ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer...

43
32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften 8.1.1 MERKEN a) De colli (vaten, jerrycans, kisten, zakken , ...) en de I.B.C.'s (grote houders voor losgestort vervoer) moeten voldoen aan de constructievoorschriften van het ADR. en voorzien zijn van een UN -merk als bewijs van hun conformiteit; 1A1/Y1.4/150/83 B/VL123 b) de gasflessen die bestemd zijn voor het vervoer van stoffen van klasse 2 moeten ook voldoen aan de constructievoorschriften van het ADR. De merken verschillen nochtans van deze op de colli en de IBC’s en bevatten onder meer de datum van de laatste hydraulische drukproef en de stempel van de erkende instelling die ze heeft uitgevoerd. 8.1.2 ETIKETTEN Gevaarsetiketten met een zijde van 10 cm moeten op de colli, de IBC’s en de gasflessen worden aangebracht. Nota: Volgens het geherstructureerd ADR (verplicht vanaf 1-1-2003) moeten: de etiketten op dezelfde zijde van de colli worden aangebracht, op IBC’s met een capaciteit van meer dan 450 liter moeten deze gegevens op twee parallelle zijden voorkomen. 8.1.3 AANDUIDINGEN a) Op de colli en de IBC’s moeten op een duidelijke en duurzame wijze volgende gegevens worden aangebracht: de letters UN gevolgd door het identificatienummer van de stof. b) Op de gasflessen moeten op een duidelijke en duurzame wijze volgende gegevens worden aangebracht: de letters UN gevolgd door het identificatienummer van de stof. Bovendien moet de naam van het gas of gasmengsel worden vermeld. Opmerking: De gasflessen die voor de 1 ste januari 1997een eerste of een periodieke keuring hebben ondergaan mogen leeg en niet gereinigd zonder etiket(ten) worden vervoerd tot de datum van de volgende vulling of periodieke keuring. U N

Transcript of ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer...

Page 1: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

32

8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli

8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

8.1.1 MERKEN a) De colli (vaten, jerrycans, kisten, zakken , ...) en de I.B.C.'s (grote houders voor losgestort

vervoer) moeten voldoen aan de constructievoorschriften van het ADR. en voorzien zijn van een UN -merk als bewijs van hun conformiteit;

1A1/Y1.4/150/83

B/VL123

b) de gasflessen die bestemd zijn voor het vervoer van stoffen van klasse 2 moeten ook

voldoen aan de constructievoorschriften van het ADR. De merken verschillen nochtans van deze op de colli en de IBC’s en bevatten onder meer de datum van de laatste hydraulische drukproef en de stempel van de erkende instelling die ze heeft uitgevoerd.

8.1.2 ETIKETTEN Gevaarsetiketten met een zijde van 10 cm moeten op de colli, de IBC’s en de gasflessen worden aangebracht.

Nota:

Volgens het geherstructureerd ADR (verplicht vanaf 1-1-2003) moeten:

de etiketten op dezelfde zijde van de colli worden aangebracht,

op IBC’s met een capaciteit van meer dan 450 liter moeten deze gegevens op twee parallelle zijden voorkomen.

8.1.3 AANDUIDINGEN a) Op de colli en de IBC’s moeten op een duidelijke en duurzame wijze volgende gegevens

worden aangebracht:

de letters UN gevolgd door het identificatienummer van de stof. b) Op de gasflessen moeten op een duidelijke en duurzame wijze volgende gegevens

worden aangebracht: de letters UN gevolgd door het identificatienummer van de stof. Bovendien moet de naam van het gas of gasmengsel worden vermeld.

Opmerking: De gasflessen die voor de 1ste januari 1997een eerste of een periodieke keuring hebben ondergaan mogen leeg en niet gereinigd zonder etiket(ten) worden vervoerd tot de datum van de volgende vulling of periodieke keuring.

U N

Page 2: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

33

8.2 Documenten

8.2.1 VERVOERDOCUMENT a Gevulde verpakkingen:

1. het UN- nummer voorafgegaan door de letter UN,

2. de officiële aanduiding van de stof, in voorkomend geval de technische benaming of de benaming van de chemische groep,

3. de nummers van de modellen van de gevaarsetiketten die opgenomen zijn in kolom (5) van talbel A van hoofdstuk 3.2 van het ADR. In geval van meerdere modelnummers moeten de nummers die volgen op het eerste nummer tussen haakjes worden aangeduid,

4. in voorkomend geval, de verpakkingsgroep toegekend aan de stof

5. in voorkomend geval, de tunnelbeperkingscode in hoofdletters en tussen haakjes

Opmerkingen: a) De hierboven vermelde elementen moeten voorkomen in de orde 1, 2. 3. 4 zonder andere informatie behalve deze die eventueel door de ADR – voorschriften is voorzien.

b) De aanduidingen van de tunnelbeperkingscode is niet van toepassing op voertuigen die gevaarlijke goederen overeenkomstig de vrijstellingen van 1.1.3 vervoeren (1.9.5.3.6).

Voorbeeld van toegelaten aanduidingen in het vervoerdocument:

“UN 1098 allylalcohol, 6.1 (3), I, (C/D)” b. Lege niet-gereinigde verpakkingen en lege niet-gereinigde gasrecipiënten met een

capaciteit ≤ 1.000 l :

Algemene regel De omschrijving van de vervoerde stof in het vervoerdocument is die van het tevoren vervoerd product (zie 9.2.1 a) 2.), maar met “Leeg, niet gereinigd” of “Residu, vorige inhoud” voor of achter de officiële vervoersnaam ervan.

Voorbeelden van toegelaten aanduidingen in het vervoerdocument: Vervoer van ongereinigde lege vaten die decaboraan hebben bevat (UN-nr 1868)

UN 1868 leeg, niet gereinigd, Decaboraan, 4.1 (6.1), [PG] II, (E) UN 1868 Decaboraan, leeg, niet gereinigd, 4.1 (6.1), [PG] II, (E) UN 1868 residu, vorige inhoud, Decaboraan, 4.1 (6.1), [PG] II, (E) UN 1868 Decaboraan, residu, vorige inhoud, 4.1 (6.1), [PG] II, (E)

Andere mogelijkheden voor specifieke gevallen – Bij transporten in gesloten circuit Wanneer de lege, niet gereinigde houders onmiddellijk terugkeren naar de afzender, mag het vervoerdocument voor de heenreis (met de gevulde houders) herbruikt worden; de vermelding van de totale hoeveelheid gevaarlijke goederen moet dan vervangen worden door de woorden “Lege, niet gereinigde retour”.

Page 3: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

34

– Voor lege niet-gereinigde colli (vaten, gasflessen, IBC's, ... )

De omschrijving van de vervoerde mag stof bestaan uit "Lege verpakkingen", "Lege recipiënten", "Lege IBC’s" of “Lege grote verpakkingen” (al naargelang het geval), gevolgd door de nummers van de modellen van etiketten voor het product dat ze tevoren bevat hebben. Wanneer daar geen nummer voorkomt moet de klasse vermeld worden.

Wanneer het tevoren bevat product een gas was, mogen de nummers van de modellen van etiketten vervangen worden door dat van de klasse (“2”).

Voorbeeld : "Lege verpakkingen, 6.1 (3)”

c. Lege niet-gereinigde gasrecipiënten met een capaciteit van meer dan 1000 liter, lege niet-gereiningde tankcontainers, lege niet-gereinigde voertuigen en containers voor losgestort vervoer.

De vervoerde goederen kunnen ook als volgt omschreven worden: “leeg recipiënt”, lege tankcontainer”, “leeg voertuig”, “leeg voertuig”, naargelang het geval, gevolgd door: - “laatst geladen goed:” - de vermeldingen die opgenomen zijn in 1.2.a) met betrekking tot de producten die de houders bevat hebben in een toegestane volgorde

Voorbeeld: “Lege tankcontainer, laatst geladen goed: UN 1098, allylalcohol, 6.1 (3), I (C/D)” Opmerkingen:

1. Volgens afwijking nr. 6-97 mag bij nationaal vervoer van lege, niet-gereinigde houders die stoffen van verschillende klassen hebben bevat, het vervoerdocument volgende vermelding bevatten:

“lege, niet-gereinigde houders die stoffen van verschillende klassen hebben bevat”

2. Talen :

internationaal: de vermeldingen in het vervoerdocument moeten in één van de officiële talen van het land van de verzending van de goederen zijn alsook in het Frans, het Engels of het Duits, behalve tussen België en Nederland (zie bilateraal akkoord 3582 3582 onder 3.2.1”

nationaal: voor nationaal vervoer mag op het vervoerdocument enkel Nederlands, Frans of Duits gebruikt worden.

8.2.2 SCHRIFTELIJKE RICHTLIJNEN Als een hulp bij noodsituaties tijdens een ongeval dat zich gedurende het vervoer kan voordoen, moeten de schriftelijke richtlijnen die beantwoorden aan het model van 4 pagina’s, zich binnen handbereik in de cabine van de bemanning van het voertuig bevinden. Deze richtlijnen moeten door de vervoerder voor het vertrek aan de bemanning van het voertuig overhandigd worden in een taal of in talen die elk lid kan lezen en begrijpen. De vervoerder moet er zich van vergewissen dat elk bemanningslid van het betrokken voertuig deze richtlijnen correct begrijpt en in staat is om ze toe te passen. De officiële versie en de vertaling in verschillende talen kunnen van het internet gedownload worden. Te raadplegen site: http://www.unece.org/trans/danger/publi/adr/adr_linguistic_e.htm

Page 4: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

35

8.2.3 OPLEIDINGSGETUIGSCHRIFT Het opleidingsgetuigschrift anders dan in tanks is vereist voor de chauffeurs die een transport uitvoeren in hoeveelheden boven de gedeeltelijke vrijstellingsgrenzen van § 1.1.3.6. Opmerkingen:

Bij vervoer van explosieve en radioactieve stoffen moet de chauffeur over het overeenkomstig opleidingsgetuigschrift beschikken.

Een getuigschrift voor het vervoer in tanks is ook geldig voor om het even welke andere wijze van vervoer (colli, IBC's, losgestort, enz….).

Geldigheid: 5 jaar

Verlenging: tijdens de 12 maanden die voorafgaan aan de vervaldag van het getuigschrift. een bijscholingsopleiding volgen en slagen in een examen 8.2.4 BEWIJS VAN TECHNISCHE KEURING ( geen ADR controle voor het

vervoer van stukgoederen) Het keuringsbewijs van de technische controle is 6 maand geldig (12 maand indien er geen ernstige tekortkoming werd geconstateerd – systeem bonus malus):

8.2.5 AFSCHRIFT VAN EEN AFWIJKING. Indien het transport wordt uitgevoerd onder de voorwaarden van een nationale afwijking moet een afschrift van deze afwijking aan boord van het voertuig aanwezig zijn.

8.3 Technische voorschriften voor het voertuig

8.3.1 ORANJE WAARSCHUWINGSSCHILDEN Het voertuig moet vooraan en achteraan een oranje kleurig waarschuwingsschild voeren, voorzien van een zwarte boord van 15 mm, met afmetingen 40 x 30 cm.

8.3.2 STUWING De verschillende elementen van de lading moeten behoorlijk op het voertuig zijn gestuwd en met geschikte middelen vastgezet, zodanig dat ze ten opzichte van elkaar of van de wanden van het voertuig niet kunnen verschuiven.

8.3.3 BRANDBLUSSERS Elke transporteenheid moet in functie van zijn maximum toegelaten massa (MTM) voorzien van de voorgeschreven blusapparaten met minimale inhouden volgens onderstaande tabel:

MTM - transporteenheid brandblusser cabine brandblusser(s) buiten cabine

HTM ≤ 3,5 T min. 2 kg min. 2 kg

3,5 T ≤ HTM ≤ 7,5 T min. 2 kg min. 6 kg

HTM > 7,5 T min.2 kg min. 6 kg + aanvulling tot 12 kg in totaal

De brandblussers moeten bovendien aan volgende eisen voldoen:

geschikt zijn voor de brandbaarheidsklassen A, B en C,

Page 5: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

36

gelood zijn,

voorzien zijn van een geldigheidsetiket en een Belgische of Europese goedkeuring hebben (etiket BENOR V of etiket EN + goedkeuring van een Europees land).

De brandblusser in de bestuurderscabine moet zich in het handbereik van de chauffeur bevinden; de brandblusser(s) buiten de bestuurderscabine moeten duidelijk zichtbaar zijn opgesteld en gemakkelijk toegankelijk zijn. Hun installatie moet zodanig zijn dat ze beschermd zijn tegen de invloed van weersomstandigheden zodat hun operationele capaciteit niet beïnvloed wordt.

8.3.4 VERLUCHTING (INDIEN KLASSE 2) Colli met gassen moeten bij voorkeur in open of geventileerde voertuigen of containers geladen worden. Indien dit niet mogelijk is en de colli in andere gesloten voertuigen of containers worden geladen, moeten de laaddeuren van deze voertuigen of containers als volgt gekenmerkt worden, in letters van ten minste 25 mm hoog :

“OPGELET GEEN VENTILATIE

VOORZICHTIG OPENEN”

8.4 Diverse uitrusting en uitrusting voor individuele bescherming

Elke transporteenheid die gevaarlijke stoffen vervoert moet conform 8.1.5.2 voorzien zijn van uitrustingstukken voor algemene en individuele bescherming. De uitrustingstukken moeten geselecteerd worden op basis van het nummer van het gevaarsetiket van de goederen aan boord. De nummers van de etiketten zijn te vinden in het vervoerdocument. Elke transporteenheid moet, ongeacht het nummer van het gevaarsetiket, de volgende uitrustingstukken aan boord hebben : – één stopblok (wielkeg) per voertuig, waarvan de afmetingen aan de hoogst toegelaten bruto-massa van het voertuig en de diameter van de wielen aangepast zijn; – twee waarschuwingstekens die uit zichzelf rechtop kunnen staan ; – oogspoelvloeistof 1 ; en voor ieder lid van de bemanning : – een fluorescerend jak (bijvoorbeeld zoals die beschreven in de Europese norm EN 471) ; – een draagbaar verlichtingsapparaat dat beantwoordt aan de voorschriften van 8.3.4 ; – een paar veiligheidshandschoenen ; en – een oogbescherming (bijvoorbeeld een veiligheidsbril). Bijkomende uitrusting voorgeschreven voor bepaalde klassen : – een ontsnappingsmasker voor noodgevallen 2 voor elk lid van de bemanning van het

voertuig dient zich aan boord van het voertuig te bevinden voor gevaarsetiketnummers 2.3 of 6.1 ;

– een schop 3 ;

– een rioolafdichting 3 ;

– een opvangreservoir 3; 1 Niet vereist voor gevaarsetiketnummers 1, 1.4, 1.5, 1.6, 2.1, 2.2 en 2.3. 2 Bijvoorbeeld een ontsnappingsmasker voor noodgevallen met een gecombineerde gas/stoffilter van het type A1B1E1K1-P1 of A2B2E2K2-P2 dat gelijkaardig is aan dat beschreven in de norm EN 141. 3 Enkel vereist voor gevaarsetiketnummers 3, 4.1, 4.3, 8 en 9.

Page 6: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

37

9 ADR 2013: Voornaamste wijzigingen voor 1 juli 2013

De wijzigingen voor 2013 kunnen geraadpleegd worden op het INTERNET website : http://www.unece.org./trans/main/dgdb/wp15/wp15rep.html De tekst kiezen met de volgende referentie : ECE/TRANS/WP.15/213 ECE/TRANS/WP.15/213/Add.1 ECE/TRANS/WP.15/213/Add.1/Corr.1 ECE/TRANS/WP.15/213/Corr.1 ECE/TRANS/WP.15/213/Corr.2 Hieronder vindt u een overzicht van de voornaamste wijzigingen: DEEL 1 : Algemene voorschriften HOOFDSTUK 1.1: TOEPASSINGSGEBIED EN TOEPASBAARHEID 1.1.3 vrijstellingen 1.1.3.9 Vrijstellingen in samenhang met gevaarlijke goederen die tijdens het vervoer als

koelmiddel of conditioneringsmiddel gebruikt worden.

Gevaarlijke goederen die enkel verstikkend zijn (d.w.z. die de normalerwijze in de atmosfeer aanwezige stikstof verdunnen of verdringen) zijn, wanneer zij in voertuigen of containers voor koelings- of conditioneringsdoeleinden gebruikt worden, enkel aan de bepalingen van 5.5.3 onderworpen.

1.1.5 Toepassing van normen

Wanneer de toepassing van een norm vereist is en er enig conflict is tussen deze norm en de bepalingen van het ADR, krijgen de bepalingen van het ADR voorrang.

