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de

gesprekken op de audit verkreeg, is het auditteam van oordeel dat het BM-team inhoudelijk gekwalificeerd is om haar taken binnen het programma op het gewenste niveau uit te voeren.

Het auditteam heeft gezien dat het Functiegebouw is ingevoerd. De faculteit heeft een competentieset opgesteld en op basis daarvan zijn functieprofielen voor alle voorkomende functies beschreven en vastgelegd in het Functiegebouw. Alle medewerkers zijn inmiddels ingedeeld.

De FEM hanteert een zorgvuldig opgezet aannamebeleid. Docenten worden geselecteerd op zowel hun vermogen om te kunnen gaan met de vernieuwde didactische/pedagogische benadering als hun ervaring in (of met) het MKB, inclusief de specifieke hands on mentaliteit van de doelgroep.

Beginnende docenten worden begeleid. Periodiek voert de opleiding functioneringsgesprekken waarvan de afspraken schriftelijk worden

vastgelegd ook met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de voor hun taakuitvoering noodzakelijke kennis en competenties.

In grote lijnen zijn de studenten tevreden over de inhoudelijke competenties van de docenten. Zij zijn iets minder positief over de kwaliteiten van docenten als didacticus. De opleiding besteedt met scholingstrajecten hier extra aandacht aan.

Page 65: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 59

SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE

Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. Het onderwerp ‘Inzet van Personeel’ is een onderwerp dat het auditteam tijdens de opleidingsaudit

slechts marginaal heeft getoetst, aangezien het auditteam van mening is dat het personeelsbeleid in grote lijnen goed geregeld en aantoonbaar is op facultair niveau. De FEM heeft een goed personeelsbeleid opgezet en heeft hierbij aandacht voor de juiste dingen.

Kwantitatief is de inzet van personeel op een niveau dat het verzorgen van de BM-opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk maakt. De opleiding dient alert te zijn op ontwikkelingen die spelen met betrekking tot de kwantiteit van het personeel en de studentgroei om ervoor te zorgen dat er ook op de langere termijn voldoende personeel is om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het auditteam heeft er alle vertrouwen in dat de opleiding de capaciteit op een adequate manier zal bewaken.

Kwalitatief is het personeel voldoende gekwalificeerd om de opleiding op het gewenste niveau te realiseren. Uit de CV’s van de docenten blijkt, dat zij qua vakdeskundigheid en werkervaring voldoende toegerust zijn om op HBO-niveau hun discipline te verzorgen.

Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.

Page 66: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 60

Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding. Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?

Bevindingen De opleiding volgt het beleid van de FEM. In de Management Review van de opleiding is dit facet dan ook niet apart beschreven. Algemeen beeld: het auditteam heeft geconstateerd, dat de FEM op het gebied van materiële voorzieningen en studiebegeleiding reeds veel beleid heeft vastgelegd of op dit moment ontwikkelt. Zo liggen er onder andere de documenten ‘Huisvestingsbeleid 2003 – 2012’ (hogeschoolbreed), ‘jaarplan FEM mediatheek 2006 –2007’ en ‘Informatie Beleidsplan FEM 2006’. Aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting, ICT-voorzieningen en studiebegeleiding zijn op facultair niveau goed geregeld. Het generieke voorzieningen-niveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen kijkt de FEM goed naar de onderwijsbehoeften. 4.1.1. De FEM is – net als de FCJ, FG en FSAO – gehuisvest op één eigen locatie op De Uithof in een gemoderniseerd gebouw. Deze locatie voldoet in hoge mate aan de vereisten van de gebruikers en de kwaliteit van deze panden wordt als goed ervaren. 4.1.2. De benedenverdieping staat geheel in het teken van ondersteuning van de student. De Services zijn alle gesitueerd op de begane grond. Er zijn drie faciliteitenbalies die onderverdeeld zijn naar functie (meldpunt, studiegidsen, voorzieningen). Ook de Onderwijsbalie en een desk van het International Office zijn hier gevestigd. Op de verdiepingen zijn de instituten gehuisvest die herkenbaar zijn aan een eigen kleur in het gebouw. De bewegwijzering in het gebouw en de informatievoorziening voor studenten zijn tweetalig. 4.1.3. Kopieervoorzieningen worden voor bulkwerk gedeeld met de Universiteit Utrecht en het Utrechts Medisch Centrum. Dit is met name efficiënt ten aanzien van het vele kopieerwerk van tentamens. 4.1.4. De FEM heeft beschikking over ruim 400 computerwerkplekken en ruim 80 laptopwerkplekken voor studenten in computerlokalen, projectkamers, de Mediatheek en op de pleinen. Hierbij beschikt de faculteit over het grootste aantal pc’s binnen de hogeschool. Daarnaast werkt de faculteit aan de invoering van een draadloos netwerk, zodat het werken met een computer in het gehele gebouw mogelijk is. De pc-ruimten voldoen aan de normen in de arbowetgeving. Zo zijn bijvoorbeeld alle stoelen in hoogte verstelbaar. Verder heeft de FEM beschikking tot: Projectruimtes (6 personen) Collegezalen (90 – 400 personen) Klaslokalen voor kleine en grotere groepen Overlegplekken etc.

Om een adequate uitvoering van het programma mogelijk te maken zijn theorielokalen standaard uitgerust met een overheadprojector en zijn collegezalen voorzien van audiovisuele apparatuur. De bezettingsgraad van de project-/werkgroepruimtes is 98%. Dit betekent concreet dat de ruimtes goed gebruikt worden en slechts één uur per maand onbezet zijn.

Page 67: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 61

Voor bepaalde contractactiviteiten kan de FEM onder andere gebruik maken van lokalen bij de Universiteit Utrecht. 4.1.5. Voorts heeft de faculteit een ruime, modern ingerichte en goed voorziene mediatheek. De mediatheek beschikt over een grote digitale collectie in databanken. De mediatheek is één van de zeven deelnemers aan het project HBO kennisbank, een initiatief van het Samenwerkingsverband Hogeschoolbibliotheken (SHB). Eind 2005 hebben de mediatheken van de hogeschool een gezamenlijke visie gepubliceerd. Aandachtspunten tot 2010 zijn: kenniscirculatie, digitalisering en samenwerking. Concreet betekent dit dat de mediatheken zich actief toeleggen op het trainen van studenten en docenten in informatievaardigheden en de inbedding daarvan in het curriculum. Zo zijn er drie infospecialisten die bijvoorbeeld toegepast les geven, waarbij studenten voor het uitvoeren van bepaalde opdrachten informatie uit de databases nodig hebben. Het auditteam heeft een rondleiding gehad door het gebouw. Het team is van mening dat de bibliotheek beschikt over de nodige actuele litteratuur. Ook de databanken lijken interessant. Een aandachtspunt is dat studenten overigens (nog) spaarzaam gebruikmaken van deze databanken. 4.1.6. De Faculteit werkt aan de invoering van competentiegericht, flexibel onderwijs. De FEM stelt dat de invoering van dit onderwijs sterk afhankelijk is van een optimale interactie tussen student, docent en opleiding. De inzet van ICT-instrumenten ondersteunt die interactie. De FEM heeft haar doelstellingen op dit gebied geformuleerd in een Informatie Beleidsplan (IBP), waarin vier hoofdgebieden centraal staan: Leren en ICT, Onderwijslogistiek en ICT, ICT-middelen en Kennisdeling ICT. Op centraal niveau wordt gestreefd naar standaardisatie van softwarepakketten voor heel de hogeschool. Om de uitrol van bepaalde systemen op hogeschoolbreed niveau te realiseren, is er een hogeschoolbreed informatieoverleg. De ICT-dienstverlening wordt uitgevoerd door het HU Shared Service Centrum ICT. Tussen het Shared Service Centrum ICT en de FEM zijn Service Level Agreements afgesloten. Binnen de FEM wordt gewerkt met de digitale leeromgeving Sharepoint. Daarnaast wordt gewerkt met het onderwijsinformatiesysteem OSIRIS en met Fortress. 4.1.7. Onderwijskundige veranderingen en een veranderende vraag worden jaarlijks vertaald naar de aanpassing van de inrichting van het gebouw. In de maanden mei/juni wordt geïnventariseerd wat de onderwijsruimtebehoefte is. Facilitair beheer maakt een faculteitsbrede inventarisatie onder studenten en medewerkers van wensen en behoeften, waarna het gebouw tijdens de zomervakantie aangepast wordt aan de gewijzigde behoeften. 4.1.8. Studenten zijn tevreden over de Mediatheek, de ICT-helpdesk en over de computerwerkplekken. De studenten zien in, dat een beperkte beschikbaarheid van computerwerkplekken tijdens ‘spitsuren’ (tussen 10.00 en 14.00 uur) nu eenmaal iets is, dat ze moeten accepteren. Wel geven studenten aan dat zij meer werkplekken zouden willen hebben waar zij in groepen kunnen werken.

Page 68: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 62

Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kunnen constateren dat aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting en ICT-

voorzieningen goed geregeld zijn op facultair niveau. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen wordt goed gekeken naar

de onderwijsbehoeften. Het auditteam vindt het een goede zaak, dat de faculteit jaarlijks integraal bekijkt wat er nodig is aan ruimte en materiële voorzieningen.

Er zijn, naar oordeel van het auditteam, voldoende onderwijsruimten (projectruimtes, collegezalen). De inrichting is functioneel, waarbij rekening gehouden is met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges).

De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, en thans ook in voldoende mate beschikbaar. Studenten en docenten hebben toegang tot actuele informatie en programma’ s zowel in het eigen

opleidingsgedeelte als in de centrale (computer)ruimtes en op Sharepoint. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen.

