ADRZ - Vlissingen-noord juni TL 2012ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 7 - 11 juni 2012...

46
ADRZ Vlissingen-Noord Bestemmingsplan ADRZ 11 juni 2012 Voorontwerp 9X0687.C0

Transcript of ADRZ - Vlissingen-noord juni TL 2012ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 7 - 11 juni 2012...

  • ADRZ Vlissingen-NoordBestemmingsplan

    ADRZ

    11 juni 2012 Voorontwerp 9X0687.C0

  •  

  • ADRZ - Vlissingen-noord voorontwerp

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 2 - voorontwerp

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 3 - 11 juni 2012

    Inhoudsopgave

    Toelichting 5

    Hoofdstuk 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding en doel 7 1.2 Plangebied en omgeving 7 1.3 Vigerend planologisch regime 8 1.4 Opzet plantoelichting 8

    Hoofdstuk 2 Het plan 9 2.1 Beoogde ontwikkeling 9 2.1.1 Huidige situatie van het plangebied 9 2.1.2 Nut en noodzaak 10 2.1.3 Bouwscenaríos 11 2.1.4 Locatiekeuze 13 2.1.5 Programma van eisen 14 2.1.6 Stedenbouwkundige opzet 14 2.2 Toetsing aan beleidskader 17 2.2.1 Nationaal ruimtelijk beleid 17 2.2.2 Provinciaal ruimtelijk beleid 17 2.2.3 Samenwerkingsvisie 2010-2020 Middelburg - Vlissingen 19 2.2.4 Gemeentelijk beleid 20

    Hoofdstuk 3 Milieuonderzoek 23 3.1 Inleiding 23 3.2 Milieueffectrapportage 23 3.3 Water 23 3.4 Bodem 24 3.5 Archeologie 25 3.6 Cultuurhistorie & Landschap 25 3.7 Relatie met omliggende bedrijfsfuncties en onderlinge hinder 26 3.8 Verkeer en vervoer 27 3.9 Geluid 31 3.10 Externe Veiligheid 34 3.11 Luchtkwaliteit 36 3.12 Natuur en ecologie 37 3.13 Kabels en leidingen 38 3.14 Explosieven 38

    Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving 39 4.1 Inleiding 39 4.2 Wettelijke eisen 39 4.3 Opzet van bestemmingsplanregeling (planvorm en methodiek) 39 4.4 Toelichting bestemmingen 40 4.5 Toelichting algemene regels 41 4.6 Toelichting op de overgangs- en slotregels 42

    Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid 43 5.1 Handhaving 43 5.2 Grondpositie 43 5.3 Financieel-economische toetsing 43 5.3.1 Grondexploitatiewet (Grex) 43 5.3.2 Planschade 44 5.4 Resultaten inspraak 44 5.5 Overleg artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening 44

    Hoofdstuk 6 Bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen 45

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 4 - voorontwerp

    Lijst van separate onderzoeksbijlagen (voor zover thans beschikbaar): Verkeer: Herijking verkeerscijfers ADRZ, Royal Haskoning, juni 2012; Geluid: Memo ADRZ Mortiere, onderdeel wegverkeersgeluid, Royal Haskoning, 14 maart 2012,

    9X0687/M002/902339/Nijm; Luchtkwaliteit: luchtkwaliteitsonderzoek ADRZ Mortiere, Royal Haskoning, 30 mei 2012, conceptrapport,

    rev2, 9X0687.H0; Externe veiligheid: Bestemmingsplan ADRZ Mortiere, deelonderzoek Externe veiligheid, Royal Haskoning,

    8 juni 2012; 9X0687/N002_EV/Nijm; Flora en fauna: Natuurtoets ziekenhuis Mortiere Middelburg, Adviesbureau Mertens B.V., november 2009,

    eindrapport;

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 5 - 11 juni 2012

    Toelichting

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 6 - voorontwerp

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 7 - 11 juni 2012

    Hoofdstuk 1 Inleiding

    1.1 Aanleiding en doel

    Het huidige gebouw van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis aan de Koudekerkseweg in Vlissingen heeft onvoldoende mogelijkheden om in de toekomst het gewenste kwaliteitsniveau van zorg te kunnen bieden. Renovatie van het bestaande ziekenhuis is economisch niet haalbaar, daarom kiest de Raad van Bestuur van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis voor nieuwbouw. De noodzaak voor nieuwbouw vormde aanleiding om de huidige locatie te heroverwegen. Het functieprofiel van het nieuwe medisch centrum voor planbare zorg is anders dan het huidige ziekenhuis aan de Koudekerkseweg. Het nieuwe medisch centrum zal een groter regionaal bereik hebben, niet alleen voor Walcheren, maar voor heel Noord- en Midden-Zeeland. Een centraal gelegen locatie, met goede bereikbaarheid vanuit het noorden en oosten, sluit beter aan op de eisen van een regionaal centrum voor planbare zorg. De keuze is gevallen op een locatie in Vlissingen-noord, nabij de Schroeweg. Deze locatie biedt daarnaast mogelijkheden aan andere ziekenhuis-gerelateerde voorzieningen en dienstverlening. Dit bestemmingsplan heeft derhalve als doel de nieuwbouw van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis en daaraan gerelateerde voorzieningen op deze locatie planologisch mogelijk te maken.

    1.2 Plangebied en omgeving

    Het plangebied is gelegen in het noorden van de gemeente Vlissingen tegen de grens met de gemeente Middelburg. Het betreft een locatie met een omvang van circa vijf hectare, ten westen van de aansluiting van de Schroeweg op de rijksweg A58, tussen de Woonboulevard Mortiere, het ZEP (Zeeland Entertainment Park) en de rijksweg.

    Figuur 1.1: Ligging plangebied

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 8 - voorontwerp

    1.3 Vigerend planologisch regime

    Tot de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan gelden in het plangebied de regels van het bestemmingsplan 'Vlissingen Buitengebied'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 17 december 2009. Het grootste deel van het plangebied heeft daarin de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Deze gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven en de bescherming en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van behoud van de kenmerkende openheid, beplantingspatroon, verkavelingspatroon, reliëf en bebouwingspatroon. Een klein gedeelte heeft de bestemming 'Verkeer' en 'Water'. Dit betreft respectievelijk de Moeringweg en de Mannezeesche Watergang. De realisatie van de hiervoor genoemde functies is binnen de regels van dit bestemmingsplan niet toegestaan.

    Figuur 1.2: Uitsnede plankaart bestemmingsplan Buitengebied Vlissingen.

    1.4 Opzet plantoelichting

    In hoofdstuk 2 wordt de beoogde ontwikkeling van de nieuwe functies die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, beschreven en getoetst aan de geldende planologische beleidskaders van het Rijk, de provincie Zeeland en de gemeenten Vlissingen en Middelburg. In hoofdstuk 3 wordt het voornemen vanuit milieuhygiënische invalshoek nader omschreven. In dit hoofdstuk worden diverse sectorale aspecten apart behandeld. In hoofdstuk 4 staat de juridische toelichting. Hier worden de toegekende bestemmingen en de bouw- en gebruiksregels nader uitgelegd en gemotiveerd. Het volgende hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan vanuit financiële en maatschappelijke invalshoek. Hoofdstuk 6 bevat een overzicht van eventuele bij de vaststelling van het bestemmingsplan aangebrachte wijzigingen. Zo is goed inzichtelijk op welke punten het vastgestelde bestemmingsplan afwijkt van het ontwerpbestemmingsplan.

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 9 - 11 juni 2012

    Hoofdstuk 2 Het plan

    2.1 Beoogde ontwikkeling

    2.1.1 Huidige situatie van het plangebied Historische ontwikkeling plangebied en omgeving Het plangebied ligt in het buitengebied van Vlissingen, maar grenst aan het stedelijk gebied van Middelburg. Tot op heden zijn deze gronden onbebouwd gebleven. Het landschap van Walcheren kenmerkt zich door kreekruggen en poelgronden. De ontsluitingswegen en de bebouwing zijn van oudsher vooral op de kreekruggen aangelegd, hooggelegen en droog. De poelgronden stonden 's winters veelal onder water en bestonden uit plas en dras. Door menselijk ingrijpen heeft het bodemprofiel nog wijzigingen ondergaan. In de middeleeuwen heeft men op de meeste plaatsen in de poelgebieden het zilte veen onder de klei weggegraven om door middel van drogen en verbranden zout te winnen, het zogenaamde moeren. Vele van de resterende holle en bolle gronden zijn inmiddels geëgaliseerd. In het gebied tussen Middelburg en Vlissingen komen omvangrijke kreekruggen voor van enkele honderden meters breedte. Daartussen liggen uitgestrekte, lager gelegen gebieden die voornamelijk uit poelgronden bestaan. De hoogteverschillen tussen deze gebieden in het kernland zijn in het veld goed waarneembaar. Het plangebied ligt in een lager gelegen gebied. Huidige ruimtelijke inrichting plangebied Het plangebied is momenteel in gebruik als akkerland. Het aansluitende deel van de Mannezeesche Watergang en de Moeringweg ligt ook in het plangebied, evenals een deel van de Bosschaartsweg. De Mannezeesche Watergang is ongeveer 15 meter breed en heeft een afwaterende functie voor de omgeving. De Moeringweg betreft een landelijke weg (één rijbaan) en heeft een ontsluitende functie voor enkele agrarische bedrijven en landelijk gelegen woningen in de omgeving. Hetzelfde geldt voor de Bosschaartsweg. Ten noorden en ten oosten van het plangebied wordt momenteel het bedrijventerrein Mortiere ontwikkeld. Aan de overzijde van de Mannezeesche Watergang ligt de Woonboulevard Mortiere. Dit is een concentratiegebied voor perifere detailhandelsvestigingen. Aan de andere zijde van de Schroeweg ligt het ZEP.

    Figuur 2.1: Situatieschets huidige situatie plangebied.

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 10 - voorontwerp

    Het plangebied ligt ten zuiden van het bedrijventerrein Mortiere; op de rand van het stedelijk gebied van Middelburg en Vlissingen, nabij de A58. Het terrein is gedeeltelijk ingevuld met een variatie aan bedrijven en functies: meubel- en doe-het-zelfwinkels op de meubelboulevard, autobedrijven, gebouwen met diverse lichte bedrijvigheid, een hotel, het ZEP met recreatieve en toeristische attracties (voetbalmuseum, miniatuur Walcheren, spel en sport), winkels, onderwijs en een golfbaan. Daarmee is het bedrijventerrein uitgegroeid tot een perifeer centrum van het stedelijk gebied Vlissingen-Middelburg, dat een aanvulling vormt op de twee stadscentra en een regionale functie heeft. Het heeft van oorsprong een rechthoekige opzet met een kruisvormige centrale ontsluiting, maar het zuidelijke kwadrant (tussen de Woonboulevard en de A58) is vooralsnog niet ontwikkeld. De hoofdas is de Schroeweg, die de verbinding vormt met de A58 en het centrum van Middelburg. De weg kent ter hoogte van het plangebied gescheiden rijbanen en 2x2 rijstroken. Dwars daarop staat een as van water, groen en verkeersontsluiting. Deze twee hoofdlijnen komen samen op een centrale rotonde, die het ruimtelijke middelpunt van het gebied is.

