‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport...

114

Transcript of ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport...

Page 1: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten
Page 2: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

1

‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenning voor het 3TU Speerpunt Bouw 2010 - 2015

31 december 2009

Mick Eekhout et al

Page 3: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

2

Colofon Uitgegeven door 3TU Speerpunt Bouw Formateur prof.dr. Mick Eekhout Opdrachtgever: College van Bestuur 3TU Nederland Werkadres: Rotterdamse weg 200 2628 AS Delft

015-2789111 / 015-7890000 Postbus 5043 2600 GA Delft www.speerpuntbouw.nl [email protected], [email protected]

Auteur Prof.Mick Eekhout, met inbreng van prof.Frans Bijlaard (CT TUD),

prof.Geert Dewulf (CTW UT), dr.Frank van der Hoeven (BK TUD), prof.Bert Snijder (BK TUE), prof.Joost Walraven (Onderzoekschool Bouw)

Co-auteurs: Maurits de Hoog, André Molenaar, Pieter van Wesemael, Henk Visscher, Bas Molenaar, Frans Bijlaard, Wim Zeiler, Arjan van Timmeren, Ad den Otter

Lay out Manuela Schilberg Copyright 31.12.2009 ISBN 978-94-90671-02-0 Omslag Petronas Twin Towers, Kuala Lumpur, architect Cesar Pelli

Page 4: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

3

Inhoudsopgave

1. Inleiding ‘Bridging the Gap’ 5 2. Bestaand 3TU Bouw onderzoek en de valorisatie 7 2.1. Bestaand onderzoek 3TU Bouw 2003 – 2009 7 2.2. De valorisatiegedachte 9 3. Onderzoek vanuit kritische maatschappelijke problemen 11

4. Nieuwe maatschappelijke onderzoeksthema’s 17

4.1. Thema MOBILITEIT 18

Subthema Ruimte 20 Subthema Infrastructuur 23

4.2. Thema LEEFOMGEVING 25

Subthema Stad 26 Subthema Renovatie 30

4.3. Thema GEZONDHEID 32

Subthema Gezond 33 Subthema Veilig 35

4.4. Thema ENERGIE 37

Subthema Energie 38 Subthema Duurzaamheid 46

4.5. Voorbeelden van subthema uitdagingen 53

5. Potentiële samenwerkingen 59

5.1. PSI Bouw rapporten 60 5.2. Regieraad Bouw 61

5.3. Taskforce Kennisontwikkeling Bouw 63

5.4. MIA Bouw 64

5.5. European Construction Technology Platform ECTP 75 5.6. STW voorstel ‘Gebouwschil en klimaatverandering’ 77

Page 5: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

4

5.7. FES ronde 2009 / 2010 78

5.8. TNO Bouw en ondergrond 81

6. Projecten 83

6.1. Projectvoorstel: Toekomstatelier Nederland 2030 83 6.2. Projectvoorstel: Almere Explosiestad 85

6.3. Casus INHolland/TU Delft/MKB consortium 86

6.4. Casus Concept House 89

6.5. Casus STW programma ‘Durability’ 90

7. Organisatie 91

7.1. Stappenplan voor 2010 92 7.2. Implementatie 3TU Bouw organisatie 93 7.3. 3TU Bouw Valorisatiecentrum 94 7.4. Portal 3TU Speerpunt Bouw 95

7.5. Lopende projecten 3TU Bouw 96

7.6. ‘Future Projects’ 3TU Bouw voorbeeld 100

7.7. Leerstoelenplan 2010 104 7.8. Graduale School 3TU Bouw 105

7.9. 3TU Bouw tweejarige onderzoeksopleidingen 106

7.10 Onderzoekgedreven onderwijs 108 8. Conclusies 109

Referenties 112

Page 6: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

5

1. Inleiding: ‘Bridging the Gap’ Het 3TU Speerpunt Bouw heeft als doel om in lijn met de Valorisatieopdracht van voormalig OC&W minister Maria van der Hoeven de kennis en inzichten op de drie Nederlandse technische universiteiten waardevol te laten zijn voor de maatschappij. Valorisatie kan worden ingezet om de kloof tussen de twee werelden van universiteiten en industrie te overbruggen: ‘Bridging the Gap’. Specifiek voor de bouw geldt dat daarmee de gebouwde omgeving en de Nederlandse bouwsector in haar toekomstige ontwikkeling worden gestimuleerd. Het onderzoek op de 3TU Bouwfaculteiten zal in de toekomst voor een groot deel gericht worden op het bijdragen aan oplossingen voor kritische maatschappelijke problemen. Zo wordt het bouwgerelateerde universitair onderzoek duidelijk ten dienste gesteld van de maatschappij. Daarbij zal ook op veel onderwerpen met andere kennisinstituten zoals TNO en HBO worden samengewerkt.

Fig. 1: De drie Nederlandse technische universiteiten in Delft, Eindhoven en Twente . Maatschappelijke problemen zijn vaak combinaties van allerlei aspecten in een ingewik-kelde combinatie. De benadering die voor ons ligt is een brede, integrale benadering, veel breder dan men in onderzoeksland gewend is. Want universitair onderzoek wordt als specialistisch en diepgaand gezien, gericht op de lange termijn. Nu wordt echter een brede visie, een koepelvisie gevraagd. Het universitair onderzoek naar nieuwe kennis en inzichten ten behoeve van kritische maatschappelijke uitdagingen zal in een integrale samenwerking met vele partijen dienen te geschieden. Deze partijen zullen vaak ook afkomstig zijn van buiten de technische universiteiten. Binnen de 3TU’s wordt dit onderzoek opgezet door koepeldenkers: onderzoekers, die in staat zijn om in de breedte over een groot aantal vakgebieden heen invloeden en aspecten in te schatten en een brede opzet te bedenken. Typisch is hier de ontwerpende component. Het is zowel ontwerpend onderzoek als onderzoekend ontwerpen. Ook nieuw is dat door de aanwezigheid van een groot aantal specialisten en een verwachte complementaire samenwerking over de breedte van de 3TU’s wordt samengewerkt en zelfs daarbuiten. Het heeft lang geduurd voordat de 3TU’s gingen samenwerken. Historisch heeft het

Page 7: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

6

concurrente gevoel tussen de 3 TU’s lang overheerst. Maar de scope van onderzoek wordt steeds internationaler. En Nederland is toch maar een klein land, dat bovendien zijn investeringen in R&D marginaliseert. De drie Nederlandse TU’s maken individueel op het internationale vlak niet een verpletterende indruk. Buitenlanders verwachten dat een klein land als Nederland goede connecties heeft tussen de 3 TU’s die immers op geringe afstand van elkaar liggen. Sinds februari 2007 is er een ‘Federatie 3TU’ top down gestart. Gelukkig zijn er in Nederland slechts 3 TU’s, dus dat is overzichtelijk. Wel moeten de onafhankelijkheid en de concurrentie tussen de 3TU’s worden overwonnen om tot een vrijwillige en intensieve samenwerking te komen. Een echte 3TU samenwerking. Bottom up geldt dat de hoogleraren elkaar kennen. Echter de bouwhoogleraren van de 3 TU’s moeten elkaar nog beter leren waarderen. Pas in die houding kan men elkaar iets gunnen en kan men samenwerken. In dit digitale tijdperk is dat gemakkelijk. Voor dat doel is het ‘Leerstoelenboek 3TU Bouw’ in de versie december 2009 [ISBN 978-94-90761-01-3] gemaakt: een beschrijving van de Nederlandse bouwhoogleraren en hoogleraren die aan de bouw sterk verwant zijn of in de bouwsector van belang willen zijn.

Vier jaar na de instelling van het Innovatieplatform zindert Nederland van initiatieven vanuit vele gremia om tot verbeteringen te komen. Iedereen is op zoek naar de ‘Brave New World’, om met Aldous Huxley (1932) te spreken. Deze snel bewegende wereld is moeilijk als geheel en blijvend te overzien. Diverse initiatieven zullen gebundeld moeten gaan worden en uit die samenwerkingen zal gezamenlijkheid en kracht moeten ontstaan. 3TU betekent voor hoogleraren elkaar kennen, informeren, vertegenwoordigen en voor elkaar opkomen ten opzichte van de maatschappij. Ook internationaal wordt er in andere landen op identieke wijze naar verbeteringen en innovaties gezocht. In Engeland wordt gekeken naar ‘Engineering’ als een traditioneel Engelse forte. In de VS wordt ook naar ‘Climate & Energy’ gekeken, maar vanuit een andere traditie dan in Europa. Aan de 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten in internationaal verband verder te ontwikkelen tot aan exportwaardigheid.

Dit initiatief is gestart bij de decanen van de Nederlandse bouwgerelateerde faculteiten in 2007. Het CvB 3TU beschouwt het ‘3TU Speerpunt Bouw’ initiatief dan ook als het eerste bottom up initiatief binnen de 3TU. In de ontwikkeling van het Speerpunt was de nationale focus logisch omdat de bouwindustrie (lees de hoofdaannemers) in principe nationaal zijn georganiseerd. De toeleverende industrie is overigens wel voor een deel internationaal georganiseerd en de ontwerpers, architecten en ingenieurs ook. ‘Dutch Design’ scoort internationaal goed. Maar het is niet zo dat de Nederlandse bouwwereld een vast deel uitmaakt van een Europese scène. Derhalve was het logisch dat de Nederlandse bouwfaculteiten zich op de Nederlandse bouwsector als geheel zouden richten onder het motto van 3TU. Vanuit het ONRI (Ingenieursbureaus) kwam overigens na de presentatie van het 3TU Speerpunt in 2007 de reactie: “3TU: Eindelijk, daar hebben we lang op moeten wachten!” Ook Bouwend Nederland ondersteunt het initiatief van het 3TU Speerpunt Bouw.

Het ontwikkelen van het 3TU Speerpunt Bouw werd opgevat als een formatieproces om twee redelijk onbekende en wellicht onwillige partijen nader tot elkaar te brengen. Dit proces van afstemmen van vraag en aanbod is via presentaties, publicaties, gesprekken, discussies en debatten door de formateur prof. Mick Eekhout geleid. Het is regelmatig door de onderzoeksleiders van de belangrijkste faculteiten bediscussieerd: Prof. Frans Bijlaard (CT TUD), Prof. Geert Dewulf (CTW UT), dr. Frank van der Hoeven (BK TUD), prof. Bert Snijder (BK TUE) en prof.Joost Walraven (3TU Onderzoekschool Bouw). Daarmee heeft dit voorstel voldoende wortels in de bouwfaculteiten. De faculteit TBM TU Delft en het onderzoeksinstituut OTB TU Delft zijn corresponderend aangesloten.

Page 8: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

7

2. Bestaand 3TU Bouwonderzoek en de Valorisatie Het was een uitdaging om een verkenning te maken om te zien of een match tussen vraag en aanbod van universitair bouwonderzoek mogelijk is. Daartoe werd allereerst de bestaande stand van zaken van het 3TU Bouwonderzoek in kaart gebracht. 2.1. Bestaand onderzoek 3TU Bouw 2003-2009 De bestaande programmering van het 3TU Speerpunt Bouw anno 2009 is de verzameling van lopende onderzoeken van stafleden en promovendi in projecten en programma’s. Per aangesloten faculteit geeft dat het volgende overzicht: Bouwkunde TU Delft: Urbanism Architecture Green Building Innovation Computation & Performance, History & Heritage Real Estate & Construction Management Housing

Fig.2 :Voorbeelden van recente afstudeerontwerpen uit de Archiprix 2009 International

Page 9: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

8

Fig 3: Recent afstudeerwerk Archiprix 2009 International Bouwkunde Eindhoven: Design and Decision Support Systems in Architecture and Urban Planning Building Physics and Systems Structural Design Urbanism (in oprichting) Civiele Techniek Delft: Structures Materials Infra Structure CTW Twente: Construction Management and Engineering Architectural Building Components Design Engineering OTB: Deelprojecten TBM: Deelprojecten In 2010 zal het grootste deel van het bouwgerelateerde onderzoek uit de periode 2003 – 2009 (namelijk de research op de 2 bouwkunde faculteiten) worden gevisiteerd volgens de academische Qanu regels. Per 1 januari 2010 start een nieuwe research Assessment periode van 6 jaar: 2010-2015. Dat kan tevens de start zijn van een op zijn minst gedeeltelijk nieuw type ‘Speerpunt’ onderzoek, zoals dat in dit rapport wordt uitgelegd. Hoe beide typen onderzoek (het bestaande specialistische onderzoek en het nieuwe valorisatiegedreven ‘Speerpunt’ onderzoek) zich zullen verhouden tot elkaar, zal de toekomst leren. Het zal in de toekomst logisch en voor de eenheid van 3TU Bouw onvermijdelijk zijn dat de 3TU Bouwfaculteiten een gezamenlijke Scientific Assessment zullen gaan organiseren in 2015.

Page 10: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

9

2.2. De valorisatiegedachte Valorisatie Met de openheid van de universiteiten naar de samenleving en de plicht tot valorisatie opgelegd door minister van OC&W zien de universiteiten kans om bijdragen te leveren aan het oplossen van kritische maatschappelijke problemen. Dit vraagt om een integrale aanpak en een andere dan de gebruikelijke wetenschappelijke en gespecialiseerde oriëntatie. Beide vormen van programmering hebben hun merites en eigen doel. De valorisatie is gericht op het directe of indirecte nut voor de maatschappij, voor instituties of bedrijven in de maatschappij. Er zijn geen regels voor valorisatie bekend. De meest logische maat is de gebleken aantrekkelijkheid van de resultaten van het onderzoek voor de maatschappij in de vorm van bewezen financiering van het onderzoek door externe partijen. Voor dat doel verdienen onderzoeksresultaten met zorg aan de maatschappij gepubliceerd te worden. Die publicatiestroom wordt gewoonlijk niet uitgedrukt in wetenschappelijke output. Door middel van publieke optredens, lezingen, publicaties in vaktijdschriften moet de beroepswereld actief op de hoogte worden gebracht van de resultaten van 3TU Bouwonderzoek.

“Kennisvalorisatie is het proces van waardecreatie uit kennis, door kennis geschikt en/of beschikbaar te maken voor economische en/of maatschappelijke benutting en te vertalen in concurrerende producten, diensten, processen en nieuwe bedrijvigheid”. Vanuit deze valorisatiegedachte heeft het Innovatieplatform een werkgroep ‘Nederland Ondernemend Innovatieland’ ingesteld. NOI heeft in mei 2009 een rapport gepubliceerd ‘Van voornemens naar voorsprong: kennis moet circuleren’ onder voorzitterschap van prof.Marco Waas, decaan 3ME TU Delft. www.nederlandondernemendinnovatieland.nl. Het citaat is daaruit ontleend. Het tijdsdoel is 2016. Aan de hand van een 15-tal stakeholders uit de kenniswereld is in december 2008 een pamflet opgemaakt met 12 afspraken, getiteld “Kennis moet circuleren” als kennisagenda. Met betrekking tot de kennisinstellingen :

Valorisatie is een van de kerntaken van de kennisinstellingen; Vanaf 2010 besteden kennisinstellingen systematisch aandacht aan valorisatie

in hun kwaliteitszorg. Voor de 3TU’s komt dat neer op het SEP Standaard Evaluatie protocol;

Kennisinstellingen zetten het professionaliseren van hun valorisatietaken door te investeren in infrastructuur ten behoeve van het beschikbaar maken van kennis, ondernemerschap in onderwijs en door medewerkers te belonen die in die richting werkzaam zijn. Samenwerking met bedrijven door studenten wordt bevorderd.

Zover de intenties en afspraken. Voor 2010 is de verwachting dat er vanaf december 2009 een Valorisatiecommissie in het leven geroepen wordt onder leiding van Aad Veenman, die moet toezien op de implementatie van de Valorisatieagenda. Er zal een subsidieregeling komen die samenwerking tussen individuele bedrijven en instellingen enerzijds en de kennisinstellingen anderzijds zal gaan bevorderen. De grootste belangstelling gaat uit naar de latente kennis en inzichten op de kennisinstituten aanwezig die, in de praktijk toegepast, van uitvindingen innovaties kunnen maken. De gedachte is dat per onderwerp consortia gevormd kunnen gaan worden die in gezamenlijkheid naar financiële ondersteuning zullen dingen. Veel van dergelijke samenwerkingen zijn hier en daar al praktijk op de 3 TU’s. Het is zaak deze samenwerking met beleid en overtuiging uit te bouwen over de volle breedte van alle leerstoelen, die immers onderzoek als wettelijke opdracht hebben. [Zie verder paragaaf 7.3; 3TU Bouw Valorisatiecentrum].

Page 11: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

10

Page 12: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

11

3. Onderzoek vanuit kritische maatschappelijke problemen De huidige onderzoeksprogramma’s van de 3 TU Bouw zijn gebaseerd op eigen competenties en sterktes en zijn vooral disciplinegericht. Er is een spagaat tussen valorisatie en wetenschap, die als volgt kan worden toegelicht aan de wetenschapszijde. Wetenschap De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek wordt mede bepaald door de KNAW peer reviews die elke 6 jaar plaats vinden en de wetenschappelijke kwaliteitssystemen. Bij die gelegenheden wordt streng volgens academische normen, neergelegd in het nationale SEP protocol, de wetenschappelijke waarde beoordeeld. De criteria zijn:

Quality (academische kwaliteit van de resultaten van de onderzoeksgroep in termen van dissertaties, academische publicaties, professionele publicaties, octrooien en andere academische producten (testen, prototypes, software);

Productivity (Het aantal publicaties in elke categorie in relatie tot de grootte van de inzet van de onderzoeksgroep);

Relevance (relatie met de ontwikkeling van het academische domein. Zijn de onderwerpen gekozen met inzicht, gegeven de internationale situatie van het betreffende wetenschapsterrein?);

Vitality / feasibility (levensvatbaarheid gezien ten opzichte van het internationale academische arena; cohesie van het programma speelt een rol).

Universiteiten hebben de plicht zich internationaal te manifesteren op het gebied van onderzoek. De resultaten van de zesjaarlijkse evaluaties, de zogenaamde ‘Research Assessments’ worden gepubliceerd en tellen in de kwaliteit van de hoogleraren, zoals dat tot uitdrukking komt in de toelating van hoogleraren tot het illustere gezelschap van de KNAW (Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschap), maar worden vaak ook meegewogen bij de beoordeling van (inter)nationale onderzoeksvoorstellen. De Qanu Assessments kunnen derhalve niet veronachtzaamd worden.

Fig.4: De KNAW in Amsterdam, het wetenschappelijk geweten van de Nederlandse samenleving De 3TU onderzoeksprogrammering behoudt altijd zijn wetenschappelijke basis voor de lange termijn en sluit aan bij de diverse wetenschapsgebieden. Op deze programmering naar wetenschapsgebieden worden de TU’s ook gevisiteerd in externe wetenschappelijke KNAW visitaties. De spagaat tussen wetenschap en valorisatie verdient helderheid en begrip, zowel intern (als motivatie) als extern (respect voor het wetenschapsdomein).

Page 13: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

12

Rigoureuze ommezwaai naar een nieuwe programmering De huidige onderzoeksprogrammering is er echter niet op gericht om de grote hedendaagse kritische en actuele maatschappelijke problemen aan te pakken en het onderzoek te verrichten dat bijdraagt tot de oplossing van deze problemen. Einstein zei: “Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg”. Daarom moet de weten-schappelijke programmering worden aangevuld met maatschappelijke thema-programma’s. Deze thema’s hebben een actuele basis en kennen wellicht derhalve in principe een kortere levensduur dan een wetenschappelijke programmering. Dit maakt het mogelijk om flexibel in te spelen op en bij te dragen aan de oplossing van de actuele maatschappelijke problemen. Zo wordt een maatschappelijke, extern georiënteerde themaprogrammering gevormd. Een duidelijke karakteristiek bij maatschappelijke uitdagingen is dat deze bijna per definitie multidisciplinair zijn, interdisciplinair en/of transdisciplinair, tegenover de meer monodisciplinaire wetenschappelijke programma’s.

Fig. 5: Het ontstaan van twee typen onderzoek: de huidige wetenschappelijke onderzoekprogramma’s en de toekomstige maatschappelijke integrale themaprogramma’s In feite ontstaat er een matrixstructuur met als basis de wetenschappelijke program-mering en daar dwars doorheen de maatschappelijke themaprogrammering. Vanuit de wetenschappelijke programmering wordt bijgedragen aan het oplossen van de problemen in de maatschappelijke thema’s. Het is zeer wel denkbaar dat een maatschappelijk thema met een lange levensduur op termijn uitgroeit tot wetenschappelijk programma. Van belang is dat de actuele maatschappelijke thema’s appelleren aan externe problemen en uitdagingen en een herkenning geven bij stakeholders, bij hen een klik geeft. De oriëntatie op thema’s leidt tot een duidelijke match tussen de vraagzijde en de aanbodzijde van het onderzoek en zorgt ervoor dat de focus van de onderzoekers van de 3TU verschuift van een interne naar een externe oriëntatie. Dit vergroot tevens de mogelijkheid tot externe financiering.

De verschuiving naar externe financiering is niet alleen een bedreiging (zoals academici zouden kunnen zeggen) maar juist een kans om het bouwonderzoek meer

Page 14: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

13

vraaggestuurd te maken. Dit is niet alleen een uitdaging voor de wetenschap. Het vraagt ook om een behoorlijke cultuurverandering in de sector. De neuzen in de bouw staan zeker niet in de richting van nieuw onderzoek. Men is tevreden met het herdistribueren van bestaande kennis. Vitruvius deed dat al 2000 jaar geleden; CUR en SBR leven daarvan en de Taskforce Kennisontwikkeling Bouw is zo verder gegaan.

Helaas moet hier gememoreerd worden dat de investeringen in R&D in Nederland en in het bijzonder in de bouw, in de laatste jaren ver beneden het internationale peil liggen. Bedenk dat er 400.000 mensen werkzaam zijn in de bouwsector. Distributie van bestaande kennis voor nieuwe generaties en van nieuwe kennis voor allen moet ernstig genomen worden. Technische innovaties blijken in de toekomstplannen van de Regieraad Bouw en Bouwend Nederland nauwelijks prioriteit te krijgen, hoewel van de totale bouwomzet jaarlijks van 60 miljard Euro er 30 miljard gerelateerd is aan de toeleverende industrie, dus wel degelijk productgebonden en gevoelig voor en gebaseerd op technische innovaties. Materieel innoveren werd niet ernstig genomen.

Als volgorde van benadering is de volgende aangehouden. Allereerst werden kritische maatschappelijke thema’s vastgesteld. Vervolgens werden er brainstorms in denktanks per thema door de aangesloten trekkers en hoogleraren georganiseerd om te komen tot (sub)thema’s. Die zijn inmiddels vastgesteld, zie hoofdstuk 4. Als volgende stap geldt de verbreding met vertegenwoordigers uit het maatschappelijk veld te betrekken om met hen projecten te omschrijven. Deze opzet van thema’s, subthema’s, programma’s en projecten dient vervolgens tijdens conferenties, workshops en symposia met een brede vertegenwoordiging van de stakeholders te worden bediscussieerd en uitgewerkt. Voor een succesvolle programmering is de brede inzet nodig van veel hoogleraren en de belangstelling van veel lagen in de bouwsector om door middel van onderzoeksconsortia waar de 3TU deel van uitmaakt, het kwalitatieve niveau van de bouwsector te verhogen.

De zoektocht om via maatschappelijke problemen te komen tot een aantal nieuwe onderzoeksthema’s heeft in het voorjaar van 2008 geleid tot een lijst van de volgende urgente maatschappelijke problemen:

Bevolkingsgrootte Vergrijzing Welvaart Individualisering Procescomplexiteit Mobiliteit Veiligheid Toegankelijkheid Energie Bouwefficiëntie Milieuverontreiniging Juridische complexiteit Dienstverlening Culturele beleving Verstedelijking Bouwen in de delta Gezondheid Informatisering.