Page 69: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 63

Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op

de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van

de studenten?

Bevindingen 4.2.1. Beleid: de Hogeschool heeft gekozen voor competentiegericht onderwijs. De faculteit heeft op basis van dit uitgangspunt haar visie op studiebegeleiding vastgelegd en verder uitgewerkt in het Project Competentie-coaching. Uitgangspunt is dat competentieontwikkeling steeds verder zal worden geïntegreerd in het leerproces van de student. Eerst werkt de student onder begeleiding aan zijn competentieontwikkeling en in een latere fase aan de beroepsontwikkeling. Studenten dienen uiteindelijk hun studieloopbaan zelf te kunnen managen. Het vermogen te reflecteren (op studieloopbaankeuzes, studiemotivatie, studievoortgang en de eigen ontwikkeling) is daarbij essentieel. 4.2.2. De FEM-opleidingen verzorgen studiebegeleiding op diverse facetten van het studie- en leerproces. De FEM onderscheidt hierin vier typen begeleiding: inhoudelijke begeleiding, begeleiding bij studievaardigheden, studieloopbaanbegeleiding en begeleiding bij persoonlijke (studie)problemen. Elke student heeft een studieloopbaanbeleider, die de student ondersteunt bij de studievoortgang, competentieontwikkeling en persoonlijke problemen. Voor specifieke vragen en problemen kunnen studenten tevens een beroep doen op decanen, een studentenpsycholoog of een mediator. De begeleiders beschikken over de noodzakelijke competenties om studenten te kunnen begeleiden. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van het hogeschoolbrede certificeringstraject. De specifieke rol van de SLB’er binnen de opleiding BM 4.2.3. De SLB’er vervult binnen het curriculum samengevat een drietal taken: 1. coach bij reflectie en intervisie; 2. adviseur en supervisor bij de besluitvorming; 3. sparringpartner voor student en bedrijfsmentor. Ad 1) De SLB’er/traineebegeleider coacht de student in het reflecteren op zijn competentieontwikkeling aan de hand van de competentiekaart. Tevens heeft de SLB’er een belangrijke rol in het coachen van intervisie. Elke student maakt deel uit van een kleine intervisiegroep (de maatjescirkel) en een grotere in klassenverband. Het coachen leidt tot een portfolio waar leerervaringen, leerdoelen en leereffecten in de vorm van competentieontwikkeling worden beschreven. Dit portfolio vormt het basisdocument voor een assessment per kwartaal (zie ook facet 2.8). Ad 2) De student dient te besluiten welke concepten hij in de praktijk gaat gebruiken. Het leren door te conceptualiseren wordt gerealiseerd in de conceptuele leerlijn en in de vaardighedenleerlijn die wordt aangeboden op de twee dagen dat de student op school is. In de keuzevorming heeft de SLB’er eveneens een belangrijke rol, maar hier als supervisor en adviseur. Ad 3) In deze twee voor BM relevante taken van de SLB’er zitten aspecten van de reguliere taken van de SLB’er, zoals stage- en studieloopbaanbegeleiding. Deze taken zijn bij de opleiding BM aanmerkelijk verzwaard. Binnen de studieloopbaanbegeleiding zijn de reguliere aandachtspunten (Binding, Leren Studeren, Leren Kiezen en Normen en Waarden) van kracht.

Page 70: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 64

Daarnaast is de SLB’er gedurende heel het cursusjaar sparringpartner van de student en van de bedrijfsmentor. 4.2.4. Programma studieloopbaanbegeleiding Specifiek uitgesplitst per studiejaar ziet de studieloopbaanbegeleiding er als volgt uit:

Propedeuse In de propedeuse ligt de nadruk van het SLB-programma op het kennismaken met de opleiding, de studie en het toekomstig beroep en voert de student met zijn studieloopbaanbegeleider gesprekken over zijn studievoortgang en persoonlijke ontwikkeling. Als hij wil, kan hij in dit jaar een aanzet geven voor zijn digitaal portfolio. Daarnaast wordt de BM-student voorbereid op het tweede jaar. In de loop van het tweede semester besteedt de SLB’er extra aandacht aan de traineebekwaamheid van de student in een speciaal daarvoor ontwikkeld programma. Dit bestaat uit de onderdelen a) formuleren van wensen en ambities t.a.v. de bedrijfskeuze, b) het kunnen vertalen van de eigen uitgangspunten in een sollicitatiebrief en c) het voeren en voorbereiden van sollicitatiegesprekken. De SLB-lijn in de gezamenlijke propedeuse is – als gevolg van tegenvallende studenttevredenheids-resultaten in het verleden – vanaf het studiejaar 2007-2008 sterk geïntensiveerd t.o.v. de voorgaande jaren. De begeleiding is gericht op ‘betrekken en binden’. Het aantal contacturen is sterk toegenomen (van 8 naar 16 uur per week) en ook het aantal contactmomenten met de SLB’er is verhoogd. Elk blok houdt de studieloopbaanbegeleider een gesprek met de student. De begeleiding richt zich met name op mentorschap waarin bekeken wordt of de student wel op de goede plek zit en of en hoe hij het eerste jaar haalt. Aan de hand van cijfers wordt zijn studievoortgang besproken. De SLB’ers zijn vanaf studiejaar 2007-2008 ‘als team’ verantwoordelijk voor enkele klassen en wisselen met elkaar regelmatig informatie en ervaringen uit (waaronder intervisie op het vak van studieloopbaanbegeleider). Tweede studiejaar De totale studielast van het SLB-programma in het tweede jaar bedraagt 56 uur voor de student. Dit omvat een belasting van 2 EC’s. Het SLB-programma bestaat voor de student uit de volgende activiteiten: formuleren van leerdoel binnen de Traineeships in relatie met persoonlijke ambities en het verwerven

van de algemene HBO-competenties, SMART verwoorden of verbeelden en vastleggen in een POP; intervisiegesprekken onder leiding van de SLB’er (één per periode); intervisiegesprekken binnen de maatjescirkel (meerdere malen per periode); verslaglegging reflectie en intervisie; samenstellen portfolio, bestaande uit themaopdrachten en reflectie/intervisie gegevens; assessment per periode waarin de student kan reflecteren op de opdrachten in het traineeship en een

verband kan leggen met de eigen leerdoelen. Dit bestaat uit een gesprek onder leiding van de SLB’er in aanwezigheid van de vakdocent en de bedrijfsmentor. De student zal zich in het assessment in eerste plaats moeten verantwoorden voor zijn product, proces en attitude. Het gaat steeds meer om verantwoorden, maar een slechte prestatie is net zo min recht te praten als een goed niveau met een magere verantwoording.

Derde studiejaar Het SLB-programma in het derde jaar staat in het teken van de inmiddels opgedane ervaringen bij het traineeship, de studievoortgang en –planning in het huidige en komende studiejaar en plannen voor de toekomst. Studenten werken individueel en in projectteams aan allerlei opdrachten die betrekking hebben op competenties als communicatie/sensitiviteit, adviesvaardigheden en teamvaardighden.

Page 71: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 65

Vierde studiejaar In het vierde studiejaar is er feitelijk geen sprake meer van een studieloopbaanprogramma, maar wordt de student geacht zijn afstudeertraject te kunnen afronden. Voor de begeleiding van het afstuderen volgt de opleiding BM de ervaringen van de andere opleidingen. Daar is de laatste jaren de begeleiding sterk geïntensiveerd. Er zijn veel meer begeleidingsuren, de vrijblijvendheid is weggenomen, studenten worden veel meer gemonitord op hun voortgang en de afstudeervoorwaarden zijn verhoogd: studenten mogen pas aan een thema beginnen als ze een minimaal percentage ECTS hebben gehaald en ze mogen niet aan het afstuderen beginnen als niet een structureel deel van de thema’s is doorlopen. Deze uitgangspunten zullen ook op afstudeerders van BM van toepassing zijn.