    2.1.2 Nut en noodzaak Ontwikkelingen in de (Zeeuwse) zorgsector De kwaliteit van de zorg wordt in een ziekenhuis mede bepaald door het niveau van zorg dat kan worden aangeboden op onder andere een afdeling intensieve zorg en een afdeling spoedeisende hulp, maar ook door de omvang van het zorgaanbod. Schaalvergroting biedt een platform voor verdere specialisatie binnen diverse vakgroepen en voor uitbreiding van diagnostische en therapeutische mogelijkheden. De maatschappelijke ontwikkeling op het gebied van ziekenhuiszorg kenmerkt zich door schaalvergroting en specialisatie. Hierdoor kan de kwaliteit van zorg toenemen en de efficiëntie worden vergroot. Ook in Zeeland zijn deze ontwikkelingen gaande. Betrokken partijen, waaronder de Inspectie voor de gezondheidszorg, de provincie Zeeland, het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis en een zorgverzekeraar zetten zich in om de kwaliteit en continuïteit van de medisch-specialistische basiszorg in volle breedte voor Midden-Zeeland te borgen. In dit verband wordt het van belang geacht dat intensieve zorg (IC) level II wordt geboden. Door uitbreiding van het zorgaanbod kan de kwaliteit van de zorg worden geborgd en kan aan de Zeeuwse burger een type zorg worden aangeboden dat tot nu toe niet voorhanden was. Voorzieningen op level II niveau zijn noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de steeds stringenter wordende kwaliteitseisen. Niets doen leidt tot verdere afkalving van het zorgaanbod. Burgers zullen in toenemende mate gebruik maken van ziekenhuiszorg buiten de provincie, al dan niet noodgedwongen. Er bestaat een vrees voor een negatieve spiraal, waarbij een dalend gebruik van ziekenhuiszorg in Midden-Zeeland leidt tot verdere daling van de kwaliteit en uiteindelijk tot onvoldoende beschikbaarheid van kwalitatief aanvaardbare ziekenhuiszorg in Zeeland boven de Westerschelde. Mocht de situatie bij het oude blijven, dan zullen zorgverzekeraars op zoek gaan naar zorgaanbieders buiten de regio. Voor de kwaliteit en continuïteit is het onwenselijk als de ziekenhuisstructuur in de regio ongewijzigd blijft. Ontwikkelingen Admiraal De Ruyter Ziekenhuis Hoewel het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis (verder: ADRZ) is voortgekomen uit de fusie tussen de Oosterschelde Ziekenhuizen en het Ziekenhuis Walcheren en vanuit verschillende locaties zorg aanbiedt, opereert het in toenemende mate als één regionale organisatie. De fusie was ook ingegeven door de wens de kwaliteit en continuïteit van ziekenhuiszorg voor de Zeeuwse bewoners te waarborgen. Een ziekenhuis is een maatschappelijke voorziening. Bij het toekennen van maatschappelijke bestemmingen moet er sprake zijn van een goede beschikbaarheid en bereikbaarheid voor de gebruikers. De huidige locatie in Vlissingen voldoet aan deze punten voor de inwoners van de gemeente Vlissingen. Het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis heeft door het ruimtelijke scheiden van diverse zorgonderdelen echter een groter verzorgingsgebied dan enkel Vlissingen. De noodzaak voor nieuwbouw geeft een concrete aanleiding om de locatie te heroverwegen. Het functieprofiel van het nieuwe medisch centrum is anders dan het huidige ziekenhuis aan de Koudekerkseweg. Dit betekent dat ook het verzorgingsgebied verandert. Het zorgcentrum voor planbare zorg vervult niet alleen een functie voor Vlissingen en Middelburg, maar voor heel Noord- en Midden-Zeeland. Voor de minder ernstige, maar toch acute behandelingen blijft Walcheren het verzorgingsgebied. De huidige locatie aan de Koudekerkseweg in Vlissingen sluit onvoldoende aan bij het nieuwe functieprofiel van het betreffende onderdeel van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis. Een meer centraal gelegen plek tussen Middelburg en Vlissingen, die goed bereikbaar is vanuit het oosten en het noorden, komt beter tegemoet aan de ruimtevraag van een regionaal opererend zorgcentrum.

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 11 - 11 juni 2012

    2.1.3 Bouwscenario’s In verband hiermee heeft het bestuur van het ADRZ voor de locaties Vlissingen en Goes een drietal bouwscenario’s onderzocht. Scenario A: nieuwbouw op korte termijn van een electieve kliniek (planbare zorg) in Vlissingen-

    noord, afstoting locatie Koudekerkseweg, nieuwbouw ‘hotfloor’ in Goes en vervolgens grootscheepse renovatie in Goes;

    Scenario B: uitstel nieuwbouw in de Vlissingen-noord en afstoting van locatie Koudekerkseweg met vier jaar, Goes conform scenario A;

    Scenario C: handhaven locatie Koudekerkseweg door renovatie en nieuwbouw; geen nieuwbouw in Vlissingen-noord, Goes conform scenario A.

    In verband met de financiering van de bouwplannen heeft het Ministerie van VWS in september 2010 door TNO Bouw en Ondergrond een second opinion1 laten opstellen. Daarin is naast de drie eerdergenoemde bouwscenario’s een vierde scenario onderzocht: Scenario D: alle zorg concentreren (met twee varianten: renovatie en nieuwbouw in Goes of

    complete nieuwbouw op één locatie). De uitgewerkte scenario’s gaan uit van ten minste het huidige functiepakket, maar tevens is een variant onderzocht waarbij het kwaliteitsniveau van de intensive care zorg en acute zorg wordt opgeschaald (naar level II), conform de voorwaarde die de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft gesteld bij de verlening van de vergunning van de fusie. In het onderzoek van TNO zijn de vier bouwscenario’s onderzocht op Ambities & Marktomgeving, Functionaliteit & Efficiency, Investeringen en Vastgoed & Rendement. De uitkomsten leiden in samenhang tot een integraal oordeel over de diverse scenario’s. Daarnaast is overleg gevoerd met een aantal bij de plannen van het ADRZ betrokken partijen, de zogeheten stakeholders. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies ten aanzien van de verschillende scenario’s en het resultaat van de stakeholderanalyse uit dit rapport weergegeven. Capaciteitstoetsing In de afgelopen jaren (2004-2008) zijn de marktaandelen van het ADRZ gedaald. Op basis van deze ontwikkeling kan in de scenario’s geen groei worden meegenomen. Daar staat tegenover dat een nieuwbouwlocatie een positieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van het marktaandeel, waardoor de dalende tendens kan worden doorbroken. Net als concurrerende ziekenhuizen heeft ADRZ in de toekomst te maken een stijgende zorgvraag in het verzorgingsgebied vanwege de vergrijzende bevolking. Mits het ADRZ de huidige marktpositie behoudt, leidt de demografische ontwikkeling en autonome groei van de zorgvraag tot een gemiddelde groei van 2,4% per jaar tot 2020 (en daarna 1,3%). De in de bouwscenario’s opgenomen beddencapaciteit (482) is in lijn met het gematigde groeiscenario en voldoende om deze op te vangen en de verdeling van dagverpleging en klinische beddencapaciteit over de locaties is in overeenstemming met de profielen en productieniveaus van die locaties. Bouwkundige en technische inventarisatie Ten behoeve van het onderzoek zijn de locaties van ADRZ in Goes en aan de Koudekerkseweg (in Vlissingen) nader bekeken op continuïteitsrisico’s (risico’s met betrekking tot patiëntveiligheid en bedrijfszekerheid) en het zogenoemde renovatiepotentieel. Daaruit blijkt dat de bouwkundig-functionele en technische staat van beide locaties voor de korte termijn van circa 4 jaar voldoende is afgedekt, mits de reeds geplande onderhoudsinvesteringen voor de locatie Goes worden uitgevoerd. Hierdoor is de continuïteit van de locatie Goes tevens voor de middellange termijn gegarandeerd. De continuïteit voor de locatie Koudekerkseweg zal daarentegen op de middellange termijn sterk afnemen. Handhaving hiervan vergt aanzienlijke investeringen.