HOOFDSTUK 1.2: DEFINITIES EN MEETEENHEDEN 1.2.1 Definities “bergingsdrukrecipiënt”, een drukrecipiënt met een waterinhoud van maximaal 1000 liter waarin één of meerdere drukrecipiënten die beschadigd zijn, tekortkomingen vertonen, lekken of niet-conform zijn worden geplaatst met het oog op een transport voor bvb. recuperatie- of eliminatiedoeleinden; “drukrecipiënt”, een generische term voor een fles, een cylinder, een drukvat, een gesloten cryogeen recipiënt, een opslaginrichting met metaalhydride, een flessenbatterij of een bergingsdrukrecipiënt; “vloeibaar gemaakt petroleumgas (LPG)”, een bij lage druk vloeibaar gemaakt gas dat één of meerdere lichte koolwaterstoffen bevat die uitsluitend aan de UN-nummers 1011, 1075, 1965, 1969 of 1978 zijn toegekend en dat hoofdzakelijk uit propaan, propeen, butaan, isomeren van butaan, buteen met sporen van andere koolwaterstofgassen bestaat;

OPMERKING 1: de andere ontvlambare gassen waaraan andere UN-nummers zijn toegekend worden niet als LPG beschouwd. OPMERKING 2: voor UN 1075, zie OPMERKING 2 onder 2F, voor UN 1965 zie tabel voor de vloeibaar gemaakte gassen in 2.2.2.3 “vulverhouding”, de verhouding tussen de massa gas en de massa water bij 15 °C die een drukrecipiënt dat klaar is voor gebruik volledig zou vullen ;

Page 7: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

38

HOOFDSTUK 1.4: VEILIGHEIDSPLICHTEN VAN DE BETROKKENEN 1.4.2 Plichten van de belangrijkste betrokkenen 1.4.2.1 Afzender 1.4.2.1.1 De afzender van gevaarlijke goederen is er toe verplicht om een zending voor het vervoer

aan te bieden die voldoet aan de voorschriften van het ADR. In het kader van 1.4.1 dient hij in het bijzonder : … b) aan de vervoerder op traceerbare wijze de vereiste gegevens en informaties te

verstrekken en - in voorkomend geval - de vereiste vervoersdocumenten en begeleidingspapieren (vergunningen, toelatingen, notificaties, certificaten, enz.) te leveren, inzonderheid met inachtname van de bepalingen van hoofdstuk 5.4 en van de tabellen van deel 3 ; …

1.4.3.3 Vuller 1.4.3.3 In het kader van 1.4.1 heeft de vuller in het bijzonder de volgende plichten : …

f) na het vullen van de tank moet hij er zich van vergewissen dat alle afsluitinrichtingen zich in gesloten stand bevinden en dat er geen lekken zijn; …

h) wanneer hij de gevaarlijke goederen voorbereidt voor het vervoer, moet hij er op toezien dat de voorgeschreven oranje signalisatie, de etiketten of grote etiketten, alsook de merktekens voor stoffen op hoge temperatuur en milieugevaarlijke stoffen op reglementaire wijze aangebracht worden op de tanks, de voertuigen en de grote en kleine containers voor losgestort vervoer. …

HOOFDSTUK 1.6: OVERGANGSMAATREGELEN 1.6.1 Algemeenheden 1.6.1.21 De opleidingscertificaten voor bestuurders die beantwoorden aan het model dat tot 31

december 2010 in voege was en die door de Verdragspartijen tot 31 december 2012 werden afgeleverd, in plaats van getuigschriften die beantwoorden aan de bepalingen van paragraaf 8.2.2.8.5, mogen in gebruik blijven tot op het einde van hun geldigheidsduur van 5 jaar

1.6.1.23 Brandblusapparaten die vóór 1 juli 2011 vervaardigd zijn volgens de tot en met 31

december 2010 geldende voorschriften van 8.1.4.3 mogen verder gebruikt worden 1.6.1.25 De colli en oververpakkingen die gemarkeerd zijn met een UN-nummer volgens de tot en

met 31 december 2012 geldende bepalingen van het ADR en die niet beantwoorden aan de bepalingen van 5.2.1.1 betreffende de afmetingen van het UN-nummer en de letters “UN” die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2013, mogen nog tot 31 december 2013 gebruikt worden. Flessen met een maximale waterinhoud van 60 liter mogen verder gebruikt worden tot aan hun volgende periodieke controle, maar uiterlijk tot 31 juni 2018.

1.6.1.26 De grote verpakkingen die vóór 1 januari 2014 werden gebouwd of gereconstrueerd , maar

die niet beantwoorden aan de bepalingen van 6.6.3.1 met betrekking tot de hoogte van de letters, cijfers en symbolen die vanaf 1 juli 2013 in voege treden, mogen verder worden gebruikt. Op grote verpakkingen die vóór 1 januari 2015 gefabriceerd of gereconstrueerd zijn is het niet vereist om de markering met betrekking tot de maximale toegelaten stapellast overeenkomstig 6.6.3.3 aan te brengen. Dergelijke verpakkingen die niet voorzien zijn van de markering overeenkomstig 6.6.3.3 mogen nog na 31 december 2014 gebruikt worden. Op grote verpakkingen die na deze datum gereconstrueerd worden, moet wel de markering overeenkomstig 6.6.3.3 aangebracht worden.

1.6.1.27 Omsluitingsmiddelen die in uitrusting of in machines geïntegreerd zijn en die brandbare

vloeistoffen bevatten van de UN-nummers 1202, 1203, 1223, 1268, 1863 en 3475, die vóór 1 juli 2013 werden gebouwd en die niet beantwoorden aan paragraaf a) van de bijzondere bepaling 363 van hoofdstuk 3.3 van toepassing vanaf 1 januari 2013, mogen nog gebruikt worden.

Page 8: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

39

1.6.2 Drukrecipiënten en recipiënten voor klasse 2 1.6.2.11 De gaspatronen die voor 1 januari 2013 vervaardigd en voor het vervoer klaargemaakt

werden en waarvoor de voorschriften van 1.8.6, 1.8.7 of 1.8.8 betreffende de overeenstemmingsbeoordeling van de gaspatronen niet werden toegepast, mogen na deze datum blijven vervoerd worden, op voorwaarde dat alle andere pertinente bepalingen van het ADR nageleefd worden.

1.6.2.12 De bergingsdrukrecipiënten mogen nog tot 31 december 2013 verder ontworpen en

goedgekeurd worden in overeenstemming met de nationale reglementen. De bergingsdrukrecipiënten die vóór 1 januari 2014 ontworpen en goedgekeurd werden in overeenstemming met de nationale reglementen mogen verder gebruikt worden mits goedkeuring van de bevoegde overheden van de landen waar ze gebruikt worden.

1.6.3 Vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks en batterijvoertuigen 1.6.3.41 De vaste tanks (tankvoertuigen) en de afneembare tanks, die gebouwd werden vóór 1 juli

2013 volgens de voorschriften die tot en met 31 december 2012 van kracht waren, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2013 geldende voorschriften van 6.8.2.5.2 of 6.8.3.5.6 met betrekking tot de kenmerking, mogen verder gekenmerkt worden volgens de tot 31 december 2012 van toepassing zijnde voorschriften en dit tot de volgende periodieke beproeving na 1 juli 2013.

1.6.3.42 Voor UN 2381 mag de in kolom (12) van tabel A in hoofdstuk 3.2 aangegeven tankcode die

tot en met 31 december 2012 van toepassing was verder gebruikt worden tot en met 31 december 2018 voor de vaste tanks (tankvoertuigen) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2013 gebouwd werden.

1.6.3.43 De vaste tanks (tankwagens) en de afneembare tanks die gebouwd werden vóór 1 januari

2012 volgens de voorschriften die tot en met 31 december 2012 van kracht waren maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2011 geldende voorschriften van 6.8.2.6 betreffende de normen EN 14432:2006 en EN 14433:2006, mogen verder gebruikt worden.

1.6.4 Tankcontainers, mobiele tanks en MEGC’s 1.6.4.42 De tankcontainers die gebouwd werden vóór 1 juli 2013 volgens de voorschriften die tot en

met 31 december 2012 van kracht waren, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2013 geldende voorschriften van 6.8.2.5.2 of 6.8.3.5.6 met betrekking tot de kenmerking, mogen verder gekenmerkt worden volgens de tot 31 december 2012 van toepassing zijnde voorschriften en dit tot de volgende periodieke beproeving na 1 juli 2013.

1.6.4.43 Het is niet nodig dat mobiele tanks en MEGC’s die vóór 1 januari 2014 werden gebouwd,

voldoen aan de voorschriften van 6.7.2.13.1 f), 6.7.3.9.1 e), 6.7.4.8.1 e) en 6.7.5.6.1 d) met betrekking tot de kenmerking van de drukontspanningsinrichting.

1.6.4.44 Voor de stoffen waaraan in kolom (11) van tabel A in hoofdstuk 3.2 TP38 of TP39 is

toegekend, mag de instructie voor vervoer in mobiele tanks, die in het tot 31 december 2012 van toepassing zijnde ADR voorgeschreven was, nog tot 31 december 2018 verder worden gebruikt.

1.6.4.45 Voor UN 2381 mag de in kolom (12) van tabel A in hoofdstuk 3.2 aangegeven tankcode die

tot en met 31 december 2012 van toepassing was verder gebruikt worden tot en met 31 december 2018 voor de tankcontainers die vóór 1 juli 2013 gebouwd werden.

1.6.4.46 De tankcontainers die gebouwd werden vóór 1 januari 2012 volgens de voorschriften die

tot en met 31 december 2012 van kracht waren maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2011 geldende voorschriften van 6.8.2.6 betreffende de normen EN 14432:2006 en EN 14433:2006, mogen verder gebruikt worden.

1.6.5 Voertuigen 1.6.5.14 MEMU’s die goedgekeurd werden vóór 1 januari 2013 volgens de bepalingen van het tot

31 december 2012 van toepassing zijnde ADR, maar die niet beantwoorden aan de vanaf

Page 9: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

40

1 januari 2013 van kracht zijnde voorschriften van 6.12.2.1.2 of 6.12.3.2.2, mogen verder worden gebruikt.

HOOFDSTUK 1.8: CONTROLEMAATREGELEN EN ANDERE ONDERSTEUNENDE MAATREGELEN MET HET OOG OP DE NALEVING VAN DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.8.3 Veiligheidsadviseur 1.8.3.3 …

De taken van de adviseur omvatten daarnaast met name de bestudering van de volgende praktijken en procedures met betrekking tot de betrokken activiteiten : …

- het feit dat de betrokken werknemers van de onderneming een passende opleiding hebben ontvangen, inclusief over de wijzigingen in de reglementering, en deze opleiding in hun dossier is opgenomen; …

1.8.5 Meldingen van gebeurtenissen met gevaarlijke goederen 1.8.5.1 Indien zich tijdens het laden, het vullen, het vervoer of het lossen van gevaarlijke goederen

op het grondgebied van een Verdragspartij een zwaar ongeval of voorval voordoet, moet respectievelijk de belader, de vuller, de vervoerder of de bestemmeling zich er van vergewissen dat binnen een termijn van één maand nadat het voorval zich heeft voorgedaan aan de bevoegde overheid van de betreffende Verdragspartij een rapport overmaakt wordt dat volgens het in 1.8.5.4 voorgeschreven model is opgemaakt.

1.8.7 Procedures voor de overeenstemmingsbeoordeling en de periodieke keuring 1.8.7.2 Goedkeuring van het type 1.8.7.2.5 In het geval van een wijziging van een drukrecipiënt, een tank, een batterijvoertuig of een

MEGC waarvan de goedkeuring van het type lopende, vervallen of ingetrokken is, zijn de beproevingen, controles en goedkeuring beperkt tot de delen van het drukrecipiënt, de tank, het batterijvoertuig of de MEGC die gewijzigd werden. De wijziging moet aan de op het moment van de wijziging van toepassing zijnde bepalingen van het ADR voldoen. Voor alle delen van het drukrecipiënt, de tank, het batterijvoertuig of de MEGC die niet betrokken zijn bij de wijziging, blijft de initiële goedkeuring van het type geldig.

Een wijziging kan van toepassing zijn op één of meerdere drukrecipiënten, tanks,

batterijvoertuigen of MEGC’s die gedekt zijn door een goedkeuring van het type. Een certificaat dat de wijziging goedkeurt moet door de bevoegde overheid van een

Verdragspartij van het ADR of een door deze bevoegde overheid aangeduid organisme aan de aanvrager worden afgeleverd. Voor de tanks, batterijvoertuigen of MEGC’s moet een kopie als onderdeel van het tankdossier worden bewaard.

Elke aanvraag voor een goedkeuringscertificaat voor een wijziging moet door de

aanvrager aan één enkele bevoegde overheid of een door deze overheid aangeduid organisme worden ingediend.

HOOFDSTUK 1.9: BEPERKINGEN IN HET VERVOER DOOR DE BEVOEGDE OVERHEDEN 1.9.5. Beperkingen in tunnels 1.9.5.2 Vaststelling van de categorieën 1.9.5.2.2 De vijf tunnelcategorieën zijn de volgende : …

Tunnelcategorie E : Beperking van het vervoer van alle gevaarlijke goederen behalve de UN-nummers 2919, 3291, 3331, 3359 en 3373 en van het vervoer van alle gevaarlijke goederen in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk 3.4, indien de hoeveelheden 8 ton totale bruto massa per transporteenheid overschrijden. …

Page 10: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

41

1.9.5.3 Bepalingen betreffende verkeerssignalisatie en de notificatie van de beperkingen 1.9.5.3.6 De tunnelbeperkingen zijn van toepassing op transporteenheden waarvoor een oranje

signalisatie conform 5.3.2 is voorgeschreven. Voor de tunnels van de categorie E zijn deze beperkingen eveneens van toepassing op transporteenheden waarvoor een markering conform 3.4.13 is voorgeschreven of die containers vervoeren waarvoor een markering conform 3.4.13 is voorgeschreven.

De tunnelbeperkingen zijn niet van toepassing op de voertuigen die gevaarlijke goederen

vervoeren conform 1.1.3, met uitzondering van de voertuigen die voorzien zijn van de in 3.4.13 voorgeschreven kenmerking onder voorbehoud van 3.4.14 4.

1.10.3 Bepalingen met betrekking tot de gevaarlijke goederen met hoog risico 1.10.3.1 Definitie van de gevaarlijke goederen met hoog risico 1.10.3.1.1 Onder “gevaarlijke goederen met hoog risico” verstaat men de gevaarlijke goederen die

het potentieel hebben om misbruikt te worden door terroristen, en die in geval van deze hypothese, het verlies van vele mensenlevens, massale verwoestingen of, in het bijzonder voor de klasse 7, grote socio-economische onrust zouden kunnen veroorzaken.

1.10.3.1.2 De gevaarlijke goederen met hoog risico andere dan klasse 7 zijn deze die in

onderstaande tabel 1.10.3.1.2 vermeld staan en in grotere dan de aldaar aangegeven hoeveelheden vervoerd worden.

Tabel 1.10.3.1.2 : Lijst van de gevaarlijke goederen met hoog risico

Klasse Subklasse Stof of voorwerp Hoeveelheid

Tank (liter) c

Losgestort (kg) d

Colli (kg)

1

1.1 Ontplofbare stoffen en voorwerpen a a 0 1.2 Ontplofbare stoffen en voorwerpen a a 0

1.3 Ontplofbare stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroep C

a a 0

1.4 Ontplofbare stoffen en voorwerpen van de UN-nummers 0104, 0237, 0255, 0267, 0289, 0361, 0365, 0366, 0440, 0441, 0455, 0456 en 0500

a a 0

1.5 Ontplofbare stoffen en voorwerpen 0 a 0

2

Brandbare gassen (classificatiecodes die enkel de letter F bevatten) 3000 a b

Giftige gassen (classificatiecodes die de letters T, TF, TC, TO, TFC of TOC bevatten), met uitzondering van de spuitbussen

0 a 0

3

Brandbare vloeistoffen van de verpakkingsgroepen I en II 3000 a b

Vloeibare ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand 0 a 0

4.1 Ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand

a a 0

4.2 Stoffen van verpakkingsgroep I 3000 a b

4.3 Stoffen van verpakkingsgroep I 3000 a b

5.1 Oxiderende vloeistoffen van verpakkingsgroep I 3000 a b

4 of van de markering zoals voorzien in 3.4.10 onder voorbehoud van 3.4.11 van het tot 31 december 2010 van

toepassing zijnde ADR in het geval dat de overgangsbepalingen van 1.6.1.20 worden toegepast.

Page 11: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

42

Perchloraten, ammoniumnitraat, ammoniumnitraathoudende meststoffen en ammoniumnitraat-emulsie, ammoniumnitraat-suspensie of ammoniumnitraat-gel

3000 3000 b

6.1 Giftige stoffen van verpakkingsgroep I 0 a 0 6.2 Infectueuze stoffen van categorie A

(UN-nummers 2814 en 2900, met uitzondering van dierlijke stoffen)

a 0 0

8 Bijtende stoffen van verpakkingsgroep I 3000 a b

a Niet relevant. b De bepalingen van 1.10.3 zijn niet van toepassing, ongeacht de hoeveelheid. c Een in deze kolom aangegeven waarde geldt slechts wanneer het vervoer in tanks

toegelaten is overeenkomstig kolom (10) of (12) van tabel A in hoofdstuk 3.2. Voor de stoffen die niet in tanks mogen vervoerd worden is de vermelding in deze kolom niet relevant.

d Een in deze kolom aangegeven waarde geldt slechts wanneer het losgestort vervoer toegelaten is overeenkomstig kolom (10) of (17) van tabel A in hoofdstuk 3.2. Voor de stoffen die niet losgestort mogen vervoerd worden is de vermelding in deze kolom niet relevant.

DEEL 2: CLASSIFICATIE 2.1.3.Classificatie van niet met name genoemde stoffen, met inbegrip van oplossingen en

mengsels (zoals preparaten en afvalstoffen) 2.1.3.5.3 g) de stoffen van klasse 6.1 die voldoen aan de criteria voor giftigheid bij het inademen

voor verpakkingsgroep I (de stoffen die voldoen aan de classificatiecriteria van klasse 8 en een giftigheid bij het inademen van stofdeeltjes of mist (LC50) bezitten die overeenstemt met verpakkingsgroep I, terwijl hun giftigheid bij het inslikken of bij opname via de huid slechts overeenstemt met verpakkingsgroep III of nog geringer is, moeten ingedeeld worden bij klasse 8); h) infectueuze (besmettelijke) stoffen van klasse 6.2.

2.1.3.5.5 Indien het echter op basis van de kennis van de samenstelling van de afvalstof en van de

fysische en chemische eigenschappen van de geïdentificeerde componenten mogelijk is om aan te tonen dat de eigenschappen van de afvalstof niet overeenstemmen met de eigenschappen van verpakkingsgroep I, mag de afvalstof standaardmatig bij de meest geschikte n.e.g.-rubriek van verpakkingsgroep II ingedeeld worden. Indien men echter weet dat de afvalstof enkel milieugevaarlijke eigenschappen bezit, mag deze ingedeeld worden bij verpakkingsgroep III onder de UN-nummers 3077 of 3082.