Page 15: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

14

Voor een meer uitgebreide detaillering wordt verwezen naar het formatierapport 2008, te lezen op de website van het Speerpunt. De 18 items kunnen als volgt gedetailleerd worden als eerste opzet, aan te vullen door de geïnteresseerde hoogleraren: Bevolkingsgrootte 1.1. Herbestemmingen werkgebouwen naar woongebouwen en vv 1.2. Renovatiepakketten voor bestaande woningen 1.3. Spreiding of concentratie bevolking tussen stad en land 1.4. Integratie scholing en werkgelegenheid immigranten

Vergrijzing 2.1. Aanpassing behuizing ouderen door domotica en ergonomie 2.2. Reïntegratie ouderen in steden 2.3. Behoud ouderen voor kennis en inzicht bouw

Welvaart 3.1. Kwaliteitsverhoging gebouwde omgeving 3.2. Toekomstgericht ontwerpend onderzoek in extreme scenario’s 3.3. Stimulans Nederlandse bouwexport (arch. + bouw)

Individualisering 4.1. Individualisering woon en werkomgeving 4.2. Individualisering in ontwerpen, producties, bouwen en onderhoud 4.3. Extreme, experimentele en vrije vorm architectuur

Procescomplexiteit 5.1. Methodologie van complexe procesvorming 5.2. Coördinatie en integratie publieke processen

Mobiliteit 6.1. Minimalisering files door stroomoptimalisaties 6.2. Fijnstof minimalisatie 6.3. Herontwerp openbaar vervoer Randstad 6.4. Out-of-office werken

Veiligheid 7.1. Veiligheid op bouwplaatsen 7.2. Veiligheid in bestaande constructies 7.3. Veiligheid bij experimenten 7.4. Onderhoud- en bouwrobots

Toegankelijkheid 8.1. Rolstoelvriendelijke toegangsergonomie 8.2. Gebruikersergonomie in gebouwen 8.3. Bruikbaarheid van gebouwen 8.4. Openbare verkeersomgeving kinderen en ouderen

Energie 9.1. Zero-energie / positieve energiegebouwen 9.2. Autarkie in gebouwen en gebouwde omgeving 9.3. Review openbare en private transportsystemen in scenario’s 9.4. Hergebruik materialen en componenten Bouwefficiëntie 10.1. Efficiënte bouwprocessen 10.2. Minimaal materiaalverbruik 10.3. Minimaal materieel productie- en bouwafval 10.4. Transportminimalisering

Page 16: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

15

Milieuverontreiniging 11.1. Duurzaam CO2 neutraal ontwerpen 11.2. Duurzaam CO2 neutraal produceren Juridische complexiteit 12.1. Juridische begeleiding processen 12.2. Transparantie in rollenpatronen incl. aansprakelijkheden 12.3. Juridisering materialen en componenten 12.4. Werkomschrijvingen en -uitvoeringen

Dienstverlening 13.1. Integrale procesbeheersing in de bouw 13.2. Stroomlijning individuele specialistische inbrengen 13.3. Performance feedback gebruik gebouwde omgeving

Culturele beleving 14.1. Verhoging culturele kwaliteit gebouwde omgeving 14.2. Upgrading culturele gebouwen 14.3. Herbestemmen 19e en 20e eeuwse gebouwen

Verstedelijking 15.1. Transport in de Deltametropool 15.2. Wonen en werken in de Deltametropool 15.3. Intensiever stedelijk grondgebruik / hoogbouw

Bouwen in de delta 16.1. Waterkerend bouwen 16.2. Alternatieve funderingen gebouwen 16.3. Op water drijvende gebouwen

Gezondheid 17.1. Verbeterde seniorenwoonomgeving domotica 17.2. Verbetering woonzorg complexen 17.3. Optimalisatie ziekenhuizen

Informatisering 18.1. Coördinatie en integratie informatiseringsystemen 18.2. Individuele informatisering 18.3. Responsief maken van gebouwde omgeving Het idee is om maatschappelijke problemen te definiëren, er vervolgens de bouwkundige segmenten uit te destilleren, daarna de universitaire uitdagingen en tenslotte te vragen aan de hoogleraren en onderzoeksleiders of zij hierin een wetenschappelijke uitdaging herkennen en er voorstellen voor onderzoeksprojecten op willen schrijven. In veel kringen wordt op een identieke wijze gedacht langs deze lijnen van maatschappelijke uitdagingen. Veel van de genoemde onderwerpen komen ook in andere lijsten voor.

Een aantal brainstorms in 2009 van de verzamelde onderzoeksleiders van de 3TU Bouwfaculteiten heeft vanaf de bespreking van deze kritische maatschappelijke

uitdagingen geleid tot de keuze van vier bundelingen van problematieken, thema’s genaamd: vier integrale maatschappelijke onderzoeksthema’s: MOBILITEIT,

LEEFOMGEVING, GEZONDHEID en ENERGIE, elk onderverdeeld in twee subthema’s die hierna in hoofdstuk 4 worden beschreven.

Page 17: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

16

Page 18: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

17

4. Nieuwe maatschappelijke onderzoeksthema’s Het overleg tussen de facultaire onderzoeksleiders heeft in het eerste kwartaal van 2009 geresulteerd in een viertal thema’s. Deze thema’s zijn bundelingen van maatschappelijke problemen, en werden door hen als de herkenbare uitdagingen gezien waarmee het Speerpunt zich kan expliciteren en profileren naar de maatschappij. De 4 thema’s zijn elk gesplitst in twee subthema’s. Ze zullen worden uitgewerkt door subthematrekkers, die met de hoogleraren in participatie de stakeholders uitnodigen voor open discussies om met hen programma’s en projecten te definiëren, vanuit de maatschappelijke belangen en met de mogelijke externe financieringen van nieuwe onderzoek.

Fig. 6: Schema 4 thema’s en 8 subthema’s en één dwarsthema In dit hoofdstuk worden de vier hoofdthema’s en de acht subthema’s behandeld en met een saillant voorbeeld voorzien om de beeldvorming te stimuleren. Ideale onderzoeksthema’s voor praktijkhoogleraren Over het dispuut tussen wetenschap- en valorisatiegerichtheid zijn overwegingen te maken aangaande de 3TU Bouwfaculteiten als tunnel tussen het fundamentele onderzoek en de maatschappij. Maar ook met betrekking tot de positie van de hoogleraren op de bouwfaculteiten. Uit het leerstoelenboek 3TU Speerpunt Bouw blijkt dat 80% van de hoogleraren deeltijders zijn met een aanstelling kleiner dan 0,8 fte (full time equivalent). Gemiddeld geldt een aanstellingsgrootte van 0,5 fte over alle bouwhoogleraren. Deze hoogleraren staan gewoonlijk met één been in de praktijk en het andere in de academische wereld. Academici beschouwen deeltijders vanuit hun optiek als ‘halve’ hoogleraren. Maar vaak houdt het verwachte ‘halftijds’ denken een volledig ‘dubbeldenken’ in. Zowel praktiserend als academisch denken. De grote namen in de architectuurgeschiedenis van de afgelopen generatie deden het zo: Van den Broek, Bakema, Van Eyck, Oudejans, Dijkstra, Herzberger. Het gaat niet anders, ook decennia later niet. Vraag het Koolhaas, Houben, Uyttenhaak, Loerakker, Ruyssenaars, Bakker, Brouwer en Verheijen, die allen een belangrijke bijdrage gaven aan het academisch debat als praktiserende deeltijdhoogleraren. Vanuit de praktijk is er geen enkele reden om aan te nemen dat de beste architecten in plaats van part-timers ineens full-timers zouden kunnen en willen worden. Als part-timer beschouwt de formateur zich eerder ‘fool-timer’. Dubbel zo druk in het hoofd. Maar de praktiserende deeltijd hoogleraren bieden qua inzicht en contacten een ideaal uitgangspunt voor de maatschappelijke onderzoeks-thema’s. Hier ligt voor hen een gelegenheid om te bewijzen dat zij praktijkhoogleraren zijn: onderzoek te doen dat direct vruchtbaar is voor de praktijk. Zij dienen daar wel de tijd voor vrij te maken.

Page 19: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

18

4.1. Thema MOBILITEIT

Fig. 7: Thema Mobiliteit De zachte waterrijke bodem in West-Nederland stelt de bouw voor typische uitdagingen: het ondergronds bouwen, de boortunnels door de zachte bodem, ondergrondse gelaagdheden voor het bouwen en de funderingen voor hoogbouw. Gezien de regelmatige lekkages en verzakkingen door tunnels en damwandconstructies is men het ondergronds bouwen in de zachte waterrijke bodem nog niet meester. Dat vraagt om wetenschappelijke versterking. Grondmechanica voor de zachte bodem (‘dik water’ volgens civielkundigen) moet als relatieve fundamentele wetenschap nog meer versterkt worden om het bouwen in de zachte waterrijke bodem tot een echt en betrouwbare Nederlandse kundigheid te kunnen laten ontwikkelen, geschikt voor export.

De wegen, viaducten, aquaducten, vaste en beweegbare bruggen in Nederland tonen tekenen van vermoeidheid door de steeds intensievere berijding door zware containervrachtwagens. Het wegdek wordt murw gereden. Er zijn 3300 zware verkeersbruggen in Nederland, waarvan er meer dan 1000 ouder dan 40 jaar zijn, die groot onderhoud behoevend zjn. Dat is een grootschalig probleem waarvoor ook technisch-fundamenteel onderzoek op de 3TU’s zeer gepast zou zijn, zeker met de gigantische investeringen in de renovatie van het wegennet in het verschiet. Het ministerie van Verkeer & Waterstaat heeft ongetwijfeld de fondsen al gereserveerd, nu nog de brains van de 3TU Bouw geactiveerd.

Daarnaast dienen ook de eindstations in de stad beschouwd te worden (stations, luchthavens, busstations, parkeergarages). Zij dienen geïntegreerd te worden in de ruimtelijke en bebouwde omgeving. De Nederlandse architectuur heeft hier ook grip op gekregen. Het ontwerpen van individuele bruggen en viaducten is al moeilijk zonder de inzet van een architectonisch ontwerper. Maar ook de slimme civiele ontwerper, werkend met koolstof wapeningen bij het grootonderhoud van bruggen en viaducten, heeft zijn plaats veroverd.

Rijkswaterstaat kan naar de 3TU te refereren betreffende fundamentele oplossingen en verder met respect voor TNO en ONRI de daadwerkelijke uitwerkingen aan de markt over te laten. Met de huidige en in de recessie logischerwijs sterk bewegende markten is het zinvol tot een duidelijke en respectvolle complementaire samenwerking tussen 3TU met TNO en ONRI te komen.

Page 20: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

19

Nieuwe luchthavens in zee kunnen ontwikkeld worden als alternatief voor de huidige. Uit een dergelijke opgave volgt uiteraard een integrale ontwikkeling van een 3TU oplossing met vele andere disciplines naarst de bouwkundige. In het onderwijs wordt dit onderwerp al gebruikt om te leren multidisciplinair te ontwerpen en te ontwikkelen.

Een geheel nieuw type integraal openbaar Randstadvervoer zou kunnen worden bedacht in plaats van het natuurlijk over de tijd geëvolueerde openbare vervoersnet. En daarna zou een strategie van implementatie kunnen worden bedacht om het bestaande net te laten vervangen door een efficiënt netwerk. Desnoods aan de hand van verschillende scenario’s. De infrastructuur van de autosnelwegen, zeker door dichtbebouwde stedelijke gebieden met het probleem geluidsoverlast en fijnstof-productie, vraagt om de ontwikkeling van overdekkingen met een transparant karakter en fijnstofneutralisatie. De eisen die we nu aan de integratie van snelwegen en bebouwde omgevingen stellen, zijn zodanig anders dan bij de aanleg van wegen en wijken, dat het de moeite loont om hierover fundamenteel na te denken en aan de hand van scenario’s in denktanks verstandig naar de toekomst te kijken. In 1955 werd het verschijnsel ‘file’ nog feestelijk gevierd!

Voor het typisch Nederlandse onderwerp van het bouwen op het water of in het water, al of niet vlottend, van woningen, buurtschappen en buurten kunnen in sommige opzichten speciale oplossingen worden ontwikkeld, waarbij dan de problemen van het wassende water worden tegemoet gekomen. Hierin schuilt ook een typisch Nederlands specialisme in spé. Maar er dient met zorg met dit concept te worden omgegeaan om niet latere generaties met onvoorziene problemen op te schepen, zoals Venetië. Almere Pampus is het concept van een waterstad, waar de voors en tegens terdege dienen te worden overwogen op een grotere schaal dan alleen de gemeente Almere, hoe graag zij het zelf ook zou beslissen.

Fig. 8: Downtown Chicago als beeld van de super verdichte stad.

Page 21: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

20

4.1.1. Subthema Ruimte (trekker Maurits de Hoog)

Behoud Groene Hart Beperkte Staduitbreidingen Landschappelijke ‘verrommeling’ Almere als explosiestad Nederland 2040 Kustontwikkeling Waterbouwen

De ruimtelijke ontwikkeling van de Nederlandse steden en regio’s wordt steeds meer bepaald door hun positie in Europese en wereldomspannende netwerken. Cruciaal is dat zij dat niet op eigen kracht doen, maar als onderdeel van het sterk verstedelijkte gebied in en rond de delta van Rijn, Maas en Schelde. De Randstad, Brabantstad en Twente vormen met de stedelijke regio’s in Vlaanderen, Wallonië en het Ruhrgebied een ‘megaregio’ met circa 50 miljoen inwoners. Deze megaregio ABC (Amsterdam, Brussel, Köln) staat volgens Richard Florida qua economische kracht op de 4e plaats in de wereld. Landbouw, industriële productie, distributie, maar ook energievoorziening en kennisontwikkeling raken hier steeds sterker met elkaar verweven. Om de Nederlandse steden en regio’s een sterke positie in de megaregio te laten behouden en zodoende ook in de wereldomspannende netwerken zullen we op megaschaal moeten denken. Op deze schaal zijn verbindingen van levensbelang. Een uitgebouwd netwerk van snelle treinen voor personen en goederen verbindt Nederland niet alleen met andere Europese centra, maar shuttleverbindingen op dit net zullen ook binnen de megaregio voor een veel sterkere samenhang zorgen. Het Nederlandse wegennet loopt ook vast door het zeer intensieve vrachtverkeer. Het goederenvervoer vermoeit bovendien bruggen en viaducten. Snelle goederentreinen zullen het vervoer vanuit de zeehavens van Rotterdam en Antwerpen naar het achterland, maar ook de distributie van voedsel vanuit het Westland en Brabant op nieuwe leest schoeien. Het patroon van rijkswegen en provinciale wegen wordt niet of nauwelijks meer uitgebreid maar kan wel intensiever worden benut en geoptimaliseerd worden. Niet-vertragend onderhoud van de druk bereden wegen verdient aandacht. Overlast van verkeer op rijkswegen dient zowel bij de bron (de auto’s en vrachtauto’s) als bij de weg en haar wegruimte te worden tegengegaan. Volledig overdekte wegen met filtratie van uitlaatgassen en CO2 kan een oplossingsrichting zijn om de mobiliteit ook in de toekomst in de verdichte delta te laten groeien. Wonen in de stad, thuiswerken, digitale (‘skype’) gesprekken, visuele megaprojecties en in de verdere toekomst immateriële transmissies (“Beam me over, Scotty”) kunnen mogelijkheden bieden om het fysieke vervoer te verminderen. Het mondinggebied van Rijn, Maas en Schelde is een van de meest problematische en tegelijk uitdagende gebieden in Nederland. Dit gebied, grofweg ingekaderd door Noordzeekust, West-Brabant, Nieuwe Maas/Nieuwe Waterweg en de grens tussen Zeeuws Vlaanderen en België, wordt gekenmerkt door een dubbele dynamiek: de dynamiek van stedelijke en economische ontwikkeling en de dynamiek van de rivieren en de zee onder invloed van de klimaatverandering. Deze twee vormen van dynamiek grijpen sterk op elkaar in. Ten aanzien van beide vormen van dynamiek doen zich nieuwe ontwikkelingen voor, alsook ten aanzien van de wijze waarop met beide vormen van dynamiek omgegaan kan worden in beleid, ruimtelijke planvorming, ruimtelijk ontwerp en techniek.

Page 22: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

21

De havens van Rotterdam, Vlissingen, Antwerpen en Zeebrugge zijn steeds duidelijker complementair aan elkaar. Verbonden door een netwerk van vaarwegen, pijpleidingen en co-bedrijven staat dit havencomplex voor een supranationale opgave, in plaats van de huidige concurrentie. Heeft de post-fossiele economie ook ruimtelijke effecten op de Rotterdamse energiehub? Duidelijk is dat de elektriciteitsproductie in windparken op zee of in nieuwe kolenvergassingscentrales bij zee of in zee de milieuschade van de huidige centrales landinwaarts kan beperken. Aantrekken van moderne industrie in de haven-steden kan behalve werkgelegenheid ook toegevoegde waarde opleveren in de havencomplexen. Het industriële hartland van Twente en Brabantstad tezamen met de de Euregionale counterparts in België en Duitsland - samen de West-Europese Technologie Delta - kennen een tweede levensfase waarin oude en nieuwe economie elkaar sterk stimuleren in de kennisintensieve maakindustrie. Niet de industriële massaproductie staat hierin voorop maar de kennisgedreven ‘custom-fit’ ontwikkeling van ‘high end’ producten en diensten voor individuele klanten. Een economie gedreven door R&D - concept en productontwikkeling - en aftersale service en doorontwikkeling. In het algemeen geldt dat de economie in de komende decennia van aarzelende groei en gedeeltelijke krimp zich anders zal gaan gedragen. Het is onvermijdelijk dat de gebouwde omgeving de gevolgen daarvan moet accommoderen. Er zullen industrieterreinen en kantoorparken ‘over’ zijn of verkeerd liggen, zoals de 19e eeuwse industrieterreinen bijna alle zijn opgedoekt of vervangen door nieuwe stedelijke functies. De krimpregio’s in het noorden (Groningen heeft al een geheel dorp gesloten, de Blauwe stad komt niet van de grond) en het zuiden dienen zich het eerst aan (Zuid Limburg kent al sinds 2002 een krimp), maar ook de Zuid-Hollandse eilanden stromen leeg. Drente en Overijssel pakken het verstandiger aan met een melange van kleine stadjes, wandel- en fietsroutes en billijke horecaprijzen voor medioren. Rustig Nederland kan een evenwicht bieden voor de snelle Randstad. De watersportrecreatie werkt al jaren zo. Voor het gebrek aan privacy en recreatiemogelijkheden in de Randstad dienen er grote, nieuwe parkgebieden te worden aangelegd waar de gestreste, geëmotioneerde mens weer enigszins tot rust kan komen. De kust en de laatste jaren vooral ook de steden blijken als magneet te werken op internationale bezoekers. Hogere temperaturen in traditionele vakantiebestemmingen rond de Middellandse Zee maken de noordelijke Europese kusten weer aantrekkelijker als vakantiebestemming. In samenhang met de noodzakelijke kustbescherming liggen hier kansen voor nieuwe formules en positieve stimulansen. In de steden is juist spreiding van evenementen, culturele gelegenheden en attracties een belangrijke opgave om de leefbaarheid voor verschillende generaties te kunnen blijven garanderen. Het grondgebruik in de Randstad, maar ook in de levendige universiteitssteden daarbuiten, dient verder geïntensiveerd te worden. Hogere nieuwe gebouwen, het optoppen van bestaande gebouwen en het verdiepen van infrastructuur en parkeervoorzieningen zullen worden ingezet om een efficiëntere mobiliteit en een hogere dichtheid van wonen en werken te bereiken. Het maaiveld en de openbare ruimte zullen daardoor verdicht en intensiever gebruikt worden.

Page 23: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

22

Fig. 9: Kaart van Nederland in Randstad 2040: Wereldstad

Optimalisering van het grondgebruik en een efficiënte benutting van bestaande structuren zijn overal ter wereld aan de orde. Hoogbouw is in Nederland een kritische onderneming met zijn zwakke bodemgesteldheid van lagen klei en zand met onvoorspelbare waterlopen. De delta met zijn open handelsroutes en korte afstanden naar buren is als vestigingsplaats in stadvorm een wereldwijd fenomeen. Hetzelfde geldt voor de zeespiegelrijzing en hogere rivierafvoeren. Gedegen inzicht in de verschijnselen en de methoden waarop met de dicht bebouwde delta betrouwbaar tot resultaat kan worden omgegeaan, zijn dus van waarde voor andere deltasteden in de wereld en dus mogelijk exportwaardig. Elke delta kant het gevaar van het water aan de zeezijde en tegelijkertijd aan de rivierzijde. Elke delta zal een zachte bodem hebben en een grote druk op de bevolking om in relatief hoge dichtheden te wonen en te werken. De Nederlandse Deltastad expertise kan heel goed geëxporteerd worden. Het intensiever benutten en duurzaam inrichten van de ABC-regio kan dan ook wereldwijd een voorbeeld zijn voor het planmatig omgaan met verdichting, herbestemming en revitalisering en het incorporeren van infrastructuur in en rond de steden. Korte afstanden, veel te beleven, een grote verscheidenheid, weilanden, water en parken in de nabijheid, afwisseling tussen wonen en werken, tussen inspannen en ontspannen zouden de ingrediënten moeten zijn van de Nederlandse Deltametropool.

Page 24: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

23

4.1.2. Subthema Infrastructuur (trekker André Molenaar)

(spoor)wegen wegen / bruggen / viaducten eindstations / mainports leidingen, rioleringen zachte bodem

Weginfrastructuur dient de weggebruiker die de hoogst mogelijke service te bieden tegen de laagst mogelijke kosten en tegen de laagst mogelijke hinder voor omgeving en milieu. Service impliceert voorspelbaarheid van reistijden alsmede bedrijfszekerheid en beschikbaarheid van het wegsysteem (dus een lange levensduur) alsmede een gegaran-deerde veiligheid en rijcomfort. Hier liggen geweldige uitdagingen voor onderzoek omdat gangbare materialen en constructies, gegeven de hoge intensiteiten en grote belastingen aan het einde van hun kunnen zijn gekomen en er gezocht moet worden naar nieuwe methoden en technieken om wegen onderhoudvrij te maken. Ontwikkeling van dergelijke materialen is een onderwerp dat bij uitstek geschikt is voor een 3TU samenwerkingsverband. Een extra uitdaging hierbij is dat de omgevings- en milieu-belasting door het wegsysteem geminimaliseerd moet worden. Een stil wegsysteem dat zo weinig mogelijk energie behoeft en waarbij tijdens de bouw en het gebruik de uitstoot van CO2, NOx, fijn stof etc wordt geminimaliseerd, is het wegsysteem voor de toekomst. Tevens dient het hergebruik van bestaande materialen te worden gemaximaliseerd, dit met inachtneming van de hoge eisen die aan de constructief technische duurzaamheid worden gesteld. Uiteraard dient de automobielindustrie een belangrijke bijdrage te leveren aan een de ontwikkeling van een durable en sustainable wegsysteem. De interactie band – wegdek bepaalt echter in hoge mate de geluidproductie van het wegsysteem alsmede de rolweerstand en daarmee het brandstofverbruik van het personen- en vrachtauto’s. Door het sterk reduceren van de rolweerstand kan een geweldige reductie in brandstofverbruik en uitstoot worden gerealiseerd. Een belangrijke uitdaging is daarom de ontwikkeling van een band – wegdeksysteem dat zich kenmerkt door een zeer lage geluidsproductie, een zeer lage rolweerstand, een hoge stroefheid en een hoge vlakheid. Voor de succesvolle ontwikkeling van een dergelijk systeem is bundeling van krachten op de 3TU een absolute voorwaarde. Dwingende eisen vanuit bedrijfszekerheid, beschikbaarheid en minimalisering van hinder kunnen het echter noodzakelijk maken om met name in dichtbevolkte regio’s het weg-systeem te isoleren van zijn omgeving door het in te pakken of in bovengrondse tunnels op te bergen. Over glazen tunnels denkt men recentelijk na, getuige een ontwerp-wedstrijd voor A1/A10 overtunneling in januari 2008. Inpassing van dergelijke systemen in het landschap alsmede veiligheid, klimaatbeheersing, hergebruik van door het wegsysteem geproduceerde warmte en gassen alsmede het gebruiken van de weg-overdekking voor energieopwekking, en dit alles tegen een acceptabel kostenniveau, zijn dan belangrijke vraagstukken die moeten worden opgelost. Een samenwerkingsverband bestaande uit bouwkundig en civiel ingenieurs, ontwerpers, bouwfysici, energie-deskundigen vanuit de 3TU is de aangewezen groep voor het ontwikkelen van dergelijke concepten.