                                                                1 Admiraal de Ruyter Ziekenhuis, Second Opinion, 6 december 2010, projectnummer 034.24066 

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 12 - voorontwerp

    Het renovatiepotentieel van de locatie Goes is redelijk te noemen; van de locatie Koudekerkseweg is deze echter matig tot slecht. Het betreft een ziekenhuiscomplex uit meerdere bouwjaren. Zo zijn bouwdelen de onderscheiden uit de jaren '30, de jaren '50 en de jaren '80. Daarnaast zijn er enkele bouwdelen gerealiseerd in een semipermanente opzet. Het complex omvat zes bouwlagen en is deels onderkelderd. Een eenduidige structuur ontbreekt; de opzet moet eerder als amorf worden gekenmerkt. De totaal aanwezig vloeroppervlakte bedraagt 30.000 m². Op het ziekenhuisterrein staat tevens het ZRTI (Zeeuws Radiotherapeutisch Centrum). Dit gebouw is bouwkundig en (deels) installatietechnisch gekoppeld aan het ziekenhuis. Bouwkundig-functioneel is de staat van het ziekenhuisgebouw matig. Onderdelen van de bouwdelen uit de jaren '50 en '80 zijn bouwtechnisch verouderd. Er is geen duidelijke hoofdstructuur die zich vertakt naar afdelingsniveau. Dragende muren beperken de interne flexibiliteit. De uitstraling is 'somber' door de gebouwindeling (opzet en omvang ruimten) en de afwerking. De installatietechnische kwaliteit is redelijk. Het OK-complex bestaat deeIs uit recent gerealiseerde OK's, deels ingepast in de jaren ‘30 oudbouw, en deels oude OK's. Investeringen Op basis van een vergelijking van de scenario’s wordt geconcludeerd dat het voor het ziekenhuis opgestelde Programma van Eisen past bij de geplande capaciteit van het ziekenhuis. De in het kader van de lateralisatie te realiseren functies op de locatie Walcheren kunnen goed binnen de berekende 15.000 m² (nieuwbouw in de Mortiere) of 17.500 m² (verbouw aan de Koudekerkseweg) worden opgevangen. Voor de locatie Goes is de gehanteerde 42.000 m² aan nieuw- en verbouw eveneens passend. Een aantal op deze locatie onder te brengen functies kan echter mogelijk op een andere wijze worden gehuisvest, waardoor de beoogde uitbreidingsnieuwbouw nagenoeg geheel kan vervallen. In de vergelijking van scenario’s A en B, wordt gesteld dat B meer risicovol is omdat de voor lange beoogde gebruiksduur omvangrijkere overbruggingsmaatregelen (met bijbehorende kosten) nodig zijn. In vergelijking tussen A en B enerzijds en C anderzijds wordt geconcludeerd dat de kosten voor scenario C aanzienlijk hoger zullen uitpakken. Met betrekking tot scenario D wordt gesteld dat concentreren op een locatie van het ziekenhuis een aanzienlijke hogere investering vraagt dan de overige scenario’s. Overall wordt geconcludeerd dat scenario A het meest voor de hand ligt omdat volledige nieuwbouw betere mogelijkheden biedt om een op de functie toegesneden voorziening te realiseren. Renovatie is duurder dan nieuwbouw, zowel bij directe nieuwbouw (scenario A) als uitgestelde nieuwbouw (scenario B). Scenario C heeft te maken met een langere bouwtijd en extra risico 's, die inherent zijn aan renovatie. Exploitatiegevolgen Tot slot zijn de exploitatielasten van de verschillende bouwscenario’s onderzocht. Uit deze doorrekening blijkt dat de scenario’s A, B en C een aanzienlijk beroep doen op de eigen vermogenspositie van het ADRZ, dan wel leiden tot een onwenselijk uitstel van de noodzakelijke en wenselijke investeringen voor renovatie en nieuwbouw op de bestaande dan wel nieuwe locaties. Dat geldt in een nog sterkere mate voor scenario D. Voorts is een betrouwbare prognose van de exploitatiegevolgen van de NMa op dit moment niet mogelijk. Overleg stakeholders Scenario’s A t/m C gaan uit van meerdere locaties, in tegenstelling tot Scenario D dat een éénlocatiemodel is. Uit het eerder genoemde onderzoek van TNO blijkt dat de meeste stakeholders een voorkeur hebben voor het multilocatiemodel. Dit model wordt gezien als de beste praktisch haalbare optie. Bovendien wordt ernstig getwijfeld aan de bereikbaarheid en beschikbaarheid van acute zorg bij het éénlocatiemodel. De veiligheid van de burger in acute gevallen is een voornaam punt van zorg. Bovendien is het éénlocatiemodel duurder en minder snel te realiseren. Conclusie In het onderzoek van TNO wordt geconstateerd dat de gehanteerde uitgangspunten met betrekking tot de groeiscenario’s, globale capaciteitsplanning en functieverdeling op zich juist en reëel zijn. De geraamde investeringskosten voor de scenario’s A en B zijn op hoofdlijnen reëel, maar onvolledig op het punt van grondkosten. De voor scenario C geraamde kosten zijn te laag. Snelle nieuwbouw van een locatie voor planbare en laagcomplexe zorg op de Mortiere (zoals in scenario A) kan rekenen op verreweg het meeste maatschappelijk draagvlak en levert ook uit oogpunt van functionaliteit en prijs/kwaliteitverhouding betere resultaten dan de andere scenario’s. Alles afwegende heeft het bestuur van ADRZ daarom gekozen voor bouwscenario A, waarbij een functionele scheiding wordt aangebracht tussen planbare zorg (in Vlissingen) en acute en complexe zorg (IC level II) in Goes.

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 13 - 11 juni 2012

    2.1.4 Locatiekeuze In 2011 is nader afgewogen welke locatie in Vlissingen de voorkeur geniet (zie figuur 2.2). Naast de beoogde locatie (2) is ook gekeken naar een plek ten noorden van de Schroeweg (3), een plek ten zuidoosten van de woonboulevard (1) en één aan de andere zijde van de A58 (4). Aan de hand van vijftien criteria is een vergelijking gemaakt tussen deze vier locaties. Het betreft criteria op het gebied van bereikbaarheid, logistiek, zichtbaarheid, inpassing in de omgeving (zowel stedenbouwkundig als milieutechnisch) en sociale veiligheid. Uit de vergelijking is de locatie op de hoek van de Moeringweg en Bosschaartsweg, nabij de centrale rotonde, als beste locatie naar voren gekomen. Deze locatie biedt een goede bereikbaarheid, voldoende ruimte en flexibiliteit voor verdere ontwikkeling en een uitstekende zichtbaarheid voor de bezoeker. Het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis vormt op deze prominente locatie een goede aanvulling op het aanwezige pakket voorzieningen met een regionale functie en zal de herkenbaarheid van het hele gebied vergroten. De beoogde locatie in Vlissingen-noord voldoet voor het medisch centrum daarom beter dan de locatie aan de Koudekerkseweg aan het nieuwe functieprofiel.

    Figuur 2.2: Onderzochte locaties ADRZ. De ontwikkeling van bedrijventerrein Mortiere is verbonden met de regionale sociaal-economische ontwikkeling van de regio. Voor de bestemmingsplanperiode, het tijdvak 2012 – 2022, blijft de bevolking voor de gehele provincie Zeeland vrijwel stabiel. Voor de gemeente Vlissingen wordt in deze periode een krimp geprognosticeerd van circa 3% en voor de gemeente Middelburg een groei van circa 3%. Voor bedrijvigheid is in de regio voldoende ruimte beschikbaar in de periode 2012 - 2022. Naar verwachting zal het bouwrijp gemaakte gedeelte van de Mortiere ten noordoosten van de Schroeweg in deze periode uitgegeven worden. De nieuwbouw van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis en de daaraan gerelateerde zorgvoorzieningen (zie paragraaf 2.1.5) zijn op dit moment de enige reële ontwikkelingen in het gebied ten zuidwesten van de Schroeweg. Dit leidt tot de in figuur 2.3 weergegeven situatie in 2022.

    Figuur 2.3: Ligging plangebied in relatie tot ontwikkeling Mortiere.

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 14 - voorontwerp

    2.1.5 Programma van eisen Het ADRZ heeft voor het nieuwe medisch centrum een voorlopig Programma van eisen opgesteld (zie figuur 2.4). Op dit moment wordt daarin rekening gehouden met een totaal brutovloeroppervlakte van circa 20.000 m², onder te brengen in een gebouw dat in januari 2016 in gebruik zal zijn genomen. In onderstaande tabel staat een overzicht van de verschillende functies, die in het nieuwe medisch centrum een plek moeten krijgen:

    Figuur 2.4: Voorlopig programma ADRZ Vlissingen-noord. Naast de (medische) basisvoorzieningen (met een brutovloeroppervlakte van 14.500 m²) omvat het programma van eisen voor het ADRZ ook ruimte voor (para-)medische dienstverlening, kantoren en commerciële functies (5.500 m²). Het betreft functies die ondersteunend en/of direct gerelateerd zijn aan de ziekenhuisfunctie, zoals een winkel waar attenties en bloemen worden verkocht, een kleinschalige horecavoorziening of een apotheek. De gebruikers van deze voorzieningen zullen bezoekers van het ziekenhuis zijn die voor een behandeling komen of deze personen begeleiden. Voor een duurzame en rendabele exploitatie van het nieuwe medisch centrum is intensieve samenwerking en synergie met andere zorggerelateerde functies een voorwaarde. Het bestuur van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis is daarom actief op zoek naar zogenaamde 'ketenpartners'. Dat zijn zorggelateerde bedrijven en instellingen die zich in de nabijheid van het nieuwe medisch centrum willen vestigen om synergievoordelen te benutten zoals gezamenlijk gebruik van voorzieningen en faciliteiten. Daarom is in het westelijk deel van het plangebied ook rekening gehouden met een kavel voor aanvullende medische en zorgfuncties. Hierover wordt door ADRZ overleg gevoerd met diverse instellingen, onder meer Zorgsaam uit Terneuzen en het Albert Schweitzerziekenhuis uit Dordrecht. Op dit moment bestaat het Programma van eisen voor dit deel uit de volgende functies: Medische basiszorg (uitbreiding) 3.500 m² PAAZ 4.000 m² Kantoorfuncties 2.500 m² Lab/steriele functies 4.000 m² Totaal circa 15.000 m²

    2.1.6 Stedenbouwkundige opzet Het Programma van eisen voor het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis en de daaraan gerelateerde voorzieningen en functies vormen het uitgangspunt voor het stedenbouwkundige plan voor de locatie. Daarin spelen ook onderstaande elementen een rol: goede bereikbaarheid/ontsluiting; flexibel bouwen (i.v.m. toekomstige aanpassingen/uitbreidingen); gastvrijheid naar de bezoeker/gebruiker; herkenbaarheid en zichtbaarheid. Voor de ontwikkeling van de locatie is een stedenbouwkundige studie uitgevoerd (zie figuur 2.5) met daarin een aanduiding van het ruimtebeslag van het nieuwe medisch centrum. Op de aangrenzende kavel aan de westzijde is ruimte voor de overige zorgvoorzieningen. In het verdere verloop van het planproces zal ook voor dat deel een stedenbouwkundige opzet worden ontworpen.

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 15 - 11 juni 2012

    Figuur 2.5: Stedenbouwkundige studie De kavelomvang van het medisch centrum hangt mede af van de gebouwopzet en de parkeeroplossing. Voor het gebouw zijn nog diverse opties in studie, waarbij onderzocht wordt hoe maximale efficiency gecombineerd kan worden met een uitnodigende en gastvrije uitstraling. Varianten die binnen de regels van het bestemmingsplan passen, zijn zowel een compact gebouw met intern zo kort mogelijke loopafstanden, als een haakvormig gebouw dat een groen binnenhof omsluit (zie figuur 2.6).

    Figuur 2.6: Mogelijke stedenbouwkundige invullingen nieuwbouw ADRZ.