2.1.3.8 De stoffen van de klassen 1 tot en met 6.2, 8 en 9, met uitzondering van deze die bij de

UN-nummers 3077 of 3082 ingedeeld zijn, die voldoen aan de criteria van 2.2.9.1.10, worden – naast de gevaren van de klassen 1 tot en met 6.2, 8 en 9 die ze vertonen – bovendien aanzien als milieugevaarlijke stoffen. De andere stoffen die aan de criteria van geen enkele andere klasse voldoen behalve aan de criteria van 2.2.9.1.10 dienen, al naargelang het geval, ingedeeld te worden bij UN-nummer 3077 of 3082.

Page 12: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

43

HOOFDSTUK 2.2: BEPALINGEN EIGEN AAN DE DIVERSE KLASSEN 2.2.2 Klasse 2 Gassen 2.2.2.1.2 De stoffen en voorwerpen van klasse 2 zijn als volgt onderverdeeld :

8. Chemische stoffen onder druk: vloeistoffen, pasta’s of poeders, onder druk gebracht door middel van een drijfgas, die voldoen aan de definitie van een samengeperst of vloeibaar gemaakt gas of een mengsel daarvan.

2.2.2.1.3 Op grond van hun gevaarseigenschappen worden de stoffen en voorwerpen van de klasse

2, met uitzondering van de spuitbussen en chemische stoffen onder druk, ondergebracht bij één van de volgende groepen : A verstikkend O oxiderend F brandbaar T giftig TF giftig, brandbaar TC giftig, bijtend TO giftig, oxiderend TFC giftig, brandbaar, bijtend TOC giftig, oxiderend, bijtend Bezitten gassen of gasmengsels volgens de criteria gevaarlijke eigenschappen die verbonden zijn aan meer dan één groep, dan hebben de groepen met de letter T in hun aanduiding voorrang op alle andere groepen. De groepen met de letter F in hun aanduiding hebben voorrang op de met de letter A of O aangeduide groepen. OPMERKINGEN : 1. In de Modelvoorschriften van de VN, in de IMDG Code en in de Technische instructies van de ICAO zijn de gassen op grond van hun overheersend gevaar bij één van de volgende drie subklassen ingedeeld : Subklasse 2.1 : brandbare gassen (stemt overeen met de met een hoofdletter F

aangeduide groepen) ; Subklasse 2.2 : niet brandbare, niet giftige gassen (stemt overeen met de met een

hoofdletter A of 0 aangeduide groepen) ; Subklasse 2.3 : giftige gassen (stemt overeen met de met een hoofdletter T aangeduide

groepen (d.w.z. T, TF, TC, TO, TFC en TOC). 2. De kleine recipiënten met gas (UN-nummer 2037) moeten op grond van het gevaar van hun inhoud bij de groepen A tot en met TOC ingedeeld worden. Zie 2.2.2.1.6 voor de spuitbussen (UN-nummer 1950). Zie 2.2.2.1.7 voor chemische stoffen onder druk (UN nummers 3500 tot en met 3505). 3. De bijtende gassen worden als giftig aanzien en zijn derhalve bij de groepen TC, TFC of TOC ingedeeld.

2.2.2.1.5 De stoffen en voorwerpen van klasse 2, met uitzondering van de spuitbussen en

chemische stoffen onder druk, die niet met name genoemd zijn in tabel A van hoofdstuk 3.2 worden overeenkomstig 2.2.2.1.2 en 2.2.2.1.3 ingedeeld bij een in 2.2.2.3 vermelde collectieve rubriek. De volgende criteria zijn van toepas- sing :

2.2.2.1.7 Chemische stoffen onder druk Chemische stoffen onder druk (UN-nummers 3500 tot en met 3505) worden op grond van

hun gevaarseigenschappen ondergebracht bij één van de volgende groepen : A verstikkend F brandbaar T giftig C bijtend FC brandbaar, bijtend ; TF giftig, brandbaar ; De klassificatie hangt af van de gevaarseigenschappen van de componenten in de verschillende toestanden:

Het drijfgas;

Page 13: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

44

De vloeistof; of De vaste stof.

OPMERKINGEN : 1. De gassen die beantwoorden aan de definitie van giftige gassen of oxiderende gassen volgens 2.2.2.1.5 en gassen die geïdentificeerd zijn als “Wordt aanzien als een pyrofoor gas” door voetnoot c van Tabel 2 van verpakkingsinstructie P200 van 4.1.4.1 mogen niet gebruikt worden als drijfgassen in chemische stoffen onder druk. 2. Chemische stoffen onder druk met een inhoud die voldoet aan de indelingscriteria voor verpakkingsgroep I inzake giftigheid of corrosiviteit of met een inhoud die zowel voldoet aan de indelingscriteria voor verpakkingsgroep II of III inzake giftigheid als aan de indelingscriteria voor verpakkingsgroep II of III inzake corrosiviteit mogen niet aanvaard worden voor vervoer onder deze UN-nummers . 3. Chemische stoffen onder druk met componenten die voldoen aan de eigenschappen van klasse 1; vloeibare ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand van klasse 3; zelfontledende stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand van klasse 4.1; klasse 4.2; klasse 4.3; klasse 5.1; klasse 5.2; klasse 6.2; of klasse 7, mogen niet gebruikt worden voor vervoer onder deze UN nummers . 4. Een chemische stof onder druk in een spuitbus zal vervoerd worden onder UN- nummer 1950. De volgende criteria zijn van toepassing:

a) er wordt ingedeeld bij groep A wanneer de inhoud niet beantwoordt aan de criteria voor indeling bij om het even welke andere groep overeenkomstig onderstaande alineas b) tot en met e) hieronder ;

b) er wordt ingedeeld bij groep F wanneer een van de componenten, hetzij een zuivere stof of een mengsel, als brandbaar moet geklassificeerd worden. Brandbare componenten zijn brandbare vloeistoffen en mengsels van vloeistoffen, brandbare vaste stoffen en mengsels van vaste stoffen of brandbare gassen en mengsels van gassen die voldoen aan de volgende criteria:

i) een brandbare vloeistof is een vloeistof met een vlampunt van niet hoger dan 93°C;

ii) een brandbare vaste stof is een vaste stof die voldoet aan de criteria van 2.2.41.1;

iii) een brandbaar gas is een gas dat voldoet aan de criteria van 2.2.2.1.5; c) er wordt ingedeeld bij groep T wanneer de andere inhoud dan het drijfgas ingedeeld is

bij klasse 6.1, verpakkingsgroep II of III ;

d) er wordt ingedeeld bij groep C wanneer de andere inhoud dan het drijfgas ingedeeld is bij klasse 8, verpakkingsgroep II of III ;

e) wanneer aan de criteria van twee van de groepen F, T en C is voldaan, wordt er, al naargelang van het geval, ingedeeld bij de groepen FC of TF.

2.2.2.3 Lijst van de collectieve rubrieken

Chemische stoffen onder druk

Classificatiecode UN- Nummer

Benaming en omschrijving

8 A 3500 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, N.E.G.

8 F 3501 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BRANDBAAR, N.E.G.

8 T 3502 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, GIFTIG, N.E.G.

8 C 3503 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BIJTEND, N.E.G.

8 TF 3504 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BRANDBAAR, GIFTIG, N.E.G.

8 FC 3505 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G.

Page 14: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

45

2.2.3 Klasse 3 Brandbare vloeistoffen 2.2.3.1 Criteria 2.2.3.1.1 De hoofding van klasse 3 omvat de stoffen, en de voorwerpen die stoffen van onderhavige

klasse bevatten, die : …

OPMERKINGEN : 1. De stoffen met een vlampunt boven 35 C, die overeenkomstig de criteria van het Handboek van testen en criteria, deel III, onderafdeling 32.2.5 de verbranding niet in stand houden, zijn geen stoffen van klasse 3 ; indien deze stoffen echter warm - bij temperaturen die ten minste gelijk zijn aan hun vlampunt - voor vervoer aangeboden en vervoerd worden, zijn ze stoffen van onderhavige klasse. 2. In afwijking van paragraaf 2.2.3.1.1 hierboven worden dieselolie, gasolie en lichte stookolie met inbegrip van de synthetisch vervaardigde producten met een vlampunt hoger dan 60 C maar niet hoger dan 100 °C aanzien als stoffen van klasse 3, UN 1202. …

2.2.3.1.2 De stoffen en voorwerpen van klasse 3 zijn als volgt onderverdeeld :

F Brandbare vloeistoffen zonder bijkomend gevaar en voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten: F1 Brandbare vloeistoffen met een vlampunt van ten hoogste 60 °C ; F2 Brandbare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 60 °C die vervoerd of ten

vervoer aangeboden worden bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan hun vlampunt (verwarmde stoffen).

F3 Voorwerpen die brandbare vloeistoffen bevatten …

2.2.3.3 Lijst van de collectieve rubrieken 3269 POLYESTERHARS-KIT

F3 3473

3473

3473

PATRONEN VOOR BRANDSTOF- CELLEN of

PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN, IN APPARATUUR of

PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN, VERPAKT MET APPARATUUR

2.2.61 Klasse 6.1 Giftige stoffen 2.2.61.3 Lijst van de collectieve rubrieken Toegevoegd:

3276 NITRILLEN, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G. 3278 ORGANISCHE FOSFORVERBINDING, VLOEIBAAR, GIFTIG,N.E.G. 3439 NITRILLEN, VAST, GIFTIG, N.E.G 3464 ORGANISCHE FORFORVERBINDING, VAST, GIFTIG, N.E.G. 3282 METAALORGANISCHE VERBINDING, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G. 3467 METAALORGANISCHE VERBINDING, VAST, GIFTIG, N.E.G. 3381 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 200 ml/m3 en

een verzadigde dampconcentratie van ten minste 500 LC50

3382 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 1000 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 10 LC50

3488 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G. met een LC50 van ten hoogste 200 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 500 LC50

3489 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G. met een LC50 van ten hoogste 1000 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 10 LC50

Page 15: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

46

2.2.62 Klasse 6.2 Infectueuze stoffen (besmettelijke stoffen) 2.2.62.1 Criteria 2.2.62.1.5 Vrijstellingen Deze gevallen zijn niet vrijgesteld: 2.2.62.1.5.7 Met uitzondering van: (a) Medisch afval (UN-nummer 3291); (b) Medische apparatuur of uitrusting die besmet is met infectueuze stoffen van Categorie

A (UN-nummer 2814 of UN-nummer 2900) of deze bevat; en (c) Medische apparatuur of uitrusting die besmet is met andere gevaarlijke goederen die

voldoen aan de criteria van een andere klasse of deze bevat. Medische apparatuur of uitrusting die mogelijk besmet is met infectueuze stoffen, of deze

bevat, die wordt vervoerd voor desinfectie, reiniging, sterilisatie, herstel of evaluatie van de uitrusting is niet onderworpen aan andere vereisten van het ADR dan deze in de onderhavige paragraaf indien deze is verpakt in verpakkingen die zodanig zijn ontworpen en vervaardigd dat breuk of doorboring of het vrijkomen van hun inhoud onder normale vervoersomstandigheden vermeden wordt. De verpakkingen moeten ontworpen zijn om te beantwoorden aan de voorschriften met betrekking tot de constructie van afdeling 6.1.4 of 6.6.5.

Deze verpakkingen moeten beantwoorden aan de algemene verpakkingseisen van

4.1.1.1 en 4.1.1.2 en moeten in staat zijn om de medische apparatuur en uitrusting vast te houden na een val van een valhoogte van 1,2 meter.

De verpakkingen moeten gekenmerkt worden met “GEBRUIKTE MEDISCHE

APPARATUUR” of “GEBRUIKTE MEDISCHE UITRUSTING”. In het geval oververpakkingen gebruikt worden, moeten deze op dezelfde manier gekenmerkt worden, tenzij wanneer de vermelding zichtbaar blijft.

2.2.8 Klasse 8 Bijtende stoffen (corrosieve stoffen) 2.2.8.1 Criteria 2.2.8.1.2 De stoffen en voorwerpen van klasse 8 zijn als volgt onderverdeeld :

C1 - C11 Bijtende stoffen zonder bijkomend gevaar en voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten:

Toegevoegd: C11 Voorwerpen CT Bijtende stoffen, giftig en voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten

CT1 vloeibaar CT2 vast CT3 Voorwerpen

2.2.8.3 Lijst van collectieve rubrieken Toegevoegd: 1774 VULLINGEN VOOR BRANDBLUSSERS, bijtende vloeistof 2028 ROOKBOMMEN, NIET ONTPLOFBAAR, die een bijtende vloeistof bevatten, zonder ontsteker

3477 PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN, die bijtende stoffen bevatten of

3477 PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN, IN APPARATUUR,die bijtende stoffen bevatten of 3477 PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN, VERPAKT MET APPARATUUR, die bijtende

stoffen bevatten 3506 KWIK BEVAT IN INDUSTRIELE VOORWERPEN

Page 16: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

47

2.2.9 Klasse 9 Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen 2.2.9.1 Criteria 2.2.9.1.7 Cellen en batterijen, cellen en batterijen in apparatuur of cellen en batterijen verpakt met

apparatuur die lithium onder om het even welke vorm bevatten, dienen, al naargelang het geval, ingedeeld te worden onder UN-nummers 3090, 3091, 3480 of 3481. Ze mogen onder deze rubrieken vervoerd worden indien ze voldoen aan de volgende voorwaarden: (a) Elke cel of batterij is van een type waarvan is aangetoond dat het voldoet aan de

voorschriften van elke beproeving van het handboek van testen en criteria, Deel III, afdeling 38.3;

Opmerking: Batterijen moeten van een type zijn waarvan is aangetoond dat het voldoet aan de beproevingsvoorschriften van het handboek van testen en criteria, Deel III, afdeling 38.3, ongeacht of de cellen waaruit ze bestaan van een beproefd type zijn.

(b) Elke cel en batterij bevat een bescherminginrichting tegen interne overdruk, of is

zodanig ontworpen om elke hevige breuk tijdens normale vervoersomstandigheden te voorkomen;

(c) Elke cel en batterij is voorzien van een doeltreffend systeem om externe kortsluitingen

te voorkomen; (d) Elke batterij bestaande uit cellen of uit reeksen van cellen in parallel moet voorzien zijn

van doeltreffende middelen om inverse stromen te stoppen (bvb. diodes, zekeringen, enz.);

(e) De cellen en batterijen moeten vervaardigd worden conform een

kwaliteitsbeheersprogramma dat de volgende elementen bevat: i) Een beschrijving van de organisatorische structuur en van de verantwoordelijkheden van

de personeelsleden met betrekking tot het ontwerp en de kwaliteit van het product;

ii) De relevante instucties die zullen gebruikt worden voor de controles en beproevingen, de kwaliteitscontrole, het kwaliteitsbehoud en het verloop van de processen.

iii) Procescontroles die de relevante activiteiten ter voorkoming en detectie van storingen op

het niveau van interne kortsluitingen tijdens de vervaardiging van de cellen, bevatten;

iv) De staten van de evaluatie van de kwalitieit, zoals controlerapporten, beproevingsdata,

gegevens van staalnames en certificaten. De beproevingsdata moeten bewaard worden en, op aanvraag, aan de bevoegde overheid overgemaakt worden;

v) Verificatie door de directie van de doeltreffendheid van het kwaliteitssysteem;

vi) Een controleprocedure voor de documenten en hun revisies;

vii) Een controlemiddel voor de cellen en batterijen die niet conform zijn aan het type dat aan

de beproevingsvoorschriften, zoals vermeld in alinea a) hierboven,voldoet;

viii) opleidingsprogramma’s en kwalificatieprocedures voor het betrokken personeel; en ix) Procedures die de garantie bieden dat de eindproducten niet beschadigd zijn.

OPMERKING: Interne kwaliteitsbeheersprogramma’s kunnen toegelaten worden.

Externe certificatie is niet vereist, maar de procedures vermeld in de alinea’s i) tem ix) moeten corect geregistreerd worden en identificeerbaar zijn. Een exemplaar van het kwaliteitsbeheerssysteem moet, indien deze erom vraagt, ter beschikking gesteld worden van de bevoegde overheid.

De lithiumbatterijen zijn niet onderworpen aan de bepalingen van het ADR, indien zij voldoen aan de voorschriften van de bijzondere bepaling 188 van hoofstuk 3.3.

Page 17: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

48

OPMERKING: De rubriek UN 3171 voertuig met accuvoeding of UN 3171 apparaat met accuvoeding is enkel van toepassing op voertuigen die aangedreven worden door accumulatoren met vloeibaar electrolyt of door natriumbatterijen of batterijen met metallisch lithium of met ionische lithium en op apparaten die aangedreven worden door accumulatoren met vloeibaar electrolyt of natriumbatterijen en die tijdens het vervoer voorzien zijn van deze batterijen of accumulatoren. Voor dit UN-nummer worden voertuigen beschouwd als zelf-aangedreven apparaten die ontworpen zijn om één of meerdere personen of goederen te vervoeren. Bij de voertuigen kunnen de elektrische auto’s, moto’s, scooters, voertuigen of moto’s met drie en vier wielen, elektrische fietsen, rolstoelen, zitmaaiers, boten en vliegtuigen gerekend worden. Bij de uitrustingen kunnen de volgende gerekend worden: grasmaaiers, poetstoestellen of schaalmodellen van schepen en vliegtuigen. De uitrustingen die aangedreven worden door batterijen met metalmische lithium of ionische lithium moeten onder de volgende rubrieken ondergebracht worden: UN 3091 batterijen met metallisch lithium , in apparatuur of UN 3091 batterijen met metallisch lithium, verpakt met apparatuur of UN 3481 lithium-ion-batterijen, in apparatuur of UN 3481 lithium-ion-batterijen, verpakt met apparatuur al naar gelang het geval. De elektrische hybride voertuigen die zowel door een interne verbrandingsmotor als door accumulatoren met vloeibaar elektrolyt of natrium, of batterijen met metallische lithium of ionische lithium aangedreven worden en die tijdens het vervoer voorzien zijn van deze accumulatoren of batterijen, moeten ingedeeld worden bij UN 3166 voertuig aangedreven door brandbaar gas of UN 3166 voertuig aangedreven door brandbare vloeistof naar gelang het geval. Voertuigen die een brandstofcel bevatten moeten ingedeeld worden bij UN 3166 brandstofcelvoertuig aangedreven door brandbaar gas of UN 3166 brandstofcelvoertuig aangedreven door brandbare vloeistof, naar gelang het geval.