Page 25: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

24

Een belangrijke verbetering in de contructief-technische duurzaamheid kan reeds worden gerealiseerd door de aanleg en het onderhoud van wegconstructies in verregaande mate te robotiseren zodanig dat wegdekken met een hoge en constante kwaliteit, snel kunnen worden gelegd. Dit vraagt o.a. verdere studie naar de mogelijkheden van prefabricage maar ook studie en ontwikkeling van computergestuurde productie- en afwerkmachines. Een belangrijke eerste stap in deze ontwikkeling is het realiseren van een systematiek die het de aannemer mogelijk maakt in real time een kwaliteitsrapport aan de opdrachtgever te overleggen. Dergelijke kwaliteitsrapporten kunnen vervolgens worden gebruikt om risico’s t.a.v. bedrijfszekerheid en beschikbaarheid te kwantificeren en om noodzakelijk onderhoud te kunnen plannen. Bij de aanleg en het onderhoud van railverbindingen spelen factoren als minimale hinder voor de gebruiker, maximale beschikbaarheid, en hoge technische duurzaamheid gekoppeld aan een minimale belasting van omgeving en milieu een belangrijke rol. Ook de traditionele railconcepten zijn vanwege het zeer intensieve gebruik van het railsysteem (spoor- en tramwegen alsmede light railverbindingen) aan het einde van hun mogelijkheden. De toekomst ligt in zeer stille, technisch duurzame en herbruikbare prefabsystemen die naadloos kunnen worden ingevoegd in het huidige netwerk.

Fig 10: Grote internationale infrastructuur op spoorlijnen vanuit Nederland

Kunstwerken zijn staal- en betonconstructies die de infrastructuur mogelijk maken. Zij vormen een cruciaal onderdeel van de infrastructuur. Veel van de kunstwerken hebben inmiddels een zodanige ouderdom en zijn aan een zodanig grote belasting onderworpen dat in de nabije toekomst grootschalig onderhoud moet worden voorzien. Ook hier is de uitdaging om dat onderhoud zodanig uit te voeren dat niet alleen een technisch duurzame oplossing is gerealiseerd maar dat de realisatie er van gepaard gaat met een zo gering mogelijke hinder voor weggebruiker, omgeving en milieu. De ontwikkeling van dit soort onderhoudsstrategieën is een uitstekend onderzoeksonderwerp voor 3TU. Voor bovengenoemd onderzoek zijn legio financieringsmogelijkheden waarbij in Nederland vooral gedacht moet worden aan Rijkswaterstaat en de grote aannemers. Genoemde problematiek is echter niet typisch Nederlands, het is een problematiek die speelt in elk dicht bevolkt gebied. Financiering van dergelijke projecten met Europese middelen behoort daarom degelijk tot de mogelijkheden. STW zal zeker geïnteresseerd zijn voor de financiering van de meer fundamentele onderzoekselementen.

Page 26: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

25

4.2. Thema LEEFOMGEVING

Fig. 11: Thema Leefomgeving Dit thema is gericht op de steeds dichter bebouwde Nederlandse stad, met als voorbeeld de Randstad. Maar ook ‘Brabantstad’ is een overweging, meer in het industriële hart van Europa. Het gaat met name om de uitstraling naar buiten en de problemen van het verdichten door te bouwen in de hoogte, in de diepte en door compacter te bouwen op maaiveldniveau. Bouwen op een zachte waterrijke bodem geeft problemen bij extreme diepte en hoogte. Binnen dit thema speelt de civiele component van de infrastructuur en de binnenstedelijke ruimten een grote rol. Een goed geïntegreerd openbaar vervoerssysteem is noodzaak. De volgende aspecten maken deel uit van dit thema: hoogbouw, combinatiegebouwen, ondergronds bouwen, eindstations van mobiliteit, wandelstad, verjonging van de stad; aantrekkelijkheid van de verdichte stad met betrekking tot cultuurbeleving. Maatschappelijk gezien krijgen we te maken met een veranderende bevolkingssamenstelling: meer allochtonen, meer ouderen en meer starters en alles in een aangename mix. De problematiek van de traditionele Nederlandse geordendheid versus de moderne creativiteit en originaliteit in de vormgeving van de stad, de stedelijke ruimten en haar gebouwen, komt aan de orde.

Kwaliteit werd decennia lang in Nederland geassocieerd met homogeniteit. In het huidig ruimtelijk debat is diversiteit juist de kwaliteit. Ruimtelijke integratie leidt tot maatschappelijke integratie, minder fileproblemen en efficiënter gebruik. Maar ook architectonisch wordt het integrale karakter gepropageerd. Dit vraagt om creatieve ruimtelijke oplossingen, integrale procesaanpak en innovatieve oplossingen.

De Nederlandse architectuur staat internationaal in zeer hoog aanzien: een hoog originaliteitgehalte op een ‘value-for-money’ uitwerking. Een gedachtengang is derhalve om voor de Nederlandse architecten die internationaal met hun ontwerpconcepten goed scoren, een ‘vliegend tapijt’ te maken waarmee zij zelfs hun concepten een diepere impact kunnen geven door hen de organisatorische en technische innovatie mee te geven waarmee ze hun exportclientèle kunnen verbijsteren en daardoor internationaal hun positie verder kunnen verbeteren.

Page 27: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

26

4.2.1. Subthema Levende stad (trekker Pieter van Wesemael)

Deltametropool Randstad Brabantstad Hoogbouw Ondergronds bouwen Verdichte stad

Dit subthema is opgevat als kennisgedreven ontwerpen aan de doorontwikkeling van de bestaande stad en de stedelijke samenleving. In de laatste eeuw zijn de meest dynamische en vitale delen van Nederland ingrijpend verstedelijkt. Er is een stedelijke samenleving ontstaan, waarvan de netwerkstad de ruimtelijke uitdrukking vormt. Met termen als verstedelijkt veld, nevelstad, metropolitane regio’s duiden we het gegeven dat steden, dorpen en buitengebieden de facto aaneengesloten en samenhangende stedelijke gebieden zijn gaan vormen. Parallel hieraan zijn de herbestemming, transformatie of beter de dooront-wikkeling van dit bestaande stedelijke veld - kernen, wijken en buurten, maar ook van het vastgoed - een steeds belangrijker opgave geworden. Deze opgave verschilt wezenlijk van de oude uitbreidingsopgaven in het vrije veld: zowel in termen van ruimte, programma als proces. Ook in Nederland ontstaat hiermee feitelijk een praktijk die in de Amerikaanse literatuur met ‘Gentrification’ wordt aangeduid. Behalve dat de ruimtelijke ordening en vormgeving haar territorium verlegt heeft, is ook haar maatschappelijke opgave ingrijpend veranderd. Wijzigende denkbeelden over wonen, werken of recreëren, maar ook nieuwe opvattingen over duurzaamheid en een herwaardering van authenticiteit leiden tot andere concepties van steden en gebouwen. Maatschappelijke veranderingen vertalen zich direct in de wijze waarop wij ruimte gebruiken, beleven en vormgeven. De transitie van stations en vliegvelden tot shopping malls is de directe uitdrukking van het leefpatroon van de gehaaste tweever-dieners die reizen en huishouden moeten combineren. Het huiskamerkantoor moet de ontspannen omgeving scheppen waarin de creatievelingen van de nieuwe kennis- en maakeconomie optimaal creatief kunnen zijn. De loft vervangt het doorzonhuis van het kerngezin nu het één- en tweepersoonshuishouden de dominante leefwijze wordt. Deze nieuwe opgaven vragen van stedenbouwkundigen, architecten en bouwtechnici geheel andere kennis, methoden en instrumenten. Dit programma onderscheidt dan ook drie niveaus met globale programmavoorstellen: die van de stedenbouw, de architectuur en de bouwtechniek. Stedenbouwkundig Het doorontwikkelen van de bestaande leefomgeving stelt wezenlijk andere condities dan de traditionele uitbreidingsopgave in het vrije veld. Ruimtelijk is er veeleer sprake van een strategie van beperkte ingrepen, intelligent voortborduren op bestaande kwaliteiten, vaak niet langer permanent maar nadrukkelijk bewust van haar tijdelijkheid, met een zo groot mogelijk aanjaageffect op de omgeving. Programmatisch is het de kunst om grote mondiale ontwikkelingen, maar ook meer bescheiden lokale mogelijkheden te verknopen met de sociaal-economische kracht van bestaande actoren en activiteiten. Procesmatig is het veeleer een kwestie van co-creatorchap tussen vele shareholders en stakeholders, waarin top-down en bottom-up verknoopt zijn. Er is niet langer sprake van projecten met een afgebakende doorlooptijd maar veeleer van een permanente ontwikkeling waarin het organiseren van dynamiek en waardecreatie centraal staat. Samengevat: de permanente bijna organische doorontwikkeling van de stedelijke samenleving.

Page 28: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

27

Tegelijkertijd is er de maatschappelijke opgave om de schaarse ruimte efficiënt te benutten, duurzaam te bouwen, een goede fysieke infrastructuur te organiseren en een veilige leefomgeving te maken. De urgentie en complexiteit van de opgaven hebben al tot het TNO programma ‘Bouwen voor Ruimte’ (www.tno.nl) geleid. De acties in dit programma richten zich hoofdzakelijk op systeeminnovaties waarin technologie-innovaties worden gecombineerd met procesinnovaties. Het voorgestelde onderzoek zoekt nadrukkelijk aansluiting bij dit maatschappelijke thema door het domein van het ontwerp toe te voegen. Het zijn immers de ontwerpprestaties die het functioneren en beleven van de dagelijkse leefomgeving bepalen.

In de afgelopen decennia is er nauwelijks aandacht geweest voor reflectie op en evaluatie van de ontwerppraktijk en haar producten. Onder de bouwhausse stond de bouwproductie centraal. Deze kennislacune alsmede het besef dat de veranderende opgave van de ‘gentrification’ om nieuwe kennis, methoden en instrumenten vraagt, vormt de dubbele aanleiding voor dit onderzoek. (De uitvoerende bouw is nog niet zover!) Doel is om via empirische microstudies in de vorm van exemplarische praktijkcasussen bloot te leggen hoe kennisgedreven ontwerpen een strategische methodiek kan vormen waarin de drievoudige problematiek van ruimte, programma en proces effectief wordt geadresseerd en tot duurzame gebiedsontwikkeling leidt. Belangrijk hierin is tevens de reconstructie van de manier waarop ervaringskennis wordt ontwikkeld, van project tot project wordt doorgegeven en daarmee uiteindelijk op impliciete wijze tot generieke en bewezen kennis leidt. Het samenspel van onderzoek en ontwerp speelt hierin een sleutelrol, toegespitst op de hypothese dat er voor principieel verschillende gebiedstypologieën onderscheidende strategieën ontworpen dienen te worden, of het nu gaat om het landschap, dorpen, groeikernen, provinciesteden of metropolitane regio’s en daarbinnen om historische centra, de 19e eeuwse ring, na-oorlogse wijken of verouderde werk- en kantoorgebieden.

Het resultaat van het onderzoek is de aanpassing van de stedenbouwkundige praktijk aan de maatschappelijke urgenties van nu en straks. In een gebiedstypologische casuïstiek worden ontwerp & ruimte, samenleving & programma en initiatief & beheer in samenhang onderzocht en geïnstrumentaliseerd. Deze werkwijze heeft nadrukkelijk tot doel om een duurzame stedelijke ontwikkeling te bevorderen: bewezen ervaringskennis wordt geobjectiveerd en gegeneraliseerd, waarna ze weer wordt ingebracht in een vergelijkbare actuele casus teneinde de ontwikkelde kennis, methoden en instrumenten empirisch te toetsen. Zo wordt op wetenschappelijke wijze concreet gebouwd aan een kennisketen voor de bouwsector. Anders gezegd, zo wordt de tot op heden alleen voor ingewijden ontsloten impliciete kennis systematisch toegankelijk gemaakt voor de vakgemeenschap. Met dit doel zal het onderzoek en haar resultaten worden uitgevoerd en gepubliceerd in ‘pilots’ in een digitale ‘open source’ (op een soortgelijke wijze als bij Wikipedia), waarbij interactief wordt geparticipeerd in het onderzoek en de resultaten kunnen worden geraadpleegd door zowel praktijkmensen als wetenschappers. Programmavoorstel: Het voornemen is dit onderzoek te richten op de twee sociaal-economisch meest dynamische en vitale delen van Nederland: de Randstad en Brabantstad. Methodologisch zullen de TU Delft en TU Eindhoven hierin gezamenlijk optrekken waarbij echter ieder zich zal concentreren op respectievelijk de Randstad en Brabantstad. Het voornemen is deze onderzoeksactiviteiten in het kader van Speerpunt Bouw ook te verknopen met initiatieven uit andere aanpalende programma’s. Daartoe zijn zowel de TU Eindhoven en TU Delft in gesprek met het Atelier Rijksbouwmeester om een onderzoekslab in te richten met jonge professionals en afgestudeerden in het kader van het Rijksinitiatief “Nederland wordt anders”: www.nederlandwordtanders.nl. Zie par.6.1. Daarnaast heeft de Technische Universiteit Eindhoven ook een uitgebreid

Page 29: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

28

voorstel ingediend in het kader van de rijksregeling Kenniswerkers. Informatie te verkrijgen vanaf [email protected] en www.senternovem.nl/kenniswerkers;

Fig. 12: Stad Rotterdam (Maquette Informatiecentrum Gemeente Rotterdam). Architectonisch Het doorontwikkelen van de bestaande leefomgeving en samenleving stelt ook op het niveau van het gebouw en de architectuur wezenlijk nieuwe condities. Om te beginnen verschuift het accent van nieuwbouw naar de herbestemming en transformatie van bestaande gebouwen. Cultuurhistorische aspecten komen hiermee veel nadrukkelijker in beeld als dankbare aanknopingspunten voor authenticiteit en branding. Ook typolo-gische kennis is nodig om te begrijpen welke intrinsieke veranderingsmogelijkheden gebouwen hebben of stilistische dilemma’s: hoe om te gaan met de esthetiek van het oude of met het handschrift van een vorige generatie. Minstens zo cruciaal is een besef van de veranderende leefwijze van de gebruikers, die vragen om de ontwikkeling van nieuwe programmatische concepten en typologieën voor wonen en werken. Maar ook veranderende politiek-maatschappelijke ambities op het gebied van bijvoorbeeld samenleven, gezondheid of sociale mobiliteit vragen om nieuwe gebouwvormen zoals de Multi Functionele Accommodatie. Voorzover er nog sprake is van nieuwbouw wordt deze aanzienlijk strategischer ingezet; zowel ruimtelijk als icoon en aanjager van stedelijke vernieuwing als maat-schappelijk als katalysator van sociale en economische vernieuwing, van emancipatie en waardecreatie. Hier ligt ook de correlatie tussen de gebiedsontwikkeling in de vorige paragraaf en de vastgoedontwikkeling in deze paragraaf. Methodologisch betekent dit voor dit programma dat de hypothese onderzocht zal worden in hoeverre de gebieds-typologische benadering ook repercussies heeft voor het type architectonische opgaven en oplossingen dat in de praktijk ontwikkeld is. In de naoorlogse wijken geldt een andere architectonische praktijk dan in de 19e eeuwse ring of het historisch stads-centrum. Ook hier geldt dat persoonlijke ervaringskennis die zich bewezen heeft in een lange evolutie van projecten in de afgelopen decennia impliciet is gebleven. Het expliciteren en ontsluiten van deze ervaringskennis, haar wederom inbrengen in vergelijkbare casussen en toetsen is maatschappelijk en professioneel urgent. Programmavoorstel: Het voornemen is dit onderzoek te richten op de maat-schappelijk gezien meest urgente opgaven. Voor de herbestemming ligt de focus op de oudere woningvoorraad en de oudere werkgebouwen. Voor de nieuwbouw ligt het accent enerzijds op opgaven met een duidelijk ruimtelijk/economische betekenis als de mobiliteitsknooppunten of de ‘Creative Factories’. Anderzijds meer op sociaal-culturele

Page 30: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

29

opgaven zoals Multi Functionele Accommodaties of het Cultuurhuis. Ook hier geldt dat de TU Delft en TU Eindhoven vanuit een gezamenlijke methodiek ieder een eigen geografisch domein zullen bestrijken: Randstad resp. Brabantstad. Bouwtechnisch Het doorontwikkelen van de bestaande stad en samenleving stelt ook in het domein van de bouwtechniek geheel nieuwe opgaven. Het verlengen van de technische levensduur van bestaand onroerend goed, maar ook het veranderen op basis van het duurzaam-heidsdenken of vergroten hiervan stelt heel eigen technische vragen. Complexe vraag-stukken waarin aspecten zoals constructie, materialisatie, comfort en duurzaamheid samenkomen. Ook procesdimensies als bijvoorbeeld het ontbreken van een bouwplaats, de kwetsbaarheid van nabijgelegen onroerend goed, het moeten kunnen blijven functioneren van het gebouw tijdens de bouwkundige ingreep en wat dies meer zij geven de problematiek hier een heel eigen dimensie. Vraagstukken waarin ook veranderende politiek-maatschappelijke ambities met betrekking tot cultureel erfgoed, ruimtelijke kwaliteit of duurzaamheid nadrukkelijk invloed hebben. Dit vraagt techno-logisch om geheel eigen methoden en instrumenten waarbij ervaring, kennis en technieken uit de nieuwbouw vaak niet zomaar inzetbaar zijn. De veronderstelling is dat ook hierbij weer geldt dat er een correlatie is tussen gebiedstypologie - en bouwhistorische verschillen in bouwtechnieken - en de bouwtech-nische problematiek met het daarbij behorende pallet aan oplossingsstrategieën en technieken.

De bouwtechniek zal teruggaan naar het naoorlogse adagium van minimum materiaal en maximaal functioneren. In duurzaamheid valt er veel te optimaliseren. Hier komen ook de invloeden van de elektronica, chips en sensors het dode constructie-materiaal tot artificieel leven wekken, zodat gemeten kan worden hoe het staat met overbelasting of andere ongewenste toestanden in deze artificiële ten leven gewekte materiële wereld. Materialen zullen aan zwaardere eisen moeten voldoen van sterkte stijfheid, stabiliteit en tegelijkertijd slankheid, brandwerendheid, geluidsisolatie, minimale CO2-emissie, energieneutralitreit en als in hogere ambities energiepro-ductiviteit tijdens de productie en het gebruik, waarbij de energiestroom en de temperatuurcondisties voortdurend gemonitord moeten worden door middel van ingebouwde chips. Ook waarschuwen chips als zenuwpunten tegen overbelasting.

Componenten van gebouwen worden in hun multimateriële samenstelling en vanuit een ingrijpend uitgangspunt van duurzaamheid compleet geprefabriceerd in co-maker-fabrieken en zo toegeleverd op de bouwplaatsen om met een minimum aan bouwplaatsuren te worden gemonteerd of geïnstalleerd. De samenstelling van gebouwen gaat steeds meer geprefabriceerd en industrieel gebeuren.

Programmavoorstel: Technische ontwikkelingen die het bouwen op kleine bouwplaatsen met een hoge graad van prefabricage van volledig geïnstalleerde componenten mogelijk maken in een verdichte stedelijke omgeving met een minimum aan bouwplaatsuren, gebruik makend van BIM modellen waarin de technische compositie van het gebouw in onderdelen compleet is vastgelegd, voor de fase van de ‘off-site’ producties, het ‘on-site’ samenbouwen en het ‘service-life’ onderhoud. De verdichting zal leiden tot complexe bouwopgaven die simultaan op meerdere niveaus (hoog, dicht, diep) uitgevoerd moeten worden, hetgeen een hogere graad van communicatie, voorbereiding en uitvoeringscapaciteiten vereist.

Page 31: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

30

4.2.2. Subthema Renovatie (trekker Henk Visscher)

Revitalisering naoorlogse wijken Renovatie naoorlogse woningen en flats Restauraties cultureel erfgoed Herbestemming van industrieterreinen.

In Nederland is in de jaren 50, 60 en 70 een enorm aantal grootschalige doorzonwijken gebouwd die inmiddels achterhaald zijn qua concept en technisch zijn uitgewoond. Ook roepen deze wijken voor een groot deel sociale problemen op. Deze wijken en buurten moeten gerevitaliseerd worden.

In een complexe omgeving gelden uitdagingen met socio/psychologische overwegingen en economisch/politieke overwegingen. De problematiek in de 40 zg Vogelaarswijken is complex door de verwevenheid van allerlei invalshoeken. In dit proces voeren de sociologen en psychologen de boventoon, maar in de conceptuele fase dient ook de bouwkundige inbreng naar voren gebracht te worden in de vorm van initiatieven voor optoppen, uitbuiken en uitplinten van woningflats en het herinrichten van de begane grond als het essentiële niveau waarop de gemeenschappelijkheid van de samenleving in de wijk plaats vindt. Door het voorzien van kleinschalige functies op begane grond niveau in plaats van alleen parkeren en fietsenbergingen, wordt de begane grond verlevendigd en de sociale controle vergroot. Ook startende ondernemers kunnen geaccommodeerd worden. Daarnaast vragen de gebouwen zelf om grote renovatiebeurten. De bevolking vraagt om renovatie in plaats van sloop en nieuwbouw. Een groot aantal woningen gaat in het komende decennium gerenoveerd worden.

Woningen die niet in handen van woningbouwcorporaties zijn, worden in de praktijk nooit gesloopt, wel lichter of zwaarder gerenoveerd of minstens bijgehouden in de oude staat. Nederland heeft 7 miljoen woningen en in hoogtijdagen wordt er 1 % van deze voorraad als nieuwe bijgebouwd. Nieuwe woningen dienen geheel te voldoen aan de huidige en toekomstige eisen van bijvoorbeeld energiebehoefte en duurzaam-heid. Echter de politieke wensen en verwachtingen gaan sneller dan de bouwsector kan bouwen. De 99% bestaande bouw dient ook te worden aangepast ik termen van duurzaamheid willen we niet de volgende generatie met een onmogelijke energie behoefte uit woningen opzadelen. Er dienen dus individuele duurzaamheid pakketten te worden ontwikkeld, die de ZZP-ers of specifieke duurzaamheidbouwers kunnen aanbieden. Moeizaam is te beschrijven wat de behoeften van de bewonder over de komend e 30 jaar zullen zijn, toch dienen we ons daarvan uit sociografisch en demografisch onderzoek een helder beeld te maken. Want woningen kunne we niet verslepen. Als ze na 30 jaar op de verkeerde plek blijken te staan, kunne we dat niet veranderen. Ergo we moeten ervoor zorgen dat die woningen in een goede omgeving staan ingebed. Dus dat de directe omgeving van geconcentreerde woningbouw ook de moeite waard is. Die omgevingen zijn in de jaren 60 mestel niet nodig: er werd eenvoudig hard en lang gewerkt en er was geen tijd voor allerlei prietpraat. Maar de tijden zijn inmiddels veranderd en ze gaan nog verder veranderen. Dus moeten de woonwijken in die zin ook worden aangepast.