Overige begeleiding 4.2.5. Naast de SLB’er zijn ook de bedrijfsmentor en de vakdocent actief m.b.t. de begeleiding van de student. De bedrijfsmentor zal de student binnen het bedrijf begeleiden. Als co-maker en medeopleider is de werkgever een belangrijk onderdeel bij de begeleiding en beoordeling van de competenties van de student. Daarom is het belangrijk is dat de werkgever in de organisatie een persoon als iemand kan vrijmaken om over een langere periode frequent tijd te investeren in de begeleiding van de trainee. Bij de vakdocent kunnen studenten terecht voor feedback op de vakinhoudelijke kant. De vakdocent coacht en adviseert de student bij het vervaardigen van de praktijkopdrachten. Deze docent is deskundig op het gebied van een specifiek thema en heeft ervaring met het MKB. Ook de werkgever kan (indirect) gebruik maken van de expertise vanuit de opleiding. De student zal bovendien verantwoording moeten afleggen aan twee groepen – de maatjescirkel en de leerkring – waarvan hij deel uitmaakt. Studievoortgang(sgesprekken) 4.2.6. Elk blok houdt de studieloopbaanbegeleider een gesprek met de student. De studenten geven tijdens de gesprekken op de audit aan, dat de inhoud van deze gesprekken sterk afhangt van de studie-ontwikkelingen van de individuele student. Als een student een goede studievoortgang heeft, zijn deze gesprekken een formaliteit. M.b.t. de studievoortganggesprekken worden pro-activiteit van zowel de docent als de student verwacht. In de documenten staat dat er een proactieve houding is van de kant van de docent bij de SLB. Hiermee wordt bedoeld dat er een stevig programma is neergezet en is ingeroosterd. De proactieve houding dient vooral bij de student te liggen: bij hem ligt de verantwoordelijkheid om op de gesprekken te komen bij de SLB-docent. 4.2.7. De studievoortgang kan gevolgd worden via het Onderwijs en Studenten Informatie, Registratie en Inschrijf Systeem (OSIRIS). Hogeschool Utrecht gebruikt dit systeem voor de registratie van studenten. Hierin worden alle gegevens, cijfers en ook toetsinschrijvingen van studenten bijgehouden. Het systeem fungeert tevens als informatievoorziening richting de student. Elke student heeft zelf toegang tot OSIRIS en kan zo onder andere zijn studievoortgang bijhouden en toets- en cursusinformatie bekijken. De Faculteit stelt de student twee keer per jaar op de hoogte van zijn studievoortgang. Informatievoorziening 4.2.8. De Faculteit voert voor haar opleidingen een eenduidig informatiebeleid volgens vooraf geformuleerde deadlines en standaardeisen m.b.t. kwaliteit (studiegids, studiewijzers, terugkoppeling resultaten). De informatievoorziening naar studenten gebeurt op facultair niveau waar het kan, en op opleidings- of individueel niveau waar het moet. Studenten worden op verschillende wijze van informatie voorzien. De basis wordt gevormd door de studiegids en het intranet (Sharepoint). Via het intranet kunnen studenten alle informatie over de studie vinden: studiegids, OER, cursushandleidingen, roosters en toetsuitslagen. Sharepoint wordt ook gebruikt voor mededelingen aan alle studenten (zoals roosterwijzigingen), om oproepen te doen en voor de communicatie tussen docenten en studenten en tussen docenten onderling.

Page 72: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 66

4.2.9. Bij de faciliteitenbalies (Onderwijsbalie) kunnen studenten terecht met vragen over de opleiding, bereikbaarheid van docenten, roosters, het reserveren van projectruimtes en dergelijke. 4.2.10. De Hogeschool geeft ondersteuning aan studenten met een functiebeperking zoals bijvoorbeeld aangepaste studieplanning, voorzieningen voor deelname aan het onderwijs, toegankelijke onderwijs-locaties, aangepaste huisvesting, het in bruikleen krijgen van noodzakelijke hulpmiddelen of het verkrijgen van (financiële) hulp voor de aanschaf daarvan. Ook zijn er regelingen voor studenten die hun studie met topsport willen combineren. Tevredenheid van studenten 4.2.11. Uit het STO 2008 blijkt dat de waardering voor de studieloopbaanbegeleiding in het onderwijs door de eerstejaars BM-studenten goed is (score 3,4 t.o.v. FEM-norm van 3,1). Over de hoofdfase zijn nog geen gegevens bekend, daar het tweede studiejaar m.i.v. 2008-2009 gaat draaien. De studenten die het auditteam heeft gesproken, gaven aan dat zij in de generieke propedeuse met alle BM-studenten in één klas ondergebracht waren en dat er één SLB’er was toegewezen, specifiek voor hen. Zij stelden de persoonlijke aandacht zeer op prijs. M.b.t. de informatievoorziening waren de studenten die het auditteam heeft gesproken, iets kritischer. Bij facet 2.4 heeft het auditteam reeds aangegeven dat er ruimte voor verbetering is op het punt van standaardisatie in de communicatie/informatie-uitwisseling (zie verder facet 2.4). Studenten geven aan dat zij op een adequate manier geïnformeerd zijn over de inrichting van het tweede jaar. Dit is onder andere gebeurd via een bijeenkomst waar o.a. drie gastsprekers een presentatie hebben gegeven, geïnformeerd zijn over de inrichting van het tweede jaar.

Oordeel: voldoende

Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Uitgangspunt is dat de student onder begeleiding van een SLB’er/traineebegeleider invulling en sturing

leert geven aan zijn persoonlijke ontwikkeling en studieloopbaan. Het POP is hierbij een bruikbaar instrument. Het studieloopbaanprogramma helpt studenten gericht te werken aan het verkrijgen van een beeld van de studie, van zichzelf en van het toekomstig werkveld. Daarnaast worden studenten in dit programma ondersteund bij het bewaken van de studievoortgang en het maken van keuzes welke van invloed zijn op de (studie-)loopbaan.

De opleiding heeft duidelijk vastgelegd hoe de studieloopbaanbegeleiding dient te verlopen en wat er van de student en de studieloopbaanbegeleider wordt verwacht. Naast de studieloopbaanbegeleider is er ook een rol inzake de begeleiding weggelegd voor de bedrijfsmentor, de vakdocent en de medestudenten.

Het auditteam is van mening dat het SLB-programma zoals dat er nu ligt, van voldoende kwaliteit is en dat de studiebegeleiding adequaat is ingericht. De opleiding heeft goed nagedacht over de manier waarop de begeleiding binnen de verschillende fasen in de opleiding BM dient te worden ingevuld in relatie tot de traineeships. In jaar één wordt de student adequaat voorbereid op de traineeships in jaar twee. Hierbij wordt uitgebreid aandacht besteed aan verschillen bij studenten op het gebied van hands on mentaliteit en praktische instelling. In de daaropvolgende jaren kan de SLB’er beschouwd worden als de schakel tussen de opleiding en het leer-/werkbedrijf.

De basis is dat studenten in principe gedurende hun studie steeds meer zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen studie- en leerproces. De omvang en de intensiteit van de studiebegeleiding wisselt dan ook per studiejaar én per individuele student. In de propedeuse zal de studieloopbaanbegeleider zich vooral richten op het mentorschap

Page 73: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 67

De interne communicatie (inclusief de informatievoorziening richting studenten) is efficiënt geregeld. Er is ruimte voor verbetering op het punt van standaardisatie in de communicatie/informatie-uitwisseling.

Met het digitale studentvolgsysteem hebben studenten en docenten altijd actuele informatie over de studievoortgang.

Eerstejaars studenten zijn tevreden over de studiebegeleiding. Over de hoofdfase zijn nog geen gegevens bekend, daar het tweede studiejaar m.i.v. 2008-2009 gaat draaien.

SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE

Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende. Het onderwerp ‘Voorzieningen’ is een onderwerp dat het auditteam tijdens de opleidingsaudit slechts

marginaal heeft getoetst, aangezien het auditteam heeft geconstateerd dat de FEM op het gebied van materiële voorzieningen en studiebegeleiding reeds veel beleid heeft vastgelegd of op dit moment ontwikkelt. Aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting, ICT-voorzieningen en studiebegeleiding zijn op facultair niveau goed geregeld. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen kijkt de FEM goed naar de onderwijsbehoeften. Het auditteam vindt het een goede zaak, dat de faculteit jaarlijks integraal bekijkt wat er nodig is aan ruimte en materiële voorzieningen.

Er zijn, naar oordeel van het auditteam, voldoende onderwijsruimten (projectruimtes, collegezalen). De inrichting is functioneel, waarbij rekening gehouden is met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges). De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, en thans ook in voldoende mate beschikbaar. De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding BM op adequate wijze te realiseren.

Het auditteam is van mening dat het SLB-programma zoals dat er nu ligt, van voldoende kwaliteit is en dat de studiebegeleiding adequaat is ingericht. De opleiding heeft goed nagedacht over de manier waarop de begeleiding binnen de verschillende fasen in de opleiding BM dient te worden ingevuld in relatie tot de traineeships.

Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een van de twee facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.

Page 74: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 68

Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?

Bevindingen Met betrekking tot heel onderwerp vijf geldt, dat dit op facultair niveau geregeld én geborgd is en dat de opleiding het beleid van de FEM volgt. In de Management Review van de opleiding is dit onderwerp dan ook niet apart beschreven. Het auditteam is van mening dat de faculteit aantoonbaar waarborgt dat de PDCA-cyclus goed doorlopen wordt. De kwaliteitsbewaking is uitstekend, integraal en continu. 5.1.1. In het studiejaar 2004-2005 is binnen de FEM een integrale Planning & Control cyclus met jaarplannen. De faculteit beschouwt kwaliteitszorg niet als een op zichzelf staand beleidsonderwerp, maar sluit zich aan bij de visie van de Hogeschool Utrecht dat de essentie van kwaliteitszorg ligt in het systematisch doorlopen van de PDCA-cyclus bij alles wat de faculteit doet. De FEM kent dan ook geen afzonderlijk kwaliteitsbeleid, geen afzonderlijke kwaliteitsdoelstellingen en geen ad hoc verbeterplannen. In plaats daarvan heeft de faculteit een naar de mening van het auditteam uitstekend mechanisme ontwikkeld, dat ervoor zorgt draagt dat er altijd gehandeld wordt vanuit duidelijke planvorming, dat de uitvoering systematisch wordt geëvalueerd en dat er op basis van de evaluatieresultaten verbeteracties worden ingezet. 5.1.2. De jaarlijkse cyclus start met het vaststellen van een Facultaire jaaragenda door het directieteam op basis van verzamelde managementinformatie (FEM Cockpit – zie 5.1.3.), trends in het beroepenveld, marktontwikkelingen, uitkomsten van (interne) audits en de strategische uitgangspunten van de Hogeschool Utrecht. De Facultaire jaaragenda vormt de basis voor de jaarplannen per organisatieonderdeel van de faculteit. die op hun beurt weer het kader zijn voor persoonlijke resultaatafspraken in managementcontracten en RGW-gesprekken. Het auditteam heeft het Jaarplan van het Instituut for Business Administration 2007-2008 ingezien. In dit plan zijn missie van zowel de faculteit als het instituut weergegeven en is de visie van het instituut beschreven. Daarna volgde een ‘review’ van de afgelopen periode (en van het afgelopen jaarplan), waarbij verschillende beleidszaken zijn geëvalueerd. Ten slotte zijn de belangrijkste doelen voor de komende periode verwoord. Op de auditdag droegen zowel docenten als studenten de missie en visie van het Instituut uit. Het auditteam was o.a. aangenaam getroffen door de kwaliteit van de onderwijsorganisatie. 5.1.3. De facultaire planning & control cyclus richt zich systematisch op vijf aandachtsgebieden, te weten onderwijsproces, onderwijskwaliteit, markt, personeel en financiën. Voor deze gebieden zijn prestatie-indicatoren met streefnormen (gebaseerd op de gemiddelde scores binnen de HU) vastgesteld, die periodiek gemeten worden. De complete set met prestatie-indicatoren wordt verzameld in de FEM Cockpit. De informatie is veelal gedetailleerd tot op het niveau van de verantwoordelijke manager en – waar het bijvoorbeeld concrete cursusinfo betreft – ook op docentniveau.