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 16 - voorontwerp

    Voor de parkeervoorziening (circa 500 auto's) zijn ook nog varianten in studie: geheel op maaiveld of gedeeltelijk onder het gebouw in een parkeersouterrain op maaiveldniveau. Het hoofdvolume van het gebouw wordt bij voorkeur in de noordelijke hoek van de kavel geplaatst, nabij de rotonde. Daarbij zal de rooilijn van de bebouwing op de Woonboulevard zoveel mogelijk als uitgangspunt worden genomen, zodat langs de Schroeweg een brede groenstrook komt. Ontsluiting Voor de ontsluiting van het plangebied wordt een nieuwe weg aangelegd, die in het oosten aansluit op de rotonde Schroeweg ter hoogte van de op- en afrit naar de A58. De nieuwe ontsluitingsweg ligt daar op een dijklichaam dat geleidelijk afloopt naar maaiveldniveau in het plangebied. Daarna maakt de weg een ruime bocht naar het noordwesten en kruist vervolgens de Mannezeesche Watergang met een brug om aan te sluiten op de Mortiereboulevard. Daardoor kan het verkeer het plangebied zowel via de centrale rotonde op de Schroeweg als via de rotonde A58-Schroeweg bereiken. Zowel de Bosschaartsweg als de Moeringweg zullen op deze nieuwe ontsluitingsweg aangesloten worden. Dit betekent dat een deel van de Bosschaartsweg binnen het plangebied wordt opgeheven. Van de Moeringweg zal het deel tussen de nieuwe brug over de Mannezeesche Watergang en de Schroeweg worden opgeheven. Er zal ook worden bezien of maatregelen tegen sluipverkeer noodzakelijk zijn. De nieuwe ontsluitingsweg krijgt twee rijstroken. Tot de kruising met de Bosschaartsweg wordt uitgegaan van een snelheid van 70 km/u, daarna wordt het een weg binnen de bebouwde kom met een snelheid van maximaal 50 km/u. Het exacte tracé van de nieuwe ontsluitingsweg is nog in studie (zie paragraaf 4.8 Verkeer en vervoer). In het plangebied wordt rekening gehouden met de toekomstige aanleg van een wegverbinding naar het westen, die door middel van een (T-)kruising of een rotonde op de nieuwe ontsluitingsweg aangesloten kan worden. Zichtbaarheid plangebied vanaf de Schroeweg en de A58 Voor de ontwikkeling van het plangebied tot een succesvolle locatie voor zorg en daaraan gerelateerde voorzieningen en dienstverlening is zichtbaarheid vanaf de omliggende wegen, met name de Schroeweg en de A58, een belangrijk aandachtspunt. De kavels langs de Schroeweg, een drukke invalsweg van Middelburg, zullen goed zichtbaar zijn. Het ziekenhuis zal uitstekend zichtbaar zijn, omdat het tegen de centrale rotonde van de Mortiere ligt. Deze prominente ligging past bij het maatschappelijke belang van de functie. Het gebouw van het nieuwe medisch centrum zal vanuit het zuidwesten vanaf de A58 zichtbaar zijn, vooral komende vanuit Vlissingen. Ter hoogte van het plangebied wordt het zicht vanaf de A58 minder gunstig vanwege de hellingbanen van de twee viaducten over de A58. Vanwege de hoge ligging zal de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg het zicht vanaf de A58, richting het nieuwe medisch centrum blokkeren, weliswaar over een korte afstand tussen de twee viaducten. Alternatieve tracés voor de nieuwe ontsluitingsweg zijn bekeken, maar die hebben ook weer eigen nadelen, bijvoorbeeld een lastig te ontsluiten kavel aan de zijde van de A58 en een in de toekomst mogelijk drukke weg langs het medisch centrum, die de aansluiting op andere, naastgelegen zorgfuncties zal bemoeilijken. Landschappelijke inpassing Voor de terreininrichting rond het plangebied wordt gedacht aan een groene omzoming, waardoor de parkeervoorzieningen (vanuit de omgeving bezien), aan het zicht zullen worden onttrokken. Deze haag kan uitgevoerd worden als een typische Zeeuwse haag, zoals die elders in het landschap rond boomgaarden voorkomen. Het terrein wordt zodanig ingericht dat er ruimte is voor groen en bloeiende (fruit-)bomen. Daarnaast zal op de noordwest- en/of noordoostzijde van het terrein een waterpartij worden aangelegd om te voldoen aan de norm van voldoende oppervlaktewater (zie paragraaf 4.3 Water).

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 17 - 11 juni 2012

    2.2 Toetsing aan beleidskader

    2.2.1 Nationaal ruimtelijk beleid Structuurvisie Infrastructuur en milieu De rijksstructuurvisie Infrastructuur en milieu bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid van het Rijk. De nieuwe structuurvisie heeft in ieder geval de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op: rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving,

    (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; rijksbelangen m.b.t. (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie; rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische

    structuur. Hierbij hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Het Rijk formuleert een aantal beleidsdoelen voor de Zuidwestelijke Delta, waartoe de provincie Zeeland en daarmee het plangebied behoort. Deze doelen zien toe op de waterhuishouding, natuur, bereikbaarheid en energievoorziening. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening De doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt geregeld met een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de beleidsuitgangspunten in de diverse planologische kernbeslissingen (pkb) in principe alleen bindend voor het Rijk. In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid staat een overzicht van de nationale ruimtelijke belangen in de vigerende pkb’s. Ook is aangegeven waarvoor de bevoegdheid voor het stellen van regels per AMvB wordt ingezet. De inwerkingtreding van deze AMvB (het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, oftewel het Barro) vindt gefaseerd plaats. De onderdelen met betrekking tot de nationale belangen uit de bestaande beleidskaders zijn inmiddels vastgesteld en eind 2011 in werking getreden. De regels zijn bedoeld om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. Het betreft een beperkt aantal van de beslissingen van wezenlijk belang (en evt. concrete beleidsbeslissingen) uit de Nota Ruimte, alsmede uit de PKB Ruimte voor de Rivier, de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR), maar deze regels zijn niet relevant voor het onderhavige bestemmingsplan.

    2.2.2 Provinciaal ruimtelijk beleid Omgevingsplan Zeeland Het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is een integratie van een streekplan, een milieubeleidsplan en een waterhuishoudingsplan. Er is zodoende één beleidsplan voor de fysieke leefomgeving tot stand gekomen. De belangrijkste doelstellingen van het omgevingsplan zijn het faciliteren van de economische dynamiek, het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het versterken van de Zeeuwse omgevingskwaliteiten. Het uitgangspunt voor het omgevingsplan is duurzame ontwikkeling. Daarbij gaat het om drie dimensies: mens, welvaart en omgeving. De provincie doet een stapje terug waar dat mogelijk is, om anderen zo de kans te bieden met eigen ideeën te komen. Maar ze springt in waar nodig om ontwikkelingen voor alles in duurzame banen te leiden: een ontwikkelingsgerichte én uitvoeringsgerichte benadering.

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 18 - voorontwerp

    De provincie heeft erin zeven speerpunten benoemd: de herstructurering van de kust; klimaatbeleid en kustveiligheid; de havens en hun omgeving; een multifunctioneel platteland; dynamiek rond de delta; cultuurhistorie, culturele planologie, beeldkwaliteit en overige milieukwaliteiten; woonmigratie en bouwen voor de toekomst. Het proces van schaalvergroting in de zorg wordt in het omgevingsplan onderkend. Op het lokale niveau vraagt schaalvergroting maatwerk in het zoeken naar nieuwe vormen van voorzieningen en zorg voor de minder mobiele en kwetsbare groepen. Op het provinciale niveau gaat het om het optimaliseren van het voorzieningenniveau, steden die elkaar aanvullen en samenwerking tussen stad en platteland. De provincie wil investeren in de sociaal-culturele vitaliteit en tegelijkertijd de groen-blauwe oase versterken en behouden. Het beleid zoals geformuleerd in het omgevingsplan richt zich op de ontwikkeling van voldoende geschikte vestigingsmogelijkheden voor voorzieningen. Grootschalige, regionale voorzieningen voor onderwijs, zorg en welzijn en andere specifieke voorzieningen moeten in en rond de steden worden gehuisvest, waarbij in onderling overleg bepaald dient te worden welke voorziening op welke locatie binnen het stedennetwerk Zeeland de meeste meerwaarde voor de hele provincie heeft. Goede bereikbaarheid is van groot belang. Gezien de toegenomen mobiliteit en het voortgaande proces van schaalvergroting is het noodzakelijk om ontwikkelingen op elkaar af te stemmen om het huidige voorzieningenaanbod te behouden en de kansen die zich voordoen om het te versterken, optimaal te benutten. De provincie ondersteunt initiatieven die een bijdrage leveren aan de centrale rol van de steden en aan het realiseren van een complementair (elkaar aanvullend) voorzieningenaanbod binnen de Zeeuwse steden. De provincie Zeeland heeft het Nationaal Landschap Zuidwest Nederland uitgewerkt in drie deelgebieden. Het plangebied ligt net buiten het Nationaal Landschap Walcheren, dat in het oosten wordt begrensd door de rijksweg A58 en de Abeelse Sprink in het zuiden. Het Nationaal Landschap vormt aan de zuidzijde een geledingszone tussen Middelburg en Vlissingen (zie figuur 2.7).

    Figuur 2.7: Begrenzing Nationaal Landschap Walcheren. Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 (in voorbereiding) De provincie Zeeland werkt aan de opvolger van het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012. Na een discussienota en een verkenning op hoofdlijnen heeft het college van Gedeputeerde Staten in maart 2012 het Ontwerp Omgevingsplan 2012-2018 vastgesteld en vrijgegeven voor de inspraak. In dit ontwerp staat het voorstel van het college voor het nieuwe omgevingsbeleid van eind 2012 tot en met

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 19 - 11 juni 2012

    eind 2018. Het omgevingsplan geeft de provinciale visie op Zeeland en waar de komende jaren door de Provincie op wordt ingezet. Kort samengevat: veel ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. Tot begin mei 2012 was het mogelijk reacties in te sturen op het ontwerp omgevingsplan, het planMER en de ontwerp verordening ruimte. Deze reacties zullen binnenkort worden beantwoord. In september nemen Provinciale Staten een besluit over het omgevingsplan en de verordening ruimte. Ten aanzien van het onderwerp Voorzieningen zet de provincie zich in voor het toekomstbestendig maken van het Zeeuwse voorzieningenstelsel. Het bieden van een goede kwaliteit van voorzieningen is daarbij belangrijker dan de fysieke nabijheid. De Provincie streeft naar het goed bereikbaar maken van voorzieningen door middel van op de vraag afgestemd Openbaar Vervoer (OV) en waar mogelijk realisatie van (ontbrekende) kwalitatief hoogwaardige voorzieningen in de grote Zeeuwse steden. De provinciale rol is niet zozeer die van implementatie op lokaal, of regionaal niveau, maar van belangenbehartiger voor de regio's richting Rijk en Europa, gebiedsontwikkelaar en investeerder. De Provincie streeft ook naar behoud en versterking van vitale binnensteden en kernwinkelgebieden. Verordening Ruimte Zeeland (in voorbereiding) Medio 2010 is de eerste provinciale ruimtelijke verordening in werking getreden. Met de verordening maakt de provincie vooraf duidelijk welke onderdelen van het provinciale beleid (de provinciale belangen, zoals die in het Omgevingsplan zijn beschreven) bindende betekenis hebben voor gemeentelijke plannen. In de verordening worden regels gesteld inzake een aantal concreet geformuleerde provinciale beleidsdoelen, met het oog op het gewicht dat vanuit het provinciaal belang daaraan wordt toegekend en met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Hiermee wordt tevens beoogd een bepaalde mate van rechtszekerheid te bieden. Dit wordt bereikt door in de verordening een norm te stellen of door het stellen van regels omtrent de toelichting of de ruimtelijke onderbouwing. Bij het stellen van regels omtrent de toelichting c.q. de onderbouwing wordt een zorgvuldige afweging nagestreefd voorafgaand aan het op gemeentelijk niveau toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling. Met de actualisatie van het Omgevingsplan Zeeland verandert ook de verordening ruimte. Gedeputeerde Staten hebben daarom ook een Ontwerp Verordening Ruimte Provincie Zeeland vastgesteld. Hierin zijn onder andere regels over uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen in opgenomen. Ook daarover nemen Provinciale Staten in september een besluit. Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan 2009-2012 Onder de titel 'Versterken, Vernieuwen en Verbinden: een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie' heeft de provincie begin 2009 het Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan (PSEB) 2009-2012 vastgesteld. In het PSEB worden duidelijke keuzes gemaakt op basis van het collegeprogramma Nieuwe Verbindingen. Het PSEB is gericht op het behoud van een prettig woon-, werk- en leefklimaat met een evenwichtige groei van de Zeeuwse economie. Daarnaast wordt belang gehecht aan het verbinden van duurzaamheid aan projecten, die vanuit het provinciebestuur worden ondersteund. Er wordt aandacht besteed aan acht beleidsprogramma's, waaronder 'zorgeconomie'. De doelstelling op dit vlak is nieuwe verbindingen tussen de zorgsector en andere economische sectoren stimuleren, resulterend in efficiënte zorgverlening van hoge kwaliteit, evenwicht op de arbeidsmarkt voor zorgpersoneel en een duurzame structurele samenwerking tussen het Zeeuwse bedrijfsleven en zorginstellingen.