Woonbron, woningbouwcorporatie in Rotterdam is van plan in het komende decennium 1 miljard Euro te besteden aan het upgrading van haar 60-er jaren woningenbestand. Zo zijn er 40 tot 50 grote corporaties met eenzelfde portfolio in eigendom. Met de kosten van deze operaties over geheel Nederland en over het komende decennium kunnen gemakkelijk 40 tot 50 miljard Euro belopen. De totale efficiency van dergelijke grootschalige operaties is van immens financieel belang. De

Page 32: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

31

faalkosten dienen geminimaliseerd. Een kleine verbetering in de faalkosten van 2 tot 3 % brengt al een verschil van 80 tot 120 miljoen Euro met zich mee. Waarschijnlijk zal een geheel andere type uitvoering hierbij betrokken gaan worden: bouwbedrijven of afdelingen daarvan die per woning op budgetbasis de uitvoering ter hand nemen. Zij worden onderling vergeleken op de totale prestatie en service en niet op inkoopprijs. Meest waarschijnlijk zullen onderhoud en kleine en grote beurten eveneens onder gebracht gaan worden bij dezelfde bedrijven. Dat wil zeggen dit zijn meer service bureaus dan aannemingsbedrijven. Aedes, de vereniging van de Nederlandse woningcorporaties doet er verstandig aan te investeren in een procesonderzoek om te zien of zij op deze wijze in totaal een efficiencyslag kan behalen. De kleinere (Bouwenquête) problemen zoals te hechte relaties bij inkoop en verkoop dienen netjes te worden verzakelijkt om een blijvende en transparante service op te bouwen.

De bouwaspecten kunnen in de revitalisering en socialisering van het maaiveld en de flats van grote invloed zijn. Voor de hand ligt een langlopende begeleidingsgroep van onderzoekers die gewend zijn in een multidisciplinaire omgeving te werken. Meerdere contacten uit het afnemend veld duiden op deze uitdaging. Dit levert enkele uitdagende opgaven op zoals dit subthema Renovatie. Maar ook revitalisering is van belang, herbestemming van industriële gebouwen voor woondoeleinden of werkbestemmingen.

In de komende renovatieopgave van de grootschalige naoorlogse woningbouw zal ook voldoende ruimte moeten worden ingebouwd om aan de toekomstige energienormen te voldoen: energieneutraal of zelfs energieproducerende woningcomplexen met gebruik van het dakvlak als zonne-energie opvang en goed geïsoleerde gevels verwijzen naar de maatregelen onder het thema ENERGIE.

Te denken valt eveneens op een materieel niveau aan optimale oplossingen voor het hergebruik van materialen (al dan niet op de site te recycleren). Een andere uitdaging is het bouwen zonder hinder (zoals andere voorbeelden zijn de bouw van nieuwe ziekenhuizen op bestaande locaties terwijl het primaire proces doorgang moet vinden: door slimme IFD oplossingen maar ook door procesintegratie en planning). Nederland is de trotse bezitter van veel historisch cultureel erfgoed in de vorm van historische gebouwen. Een deel daarvan dient te worden gehandhaafd in haar originele toestand. Dat vereist kennis en inzicht in van toenmalige overwegingen en technieken. Deze historische gebouwen dienen regelmatig in kwaliteit te worden aangepast aan de steeds veranderende eisen van het hedendaags gebruik. Veranderend gebruik kan ook leiden tot het gebruik van niet-oorspronkelijke materialen. Het evenwicht tussen historisch en eigentijds dient gevoed te worden door kennis en inzicht. Er komen veel gebouwen vrij zoals 19e eeuwse kerken, raadhuizen, postkantoren en dergelijke semi-openbare gebouwen van meer recente datum, waarvoor een passende nieuwe functie gezocht moet worden, met een goed oog op de culturele waarde van het gebouw, de nieuwe functie en de materiële aanpassingen die dat gaat vereisen. Veel neo-gebouwen hebben niet hetzelfde respect als de historische gebouwen, maar zullen wel in de toekomst als zodanig gezien worden. Zij dienen dus niet te worden afgebroken.

Daarnaast zijn er overwegingen om de Moderne architectuur sinds 1920 ook onder de beschermde monumenten te scharen. Zelfs de Wederopbouw architectuur inclusief haar typische karige op betontechnologie gebaseerde materialiteit is het handhaven waard. Er zijn veel parels van de architectuur en stedenbouw in de laatste decennia gerealiseerd die heel goed als potentiële jonge monumenten gezien zouden kunnen worden. Het behoud van cultureel erfgoed gaat ook doorgetrokken worden naar de 20e eeuw, naar de tweede helft van de 20e eeuw en zelfs naar de laatste decennia. Tenslotte vraagt het lichtvoetig combineren van historisch en eigentijds gedegen kennis en inzicht.

Page 33: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

32

4.3. Thema GEZONDHEID

Fig. 13: Thema Gezondheid Een steeds groter deel van het Nederlands budget wordt benut voor de zorgsector. De zorg neemt een steeds groter deel in van de overheidsbestedingen. Het gaat om bouwen voor ‘care’ en ‘cure’. Hieronder vallen niet alleen de ziekenhuizen (‘cure’) met hun heftige bouwkundige slijtage, interne herschikkingen, renovaties en tekort aan bouwkundige flexibiliteit van gebruik. Ziekenhuizen worden vaak in 20 jaar afgeschreven en dan zijn ze al meerdere keren heel intensief gerenoveerd en in plattegrond veranderd aan de nieuwste medische inzichten. Operatiekamers die als compleet geïnstalleerde en geprefabriceerde units op de bovenverdiepingen van ziekenhuizen aangeplugd en ontkoppeld kunnen worden, sparen dagen aan sluiting en onwerkbare intensive care zorg. Flexibele ziekenhuisplattegronden zijn langzamerhand bij de meerjarenplanningen van ziekenhuizen onvermijdelijk en niet een waanidee van architecten uit de jaren 70. Onder de zorgsector behoren ook de woonomgevingen van ouderen en plussers (‘care’). Er komen meer ouderen bij dan er nieuwbouw gepleegd wordt met typische ouderenwoningen. Derhalve ligt er een grote aanpassingsopgave voor de bestaande woningvoorraad als ouderen daar langer comfortabel willen blijven wonen. Daartoe moeten passende domoticapakketten worden ontwikkeld die in bestaande woningen (maar ook in nieuwbouw) kunnen worden aangebracht. De electronica producenten hebben al veel apparaten ontwikkeld; de socio/psychologische aspecten zijn ook onder studie maar de bouwkundige samenbouw, de bouwkundige integratie en coördinatie en het inzicht daaruit ontbreekt. Er is hier ook een macrocomponent: welke streken en steden in Nederland lenen zich meer voor welke typen zorgwoningen?

De zorg verandert in snel tempo. Technologische veranderingen, zoals E-health en het elektronisch patiëntendossier zorgen voor nieuwe logistieke processen. Demografische ontwikkelingen en financiële veranderingen (marktwerking) zijn andere belangrijke veranderingen. Dynamiek vraagt om flexibele oplossingen: ruimtelijk, financieel en procesmatig. Nieuwe zorgconcepten leveren competitief voordeel op.

Onder de noemer ‘Gezondheid’ zou ook het bouwproces, met name de veiligheid op de bouw inbegrepen kunnen worden. Ook het veilig gebruik van de gebouwde omgeving is te beschouwen, waaronder de ergonomie en de brandveiligheid van gebouwen. Sinds de brand van Bouwkunde Delft op 13 mei 2008 is het beteugelen van brandgevaar en optimaliseren van brandveiligheid belangrijk gebleken.

Page 34: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

33

4.3.1.Subthema Gezond (trekker Bas Molenaar)

Gezonde gebouwde omgeving Medioren- en Seniorenhuisvesting Zorgwoningen Bejaarden centra Ziekenhuizen

En gezonde omgeving waarin mensen beurtelings kunnen wonen, werken en recreëren is van groot belang voor de stabiliteit van de bevolking. Werken neemt in toenemende mate spanning en stress met zich mee, dus voor een gezond evenwicht moet behalve stressvermindering er ook compensatie zijn in ontspanning, ofwel thuis of in de huiselijke omgeving ofwel elders. Zo zou het noorden, oosten en zuiden van Nederland ingericht kunnen worden op het langzame leven, terwijl de Randstad het snelle leven accommodeert. In de woonomgeving kan door te kleine behuizing en of werkloosheid een ongewenste spanning ontstaan bij de jeugd die zich uit in luidruchtige aanwezigheid op de openbare straat. Evenwichtige verdeling van werkgelegenheid, aantrekkelijk werk en aangepaste woonomgevingen kunnen hier wellicht een evenwicht bieden. Medioren en senioren huisvesting heeft in toenemende mate de aandacht, er worden zelfs als seniorensteden ontworpen. Het isoleren van niet-werkende ouderen in een afgesloten deel van de maatschappij is echter niet aanbevelingswaardig: juist de melange van leeftijden en bevolkingen maakt het openbare leven interessant. Ouderen hebben ook de neiging om meer in de stad te willen wonen, desnoods in typische medioren of seniorengebouwen, maar als deel van de integrale stad, waar zij een klein deel van uitmaken. Hier raakt de huisvesting van medioren en senioren aan de verdichte stad, die mede door hun zeer frequente aanwezigheid gebruikskarakter krijgt. Sociale contacten in de woningen, op centrale plaatsen en in de openbare ruimte zorgen ervoor dat de steeds meer alleenstaanden toch een evenwichtig bestaan kunnen krijgen. Voor hen is het wandelniveau in de stad met de aanpalende openbare en semiopenbare gelegenheden van groot belang voor hun sociale contacten. Die overwegingen hebben hun invloed op de ingrepen in de stad. Zorgwoningen komen in beeld als de oplossing voor de sneller wordende veroudering van de bevolking, terwijl die ouderen nog actief genoeg zijn om in een eigen huis te blijven wonen. Maatregelen voor gezond en veilig wonen, elektronische middelen die enige hulp of supervisie op afstand mogelijk maken, leiden ertoe dat ouderen langer in hun woningen kunnen blijven wonen enerzijds en de ouderenhuisvesting niet meer dan volledig bezetten. Domotica kan hulp extensief maken. Mantelzorgwoningen kunnen in de buurt van gezinnen worden geplaatst die hun oudere familieleden in de gaten kunnen houden, temidden van hun relatieve onafhankelijkheid. Ouderenhuisvesting zal in de toekomst voor grote sociale investeringen zorgen. Er zijn geen woningen ontwikkeld levensloopbestendig zijn. Derhalve zullen hulpbehoevende ouderen in een zorgomgeving moeten worden geplaatst die voorzien zijn van menselijke zorg en sociale gezelschap. Veel ziekenhuizen behoeven drastische renovaties en uitbreidingen. De zorg in ziekenhuizen zal met de vergrijzende bevolking slechts toenemen. Ziekenhuizen worden heel intensief gebruikt. Van alle gebouwen in de samenleving worden ziekenhuizen

Page 35: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

34

waarschijnlijk het meest intensief gebruikt. De slijtage door dat intensieve gebruik is enorm. Maar ook de steeds veranderende inzet van apparatuur en de steeds om efficiëntieoverwegingen veranderende lay-outs van ziekenhuizen, vraagt om een zeer flexibel herinrichtbaar gebouw, dat wil zeggen een duidelijker gebruik van vaste drager en flexibele inbouw zoals John Habraken dat ooit voorzag voor de woningbouw is er in de gebouwde omgeving niet te vinden. Aan een ziekenhuis wordt voortdurende verbouwd.

Medische apparatuur en ICT zijn van groot belang voor de patiëntenzorg. Nieuwe apparatuur bijvoorbeeld in de meest kritische ruimten van ziekenhuizen, operatiekamers, dient regelmatig te worden vernieuwd, onderling afgestemd en het vervangen van ok’s geschiedt dan ook regelmatig. Operatiekamers zouden als ruimtelijke units geheel ‘off-site’ prefab vervaardigd kunnen worden en als compleet ingeregelde units inclusief medische apparatuur en luchtbehandelinginstallaties aangesloten in aangeklikt kunnen worden zodat er geen ok-loze dagen zijn.

Een patiëntgeoriënteerde benadering in plaats van een personeelsgeoriënteerde benadering zal invloed hebben de plattegrond, de aanmelding, de looprouten in ziekenhuizen, de bewegwijzering, de identificatie van de verschillende klinieken en onderdelen in het ziekenhuis en tenslotte op de ergonomie van de ziekenhuisomgeving hebben. Beddenkamers van 6 tot 10 patiënten worden steeds meer verkleind tot een of twee patiënten. Ziekenhuizen hebben vaak door hun grootte voortdurende aandacht nodig in de vorm van continue bouwkundige ontwikkelingsteams die efficiënte logistiek van patiënten, personeel en goederen als uitgangspunt heeft, een prettige werkomgeving het herstelomgeving voor patiënten nastreeft, zodat de opnametijd minimaal blijft en alles in het werk stelt de nieuwbouw en verbouw van ziekenhuizen zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, rekening houdend met financiën en geldende normen en subsidiemaatregelen. De concentratie van ziekenhuizen versus streekgebonden spreiding en landelijke specialisaties heeft alles te maken met specialisatie van personeel en apparatuur, bereikbaarheid voor patiënten, interne efficiency en aanvoerroutes voor noodgevallen van ziekenwagens. De concentraties uit overwegingen van efficiëntie en management dienen voortdurend op hun eigen meerwaarde getoetst te worden, wetend dat de golf van fusies in het bedrijfsleven niet altijd positief heeft uitgewerkt en meer een management speeltje bleek dan overall efficiëntie. Ook in de ziekenhuiswereld moet men verstandig met deze publieke omgevingen omgaan. Daar kunnen voldoende studies over gemaakt worden in combinaties van geneeskunde, apparaten, economie, management en bouwkunde.

Page 36: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

35

4.3.2. Subthema Veilig (trekker Frans Bijlaard)

Veilig bouwen Veilige gebouwen Veilige constructies Toegankelijkheid Brandveiligheid.

Veilig bouwen: veiligheid op de bouwplaats is deels een ontwerpconsequentie en deels een uitvoeringszaak. Realistische handelingen die verricht moeten worden bij de totstandkoming van een bouwwerk of gebouw, met of zonder behulp van materieel als hulpmiddelen bij de montage om met de grote volumen of grote gewichten van elementen en componenten om te gaan, zoals kranen; hulpgereedschappen om bewerkingen en afwerkingen te doen; veilige tijdelijke posities om vanaf te werken zoals steigers en trappen maar ook hoogwerkers; Hier speelt ook de logistiek een rol, de bouwvakkersergonomie en ARBO eisen Veilige en betrouwbare constructies als hoofddraagconstructies lijkt logisch en in de oude constellatie van hoofdconstructeur, componentconstructeur en gemeentelijk toezicht en de oude verhoudingen op de bouwplaats ging het in het algemeen goed. Nu de gebouwen op tientallen verschillende locaties worden geprefabriceerd om uiteindelijk op de bouwplaats te worden gemonteerd, is de controle op kwaliteit achtergebleven en verdient een werkzame upgrading. En zijn de verbindingen tussen co-makers nauwelijks bewaakt en gesupervised. Op het grensvlak van verschillende co-makers gebeuren ongelukken. Bij bestaande gebouwen die een andere functie krijgen, dient er bij het herontwerpen van de hoofddraagconstructie een volledige constructieve analyse te worden ondernomen met check op de lokale wapeningen en staalkwaliteiten en diameters/afmetingen. Bij bestaande constructies of bouwwerken zoals bruggen en viaducten (zie infrastructuur) waar vermoeidheid een grote rol speelt, dient lokaal onderzoek naar de kwaliteit van beton en staalcomponenten op een betrouwbare wijze plaats te vinden. Vervolgens dienen er maatregelen te worden ontwikkeld om bruggen en viaducten, die gewoonlijk essentieel zijn in het maatschappelijk verkeer, in gebruik te houden en met het afzetten van slechts een der rijbanen versterkingen aan te brengen tot een kwaliteit die voldoende is voor een levensduurverlenging van weer 30 tot 40 jaar. Koolstofwapeningen komen wellicht aan bod als alternatief voor versterkingen met ingestorte wapeningen. Er kan een vocabulaire ontwikkeld worden aan maatregelen die centraal op de 3TU worden ontwikkeld nu de Rijksgebouwendienst deze ingenieurscapaciteiten niet meer zelf in huis heeft. Beter ware het natuurlijk dat de RWS die afdeling zelf weer opbouwt, nadat de 3TU de basis expertise heeft opgebouwd. Er zij 1300 zware verkeersbruggen en viaducten die met recht ‘probleembruggen’ genoemd kunnen worden die met een snelheid van 50 per jaar moeten worden aangepakt, omdat er elk jaar nieuwe probleembruggen bij komen. Levensduur tot aan de eerste grote beurt 40 jaar, vanaf een gigantische bouwboom in de jaren ‘60. Veilige bouwconstructies (geen vallende glasplaten en vallende natuursteenplaten): Bouwconstructies die niet goed zijn bevestigd en niet tegen wind en sneeuwbelastingen bestand blijken, geven zeker bij hoogbouw, onverwachte effecten: de natuursteenplaten uit de Achmea toren in Leeuwarden, de glasplaten van de Rabotoren in Rotterdam en

Page 37: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

36

van de CVN toren in Den Haag. Vaak zijn het de experimentele projecten of de experimentele componenten in standaard gebouwen maar de ingewikkelde standaard producten die net even te weinig aandacht kregen, waardoor en breuk en valpartijen ontstonden, soms met levensgevaar vanwege de positie van de componenten en de vlucht die ze bij het vallen namen.

Fig.15: Voorbeeld veiligheid: Nederlandse staalconstructie voor atrium shopping Center in Boekarest 2009 Veilige leidingen en installaties (liften), Hier gaat de relatie ook naar het gebruik van elektrische installaties, gasinstallaties CO-vergiftiging, maar in het toekomstige tijd van de domotica, ook met niet-functionerende elektronica, of elektronica die niet doet wat men denkt, (zie boek Grid-Iron over een zelfdenkend gebouw waar mensen niet meer uit komen om dat de computer alles vast zetten). Toegankelijkheid en bruikbaarheid van gebouwen, grenzend aan de ergonomie, geschiktheid voor menselijk gebruik, algemeen menselijk gebruik en gebruik door gehandicapten; de bouw heeft zich nooit veel gelegen laten liggen aan de eindgebruikers van haar producten, de gebouwen. Zie Maarten Wijk’s oratie uit 1997. Met name trappen zijn hindernissen indien er geen hellingbanen zijn voorzien. Groot probleem bij eventuele renovaties en herbestemmingen en vaak bij oudere openbare gebouwen; Ergonomisch nauw passende gebieden als de sanitaire ruimten verdienen veel aandacht; ook de steile trappen in de Nederlandse woningen; verder de breedte van deuren voor de ergonomie van rolstoelgebruikers en liften. Aparte categorie is de brandveiligheid, van toegenomen belang sinds de Grote Brand van Bouwkunde TU Delft op 13 mei 2008. Maar ook alle ellende van voorgaande maatregelen uit vroeger jaren zijn van belang zoals asbest. Hoe om te gaan met de ie oudere gebouwen uitgerust met materialen die branden als een fakkel, zijnde de nachtmerrie van de Nederlandse verzekeringsmaatschappijen sinds 13 mei 2008. De invloed van het voorkomen van brand en het beschermen van de gebruikers van een gebouw tijdens een mogelijke brand en de eisen die brandwerendheid stelt aan de elementen en componenten van gebouwen in klasse van onbrandbaarheid tot brandgevoeligheid.

Page 38: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

37

4.4. Thema ENERGIE

Fig. 16: Thema ENERGIE Macroniveau: Het buitenklimaat beïnvloedt de gebouwde omgeving en andersom is er ook een invloed van de gebouwde omgeving op het klimaat. Het gaat in dit thema om de energiebalans uit wind, zon, water en bodem. De stad, de wijk en de buurt behoren tot dit niveau. Het klimaat van de gebouwde omgeving. Ook het energieverlies op grote schaal vanuit de gebouwde omgeving is een punt van grote zorg: verlichting van autowegen ’s nachts. De kassen van het Westland zijn waarschijnlijk ’s nachts zelfs vanaf de maan te zien. Energieconsumptie op grote schaal vraagt om grootschalige reducties met de technische besparende uitvindingen die daaraan ten grondslag liggen.

Mesoniveau: Gebouwen hebben een energiebalans die traditioneel negatief is: gebouwen kosten energie. Met behulp van de combinatie van slimme systemen van klimaatinstallaties kan een nulenergie gebouw worden bedacht of zelfs een energieproducerend gebouw. De minister heeft nu 2020 als doel gesteld om alle nieuwbouw energieneutraal te laten uitvoeren. Zeer weinig professionals in de bouw weten hier adequaat mee om te gaan. Hier dient dus flink in geïnvesteerd te worden, ook in onderzoek en ontwikkeling. De methodiek om de diverse klimaatinstallatie systemen met elkaar in evenwicht te brengen als ‘systeem van systemen’ moet worden ontwikkeld. De kennis en het begrip over de werking van de systemen van klimaat-systemen moet voor den deel op de 3TU’s worden geprepareerd om in de bouw door de diverse spelers te kunen worden toegepast.

Microniveau: Op materiaal en elementniveau niveau kan energieneutraliteit respectievelijk energieproductiviteit worden ontwikkeld en kan een voor de toekomst gezonde energiebalans bij productie, montage, gebruik en onderhoud worden voorzien. De gebouwde omgeving consumeert 40% van de energie in de samenleving. Voor de samenleving zijn besparingen daarop van groot belang. Op alle niveaus geldt dat de energiehuishouding van de gebouwde omgeving duurzaam dient te worden verbeterd. Daarnaast dient ook de energiebalans van het bouwproces onder de loep te worden genomen en te worden verbeterd. Denk aan vermindering van bouwverkeer, CO2 en fijnstofuitstoot en de energiebesparing die dat met zich meebrengt.

Page 39: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

38

Subthema 4.4.1. Energie (trekker Wim Zeiler) Voor de energievoorziening zijn in de nabije toekomst de volgende dilemma’s te verwachten:

voorzieningszekerheid (bij voortschrijdende internationalisering); natuur en milieu versus winning van de laatste eindige stoffen, technologiekeuzes, het schaalniveau: de lokale- versus regionale- en nationale- versus de

supranationale (lees: Europese-) dimensie. De energiebehoeften in vooral de gebouwde omgeving veranderen. Door de opwarming van de aarde en het toenemend beter geïsoleerd zijn van de gebouwde omgeving verschuift de vraag naar warmte steeds meer naar kracht. De warmtevraag wordt steeds kleiner bij een groeiende elektriciteitsvraag. In plaats energie uit van relatief trage thermische systemen is er meer vraag naar elektrische energie, figuur 17. De elektrische energie is een vorm van energie die in tegenstelling tot bijvoorbeeld thermische energie, waarbij op het ene moment het nuttig kan worden ingezet maar het volgende moment als het ware naar de aarde is verdwenen. Elektrische energie is moeilijk op grote schaal te bufferen.

Figuur 17 . Ontwikkeling gasverbruik en elektriciteit de komende 15 jaar[R.Ybema,ECN]

In de toekomst zal elektriciteit steeds vaker niet (alleen) in grote elektriciteitscentrales worden opgewekt, maar meer en meer met lokale, kleinschalige en duurzame methodes. Voorbeelden van deze methodes zijn zonnepanelen, micro warmtekrachtkoppeling en windturbines in de gebouwde omgeving, zie figuur 18.

Dat betekent een grote verandering ten opzichte van het verleden. Toen was alles overzichtelijk: centrales produceerden elektriciteit en stuurden die via hun netwerken naar de afnemers, bedrijven, instellingen en consumenten. Als gevolg van het streven naar meer duurzame oplossingen voor de energievoorziening staat dat systeem onder grote druk. Afnemers kunnen uit steeds meer alternatieven kiezen om zelf energie op te wekken, met bijvoorbeeld Photo Voltaische zonnepanelen, windmolens op hun dak of op hun perceel of met (micro)warmtekrachtkoppelingcentrales. Als ze meer energie produceren dan ze nodig hebben ontstaat er een probleem. Wat doe je daar zinvol mee, de eenvoudigste oplossing is dan omdat het elektriciteitsnet in te sturen en dan terug te leveren aan het net.

Page 40: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

39

Central Power E-plantsVirtual power plants

Users

Only centralized E-productionunits to be used

HS

MS

LS

Wind turbines

CHP

Different E-sources can beused

UserPhotovoltaicsystem

Central Power E-plants

Figuur 18. Omkering van de elektrische energiedistributie van centraal aanbod gestuurd naar vraag gestuurd.