Page 75: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 69

5.1.4. De gezamenlijke stafdiensten publiceren deze Cockpit drie keer per jaar, voorzien van een Sideletter waarin zij trends, successen en risico's aangeven met betrekking tot het realiseren van de streefnormen. Er zijn versies voor de faculteit, maar ook voor de verschillende instituten, het Centre for Business & Management, de opleiding en andere organisatieonderdelen. Cockpit en Sideletter worden besproken in het directieteam, waarbij het betreffende directielid – na consultatie van betrokkenen in de organisatie – vervolgacties vaststelt. Deze vervolgacties worden geregistreerd in de volgende editie van de Sideletter. 5.1.5. Daar waar er vernieuwingen nodig zijn in operationele werkwijzen, past de faculteit een systematiek van procesmanagement toe. Het primaire proces is daartoe verdeeld in zes processen (van curriculum-ontwikkeling tot diplomering). Elk van de zes processen heeft een proceseigenaar uit het directieteam en een ondersteunende procesgroep met een brede vertegenwoordiging uit de organisatie. Samen doen zij voorstellen voor aanpassingen in de procedures die na goedkeuring in het directieteam in werking treden. 5.1.6. Het kwaliteitssysteem van de FEM kent drie hoofdelementen, te weten studententevredenheid, rendement en niveau (zie ook facet 6.1 en 6.2). De studenttevredenheid is in het kwaliteitssysteem het best ontwikkelde onderdeel. Bij de FEM krijgen studenten in elk onderwijsblok de gelegenheid om cursus- en docentenevaluaties in te vullen. In het voorjaar nemen ze deel aan het hogeschoolbrede Studenttevredenheidsonderzoek. De resultaten van dit onderzoek worden gepubliceerd via de Netpresenter en Sharepoint. De opleiding kan studenten vragen deel te nemen aan een studentenpanel, om meer te weten te komen over de achtergronden van beoordelingen. De resultaten kunnen besproken worden in de FMR en de opleidingscommissie. De trend is al enige tijd positief. De onderwijsrendementen vertonen een beeld wat de voor het hoger economisch beroepsonderwijs, maar zeker ook voor de FEM, bepaald niet gunstig is. De FEM is daarom vorig jaar een project gestart wat de rendementen per onderwijseenheid scherper in beeld brengt. De bedoeling is om deze gegevens op alle niveaus van de organisatie nadrukkelijker onderdeel van de planning en control cyclus te maken. 5.1.7. Naast het studenttevredenheidsonderzoek en de cursus- en docentevaluaties vinden periodiek een werkbelevingsonderzoek en een klanttevredenheidsonderzoek Operations plaats. 5.1.8. M.b.t. klachten is het volgende geregeld: medewerkers kunnen terecht bij de vertrouwenspersoon en de ombudsman; er is een vaste klachtenregeling voor studenten die vermeld staat in de studiegids. De examencommissie

speelt hier een belangrijke rol is. Accreditatie De faculteit neemt actief deel aan de auditsystematiek van de Hogeschool Utrecht. Zoals hierboven is aangegeven verzamelt zij uitgebreide managementinformatie in de FEM Cockpit; deze ‘meetinstrumenten’ zijn afgestemd op het NVAO-toetsingskader voor accreditatie. Het “Accreditatieprotocol van de HU”, Evinac, “Uitgangspunten Kwaliteitszorg HU” en het “HU-auditprotocol” vormen samen de beleidsdocumenten van het kwaliteitszorgsysteem van de HU. In het accreditatieprotocol van de HU staat, dat de faculteitsdirectie binnen de faculteit verantwoordelijk is voor de opzet en instandhouding van een systeem van kwaliteitszorg voor het onderwijs, de ondersteunende en de bestuurlijke processen. Dit systeem is afgeleid van de kaders die op hogeschool-niveau zijn vastgesteld. Alle instituten/opleidingen binnen een faculteit organiseren aantoonbaar kwaliteitszorg binnen de kaders die in het faculteitsmodel zijn gegeven. Een faculteit beschikt over een kwaliteitsbeleid dat deel uitmaakt van het managementcontract tussen CvB en faculteitsdirectie. Het facultaire beleid zorgt er minimaal voor dat alle aangeboden bachelor- en mastervarianten accreditatie-waardig zijn. De faculteitsdirectie bewaakt de voortgang en de kwaliteit van de accreditatiecyclus.

Page 76: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 70

De faculteit verhoudt zich toetsend ten aanzien van de gerealiseerde onderwijskwaliteit van elke opleiding. Prestaties worden vastgelegd in managementcontracten en managementrapportages tussen de instituuts- en faculteitsdirectie en tussen de faculteitsdirectie en het CvB. De faculteitsdirectie bespreekt met de instituutsdirectie regelmatig de stand van zaken van de in het managementcontract vastgelegde punten gericht op de realisatie van de accreditatiewaardigheid (in: Accreditatieprotocol bestaande bacheloropleidingen van de HU, 2005).

Oordeel: excellent Het auditteam kwalificeert dit facet als excellent en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft geconstateerd dat de FEM op facultair niveau op het gebied van interne

kwaliteitszorg reeds veel heeft geregeld. Het door de FEM gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed gedocumenteerd en de implementatie van dit systeem vindt controleerbaar plaats via vastgelegde procedures.

Met de FEM Cockpit heeft de faculteit volgens het auditteam een uitstekend instrument in handen om verschillende primaire en secundaire processen te meten en te evalueren.

In de diverse interne managementrapportages staan de (toetsbare) streefdoelen concreet aangegeven; deze streefdoelen worden vervolgens periodiek geëvalueerd.

Het auditteam is van mening dat de faculteit aantoonbaar waarborgt, dat de PDCA-cyclus goed doorlopen wordt. De kwaliteitsbewaking is uitstekend, integraal en continu. De evaluaties zijn in de planningscyclus (onderdeel van de PDCA-systematiek) van de opleiding geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter.

De opleiding maakt systematisch gebruik van evaluatieresultaten. Door te werken met een jaarplan wordt bevorderd dat er systematisch gewerkt wordt aan strategische

doelstellingen en beheersing en verbetering van de bedrijfsprocessen.

Page 77: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 71

Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare

verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?

Bevindingen

5.2.1. Indien een onderwerp van evaluatie niet voldoet aan de streefnormen, wordt dit via de FEM Cockpit onmiddellijk zichtbaar. Verbetermaatregelen kunnen derhalve op korte termijn worden ingezet. Verbeteracties worden vastgesteld binnen de eerder beschreven planning & control cyclus van de FEM. FEM-brede verbetermaatregelen worden in opdracht van het directieteam (als project) gedefinieerd, waarbij de betreffende portefeuillehouder uit de faculteitsdirectie de feitelijke opdrachtgever is. 5.2.2. Verbeteren binnen de faculteit kenmerkt zich door een beleid van ‘bundelen en richten’. Daarbij gaat het zowel om de inhoudelijke afstemming van de verbeteracties als om de werkwijze rond plannen, monitoren, bijstellen, verantwoorden en innoveren. De PDCA-cyclus van de FEM biedt hier goede mogelijkheden om op systematische wijze de implementatie van verbeteracties te volgen. De FEM heeft de Management Review overigens ook uitgewerkt via de PDCA-cyclus: elk facet (m.u.v. de facetten in hoofdstuk 1 en 2) is uitgewerkt onder de kopjes ‘uitgangspunten’, ‘uitvoering’, ‘evaluatie’ en ‘verbeteracties’.

5.2.3. De verbetermaatregelen worden geformuleerd in jaarplannen. Het uitgangspunt voor deze plannen wordt gevormd door de Facultaire Jaaragenda. Verantwoordelijkheden zijn duidelijk. Met het project Professioneel Partnership heeft de FEM het begrip procesmanagement (ook wel ‘horizontaal organiseren’) binnen de faculteit geïntroduceerd. De faculteit heeft vastgesteld welke resultaten ze wil bereiken, hoe dat gemeten gaat worden, wat ieders taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in dit kader zijn en hoe dit alles zo goed mogelijk op elkaar afgestemd kan worden. De samenwerking tussen onderwijs en Operations vormt daarbij een wezenlijk scharnierpunt. Doel van het project is het oplossen van knelpunten, zorgen voor op elkaar afgestemde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, én duidelijk maken wie kan worden aangesproken op welke resultaten. Leidend hierbij is dat besluiten die voor de FEM als geheel van belang zijn, op hogere niveaus worden genomen en dat invulling en uitvoering zoveel mogelijk aan de basis van de organisatie plaatsvinden.