2.2.9.1.14 De volgende diverse stoffen voldoen niet aan de definitie van een andere klasse en zijn dus

ingedeeld in klasse 9 : Toegevoegd: Dubbellagige elektrische condensatoren (met een energieopslagcapaciteit groter dan 0,3 Wh)

2.2.9.3 Lijst van rubrieken Toegevoegd: 3499 CONDENSATOR elektrisch dubbellagig (met een energieopslagcapaciteit groter dan 0,3 Wh)

DEEL 3: Lijst van de gevaarlijke goederen, bijzondere bepalingen en vrijstellingen met betrekking tot de beperkte en uitgezonderde hoeveelheden HOOFDSTUK 3.1: ALGEMEENHEDEN 3.1.3.2 Indien een oplossing of een mengsel, dat aan de classificatiecriteria van het ADR

voldoet, samengesteld is uit één enkel hoofdbestanddeel dat met name genoemd is in tabel A van hoofdstuk 3.2 en uit één of meerdere stoffen die niet onderworpen zijn aan het ADR of sporen van één of meerdere stoffen die met name genoemd zijn in tabel A van hoofdstuk 3.2,

HOOFDSTUK 3.2: LIJST VAN DE GEVAARLIJKE GOEDEREN 3.2.1 Tabel A : Lijst van de gevaarlijke goederen Nieuwe UN-nummers

Page 18: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

49

UN

- nr

Benaming en beschrijving 3.1.2

Kla

sse

2.2

Cla

ssifi

cati

ecod

e 2.

2

Verp

akki

ngsg

roep

2.

1.1.

3

[1] [2] [3a] [3b] [4] 3497 KRILLMEEL 4,2 S2 II 3497 KRILLMEEL 4,2 S2 III 3498 JOODMONOCHLORIDE, VLOEIBAAR 8 C1 II 3499 CONDENSATOR, elektrisch dubbellagig (met

een energieopslagcapaciteit groter dan 0.3 Wh) 9 M11

3500 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, N.E.G. 2 8A

3501 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BRANDBAAR, N.E.G.

2 8F

3502 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, GIFTIG, N.E.G.

2 8T

3503 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BIJTEND, N.E.G.

2 8C

3504 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BRANDBAAR, GIFTIG, N.E.G.

2 8TF

3505 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G.

2 8FC

3506 KWIK IN VERVAARDIGDE VOORWERPEN 8 CT3 III Aanpassingen van bestaande UN-nummers en benamingen

UN

- nr

Benaming en beschrijving 3.1.2

Kla

sse

2.2

Cla

ssifi

cati

ecod

e 2.

2

Verp

akki

ngsg

roep

2.

1.1.

3

[1] [2] [3a] [3b] [4] 3256 VERWARMDE VLOEISTOF, BRANDBAAR,

N.E.G., met een vlampunt hoger dan 60 °C, bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan haar vlampunt maar lager dan 100°C

3 F2 III

3256 VERWARMDE VLOEISTOF, BRANDBAAR, N.E.G., met een vlampunt hoger dan 60 °C, bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan haar vlampunt en gelijk aan of hoger dan 100°C

3 F2 III

3276 NITRILLEN, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G. 6.1 T1 I

3276 NITRILLEN, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G. 6.1 T1 II

3276 NITRILLEN, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G. 6.1 T1 III

3278 ORGANISCHE FOSFORVERBINDING, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G.

6.1 T1 I

3278 ORGANISCHE FOSFORVERBINDING, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G.

6.1 T1 II

3278 ORGANISCHE FOSFORVERBINDING, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G.

6.1 T1 III

3282 METAALORGANISCHE VERBINDING, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G.

6.1 T3 I

3282 METAALORGANISCHE VERBINDING, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G.

6.1 T3 II

Page 19: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

50

3282 METAALORGANISCHE VERBINDING, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G.

6.1 T3 III

3381 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 200 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 500 LC50

6.1 T1 of T4 I

3382 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 1000 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 10 LC50

6.1 T1 of T4 I

3383 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, BRANDBAAR, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 200 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 500 LC50

6.1 TF1 I

3384 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, BRANDBAAR, N.E.G., met eenLC50 van ten hoogste 1000 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 10 LC50

6.1 TF1 I

3385 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, REACTIEF MET WATER, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 200 ml/m3 en een verzadigde damp- concentratie van ten minste 500 LC50

6.1 TW1 I

3386 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, REACTIEF MET WATER, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 1000 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 10 LC50

6.1 TW1 I

3387 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, OXIDEREND, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 200 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 500 LC50

6.1 TO1 I

3388 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, OXIDEREND, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 1000 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 10 LC50

6.1 TO1 I

3389 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, BIJTEND, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 200 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 500 LC50

6.1 TC1 of TC3

I

3390 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, BIJTEND, N.E.G., met een LC50 van ten hoogste 1000 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 10 LC50

6.1 TC1 of TC3

I

3467 METAALORGANISCHE VERBINDING, VAST, GIFTIG, N.E.G.

6.1 T3 I

3467 METAALORGANISCHE VERBINDING, VAST, GIFTIG, N.E.G.

6.1 T3 II

3467 METAALORGANISCHE VERBINDING, VAST, GIFTIG, N.E.G.

6.1 T3 III

3488 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G. met een LC50 van ten hoogste 200 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 500 LC50

6.1 TFC I

Page 20: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

51

3489 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G. met een LC50 van ten hoogste 1000 ml/m3 en een verzadigde dampcon-centratie van ten minste 10 LC50

6.1 TFC I

3490 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, REACTIEF MET WATER, BRANDBAAR, N.E.G. met een LC50 van ten hoogste 200 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 500 LC50

6.1 TFW I

3491 BIJ INADEMEN GIFTIGE VLOEISTOF, REACTIEF MET WATER, BRANDBAAR, N.E.G. met een LC50 van ten hoogste 1000 ml/m3 en een verzadigde dampconcentratie van ten minste 10 LC50

6.1 TFW I

HOOFDSTUK 3.3: BIJZONDERE BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP EEN WELBEPAALDE STOF OF VOORWERP 3.3.1 Indien in kolom (6) van de tabel A in hoofdstuk 3.2 is aangegeven dat voor een stof of voorwerp een bijzondere bepaling geldt, dan zijn de betekenis en de voorschriften van

die bijzondere bepaling hieronder vermeld.

123 (Voorbehouden)

188 a) een cel met lithiummetaal of met een lithiumlegering mag ten hoogste 1 g lithium bevatten en bij een cel met lithiumionen mag de nominale energie in watt-uur niet groter zijn dan 20 Wh, met uitzondering van deze vervaardigd vóór 1 januari 2009; c) iedere cel of batterij voldoet aan de voorschriften van 2.2.9.1.7 a) en e); e) wanneer de cellen en de batterijen in uitrustingen geïnstalleerd zijn, moeten ze

beschermd zijn tegen beschadigingen en kortsluitingen en moet de uitrusting voorzien zijn van een doeltreffend middel om zijn ongewilde activering te verhinderen. Deze vereiste is niet van toepassing op apparaten die opzettelijk actief zijn gedurende het vervoer (radio frequency identification (RFID) transmitters, uurwerken, sensoren, enz.) en die niet in staat zijn om een gevaarlijke warmteontwikkeling te veroorzaken. Wanneer de batterijen in uitrustingen geïnstalleerd zijn, moeten deze laatste verpakt worden in stevige buitenverpakkingen die vervaardigd zijn uit geschikte materialen en waarvan de weerstand en het ontwerp aangepast zijn aan de capaciteit van de verpakking en haar voorzien gebruik, tenzij een gelijkwaardige bescherming van de batterij verzekerd wordt door de uitrusting waarin ze is vervat ;

207 De polymeerkorrels en persmassa’s uit kunststof kunnen bestaan uit polystyreen,

polymethylmethacrylaat of een ander polymeer.

230 Lithiumcellen en –batterijen mogen onder deze rubriek vervoerd worden als ze voldoen aan de voorschriften van 2.2.9.1.7.

239 De batterijen of de cellen mogen geen enkele gevaarlijke stof bevatten, behalve natrium, zwavel of natriumverbindingen (bijvoorbeeld natrium polysulfiden en natrium tetrachloroaluminaat). De temperatuur van de batterijen of van de cellen mag, wanneer ze voor vervoer aangeboden worden, niet zodanig zijn dat de elementaire natrium die ze bevatten vloeibaar kan worden, tenzij de bevoegde overheid van het land van herkomst er toestemming voor verleent en de door haar voorgeschreven voorwaarden nageleefd worden.

240 Zie de laatste OPMERKING in 2.2.9.1.7. 272 Deze stof mag niet overeenkomstig de voorschriften van klasse 4.1 vervoerd

worden, tenzij de bevoegde overheid daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend (zie UN-nummer 0143 of UN-nummer 0150 zoals toepasselijk).

Page 21: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

52

289 De gasgeneratoren voor airbags, de airbagmodules of de aanspaninrichtingen voor gordels die in voertuigen, wagons, vaartuigen of vliegtuigen of in volledige elementen (zoals stuurkolommen, deurpanelen, zetels, enz.) gemonteerd zijn, zijn niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR.

296 Deze rubrieken zijn van toepassing op reddingsuitrustingen zoals reddingsvlotten,

individuele drijfuitrustingen en automatisch opblaasbare glijbanen. UN-nummer 2990 is van toepassing op de automatisch opblaasbare uitrustingen en UN-nummer 3072 is van toepassing op de reddingsuitrustingen die niet automatisch opblaasbaar zijn. De reddingsuitrustingen mogen de volgende onderdelen bevatten :

c) samengeperste of vloeibaar gemaakte gassen van klasse 2, groep A of O, overeenkomstig 2.2.2.1.3 ;

Reddingsuitrustingen die verpakt zijn in stevige stijve buitenverpakkingen met een

totale maximale bruto massa van 40 kg en die geen andere gevaarlijke goederen bevatten dan samengeperste of vloeibaar gemaakte gassen van klasse 2, groep A of groep O - in recipiënten met een maximale capaciteit van 120 ml, geïnstalleerd met als enig doel de activatie van de uitrusting – zijn niet onderworpen aan de eisen van het ADR.

300 Vismeel, visafval en krill meel mag niet geladen worden indien de temperatuur ervan

bij het laden hoger is dan 35 °C of meer dan 5 °C boven de omgevingstemperatuur ligt, waarbij de hoogste van beide waarden wordt weerhouden.

327 … De tot afval geworden spuitbussen (aërosolen), met uitzondering van deze die

lekken of ernstige vervormingen vertonen, moeten conform verpakkingsinstructie P207 en bijzonder verpakkingsvoorschrift PP87 verpakt worden, of anders conform verpakkingsinstructie LP02 en bijzonder verpakkingsvoorschrift L2…

328 Bijvoegen op het einde

Wanneer metallische lithium batterijen of lithium-ion batterijen vervat zijn in het brandstofcelsysteem, zal de zending worden verzonden onder deze rubriek en onder de van toepassing zijnde rubrieken voor UN 3091 BATTERIJEN MET METALLISCH LITHIUM, IN APPARATUUR of UN 3481 LITHIUM-ION BATTERIJEN, IN APPARATUUR.

338 Elke brandstofcelpatroon die onder deze rubriek vervoerd wordt en ontworpen is om

een brandbaar vloeibaar gemaakt gas te bevatten :

b) mag niet meer dan 200 ml brandbaar vloeibaar gemaakt gas bevatten, waarvan de dampspanning bij 55 °C niet groter mag zijn dan 1.000 kPa ; en

356 De opslagsystemen met metaalhydriden, gemonteerd in voertuigen, wagons,

vaartuigen of vliegtuigen of in afgewerkte componenten of bestemd om gemonteerd te worden in voertuigen, wagons, vaartuigen of vliegtuigen, moeten goedgekeurd worden door de bevoegde overheid van het land van fabricage 5 alvorens toegelaten te worden tot het vervoer. Ofwel moet het vervoersdocument vermelden dat het collo goedgekeurd werd door de bevoegde overheid van het land van fabricage 1, ofwel moet elke zending vergezeld worden door een exemplaar van de door de bevoegde overheid van het land van fabricage 1 afgeleverde goedkeuring.

358 Nitroglycerine oplossing in alcohol met meer dan 1% maar niet meer dan 5%

nitroglycerine mag ingedeeld worden in de klasse 3 en onder UN-nummer 3064 op voorwaarde dat aan alle vereisten van verpakkingsinstructie P300 van 4.1.4.1 voldaan is.

5 Indien het land van fabricage geen Verdragspartij bij het ADR is, moet de goedkeuring erkend worden door de

bevoegde overheid van een land dat Verdragspartij is bij het ADR.

Page 22: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

53

359 Nitroglycerine oplossing in alcohol met meer dan 1% maar niet meer dan 5% nitroglycerine moet ingedeeld worden in klasse 1 en onder UN-nummer 0144 indien niet aan alle vereisten van verpakkingsinstructie P300 van 4.1.4.1 voldaan is.

360 Voertuigen die enkel worden aangedreven door metallische lithium batterijen of

lithium-ion batterijen moeten ingedeeld worden onder de rubriek UN 3171 voertuig met accuvoeding.

361 Deze rubriek is van toepassing voor elektrische dubbele laag condensatoren met

een capaciteit voor energieopslag groter dan 0,3 Wh. Condensatoren met een capaciteit voor energieopslag van 0,3 Wh of minder zijn niet onderworpen aan het ADR. De capaciteit voor energieopslag betekent de energie weerhouden door een condensator, zoals berekend door middel van de nominale spanning en de elektrische capaciteit. Alle condensatoren waarop deze rubriek van toepassing is, met inbegrip van de condensatoren die een elektrolyt bevatten dat niet voldoet aan de criteria voor indeling bij om het even welke klasse van gevaarlijke goederen, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

a) Condensatoren die niet in uitrusting geïnstalleerd zijn moeten in een ongeladen

toestand vervoerd worden. Condensatoren die in uitrusting geïnstalleerd zijn moeten ofwel in een ongeladen toestand vervoerd worden ofwel beschermd zijn tegen kortsluiting;

b) Elke condensator zal tijdens het vervoer beschermd zijn tegen het mogelijke gevaar van kortsluiting op volgende manieren:

(i) Wanneer de capaciteit voor energieopslag van een condensator kleiner is

dan of gelijk aan 10 Wh of wanneer de capaciteit voor energieopslag van elke condensator in een module kleiner is dan of gelijk aan 10 Wh, moet de condensator of module beschermd zijn tegen kortsluiting of uitgerust zijn met een metalen verbindingsstuk tussen de polen; en

(ii) Wanneer de capaciteit voor energieopslag van een condensator of van een condensator in een module groter is dan 10 Wh, moet de condensator uitgerust zijn met een metalen verbindingsstuk tussen de polen;

c) Condensatoren die gevaarlijke goederen bevatten moeten ontworpen zijn om te weerstaan aan een drukverschil van 95 kPa.

d) Condensatoren moeten ontworpen en gebouwd zijn om de druk die zich kan opbouwen tijdens gebruik veilig af te laten door middel van een ontluchting of een zwak punt in het omhulsel van de condensator. Elke vloeistof die vrijkomt tijdens ontluchten moet vervat blijven binnen de verpakking of de uitrusting waarin een condensator is geïnstalleerd; en

e) Condensatoren moeten gekenmerkt worden met de capaciteit voor

energieopslag in Wh.

Condensatoren die een elektrolyt bevatten dat niet voldoet aan de criteria voor indeling bij om het even welke klasse van gevaarlijke goederen, met inbegrip van deze geïnstalleerd in uitrusting, zijn niet onderworpen aan andere vereisten van het ADR. Condensatoren die een elektrolyt bevatten dat voldoet aan de criteria voor indeling bij om het even welke klasse van gevaarlijke goederen, met een capaciteit voor energieopslag van 10 Wh of minder, zijn niet onderworpen aan andere vereisten van het ADR indien zij in staat zijn om onverpakt een valtest van 1,2 meter op een hard en niet-elastisch oppervlak te doorstaan zonder verlies van inhoud. Condensatoren die een elektrolyt bevatten dat voldoet aan de criteria voor indeling bij om het even welke klasse van gevaarlijke goederen, die niet geïnstalleerd zijn in uitrusting en met een capaciteit voor energieopslag van meer dan 10 Wh zijn onderworpen aan het ADR. Condensatoren die geïnstalleerd zijn in uitrusting en die een elektrolyt bevatten dat

Page 23: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

54

voldoet aan de criteria voor indeling bij om het even welke klasse van gevaarlijke goederen, zijn niet onderworpen aan andere vereisten van het ADR op voorwaarde dat de uitrusting verpakt is in een stevige buitenverpakking, vervaardigd uit een geschikt materiaal en van afdoende sterkte en ontwerp in verhouding tot het vooropgesteld gebruik van de verpakking en van zulke aard dat de ongewilde werking van de condensatoren tijdens het vervoer voorkomen wordt. Grote robuuste uitrustingen die condensatoren bevatten mogen onverpakt of op paletten voor vervoer worden aangeboden indien aan de condensatoren een equivalente bescherming geboden wordt door de uitrusting waarin zij zijn vervat. OPMERKING: Condensatoren die vanuit hun ontwerp een klemspanning behouden (bvb. asymmetrische condensatoren) vallen niet onder deze rubriek.