De inzet van duurzame energie bronnen biedt een alternatief voor de centrale energie distributie van de huidige gas en elektra infrastructuur. Hierbij zal de inpassing en de verknoping van de energie infrastructuur vragen om andere dan de huidige centralistisch opzetten. Decentralisatie van de opwekking van elektriciteit lijkt op het eerste gezicht geen dramatische ontwikkeling maar de consequenties voor de sector zijn enorm. Zo vergroot de decentrale energieopwekking de onzekerheid over hoeveel stroom er op een bepaald moment enerzijds beschikbaar is en anderzijds nodig is.

In de gebouwde omgeving zal het toepassen van zonne-energie de belangrijkste optie vormen. Door het gebruik van duurzame energie bronnen, zoals zon en wind, zal de benodigde flexibiliteit van de huidige energie infrastructuur snel vergroot dienen te worden om black-outs te voor komen. Dit zal een steeds groter beroep doen op de regelbaarheid van de energievoorziening. Op verschillende schaalniveaus dienen mogelijkheden te komen van ontkoppeling van de directe vraag en aanbod door het tussen plaatsen van buffercapaciteit. Virtuele verknopingen van vraag en aanbod dienen te leiden tot verder gaande optimalisatie alsmede ook tot nieuwe business modellen voor de energie leveranciers en energie distributeurs. Het goed inpassen van nieuwe concepten op dat gebied is essentieel. Aangezien de “hoeveelheid” elektriciteit in het net binnen een bepaalde bandbreedte moet blijven, om te grote schommelingen te voorkomen en uitval verschijnselen gaan optreden, is een balansregeling nodig. Komt de hoeveelheid boven de bandbreedte omdat bijvoorbeeld bedrijven en tuinders hun overtollige zelf opgewekte elektriciteit van hun warmtekracht installaties tegelijk terugleveren aan het net, dan zal het net ook met black-outs te maken kunnen krijgen. Er moet gestreefd worden naar eenvoud en ontwikkelingen zoals biomassa, algen (photo-bioreactoren) en waterstof gebaseerde systemen dienen kritisch gevolgd te worden. De nieuwe centrale energie opwekking middels thermische zonnecentrales, zoals bijv. in het DEMTEC project of de experimenten met membraan zout-zout water centrales zijn veelbelovend. De kansrijke gebieden daarnaast zijn high-tech nano ontwikkelingen die decentraal ingezet kunnen worden in low tech applicaties zoals netto energie producerende beglazing. De ontwikkeling zullen zich waarschijnlijk langs beide lijnen decentraal versus centraal blijven ontwikkelen.

Binnen de gebouwde omgeving zijn er daarbij twee additionele trends waarneembaar bij het beheer van de infrastructuur die nodig is voor de verschillende nutsvoorzieningen en de voorwaarden voor het gebruik en het in stand houden.

Page 41: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

40

Allereerst de verschuiving van publiek- naar privaat bezit. Daarnaast de ontwikkeling dat de kosten (ook van infrastructuur cq opslag, transport, inpassing en integratie) steeds meer gekoppeld worden aan daadwerkelijk gebruik. Bij de toekomstige omgang met de essentiële stromen, en met name energie en afval is de marktwerking als gevolg van de liberalisatie van deelmarkten essentieel. Marktpartijen vragen de laatste jaren vooral flexibiliteit, lage kosten en dienstverlening op maat. Investeringen worden op hun economische waarde beoordeeld. Dit heeft tot gevolg dat een grotere behoefte aan differentiëring van producten en diensten ontstaat. Wat weer leidt tot een grotere vraag naar flexibiliteit voor wat betreft de integratie in gebouwen en/of gebouwcomponenten ontstaat.

Flexibiliteit schept naast vrijheden ook onzekerheid. De ontwikkelingen in de energiemarkt gaan vaak sneller dan de ‘infrastructuur’ aangepast kan worden. Dit leidt tot een grotere nadruk op het regelen van voorzieningszekerheid (op basis van hernieuwbare bronnen) op het ‘eigen’ of nabij (lees: lagere) schaalniveau.

Naast het vraagstuk hoe de opwekking plaats vindt speelt de vraag waar deze opwekking gerealiseerd moet worden. De keuze hangt ondermeer af van technische aspecten als (locale) netwerkcapaciteit en beschikbaarheid van grond met bepaalde eigenschappen (tbv WKO), (‘vrij’) dakoppervlak, koelwater, verschillen in wet- en regelgeving, vergunningsprocedures en publieke acceptatie. In de geliberaliseerde markt is de energieafhankelijkheid van de samenleving en daarmee de invloed en dominantie van de (weinige) marktpartijen vergroot. Dit heeft consequenties voor de drie veronderstelde algemene belangen (betaalbaarheid, betrouwbaarheid, en ‘schoon zijn’). Op korte termijn leiden de ontwikkelingen nog tot overwegend positieve effecten. Op langere termijn is dit veel minder het geval. De grootste veranderingen in de energielevering worden verwacht in de verhoudingen tussen verschillende energiedragers en de organisatie daarvan.

Energie zal richting de toekomst een steeds grotere betekenis krijgen voor de leefbaarheid van de gebouwde omgeving. Door de verdere gaande Global warming zal het terugdringen van broeikasgassen leiden tot een steeds stringenter beleid ten aanzien van emissies. Daarnaast speelt de eindigheid van de grondstoffen en fossiele brandstoffen. Ook neemt de voorzieningszekerheid door de verder gaande internationalisering van onze energie voorziening af. Het streven naar een energie neutrale gehele gebouwde omgeving in 2040 of 2050 zal in toenemende mate dwingen de aandacht van nieuwbouw te verleggen naar renovatie van gebouwen. Ook zal de aandacht meer te gaan na het toenemende gebruik door elektrische apparatuur en het dien tengevolge toenemen van de elektriciteitsvraag. Dit bij netto energieneutrale concepten voor de gebouwen zelf. In toenemende mate zal ook de mens zelf betrokken en onderdeel dienen te vormen van het energieconcept van gebouwen. Immers in de huidige situatie zit soms tussen het energiegebruik van de meest zuinige en minder zuinige bewoner een factor 5 en is daarmee een essentiële factor geworden.

Daarbij komt de eerder genoemde ontwikkeling m.b.t. de energievoorziening van de komende jaren is dat er een verschuiving plaats vindt richting meer elektrificatie: de elektriciteitsvraag per huishouden zal tot 2050 naar verwachting met ongeveer 50% toe nemen. Tegelijkertijd zullen diverse duurzame bronnen in dezelfde periode aanzienlijk in prijs dalen zo is de verwachting. Met name de optie van zonne-energie is hierbij van belang te noemen: deze optie geldt nu nog als duur maar is naar verwachting in 2050 competitief, met tussen 2015 en 2020 zgn. 'grid parity' (consumentenprijs per kWh gelijk aan de belaste stroom uit het stopcontact, 0,20€/kWh). Aangezien het één van de weinige bronnen vormt zonder noemenswaardig 'schaalvoordeel', zal deze optie naast de

Page 42: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

41

gebruikelijke grote schaal toepassingen van energiesystemen naar verwachting ook meer decentraal toegepast gaan worden.

Deze ontwikkeling leidt daarbij enerzijds tot een grotere lokale beschikbaarheid van elektriciteit, anderzijds tot grotere pieken en dalen in de energievoorziening. Hier dient op enige wijze op ingespeeld te worden via het introduceren van opslagsystemen en energie uitwisseling met andersoortige systemen, bij voorkeur geïntegreerd in de gebouwde omgeving cq de gebouwen zelf. De koppeling van de auto en de woning vormt hierbij een interessante ontwikkeling. Het elektrisch rijden lijkt volgens sommigen een ideaal middel in de strijd tegen broeikasgassen, luchtverontreiniging en de afhankelijkheid van de import van olie (Schilperoord 2009). Volgens Bettina Kampman, senoir onderzoeker van CE Delft bedraagt bij het huidige stroomaanbod de vergelijkbare uitstoot van een elektrische auto ongeveer 70 gr/km CO2, maar door de inzet van efficiëntere techniek en het gebruik van duurzame bronnen kan dit dalen naar 30 in 2020 en naar 10 in 2030. Dergelijke waarden kunnen door auto’s met conventionele verbrandingsmotoren niet worden behaald. Maar over het werkelijke positieve milieu effect blijft nog onzekerheid met name door de accu technologie. Een ander probleem wat ook voor een gouden toekomst van de elektrische auto dient te worden opgelost is de benodigde infrastructuur voor het elektrisch laden. De accu’s kunnen in principe worden opgeladen via het stopcontact, speciale oplaadstations, het uitwisselen van de accu batterijen of via het recent (DIEMIGO TU Delft research, 2009) ontwikkelde in de gebouwde omgeving geïntegreerde systemen van inductief opladen (statisch dan wel dynamisch).

Ook is het belangrijk de basis principes van zonnearchitectuur beter te doorgronden en tot integrale ontwerpen te komen waarbij alle disciplines hun creatieve inbreng in kunnen hebben. In plaats van bijvoorbeeld de ontwikkelingen op het gebied van Passiefhuis te volgen en te trachten een opgelopen achterstand van jaren in te lopen is het verstandiger een Actiefhuis concept te ontwikkelen. Een belangrijke referentie hierbij vormt ondermeer het Energieplushuis te Leusden. Het Energieplushuis in Leusden kreeg de FMN Energie Award 2009 (Facility Management Nederland) uitgereikt tijdens de beurs Energie 2009 in begin oktober 2009. Dit door Innoconstruct gebouwde huis heeft geen gas of stroom van buiten nodig het is dus geheel zelfvoorzienend (Figuur 19).

Figuur 19. Het Energieplus huis in Leusden (beeld: Daan Zuiderwijk)

Bij een dergelijk actief concept schermt zich het gebouw niet passief af van de buiten invloeden maar laat juist de uitwisseling tussen mens en omgeving optimaal verlopen door dynamisch met de omgeving te interacteren. Een daadwerkelijk integraal ontwerp proces in plaats van het huidige nagestreefde geïntegreerd ontwerp proces biedt volop mogelijkheden om de bouwketenintegratie in de bouw te verbeteren. Ook dienen er

Page 43: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

42

nieuwe contractvormen gestimuleerd te worden bij ontwerpers, bouwers en gebruikers delen in de gemeenschappelijke opbrengst van nieuwe energieconcepten. Belangrijk hierbij is enerzijds een inspanningsverplichting maar anderzijds ook een juiste verdeling van de voordelen.

Het thema ‘Energie’ is typisch een domein waar langlopend onderzoek en ontwikkelingswerk beloond zal worden. Als de minister over 5 jaar verwacht dat alle nieuwbouw energiepositief moet opereren, dan is ‘Leiden in last’. De architecten weten niet hoe te ontwerpen, de ingenieursbureau’s lopen zich weliswaar warm, maar de aannemers weten niet hoe te bouwen.

Daarnaast beperken de huidige klimaatregelingen zich tot het adaptief reageren op verstoringen in het binnenklimaat op basis van een gemeten temperatuur. Hierbij wordt uitgegaan van de comfort theorie van Fanger, maar voorbij gegaan aan de individuele verschillen tussen mensen. De comfort theorie van Fanger is gericht op de gemiddelde mens en gaat grotendeels hiermee voorbij aan de individuele verschillen. Het regelen van het binnenklimaat dient niet langer meer op basis van een geregistreerde verstoorde ruimte temperatuur plaats vinden, maar de gebruiker zelf en zijn comfort behoefte dienen leidend te zijn. Mensen zijn immers individueel verschillend en ook hun comfort behoefte verschilt. Daarnaast is deze behoefte niet constant maar wisselt over de dag. Door die wisselingen en individuele verschillen te benutten ontstaan nieuwe mogelijkheden tot energie- en comfort optimalisatie. Niet de energieopwekking wordt leidend maar de dynamische comfort behoefte, waarin dient te worden voorzien, zie figuur 20.

Figuur 20. Verandering van het statistische comfortparadigma van Fanger, naar individuele comfort beleving

Hierbij zal in eerste instantie conform de ‘hernieuwde Trias energetica’ gekeken worden naar het drastisch terug dringen van het energiegebruik, de inzet van duurzame energie bronnen en de inzet van hoog efficiënte conventionele technologie. De komende jaren moet deze slag gemaakt worden. Om te komen tot een invoering van deze innovaties is de betrokkenheid van alle stakeholders benodigd. De adoptie van energiezuinige

Page 44: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

43

maatregelen zal afhangen van de meerwaarde die deze opleveren voor de verschillende stakeholders. De daadwerkelijke innovatie dient te komen van de verandering van de ‘mindset’ van betrokkenen, in plaats van energie zuinige concepten dient de nadruk te komen op energie producerende concepten. Bepaalde ontwikkelingen zoals netto energie producerende glas zijn daarbij een bron van inspiratie om te komen tot netto energieproducerende materialen die instaat zijn omgevingsenergie te absorberen en nuttig om te zetten. De verwachting is dat door de toepassing van nano technologie nieuwe mogelijkheden hiervoor zullen ontstaan.

De wijze van aanbesteding maar ook de uitwerking van de outputspecificaties bepalen bijvoorbeeld de slaagkans van deze innovaties. Daarnaast vragen energiemaatregelen om een integraal ontwerpproces en een optimale ketenintegratie in de bouw.

Een ander aandachtsgebied binnen 3TU Speerpunt Bouw vormt de trend van decentralisatie. De problematiek van variabilisatie, ofwel een meer precieze toerekening van (netwerk)kosten aan bepaalde afnemers of transacties kan ondermeer door introductie van decentrale (deel)systemen (al dan niet binnen een ‘hybride’ netwerk) mogelijk worden opgelost. Ook kunnen, binnen bepaalde configuraties, onderdelen van netwerken minder afhankelijk van elkaar worden gemaakt. Decentrale systemen hebben dan een hogere dynamische efficiëntie. Door flexibilisering van de verschillende netten of netwerkcomponenten kan binnen kortere tijdsperiodes geanticipeerd worden op veranderende marktomstandigheden en nemen investeringsrisico’s af. Een aspect binnen de tendens van verdergaande ‘economisering’ is, dat decentrale netwerken mogelijkheden bieden om te concurreren bij (of tussen) netwerken.

Inpassing van nieuwe energievormen in de gebouwde omgeving vormen tevens een belangrijk innovatiepad binnen 3TU Speerpunt Bouw. Dit betreft onder andere de inpassing van biomassa zoals anaerobe vergisting (biogas) en algen (photobioreactoren), warmtepompen en (micro)wkk, geothermie en waterstof gebaseerde systemen. Met name de consequenties en potenties van inpassing/integratie van de (‘energie’)dragers biogas, algen en waterstof staan centraal. Op korte termijn liggen er veel kansen bij de integratie van biovergisting. Op de lange termijn is een belangrijke rol toebedacht aan waterstof (als energiedrager). In de overgangsperiode zal onvoldoende sprake zijn van energie-opwekking uit hernieuwbare bronnen en moet noodgedwongen fossiele brandstoffen worden ingezet bij de productie van waterstof. Een versnelde transitie naar hernieuwbare bronnen t.b.v. waterstof gebaseerde opslag en transport zal een belangrijk aandachtsgebied betreffen. Ook de veiligheidsaspecten en de techniek voor de fabricage van brandstofcellen moet vervolmaakt worden. De besproken mogelijke fase van toepassing van waterstoftechnologie zonder waterstofinfrastructuur, kan als overgangsfase dienen, en door geleidelijke transitie anticiperen op maatschappelijke acceptatie. Feitelijk is sprake van een semi-decentrale (infra)structuur.

Programmavoorstellen voor het thema Energie:

Binnenklimaat: volhoudbare voorziening van comfort (warmte, koelte, elektriciteit, water, afvalbeheer); in eerste instantie: gebouw gerelateerde besparingen op essentiële stromen energie/water/materiaal in de gebouwde omgeving (passieve- en bouwkundig geïntegreerde voorzieningen, vacuüm isolatie, dynamische isolatie, warmteabsorberende materialen/componenten, hergebruik/exergie, etc.), Ontwikkelen van ‘forgiving technology’ waarbij het dynamisch wisselend comfort profiel van de individuele gebruiker leidend is

Page 45: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

44

alsmede daadwerkelijk rekening wordt gehouden met zijn verandert activiteiten niveau en ruimte gebruik.

Buitenklimaat; de energievoorziening in/op/om gebouwen op basis van hernieuwbare bronnen (of: welk portfolio van technieken, en hoe te organiseren); nadruk op nieuwe energiedragers en –systemen: photobioreactoren, warmtepompen, (micro)wkk, geothermie, biogas en waterstof gebaseerde systemen. Optimaliseren interactie gebouw met zijn directe omgeving: lucht, (water) en bodem. Door deinzet van warmtepompen en goed na te denken over de energie uitwisseling van verschillende gebouwonderdelen kan nog een verder gaande reductie van de energiebehoefte gerealiseerd worden. Bovenstaande aanpak van ‘Think global act local’, probeert juist te focussen op de karakteristieken mogelijkheden van de bestaande gebouwde omgeving in Nederland. Een voorbeeld: gebruiken van aquifers is een dergelijke ontwikkeling om op grotere schaal toe te passen. Maar het steeds warmer worden van het klimaat heeft echter directe consequenties voor de energiebalans van de honderden reeds geïnstalleerde systemen. Hiervoor dienen aangepaste concepten ontwikkeld te worden.

Integraal ontwerpen verder uitwerken en theoretisch onderbouwen, zodat een betere kennisoverdracht kan plaats vinden en er een daadwerkelijke synergie tussen de verschillende ontwerpende disciplines ontstaat bij het ontwerpen van de gebouwde omgeving

Footprint: bepaling van ‘grijze energie en CO2 (equivalenten) –footprint’, ofwel “embedded energy & CO2” van materialen, gebouwcomponenten/-systemen en gebouwen. Deze energie inhoud van materialen terug brengen in de kosten, en ‘energie producerende’ materialen ontwikkelen.

Exergie; de kwaliteit van energie en de juiste cascadering van het gebruik van deze energie kwaliteit in gebouwen, maar ook door middel van slimme combinaties op/met hogere schaalniveaus in de gebouwde omgeving (Industrial Ecology, etc.).

Flexergie; inplaats van te denken in energie of in de kwaliteit van energie(exergie) het denken stimuleren om na te denken over de flexibilisering van energie, Immers door de toenemende verknoping enerzijds en het wisselend aanbod van duurzame energie anderzijds, neemt de behoefte aan flexibiliteit enorm toe. Hoogwaardige energie zoals bijvoorbeeld als Elektriciteit heeft zeer slecht opslag mogelijkheden en daardoor een slechte flexibiliteit, vergeleken bijvoorbeeld met laagwaardige energie zoals warmwater in een buffervat, dat wel heel flexibel ingezet kan worden.

Bouwkundige integratie: van energieopwekking uit hernieuwbare bronnen, opslag en gebruik in gebouwen en/of gebouwcomponenten (met name in gebouwschil) en de assemblage (incl. demontage /hergebruik) daarvan. Op korte termijn dient er in de gebouwde omgeving niet meer aandacht te komen voor het dak. Soms wordt een enkele keer het dak gezien als vijfde gevel, maar in het algemeen is het een sterk achtergebleven gebied. Als men de technologische ontwikkeling van de gevel vergelijkt met die van het dak ziet met een schril contrast. Ook als met gevelbouwconcerns vergelijkt met de dakdekkersbedrijven ziet men schrijnende verschillen.

Page 46: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

45

‘Renoanderen’, inplaats van aandacht voor demonstratie nieuwbouw projecten dient juist de aandacht te komen voor andere concepten voor de renovatie van de bestaande gebouwde omgeving. Daar is immers de grootste ‘winst’ te halen.

Bouwenergie; energetische en milieutechnische optimalisatie van de bouwsector, met name het bouwproces zelf. Beperking materiaalgebruik en reducering bouwafval. Het gemiddelde kennisniveau in de uitvoering maar ook bij het ontwerp dient verhoogt te worden. Het belang van een goede uitvoering maar ook van goed onderhoud dient onder verantwoordelijkheid van de opdrachtgever uit te monden in een maatschappelijk verantwoorde aanbesteding/ contractvorming. Het criterium van laagste aanbestedingsprijs dient daadwerkelijk vervangen te worden door de economische en maatschappelijk meest verantwoorde aanbieding voor de levensfase van het te bouwen object. Dat zou bijdragen aan de benodigde randvoorwaarde voor optimaliseren van de energie inzet in de gebouwde omgeving. Nieuwe contract en aanbestedingsprocedures zijn noodzakelijk.

Figuur 21: Fragment Zero Energy House, ontwerper Dr.ir. Arjan van Timmeren

Page 47: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

46

4.4.2. Subthema Duurzaamheid (trekker Arjan van Timmeren) De afwezigheid van een algemene theorie van duurzaamheid is een actueel probleem. Met name de rol van de gebouwde omgeving daarbij: de verbinding tussen gebruiker, ofwel het locale, en mondiale duurzaamheid wordt gekarakteriseerd door onzekerheid, onwetendheid en onkunde. Ontwikkelingen volgen te vaak paradigma’s, veelal leidend tot een ontwikkeling met een vast eindpunt, als een veronderstelde ‘nec plus ultra’. Deze kunnen op voorhand leiden tot een rem op pogingen om een beter alternatief te krijgen. Kuhn stelt in zijn ‘Scientific Revolutions’ [1970] dat een ‘verblindend inzicht’, of in zijn woorden ‘de gangbare wetenschappelijke praktijk’, begint bij het veronachtzamen van contextuele signalen die inconsistent met het geldende inzicht zijn. Als de hoeveelheid bewijs overweldigend wordt, moeten waarden en het handelen aangepast worden aan de context. Binnen 3TU Speerpunt Bouw wordt binnen dit kader en vanuit de noodzaak tot verdergaande innovatie daarom de nadruk gelegd op een zo min mogelijk ‘paradigma-volgend’ onderzoek programma. Naast de veel aangehaalde en zowel positief als negatief aan te merken globalisering zijn er meer of minder zichtbare sociale processen vóór, tijdens en vooral ook na fysieke ingrepen c.q. veranderingen in de gebouwde omgeving die van toenemend belang zijn voor de milieuprestatie van gebouwen. De huidige maatschappelijke processen die hierbij een rol spelen betreffen:

Toenemende emancipatie, vergrijzing, multiculturaliteit en individualisering van de samenleving;

Optredende schaaldifferentiatie, administratieve decentralisatie, internationalisering en globalisering;

Voortgaande transformatie, economisch-technologische vernieuwing en veranderde taken in de publieke sector.

De toenemende emancipatie van individuen en groepen en de individualisering hebben invloed op de behoeften van mensen, terwijl schaalvergroting en internationalisering belangrijke trends zijn die de oriëntatie veranderen. De globale ‘interconnectie’ neemt op allerlei gebied enorm toe. Het is juist de versnelling van de verandering, die de grootste verandering in de huidige maatschappij inhoudt. De relatie tussen de verschillende ruimtelijke schalen is daarom niet los te zien van de tijdschalen. De bouw, en de gebouwde omgeving in het bijzonder zal de ruimtelijke consequenties van deze ontwikkelingen moeten geleiden. Het noopt tot het expliciteren van de achterliggende maatschappelijke behoeften en tot het vinden van instrumenten die gebouwen, gebouwcomponenten en infrastructuur beter laat aansluiten bij veranderende maatschappelijke doelstellingen en een andere omgang met ‘publieke zaken’, zoals energie,water en grondstoffen. Gezien de maatschappelijke risico’s en de noodzaak om te voorkomen dat de huidige ontwikkeling verwordt tot een ‘regressio ad infinitum’, is herbezinning op de infrastructuur (of de structuur van de infra c.q. ‘al het ondergrondse’) een noodzakelijke voorwaarde voor ‘duurzame ontwikkeling’.

Algemeen geldt dat in de nieuwe ‘groene’ bouwkundige projecten van de laatste jaren twee ecologische thema’s worden aangewend, te weten: de efficiëntieverbetering van (bestaande) systemen en de integratie van natuurlijke en kunstmatige milieutechnieken in de architectuur. Ten aanzien van het laatste aspect, zal vooral onderzoek naar verdergaande integratie in de gebouwschil van duurzaamheid gerelateerde maatregelen en systemen voor een duurzame voorziening van de essentiële ‘stromen’ (energie, water, afval/materiaal). De ruimtelijke ordening en daarbinnen de planning van netwerken zal meer door flexibiliteitaspecten ingegeven moeten zijn. Dit duidt op het belang van strategische ‘locatieontwikkeling’, en biedt volop kansen voor samenwerking met RE&H.