    2.2.3 Samenwerkingsvisie 2010-2020 Middelburg - Vlissingen De gemeenten Middelburg en Vlissingen hebben in februari 2010 een gezamenlijke visie op papier gezet, gericht op samenwerking en wederzijdse versterking op het gebied van wonen, werken, onderwijs, toerisme en cultuur. Het uitgangspunt van de visie is elkaar completeren. Met het oog op huidige ontwikkelingen op het gebied van woningbouw, vestiging van bedrijven en demografische ontwikkeling moeten de gemeenten de krachten bundelen. Door vanuit de kracht van Middelburg en van Vlissingen te redeneren en te kijken naar elkaars kwaliteiten, die te erkennen en te respecteren, kunnen beide gemeenten elkaars beleid aanvullen en versterken. Op het gebied van zorg en welzijn wordt onderkend dat de sociale infrastructuur van Vlissingen en Middelburg sterk met elkaar verweven zijn. Veel maatschappelijke organisaties werken over de gemeentegrenzen heen. Inwoners maken daarbij gebruik van voorzieningen in beide gemeenten. In de toekomst worden deze banden nog verder aangehaald. De beleidswerkzaamheden worden daar waar het kan verdeeld over de drie Walcherse gemeenten. Op termijn zal onderzocht worden of welzijnsorganisaties tot verdere samenwerking kunnen komen en wellicht kunnen samengaan met het maatschappelijk werk.

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 20 - voorontwerp

    2.2.4 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Vlissingen aan zee - een zee aan ruimte Eind 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie ‘Vlissingen aan zee – een zee aan ruimte’ vastgesteld. De structuurvisie is een richtinggevende visie voor de lange termijn en heeft betrekking op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling van Vlissingen voor de periode tot 2020. De gemeente zet in op behoud en versterking van haar uniciteit en positie binnen de regio. Ze doet dit door te kiezen voor een strategie waarbij bedreigingen worden omgezet in kansen en kwaliteiten. Dit is het toekomstperspectief 'Anticiperen en Transformeren'. De gemeente speelt in op (toekomstige) ontwikkelingen door vergrijzing en krimp als kans te zien en zo meer kwaliteit aan de stad toe te voegen. Voor zorg betekent dit een betere zorginfrastructuur en zorg op maat. Het plangebied ligt in het buitengebied van Vlissingen, voorbij de stadsrand. De stadsranden van zowel Vlissingen als Middelburg grenzen aan het Nationaal Landschap. Vanuit beide steden is er een ruimtelijke druk op deze overwegend groene en landelijke zone. De opgave voor deze zogenaamde geledingszone is het handhaven en vormgeven van een scheidende groene zone en het zorgvuldig afronden van de stedelijke gebieden van Middelburg en Vlissingen; voor wat betreft ruimtelijke kwaliteit en stedelijk gebruik. Zie figuur 2.8 voor een uitsnede van de visiekaart van de structuurvisie.

    Figuur 2.8: Uitsnede visiekaart uit de structuurvisie. Ter plaatse van het plangebied is op de visiekaart een aanduiding 'zorg en onderwijs' opgenomen. Deze slaat op de nieuwe locatie van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis. In de structuurvisie is opgenomen dat, ondanks de (gemeentelijke) voorkeur voor handhaving van de ziekenhuiszorg op de huidige locatie, de gemeente planologisch medewerking zal verlenen aan de verdere planuitwerking van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis op de locatie Vlissingen-noord. Als gevolg van het vertrek van de locatie aan de Koudekerkseweg is in de structuurvisie tevens opgenomen dat er een onderzoek komt naar de mogelijke herbestemming van de huidige ziekenhuislocatie. Groenbeleidsplan Op 6 november 2007 is door burgemeester en wethouders het Groenbeleidsplan Vlissingen “Groene stad aan de Westerscheldemonding” vastgesteld. Het groenbeleidsplan is een herijking van het in 1999 vastgestelde groenstructuurplan. De gemeenteraad achtte het destijds van belang om de status van het openbaar groen vast te stellen en waar nodig ook veilig te stellen. Het groenbeleidsplan schetst op hoofdlijnen de mogelijkheden voor het uitbouwen, versterken en eventueel aanpassen van de hoofdgroenstructuur van de gemeente Vlissingen. Het groenbeleidsplan betreft een lange termijnvisie op het openbaar groen in de kernen Vlissingen, Oost-Souburg en Ritthem. Het plan dient als leidraad bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het groenbeleidsplan vormt dus een kader waarbinnen keuzes gemaakt kunnen worden bij:

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 21 - 11 juni 2012

    het ontwerp, de inrichting, het beheer, en onderhoud van het openbaar groen; ruimtelijke ingrepen die invloed hebben op het openbaar groen binnen de gemeente.

    De ambitie is om een robuuste hoofdgroenstructuur te creëren, die de stedenbouwkundige opbouw van de gemeente versterkt en de leefbaarheid van de woon- en werkomgeving vergroot. Voor het gebied van dit bestemmingsplan is van belang: de groenzones langs de Sloeweg vormen een lijnvormige verbinding, die het landschap aan de

    oostzijde van de stad verbindt met het Nollebos/Westduin aan de westzijde; de watergangen, die vanuit het landelijke gebied het stedelijke weefsel dooraderen, vormen

    lintvormige verbindingen met het landschap. In paragraaf 2.1.5 is beschreven op welke wijze de uitgangspunten van het groenbeleidsplan zijn vertaald in de toekomstige opzet en inrichting van het plangebied. Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (2012) Het GVVP 2012-2020 komt voort uit een actualiseringslag van het GVVP 2004-2014. Het geactualiseerde GVVP legt de kaders vast en geeft sturing aan de ontwikkelingen omtrent verkeer, vervoer en mobiliteit in de gemeente Vlissingen. Het doel van het GVVP is het vastleggen van het verkeer- en vervoersbeleid voor de gemeente Vlissingen voor de periode tot en met 2020. Het GVVP is volgend aan het beleid van de hogere overheden. Het Rijk stelt met de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit en Strategisch Plan Verkeersveiligheid de kaders voor lagere overheden. De provincie beschrijft in haar Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan specifiek voor Zeeland het mobiliteitsbeleid. Ook het beleidsplan Verkeersveiligheid en de samenwerkingsovereenkomst Middelburg - Vlissingen en het Stedennetwerk Zeeland 2010-2020 richtlijnen voor het lokale verkeer- en vervoersbeleid van de gemeente Vlissingen. De uitgangspunten uit deze nieuwe beleidsdocumenten zijn doorvertaald in acht thema's over verkeer en vervoer in Vlissingen, te weten: Blijven bewegen; Niet vele wegen naar, maar...; De Sloebrug, de poort naar Walcheren; Parkeren; dichtbij en betaalbaar; Collectief vervoer; Ontsluiting door Aansluiting; Water als kans; Fluitend op de fiets; Aandacht voor de kwetsbare verkeersdeelnemer. In het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan is geen apart onderdeel gewijd aan het nieuwe medisch centrum of aan de beoogde locatie. Wel wordt als kenmerk van de hoofdfietsstructuur genoemd dat onder andere het ziekenhuis direct bereikbaar is via de hoofdfietsstructuur. Bij de nieuwe locatie van het ziekenhuis dient dus aandacht te zijn voor de aansluiting op de hoofdfietsstructuur. Integraal Mobiliteitsplan Middelburg 2004 – 2010 Het plan bestaat uit een beleidsdeel en een programmadeel. In het beleidsdeel zijn doelstellingen (de beoogde maatschappelijke effecten, "wat willen we bereiken") en visie bepaald van waaruit het programmadeel (de specifieke knelpunten en de maatregelen, "wat gaan we er aan doen") is afgeleid. De lijst met knelpunten en maatregelen in het programmadeel is enerzijds gebaseerd op (netwerk)analyses, bureauonderzoek van bestaande gemeentelijke documenten, interviews en klachtenregistratie en anderzijds gebaseerd op de beleidsvisie. De functie van het integrale mobiliteitsplan is drieledig. In de eerste plaats wil het de huidige en toekomstige problemen op het gebied van verkeer en vervoer in beeld brengen en oplossingsrichtingen aangeven. In het uitzetten van de beleidslijnen hiervoor wordt nadrukkelijk de relatie met de toekomstvisie voor de stad gelegd. Enerzijds vanuit de overtuiging dat het verkeer in belangrijke mate bepalend is voor de (ruimtelijke) kwaliteit van de stad en anderzijds omdat verkeer en vervoer faciliterend is voor een gewenste (ruimtelijke) ontwikkeling. Het mobiliteitsplan is dan ook vanuit de brede opgaven voor de stad gedefinieerd. Ten tweede is het plan bedoeld om samenhang te brengen in de ontwikkeling van de verschillende onderdelen van het verkeers- en vervoersbeleid zoals wegen, fiets, openbaar vervoer. Ten derde dient het integrale mobiliteitsplan richtinggevend en kaderstellend te zijn, opdat een aanzet

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 22 - voorontwerp

    tot prioritering voor investeringen in infrastructuur, vervoer en flankerend beleid mogelijk wordt. Het integrale mobiliteitsplan en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma 2004 - 2010 vormt dan ook het basisdocument voor het onderdeel mobiliteit in de programmabegroting. De ontwikkeling van het medisch centrum nabij de Schroeweg wordt als zodanig niet benoemd in het mobiliteitsplan van Middelburg, maar er wordt wel ingegaan op de Schroeweg zelf. Als gevolg van de realisatie van de N57 ten oosten van Middelburg verandert de verkeersstructuur en daarmee de verkeersstromen van Middelburg. Op de Schroeweg zal het ook na de openstelling van de N57 druk blijven op de Schroeweg. In het mobiliteitsplan staan hiervoor twee oorzaken genoemd. Enerzijds doordat het invloedsgebied van de route via de Schroeweg ongeveer de westelijke helft van Middelburg omvat en anderzijds doordat een groot deel van het kernwinkelgebied en de bijbehorende parkeervoorzieningen via deze zijde van Middelburg ontsloten blijft. Pas na een eventuele aanleg van een vierde kanaalkruising met bijbehorend deel van de rondweg kunnen de verkeersintensiteiten van de Schroeweg sterk teruggebracht worden.