363 Deze rubriek is ook van toepassing op vloeibare brandstoffen, met uitzondering van deze die vrijgesteld zijn in overeenstemming met paragrafen a) en b) van 1.1.3.3, in grotere hoeveelheden dan die gespecifieerd in kolom (7a) van tabel A van hoofdstuk 3.2, in omsluitingen die een integrerend deel zijn van uitrusting of machines (bvb. generatoren, compressoren, verwarmingseenheden, enz.) als onderdeel van hun oorspronkelijke typeontwerp. Zij zijn niet onderworpen aan andere voorschriften van het ADR als zij aan het volgende voldoen:

a) de omsluitingen zijn in overeenstemming met de constructievereisten van de

bevoegde overheid van het land van vervaardiging6;

b) elke klep of opening (bvb. ontluchtingsinrichtingen) in de omsluitingen die gevaarlijke goederen bevatten zijn gesloten tijdens het vervoer;

c) de machines of uitrustingen worden georiënteerd geladen om onbedoelde lekkage van gevaarlijke goederen te voorkomen en worden gezekerd door middelen die in staat zijn de machines of uitrustingen zodanig tegen te houden dat elke beweging tijdens het vervoer die de oriëntatie zou veranderen of schade zou veroorzaken wordt voorkomen;

d) wanneer de omsluiting een capaciteit heeft van meer dan 60 liter maar niet meer dan 450 liter, moet de machine of uitrusting geëtiketteerd worden op één buitenzijde in overeenstemming met 5.2.2. Wanneer de capaciteit groter is dan 450 liter maar niet meer dan 1500 liter moet de machine of uitrusting geëtiketteerd worden op elk van de 4 buitenzijden in overeenstemming met 5.2.2; en

e) wanneer de omsluiting een capaciteit heeft van meer dan 1500 liter moet de machine of uitrusting geëtiketteerd worden met grote etiketten op elk van de 4 buitenzijden in overeenstemming met 5.3.1.1.1, de voorschriften van 5.4.1 zijn van toepassing en het vervoersdocument bevat de volgende bijkomende vermelding: “Vervoer overeenkomstig bijzondere bepaling 363”.

364 Dit voorwerp mag enkel vervoerd worden volgens de voorschriften van hoofdstuk 3.4

als de verpakking, zoals aangeboden voor vervoer, in staat is om de beproeving 6 (d) van Deel 1 van het Handboek van Testen en Criteria zoals bepaald door de bevoegde overheid succesvol te doorstaan.

365 Voor vervaardigde instrumenten en voorwerpen die kwik bevatten, zie UN-nummer

3506. 366 Vervaardigde instrumenten en voorwerpen die niet meer dan 1 kg kwik bevatten zijn

niet onderworpen aan het ADR. 500 (Afgeschaft) 560 Verwarmde vloeistof, n.e.g. (met inbegrip van gesmolten metalen en gesmolten

zouten) bij een temperatuur van ten minste 100 °C en - voor de stoffen die een vlampunt bezitten – beneden hun vlampunt, is een stof van klasse 9 (UN-nummer

Page 24: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

55

3257). 593 Dit gas, bestemd voor het koelen van bijvoorbeeld medische of biologische

monsters, is niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR, behalve zoals gespecifieerd in 5.5.3, indien het zich in dubbelwandige recipiënten bevindt die voldoen aan de bepalingen van verpakkingsinstructie P203 (6), voorschriften van toepassing op open cryogene recipiënten, van 4.1.4.1.

636 b) Tot aan de plaatsen voor intermediaire behandeling zijn gebruikte lithiumcellen en

–batterijen waarvan de individuele bruto massa niet groter is dan 500 g, al dan niet vervat in uitrusting, en die ingezameld worden en voor vervoer aangeboden worden – al dan niet gemengd met andere cellen of batterijen dan die op basis van lithium – niet onderworpen aan de andere bepalingen van het ADR indien ze voldoen aan de volgende voorwaarden :

653 Het vervoer van dit gas in flessen waarvan het product van de beproevingsdruk maal

de capaciteit ten hoogste 15,2 Mpa.liter (152 bar.liter) bedraagt, is niet onderworpen aan de andere bepalingen van het ADR indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : – de op flessen van toepassing zijnde bouw- en beproevingsvoorschriften worden

nageleefd ; – de flessen zijn verpakt in buitenverpakkingen, die ten minste voldoen aan de

voorschriften voor samengestelde verpakkingen van deel 4. De algemene verpakkingsvoorschriften van 4.1.1.1, 4.1.1.2 en 4.1.1.5 tot en met 4.1.1.7 moeten nageleefd worden ;

– de flessen zijn niet gezamenlijk verpakt met andere gevaarlijke goederen ; – de bruto massa van een collo is niet groter dan 30 kg ; en – elk collo is op een duidelijke en duurzame wijze voorzien van het opschrift “UN

1006” voor argon, samengeperst, “UN 1013” voor koolstofdioxide, “UN 1046” voor helium, samengeperst of “UN 1066” voor stikstof, samengeperst ; deze kenmerking wordt omgeven door een lijn die een op een punt geplaatst vierkant vormt waarvan de lengte van de zijden ten minste 100 mm x 100 mm bedraagt.

657 Deze rubriek mag enkel gebruikt worden voor de technisch zuivere stof; voor mengsels van LPG componenten, zie UN-nummer 1965 of UN-nummer 1075 samen met OPMERKING 2 in 2.2.2.3.

658 De AANSTEKERS van UN-nummer 1057 die voldoen aan de norm EN ISO 9994:2006 + A1:2008 “Lighters – Safety Specification” en UN-nummer 1057 NAVULPATRONEN VOOR AANSTEKERS, mogen vervoerd worden enkel conform zijnde aan de voorschriften van 3.4.1 a) tot h), 3.4.2 (met uitzondering van de totale brutomassa van 30 kg), 3.4.3 (met uitzondering van de totale bruto massa van 20 kg), 3.4.11 en 3.4.12, op voorwaarde dat voldaan is aan volgende voorwaarden:

a) de totale bruto massa van elke collo is niet meer dan 10 kg;

b) niet meer dan 100 kg bruto massa van dergelijke colli wordt vervoerd in één voertuig; en

c) elke buitenverpakking is duidelijk en duurzaam gemarkeerd met “UN 1057 AANSTEKERS” of “UN 1057 NAVULPATRONEN VOOR AANSTEKERS”, zoals toepasselijk.

659 Stoffen waaraan PP86 of TP7 is toegekend in kolom (9a) en kolom (11) van Tabel A

in hoofdstuk 3.2 en waarvoor bijgevolg de lucht uit de dampfase moet verdreven zijn, mogen niet vervoerd worden onder dit UN-nummer maar moeten vervoerd worden onder hun respectievelijke UN-nummers zoals opgelijst in Tabel A van hoofdstuk 3.2.

OPMERKING: zie ook 2.2.2.1.7 660 Voor het vervoer van omsluitingssystemen voor brandstofgas die ontworpen zijn om

geplaatsts te worden in motorvoertuigen die dit gas bevatten, moeten de voorschriften van onderafdeling 4.1.4.1, hoofdstuk 5.2, hoofdstuk 5.4 en hoofdstuk

Page 25: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

56

6.2 van het ADR niet worden toegepast als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a) De omsluitingssystemen voor brandstofgas moeten voldoen aan de eisen van het ECE- Reglement nr. 67 Revisie 2 7, ECE-Reglement nr. 110 Revisie 1 8 of ECE-Reglement nr. 115 9 of Verordening (EG) Nr. 79/2009 10 in combinatie met Verordening (EU) Nr. 406/2010 11, zoals toepasselijk.

b) De omsluitingssystemen voor brandstofgas moeten lekdicht zijn en mogen geen tekenen van externe beschadiging vertonen die hun veiligheid in het gedrang kunnen brengen.

OPMERKING 1: Criteria kunnen gevonden worden in de norm ISO 11623:2002 Transportable gas cylinders – Periodic inspection and testing of composite gas cylinders (or ISO DIS 19078 Gas cylinders – Inspection of the cylinder installation, and requalification of high pressure cylinders for the on-board storage of natural gas as a fuel for automotive vehicles).

OPMERKING 2: Als de omsluitingssystemen voor brandstofgas niet lekdicht zijn of overvuld zijn of als zij schade vertonen die hun veiligheid in het gedrang brengt, mogen ze enkel vervoerd worden in bergingsdrukrecipiënten in overeenstemming met het ADR. c) Indien het omsluitingssysteem voor brandstofgas uitgerust is met twee of meer

kleppen in serie, moeten twee kleppen gasdicht gesloten zijn tijdens normale vervoersomstandigheden. Indien slechts één klep aanwezig is of slechts één klep naar behoren werkt, moeten alle openingen met uitzondering van de opening van de drukontlastingsinrichting gasdicht gesloten zijn tijdens normale vervoersomstandigheden.

d) Omsluitingssystemen voor brandstofgas moeten op een manier vervoerd worden die obstructie van de drukontlastingsinrichting, schade aan de kleppen of eender welk ander onderdeel onder druk van het omsluitingssysteem voor brandstofgas en onvoorziene vrijzetting van het gas voorkomt tijdens normale vervoersomstandigheden. Het omsluitingssysteem voor brandstofgas moet gezekerd zijn om glijden, rollen of verticale verplaatsing te voorkomen.

e) Omsluitingssystemen voor brandstofgas moeten voldoen aan de bepalingen van 4.1.6.8 a), b), c), d) of e).

f) Er moet voldaan zijn aan de bepalingen inzake kenmerking en etikettering van hoofdstuk 5.2, tenzij omsluitingssystemen voor brandstofgas verzonden worden in een manipulatie-inrichting. In dit geval moet de kenmerking en etikettering aangebracht worden op het manipulatie-inrichting.

g) Documentatie

Elke zending die wordt vervoerd in overeenstemming met deze bijzondere bepaling moet vergezeld zijn van een vervoerdocument, dat tenminste volgende informatie bevat:

i) het UN-nummer van het gas vervat in het omsluitingssysteem voor brandstofgas, voorafgegaan door de letters “UN”;;

7 ECE-Reglement nr. 67 (Uniforme bepalingen voor : I. Goedkeuring van speciale uitrustingsstukken van

motorvoertuigen die in hun aandrijfsysteem vloeibaar petroleumgas gebruiken; II. Goedkeuring van een voertuig uitgerust met speciale uitrustingsstukken voor het gebruik van vloeibare petroleumgassen in zijn aandrijfsysteem voor wat betreft de installatie van dergelijke uitrustingsstukken).

8 ECE-Reglement nr. 110 (Uniforme bepalingen voor I. Specifieke onderdelen van motorvoertuigen die samengeperst aardgas (CNG) gebruiken in hun aandrijfsysteem; II. Voertuigen met betrekking tot de installatie van specifieke onderdelen van een goedgekeurd type voor het gebruik van samengeperst aardgas (CNG) in hun aandrijfsysteem).

9 ECE-Reglement nr. 115 (Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van I. Specifieke LPG (liquified petroleum gases) retrofit systemen voor installatie in motorvoertuigen voor het gebruik van LPG in hun aandrijfsysteem; II. Specifieke CNG (compressed natural gas) retrofit systemen voor installatie in motorvoertuigen voor het gebruik van CNG in hun aandrijfsysteem).

10 Verordening (EG) Nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG.

11 Verordening (EU) Nr. 406/2010 van de Commissie van 26 april 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) Nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof.

Page 26: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

57

ii) de officiële vervoersnaam van het gas;

iii) het nummer van het model van het etiket;

iv) het aantal omsluitingssystemen voor brandstofgas;

v) In het geval van vloeibaar gemaakte gassen, de netto massa in kg van het gas in elk omsluitingssysteem voor brandstofgas en in het geval van een samengeperst gas de nominale capaciteit in liter van elk omsluitingssysteem voor brandstofgas gevolgd door de nominale werkdruk;

vi) De namen en de adressen van de afzender en de bestemmeling.

De gegevens i) tot v) moeten voorkomen zoals in één van de volgende voorbeelden:

Voorbeeld 1: UN 1971, AARDGAS, SAMENGEPERST, 2.1, 1 omsluitingssysteem voor brandstofgas van in totaal 50 l, 200 bar

Voorbeeld 2: UN 1965, MENGSEL VAN KOOLWATERSTOFGASSEN, VLOEIBAAR GEMAAKT, N.E.G., 2.1, 3 omsluitingssystemen voor brandstofgas, elk met netto 15 kg gas

OPMERKING: Alle andere bepalingen van het ADR blijven van toepassing.

661 Het vervoer van beschadigde lithiumbatterijen die niet ingezameld en voor vervoer

worden aangeboden met het oog op hun eliminatie conform de bijzondere bepaling 636, is enkel toegelaten onder bijkomende voorwaarden die door de bevoegde overheid van een Verdragspartij van het ADR gedefinieerd worden. Deze Verdragspartij mag eveneens de goedkeuring van een andere bevoegde overheid van een land dat geen Verdragspartij van het ADR zou zijn erkennen, op voorwaarde dat deze goedkeuring op basis van de toepasselijke procedures van het ADR of het RID werd afgeleverd.

Enkel de verpakkingsmethodes die voor deze goederen goedgekeurd zijn door de

bevoegde overheid mogen gebruikt worden. De bevoegde overheid mag een strengere vervoerscategorie of

tunnelbeperkingscode bepalen, die in de goedkeuring van de bevoegde overheid dient vermeld te worden.

Bij elke verzending moet een kopie van de goedkeuring van de bevoegde overheid

aanwezig zijn of moet een referentie naar de goedkeuring van de bevoegde overheid in het vervoerdocument vermeld worden.

De bevoegde overheid van de Verdragspartij van het ADR die conform deze

bijzondere bepaling een goedkeuring aflevert, moet het secretariaat van de ENECE op de hoogte brengen, die deze informatie via haar website voor het publiek ter beschikking zal stellen.

OPMERKING: Alle aanbevelingen van de Verenigde Naties met betrekking tot de

technische voorschriften voor het vervoer van beschadigde lithiumbatterijen moeten in acht worden genomen bij de aflevering van de goedkeuring.

Door “beschadigde lithiumbatterijen” wordt in het bijzonder verstaan:

- de batterijen die omwille van veiligheidsredenen door de fabrikant als defect werden geïdentificeerd,

- de batterijen waarvan de batterijkisten beschadigd of sterk vervormd zijn,

- de batterijen die lekken vertonen van vloeistoffen of gas, of

- de batterijen die gebreken vertonen waarvan geen diagnose kan gesteld worden vóór hun vervoer naar de plaats waar een analyse kan uitgevoerd worden.

Page 27: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

58

HOOFDSTUK 3.4: GEVAARLIJKE GOEDEREN, VERPAKT IN BEPERKTE HOEVEELHEDEN 3.4.1 g) deel 7, hoofdstuk 7.1 en 7.2.1, 7.2.2, 7.5.1 (met uitzondering van 7.5.1.4), 7.5.2.4, 7.5.7,

7.5.8 en 7.5.9 ;

h) 8.6.3.3 en 8.6.4. 3.4.7 Bijvoegen Het bovenste en onderste gedeelte en de boord moeten zwart zijn. Het centraal

gedeelte moet wit zijn of in een kleur die voldoende contrasteert met de achtergrond. 3.4.13 a) Transporteenheden met een maximale massa van meer dan 12 ton die gevaarlijke

goederen in beperkte hoeveelheden vervoeren, moeten vooraan en achteraan voorzien zijn van een kenmerking overeenkomstig 3.4.15, tenzij de transporteenheid andere gevaarlijke goederen bevat waarvoor een oranje signalisatie vereist is overeenkomstig 5.3.2. In dit laatste geval mag de transporteenheid ofwel enkel de vereiste oranje signalisatie dragen, ofwel zowel de oranje signalisatie overeenkomstig 5.3.2 als de kenmerking overeenkomstig 3.4.15.

b) Containers die gevaarlijke goederen in beperkte hoeveelheden vervoeren op

transporteenheden met een maximale massa van meer dan 12 ton, moeten op de vier zijkanten voorzien zijn van een kenmerking overeenkomstig 3.4.15, tenzij de containers andere gevaarlijke goederen bevatten waarvoor grote etiketten vereist zijn overeenkomstig 5.3.1. In dit laatste geval mag de container ofwel enkel de vereiste grote etiketten dragen, ofwel zowel de grote etiketten overeenkomstig 5.3.1 als de kenmerking overeenkomstig 3.4.15.

HOOFDSTUK 3.5: GEVAARLIJKE GOEDEREN, VERPAKT IN UITGEZONDERDE HOEVEELHEDEN 3.5.1.4 Uitgezonderde hoeveelheden gevaarlijke goederen waaraan de codes E1, E2, E4 en E5

zijn toegekend, met een maximale netto hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking beperkt tot 1 ml voor vloeistoffen en gassen en 1 g voor vaste stoffen en met een maximale netto hoeveelheid gevaarlijke goederen per buitenverpakking niet groter dan 100 g voor vaste stoffen of 100 ml voor vloeistoffen en gassen, zijn enkel onderworpen aan:

a) de bepalingen van 3.5.2, met de uitzondering van de tussenverpakking die niet vereist

is indien de binnenverpakkingen op een dergelijke manier met vulmateriaal zijn vastgezet in een buitenverpakking, dat zij onder normale vervoersomstandigheden niet kunnen breken, doorboord worden of hun inhoud lekken; en, voor vloeistoffen, de buitenverpakking voldoende absorptiemateriaal bevat om de volledige inhoud van de binnenverpakkingen te absorberen; en

b) de bepalingen van 3.5.3. DEEL 4: Bepalingen met betrekking tot het gebruik van de

verpakkingen en de tanks HOOFDSTUK 4.1: GEBRUIK VAN DE VERPAKKINGEN, DE GROTE RECIPIENTEN VOOR LOSGESTORT VERVOER (IBC’s) EN DE GROTE VERPAKKINGEN 4.1.1.16 Wanneer ijs als koelmiddel gebruikt wordt, mag het de integriteit van de verpakking niet

aantasten. 4.1.1.20 Gebruik van bergingsdrukrecipiënten 4.1.1.20.1 In het geval van beschadigde, defecte, lekkende of niet-conforme drukrecipiënten, mogen

bergingsdrukrecipiënten die conform zijn aan 6.2.3.11 gebruikt worden. OPMERKING: Een bergingsdrukrecipient mag als oververpakking gebruikt worden conform

5.1.2. Wanneer het gebruikt wordt als oververpakking, moet de markering conform 5.1.2.1 in plaats

van 5.2.1.3. zijn.