Page 48: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

47

Achtergrond is mede dat de noodzaak voor uitbreiding en/of verandering van infrastructuren minder voorspelbaar wordt en hogere risico’s met zich meebrengt. Grote investeringen en/of structurele veranderingen zullen minder snel plaats kunnen vinden, tenzij door meerdere partijen (collectief) gedragen. Het belang van stedelijke regie en de garantiestelling (bescherming/verdediging) van bepaalde publieke diensten in het kader van algemeen belang neemt daarbij toe. Door het accent van de huidige ontwerpprincipes te verschuiven van de nu gangbare extrinsieke waarden, zoals snelste afvoer, minimale integratie, maximaal vermogen, naar intrinsieke waarden, zoals kwaliteit van dienst en comfort, is een betere afstemming op plaatsspecifieke ecologische condities te verkrijgen. Het doorbreken van de impasse ten aanzien van het beheer van de essentiële infrastructuren is noodzakelijk: een centraal gecontroleerde en beheerde, minimale back-up infrastructuur tezamen met betere mogelijkheden om privaat beheerde (semi-autonome) subnetten te realiseren is een betere oplossing dan de huidige. Het toevoegen van decentrale georiënteerde systemen vergroot de flexibiliteit, ofwel de dynamische efficiëntie van netwerken. De koppeling aan lokale opslag, transport en gebruik vormt daarmee een essentiële component van het onderzoek binnen 3TU Speerpunt Bouw. De introductie van elektrisch vervoer vormt daarbinnen tevens een belangrijke ontwikkeling en potentie (zie ook 4.1.1 Energie). Naast diverse andere redenen is de achtergrond van de ontwikkeling dat elektrisch vervoer de meest waarschijnlijke route vormt naar verdergaande duurzame mobiliteit vanwege de grote energie-efficiëntie, de goede effecten op de lokale luchtkwaliteit (PM10/fijnstof, CO2 en NOX) en de geringere geluidsproductie. Met name de laatste twee spelen in relatie tot de gebouwde omgeving en vormen een aandachtsgebied binnen 3TU Speerpunt Bouw. Introductie van elektrische voertuigen biedt aanleiding voor veranderingen in stedelijke typologieën, straatprofielen en meer op gebouwschaal bijvoorbeeld bij inpandige parkeervoorzieningen (minder of geen mechanische luchtbehandeling; geringere hoogte en daardoor reductie in kosten) en koppeling aan gebouw(gevels).

De verwachting is dat al in 2020 ca. 50% van de nieuwkoop van auto’s elektrisch of hybride zal zijn. De elektriciteitsopslagcapaciteit in auto's is 20-40 kWh/auto; dit is twee tot vier keer de dagelijkse vraag. Deze overtollige energie aan auto's kan worden geleverd aan gebouwen en vice versa geldt dat (duurzaam opgewekte) energie op/in gebouwen terug geleverd kan worden aan gekoppelde voertuigen. Het juist aansturen van het oplaadgedrag van auto’s kan fluctuaties op het elektriciteitsnet uitmiddelen en eventueel kan opslagcapaciteit van voertuigen zelfs als buffer gebruikt worden op piekmomenten. Deze buffering wordt des te belangrijker wanneer wind- en zonne-energie op grote schaal hun intrede gaan doen, maar zou ook vandaag de dag al grote (financiële) mogelijkheden bieden. Het onderzoek i.r.t. de gebouwde omgeving richt zich enerzijds op de consequenties (lees: kansen) voor (steden)bouwkundige samenhang, en anderzijds op de fysieke integratie (lees: koppeling via interfaces tussen voertuigen en gebouwen). De (steden)bouwkundige visie zal daarbij ontwikkeld worden op grond van de potenties en consequenties voor wat betreft de bestaande ruimtelijke ordening, nieuwe ruimtelijke ordening, en vooral ook de netwerkgeometrie van bestaande- en nieuwe elektriciteit infrastructuur en de koppeling (‘interface’) tussen voertuigen en gebouwen cq ‘stedelijke meubilair’ (oplaadvoorzieningen als ‘stand-alone’). Ook de planning, realisatie en ondersteuning van duurzaam gebruik wordt onderzocht. De onderverdeling in ‘Stand-alone’ interface, ‘Add-on’ module, en geclusterde interface is sturend bij de ontwikkeling van de bouwtechnische- en ruimtelijke oplossing van de interfaces tussen de elektrische voertuigen en de gebouwde omgeving (bouwwerken met name). Niet alleen de ‘hardware’ (connectoren voor opladen, de integratie van elektriciteitsvoorziening in en om gebouwen, de integratie van informatie- en

Page 49: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

48

communicatiemiddelen in en om gebouwen), maar ook de ‘software’ van de oplossingen wordt onderzocht. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om betalingsmogelijkheden, scheduling van het opladen, routeplanning.

Een belangrijk aspect dat binnen duurzaamheid speelt is ‘klimaatneutraliteit’. Hieromtrent bestaan veel claims en definities. Binnen 3TU Speerpunt bouw wordt de volgende definitie gehanteerd (Dekkers & Timmeren, 2009): Een entiteit (gebouw/gebied) is CO2-neutraal als het tijdens exploitatie geen netto CO2 uitstoot heeft. Hierbij wordt gekeken naar de verwachte jaarlijkse emissiebalans bij normaal gebruik, waarbij ook indirecte emissies c.q. reducties worden meegerekend. Tevens moeten alle compensaties ten opzichte van geëmitteerde CO2 equivalenten binnen de grenzen van de entiteit zelf opgelost worden om neutraliteit te bereiken. Daarbij worden de volgende stappen gehanteerd voor het gebouw cq het desbetreffende gebied:

Het gebouw/gebied zelf moet niet meer energie gebruiken dan het oplevert (bij gebouwen: EPC=0).

Het overige energiegebruik van het gebouw/gebied moet zoveel mogelijk worden gereduceerd, hergebruikt of locaal opgewekt worden uit hernieuwbare bronnen.

De indirecte CO2 emissies van de overige (niet-energie) stromen binnen het plangebied die vrijkomen bij drinkwaterzuivering, afvalwaterzuivering en organisch afval verwerking dienen meegenomen te worden in de berekening en zoveel mogelijk te worden gereduceerd, hergebruikt, of locaal opgewekt worden uit hernieuwbare bronnen

De overgebleven CO2 reducties dienen te komen door het benutten van centrale energie uit hernieuwbare bronnen, CO2 afvang en opslag methodes en/of gecompenseerd te worden door biomassa fixatie. Al deze maatregelen dienen plaats te vinden binnen het plangebied.

Binnen 3TU Speerpunt bouw zal het rekenen en tekenen aan klimaatneutraliteit een essentieel onderdeel vormen. Dit vindt plaats op alle schaalniveaus, ‘van stoel tot stad’. Het sluiten van de water- en stofkringlopen, tezamen met het verbinden met- en door ‘groen’ en ‘blauw’ staat voorop. De basis wordt daarbij gevormd door de interactie tussen geïntegreerde ecosystemen en ecosystemen waarbinnen gecreëerde technische systemen functioneren. Ecologie en natuur worden daarbij niet als ‘zones’ in de plannen opgenomen maar in (verschillende) overlappen: het versterken van de verwevenheid van stad, water, groen, energie en ruimte. Daarnaast zal het introduceren van aantrekkelijke en bijzondere woonmilieus en recreatie de duurzame gebiedsontwikkeling verdergaand verbijzonderen. De zogenoemde ‘nieuwe TRIAS stappenstrategie voor duurzaam bouwen’ wordt gehanteerd (Tilly, 2009):

verminder de vraag; hergebruik de reststromen; vul de resterende vraag duurzaam aan; zorg dat afval voedsel kan zijn.

Hierbij geldt dat hergebruik van reststromen op individuele schaal minder wenselijk is door de lage kwantiteit. Tegelijkertijd zijn er zekere schaalvoordelen te behalen door realisatie van systemen of toepassing van technieken op de schaal van clusters, wijk of zelfs de gemeente. Bij de oplossing is wordt de in Figuur 22 weergegeven volgorde gehanteerd.

Page 50: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

49

Fig. 22: De ‘nieuwe TRIAS/ Driestappen strategie’ (Tilly, 2009). De ‘blauwe drager’ van duurzaamheid: Water In het deelthema water wordt de nadruk gelegd op het volhoudbaar duurzaam en robuust zijn: dat watersystemen binnen (in relatie tot de gebouwde omgeving) ook binnen acceptabele grenzen blijven functioneren onder extreme omstandigheden, zoals in geval van wateroverlast of droogte. In het kort: ‘duurzaam waterbeheer’, met integratie van verschillende disciplines, op niveau van stadsgebied, ‘boven-wijks’, wijk én buurtcluster, waardoor efficiëntie, belevingskwaliteit en ecologische waarden toenemen. Oogmerk is daarbij het zoveel mogelijk vermijden van piekafvoeren en inlaatbehoeften van water in gebieden. Hierdoor blijft de kwaliteit van het grondwater op peil en blijft de waterkwantiteit in balans. Gunstig neveneffect is de mogelijk verminderde energie, en daaraan gekoppelde CO2 uitstoot benodigd voor peilbeheer. De gewenste situatie wordt bereikt door bij de functietoekenning aan gebieden uit te gaan van de mogelijkheden om water in het gebied zelf vast te houden of te bergen. Richtinggevend daarvoor zijn de bodemopbouw en kwel- en infiltratiegegevens en functies. Daarbij wordt de strategie van integraal waterbeheer gevolgd en wordt speciale aandacht besteed aan goede leef-, verblijf- en voortplantingmogelijkheden voor planten en dieren in en om het water. De ‘groene drager’ van duurzaamheid: Flora en fauna Voor de integratie van het deelthema groen maximaal ingezet op de aanwezige bio-klimatische potenties, gedacht vanuit ondergrond, water, cultuur historie en externe (potentiële) relaties. Of meer concreet: de biotextuur. De gebruikte groensferen kennen elk een eigen habitat en dienen waar mogelijk ecologisch verbonden te worden. Het groene raamwerk vormt een essentieel onderdeel van de leefomgeving waar groen gerelateerde functies nog dichtbij, of feitelijk te midden van de ‘bebouwde’ leefomgeving aanwezig zijn. De leidraad vormt het introduceren van geconcentreerde groenontwikkeling en –beheer als onderdeel van nieuwe stedelijke- en bouwkundige projecten. De ontwikkelingen volgen daarbij principes van ‘Biomimicry’, ‘Urban Agriculture’ en ‘Permaculture’, alomvattend principes waarbij mensen directer betrokken worden bij de natuur, het beheer en met name ook de kringlopen die de natuur eigen zijn als geïntegreerde functies binnen de gebouwde omgeving worden opgenomen. Het vormt een uitgelezen kans voor het creëren van aangename leefgebieden waar kringlopen weer beleefd kunnen worden, en waar duurzame processen worden met wonen en (gedeeltelijk) werken. Het komt neer op een verandering van de strategie ‘rood voor groen’ naar ‘rood door groen’, neerkomend op het introduceren van geconcentreerde groenontwikkeling en –beheer als onderdeel van nieuwe stedelijke- en bouwkundige projecten.

Page 51: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

50

De ‘grijze drager’ van duurzaamheid: mobiliteit en infrastructuur Inzet in het onderzoek binnen 3TU Speerpunt Bouw is een forse slag richting een meer duurzaam gebruik van de infrastructuur en mobiliteit (incl. die van stofstromen). Van probleem naar potentie. Met name door functies die veel mobiliteit veroorzaken zodanig te situeren ten opzichte van de infrastructuur, dat oplossing en bron/put directer verbonden worden (bij voorkeur gebouw- cq gebouwde omgeving geïntegreerd). Aspecten die daarbij spelen zijn: een gerichte sturing naar ‘vertraging’ respectievelijk ‘intensivering’ c.q. versnelling en functiemenging. Tegelijkertijd wordt pro-actief ingespeeld op vervuilingproblematiek verbonden aan het transporteren zelf door het introduceren van slimme koppelingen (interfaces), zoals bij (menselijk gerelateerde) mobiliteit ‘vehicle to grid’ plaatsen voor elektrische mobiliteit. Het vernieuwen van de infrastructuur zelf ten behoeve van duurzaamheid is tenslotte een belangrijk aandachtspunt. Dematerialisatie is hierbij één van de belangrijkste thema's. De ‘gele drager’ van duurzaamheid: energie Ten behoeve van een energievoorziening op basis van hernieuwbare bronnen staat het ontwikkelen van een energie-effectieve en intelligente structuren en dito systemen in gebouwen en gebouwde omgeving centraal. Basis vormt de eerder toegelichte vernieuwde ‘Trias’ stappen, waarbij het gaat om de juiste (combinatie) van opties op het juiste schaalniveau in relatie tot milieurendement. Technologische nieuwheid in 3TU Speerpunt Bouw, Focus Duurzaamheid, zit met name in het schetsen van de contouren van de inzet van een mix van lokale duurzame bronnen (polygeneratie) in combinatie met een flexibel systeem van afgifte naar gebruikers waarbij bidirectioneel warmte, koude en elektriciteitstransport kan plaatsvinden al dan niet in combinatie met verschillende vormen van buffering (qua termijn, opslagmedium en temperatuurniveaus). Hierbij wordt een benadering vanuit exergie (d.w.z. het koppelen van de kwaliteit van de gevraagde energiekwaliteit aan de aangeboden energiekwaliteit) als uitgangspunt genomen.

De ‘oranje drager’ van duurzaamheid: sociale duurzaamheid Binnen 3TU Speerpunt Bouw is de derde peiler binnen duurzaamheid die van sociale processen: ‘identiteit’ op essentiële schaalniveaus, en op ‘privacy zonering’ gebaseerd op authentieke kernkwaliteiten. Doel zijn robuuste patronen met een morfologische resistentie als voorwaarde om te kunnen bouwen met een diversiteit aan collectieve en particuliere opdrachtgevers dat de tijd kan doorstaan. Om geleidelijke ontwikkeling en transformatie, essentiële aspecten van duurzaamheid, gedurende een lange periode mogelijk te maken zijn ‘overmaat’ en ‘flexibiliteit’ belangrijk middelen. Op gebouw-/ kavelniveau om gebruikers de ruimte te bieden om hun gebouw en/of buitenruimte aan te passen aan de levens- of ontwikkelingsfase waarin men zich bevindt, op het niveau van de openbare ruimte als reservering voor toekomstige voorzieningen en ten behoeve van een mogelijke fasering in realisatie. Leidraad is daarbij verder het gebruik van zachte overgangen en het integreren van ruimte voor bottom-up processen van informeel zelfbeheer en zo mogelijk – bouw (zgn. participatieve processen). Het vormgeven richt zich daarbij op het transformatieproces van de plek/het gebouw, ofwel tot het creëren van de juiste condities. Op het onderwerp van Duurzaamheid zijn ook de twee Building Brains Studio’s onder leiding van TNO bezig om in 2010 een goede slag te maken op heen breed terrein. Totale bemanning is ongeveer 180 man. Zie par. 5.8 en www.tno.nl .

Page 52: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

51

Suggesties voor subprogramma’s: Klimaat adaptief maken van gebouwen en/of gebouwdeel componenten (hoe

kan optimaal omgegaan worden met verandering in gebruik en/of van klimaat). Microklimaatverandering binnen een klimaat koepel die veroorzaakt of versterkt is door verstedelijke gebieden.

Rekenen en tekenen aan ‘Klimaat neutraliteit’ leidend tot maatregelen ten behoeve van verbetering van intrinsieke aspecten zoals (vooral) comfort (in gebouwen en rondom gebouwen), en de consequenties daarvan (PM10, CO2, NOX, etc. en inzet van regeneratieve systemen). Onderzoek en introductie van nieuwe gebouw geïntegreerd groen gebaseerd op (snelle) biomassa productie, en de benutting daarvan in (de) energievoorziening en voor CO2 (etc.)binding.

Onderzoek naar eisen aangaande materiaalgebruik van gebouwen gekoppeld aan hoge ambities, lokale en algemene toetsing en certificering (Dutch Green Building Coucil, Life Cycle Analysis, Cradle to Cradle, etc.).

Consequenties van milieu gerelateerde optimalisatie voor stedenbouwkundige- en bouwkundige typologieën en systemen (met name maatvoeringen, schaal en kosten). Onderzoek naar de mate waarin bepaalde stedelijke typologieën meer of minder bijdragen aan klimaatverandering en meer of minder getroffen worden door klimaatverandering.

De wijze waarop klimaat(aspecten) impact hebben op het welbevinden en de gezondheid van mensen (veronderstelt wordt dat technologie en gedrag elkaar wederzijds beïnvloeden). Vergroting van de robuustheid (resilience), zoals bijv. het waterbergend vermogen in de gebouwde omgeving.

Ontwikkelen van interfaces tussen gebouwen en/of gebouwcomponenten en technische systemen en infrastructuren (waaronder ook gerelateerde dynamische systemen, zoals mobiliteit).

Onderzoek naar ketenregie gekoppeld aan groen(beheer) en gerelateerde stromen.

Het ontwikkelen van interventie strategieën op basis van het bepalen van de correlatie van milieuoptimalisatie en ruimtelijke parameters. Variatie in dichtheden levert voorwaarden voor (technische) systemen en infrastructuren. (binnen deze oplossingsrichting geldt: aankoppelen en gedeelde efficiëntie (compactheid) of afkoppelen en individuele- c.q. lokale zelfvoorziening).

Evaluatie en onderbouwing van 'best practices'.

Onderzoek naar de ruimtelijke gevolgen van de verschuiving van publiek- naar semi-publiek of zelfs privaat bezit van infrastructuren en/of onderdelen van de gedeelde buitenruimte en systemen die gelieerd zijn aan de verduurzaming van de essentiële stromen (energie, water, afval/materialen).

Onderzoek naar vernieuwende (toekomstgerichte) planning strategieën. Dit betreft bijvoorbeeld het ‘Recht op zonbenutting’ (bekend uit de UK): het opnemen van leidraden om te voorkomen dat nieuwe gebouwen of uitbreidingen gedurende langere tijd schaduw werpen op belendende gebouwen en/of terreinen, en daarmee verhinderen dat deze zonne- energie kunnen benutten op dat moment of in de toekomst). Verder opname van het principe van zgn. ‘Dakgebruiksplanning’ (het uitbreiden van Landgebruik

Page 53: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

52

planningsstrategie en gidsprincipes naar dak- en ander verhard oppervlaktegebruik, met name bij typologieën anders dan die van eengezinswoningen).

Onderzoek naar verbeterde netwerkgeometrie voor wat betreft de essentiële infrastructuren (energie, water, afval/materiaal) en inzet van alternatieve vormen van netwerkmanagement en gerelateerde ruimtelijke consequenties (energie-/ watergebruikplannen, energy-organiser, afvalbeheer etc.).

Onderzoek naar integratie van variabilisatie, flexibilisering, voorzienings-zekerheid, en interniseren van milieu belasting bij gebruik en beheer van gebouwen en/of gebouwcomponenten. Aandacht voor differentiatie, verschuiving van producten naar diensten en het vergroten van de flexibiliteit binnen de bestaande technische (infra)structuren en gebouwen.

Onderzoek, toepassing en monitoring van innovatieve producten (zoals bijvoorbeeld de ‘Slimme stoep’, LED verlichting, oplaadzones voor elektrische mobiliteit, Integrale leiding zones -ILT, geluidsreducerende en/of CO2 bindende materialen, ‘Building Integrated PV en andersoortige systemen gerelateerd aan verduurzaming).

Integratie van al het bovenstaande, met name duurzaamheid gerelateerde aspecten, in de (zelf)bouw markt.

Page 54: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

53

4.5. Voorbeelden van subthema uitdagingen Het jaar 2010 dient te worden besteed aan het verder uitwerken van de programmering onder de subthema’s, overleg met buitenpartijen voor het onderzoek (vraagzijde) en overleg met TNO als andere grote speler op het terrein van onderzoek, waarna een keuze gemaakt dient te worden voor de onderwerpen. Dit formatierapport leest als een breed overzicht van mogelijkheden. Ongetwijfeld zijn dat teveel mogelijkheden en gezien de beperkte inzet van onderzoekers en de steeds meer prangend wordende financiële situatie van de universiteiten, dienen er keuzen gemaakt te worden voor voorbeeld-projecten in het jaar 2010, zodat dat jaar wellicht afgesloten kan worden met een catalogus van projectresultaten die inspirerend zijn voor vervolgtrajecten, waarin de vraagzijde en de aanbodzijde met belangstelling en op een volwassen, respectvolle wijze met elkaar zou kunnen samenwerken. Wat betreft het kiezen van saillante en tot de verbeelding sprekende voorbeeld-onderwerpen is een citaat uit de brainmail van prof.dr.ir. Jos Lichtenberg van toepassing: “Het betreft de stelling (en ik geloof daarin) dat de overheid gewoon een maatschappelijk thema moet kiezen / benoemen. Het maakt in principe eigenlijk niet uit wat (het gaat vooral om het hoe, niet om het wat). Daarbij dient een stevige meetbare doelstelling / ambitie te worden gedefinieerd, die dermate uitdagend is dat deze automatisch tot het verleggen van grenzen moet leiden. In de verandering wordt iedereen tot bewegen (vorige keer aan de boom schudden genoemd) gedwongen hetgeen automatisch ook tot aanpak van de niet geselecteerde maatschappelijke thema's leidt. De uitdaging moet zodanig worden geformuleerd dat de bouwsector niet de kans krijgt om door optel innovaties het gat weer te dichten. Het moet een hoog 'knuppel-in-het-hoenderhok-gehalte' hebben en dwingend leiden tot resetten. Vooraf goed nadenken over thema en tempo, maar dan er ook vol in. De sector zal daarbij piepen, maar volharding is van groot belang. Geen poldermodel derhalve met te veel oog voor de achterblijvers. Ook niet voor allerlei defensieve belangen. Iedereen die er last van heeft zal proberen te remmen. Je kunt echter niet de kool en de geit sparen”. Een achttal voorbeelden voor thema-uitdagingen uit de losse pols die verder aangescherpt kunnen worden tot een collectie van voorbeelden van resultaten van onderzoek en ontwikkeling die eind 2010 als volgende grote stap een grote overtuiging moeten hebben om 3TU Bouw onderzoek te kunnen laten uitvoeren in onderzoek-consortia gefinancierd met externe middelen: Thema 1.1. Ruimte: Verdichten in de west en vergroenen in oost/noord Thema 1.2. Infra: Hindervrije renovatiesystemen bruggen / viaducten Thema 2.1: Stad: Hoog / dicht ontwerpen op slappe grond en tunnels Thema 2.2: Renovatie: Prachtflats duurzaam renoveren voor 30 jaar Thema 3.1: Gezond: Domoticapakketten als inbouw in seniorenwoningen Thema 3.2: Veilig: Minimaal constructief materiaal, maximale functies Thema 4.1: Energie: Energieneutraal bouwen, wonen en werken Thema 4.2: Duurzaam: CO2 neutraal bouwen met slimme materialen

Page 55: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

54

Thema MOBILITEIT:

1.1 Ruimte: Verdichten in het westen, vergroenen in het oosten, noorden en zuiden en de explosiestad

Almere Pampus in het verlengde van Amsterdam als Nieuw Venetië. \

1.2. Infra: hindervrije renovatiesystemen bruggen / viaducten (ontwerp koolstofversterkte Sebastiaansbrug, Delft die zonder 14 maanden afsluiting gerealiseerd had kunnen worden). Fig. 18: Voorbeelden MOBILITEIT

Page 56: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

55

Thema LEEFOMGEVING

2.1. Stad: Hoog/Diep/ Dicht ontwerpen op slappe grond (Noordzuidlijn, Amsterdam, BenthemCrouwel).

2.2. Renovatie: (MVRDV, Amsterdam) Nieuwbouw als model voor renovatie bestaande flats met de

begrippen optoppen, uitbuiken en aanplinten. Fig 19: Voorbeelden LEEFOMGEVING

Page 57: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

56

Thema GEZONDHEID

3.1 Gezond: Domoticapaketten als inbouw voor bestaande medioren/senioren woningen

3.2. Veilig: Minimaal constructief materiaal (30m kubus Santander Bank Madrid, arch Millanes). Fig.20: Voorbeelden GEZONDHEID.