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 23 - 11 juni 2012

    Hoofdstuk 3 Milieuonderzoek

    3.1 Inleiding

    De beoogde ontwikkeling is in dit hoofdstuk getoetst aan de relevante beleid, wet- en regelgeving voor water, natuur en milieuaspecten. In enkele gevallen zijn de conclusies gebaseerd op verkennend onderzoek dat in het verdere verloop van de bestemmingsplanprocedure nog zal worden aangevuld en uitgewerkt.

    3.2 Milieueffectrapportage

    Wettelijk kader Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor projecten met grote milieugevolgen een plan-m.e.r. op te stellen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn. Daarnaast kan onder omstandigheden uit de Natuurbeschermingswet 1998 ook de verplichting voortvloeien tot het opstellen van een passende beoordeling c.q. plan-m.e.r.. Resultaten De ontwikkeling van het ziekenhuis kan worden beschouwd als een 'stedelijk ontwikkelingsproject' uit de D-lijst van het Besluit-m.e.r (D 11.2). Volgens deze categorie van het Besluit-m.e.r. is voor het bestemmingsplan een plan-m.e.r. nodig, als dit voorziet in een (m.e.r.-beoordelingsplichtige) stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte meer dan 100 hectare of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Het voorliggende plan beslaat echter slechts een oppervlakte van ruim vijf hectare, de omvang van het plangebied blijft dan ook ruim onder de drempelwaarde uit het Besluit-m.e.r. en dat geldt ook voor het aantal m² bvo, in dat geval kan worden volstaan met een (vormvrije) beoordeling of een plan-m.e.r. noodzakelijk is op grond van relevante effecten op het milieu. In de onderstaande paragrafen is het plan getoetst aan het relevante beleid en de wet- en regelgeving voor water, natuur en milieuaspecten. Uit deze toetsing is gebleken dat het plan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Tevens is vastgesteld dat de activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt geen (significante) effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden in de omgeving. Daarom is tevens geen Passende beoordeling c.q. plan-MER nodig op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.

    3.3 Water

    Wettelijk kader / inleiding In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen. Onderzoek Op 22 februari 2012 heeft informeel overleg plaats gevonden met het waterschap Scheldestromen. Met het waterschap zijn de volgende uitgangspunten voor het plangebied doorgenomen:

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 24 - voorontwerp

    Infiltratie in dit gebied is niet haalbaar door de aard van de grondslag en lage ligging. Wel zal onderzocht worden of afgevangen hemelwater van daken gebruikt kan worden voor irrigatie van groenvoorzieningen.

    Op het terrein zal extra oppervlaktewater worden aangelegd voor de berging voor hemelwater, in aansluiting op het bestaande slotenpatroon.

    De omvang van de nieuwe waterberging zal worden berekend op basis van de norm 75 mm per m² verhard oppervlak, rekening houden met het zomerpeil (NAP -2,15m) en maximaal peil (T=100, NAP -1,16178 m).

    De onderhoudsstrook aan weerszijden van de watergang dient minimaal 5,00 m breed te zijn, met een talud 1 : 2 en een waterbodembreedte van minimaal 0,50 m.

    De doorvaarthoogte van bruggen bedraagt minimaal 1,30 m, afhankelijk van de overspanning. Op basis van bovengenoemde oppervlaktewaternorm is berekend dat in het gebied circa 3.300 m³ nieuw oppervlaktewater moet worden gerealiseerd (voor het medisch centrum 1.875 m³ en voor de overige zorgvoorzieningen 1.400 m³). Met het eerste overleg is de watertoetsprocedure in gang gezet. De resultaten van het overleg worden in een apart rapport gedocumenteerd. Hierover wordt de komende tijd opnieuw overleg gevoerd tussen het waterschap en de initiatiefnemers. Het definitieve rapport wordt te zijner tijd als bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan gevoegd.

    3.4 Bodem

    Wettelijk kader / inleiding In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven. Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Bouw kan pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd. Onderzoek Door SMA Milieu en Ruimte is in een eerder stadium een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In de grond zijn licht verhoogde gehalten aan cadmium, kwik en lood aangetroffen. In het grondwater zijn licht tot sterk verhoogde gehalten aan barium en een licht verhoogd gehalte aan koper aangetroffen. Aangezien in de grond geen verhoogde gehalten aan barium zijn aangetroffen en omdat in de omgeving vermoedelijk geen verontreinigingsbronnen van barium aanwezig zijn, worden de licht tot sterk verhoogde gehalten aan barium beschouwd als van nature verhoogde achtergrondgehalten. De aangetroffen gehalten aan cadmium, kwik en lood in de grond en koper in het grondwater zijn dusdanig gering dat zij geen risico opleveren voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor het onderzoek is uitgegaan van de hypothese onverdacht. Deze hypothese kan op grond van de onderzoeksresultaten redelijkerwijs worden aanvaard. Resultaten Verdere onderzoeksinspanningen naar de bodemkwaliteit zijn vooralsnog niet noodzakelijk. Er gelden geen gebruiksbeperkingen voor de locatie. Wel dient er rekening mee te worden gehouden dat verontreinigde grond niet zonder meer (tijdelijk) mag worden verplaatst op of van de betreffende locatie. Bij eventuele grondafvoer is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. In verband met de uitbreiding van het plangebied zal deze paragraaf in het vervolg van de procedure nog worden aangevuld met de resultaten van het verkennende bodemonderzoek op het westelijke plandeel.

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 25 - 11 juni 2012

    3.5 Archeologie

    Wettelijk kader Wet op de Archeologische Monumentenzorg Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed. In dat kader dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan - indien nodig - een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. Onderzoek Archeologisch vooronderzoek wordt in het kader van het archeologisch beleid van de gemeente Vlissingen in casu noodzakelijk geacht, vanwege de ligging van het plangebied binnen de zone met een hoge en middelhoge archeologische verwachting op de Archeologische Beleidsadvieskaart Walcheren 2008 in combinatie met het voorgenomen oppervlak van de bodemverstorende werkzaamheden (grondverstorende werkzaamheden tot een oppervlak van circa 500 m² zijn binnen deze zone vrijgesteld van archeologisch onderzoek). Voor het plangebied zijn nog geen uitgewerkte ontwerpschetsen beschikbaar, zodat details over de locaties en dieptes van grondroerende werkzaamheden, funderingstypen en het wel of niet uitvoeren van heiwerkzaamheden vooralsnog onbekend zijn. Het doel van het archeologisch bureauonderzoek, exclusief controleboringen, is op basis van de studie naar de ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van het plangebied een archeologische verwachting op te stellen. Uit het archeologische bureauonderzoek is gebleken dat de kans groot is dat relevante archeologische waarden uit de late-ijzertijd en/of Romeinse tijd binnen het plangebied aanwezig zijn. Tevens is de kans aanwezig dat ook archeologische waarden uit de late-middeleeuwen resteren binnen het plangebied. Waarden, te dateren in de late-ijzertijd en/of Romeinse tijd, worden verwacht in de top van intact en mogelijk veraard Hollandveen, plaatselijk aanwezig vanaf circa 70-90 centimeter beneden maaiveld. Laat-middeleeuwse resten worden verwacht op of net onder het huidige maaiveld in de Duinkerke II Afzettingen. Ten tijde van dit archeologisch bureau onderzoek is rekening gehouden met nieuwbouw in het noordelijk deel van het plangebied ten behoeve van de nieuwbouw van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis, maar in verband met de uitbreiding van het plangebied zal het archeologisch bureauonderzoek worden aangepast. Uitgangspunt van het beleid is om de archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem te bewaren. Als, ondanks eventuele aanpassingen, er verstoring van die waarden optreedt, dienen de archeologische gegevens door middel van onderzoek te worden gedocumenteerd, voordat zij verdwijnen. Resultaten Om het archeologisch verwachtingsmodel te toetsen en dus vast te stellen welke archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, dient een Inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (IVO-Overig) uitgevoerd te worden. Tevens zal het archeologisch bureauonderzoek worden uitgebreid tot het gehele plangebied. In het ontwerpbestemmingsplan zullen de uitkomsten van beide onderzoeken worden beschreven.

    3.6 Cultuurhistorie & Landschap

    Cultuurhistorie De cultuurhistorische waarden in het plangebied zijn beperkt. Een deel van de Mannezeesche Watergang valt binnen het plangebied en deze watergang is onderdeel geweest van tankgracht T7 uit de Tweede Wereldoorlog, die op zijn beurt weer deel uitmaakte van het landfront Vlissingen en een voorlopige status heeft als Rijksmonument. Dit blijkt onder meer uit historische kaarten en informatie van het KICH.