5.2.4. Concrete verbetermaatregelen: in het Jaarplan van het Institute for Business Administration staan de volgende doelstellingen geformuleerd: verbetering van de uitkomsten van de studenttevredenheid met name op de punten studiebegeleiding,

internationalisering, toetsing en communicatie van kwaliteitszorg; verbetering van het rendement; verbetering van het percentage positieve studieadviezen, mede door betere doorgeleiding naar het AD-

traject; vergroting van het marktaandeel met name van de opleidingen MER, LE en AD Intercedent; vergroten van de binding met elkaar en met studenten door het werken in nieuwe teams die zijn

gekoppeld aan vijf tot zes studentgroepen; uitbreiding van een gelijkmatige personele bezetting binnen het instituut.

5.2.5. Voor het overige wordt verwezen naar de afzonderlijke facetten.

Page 78: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 72

Het auditteam constateert dat de opleiding de uitkomsten van evaluaties in jaar één voor de opleiding de basis zijn voor het inzetten van verbeteracties. Zo geven de studenten met wie het auditteam heeft gesproken aan dat er n.a.v. de uitkomsten van enquêtes een andere invulling is gegeven aan de hoorcolleges van een bepaald vak. De opleiding BM is nog volop in ontwikkeling. Het tweede studiejaar loopt m.i.v. studiejaar 2008-2009. Het auditteam heeft er op basis van de gesprekken tijdens de audit alle vertrouwen in dat de opleiding op basis van haar ervaringen en de uitkomsten van evaluaties het opleidingsprogramma cyclisch zal bijstellen.

Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: Op facultair niveau is de procedure vastgelegd volgens welke de opleiding verbetermaatregelen

systematisch uit dient te voeren en de voortgang ervan dient te volgen. De opleiding heeft via evaluaties in de propedeuse goed zicht op die aspecten binnen de opleiding die

in dat jaar verbetering behoeven. Op basis van deze evaluaties is er zowel op opleidings-, instituuts- en facultair niveau verbeterbeleid vastgesteld en gepland. Dit beschreven verbeterbeleid is deels al gerealiseerd.

Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding de PDCA-cyclus doorloopt. Deze PDCA-cyclus is nog niet helemaal sluitend, maar dit is inherent aan de ontwikkelingsfase waarin de opleiding zich bevindt. Bij het voor het eerst draaien van de jaren twee, drie en vier is het van belang dat de opleiding ervaringen van studenten en andere betrokken structureel verzamelt en dat zij op basis hiervan het opleidingsprogramma – indien noodzakelijk – aanpast en vernieuwt.

Het auditteam heeft er alle vertrouwen in dat de inspanningen van de opleiding BM zullen leiden tot een doortimmerd systeem van interne kwaliteitszorg. De bouwstenen hiervoor zijn op facultair en instituutsniveau reeds aanwezig.

Page 79: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 73

Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld

actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?

Bevindingen

5.3.1. Studenten worden bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding betrokken een aantal manieren. Na elk onderwijsblok krijgen zij de gelegenheid om cursus- en docentenevaluaties in te vullen. In het voorjaar nemen zij deel aan het hogeschoolbrede Studenttevredenheidsonderzoek (STO). De studentenvereniging MUST is betrokken bij de uitvoering van het STO bij de Hogeschool en de faculteit. De resultaten van dit onderzoek worden gepubliceerd via de Netpresenter en Sharepoint. De opleiding kan daarnaast studenten vragen deel te nemen aan studentenpanels om meer te weten te komen over de achtergronden van beoordelingen. De studenten die het auditteam heeft gesproken, gaven aan dat zij bij bepaalde vakken naast het invullen van een enquête ook een gesprek hebben gehad met de docent – bijvoorbeeld in de laatste les – waarbij hen naar hun ervaringen is gevraagd en naar hun suggesties om het vak te verbeteren. 5.3.2. Aan docenten wordt daarnaast regelmatig informeel en formeel gevraagd om informatie en advies. Zij zijn direct betrokken in de jaarcyclus van het interne kwaliteitszorgsysteem, ook via het tweejaarlijks HU-brede werkbelevingsonderzoek. Betrokkenheid van medewerkers en studenten is verder geregeld door het operationeel zijn van de volgende organen: opleidingscommissies (OC’s); facultaire medezeggenschapsraad (FMR); centrale medezeggenschapsraad (CMR).

5.3.3. Via de HBO-monitor worden enige data verzameld onder alumni. Verder vond er in juli 2005 en op 18 januari 2007 een Alumnicongres plaats. De opleiding BM kent nog geen afgestudeerden. Beleid van de FEM is dat alumni onder andere worden aangesteld als bedrijfsmentor voor het begeleiden van stages en afstudeeropdrachten en dat zij worden betrokken bij Raden van Advies. Daarnaast kunnen alumni optreden als gastdocenten. De actieve betrokkenheid van alumni kan verder worden aangescherpt.De verantwoordelijkheid voor het alumnibeleid ligt voor een groot deel op faculteits- en instituutsniveau. 5.3.4. De opleiding bevraagt het beroepenveld via de Raad van Advies en de lectoraten van de faculteit (zie ook facet 1.1. en 2.1.). Zo zijn het inhoudelijke en onderwijskundige kader alsmede het competentieprofiel bij hen getoetst. Bij de opleiding BM zal veel feedback uit het werkveld komen via de traineeships. Het is zaak dat deze permanente stroom van informatie op een goede manier wordt opgevangen en wordt geanalyseerd. Het auditteam heeft op basis van de gesprekken tijdens de audit vastgesteld dat het voor de opleiding nog niet helder is wie deze stroom van informatie gaat beheren. Dit werd ten tijde van de audit nog onderzocht. Bedrijven komen achtereenvolgens in contact met het Praktijkbureau, de accountmanager en de SLB’er. Wie gaat een actieve rol vervullen in de betrokkenheid van het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Het auditteam wil de opleiding meegeven om hier duidelijkheid in te verschaffen.

Page 80: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 74

5.3.5. Daarnaast vindt bij de FEM systematisch onderzoek plaats naar context en content van de afstudeeropdrachten middels het project PIAF (Periodieke Inventarisatie Afstudeeropdrachten bij de FEM). Jaarlijks studeren er op de FEM ruim zeshonderd bachelorstudenten af, waarvan ongeveer 100 in het buitenland. Een jaarlijkse, goed gestructureerde inventarisatie van die opdrachten kan informatie opleveren over vragen als: hoeveel studenten van een bepaalde opleiding doen waar en in welk type bedrijf of organisatie hun

afstudeerwerk? wat is het karakter van het werk (vooral onderzoek, of vooral implementatie; is er sprake van innovatie

etc.) en wat zijn de onderwerpen? 5.3.6. Uitkomsten van student- en docentevaluaties worden reeds op een adequate manier gecommuniceerd. Het is van belang dat de opleiding na elke evaluatie(ronde) of na een vaste periode ook structurele terugkoppeling geeft naar het afnemend beroepenveld en – indien van toepassing – naar alumni. Tevredenheid van studenten 5.3.7. Uit het STO 2008 blijkt dat de waardering voor de betrokkenheid van studenten bij de opleiding door BM-studenten lager scoort dan door FEM-studenten gemiddeld. Dit zal in de studentenpanels worden besproken.

Eerstejaars

BM BA FEM

n 16 243 603

Betrokkenheid 2,5 3,0 2,9

Er vinden voldoende onderwijsevaluaties onder studenten plaats 2,8 3,3 3,3

Ik word voldoende geïnformeerd over de uitkomsten van onderwijsevaluaties

2,4 2,9 2,8

De opleiding reageert adequaat op klachten en problemen 2,5 2,8 2,7

Vanaf het studiejaar 2008-2009 zal de opleiding meer aandacht besteden aan het klassenvertegenwoordigersoverleg, o.a. om ingezette verbeteringen te communiceren richtingen studenten.

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam is van mening, dat de FEM in haar beleid duidelijk heeft aangegeven met welke

verschillende groepen er overlegd moet worden over de interne kwaliteitszorg. Studenten en docenten worden reeds betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Voor een

deel heeft ook reeds het afnemend beroepenveld hier een rol in gespeeld. De uitvoering van het beleid vindt nog niet volledig plaats, maar het auditteam heeft er alle vertrouwen in dat naast studenten en medewerkers alumni en het afnemend beroepenveld actief systematisch en planmatig zullen worden betrokken bij de interne kwaliteitszorg.

Co-makership houdt in dat de leer-/werkbedrijven ook een actieve rol dienen te spelen bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Juist vanuit de bedrijven waar studenten als trainee werken kan bruikbare feedback komen. Het is van belang dat deze feedback als input wordt gebruikt bij het cyclisch bijstellen van de opleiding. De opleiding dient helder te krijgen wie in de opleiding de stroom van informatie vanuit het werkveld gaat beheren.

De communicatie over de evaluatieresultaten en met name over de verbeteracties kan steviger neergezet worden.

Page 81: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 75

SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE

Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende. Het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ is een onderwerp dat het auditteam tijdens de opleidingsaudit

slechts marginaal heeft getoetst, aangezien dit onderwerp voor het grootste gedeelte op facultair niveau geregeld én geborgd is.

De interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt. De faculteit heeft een naar de mening van het auditteam uitstekend mechanisme ontwikkeld, dat ervoor zorgt draagt dat er altijd gehandeld wordt vanuit duidelijke planvorming, dat de uitvoering systematisch wordt geëvalueerd en dat er op basis van de evaluatieresultaten verbeteracties worden ingezet. De FEM-cockpit is in dit kader een belangrijk instrument.

Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding de PDCA-cyclus doorloopt. Deze PDCA-cyclus is nog niet helemaal sluitend, maar dit is inherent aan de ontwikkelingsfase waarin de opleiding zich bevindt. Het auditteam heeft er alle vertrouwen in dat de inspanningen van de opleiding BM zullen leiden tot een doortimmerd systeem van interne kwaliteitszorg. De bouwstenen hiervoor zijn op facultair en instituutsniveau reeds aanwezig.

De opleiding betrekt studenten en docenten op informele en formele wijze bij de interne kwaliteitszorg en zal ervoor zorgdragen dat alumni en het afnemend beroepenveld in de toekomst in voldoende mate betrokken worden bij de organisatie en de inhoud van de opleiding.

Juist vanuit de bedrijven waar studenten als trainee werken kan bruikbare feedback komen. Het is van belang dat deze feedback als input wordt gebruikt bij het cyclisch bijstellen van de opleiding. De opleiding dient helder te krijgen wie in de opleiding de stroom van informatie vanuit het werkveld gaat beheren.

Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een van de facetten van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg’ als excellent, één als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.

Page 82: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 76

Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement. Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in

overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?

Bevindingen 6.1.1 Er zijn nog afgestudeerden bij de opleiding BM. M.i.v. studiejaar 2008-2009 heeft de opleiding eerste- en tweedejaarsstudenten. Het auditteam heeft er vertrouwen in dat de opleiding gekwalificeerde professionals af zal leveren die in een MKB georiënteerde beroepsomgeving een startfunctie kunnen bekleden op HBO-niveau. Dit vertrouwen is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: consequente niveaubewaking; adequate afstudeerbegeleiding; gebruikmaking van een bij andere opleidingen reeds beproefde afstudeerprocedure; voorgenomen betrokkenheid van het afnemend beroepenveld.

6.1.2. Consequente niveaubewaking Binnen de opleiding BM geldt net als binnen de andere opleidingen bij het Institute for Business Management een groeiend niveau van taakuitvoering. Dit betekent dat de complexiteit toeneemt, het niveau hoger wordt en de mate van zelfsturing toeneemt (zie ook facet 2.3). Wordt in de propedeuse nog gewerkt onder begeleiding, in het tweede jaar leert men om van samenwerken te groeien naar zelfstandig werken. Dit zal bij de uitvoering van de werkzaamheden duidelijk zichtbaar moeten zijn. Als belangrijke niveau-indicatoren zal gebruik worden gemaakt van de niveau-indeling naar Dublin Descriptoren. Deze zijn verwerkt in de competentiekaart. Het werken met de competentiekaarten is een goede waarborg om ervoor te zorgen dat studenten aan het einde van de studie de benodigde competenties hebben behaald. De competentiekaart maakt gedurende de studie immers inzichtelijk welke competenties de student reeds op welk niveau heeft behaald. Vorderingen van de student op weg naar het HBO-niveau zijn te volgen. 6.1.3. Adequate afstudeerbegeleiding In het vierde studiejaar is er feitelijk geen sprake meer van een studieloopbaanprogramma, maar wordt de student geacht zijn afstudeertraject te kunnen afronden. Voor de begeleiding van het afstuderen volgt de opleiding BM de ervaringen van de andere opleidingen binnen het instituut BA. Daar is de laatste jaren de begeleiding sterk geïntensiveerd. Er zijn veel meer begeleidingsuren, de vrijblijvendheid is weggenomen, studenten worden veel meer gemonitord op hun voortgang en de afstudeervoorwaarden zijn verhoogd: studenten mogen pas aan een thema beginnen als ze een minimaal percentage ECTS hebben gehaald en ze mogen niet aan het afstuderen beginnen als niet een structureel deel van de thema’s is doorlopen. Deze uitgangspunten zullen ook op afstudeerders van BM van toepassing zijn. 6.1.4. Gebruikmaking van een bij andere opleidingen reeds beproefde afstudeerprocedure De opleiding BM zal m.b.t. de finale examinering gebruik maken van een afstudeerprocedure die reeds door de andere opleidingen in het Institute for Business Administation worden gebruikt. Het auditteam heeft kennis genomen van deze procedure die wij hieronder stapsgewijs zullen beschrijven. De voorzitter en secretaris van het auditteam hebben de werking van deze procedure reeds kunnen beoordelen bij onder andere de opleidingen Management, Economie en Recht en Logistiek en Economie en vastgesteld dat deze

Page 83: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 77

afstudeerprocedure, o.a. door haar fasering, een adequaat mechanisme is om ervoor te zorgen dat de afstudeerwerkstukken van voldoende diepgang en complexiteit zijn. Hieronder beschrijven wij stapsgewijs de procedure inzake de finale examinering: De student dient zijn voorstel aan de hand van een vast format bij de afstudeercommissie in. Deze toetst

het voorstel aan de hand van de volgende criteria: - voldoet de organisatie aan het criterium van 30 FTE’s? Is zij m.a.w. voldoende bedrijfskundig

interessant om de student een waardige afstudeerplaats te bieden? - Is in het voorstel een duidelijke probleemsituatie geschetst en is dit probleem voldoende complex

om op HBO-niveau af te studeren? - Is de opdracht niet te monodisciplinair? - Is bij de te verwachten eindresultaten voldoende zichtbaar dat het advies op minimaal drie duidelijk

zichtbare bedrijfskundige pijlers gaat rusten? - Kent de opdracht een niet te hoog implementatiegehalte? - Is er voldoende interne begeleiding op niveau aanwezig binnen de organisatie?

Is een voorstel eenmaal goedgekeurd, dan zal de commissie hieraan een eerste en tweede examinator koppelen. De eerste examinator is in principe een vakinhoudelijke docent.

Vier tot zes weken na de start van het afstudeertraject dient de student een definitief plan van aanpak in. Dit plan van aanpak dient door de eerste en tweede examinator en de bedrijfsbegeleider te worden

goedgekeurd. Dit gebeurt aan de hand van duidelijk geformuleerde criteria zoals actualisatie probleemsituatie, concretiseren hoofdvraag in deelvragen, te hanteren methode(s), basisliteratuur, theoriedomein, voorlopige inhoudsopgave en tijdpad.

Aan het eind van de afstudeerperiode presenteert en verdedigt de student zijn afstudeerrapport tijdens een afsluitende zitting. Voordat deze zitting ook daadwerkelijk plaats kan vinden, moet de student een positief advies hiertoe verkrijgen van de eerste en tweede examinator. Zij komen aan dit oordeel aan de hand van het beoordelingskader Afstudeerrapport.

Op de uiteindelijke zitting moet de student zijn rapport presenteren en verdedigen ten overstaan van een commissie bestaand uit de bedrijfsbegeleider en de twee interne examinatoren. De opleiding streeft ernaar om in de nabije toekomst een externe gecommitteerde aan de afstudeercommissie toe te voegen.

De beoordeling van het afstudeerrapport gaat aan de hand van het beoordelingskader. Hierbij worden een aantal zaken overwogen en getoetst, zoals het oordeel over het rapport zelf, de waarde en aanpak van het mondelinge gedeelte, de relevantie voor het bedrijf, de ontwikkeling van de student gedurende het traject en de inzet en het professioneel gedrag van de student tijdens het traject. De eindbeoordeling komt tot stand in samenspel tussen de bedrijfsbegeleider en de begeleidende docent (eindverantwoordelijk voor de beoordeling).

Mocht de student uiteindelijk geen voldoende weten te scoren, dan zullen er na de zitting zo snel mogelijk verbeterafspraken worden gemaakt en zal er in de volgende afstudeerperiode een nieuwe zitting worden gehouden.

6.1.5. Voorgenomen betrokkenheid van het afnemend beroepenveld Zoals hierboven is gesteld, zal de eindbeoordeling tot stand komen in samenspel tussen de bedrijfsbegeleider en de begeleidende docent (eindverantwoordelijk voor de beoordeling). Het oordeel van de bedrijfsbegeleider moet voldoende zijn, d.w.z. het nut van het afstudeerrapport voor het bedrijf zal aangetoond moeten worden, alvorens de student zijn rapport mag verdedigen. Het advies zal in potentie iets teweeg moeten brengen in een bedrijf. Het is van belang dat de opleiding in een vroeg stadium reeds het gesprek met de bedrijfsbegeleider aangaat inzake de eindbeoordeling, zodat voor de bedrijfsbegeleider helder is welke rol hij hierin speelt, wat de zwaarte van deze rol is en welke criteria hij mee moet nemen in de beoordeling.