Page 58: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

57

Thema ENERGIE

4.1: Energie: Energie neutraal bouwen (Sparkasse Ludwigshaven) Doel is een zero-energy gebruik van het gebouw voor de komende gebruiksduur van 30 jaar.

4.2 Duurzaam: CO2 neutraal bouwen met slimme materialen (Concept House) Fig 21.Voorbeelden ENERGIE

Page 59: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

58

Page 60: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

59

5. Potentiële samenwerkingen De toekomstige samenwerkingen van het maatschappelijk gerichte universitaire bouwonderzoek kunnen leiden tot externe financieringen, solitair of in consortia:

1e geldstroom uit de diverse universiteiten worden gericht op de volgende thema’s: TU Delft kent de 4 Delft Research Initiatives: Environments; Infrastructure; Energy; Health. TU Eindhoven heeft universiteitsbreed soortgelijke thema’s. U Twente focust daarnaast ook op ICT. Toekomstige overheidsstimulans voor 3TU Speerpunt Bouwonderzoek?

2e geldstroom: NWO STW (‘Gebouwschil en klimaatverandering’) STW programma’s per subthema bijv. in de programmaronde ‘Perspectief’ FES ronde 2009, herziening 2009/2010: Duurzame Dynamiek in de Delta.

3e geldstroom (solo of in combinaties resp. als onderzoeksconsortia):

Opdrachtgevers (ontwikkelaars, financiers, particulieren) Ontwerpers (architecten, ingenieurs) Uitvoerders (aannemers, producenten) Overheden (Rijk, provincies, gemeenten) EU 7e kader programma’s / 8e kader in de toekomst ECTP European Construction Technology Platform MIA Bouw of MIA Gebouwde omgeving Toekomstatelier Nederland 2030/2040 Project Almere Explosiestad Brabantstad (regionaal consortium) Regionale, nationale en internationale onderzoeksprogramma’s. MVO Nederland.

In de tekst wordt uitleg geven over de verschillende programmafinancieringen.

Fig. 22: Relaties aangesloten faculteiten 3TU Speerpunt Bouw en de nieuwe maatschappelijke thema’s.

Page 61: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

60

5.1. PSI Bouw rapporten Het citaat van Jack de Leeuw (Stichting bouw Research): “De bouw ziet de universiteiten niet staan” zet aan tot zelfreflectie aan beide zijden (SBR en 3TU). Allereerst rijst de vraag: “ Is de bouw wel wakker?” Daarnaast rijst de vraag: “Doet de 3TU wel zijn best om extern te gaan?” De derde vraag die steeds weer de kop op steekt is: “Hoeveel universitair onderzoek heeft de bouw eigenlijk nodig?” Welk kwalitatief niveau en welk kwantitatief niveau? Hoe hebben de bouwgerelateerde onderzoekers tot nu toe voor de bouw hun nut bewezen? Hoeveel onderzoek wordt er gedaan waar de bouw geen behoefte aan heeft, dat te fundamenteel of te specialistisch is en dat in de toekomst niet meer wordt gefinancierd uit de eerste geldstroom? Waar ligt het evenwicht?

In het rapport Mega Trends Bouw van Willem Verbaan wordt naar de toekomst gekeken. Downloadbaar vanaf: www.psibouw.nl . Er zijn een groot aantal herkenbare trends aangegeven.

Fig. 23: ‘de 2008 rapporten van de PSIBouw. In het eindrapport van de PSIBouw van januari 2009 getiteld ‘Durf’, is aan universitair onderzoek geen aparte beschouwing gewijd. In hoofdstuk 6, ‘Kennis en onderwijs’ is over het universitair onderzoek vermeld: “Mede op aandringen van het wetenschappelijk kernteam is gezocht naar een werkvorm waar dit ‘engaged scholarship’ tot uiting komt. In het ideale geval zijn dit gemixte teams, van onderzoekers van universiteiten en onderzoeksinstellingen en professionals uit de bouwpraktijk. In de praktijk blijkt dit moeilijk te realiseren. Er is nauwelijks actieve betrokkenheid van praktijkmensen en onderzoekers in elkaars werkveld. Oorzaak is onder meer dat er verschil in snelheid zit tussen de aanpak van praktijkvragen en de doorlooptijd van het wetenschappelijk onderzoek. De relaties tussen wetenschappers en praktijkmensen zijn te pragmatisch, vooral daar waar financiële overwegingen een rol spelen.“ In hoofdstuk 9 kijkt de voorzitter van de wetenschappelijk kernteam terug (Prof.Geert Dewulf): “Samenwerking tussen onderzoek en bouwpraktijk heeft nog veel impulsen nodig”. In het kernteam zaten naast Geert Dewulf (CTW UT) ook de hoogleraren Hennes de Ridder (CT TUD) en Hans Wamelink (BK TUD). Verder waren onder andere Monica Chao-Duivis (BK TUD), André Doree (CTW UT) en Wim Schaefer (BK TUE) betrokken. Toch is we er wel wat bereikt in transparantie (Leidende principes van de opdrachtgevende bouwbedrijven). Maar het universitair onderzoek in het ‘Durf’-rapport van PSI Bouw is voornamelijk afwezig. De onderzoekers op de universiteiten zullen hun best moeten gaan doen om hun positieve kracht voor innovaties en toekomstige ontwikkelingen aan te tonen via vakpublicaties en de innovatie in de bouw aan te jagen, van puur procesgerichtheid naar een evenwicht in product- en procesgerichtheid. Zodat de bouw hun betekenis beter kan inschatten.

Page 62: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

61

5.2. Regieraad Bouw De Regieraad Bouw is in het leven geroepen door de ministeries van EZ, VROM en V&W om de wereld van de bouw en haar externe relaties en contacten transparanter te maken. Nadat de uitkomsten van de parlementaire enquêtecommissie 2001/2002 bekend waren geworden, was het klimaat rondom de bouwsector aanvankelijk kil. Globale opdracht De hoofdopdracht aan de Regieraad Bouw luidde “het noodzakelijke veranderingsproces in de bouwsector te stimuleren, te faciliteren en te monitoren. Dit veranderingsproces is erop gericht de huidige verstoorde marktwerking om te zetten in een volledige en onbelemmerde concurrentie in de bouwsector”. De opdracht was in die bewoordingen globaal en niet duidelijk gedefinieerd. Wellicht was dat ook niet mogelijk; er bestond immers geen branchebrede ervaring op regiegebied bij een van de ministeries. Mogelijk kon een scherpere doelstelling nog niet worden omschreven. Vanwege het globale karakter had de opdrachtbeschrijving het gevaar in zich meer te leiden tot een inspanningsverplichting dan tot een prestatieverplichting. Het globale karakter en het ongrijpbare en onmeetbare daaruit, heeft inmiddels geleid tot een zeer uitgebreide evaluatie in het onderhavige evaluatierapport.

Het veranderingsproces naar een transparante concurrentie vereist dat veel gewoonten grondig dienen te worden veranderd. Maakten die dan deel uit van de opdracht? Of was de opdracht alleen gericht op het ogenschijnlijk oppervlakkige, het eindresultaat bij het open aanbieden van offertes, het omzetten van offertes in opdrachten en het begeleiden van het ontwikkelingsproces van de uitvoering waarbij de meer- en minderwerken onder controle blijven? Het veranderingsproces is niet gedefinieerd en werd overgelaten aan de interpretatie van de Regieraad zelf. (“De Regieraad stelt zijn eigen werkwijze vast”, Instellingsbesluit, 2004.) Een globale opdracht aan de Regieraad kan niet afgerekend worden met harde evaluatiecriteria, nadat het proces gelopen is. Dan had men bij de aanvang van het proces de verwachtingen moeten uitspreken of opschrijven en zich ook daaraan dienen te houden. Eerst doelstelling, dan evaluatiecriteria, vervolgens proces en dan weer evalueren aan de hand van de criteria is de klassieke volgorde in de methodiek van het ontwikkelen van producten. Ook in het ontwikkelen van procestransparantie. Procuratie Aangetekend moet worden dat de Regieraad Bouw geen wetgever of wetshandhaver is. De Regieraad is weliswaar meer dan een papieren tijger, maar ze heeft geen hard mandaat naar de branche toe. Dat maakt de regiefunctie meer adviserend dan sturend en leidend. De Nederlandse Mededingingsauthoriteit (NMa) is wel in staat bij gebleken overtredingen sancties uit te delen. Het is uiteindelijk de maatschappij en het zijn de organisaties binnen de maatschappij die opdrachten voor de bouw verstrekken. Zij zullen in de mate waarin de opdrachten worden verstrekt een oordeel over de bouw laten zien. Maar de maatschappij heeft tevens een gedwongen relatie met de bouw. Er is immers geen andere bouw in Nederland. Hier wreekt zich het nationale karakter van de bouw. Opdrachtgevers kunnen geen kant uit: een klassieke ‘Catch 22’ situatie. Derhalve is een grondige reinigingsoperatie geboden, die een langdurig en permanent resultaat heeft. Vanuit het bouwen van publieke werken is de politiek na 2002 immer op haar hoede.

Page 63: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

62

Brede speelveld van de MKB De MKB gebonden marktomgeving maakte elke evaluatie door het evaluatieteam niet gemakkelijk en helder. Het MKB wordt gekarakteriseerd door een groot aantal kleine spelers. Zij is zonder uitzondering gericht op de concurrentiepositie van de individuele bedrijven en heeft weinig affiniteit en inlevingsvermogen met de globale gang van zaken van de branche of van de maatschappij waarin de branche functioneert, anders dan de extrapolatie van het individuele bedrijf. Het evaluatieteam heeft overwogen hoe de Regieraad adviserenderwijs en in korte tijd een grote branche totaal en in alle vezels overtuigd kan hebben dat het spel en de spelregels van de bouw anders gespeeld gaan worden. In de bouw zijn er meer dan 100.000 bedrijven, waaronder er 8 zeer grote hoofdaannemingsbedrijven, een klein deel grote bedrijven en een overgroot deel MKB. Dit laat elke verandering per definitie onderhevig zijn aan het direct meetbare ‘koploper-effect’ enerzijds en aan de langzame veranderingen door de grote massa van de MKB anderzijds. De drie delen van de bouwbranche, te weten woningbouw, utiliteitsbouw en grond-, weg- en waterbouw omvatten andere spelers en werken, andere spelregels vanwege verschillen in belangen, andere posities in de economie, andere maatschap-pelijke noodzaken en andere belangen van opdrachtgevers.

In de publieke opinie is de verontwaardiging over het gedrag van de bouwers gezakt. Doel was een nieuw elan, met een nieuwe generatie bestuurders in een gezonde branche van bouwbedrijven te werken. Zolang de belangrijkste spelers dat doen en men inderdaad in een andere sfeer gaat opereren (soms kan dat al met kleine gedrags-wijzigingen zijn) dan is er sprake van behoorlijke invloed. Die invloed kan direct en verwijsbaar of indirect zijn. Dan is de invloed van de Regieraad II in de goede richting uitgeoefend. Tenslotte mag men tevreden zijn om in een veld van 100.000 bedrijven het management aan te spreken en ook nog niet eens de werknemers. Dat zijn er meer dan 300.000. Bouwfraude is een managementkwestie, geen bouwvakkerkwestie. Bovenstaande citaten ontleend aan de externe evaluatie van het evaluatierapport Regieraad Bouw II, door prof. Mick Eekhout, zie www.speerpuntbouw.nl Op het laatste jaarcongres van 13 november 2009 werd de opvolger van de Regieraad Bouw II bekend gemaakt, het ‘Vernieuwingsplatform Bouw’, onder leiding van Martin van Pernis, na 1 jan 2010 oud-directeur Siemens Nederland. Prof.ir. Hans de Jonge (BK TUD, leerstoel Vastgoedbeheer) is mede op verzoek van de 3TU Bouw uitgenodigd als lid van dit Vernieuwingsplatform en behartigt de belangen van de kennisinstituten, waaronder de 3TU Bouw. Zie www.vernieuwingsplatfombouw.nl.

Fig. 24: Een deel van de herkenningskaart van het vernieuwingsplatform Bouw

Page 64: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

63

5.3. Taskforce Kennisontwikkeling Bouw: ”Kennisboom van de bouw in bloei” De Regieraad heeft in 2009 een aparte ‘Taskforce’ in het leven geroepen onder voorzitterschap van Hans Blankert om kennisontwikkeling in kaart te brengen. De universiteiten waren in die Taskforce niet vertegenwoordigd. Wel heeft Eekhout een presentatie mogen houden, met nadruk op het belang van technische productontwikkeling naast de algemene focus op proces.

In het rapport’ Kennisboom van de bouw in bloei’ van de Taskforce van oktober 2009 wordt op een groot aantal plaatsen melding gemaakt van de intenties van het 3TU Speerpunt Bouw, voortkomend uit discussies op het concept Startplan van het Speerpunt van april 2009. Dat plan heeft dus als stimulans heel goed gewerkt. Het Speerpunt is correct vervlochten in het Taskforce rapport. De in het rapport genoemde commissie Andersson heeft een gedocumenteerd advies uitgebracht over de ca 10 miljoen Euro jaarlijks als vlottende middelen te besteden in de komende 10 jaar vanuit het 150 miljoen grote O&O fonds van de uitvoerende bouw. Dat fonds ondersteunt voor het overgrote deel vaste afnemers zoals SBR en CURnet. Andersson komt tot de conclusie dat het overgrote deel van het vlottende O&O fonds besteed kan worden aan de verbetering van de procesvoering en slechts een klein deel (9,6%) aan productontwikkeling, hetgeen in wezen een van de kernen van de 3TU Bouwactiviteiten is.

Het Speerpunt wordt een aantal malen aangehaald met haar agenda gericht op de 4 hoofdthema’s: Mobiliteit, Leefomgeving, Gezondheid en Energie. In de toekomst zullen de adviezen van de commissie Andersson gecombineerd worden met die van het Speerpunt. Uit het rapport blijkt een overgrote belangstelling voor procesaspecten (90%) en slechts een kleine 10% voor productontwikkeling. Op basis van het feit dat de Nederlandse bouwomzet voor de helft, ruim 30 miljard Euro, afkomstig is van onderaannemers, toeleveranciers en producenten verdient dit aandeel van 10% een veel grotere waardering. Het overgrote deel van de onderzoeken van de technische universiteiten is technologie- en ontwerpgericht. Een 3TU Bouw campagne zou de bouw inzicht kunnen geven in het nut van de 3TUBouw onderzoekers voor de bouwsector.

Fig. 25: Het voorblad van het eindrapport van de Taskforce Kennisontwikkeling Bouw

Page 65: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

64

5.4. MIA Bouw Het kabinet Balkenende heeft bij haar aantreden initiatieven genomen voor stimuleringsplannen van verschillende sectoren: ‘MIA’ ofwel ‘Maatschappelijke Innovatie Agenda’. Zo zijn er sinds twee jaar MIA’s uitgewerkt op het gebied van de Veiligheid, Gezondheid, Energie, Duurzame Agro en Visserijketens, Water. Het kabinet heeft forse bedragen gereserveerd om deze agenda’s te kunnen laten uitvoeren. Op 28 januari 2009 heeft minister van Economische Zaken Maria van der Hoeven, tevens lid van het Innovatieplatform, jegens haar ambtenaren de wens geuit te komen tot een ’MIA voor de Bouw’. Dit initiatief is afkomstig uit het Innovatieplatform waar getracht wordt de innovatiegraad van Nederland te vergroten. In de gedachten van het kabinet gaat een MIA over “het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen en over het vergroten van economische concurrentiekracht”. Het zou een goed idee zijn om de toekomst van de bouw ook te vatten in een Maatschappelijke Innovatie Agenda. Het werken vanuit maatschappelijke uitdagingen zoals dat is voorgesteld en uitgewerkt in dit startplan 3TU Speerpunt Bouw, is daarvoor een goed uitgangspunt. Uiteindelijk is het maatschappelijk belang voor immateriële en materiële innovaties in de bouw met haar 10% aandeel in het bruto nationaal product bijzonder groot. De bouw is te bescheiden geweest, teveel gericht op de afloop van de Enquête Commissie Bouw en de verbeteringen daarna geleid door de Regieraad Bouw I en II (2004-2009).

Fig. 26: Relatie tussen de vier 3TU RI’s, de DRI’s, de thema’s van 3TU Speerpunt Bouw en de MIA Bouw. Een MIA dient door de gehele sector te worden bepaald, herkend, omarmd en gevolgd. Derhalve kan het initiatief van het 3TU Speerpunt Bouw onderdeel worden van een ‘MIA Bouw’ in samenspraak met de hoofdrolspelers in de bouw: de opdrachtgevers, de ontwerpers, de uitvoerders en de overheden.

Het initiatief voor een MIA komt vanuit het ministerie van Economische zaken (EZ). In samenspraak met Regieraad Bouw, Bouwend Nederland, 3TU, Synthens, BNA, ONRI en Neprom. Een ‘MIA Bouw’ is dan wel een van de laatste MIA’s. Maar men kan ook gebruik maken van de ervaringen bij de opstelling van de eerste MIA’s en met de gehele branche tot een toekomstplan komen. Het voorbereiden van een MIA vereist veel inspanning. Maar er is belangstelling van het kabinet en derhalve zal er ook vanuit de overheid in geïnvesteerd gaan worden. Het loont zich om in de volle breedte die inspanningen te laten dragen door een aantal 3TU hoogleraren. Is men er niet duidelijk

Page 66: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

65

mee bezig, dan wordt er ook geen geld gereserveerd. Ook vanuit de 3TU Bouw dient men speerpuntbreed ruim in te investeren. De MIA Bouw zou kunnen aansluiten op de MIA’s voor Energie, Gezondheid, Veiligheid, Water, Onderwijs, Duurzame Agro en Visserijketens en Mobiliteit. De benamingen geven aan dat de eerste 4 MIA’s probleemgericht zijn, terwijl de laatste 3 branchegericht zijn. Branchegerichte of probleemgerichte aanpak? De eerste vraag is derhalve of een branchegerichte dan wel een probleemgerichte aanpak gevolgd gaat worden. Of de aanpak innovatiegericht zal zijn of maatschappelijk probleemgericht. De aanbodzijde van de bouwsector zal wellicht een voorkeur hebben voor een branchegerichte aanpak. De samenleving, die immers hier zou kunnen gaan financieren, is echter meer gebaat bij het oplossen van haar problemen. Vanuit de afkorting ‘MIA’ redenerend zou het maatschappelijk probleem centraal moeten staan. In feite kunnen beide aanpakken gevolgd worden. Het is aan de minister of aan het kabinet hier uiteindelijk een oordeel over te vellen. De eerste MIA’s hebben al veel geld van het kabinet toegezegd gekregen. Voor de MIA Energie is over de loop van 4 jaar een bedrag gereserveerd van 438 miljoen Euro voor de periode 2008-2014. 54 miljoen Euro voor 2008-2012 voor Veiligheid. De onderverdeling van deze MIA in: ‘Mobiliteit en biobrandstoffen’; ‘Groen gas’ en ‘Duurzame materialen in de bouw’; ‘Het benutten van wind, zon en afval’ en ‘De kas als energiebron’ laten een nogal willekeurig pallet aan onderwerpen zien. Er zijn vanuit de bouw een aantal voorstellen te doen om een evenwichtiger programmering te maken door het invullen van witte vlekken in de programmering. Voor de laatste MIA’s zijn door het kabinet nog geen fondsen gereserveerd. Het ziet er niet uit dat het zittende kabinet daarvoor alsnog grootschalige fondsen zal kunnen vrijmaken. Maar wat niet is, kan wel komen als de motivaties maar helder en overtuigend zijn. Als er bij de volgende kabinetsformatie goede plannen liggen en de urgentie hoog is, zou er wel degelijk besloten kunnen worden tot financiering. MIA Bouw of beter: MIA gebouwde omgeving De bouw is laagdrempelig een kent veel concurrentie. De Nederlandse landbouw en de visserij zijn bedrijfstakken die Europees gezien zó laagdrempelig zijn dat ze alleen met steun overeind gehouden kunnen worden. Gelukkig voor de bouw zijn gebouwen, hun onderdelen en materialen zwaar van gewicht, zodat de concurrentie nauwelijks internationaal kan zijn. Daarom zijn de bouwovereenkomsten op lokaal of regionaal aanbod gebaseerd. De bouw is in de laag van de hoofdaannemers regionaal of nationaal georganiseerd. Er is weinig internationale concurrentie te vrezen voor de Nederlandse bouwers. Maar dat kent ook een schaduwzijde in het feit dat de aannemers nauwelijks buiten Nederland actief zijn. Nederlandse producenten exporteren wel op onderdelen van gebouwen. Landbouw en visserij hebben economisch langzamerhand maatschappelijk een niet te benijden lage status gekregen die hulp in de vorm van een MIA heel begrijpelijk maakt. Een Maatschappelijke Innovatie Agenda te richten op de bouw als industrie is een tegenstelling in termen. De bouw interesseert zich mindervoor de maatschappij en voor haar gebruikers, meer voor haar eigen efficiënte functioneren. Men zou ook kunnen zeggen dat het maatschappelijk innoveren in de bouw al geschiedt door de weg naar de ‘Glasnost’ door de Regieraad Bouw en vanaf 2010 door haar opvolger het ‘Vernieuwingsplatform Bouw’.

Maatschappelijk gezien heeft de bouw al veel voor haar economische zelfbehoud gedaan. Als het Innovatieplatform en het kabinet een sprong voorwaarts willen doen op het gebied van de bouw, dan is de uitdaging van ‘de gebouwde omgeving’ of ‘de leefomgeving’ het onderwerp: dus is het beter te spreken van de ‘MIA Gebouwde

Page 67: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

66

omgeving’. Na de transitie naar ‘Glasnost’ in de bouw sinds 2001 zou een andere kijk op de toekomst vanuit de bouw een positief maatschappelijk nut dienen, wat meer altruïstisch dan de egoïstische bezorgdheid om de efficiëntie van de eigen processen. Het zou de bouw sieren, want ze gaat dan op een minder zelfzuchtige wijze bijdragen aan de toekomst van Nederland, zonder meteen aan omzet en winst uit onderneming te denken. En in de media zouden na de negatieve berichten over de bouw eindelijk wat meer positieve berichten komen. De internationale architectuur vanuit Nederland heeft al die positieve klank. Een contemplatie over de toekomst zal de bouw uit het hoek halen waar het publiekelijk in het laatste decennium in verzeild is geraakt. Innovaties in de bouw? De grote maatschappelijke problemen worden niet opgelost met louter technische uitvindingen, maar techniek leidt wel tot veranderingen. Techneuten denken vaak dat de techniek veel kan oplossen, maar maatschappelijke problemen zijn sociaal / economisch / politiek complex. In dat geval is bouwen de laatste fase in het gehele proces van uitdaging tot oplossing. Revolutionaire uitvindingen en ontwikkelingen vonden gewoonlijk buiten de bouw plaats en werden vervolgens geïmporteerd. De bouw (als de som van de bouwbedrijven) is in dit opzicht niet een fundamentele, maar een toegepaste tak van sport waar vindingen van elders hun transfer en toepassing vinden. Gietijzer, gewalst staal en gewapend beton, de lift, bitumineuze dakbedekking, voorgespannen floatglas, geëxtrudeerd aluminium, elektriciteit, de lamp, de draadloze telefoon, stalen buizen, hoge sterkte kabels, warmte-isolatie, sandwich panelen en de computer als tekenmachine, communicatie- en ontwerpmiddel. Deze uitvindingen werden grotendeels buiten de bouw ontwikkeld. Uitzondering moet worden gemaakt voor:

de wc waardoor de woonhygiëne revolutionair werd verhoogd; pijpleidingen voor water en riolering als stimulans voor de volksgezondheid; de lift, waardoor hoogbouw functioneel bruikbaar werd; elektrische verlichting waardoor gebouwen per dagcyclus langer bruikbaar zijn; bitumineuze dakbedekking, voor platte daken van de moderne architectuur.