Page 28: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

59

4.1.1.20.2 Drukrecipiënten moeten in bergingsdrukrecipiënten van een gepaste grootte geplaatst worden.

Verschillende drukrecipiënten mogen in hetzelfde bergingsdrukrecipiënt geplaatst worden op voorwaarde dat de inhouden bekend zijn en deze niet gevaarlijk met elkaar reageren (zie 4.1.1.6).

Gepaste maatregelen moeten genomen worden om verplaatsingen van de drukrecipiënten in het bergingsdrukrecipiënt te voorkomen b.v. door compartimentering, beveiliging of opvulling.

4.1.1.20.3 Een drukrecipiënt mag enkel in een bergingsdrukrecipiënt geplaatst worden als:

(a) het bergingsdrukrecipiënt voldoet aan 6.2.3.11 en een kopij van het keuringscertificaat beschikbaar is;

(b) de delen van het bergingsdrukrecipiënt die in contact komen of die mogelijks in rechtstreeks contact kunnen komen met de gevaarlijke goederen zullen niet aangetast of verzwakt worden door deze gevaarlijke goederen en zullen geen gevaarlijk effect hebben (b.v.als katalisator bij een reactie of door te reageren met de gevaarlijke goederen); en

(c) de inhoud van de omsloten drukrecipiënt(en) beperkt is in druk en volume zodanig dat,

als deze volledig leeglopen in het berginsdrukrecipiënt, de druk in het bergingsdrukrecipiënt op 65°C de testdruk van het bergingsdrukrecipiënt (voor gassen, zie verpakkingsinstruktie P200 (3) in 4.1.4.1) niet overschreidt. De vermindering van de bruikbare watercapaciteit van het berginsdrukrecipiënt,b.v.door een uitrusting of opvulling, moet in rekening gebracht worden

4.1.1.20.4 De officiële vervoersnaam, het UN nummer voorafgegaan door de letters “UN” en de voor

colli in hoofdstuk 5.2 voorgeschreven etiketten die van toepassing zijn op het vervoer van de gevaarlijke goederen die zich in de drukrecipiënt(en) bevinden, moeten ook op het bergingsdrukrecipiënt worden aangebracht.

4.1.1.20.5 Bergingsdrukrecipiënten moeten na elk gebruik zowel inwendig als uitwendig gereinigd,

ontgast en visueel geinspecteerd worden. Zij moeten periodiek geinspecteerd en getest worden conform 6.2.3.5 en dit minstens één keer om de vijf jaar.

HOOFDSTUK 4.2: GEBRUIK VAN DE MOBIELE TANKS EN VAN DE “UN”– GASCONTAINERS MET VERSCHEIDENE ELEMENTEN (MEGC’s) 4.2.2 Algemene bepalingen met betrekking tot het gebruik van mobiele tanks voor het vervoer van niet gekoelde vloeibaar gemaakte gassen en chemische stoffen onder druk. 4.2.2.1 Onderhavige afdeling geeft de algemene bepalingen met betrekking tot het gebruik van

mobiele tanks voor het vervoer van niet gekoelde vloeibaar gemaakte gassen en chemische stoffen onder druk.

4.2.2.2 De mobiele tanks moeten voldoen aan de in 6.7.3 opgenomen voorschriften, die

betrekking hebben op het ontwerp en de bouw van de mobiele tanks en op de nazichten en beproevingen die ze moeten ondergaan. De niet gekoelde vloeibaar gemaakte gassen en chemische stoffen onder druk moeten in mobiele tanks vervoerd worden overeenkomstig de vervoersinstructie betreffende mobiele tanks T50 die in 4.2.5.2.6 beschreven is, en overeenkomstig de bijzondere bepalingen betreffende het vervoer in mobiele tanks die aan het desbetreffend niet gekoeld vloeibaar gemaakt gas in kolom (11) van tabel A van hoofdstuk 3.2 zijn toegewezen en die in 4.2.5.3 beschreven zijn.

4.2.2.7 Vulling 4.2.2.7.1 Vóór het vullen moet de mobiele tank geïnspecteerd worden om er zich van te

vergewissen dat ze van het goedgekeurd type is voor het vervoer van het niet gekoeld vloeibaar gemaakt gas of het drijfgas van de chemische stof onder druk en moet er op toegezien worden dat ze niet gevuld wordt met niet gekoelde vloeibaar gemaakte gassen of chemische stoffen onder druk die gevaarlijk zouden kunnen reageren in contact met de materialen van de houder, van de pakkingen, van de bedrijfsuitrusting en van de eventuele beschermende bekledingen door gevaarlijke producten te vormen of deze materialen gevoelig te verzwakken. Tijdens het vullen moet de temperatuur van de niet

Page 29: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

60

gekoelde vloeibaar gemaakte gassen of het drijfgas van chemische stoffen onder druk binnen de grenzen blijven van het interval van de berekeningstemperaturen.

4.2.5.3 Bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het vervoer in mobiele tanks

TP38 De instructie betreffende het vervoer in mobiele tanks T9, die in het tot en met 31 december 2012 geldig ADR was voorgeschreven, mag nog tot en met 31 december 2018 gebruikt worden.

TP39 De instructie betreffende het vervoer in mobiele tanks T4, die in het tot en met 31

december 2012 geldig ADR was voorgeschreven, mag nog tot en met 31 december 2018 gebruikt worden.

TP40 Mobiele tanks mogen niet vervoerd worden wanneer ze zijn aangesloten op

apparatuur voor sproeitoepassingen. HOOFDSTUK 4.3: GEBRUIK VAN DE VASTE TANKS (TANKVOERTUIGEN), AFNEEMBARE TANKS, TANKCONTAINERS EN WISSELLAADTANKS WAARVAN DE HOUDERS VERVAARDIGD ZIJN UIT METAAL, EN VAN DE BATTERIJVOERTUIGEN EN GASCONTAINERS MET VERSCHEIDENE ELEMENTEN (MEGC’S) 4.3.2.3.3 Bij het laden en lossen van de tanks, batterijvoertuigen en MEGC’s moeten gepaste

maatregelen getroffen worden om te vermijden dat gevaarlijke hoeveelheden gassen en dampen vrijkomen. De tanks, batterijvoertuigen en MEGC’s moeten zodanig gesloten zijn dat de inhoud zich niet op ongecontroleerde wijze naar buiten kan verspreiden. De openingen van de tanks met onderlossing moeten door middel van schroefstoppen, blindflenzen of andere even doelmatige inrichtingen afgesloten zijn. De vuller moet na het vullen van de tanks, batterijvoertuigen en MEGC’s nagaan of hun afsluitinrichtingen in de gesloten positie staan en er geen lekkage is. Dit geldt ook voor de bovenzijde van de dompelpijp.

4.3.3.1.1 Codering van de tanks, batterijvoertuigen en MEGC’s

OPMERKINGEN : 2. De bijzondere bepaling TU40 in Kolom (13) van Tabel A van hoofdstuk 3.2 voor bepaalde gassen betekent dat het gas enkel mag vervoerd worden in een batterijvoertuig of MEGC, waarvan de elementen samengesteld zijn uit naadloze

4.3.3.3.4 Wanneer de externe overdruk groter kan zijn dan de weerstand van de tank tegen

externe druk (bvb. ten gevolge van lage omgevingstemperaturen), moeten afdoende maatregelen getroffen worden om tanks die vloeibaar gemaakte gassen onder lage druk vervoeren te beschermen tegen het risico op vervorming, bvb. door deze met stikstof of een ander inert gas te vullen om een voldoende hoge druk te behouden in de tank.

4.3.4 Bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op de klassen 1 en 3 tot en met 9 4.3.4.1 Codering, gerationaliseerde aanpak en hiërarchie van de tanks 4.3.4.1.1 Codering van de tanks

1. De vier onderdelen van de in kolom (12) van tabel A in hoofdstuk 3.2 aangegeven tankcodes hebben de volgende betekenis :

Deel Omschrijving Tankcode

1 Type van de tank L = tank voor stoffen in vloeibare toestand (vloeistoffen of vaste stoffen die in gesmolten toestand voor het vervoer worden aangeboden) ;

S = tank voor stoffen in vaste toestand (poedervormig of korrelvormig).

2 Berekeningsdruk G = minimale berekeningsdruk volgens de algemene voorschriften van 6.8.2.1.14 ;

Page 30: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

61

1,5 ; 2,65 ; 4 ; 10 ; 15 of 21 =

minimale berekeningsdruk in bar (zie 6.8.2.1.14).

3 Openingen (zie in 6.8.2.2.2)

A = tanks met vulopeningen onderaan of losopeningen onderaan, met 2 sluitingen ;

B = tanks met vulopeningen onderaan of losopeningen onderaan, met 3 sluitingen ;

C = tanks met vul- en losopeningen bovenaan, die onder het vloeistofniveau enkel reinigingsopeningen bezit ;

D = tanks met vul- en losopeningen bovenaan, zonder openingen onder het vloeistofniveau

4 Veiligheidskleppen veiligheidsinrich-tingen

V = tank met be- en ontluchtingsinrichting overeenkomstig 6.8.2.2.6, zonder beveiliging tegen het doorzetten van een vlam ; of

tank die niet bestand is tegen de druk veroorzaakt door een inwendige explosie ;

F = tank met be- en ontluchtingsinrichting overeenkomstig 6.8.2.2.6, voorzien van een beveiliging tegen het doorzetten van een vlam ; of

tank bestand tegen de druk veroorzaakt door een inwendige explosie

N = tank zonder be- en ontluchtingsinrichting overeenkomstig 6.8.2.2.6 en niet hermetisch gesloten ;

H = hermetisch gesloten tank (zie 1.2.1).

4.3.4.1.3 De volgende stoffen en groepen van stoffen, waarvoor het teken “(+)” achter de tankcode

in kolom (12) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voorkomt, zijn onderworpen aan bijzondere eisen. In dit geval is het alternatief gebruik van de tanks voor andere stoffen en groepen van stoffen enkel toegelaten indien zulks gespecificeerd is in het goedkeuringscertificaat van het prototype. Tanks die performanter zijn volgens de bepalingen van 4.3.4.1.2 (achter de tabel) mogen gebruikt worden indien men rekening houdt met de bijzondere bepalingen die in kolom (13) van tabel A in hoofdstuk 3.2 zijn aangegeven.

… d) Klasse 4.3 :

UN 1389 amalgaam van alkalimetalen, vloeibaar, UN 1391 dispersie van alkalimetalen of UN 1391 dispersie van aardalkalimetalen, UN 1392 amalgaam van aardalkalimetalen, vloeibaar, UN 1415 lithium, UN 1420 metallische legeringen van kalium, vloeibaar, UN 1421 legering van aardalkalimetalen, vloeibaar, n.e.g., UN 1422 legeringen van kalium en natrium, vloeibaar, UN 1428 natrium, UN 2257 kalium : tankcode L10BN

UN 3401 amalgaam van alkalimetalen, vast, UN 3402 amalgaam van aardalkalimetalen, vast, UN 3403 metallische legeringen van kalium, vast, UN 3404 legeringen van kalium en natrium, vast en UN 3482 dispersie van alkalimetalen, brandbaar of UN 3482 dispersie van aardalkalimetalen, brandbaar : tankcode L10BN UN 1402 calcium carbide, verpakkingsgroep I : tankcode S2.65AN UN 1407 cesium en UN 1423 rubidium : tankcode L10CH

4.3.5 Bijzondere bepalingen

TU40 Mag enkel vervoerd worden in batterijvoertuigen of MEGC’s, waarvan de elementen samengesteld zijn uit naadloze recipiënten.

Page 31: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

62

TU41 De geschiktheid van een stof om vervoerd te worden in tanks zal, tot

tevredenheid van de bevoegde overheden van elk land waarin of waardoor het vervoer plaatsheeft, aangetoond worden

De evaluatiemethode van deze geschiktheid moet erkend worden door de bevoegde overheid van een ADR verdragspartij. Deze mag ook een goedkeuring van een bevoegde overheid van een land dat geen ADR verdragspartij is erkennen,op voorwaarde dat deze goedkeuring afgeleverd werd in overeenstemming met de geldende procedures volgens het ADR, RID, ADN of de IMDG Code.

Stoffen mogen niet langer dan nodig in tanks blijven staan, dit om aankoeking te

voorkomen. De nodige maatregelen (b.v. reinigen, enz.) moeten genomen worden om

ophoping en klitten van de stoffen in de tank te voorkomen. HOOFDSTUK 4.5: GEBRUIK VAN DE DRUK/VACUÜMTANKS VOOR AFVALSTOFFEN 4.5.2.2 Voor het vervoer van vloeistoffen die voldoen aan de criteria van klasse 3 inzake het

vlampunt, moeten druk/vacuümtanks voor afvalstoffen geladen worden via vulinrichtingen die in het onderste gedeelte van de tank uitmonden. Er dienen maatregelen getroffen te worden om de verdamping zoveel mogelijk te beperken.

DEEL 5: Verzendingsprocedures HOOFDSTUK 5.1: ALGEMENE BEPALINGEN 5.1.2 Gebruik van oververpakkingen 5.1.2.1 a) Een oververpakking moet : (i) gekenmerkt worden met het woord “OVERVERPAKKING”;; en (ii) voor elk gevaarlijk goed dat zich in de oververpakking bevindt voorzien worden van

het UN-nummer, voorafgegaan door de letters “UN” zoals voorgeschreven voor colli in 5.2.1.1 en 5.2.1.2, geëtiketteerd worden zoals dat in afdeling 5.2.2 voor colli voorgeschreven is, en voorzien zijn van het merkteken”milieugevaarlijke stof”, indien voorgeschreven voor de colli in 5.2.1.8

tenzij de UN-nummers, de etiketten en de markering “milieugevaarlijke stof” met betrekking tot alle in de oververpakking vervatte gevaarlijke goederen zichtbaar zijn, uitgezonderd wanneer zulks vereist wordt in 5.2.2.1.11. Wanneer éénzelfde UN-nummer, eenzelfde etiket of de markering “milieugevaarlijke stof” vereist is voor verscheidene colli, moet het slechts één keer aangebracht worden

HOOFDSTUK 5.2: KENMERKING EN ETIKETTERING 5.2.1 Kenmerking van colli 5.2.1.1 Behalve wanneer het ADR anders bepaalt, moet elk collo duidelijk en blijvend voorzien

zijn van het UN-nummer dat overeenstemt met de er in vervatte goederen en dat voorafgegaan wordt door de letters “UN”. Het UN-nummer en de letters “UN” moeten minstens 12 mm hoog zijn, behalve op colli met een maximale inhoud van 30 kg of een maximale netto massa van 30 kg en op flessen met een waterinhoud van ten hoogste 60 liter, indien zij minstens 6 mm hoog zijn, en behalve voor colli van maximum 5 liter of 5 kg, indien zij een geschikte afmeting hebben. Bij onverpakte voorwerpen moet het merkteken voorkomen op het voorwerp, op zijn wieg of op zijn inrichting voor manipulatie, opslag of lancering.

5.2.1.3 De bergingsverpakkingen en bergingsdrukrecipiënten moeten bovendien voorzien zijn

van het woord “BERGINGSVERPAKKING” .

Page 32: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

63

5.2.1.8.3 Het merkteken “milieugevaarlijke stof” moet overeenstemmen met de hieronder weergegeven afbeelding. Zijn afmetingen moeten 100 mm x 100 mm zijn, behalve in het geval van colli met dusdanige afmetingen dat er enkel kleinere merktekens op kunnen aangebracht worden.

Symbool (vis en boom) : zwart op witte of geschikt contrasterende achtergrond. OPMERKING : De bepalingen van 5.2.2 met betrekking tot de etikettering zijn

complementair aan elk voorschrift dat de markering van colli met het merkteken milieugevaarlijke stof vereist.

5.2.1.9.2 De oriëntatiepijlen zijn niet vereist op:

a) buitenverpakkingen die drukrecipiënten bevatten, met uitzondering van de cryogene recipiënten ;

b) buitenverpakkingen die gevaarlijke goederen bevatten in binnenverpakkingen met een capaciteit van niet meer dan 120 ml, en tussen de binnenverpakkingen en de buitenverpakkingen voldoende absorberend materiaal om de vloeibare inhoud volledig te absorberen ;

c) buitenverpakkingen die infectueuze (besmettelijke) stoffen van klasse 6.2 bevatten in primaire recipiënten met een capaciteit van niet meer dan 50 ml ;

d) colli van type IP-2, IP-3, A, B(U), B(M) of C die radioactieve stoffen van klasse 7 bevatten;

e) buitenverpakkingen die voorwerpen bevatten die lekdicht zijn in alle oriëntaties (bijvoorbeeld thermometers die alcohol of kwik bevatten, spuitbussen (aërosolen), enz.); of

f) buitenverpakkingen die gevaarlijke goederen in samengestelde verpakkingen bevatten met hermetisch gesloten binnenverpakkingen die elk ten hoogste 500 ml bevatten.

5.2.2 Etikettering van colli 5.2.2.2.1.2 Voor flessen met gassen van klasse 2 mogen, indien nodig omwille van de vorm, de

plaatsing en het bevestigingssysteem voor het vervoer, gelijkaardige etiketten als deze voorgeschreven door onderhavige afdeling en, in voorkomend geval, het merkteken “milieugevaarlijke stof”, met kleinere afmetingen in overeenstemming met ISO norm 7225:2005 ”Gasflessen – Gevaarsetiketten” gebruikt worden om op het niet cilindrisch (gewelfd) deel van deze flessen aan te brengen. In weerwil van de voorschriften van 5.2.2.1.6 mogen de etiketten en het merkteken “milieugevaarlijke stof” (zie 5.2.1.8.3) zich overlappen in de mate die voorzien wordt door de norm ISO 7225:2005. De etiketten die het hoofdgevaar weergeven en de cijfers die op alle gevaarsetiketten voorkomen moeten evenwel volledig zichtbaar zijn en de symbolen moeten herkenbaar blijven.