Page 84: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 78

Samenvattend is het auditteam van mening dat het ontwikkelde afstudeerprogramma degelijk in elkaar zit en dat het de studenten de gelegenheid zal bieden om te laten zien dat zij de vereiste eindcompetenties hebben bereikt. Ter overweging wil het auditteam de opleiding nog een aantal aandachtspunten meegeven. De opleiding BM is een praktische opleiding die zich richt op studenten die van aanpakken houden en een hands on mentaliteit hebben. Een praktische opleiding kan het gevaar lopen dat het wetenschappelijk element ondergesneeuwd raakt. Het auditteam heeft vastgesteld dat in het generieke propedeuseprogramma reeds aandacht is voor het vertalen van wetenschappelijke ontwikkelingen naar de praktijk. Gesteld wordt dat de leerlijn Leren Onderzoek Doen (LOD) m.i.v. studiejaar 2008-2009 in het hele curriculum van de FEM-opleidingen wordt doorgetrokken. De opleiding BM neemt een aparte plaats in binnen deze FEM-opleidingen. Het team wil de opleiding op het hart drukken om ook binnen de opleiding BM toegepast onderzoek een structureel onderdeel te maken van het opleidingsprogramma in alle leerjaren. Het lectoraat kan wellicht met accenten komen die passend zijn bij het didactisch concept van de opleiding BM. Een mogelijkheid om het wetenschappelijk element in de opleiding te versterken, zou kunnen zijn om in te voeren dat iedere student in het 3de en/of 4de jaar bij de op te leveren beroepsproducten één of meer passende artikelen moeten vinden die door de vakdocent als uitdagend en grensverleggend worden gekwalificeerd. Het auditteam is van mening dat de opleiding veeleisend op dit punt mag zijn. Studenten hebben recht op de extra bachelor experience die zij in de praktijk bijna nooit meer zullen tegenkomen. Indien de opleiding de ‘H’ en de ‘B’ van HBO goed weet te combineren, kan de opleiding wellicht ook op dit punt een voortrekkersrol spelen binnen de FEM.

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleidingen als voldoende. Het auditteam heeft er vertrouwen in dat de opleiding gekwalificeerde professionals af zal leveren die in

een MKB georiënteerde beroepsomgeving een startfunctie kunnen bekleden op HBO-niveau. Dit vertrouwen is gebaseerd op het feit dat de opleiding aan consequente niveaubewaking zal doen, dat zij de afstudeerbegeleiding adequaat heeft ingericht, dat zij gebruik maakt van een bij andere opleidingen binnen het Institute for Business Administration reeds beproefde afstudeerprocedure en dat zij het afnemend werkveld een rol geeft in de eindbeoordeling.

De uitdaging voor de komende jaren zal zijn om de wetenschappelijke oriëntatie in de opleiding te borgen.

Page 85: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 79

Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in

vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?

Bevindingen 6.2.1. De opleiding BM hanteert de facultaire streefcijfers voor het evalueren van het gemiddelde onderwijsrendement. De faculteit heeft in het Bilateraal Management Overleg met het CvB (voorjaar 2005) de volgende streefwaarden afgesproken: Studiepuntenrendement: 65% Afstudeerrendement 0-5 jaar: 40% Afstudeerrendement 0-10 jaar: 60%.

Deze afstudeerrendementen zijn naar de mening van het auditteam niet voldoende ambitieus. Voor het cursusrendement, slagingspercentage voor een cursus als geheel, zijn nog geen streefwaarden vastgesteld, maar deze vormen wel een aangrijpingspunt om op korte termijn knelpunten in het curriculum aan te pakken en zo het onderwijsrendement te verbeteren. 6.2.2. Voor de opleiding BM geldt dat er nog geen afstudeer-, cursus- en studiepuntrendementen beschikbaar zijn. In februari 2008 zijn voorlopige studieadviezen uitgereikt. Duidelijk werd dat deze groep studenten moeite heeft met bedrijfseconomie, spelling en rekenen. Inmiddels is de groep voorzien van extra oefenstof en herhaling van theorie (zie ook facet 2.4). 6.2.3. De bij 6.2.1. genoemde streefwaarden zijn opgenomen in de FEM Cockpit. Wanneer de streefwaarden niet zijn gerealiseerd, onderneemt de FEM actie. In facet 5.1.6. is reeds aangegeven dat de onderwijsrendementen van het hoger economisch beroepsonderwijs een beeld vertonen dat bepaald niet gunstig is. De FEM heeft op deze ontwikkeling gereageerd door een verzwaring van de propedeuse in te voeren. Om studenten meer te prikkelen tot studieprestaties én om te bewerkstelligen dat zij in klassenverband aan de hoofdfase kunnen beginnen, is bijvoorbeeld de grens voor het negatief bindend studieadvies met ingang van studiejaar 2005-2006 verhoogd van 42 naar 48 studiepunten. Het auditteam is van mening dat de faculteit haar keuze goed gemotiveerd heeft. De FEM wil de rendementsproblemen aanpakken door het ambitieniveau van studenten te verhogen. Het vergroten van de intrinsieke motivatie van studenten is een interessante mogelijke manier om uitval te verminderen en lijkt vooralsnog te gaan resulteren in het gewenste resultaat. 6.2.4. De FEM is daarnaast vorig jaar een project gestart wat de rendementen per onderwijseenheid scherper in beeld brengt. Het project Onderwijsrendement richt zich op het monitoren en communiceren van de termijn waarbinnen toetsresultaten bekend zijn voor studenten, de slagingspercentages per toets, de cursusrendementen en de cohortrendementen. De bedoeling is om deze gegevens op alle niveaus van de organisatie nadrukkelijker onderdeel van de planning & control cyclus te maken. De rendementscijfers zullen in samenhang met de cursus- en docentenevaluaties periodiek besproken worden in het betreffende opleidingsteam.

Page 86: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 80

6.2.5. De afgelopen twee jaar zijn om een extra impuls te geven aan de rendementsverbetering verscheidene maatregelen genomen door de FEM resp. het instituut. Allereerst is de voorlichting aan de poort verbeterd. De informatievoorziening naar studenten is

verbeterd, zodat studenten beter geïnformeerd zijn over wat ze te wachten staat en wat hun programma inhoudt. Het is de bedoeling dat studenten dan al vóór de aanvang van de studie een juiste selectie maken.

Tussentijdse oriëntatie: mocht de student toch niet op de ‘juiste plek’ terecht komen, dan heeft hij tijdens de propedeuse nog de mogelijkheid om zich goed te oriënteren op het volledige aanbod van economische studies binnen de FEM en om – indien gewenst – over te stappen. Het eerste semester van de propedeusefase is een generiek semester voor alle opleidingen binnen de FEM. Na dit eerste semester hebben studenten een eerste keuzemoment waarbij ze over kunnen stappen naar een andere opleiding binnen de gehele FEM zonder studievertraging. Vervolgens stromen ‘geschikte’ studenten door naar het tweede semester van de studie, waarin de opleiding per instituut geclusterd zijn. Na dit tweede semester kan de student zonder tijdverlies nog overstappen naar een andere opleiding binnen het instituut (vooralsnog naar de opleidingen MER, LE en IBMS).

Bij de FEM zijn er vele studenten die meer dan 5 jaar zijn ingeschreven en die zich niet ‘actief’ bezighouden met afstuderen. Deze langstudeerders worden actief benaderd en begeleid om het einddiploma te behalen. In project Over de Eindstreep (ODE) worden langstudeerders benaderd. Met hen worden individuele afspraken gemaakt om een concreet afstudeertraject op te stellen (extra onderwijs/workshop, vervangende opdrachten en extra ondersteuning).

Daarnaast onderscheidt de FEM ‘bezemstudenten’. Dit zijn studenten die in principe wel actief aan het studeren zijn en die meestal korter dan vijf jaar ingeschreven zijn. Het bezemprogramma is na de reguliere cursussen opgenomen.

Bovenstaande activiteiten acht het auditteam vertrouwenwekkend om het rendement te verhogen.

Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Met betrekking tot het facet ‘onderwijsrendementen’ heeft het auditteam geconstateerd dat het

formuleren van kengetallen en streefcijfers voor alle opleidingen op facultair niveau heeft plaatsgevonden.

Het auditteam is van mening dat de faculteit haar keuze om een verzwaring van de propedeuse in te voeren, goed gemotiveerd heeft. Het vergroten van de intrinsieke motivatie van studenten is een interessante mogelijke manier om uitval te verminderen en lijkt vooralsnog te gaan resulteren in het gewenste resultaat.

Voor de opleiding BM geldt dat er nog geen afstudeer-, cursus- en studiepuntrendementen beschikbaar zijn.

Op facultair niveau is vastgelegd en geborgd dat de opleiding analyses uit zal voeren, gericht op het identificeren van (mogelijke) oorzaken van rendementswijzigingen.

Op facultair niveau zijn er diverse activiteiten gestart (het bieden van overstapmogelijkheden gedurende het gehele leertraject, studiebegeleiding en het bieden van deficiëntiecursussen/bijlessen) die het onderwijsrendement moeten verhogen. Het auditteam is van mening dat de genomen maatregelen heel goed kunnen leiden tot een verhoging van het opleidingsrendement.

Page 87: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 81

SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE

Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende. Het auditteam heeft er vertrouwen in dat de opleiding gekwalificeerde professionals af zal leveren die in

een MKB georiënteerde beroepsomgeving een startfunctie kunnen bekleden op HBO-niveau. Met betrekking tot het facet ‘onderwijsrendement’ heeft het auditteam geconstateerd dat het

formuleren van kengetallen en streefcijfers voor alle opleidingen op facultair niveau heeft plaatsgevonden.

Het auditteam is van mening dat de faculteit haar keuze om een verzwaring van de propedeuse in te voeren goed heeft gemotiveerd. Het vergroten van de intrinsieke motivatie van studenten is een interessante mogelijke manier om de uitval te verminderen en lijkt vooralsnog te gaan resulteren in het gewenste resultaat. De afstudeerrendementen die de faculteit met het CvB heeft afgesproken, zijn volgens het auditteam niet ambitieus.