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 26 - voorontwerp

    Verder komen in de omgeving van het plangebied enkele specifieke cultuurhistorische waarden voor. De beplanting van de Bosschaartsweg ten zuidoosten van de A58 is aangegeven als waardevol op de cultuurhistorische kaart van de provincie Zeeland. Het deel van de Bosschaartsweg tussen het plangebied en de Schroeweg, is bij de aanleg van de Schroeweg omgelegd en heeft dus geen historische waarde meer. De Moeringweg en de aanliggende historische boerderij zijn beide van de vijftiger jaren. Alleen de boerderij (Moeringweg 1) is op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie aangegeven. Deze boerderij is omgeven door groene hagen en bomen. Landschap In het plangebied zijn geen landschappelijke historische relicten aanwezig. Het plangebied bestaat uit een akkerperceel tussen de Schroeweg en de Moeringweg, aan de rand van een open ruimte, die van de zuidwestrand van Middelburg doorloopt tot de bebouwing aan de Bosschaartsweg op de kreekrug ten zuiden van de A58. De open ruimte wordt ter plaatse van het plangebied begrensd door de bebouwing van de Woonboulevard Mortiere en het ZEP. Aan de oostzijde loopt de open ruimte door tot in de groene geledingszone, een open beschermde groene zone tussen Middelburg en Vlissingen. Aan de overzijde van de snelweg (zuidzijde) begint het nationale landschap Walcheren. Het zicht hierop is echter beperkt door de dichte beplanting van het viaduct Bosschaartsweg en de afslag Middelburg van de A58. Bij de inrichting van het plangebied wordt rekening gehouden met deze landschappelijke situatie. Het nieuwe medisch centrum kent een maximale hoogte van 20 meter, met de mogelijkheid van een stedenbouwkundig accent (tot maximaal 30 meter) aan de stadszijde, zodat de entree van Middelburg kan worden geaccentueerd. Het plangebied zal in de toekomst worden omgeven door een hoge, groene elzenhaag en op het terrein zullen vruchtbomen worden geplant. Hierdoor worden niet alleen bezoekers van het plangebied beschermd tegen wind, maar ontstaat ook een beeld dat een duidelijke verwantschap heeft met de historische boerenerven in het omringende landschap. Dit beeld van bebouwing op een groen omhaagd terrein zal in de toekomst gehandhaafd blijven.

    3.7 Relatie met omliggende bedrijfsfuncties en onderlinge hinder

    Inleiding In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan hinder door bedrijven in algemene zin. Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Dit is wenselijk als bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn of worden gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. In figuur 4.1 zijn de bijbehorende richtafstanden weergegeven (tussen 0 en 1500 meter). Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. Milieucategorie Richtafstanden tot een 'rustige

    woonwijk' Richtafstanden tot een 'gebied met menging van functies'

    1 10 meter 0 meter 2 30 meter 10 meter 3 50-100 meter 30-50 meter 4 200-300 meter 100-200 meter 5 500-1.000 meter 300-700 meter 6 1.500 meter 1.000 meter Figuur 3.1: Richtafstanden per milieucategorie. De VNG-publicatie blijft een richtlijn, waarin in algemene zin richtafstanden zijn bepaald op basis van

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 27 - 11 juni 2012

    gemiddelde productieprocessen. Het kan daarom wenselijk zijn om in specifieke situaties de bewuste bedrijven nader te beschouwen op hun bedrijfsactiviteiten. Het kan immers zo zijn dat een specifiek bedrijf er een andere bedrijfsvoering op nahoudt, waardoor de hinder afwijkt van wat op grond van de VNG-publicatie is ingeschat. Bovendien moeten bedrijven op basis van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning milieu) of op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) aan voorschriften voldoen. Deze voorschriften hebben onder meer als doel de hinder voor de omgeving te reguleren en op een acceptabel niveau te houden. Deze voorschriften bieden daarom ook inzicht in de hindersituatie. Onderzoek In het plangebied wordt de realisatie beoogd van een medisch centrum/ziekenhuis en daaraan gerelateerde (medische) voorzieningen en dienstverlening. Op grond van de VNG-publicatie geldt voor voorzieningen op het gebied van gezondheids- en welzijnszorg (SBI-code 86) over het algemeen milieucategorie 1 of 2. Volgens de VNG-publicatie dient tussen deze functies en een rustige woonwijk een minimale afstand van 30 meter te worden aangehouden. Het plangebied ligt op een afstand van 500 meter van de meest nabijgelegen woonwijk en op ongeveer 250 meter van de dichtstbijzijnde woning aan de Moeringweg. Aan de richtafstanden wordt dan ook in ruime mate voldaan. Er valt dan ook geen hinder te verwachten van het nieuwe medisch centrum. Andersom kan een medisch centrum ook als milieugevoelige functie worden aangemerkt, omdat daar tijd patiënten worden behandeld en verblijven. De bedrijvigheid op de Woonboulevard behoort tot milieucategorie 2. De afstand van de terreingrens van de meubelboulevard tot aan de terreingrens van het medisch centrum is ruim 100 meter. De afstand is dus ruim voldoende. Aan de overzijde van de Schroeweg zijn de gronden bestemd voor bedrijven in categorie 3.2. De afstand van terreingrens tot de terreingrens van het ziekenhuis bedraagt ongeveer 65 meter. Op het moment zijn deze gronden deels onbebouwd. In het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein zal worden onderzocht in hoeverre aanpassing van de toegestane milieucategorie wenselijk is in verband met het verblijfsklimaat in het onderhavige plangebied.

    3.8 Verkeer en vervoer

    Inleiding Voor een goede ruimtelijke ordening is een goede verkeersafwikkeling en een veilige verkeersontsluiting van alle modaliteiten van belang. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen. Bereikbaarheid en ontsluiting autoverkeer Verkeergeneratie Er is intensief onderzoek2 uitgevoerd naar een duurzame oplossing voor een goede bereikbaarheid van het toekomstige Admiraal De Ruyter Ziekenhuis en de zorggerelateerde functies. Dit onderzoek werd begeleid door een werkgroep waarin de gemeenten Vlissingen en Middelburg en de provincie Zeeland zitting hadden. De belangrijkste conclusies zijn hieronder weergegeven. Het ziekenhuis en de zorgfuncties genereren verkeer, zowel van werknemers, als van patiënten en bezoekers. Vanwege het karakter van het medisch centrum met poliklinieken en dagbehandeling en weinig bedden, dat alleen op weekdagen geopend is, vinden deze verplaatsingen vooral overdag en op weekdagen plaats. In de avond en in het weekend is er heel beperkt verkeer, met name voor de huisartsenpost en apotheek. Ook voor de zorggerelateerde functies wordt verwacht dat deze vooral door de week tijdens kantooruren verkeer zullen genereren. De verkeersbewegingen vallen dus veelal buiten de spitsen van het ZEP en de meubelboulevard, die met hun piekafvoeren kunnen zorgen voor een overbelasting van het verkeerssysteem. Op basis van het totale programma van eisen is de verkeersproductie voor het ziekenhuis en de zorggerelateerde functies bepaald op circa 5.700 motorvoertuigen per etmaal.

                                                                2 Herijking verkeerscijfers ADRZ, Royal Haskoning, juni 2012 

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 28 - voorontwerp

    Om te kunnen beoordelen of deze hoeveelheid verkeer goed afgewikkeld kan worden, is deze verkeersproductie ingevoerd in een verkeersmodel. Bij de berekeningen is rekening gehouden met de meest recente verkeerstellingen in de Mortiere (onder andere op de Mortiereboulevard in februari 2012). In deze berekeningen zijn de volgende ontwikkelingen meegenomen: uitgifte / ingebruikneming van het gehele Mortieregebied ten noordoosten van de Schroeweg; bouw van het medisch centum en daaraan gerelateerde functies op de voorgenomen locatie; een jaarlijkse toename van het verkeersaanbod met circa 1%. Het verkeersonderzoek laat zien dat het wegenstelsel op de Mortiere tot 2022 bovengenoemde ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande verkeersproductie kan verwerken. De intensiteit op de Schroeweg neemt toe van circa 23.000 motorvoertuigen per werkdag in 2012 naar circa 27.000 motorvoertuigen in 2022. Het onderzoek laat echter ook zien dat het verkeer stagneert bij de centrale rotonde op de kruising van Schroeweg en Mortiereboulevard. Dit geldt met name als alle verkeer via deze rotonde wordt afgewikkeld. Op de aantakkingen in noordoostelijke en zuidwestelijke richting loopt het verkeer vast op drukke momenten. Oorzaak van deze stagnatie is het technisch ontwerp van de rotonde. Deze is aangelegd als een tweestrooksrotonde op een zodanige wijze dat de 'binnenbaan' nauwelijks gebruikt wordt. De rotonde functioneert nu dus suboptimaal; een probleem dat ook zonder de bouw van het ziekenhuis bij de verwachte ontwikkeling van de Mortiere in de periode tot 2022 tot stagnatie in de verkeersafwikkeling zal leiden, met name op piekuren. Om de ontsluiting van het nieuwe medisch centrum op te lossen zijn er twee alternatieve oplossingen onderzocht: ontsluiting van het medisch centrum via een verbeterde centrale rotonde; ontsluiting van het medisch centrum via twee ontsluitingen op de Schroeweg, namelijk zowel via

    de centrale rotonde als via een nieuw aan te leggen weg die aantakt op de westelijke rotonde A58 – Schroeweg.

    Ontsluiting via Mortiereboulevard en centrale rotonde Het nieuwe medisch centrum zal gebouwd worden op de hoek Schroeweg / Mortiereboulevard, dicht tegen de centrale rotonde. Vanuit het oogpunt van oriëntatie en herkenbaarheid voor de bezoekers is het wenselijk om het medisch centrum via deze centrale rotonde te ontsluiten. De afwikkeling van deze rotonde kent op sommige momenten problemen. Dit heeft zowel te maken met de hoeveelheid verkeer, maar ook met de vormgeving van de rotonde. Uit onderzoek, mede op basis van recente verkeerstellingen blijkt dat het verkeer naar en van het medisch centrum via de centrale rotonde afgewikkeld kan worden, mits die rotonde omgebouwd wordt tot een zogenaamde 'turborotonde'. Deze ingreep vergt een aanpassing van de rijbaanbreedte op de rotonde, een aanpassing van de belijning en een aanpassing van de aantakking van de Mortiereboulevard op de rotonde. In deze configuratie is er vanwege de realisatie van het ziekenhuis geen extra aanpassing nodig van de rotondes bij de A58. Uit doorrekening van de variant met Turborotonde blijkt dat tot 2022 een goede verkeersafwikkeling gegarandeerd is. In het daarop volgende decennium kunnen zich alsnog capaciteitsproblemen voordoen op de centrale rotonde vooral op de noordelijke tak, hoofdzakelijk op piekuren voor het ZEP. Die situatie doet zich met name voor als het verkeer in die periode toeneemt, bijvoorbeeld als gevolg van meerdere bedrijven of instellingen die zich vestigen nabij het al gevestigde medisch centrum. Deze situatie wordt echter vooralsnog als onwaarschijnlijk beoordeeld, omdat voor de regio een afnemende groei en zelfs op termijn een krimp van bevolking voorspeld wordt met als consequentie dat het bestaande areaal bedrijfsterrein volstaat. Vanuit een zuiver verkeerskundige benadering zou, binnen de planperiode volstaan kunnen worden met de aanpassing van de centrale rotonde: de hoofdontsluiting verloopt vanaf de rotonde waar het medisch centrum tegen aan ligt: een

    herkenbare en heldere oplossing voor bezoekers; dit alternatief lost een bestaand probleem in de verkeersafwikkeling op de Mortiere effectief op; er worden niet meer wegen aangelegd dan strikt noodzakelijk voor de bouw van het Admiraal De

    Ruyter Ziekenhuis en de daaraan gerelateerde functies; deze oplossing kan snel en zonder extra planologische procedures ten uitvoer gebracht worden.