HOOFDSTUK 5.3: ETIKETTERING MET GROTE ETIKETTEN EN ORANJE SIGNALISATIE VAN DE CONTAINERS, MEGC’S, MEMU’s, TANKCONTAINERS, MOBIELE TANKS EN VOERTUIGEN 5.3.1.7 Karakteristieken van de grote etiketten 5.3.1.7.3 Bij de tanks met een capaciteit van niet meer dan 3 m³ en bij de kleine containers mogen

de grote etiketten vervangen worden door etiketten die overeenstemmen met 5.2.2.2. In het geval dat deze etiketten niet zichtbaar zijn langs de buitenkant van het dragende voertuig, moeten er eveneens grote etiketten conform 5.3.1.7.1 op de 2 zijkanten en de achterkant van het voertuig aangebracht worden.

Page 33: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

64

5.3.2 Oranje signalisatie 5.3.2.1.1 Transporteenheden, die gevaarlijke goederen vervoeren, moeten voorzien zijn van twee

rechthoekige oranje schilden die beantwoorden aan 5.3.2.2.1. Een van de schilden moet aan de voorzijde, het andere aan de achterzijde van de transporteenheid worden aangebracht, in een verticaal vlak, loodrecht op de lengteas van het voertuig. Zij moeten goed zichtbaar zijn.

In het geval dat een oplegger die gevaarlijke goederen bevat losgekoppeld wordt van het

trekkend voertuig gedurende het transport van gevaarlijke goederen, moet op de achterzijde van deze oplegger een oranje bord bevestigd blijven.

5.3.2.3 Betekenis van de identificatienummers van het gevaar 5.3.2.3.2 De in kolom (20) van tabel A van hoofdstuk 3.2 voorkomende identificatienummers van het

gevaar hebben de volgende betekenis : 238 ontvlambaar en bijtend gas 28 bijtend gas

HOOFDSTUK 5.4: DOCUMENTATIE 5.4.1 Vervoerdocument voor gevaarlijke goederen en bijhorende informatie 5.4.1.1.5 Bijzondere bepalingen betreffende bergingsverpakkingen en bergingsdrukrecipiënten Wanneer gevaarlijke goederen vervoerd worden in een bergingsverpakking of een

bergingsdrukrecipiënt, moeten in het vervoerdocument de woorden “BERGINGSVERPAKKING” of “BERGINGSDRUKRECIPIENT” bijgevoegd worden achter de omschrijving van de goederen

5.4.1.1.18 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van milieugevaarlijke stoffen (aquatisch milieu) Wanneer een stof die behoort tot een van de klassen 1 tot 9 voldoet aan de

classificatiecriteria van 2.2.9.1.10, moet het vervoerdocument de bijkomende vermelding “MILIEUGEVAARLIJK” of “MARINE POLLUANT/MILIEUGEVAARLIJK” dragen. Deze bijkomende vereiste is niet van toepassing op de UN-nummers 3077 en 3082 of op de in 5.2.1.8.1 opgesomde vrijstellingen.

De vermelding “MARINE POLLUTANT” (overeenkomstig 5.4.1.4.3 van de IMDG Code is toegelaten voor de transporten in een transportketen die een zeetraject omvat.

5.4.2 Verpakkingscertificaat van de grote container of van het voertuig 5.4.2.3 Wanneer het containerverpakkingscertificaat van de container of het voertuig ter beschikking

van de vervoerder gesteld wordt met behulp van transmissietechnieken die gebaseerd zijn op de EDP of de EDI, mogen de handtekening(en) elektronische handtekening(en) zijn of vervangen worden door de naam of de namen (in hoofdletters) van de persoon of de personen die gerechtigd zijn om te ondertekenen.

HOOFDSTUK 5.5: BIJZONDERE BEPALINGEN 5.5.3 Bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op colli en op voertuigen en containers die gevaarlijke goederen bevatten die een verstikkingsgevaar vertonen wanneer zij gebruikt worden als koel- of conditioneringsmiddel (zoals droogijs (UN 1845) of stikstof, sterk gekoeld, vloeibaar (UN 1977) of argon, sterk gekoeld, vloeibaar (UN 1951) 5.5.3.1 Toepassingsgebied

Deze afdeling is niet van toepassing op stoffen die voor koelings- en conditioneringsdoeleinden kunnen gebruikt worden, wanneer zij vervoerd worden als zending van gevaarlijke goederen. Wanneer zij als zending vervoerd worden, moeten zij

Page 34: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

65

vervoerd worden volgens de pertinente rubriek van de tabel A van hoofdstuk 3.2 in overeenstemming met de bijhorende vervoersvoorwaarden.

5.5.3.1.2 Deze afdeling is niet van toepassing op gassen in koelingscycli. 5.5.3.1.3 Deze afdeling is niet van toepassing op gevaarlijke stoffen die gebruikt worden voor

koeling of conditionering van tanks of MEGC’s gedurende het transport. 5.5.3.2 Algemeen 5.5.3.2.1 De voertuigen en containers die stoffen bevatten die tijdens het vervoer als koel- of

conditioneringsmiddel (andere dan fumigatie) worden gebruikt, zijn enkel onderworpen aan de bepalingen deze afdeling.

5.5.3.2.2 Wanneer gevaarlijke goederen in gekoelde of geconditioneerde voertuigen of containers

worden geladen, zijn alle bepalingen van het ADR met betrekking tot deze gevaarlijke stoffen van kracht bovenop de bepalingen van onderhavige afdeling.

5.5.3.2.3 De personen die betrokken zijn bij de behandeling of het vervoer van de gekoelde of

geconditioneerde voertuigen en containers moeten een opleiding hebben genoten passend bij hun verantwoordelijkheden.

5.5.3.3 Colli die een koel-of conditioneringsmiddel bevatten 5.5.3.3.1 Verpakte gevaarlijke goederen waarvoor koeling of conditionering vereist is, en waaraan

de verpakkingsinstructies P203, P620, P650, P800, P901 of P904 van 4.1.4.1 zijn toegekend, moeten aan de relevante voorschriften van desbetreffende verpakkingsvoorschriften voldoen.

5.5.3.3.2 Voor verpakte gevaarlijke goederen waarvoor koeling of conditionering vereist is en

waaraan andere verpakkingsinstructies zijn toegekend, moeten de colli weerstand kunnen bieden aan de zeer lage temperaturen en mogen ze door het koelings- of conditioneringsmiddel niet aangetast of verzwakt worden. De colli moeten zodanig ontworpen en vervaardigd worden om het ontsnappen van gas toe te laten ten einde het barsten van de verpakkingen door een drukverhoging te voorkomen. De gevaarlijke goederen moeten op dusdanige wijze verpakt worden om elke beweging, na het verdwijnen van het koelings- of conditioneringsmiddel, te voorkomen.

5.5.3.3.3 Verpakkingen die een koelings- of conditioneringsmiddel bevatten moeten in goed

geventileerde voertuigen en containers vervoerd worden. 5.5.3.3.4 Markering van colli die een koelings- of conditioneringsmiddel bevatten 5.5.3.3.5 Colli die gevaarlijke goederen bevatten die voor koeling of conditionering gebruikt worden,

moeten voorzien zijn van een merkteken met de benaming in kolom (2) van tabel A van hoofdstuk 3.2, gevolgd door de vermelding “ALS KOELINGSMIDDEL” of “ALS CONDITIONERINGSMIDDEL”, naargelang het geval, in een officiële taal van het land van oorsprong en daarenboven in het Engels, het Frans of het Duits indien de officiële taal geen van de drie genoemde is; dit tenzij overeenkomsten tussen de bij het vervoer betrokken landen, indien er bestaan, anders bepalen.

5.5.3.3.6 De merktekens moeten duurzaam en leesbaar zijn en worden aangebracht op een

zodanige plaats en in een zodanig formaat in verhouding met het collo dat ze duidelijk zichtbaar zijn.

5.5.3.5 Voertuigen en containers die onverpakt droogijs bevatten 5.5.3.5.1 Wanneer er onverpakt droogijs gebruikt wordt, mag het niet in direct contact komen met

de metallische structuur van een voertuig of container ten einde de verzwakking van het metaal te vermijden. De nodige maatregelen moeten getroffen worden om een goede isolatie tussen het droogijs en het voertuig of container te garanderen door een scheiding van minimum 30 mm te voorzien (bvb. aan de hand van materialen met lage warmtegeleidingseigenschappen zoals planken, paletten, enz.).

Page 35: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

66

5.5.3.5.2 Wanneer droogijs rond de colli wordt geplaatst, moeten er maatregelen getroffen worden om de oorspronkelijke positie van de colli tijdens het transport te verzekeren, eenmaal het droogijs vervlogen is.

5.5.3.5.3 Kenmerking van voertuigen en containers 5.5.3.5.4 Aan elk ingangspunt van voertuigen en containers die gevaarlijke goederen bevatten voor

koel- of conditioneringsdoeleinden moet een verwittigingsignaal conform 5.5.3.6.2 geplaatst worden; dit op een plaats waar het gemakkelijk gezien zal worden door de personen die het voertuig of de container openen of binnentreden. Dit verwittigingsignaal moet op het voertuig of de container aangebracht blijven tot aan de volgende bepalingen is voldaan:

a) het voertuig of de container werd geventileerd om schadelijke concentraties koelings–

of conditioneringsmiddel te elimineren; en

b) de gekoelde of geconditioneerde goederen werden gelost. 5.5.3.5.5 Het verwittigingssignaal moet rechthoekig zijn en ten minste 150 mm breed en 250 mm

hoog. Het moet de volgende vermeldingen bevatten:

a) het woord “WAARSCHUWING” geschreven in het rood of wit, met een hoogte van minimum 25 mm en in een in een officiële taal van het land van oorsprong en daarenboven in het Engels, het Frans of het Duits indien de officiële taal geen van de drie genoemde is; dit tenzij overeenkomsten tussen de bij het vervoer betrokken landen, indien er bestaan, anders bepalen.

b) de benaming in kolom (2) van tabel A van hoofdstuk 3.2 gevolgd door de woorden

“ALS KOELINGSMIDDEL” of “ALS CONDITIONERINGSMIDDEL”, naargelang het geval, onder het symbool, in zwarte letters met een hoogte van minimum 25 mm op een witte achtergrond, en in een in een officiële taal van het land van oorsprong en daarenboven in het Engels, het Frans of het Duits indien de officiële taal geen van de drie genoemde is; dit tenzij overeenkomsten tussen de bij het vervoer betrokken landen, indien er bestaan, anders bepalen.

Bijvoorbeeld: KOOLSTOFDIOXIDE, VAST, ALS KOELINGSMIDDEL Dit merkteken wordt hieronder geïllustreerd.

M

inim

um 2

50 m

m

Minimum 150 mm

Page 36: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

67

* de benaming in kolom (2) van tabel A van hoofdstuk 3.2 gevolgd door de vermelding “ALS KOELINGSMIDDEL” of “ALS CONDITIONERINGSMIDDEL”, naar gelang het geval, invoegen.

5.5.3.7 Documentatie 5.5.3.7.1 De documenten (zoals een bill of lading, een cargo manifest of een CMR of CIM

vrachtbrief) die een transport van gekoelde of geconditioneerde voertuigen of containers die vóór het transport niet volledig geventileerd werden, vergezellen, moeten de volgende vermeldingen bevatten:

a) het UN-nummer voorafgegaan door de letters “UN”;; b) de benaming in kolom (2) van tabel A van hoofdstuk 3.2 gevolgd door de woorden

“ALS KOELINGSMIDDEL” of “ALS CONDITIONERINGSMIDDEL”, naargelang het geval, in een officiële taal van het land van oorsprong en daarenboven in het Engels, het Frans of het Duits indien de officiële taal geen van de drie genoemde is; dit tenzij overeenkomsten tussen de bij het vervoer betrokken landen, indien er bestaan, anders bepalen

Bijvoorbeeld: UN1845 KOOLSTOFDIOXIDE, VAST, ALS KOELINGSMIDDEL

5.5.3.7.2 Het vervoerdocument mag om het even welke vorm aannemen, op voorwaarde dat het alle in 5.5.3.7.1 voorgeschreven informatie bevat. Deze informatie moet gemakkelijk te identificeren, leesbaar en duurzaam zijn.

DEEL 6: Voorschriften met betrekking tot de constructie van de verpakkingen, van de grote recipienten voor losgestort vervoer (IBC’s), van de grote verpakkingen en van de tanks, en met betrekking tot de beproevingen die ze moeten ondergaan HOOFDSTUK 6.1: VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE CONSTRUCTIE VAN DE VERPAKKINGEN EN DE BEPROEVINGEN DIE ZE MOETEN ONDERGAAN 6.1.4 Eisen gesteld aan de verpakkingen 6.1.4.14 Kisten uit staal, aluminium of een ander metaal 4A uit staal 4B uit aluminium 4N uit een ander metaal dan staal of aluminium HOOFDSTUK 6.2:VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE CONSTRUCTIE VAN DRUKRECIPIËNTEN, SPUITBUSSEN (AEROSOLEN), RECIPIËNTEN, KLEIN, MET GAS (GASPATRONEN) EN PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN DIE EEN BRANDBAAR VLOEIBAAR GEMAAKT GAS BEVATTEN, EN TOT DE BEPROEVINGEN DIE ZE MOETEN ONDERGAAN 6.2.1.1 Ontwerp en constructie 6.2.1.1.5 De beproevingsdruk van flessen, cylinders, drukvaten en flessenbatterijen moet beantwoorden aan verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1 of, voor chemische stoffen onder druk, aan de verpakkingsinstructie P206 in 4.1.4.1. Voor gesloten cryogene drukrecipiënten moet hij beantwoorden aan verpakkingsinstructie P203 in 4.1.4.1. De beproevingsdruk van een opslagsysteem met metaalhydriden moet beantwoorden aan verpakkingsinstructie P205 in 4.1.4.1 6.2.1.6 Periodieke onderzoeken en beproevingen 6.2.1.6.3 De drukontlastingsinrichtingen van gesloten cryogene recipiënten moeten aan periodieke

controles en beproevingen onderworpen worden.

Page 37: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

68

6.2.3.4 Eerste onderzoek en beproeving 6.2.3.4.1 De nieuwe drukrecipiënten moeten de onderzoeken en beproevingen gedurende en na de

fabricage conform de bepalingen van 6.2.1.5 ondergaan. 6.2.3.9 Kenmerking van de hervulbare drukrecipiënten 6.2.3.9.7 Kenmerking van flessenbatterijen 6.2.3.9.7.1 De individuele flessen van een flessenbatterij moeten conform 6.2.3.9 gekenmerkt zijn. 6.2.3.9.7.2 Een permanent aan het frame van de flessenbatterij bevestigde plaat moet voorzien zijn

van de volgende opschriften: a) de certificatieopschriften zoals gedefinieerd in 6.2.2.7.2 b), c), d) en e);

b) de operationele opschriften zoals gedefinieerd in 6.2.2.7.3 f), i), j) en de bruto massa, met inbegrip van de massa van de structuur van de batterij en alle niet-demonteerbare elementen (flessen, verzamelleiding, uitrustingen en kranen). De flessenbatterijen die bestemd zijn voor het vervoer van UN 1001 acetyleen, opgelost en UN 3374 acetyleen, oplosmiddelvrij moeten voorzien zijn van de tarra zoals gedefineerd in paragraaf a) 6) van de clausule 5.4 van de EN-norm 12755:2000; en

c) de fabricageopschriften zoals gedefinieerd in 6.2.2.7.4 n), o) en, naar gelang het geval,

p); 6.2.3.9.7.3 De opschriften op de plaat moeten onderverdeeld worden in drie groepen: a) de fabricageopschriften moeten in de bovenste groep aangebracht worden, en

achtereenvolgend geplaatst worden overeenkomstig de sequentie in 6.2.3.9.7.2 c). b) de operationele opschriften in 6.2.3.9.7.2 b) moeten in de middelste groep aangebracht

worden. Het operationeel opschrift dat in 6.2.2.7.3 f) gedefineerd is, moet, indien dit opschrift vereist is, juist na het in 6.2.2.7.3 i) gedefineerde operationeel opschrift geplaatst worden.

c) de certificatieopschriften moeten in de onderste groep in de volgorde zoals voorzien in

6.2.3.9.7.2 a) aangebracht worden. 6.2.3.11 Bergingsdrukrecipiënten 6.2.3.11.1 Ten einde een veilige manipulatie en eliminatie van drukrecipiënten die zich in een

bergingsdrukrecipiënt bevinden te kunnen garanderen, mag het ontwerp uitrustingen omvatten die anders niet gebruikt worden voor flessen of drukvaten, zoals platte bodems, inrichtingen voor snelle ontsluiting en openingen in het cilindrisch gedeelte.

6.2.3.11.2 De instructies die betrekking hebben op de veiligheid tijdens de manipulatie en het gebruik

van bergingsdrukrecipiënten moeten duidelijk aangegeven worden in de documenten bij de aanvraag aan de bevoegde overheid van het land van goedkeuring en moeten deel uitmaken van het goedkeuringscertificaat. In het goedkeuringscertificaat moet aangegeven worden voor welke drukrecipiënten het vervoer in een bergingsdrukrecipiënt is toegelaten. Een lijst van de constructiematerialen van alle onderdelen die mogelijks in contact komen met de gevaarlijke goederen moet eveneens voorzien worden.