Page 88: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 82

Page 89: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 83

3. SAMENVATTEND OORDEEL 3.1. Oordeelschema HBO bachelor opleiding Business Management

HBO BACHELOR OPLEIDING Business Management Voltijd

Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V

1.1. Domeinspecifieke Eisen V

1.2. Niveau Bachelor V

1.3. Oriëntatie HBO V

2. Programma V

2.1. Eisen HBO V

2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma V

2.3. Samenhang Programma V

2.4. Studielast V

2.5. Instroom V

2.6. Duur V

2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud V

2.8. Beoordeling en Toetsing V

3. Inzet van Personeel V4

3.1. Eisen HBO G

3.2. Kwantiteit Personeel G

3.3. Kwaliteit Personeel V

4. Voorzieningen V5

4.1. Materiële Voorzieningen G

4.2. Studiebegeleiding V

5. Interne Kwaliteitszorg V6

5.1. Evaluatie Resultaten E

5.2. Maatregelen tot Verbetering G

5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld V

6. Resultaten V

6.1. Gerealiseerd Niveau V

6.2. Onderwijsrendement V

Samenvattend oordeel V

4 Extra aantekeningen: goed 5 Extra aantekening: goed 6 Extra aantekening: goed

Page 90: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 84

3.2. Integraal oordeel/ advies aan NVAO 3.2.1. Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door Hogeschool Utrecht, in casu het Institute for Business Administration verzorgde voltijd HBO Bachelor Opleiding Business Management in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van onderwerp ‘Personeel’ als goed en één als voldoende, één facet van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed en één als voldoende en één facet van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg’ als excellent, één als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor deze onderwerpen. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.

Page 91: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 85

BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren W.L.M (Wienke) Blomen De heer Blomen is sinds 1976 actief in het hoger (beroep) onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 in diverse functies bij de HBO-Raad, waaronder die van hoofd van een van de adviesgroepen en plv. secretaris-directeur, en sinds 1992 als senior-adviseur en later directeur en mede-eigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector kunst en cultuur. Ir. G.F.W.C. Visser-van Erp In haar vorige betrekkingen is mevrouw Visser-Van Erp werkzaam geweest als docent aan de Nieuwe Lerarenopleiding en als beleidsmedewerker bij de Katholieke Besturenbond voor het Beroepsonderwijs. Momenteel is zij secretaris onderwijs bij MKB-Nederland, de werkgeversorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf. In haar portefeuille zit de belangenbehartiging voor het MKB op het gebied van het hoger en middelbaar beroepsonderwijs. Vanuit dien hoofde is zij o.a. betrokken bij nieuwe ontwikkelingen en wetgeving op het terrein van het hoger en middelbaar beroepsonderwijs, is zij initiatiefnemer van het voucherexperiment HBO en MKB en van het experiment MKB regioregisseurs in het HBO en mede-initiatiefnemer van de duale leer-werkroute in het HBO en de Associate Degree in het HBO. Ook is zij secretaris van de commissies van MKB-branches waarin de beleidsstandpunten op het terrein van het onderwijs worden bepaald. Drs. H.W. (Hielke) Wierda De heer Wierda is meer dan 40 jaar werkzaam zowel binnen het (hoger) onderwijs als het bedrijfsleven. Zo is hij vanaf 1982 tot 1998 als directeur van de opleiding Commerciële Economie werkzaam geweest binnen de Haarlem Business School. Naast zijn directeurschap heeft hij actief geparticipeerd in ontwikkelingstrajecten van de opleidingen binnen het domein Business Administration, waaronder Small Business, International Business, European Business Management en Media Entertainment Management. Zijn ervaringen in het nationale en internationale bedrijfsleven omvatten inmiddels 45 jaar. Gestart in 1960 als onderzoeksassistent bij het toenmalig Economisch Instituut Textiel Industrie is hij werkzaam geweest als bestuurslid bij meerdere bedrijven. Inmiddels is hij als een van de initiatiefnemers betrokken bij de oprichting van een nieuw opleidingsinstituut voor economische opleidingen. S. (Sarah) van Leijden Mevrouw Van Leijden was ten tijde van de audit vierdejaars student aan de opleiding Small Business & Retail Management bij de Hogeschool INHOLLAND te Haarlem. In 2007 liep zij vijf maanden stage als salesmanager bij radiostation Dolfijn FM in Curaçao. Binnen de opleiding is zij actief geweest als klassen-vertegenwoordiger en lid van de Opleidingscommissie. Naast haar studie is zij o.a. werkzaam (geweest) als administratief medewerkster bij de Rabobank en medewerkster Xtenzo in de functie direct sales. D.P.M. (Daniëlle) de Koning, MSc Mevrouw De Koning heeft haar propedeuse behaald in de Franse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden, vervolgens heeft zij ervoor gekozen om over te stappen naar de studie Commerciële Economie (richting Internationaal Management) aan de Haarlem Business School. Tijdens deze studie heeft Daniëlle tien maanden in Frankrijk gewoond, waar zij stage heeft gelopen en gestudeerd heeft aan de ESSCA (Ecole Supérieure des Sciences Commerciales d’Angers). In 2003 studeerde zij af en is zij de studie Cultuur, Organisatie en Management gaan volgen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, welke zij in 2006 heeft afgerond. Haar werkterreinen binnen Hobéon zijn organisatieadvies, marktonderzoek en certificering.

Page 92: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 86

Page 93: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 87

Page 94: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 88

Page 95: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 89

Page 96: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 90

Page 97: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 91

BIJLAGE II: Programma Visitatie

Programma Accreditatie - Audit Business Management – 2 juli 2008, Faculteit Economie & Management – Hogeschool Utrecht

Tijd/ruimte Onderdeel

Onderwerpen Auditors

08.15 – 08.30

2.76

Ontvangst Commissieleden door Wolfram Swets • Wienke Blom (Voorzitter) • Daniëlle de Koning (Secretaris) • Gertrud Visser-van Erp (Werkvelddeskundige) • Hielke Wierda (Vakdeskundige) • Student

08.30 – 09.00

2.76

Voorbespreking Auditteam

09.00 – 09.15

2.76

Management • Kennismaking • Definitieve vaststelling programma

Auditteam

09.15 – 10.00

2.76

Management • Jan Bogerd (Faculteitsdirecteur) • Jaap van Voorst (Instituutsdirecteur) • Albert Jansen Schoonhoven (Manager

onderwijsontwikkeling) • Marjoke de Boer (Projectleider) • Herman van Tongerloo (Teamleider)

• Strategisch beleid, visie, missie • Marktpositie / instroom / toelating • Internationalisering • Innovatie • Kwaliteitszorg • Relatie beroepenveld • Personeel / scholing • Resultaten / onderwijsrendement • Alumnibeleid

Auditteam

10.00 – 10.15

2.76

Interne terugkoppeling, verificatie Auditteam

10.15 - 11.30

2.76

Coördinatie / onderwijsontwikkeling

Curriculum binnen- en buitenschools • Marjoke de Boer (Projectleider) • Tessa Jansen (Docent /

Studieloopbaanbegeleider) • Iris Hollaender (Docent / Ontwikkelaar Innovatie

Management) • Joost Seijsener (Docent / Ontwikkelaar HRM) • Onno-Hans Noteboom (Docent /

Accountmanager) • Gerard van Leeuwen Docent / Examencommissie) • Karin van Grafhorst (Coördinator Propedeuse)

• Relatie beroepenveld • Onderwijsontwikkeling • Instroom / propedeuse • Aansluiting instroom en programma • Vrijstellingen • Samenhang programma • Toetsen en beoordelen • Bezwaren en beroep • Eindkwalificaties • Internationalisering • Scholing • Studiebegeleiding (ook stage- en

afstudeerbegeleiding)

Auditteam

Tijd/ruimte Onderdeel

Onderwerpen Auditors

11.30 – 12.15

2.82

Verificatie documenten

Interne terugkoppeling. Verificatie van o.a.

werkstukken en verslagen van studenten en

de studiehandleidingen

Auditteam

Page 98: Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding

©Hobéon® Certificering Adviestrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Business Management, Hogeschool Utrecht 92

12.15 – 13.00

2.76

Lunch Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Auditteam

13.00 - 14.00*

2.80

Studenten • Jennifer van Ginkel • Remco Heesakkers • Florence Smits • Sarah van Leyden

• Studiebegeleiding (incl. op de werkplek) • Toetsen en beoordelen • Studeerbaarheid, studielast • Materiële voorzieningen • Praktijkcomponent • Informatievoorziening

Auditteam 1

- Hielke Wierda

- Student

- Daniëlle de Koning

13.00 – 14.00*

2.76

Werkveldvertegenwoordiging • Debbie van der Hoorn ( Adviseur Regionale

Economie KvK) • Thijs Murk (Resource Manager Strict Academy b.v.) • Bert de Laat (Projectleider / Consultant Navigator)

• Afstemming opleiding - beroepspraktijk

Auditteam 2

- Wienke Blomen

- Gertrud Visser-van

Erp

14.00 – 14.15

2.76

Beraad auditcommissie Interne terugkoppeling, verificatie en

bepaling ‘pending issues’ / verdieping en / of

additionele onderwerpen

Auditteam

14.15 –

14.45*

2.76

Nader te bepalen gesprekspartners

(iedereen beschikbaar)

Pending issues Auditteam 1

14.15 –

14.45*

2.82

Verificatie documenten Nader te bepalen, n.a.v. documentanalyse en

gesprekken

Auditteam 2

14.45 – 15.30

2.76

Intern overleg en bepaling voorlopige

beoordeling

Auditteam

15.30 – 16.00

2.76

Terugkoppeling voorlopige beoordeling • Alle gesprekspartners en genodigden

Auditteam

* parallelsessies