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 29 - 11 juni 2012

    Ontsluiting via nieuwe ontsluitingsweg op de Schroeweg In dit alternatief wordt een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd vanaf de rotonde A58 - Schroeweg naar de Mortiereboulevard, langs het nieuwe medisch centrum. Dat krijgt op deze wijze een dubbele, volwaardige ontsluiting. Deze tweede ontsluiting is volgens de gemeente Middelburg mogelijk vanaf de rotonde A58 - Schroeweg, die voor dat doel aangepast zal worden tot een turborotonde met vier volledige tweestrooksaantakkingen. Deze aanpassing zal meegenomen worden in de plannen die de provincie Zeeland nu voorbereidt voor beide rotondes aan weerszijden van de A58. Uit de doorrekening van de rotondes is gebleken dat met de aanleg van de turborotondes aan weerszijden van de A58 de afwikkeling tot na 2032 gegarandeerd is. De gemiddelde wachtrijlengte vanaf de afritten van de snelweg bedraagt dan 2 voertuigen per opstelstrook. Uitzondering hierop is de strook vanaf Goes linksaf hier is de gemiddelde wachtrijlengte in 2032 3 voertuigen. Er is dus in normale omstandigheden geen risico op afwikkelingsproblemen op de snelweg. De verzadigingsgraad die maximaal 0,8 mag bedragen, bedraagt op dat moment maximaal 0,79 Dat betreft overigens de relatie Schroeweg oprit Goes. Aangezien het in de lijn der verwachting ligt dat na 2032 de krimp zich vertaald heeft in minder mobiliteit, zal een dergelijke oplossing een duurzame oplossing blijken. Uit het verkeerskundig onderzoek blijkt deze optie tot een goede en evenwichtige verkeersafwikkeling te leiden, ook in het geval de centrale rotonde niet tot turborotonde omgebouwd wordt. Bij stagnatie van deze rotonde kan alle verkeer van en naar het ziekenhuis en de zorggerelateerde functies via de turborotonde A58 worden afgewikkeld. Uit de doorrekening van de rotondes is gebleken dat met de aanleg van de turborotondes bij de A58 de verkeersafwikkeling tot na 2032 gegarandeerd is. Vanwege het grote hoogteverschil tussen de Schroeweg nabij het snelwegviaduct en het naastgelegen terrein en ook vanwege de kruising met een belangrijke leiding is de aanleg van deze weg, inclusief de aanpassing van de rotonde, een aanzienlijke technische ingreep. Bij de aanleg ervan dienen de gemeenten Vlissingen (bevoegd gezag) en Middelburg (terreineigenaar) betrokken te worden en ook de provincie Zeeland (eigenaar / beheerder van dit deel van de Schroeweg) en Rijkswaterstaat (eigenaar / beheerder van de afslag van de A58). Voor de aanpassing van de Bosschaartsweg is overleg met de eigenaar (waterschap Scheldestromen) noodzakelijk. Deze alternatieve oplossing kan gemotiveerd worden vanwege de verwachting dat de vestiging van het nieuwe medisch centrum, de vestiging van zorggerelateerde instellingen en bedrijven zal stimuleren en wel in de directe nabijheid van het nieuwe medisch centrum. Omdat deze toekomstige ontwikkeling nabij het medisch centrum extra verkeer zal genereren, dient nu al rekening te worden gehouden met een tweede ontsluiting vanaf de Schroeweg. Een tweede argument voor deze extra ontsluiting is dat een medisch centrum bij voorkeur vanuit twee volwaardige ontsluitingen bereikbaar is, zodat in het geval van afsluiting van één ontsluitingsweg de bereikbaarheid gewaarborgd is. Deze nieuwe weg ontsluit naast het medisch centrum ook andere kavels en vormt daarnaast een tweede ontsluitingsweg voor de meubelboulevard. Afweging van de twee alternatieven De tweede alternatieve oplossing past beter bij de voorgenomen nieuwe bestemming van een medisch centrum, omdat uitbreiding op afzienbare termijn met zorgfuncties of zorggerelateerde functies te verwachten is en deze variant voldoende capaciteit biedt. De ontsluiting via de Mortiereboulevard is weliswaar voldoende voor de vestiging van het medisch centrum, maar geeft onvoldoende garanties dat de verkeerscapaciteit ook op de middellange termijn voldoende zal zijn. Mede in verband met de bereikbaarheid van het plangebied bij calamiteiten is een zelfstandige aansluiting op de Schroeweg zeer wenselijk. Bereikbaarheid en ontsluiting langzaam verkeer De beoogde locatie van het nieuwe medisch centrum is voor langzaam verkeer vanuit Middelburg goed ontsloten (zie figuur 3.2). Er loopt een fietspad (Schelde-Rheinroute) vanuit het centrum van Middelburg, langs de Schroeweg, naar het bedrijventerrein Mortiere. Ook loopt er een fiets- en wandelpad onder de centrale rotonde, waardoor bezoekers die ten oosten van de Schroeweg het gebied benaderen, de locatie kunnen bereiken zonder de Schroeweg te hoeven oversteken. Vanuit de richting Vlissingen loopt er geen fietspad naar het nieuwe medisch centrum, maar deze kan wel over lokale wegen bereikt worden zoals de Moeringweg en Bosschaartsweg. Via de Rijersdwarsweg en de Reijersweg sluiten deze wegen aan op het hoofdfietsnetwerk van Vlissingen.

  • 9X0687.C0 ADRZ - Vlissingen-noord 11 juni 2012 - 30 - voorontwerp

    Figuur 3.2: Huidige situatie langzaam verkeer. Openbaar vervoer De provincie Zeeland is verantwoordelijk voor het openbaar busvervoer in de gemeente Vlissingen en in Zeeland als geheel. De provincie overlegt met de uitvoerder van het openbaar vervoer en besteedt het openbaar vervoer Europees aan. De gemeente Vlissingen kan bij de provincie routes of halteplaatsen aandragen. Het plangebied is op dit moment niet aangesloten op het openbaar vervoersnetwerk. In 2014 zal het openbaar vervoer opnieuw worden aanbesteed. De gemeente Vlissingen zet zich in om bij de herijking van de dienstregeling voor de nieuwe aanbesteding een nieuwe halte te realiseren nabij het medisch centrum. Bereikbaarheid van bovenwijkse voorzieningen met het openbaar vervoer is essentieel.

    Figuur 3.3: Huidige situatie openbaar vervoer. In de huidige situatie is de ontsluiting van het bedrijventerrein Mortiere met het openbaar vervoer beperkt. Het gebied wordt door één buslijn ontsloten. Dit is lijn 65 die van station Middelburg naar de Mortiere rijdt en weer terug. In de Mortiere wordt eerst de halte bij het ROC (halte: ROC Tromboneweg) aangedaan, waarna vervolgens gestopt wordt op de Mortierboulevard (halte: Mortiere). Deze laatste halte is het dichtst bij het plangebied gelegen (zie figuur 3.3). De afstand vanaf de halte Mortiere naar de hoek van de Bosschaartsweg en de Moeringweg is ongeveer 300 meter. De afstand naar de entree van ziekenhuis is groter. Doordeweeks en op zaterdag rijdt lijn 65 2x per uur. Op zondag één keer per uur. Doordat lijn 65 alleen in het gebied tussen het station Middelburg en Mortiere rijdt, zullen bezoekers van het ziekenhuis, die gebruik maken van het OV en komen uit het westen en noorden van Middelburg en de gehele regio Walcheren, over moeten stappen bij het centraal station. De enige uitzondering hierop vormt lijn 57 komende vanuit Vlissingen en Oost-Souburg. Deze lijn stopt bij twee haltes waar lijn 65 ook stopt (Duunmede en Ewisland), maar dus niet in de Mortiere zelf. Hierdoor is er geen sprake van een rechtstreekse verbinding tussen Vlissingen en de Mortiere.

  • ADRZ - Vlissingen-noord 9X0687.C0 voorontwerp - 31 - 11 juni 2012

    Parkeren Naast bereikbaarheid is ook voldoende parkeercapaciteit van belang. De parkeerbehoefte wordt daarbij meestal bepaald op grond van de parkeerkencijfers uit CROW publicatie 182. Vanwege het bijzondere karakter van het ziekenhuis (veel dagbehandeling, weinig bedden) is deze methode ontoereikend aangezien daarbij het aantal bedden als uitgangspunt worden genomen. In dat geval zou de parkeerbehoefte slechts 120 parkeerplaatsen bedragen. Om die reden is er in casu voor gekozen om de parkeerbehoefte voor het ziekenhuis in te schatten op grond van het verwachtte aantal behandelingen en consulten per jaar. Op basis van het programma van eisen voor het ADRZ wordt de parkeerbehoefte ingeschat op 420 parkeerplaatsen. Het plan voorziet op dit moment in een parkeerareaal van 525 parkeerplaatsen. Daarmee is de maximale bezettingsgraad 80% en zal de zoektijd naar een vrije parkeerplaats ook op drukke momenten acceptabel zijn. Er is ook voldoende ruimte om het benodigd aantal fietsparkeerplaatsen te realiseren, voor zowel personeel als bezoekers. Voor zorggerelateerde functies kent het CROW geen standaard parkeerkencijfer. Daarom is voor de raming van de parkeerbehoefte van dit deel uitgegaan van enigszins vergelijkbare functies. Op grond van het programma van eisen (zie blz. 14) komt de parkeerbehoefte voor dit deel vooralsnog uit op circa 271 parkeerplaatsen. Afhankelijk van de aard en omvang van het definitieve programma kan dat minder worden.

    3.9 Geluid

    Wetgeving Het te realiseren medisch centrum en mogelijk ook andere binnen het plangebied te vestigen medische en zorgfuncties vallen onder de categorie 'andere geluidsgevoelige gebouwen' uit artikel 1 van de vigerende Wet geluidhinder. Er wordt in de regelgeving thans géén onderscheid gemaakt tussen ziekenhuis (met opnamemogelijkheid patiënten) en polikliniek (geen opnamemogelijkheid), maar door een wetswijziging per 1 juli 2012 komt (naar verwachting), de geluidsgevoelige status van poliklinieken en medische centra te vervallen. Bij de verdere planuitwerking moet met het bevoegd gezag (gemeente Vlissingen) worden nagegaan of het hele complex als geluidsgevoelig wordt aangemerkt of slechts een gedeelte. Naast het Besluit geluidhinder wordt tevens het Bouwbesluit naar verwachting binnenkort aangepast. Afhankelijk van de gebouwdefinitie wor