6.2.3.11.3 De fabrikant moet een exemplaar van het goedkeuringscertificaat aan de eigenaar van een

bergingsdrukrecipiënt overhandigen. 6.2.3.11.4 De kenmerking van de bergingsdrukrecipiënten overeenkomstig 6.2.3 moet door de

bevoegde overheid van het land van goedkeuring bepaald worden, rekening houdende, in voorkomend geval, met de toepasselijke bepalingen in 6.2.3.9 met betrekking tot de kenmerking. De waterinhoud en de beproevingsdruk van het bergingsdrukrecipiënt moeten in het kenmerk voorkomen.

Page 38: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

69

HOOFDSTUK 6.5: VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE CONSTRUCTIE VAN DE GROTE RECIPIENTEN VOOR LOSGESTORT VERVOER (IBC’s) EN TOT DE BEPROEVINGEN DIE ZE MOETEN ONDERGAAN 6.5.1.1 Toepassingsgebied 6.5.1.1.3 De constructie, de uitrusting, de beproevingen, de kenmerking en het gebruik van de

IBC’s moeten voor akkoord voorgelegd worden aan de bevoegde overheid van het land van goedgekeuring.

OPMERKING: De partijen die inspecties en beproevingen in andere landen uitvoeren na de indienststelling van de IBC, hoeven niet goedgekeurd te zijn door de bevoegde overheid van het land waarin de IBC goedgekeurd werd, maar de inspecties en beproevingen moeten overeenkomstig de regels die in de goedkeuring van de IBC gespecifieerd zijn, worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK 6.6: VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE CONSTRUCTIE VAN DE GROTE VERPAKKINGEN EN TOT DE BEPROEVINGEN DIE ZE MOETEN ONDERGAAN 6.6.3.1 Basiskenmerk

Elke grote verpakking die voor gebruik overeenkomstig de bepalingen van het ADR vervaardigd en bestemd is, moet voorzien zijn van een duurzaam en leesbaar kenmerk dat op een duidelijk zichtbare plaats aangebracht is. De letters, cijfers en symbolen moeten een minimale hoogte hebben van 12 mm en als volgt samengesteld zijn…

6.6.3.3 De maximaal toegelaten stapellast die geldt wanneer de grote verpakking in gebruik is,

dient als volgt op een pictogram aangegeven te worden:

Grote verpakkingen die kunnen gestapeld worden

Grote verpakkingen die NIET kunnen gestapeld worden

Het pictogram mag niet kleiner zijn dan 100 mm x 100 mm; het moet duurzaam en goed zichtbaar zijn. De letters en cijfers die de toelaatbare massa aangeven moeten minstens 12 mm hoog zijn.

De massa die boven het pictogram aangegeven is mag niet groter zijn dan de last die aangebracht wordt bij de beproeving op het constructietype (zie 6.6.5.3.3.4), gedeeld door 1,8.

HOOFDSTUK 6.7: VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT HET ONTWERP EN DE CONSTRUCTIE VAN MOBIELE TANKS EN VAN “UN”-GASCONTAINERS MET VERSCHEIDENE ELEMENTEN (MEGC’s), EN TOT DE CONTROLES EN BEPROEVINGEN DIE ZE MOETEN ONDERGAAN 6.7.2.13 Kenmerking van de drukontlastingsinrichtingen 6.7.2.13.1 In de mate van het mogelijke moeten de volgende gegevens ook aangegeven worden :

f) de dwarsdoorsnede van de doorstroomopeningen van de veerbelaste drukontlastings-inrichtingen, breekplaten en smeltveiligheden uitgedrukt in mm².

g) de naam van de fabrikant en het desbetreffend referentienummer van de inrichting.

Page 39: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

70

HOOFDSTUK 6.8: VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE CONSTRUCTIE, DE UITRUSTING, DE GOEDKEURING VAN HET PROTOTYPE, DE BEPROEVINGEN EN CONTROLES, EN DE MERKTEKENS VAN TANKVOERTUIGEN, AFNEEMBARE TANKS, TANKCONTAINERS EN WISSELLAADTANKS, WAARVAN DE HOUDERS VERVAARDIGD ZIJN UIT METAAL, EVENALS VOOR BATTERIJVOERTUIGEN EN GASCONTAINERS MET MEERDERE ELEMENTEN (MEGC’S) Minimale wanddikte van de houder 6.8.2.1.19

Diameter van het reservoir ≤ 1,80 m > 1,80 m

Minimale wanddikte van

de houder

Austenitische roestvrije staalsoorten 2,5 mm 3 mm

Austenitisch – ferritische roestvrije staalsoorten 3 mm 3.5 mm

Andere staalsoorten 3 mm 4 mm Aluminium-legeringen 4 mm 5 mm

99,80% zuiver aluminium 6 mm 8 mm 6.8.2.2 Uitrustingen 6.8.2.2.3 De onderdrukventielen en de be- en ontluchtingsinrichtingen (zie 6.8.2.2.6) die gebruikt

worden op de tanks die bestemd zijn voor het vervoer van stoffen die – voor wat hun vlampunt betreft – beantwoorden aan de criteria van klasse 3, moeten de onmiddellijke doorgang van een vlam in de tank verhinderen door middel van een geschikte beveiliging, of anders moet de houder van de tank in staat zijn om zonder lekkage te weerstaan aan een explosie ten gevolge van de doorgang van een vlam.

Indien de beveiliging bestaat uit een geschikte flame trap of flame arrester, moet deze zo dicht mogelijk bij de tank of het tankcompartiment geplaatst worden. Bij tanks met meerdere compartimenten moet ieder compartiment afzonderlijk beschermd worden.

6.8.2.3 Goedkeuring van het prototype

De bevoegde overheid of een door deze overheid aangeduide instelling zal op aanvraag van de aanvrager een afzonderlijke typekeuring van kleppen en andere dienstuitrustingen waarvoor een norm aangegeven is in tabel 6.8.2.6.1 uitvoeren, in overeenstemming met deze norm. Deze afzonderlijke goedkeuring van het type zal in rekening gebracht worden bij de aflevering van het certificaat voor de tank, indien de resultaten aangeboden worden en de kleppen en de andere dienstuitrustingen geschikt bevonden zijn voor het bedoelde gebruik.

6.8.2.3.4.1 In het geval van een aanpassing van een tank met een geldig, vervallen of ingetrokken

typegoedkeuring, zijn de beproeving, de inspectie en de goedkeuring beperkt tot de delen van de tank die zijn aangepast. De aanpassing zal voldoen aan de voorschriften van het ADR die van toepassing zijn op het moment van de aanpassing. Voor alle delen van de tank die niet beïnvloed worden door de aanpassing, blijft de documentatie van de initiële typegoedkeuring geldig. Een aanpassing kan van toepassing zijn op één of meerdere tanks die vallen onder een typegoedkeuring. Een goedkeuringscertificaat voor de aanpassing moet worden uitgereikt door de bevoegde overheid van om het even welke Verdragspartij van het ADR of een door haar aangestelde instelling en moet bijgehouden worden als deel van het tankdossier. Elke aanvraag voor een goedkeuringscertificaat voor een aanpassing moet bij één enkele bevoegde overheid of een door haar aangestelde instelling ingediend worden.

Page 40: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

71

6.8.2.5 Kenmerking 6.8.2.5.2 De volgende gegevens moeten op het

tankvoertuig (op de tank zelf of op een bord) worden aangebracht 13 : - de naam van de eigenaar of van de

exploitant ; - de massa in lege toestand van het

tankvoertuig; - de maximaal toegelaten massa van het

tankvoertuig; De volgende gegevens moeten op een afneembare tank (op de tank zelf of op een bord) worden aangebracht 13 : - de naam van de eigenaar of van de

exploitant ; - “afneembare tank” ;; - de tarra van de tank ; - de maximaal toegelaten bruto massa van de tank ; - voor de stoffen die in 4.3.4.1.3 beoogd worden, de officiële vervoersnaam van de stof(fen) aangenomen voor vervoer ; - de tankcode overeenkomstig 4.3.4.1.1 ; en - voor de andere stoffen dan deze die in 4.3.4.1.3 beoogd worden, de alfanumerische codes van alle bijzondere bepalingen met TC en TE die in kolom (13) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voorkomen voor de in de tank te vervoeren stoffen.

De volgende gegevens moeten op de tankcontainer ( op de tank zelf of op een bord) worden aangebracht 13 : - de namen van de eigenaar en van de

exploitant ; - capaciteit van de houder ; - de tarra ; - de maximaal toegelaten bruto massa; - voor de in 4.3.4.1.3 beoogde stoffen, de

officiële vervoersnaam van de tot het vervoer toegelaten stof of stoffen ;

- de tankcode volgens 4.3.4.1.1. - voor de andere stoffen dan deze die in

4.3.4.1.3 beoogd worden, de alfanumeri-sche codes van alle bijzondere bepalingen met TC en TE die in kolom (13) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voorkomen voor de in de tank te vervoeren stoffen.

6.8.3 Bijzondere voorschriften die van toepassing zijn op klasse 2 6.8.3.4 Controles en beproevingen 6.8.3.4.6 In afwijking van de voorschriften van 6.8.2.4.2 moeten de periodieke keuringen

plaatsvinden : ten laatste na zes jaar ten laatste na acht jaar gebruik en vervolgens om de twaalf jaar voor tanks die bestemd zijn voor het vervoer van sterk gekoelde vloeibaar gemaakte gassen. De in 6.8.2.4.3 voorziene intermediaire keuringen moeten ten laatste zes jaar na elke periodieke keuring verricht worden.

Tussen twee opeenvolgende periodieke keuringen kan op vraag van de bevoegde overheid een dichtheidsbeproeving of een intermediaire keuring conform 6.8.2.4.3 uitgevoerd worden.

6.8.3.5 Kenmerking 6.8.3.5.6

Buiten de in 6.8.2.5.2 voorgeschreven opschriften moeten nog de volgende vermeldingen voorkomen op het tankvoertuig (op de tank zelf of op een bord)13 :

Buiten de in 6.8.2.5.2 voorgeschreven opschriften moeten nog de volgende vermeldingen voorkomen op de tank-container (op de tank zelf of op een bord)13 :

Page 41: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

72

DEEL 7: Bepalingen met betrekking tot de vervoersvoorwaarden,

het laden, het lossen en de behandeling HOOFDSTUK 7.3: BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET LOSGESTORT VERVOER 7.3.2.4 Goederen van de klasse 4.3 Deze goederen moeten vervoerd worden in waterdichte containers voor losgestort vervoer (code

BK2). 7.3.3 Bijzondere bepalingen voor het losgestort vervoer wanneer de bepalingen van 7.3.1.1 b) van toepassing zijn

De volgende bijzondere bepalingen zijn van toepassing wanneer ze voor de rubriek in kwestie aangegeven zijn in kolom (17) van tabel A in hoofdstuk 3.2 :

VV15 Losgestort vervoer in gesloten voertuigen, voertuigen met dekzeil, gesloten containers of grote

containers met dekzeil en volle wanden is toegestaan voor de vaste stoffen (stoffen of mengsels, zoals preparaten of afvalstoffen) die niet meer dan 1000 mg/kg van de bij dit UN-nummer ingedeelde stof bevatten. Op geen enkele plaats in de lading mag de concentratie van deze stof(fen) hoger zijn dan 10 000 mg/kg.

HOOFDSTUK 7.4: BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET VERVOER IN TANKS 7.4.1 Een gevaarlijk goed mag slechts in tanks vervoerd worden wanneer in kolom (10) of in kolom (12) van tabel

A in hoofdstuk 3.2 een code aangegeven is, of wanneer een bevoegde overheid onder de in 6.7.1.3 gepreciseerde voorwaarden een toelating afgeleverd heeft. Het vervoer moet beantwoorden aan de bepalingen van de hoofdstukken 4.2, 4.3, 4.4 of 4.5, al naar gelang het geval. De voertuigen – ongeacht of het dragende voertuigen, trekkende voertuigen, aanhangwagens of opleggers betreft – moeten voldoen aan de pertinente voorschriften betreffende het te gebruiken voertuig van hoofdstuk 9.1, 9.2 en 9.7.2, zoals aangegeven in kolom (14) van tabel A in hoofdstuk 3.2.

HOOFDSTUK 7.5: BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET LADEN, HET LOSSEN EN DE BEHANDELING 7.5.1 Algemene bepalingen met betrekking tot het laden, het lossen en de behandeling 7.5.1.2 Behoudens anders voorgeschreven in het ADR, mag er niet geladen worden indien :

- uit een controle van de documenten, of - uit een visueel nazicht van het voertuig, of in voorkomend geval van de grote container(s),

container(s) voor losgestort vervoer, tankcontainer(s) of mobiele tank(s), en van hun uitrusting die bij het laden en het lossen gebruikt wordt,

blijkt dat het voertuig, de bestuurder, een grote container, een container voor losgestort vervoer, een tankcontainer, een mobiele tank of hun uitrusting die bij het laden en het lossen gebruikt wordt, niet voldoen aan de reglementaire bepalingen. De binnenkant en de buitenkant van een voertuig of container moeten vóór het laden geïnspecteerd worden, teneinde er zich van te vergewissen dat geen schade voorkomt die zijn eigen integriteit in het gedrang kan brengen, of deze van de colli die er in geladen moeten worden.

7.5.1.3 Behoudens anders voorgeschreven in het ADR, mag er niet gelost worden indien de bovenvermelde

controles tekortkomingen aantonen die de veiligheid of de beveiliging van de losoperatie in het gedrang kunnen brengen.

7.5.1.5 Wanneer oriëntatiepijlen vereist zijn, moeten de colli en de oververpakkingen in overeenstemming met

deze merktekens georiënteerd zijn.

Page 42: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

73

7.5.7 Behandeling en stuwage

7.5.7.1 Wanneer bevestigingsinrichtingen zoals spanbanden of riemen gebruikt worden, mogen deze niet in die mate aangespannen worden dat ze de colli beschadigen of vervormen. 12 Er wordt geacht voldaan te zijn aan de voorschriften van onderhavige paragraaf indien de lading conform de norm EN 12195-1:2010 gestouwd is.

7.5.7.4 De bepalingen van 7.5.7.1 zijn eveneens van toepassing op het op het laden en stouwen van containers, tankcontainers, mobiele tanks en MEGC’s op voertuigen, en op het afladen ervan.

DEEL 8: Voorschriften met betrekking tot de bemanningen, de

uitrusting en de exploitatie van de voertuigen en tot de documenten

HOOFDSTUK 8.5: BIJKOMENDE VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT SPECIFIEKE

KLASSEN OF GOEDEREN S1 Voorschriften met betrekking tot het vervoer van ontplofbare stoffen en

voorwerpen (klasse 1) (1) Speciale opleiding van de bestuurders

Indien een bestuurder, in toepassing van andere in een Verdragspartij van kracht zijnde reglementeringen, onder een verschillend regime of voor een verschillend doel reeds een gelijkwaardige opleiding gevolgd heeft die in 8.2.2.3. gedefinieerd is, kan hij geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de specialisatiecursus.

S3 Bijzondere bepalingen met betrekking tot het vervoer van infectueuze

(besmettelijke) stoffen De voorschriften in de kolommen (2), (3) en (5) van de tabel in 8.1.4.1 en de voorschriften van 8.3.4 zijn niet van toepassing.

S11 Indien een bestuurder, in toepassing van andere in een Verdragspartij van kracht zijnde

reglementeringen, onder een verschillend regime of voor een verschillend doel reeds een gelijkwaardige opleiding gevolgd heeft met betrekking tot de in 8.2.2.3.5 gedefinieerde onderwerpen, kan hij geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de specialisatiecursus.

HOOFDSTUK 8.6:BEPERKINGEN VAN DE DOORGANG VAN VOERTUIGEN DIE GEVAARLIJKE GOEDEREN VERVOEREN DOOR WEGTUNNELS 8.6.3 Tunnelbeperkingscodes 8.6.3.3 De gevaarlijke goederen die conform 1.1.3 vervoerd worden zijn niet onderworpen aan

de tunnelbeperkingen en er moet geen rekening mee worden gehouden bij de bepaling van de tunnelbeperkingscode die aan de hele lading van een transporteenheid dient te worden toegekend. behalve indien de transporteenheid moet voorzien zijn van de markering voorgeschreven in 3.4.13 onder voorbehoud van 3.4.14 13.

8.6.4 Beperkingen van de doorgang van transporteenheden die gevaarlijke goederen vervoeren door tunnels De tunnelbeperkingen moeten toegepast worden op:

- transporteenheden waarvoor een markering volgens 3.4.13, onder voorbehoud van

12 Vingerwijzingen betreffende de stouwing van gevaarlijke goederen zijn te vinden in het door de Europese Commissie gepubliceerd document “Code de bonnes pratiques européen concernant l’arrimage des charges sur les véhicules routiers”. Er zijn ook andere vingerwijzingen beschikbaar bij bevoegde overheden en instellingen van de industrie. 13 of van de markering voorgeschreven in 3.4.10, onder voorbehoud van 3.4.11 van het tot 31 december 2010 van kracht

zijnde ADR in het geval dat de overgangsbepalingen van 1.6.1.20 worden toegepast.

Page 43: ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke ... · 32 8 ADR- voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli 8.1 Verpakkings- en etiketteringsvoorschriften

74

3.4.14 4, is voorgeschreven voor de doortocht door tunnels van categorie E; en transporteenheden waarvoor een oranje signalisatie in 5.3.2 voorgeschreven is conform de bepalingen van de onderstaande tabel eenmaal de tunnelbeperkingscode voor de volledige lading van de transporteenheid werd bepaald.

OPMERKING 2:De in beperkte hoeveelheden verpakte gevaarlijke goederen die in

containers of transporteenheden vervoerd worden die voorzien zijn van een markering die voldoet aan de IMDG-code, zijn niet onderworpen aan de tunnelbeperkingen voor tunnels van de categorie E als de totale bruto massa van de colli die gevaarlijke goederen in beperkte hoeveelheden bevatten 8 ton per transporteenheid niet overschrijdt.