Maar deze uitvindingen zijn alle meer dan 100 jaar oud. De bouwbedrijven innoveren zelf nauwelijks op productgebied: dat wordt overgelaten aan de producenten en toeleveranciers. Daar worden gewoonlijk incrementele verbeteringen ontwikkeld, die vaak met veel tamtam worden gepresenteerd, maar geen revolutionaire innovaties zijn. Technische innovaties hebben historisch wel een duidelijke invloed op de gebouwde omgeving en de architectuur gehad. Wat is er in het recente verleden aan innovaties gepresteerd? Hoeveel innovaties kan men heden ten dage verwachten vanuit de bouw? Wat is de respons van de bouw op het Innovatieplatform?

Nu zijn er twee lichtpunten. Aan de zijde van de bouw omvat de verzameling van product- en materiaalgebonden bedrijvigheid de helft van de omzet en dus van het belang van Bouwend Nederland: 30 van de 60 miljard Euro jaarlijks is productgebonden omzet. De hoofdaannemers beheren de andere 50%. De helft van de bouw drijft dus wel degelijk op productkwaliteit, op concurrentie en derhalve op productinnovatie. Tot recentelijk heeft die verzameling van producenten nauwelijks een publieke stem gehad. Derhalve de nadruk op procesvoering in de PSIBouw en Regieraad Bouw waar de producenten zich niet in herkennen. Wellicht brengt Rinus Platschorre NVTB / Cencobouw daar verandering in. Aan de andere zijde zijn er binnen de 3TU een aantal hoogleraren die specifiek Productontwikkeling als hun domein rekenen: Mick Eekhout TUD, Jos Lichtenberg TUE, Wim Poelman en Joop Halman UT. Van hieruit worden studenten onderwezen in de kunde van het ontwerpen en ontwikkelen van bouwproducten en het ontwikkelen en realiseren van bouwcomponenten.

Page 68: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

67

Fig.27: Een aantal innovaties van de Nederlandse hoogleraren productontwikkeling, gerealiseerd in resp. Madrid (Alphonso Millanes), Tel Aviv (Moshe Safdi), Delft (Rijk Rietveld) en Den Haag (Rudi Uyttenhaak) De kennisagenda 2009 van de Regieraad Bouw is grotendeels gekleurd met voornemens tot procesinnovatie. Dat is het antwoord van de bouw op de uitdaging van het Innovatieplatform. Procesinnovaties in de bouw zijn introvert gericht. De maatschappij heeft meer aan extroverte innovaties die haar functioneren bevorderen in kwaliteit. Ook als dit betekent dit dat de kennisagenda moet worden herzien, verdient productontwikkeling nationaal gezien veel meer erkenning en inspanning.

De ontwikkelingen in de bouw worden met kleine stapjes uitgedaagd. Aan de vraagzijde worden de comforteisen steeds hoger gesteld. Gebouwen moeten meer ruimte bieden per gebruiker. De energiekosten stijgen. Files worden langer. Het parkeren steeds meer een probleem en duurder. Maar er zijn ook belangrijke demografische invloeden. Gezinnen worden kleiner. Er is een terugkeer naar de stad, die inmiddels multicultureel en multireligieus is geworden. Er zijn ‘flexconcepten’ voor het efficiënter werken in kantoorgebouwen door nieuwe communicatiemiddelen.

De bouw en de architectuur zijn eeuwenlang een redelijk statische of constante bedrijfstak geweest. In de moderne tijd is de bouw een ‘volgende’ bedrijfstak geweest die het resultaat van extern fundamenteel onderzoek en ontwikkelingen volgde, de uitvindingen importeerde, transformeerde en toepaste. Wetenschappers verwachten dat

Page 69: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

68

nieuwe uitvindingen en ontwikkelingen in de nabije toekomst meer uit de hoek van de genetica, robotica en nanotechnologie komen, zeker niet uit de bouw.

De gebouwde omgeving verandert slechts langzaam. Nieuwe gebouwen vormen jaarlijks hoogstens 1% van de totale gebouwenvoorraad. Natuurlijk moeten nieuwe gebouwen energieneutraal en CO2-neutraal gerealiseerd en onderhouden kunnen worden. In de toekomst zullen alle gebouwen meer uitgebalanceerde installaties hebben voor dat doel. Als de minister dwingend zou voorschrijven dat binnen 5 jaar (als inlooptijd voor leercurve) alle nieuwe gebouwen een bepaalde energiekwaliteit moeten bezitten, energiearm, energieneutraal of zelfs energieproducerend, wordt er een duidelijke eis gesteld waar momenteel nog weinigen kunnen voldoen, maar die wel een steile leercurve tot gevolg zal hebben. Blijft de vraag hoe om te gaan met de noodzakelijke upgrading van de andere 99% van de voorraad aan gebouwen. Die opgave is ongekend groot.

Door de laagdrempeligheid van de bouw worden duurdere nieuwe uitvindingen vaak onderuit gehaald door traditionele alternatieven. De bouw blijft een relatief laagwaardige bedrijfstak ondanks de stimulans van de ‘Hightech architectuur’ van de jaren ‘80 en ’90. Maar de gebouwde omgeving is wel onmisbaar in de samenleving. Als er met het ‘MIA voor de bouw’ initiatief een kans is op bezinning en als de toekomst met zijn vele invloeden ingeschat zou moeten worden, dan is een integrale, holistische aanpak met maatschappelijke uitdagingen, hoe complex ook, te prefereren boven het oplossen van de procesproblemen van de bouwbranche. Het blijft noodzakelijk voor een gezonde en efficiënte samenleving om de gebouwde omgeving aan te passen aan de steeds veranderende eisen van de maatschappij. Het voorzien van de vraagverandering in de toekomst is een noodzakelijk gegeven om daarna effectief en efficiënt te investeren in menselijke energie en technische materialen. Complexe problemen in de gebouwde omgeving Waar de MIA Energie techniekgedreven of aanbodgedreven kan zijn, is het logisch te veronderstellen dat een ’MIA voor de bouw’ maatschappijgedreven of vraaggedreven is. De bouwnijverheid bouwt wat gevraagd wordt. Men kan het zo gek niet bedenken of het kan worden gebouwd. In de bouw komen veel invloedssferen bij elkaar. In de architectuur blijken veel problemen complex en bestaan uit flarden van invloeden uit de alfa, bèta en gamma wetenschappen. Monomane oplossingen helpen niet. Als we in een complex probleemveld slechts één technisch probleem zouden oplossen, blijven er vele andere over. Dat leidt onvermijdelijk tot een integrale aanpak, wetend dat complexiteit verlies van snelheid en diepte met zich mee brengt. Het aanleggen van de A4 heeft 40 jaar gekost, terwijl het aanleggen van het grondlichaam en het asfalteren binnen een jaar uitgevoerd had kunnen worden. Alfa en gamma hebben bèta hier bijna gestopt. Sociale, politieke en economische invloeden maken de architectuur erg complex. Alles lijkt met elkaar verbonden. Die complexiteit hangt als een sociaal / economisch / politieke schil om de innovatie-uitdaging van de gebouwde omgeving heen. Voor de bouw is het aangaan van maatschappelijke uitdagingen een positieve insteek om aan de samenleving te laten zien dat de bouw ook een andere, zeer betrokken zijde heeft. Maar via de ontwerpen aan de gebouwde omgeving komen voortbrengselen van fundamenteel onderzoek naar de maatschappij. Ontwerpen kan gezien worden als een tunnel tussen fundamenteel onderzoek en toepassingen in de maatschappij. Dat houdt wel in dat er aan de bouwzijde een open oog moet zijn voor de technische ontwikkelingen elders in de wereld. Dat de bouw, die nu met de rug naar inventies en technische innovaties toestaat haar attitude stevig verandert in de richting van belangstelling voor fundamentele innovaties. Dit geldt ook voor de 3TU Bouwhoogleraren als ‘linking pin’ naar de 3TU’s.

Page 70: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

69

Sterkere spelers in de bouw In de laatste decennia hebben we gezien hoe individuele ontwikkelingen in de gefragmenteerde bouw geclusterd werden door het samenvoegen van bouwbedrijven en het opkopen van producenten door internationale consortia. Veel deelnemers in de bouw die de platte concurrentie wilden overstijgen, zochten op hun eigen wijze naar meer specialisme en een monopoliepositie. Dat leidde ook tot voorwaartse integratie: onderaannemers werden hoofdaannemers; ingenieurs werden projectmanagers; hoofdaannemers werden projectontwikkelaars. Hoofdaannemers doen aan achterwaartse ketenintegratie. Dat waren tussenstappen die het beheersen van de bouwmarkt vanuit bedrijven gemakkelijker maakte. Die ook zijn uitwassen had, zoals we die kennen in de vorm van de bouwfraude, welke overigens niet over de gehele bouw en zeker niet in alle geledingen plaats vond. De uitvoerende bouw leeft op als zij het proces kan controleren. Als gevolg daarvan was de PSIBouw zeer gericht op processen. En zijn de Regieraad Bouw en haar Taskforce Kennisontwikkeling beide ook gericht op processen. Niet meer zoals in het verleden op techniek & technologie (inkoop/aanbodzijde) en nog niet zoals in de toekomst op maatschappelijke problemen & uitdagingen (verkoop/vraagzijde), maar ertussen in gericht op het (intern) beheersen van processen. Innovatie in de bouw wordt door de hoofdaannemers vertaald als procesmatige innovatie.

Fig. 28: Het Bouwhuis in Zoetermeer, onderkomen van Bouwend Nederland Noodzaak tot procestransparantie blijft Die procesmatige innovatie was noodzakelijk. De Nederlandse bouw heeft sinds de parlementaire enquête commissie (2001) enkele jaren in de schijnwerpers gestaan. Een dergelijke belichting hebben de ons omringende landen nog niet eens durven aanzetten. In Nederland heeft dit alles te maken met het in evenwicht houden van een branche die de spelregels van open concurrentie vanuit Brussel sinds 1992 niet wilde en uiteindelijk met tegenzin moest adopteren. In elke bedrijfstak zijn er betrouwbare vakmensen en snelle handelaars. Ook in de bouw. De gretigheid waarmee ongeoorloofde transacties werden gedaan hebben de bouw vanaf 2001 in het publieke daglicht een slecht en onbetrouwbaar imago gegeven. De snelle handelaars moeten een stapje terug doen ten gunste van betrouwbare vakmensen. De huidige van buitenaf zichtbare transformatie naar meer transparantie in de bouw (Nederlandse ‘Glasnost’) is nog niet afgerond en verdient een opvolging na de Regieraad Bouw II. Er steken nog regelmatig excessen op. Dus het ‘Glasnost’ onderwerp van ontwikkeling naar meer transparantie blijft actueel.

Page 71: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

70

Crisis, recessie of depressie? De bij de fraude betrokken bedragen zijn in beeld gebracht. Er is tussen voorzitter Elco Brinkman van Bouwend Nederland en de ministeries een compensatieregeling uitonderhandeld. Men vertrouwt elkaar weer. Men moet wel. Maar er is in het laatste decennium meer geld weggevloeid bij de oliemaatschappijen dan in de bouw, als het over monopolieposities gaat. En de recente bancaire crisis betrof duizend maal het bedrag van de bouwfraude. Dat wil niet zeggen dat de bouw weer kan terugvallen op haar oude gewoonten. De bouw heeft haar fase van voldoende publiekelijke transparantie nog niet bereikt. Inmiddels is het topmanagement in de bouwbedrijven na 10 jaar veelal gewisseld. De ‘Grote Zeven’ bouwbedrijven kunnen en zullen het zich niet veroorloven om in een kwaad publiek daglicht te komen. Maar bouwers zijn kleine jongens vergeleken met bankiers. De recessie die het gevolg lijkt te gaan worden van de kredietcrisis, levert voor de bouwprofessionals buiten de bezorgdheid voor dalende omzetten ook een adempauze op om te verkennen hoe de toekomst na de kredietcrisis eruit zal zien. Zullen we ons dan laten verrassen door de erop volgende energiecrisis en daarna een multiculturele integratiecrisis, of zullen we ons daar nu al op voorbereiden? Zullen we technisch verdergaan en de problemen één voor één aanpakken als ze zich aandienen? Of zullen we onze keel schrapen en een langduriger visie trachten samen te stellen? Het doorgaan op het huidige pad leidt onontkoombaar naar het verder stapsgewijs doorontwikkelen van individuele technieken en opwaarts gerichte integrale bouwprocessen door megabouwbedrijven van de afgelopen decennia. De holistische aanpak leidt echter naar integrale beschouwing en aanpak van complexe maatschappelijke problemen in de komende ‘jaren tien’ met alle maatschappelijke belangen en spelers erbij betrokken: het koepeldenken. Na techniek en processen nu de focus op integrale uitdagingen. Na de interne inkoopgerichtheid nu tijd voor extroverte aanpak van maatschappelijke problemen. Maar er moet wel een 180° draai worden gemaakt! [Met referte aan de speech van John F. Kennedy uit 1962:] De bouw vraagt niet meer wat de samenleving voor haar kan doen, maar wat zij voor de samenleving kan doen. In het algemeen wordt in alle onderdelen van de bouwsector (opdrachtgevers, ontwerpers, uitvoerders en betrokken overheden) gezien dat er nu tijd genomen moet worden voor bespiegelingen over de toekomst van de gebouwde omgeving in de grootst mogelijke breedte, zonder een naar binnen gerichte focus. De kredietcrisis heeft nare kanten, maar het filosoferen en bezinnen is een mogelijkheid die zich dan aandient. Men dient te overwegen welke scenario’s geboden zijn na een kortstondige crisis, zoals nu, die ongeveer 2 jaar duurt; welke scenario’s geschikt zijn voor een langer lopende recessie van bijv. 5 jaar en welke beter geschikt zijn te hanteren bij een depressie van 10 jaar. Om de verschillende economische mogelijkheden maar eens op een rij te zetten. Het voorbeeld van IJsland voor de nationale bouw daar is duidelijk. In het komende decennium is de bouw in IJsland door de nationale bancaire implosie een marginale sector. Ook Nederland ontkomt niet aan een demografische krimp en simultaan alleen in de Randstad en de universiteitssteden een bescheiden groei. Men durft het fenomeen ‘krimp’ en haar consequenties vaker onder ogen te zien. De BNA heeft er haar eerste studie aan gewijd: ‘Ruimte maken voor krimp’. [Publicatie BNA, Mei 2009]. Daarin worden van de buitenregio’s analyses gedaan door overheidsfunctionarissen en directeuren van woningcorporaties als probleemeigenaren met inzicht en door ontwerpers in dit nieuwe speelveld dat recentelijk uit de ontkenningsfase is gekropen.

Page 72: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

71

Toekomst voor de gebouwde omgeving en de bouw Het getuigt van een vooruitziende blik als we de toekomst van de gebouwde omgeving zouden willen omschrijven, ook al zijn alle technische ingrediënten bekend en bijna alle nu al in gebruik. De toekomst van de gebouwde omgeving, het geheel van de kunstmatige wereld die mensen hebben aangelegd, waarin gewerkt, gewoond, gerecreëerd en gereisd wordt, is van groot belang voor de samenleving. De gebouwde omgeving is en wordt gerealiseerd door mensen onder de veronderstelling van een bepaalde wijze van functioneren. Zij wordt voortdurend aangepast door andere mensen omdat zij anders functioneren. Respectievelijk omdat het aantoonbaar anders functioneren van de samenleving in de leefomgeving dat inmiddels vereist. Mensen bepalen de omgeving. Andersom kan het gedrag van mensen door de gebouwde omgeving worden beïnvloed. Door vele andere zaken, maar ook door de gebouwde omgeving. De bouw is nooit erg sterk geweest in het terugkoppelen van tevredenheid bij gebruikers van het opgeleverde gebouw als product, zoals dat gangbaar is in het domein van het industrieel ontwerpen. Betrouwbare informatie over het gedrag van gebruikers in de statische gebouwde omgeving en in gebouwen zou goede indicaties kunnen geven hoe de gebouwde omgeving voor de toekomst veranderd zou kunnen worden. Dat vereist nauwkeurige analyses. Architecten denken ook aan toekomst als zij vooruitzien in hun ontwerpen. Hun ontwerpgerichte toekomstverkenning moet aan de andere kant niet eindigen in onberedeneerd bluffen, zonder navolgbare of wetenschappelijke basis, zoals dat nogal eens gebeurt in ontwerpwesdstrijden. De toekomst te voorzien is een serieuze aangelegenheid. Er dient in 3TU Bouwverband geredeneerd te worden vanuit de habitus van onderzoeken en ontwikkelen; vanuit het fundamenteel onderzoeken naar nieuwe toekomsten en vandaar uit de huidige situatie te ontwikkelen in stappen. De bijgaande figuur gaat uit van de denkkracht van de 3TU’s, die gecombineerd met die van HBO, TNO, GTI’s, CUR en SBR het totaal aan onderzoek voor de bouw vormt, overkoepeld door de MIA Bouw. Die agenda spreidt haar invloed als toekomstige gedachtenkoepel uit naar de bouw als sector en tenslotte heeft dat grote invloed op de samenleving. Uiteraard zijn er vele terugkoppelingen naar onderzoekers en naar gebruikers, maar de MIA is gepositioneerd in het hart van dit schema, omdat zij beide zijden beïnvloedt.

Figuur 29: Relatie tussen onderzoek, Mia Bouw, de bouw en de maatschappij Nederland als gidsland Wat zijn onze zwakten en wat zijn onze sterktes? We leven in een van de dichtst bevolkte landen ter wereld en wel in een delta, waar rivieren in zee uitstromen, met het bijbehorende zachte bodemprofiel. Straten en rioleringen moeten voortdurend worden

Page 73: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

72

gerenoveerd na verzakkingen; onze oude gebouwconstructies scheuren door de slechte ondergrond. Toch vinden we het fijn in Nederland te wonen en te werken. We zijn met velen. We hebben nauwelijks privacy buiten, want er is een beperkte groene buitenruimte, waar elke generatie aan knabbelt. Er zijn slechts beperkte hoeveelheden nationale grondstoffen. Bouwmaterialen worden al eeuwenlang en nog steeds geïmporteerd. Energie wordt ook grotendeels geïmporteerd en we zijn daarmee als consumenten het slachtoffer van de onvoorspelbaarheid van wereldmarkten.

We zijn als Nederlanders handelaars en beschouwers. We hebben het hart op de tong en zijn het zelden echt met elkaar eens. Maar we zijn in het algemeen wel flexibel en soms verrassend, zelden dogmatisch. Wat dat betreft lijken de Nederlandse voetballers en de internationaal opererende Nederlandse architecten op elkaar: zelden een eenheid, vaak individualistisch. Snel sprintjes trekken, een goal scoren, weer teugvallen op de basis. Niet dogmatisch aanvallen of verdedigen. We zijn door de strijd met het water en de relatief hoge bevolkingsdruk al eeuwenlang gewend geweest redelijk planmatig met de waterhuishouding, de buitenruimte en de stad om te gaan. Dat is absoluut een Nederlandse forte. Geconfronteerd met de complexere problemen zou het goed zijn in die Nederlandse planmatigheid verder te gaan. Complexiteit is uiterst moeilijk en wordt gewoonlijk grof doorgehakt, zoals Alexander de Grote volgens overlevering de Gordiaanse knoop doorhakte. We zullen ons gedachten moeten gaan maken hoe Nederland, respectievelijk hoe de wereld er in de toekomst uit zal kunnen gaan zien. En met geduld de Gordiaanse knoop uit elkaar peuteren. People, Planet, Performance, Profit & Politics In de discussies over de MIA is geopperd om de bekend driedeling ‘People, Planet, Profit’ te hanteren: waarbij ‘People’ de sociale aspecten vertegenwoordigt, ‘Planet’ de duurzaamheidaspecten en ‘Profit’ de economische aspecten. People Planet Profit is een reactie op het pure ‘Profit’ denken van ondernemingen. Men zou ook kunnen stellen dat elk maatschappelijke uitdaging deze driedeling kent. Voor het verbeteren van inhoud lijkt deze kreet veelal een PR Management kreet. Het zou logischer zijn om te spreken van 5P in plaats van 3P: People, Planet, Performance, Profit & Politics. ‘Performance‘ staat dan voor efficiency en ‘Politics’ voor maatschappelijk draagvlak en ambitie. Relatie naar andere MIA’s De relatie met de lopende MIA’s is zinvol vanwege de overeenkomstige belangen en de reeds in uitvoering gezette financieringen van de andere MIA’s. Het is duidelijk dat de thema’s Energie, Gezondheid, Veiligheid en Mobiliteit hun sterke relaties zullen hebben naar de MIA Energie, Mia Gezondheid, Mia Veiligheid en MIA Mobiliteit. Slechts het thema ‘Leefomgeving’ ofwel subthema ‘Stad’ en ‘Renovatie’ heeft geen relatie met bestaande MIA’s of het moet wonen op het water in de MiA Water zijn.

Figuur 30: De mogelijke overlappen tussen de huidige MIA’s en de Mia Bouw

Page 74: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

73

In een overleg tussen de ministeriële projectleiders van de belangrijkste MIA’s en de commissie MIA Bouw in december 2009 heeft de MIA Bouw aangegeven welke witte gaten zij zou kunnen invullen in de reeds bestaande MIA’s. Dat zou kunnen leiden tot het op korte termijn formeren van projecten. Daartoe zullen in 2010 bilaterale gesprekken volgen om de mogelijkheden verder in kaart te brengen. In het algemeen werd de mening gedeeld dat er voldoende geld aanwezig is in allerlei fondsen, maar dat het aan goede ideeën ontbreekt en inspirerende onderzoeksvoorstellen (projecten). Ook hier blijkt dat er aantrekkelijke en passende projectvoorstellen gemaakt moeten worden.

In de groei naar volwassenheid zal een stappenplan, een route, een strategie, een transitiepad ingezet moeten worden om van de huidige situatie naar de toekomstige gewenste situatie te geraken. Daarbij moet men (volgens prof.dr.ir. Taeke de Jong) niet de waarschijnlijke toekomst in het oog houden en de waarschijnlijke route bewandelen, maar de onwaarschijnlijke toekomst en onwaarschijnlijke route. De waarschijnlijke toekomst komt er toch wel. We zullen als ontwerpers goed moeten nadenken en kunstmatige ingrepen doen naar de toekomst. We hebben in Nederland altijd al zo gewerkt. Waarschijnlijk was dat de deltagebieden steeds weer overstroomden. Daarom liggen vele Zeeuwse dorpen nu op de bodem van de Schelde. Daarentegen was het onwaarschijnlijk om dijken te bouwen en het natte land droog te maken, geschikt voor landbouw, veeteelt en bebouwing.

Het transitiepad tussen beseffen dat we iets moeten, de avonturen tijdens die zoektocht en het bereiken van een (tijdelijk) eindpunt zal nooit simpel en rechtlijnig zijn. Het is soms zelfs de vraag of we op het eerder gekozen eindpunt uitkomen. Maar de experimenten en ervaringen onderweg maken het de moeite waard de reis naar de toekomst op een wakkere wijze te ondernemen.

Figuur 31: Ontwikkelingspad vanuit het heden naar de ambitie van de toekomst Opschudden? Er moet een sprong naar de toekomst gemaakt worden. De huidige crisis en de mogelijke recessie bieden die mogelijkheid doordat er denkcapaciteit vrijkomt. Er zijn veel brains bij bouwkundigen en architecten die daarvoor geactiveerd en bestormd kunnen worden. De uitdaging voor alle betrokkenen zal worden om de wereld in een breder perspectief te zien dan vanuit de eigen professie. Ontwerpers kunnen dat heel goed, techneuten ook.

Wellicht biedt deze toekomstverkenning ook de mogelijkheid om het bed eens op te schudden en de functionele spelers voor de toekomst duidelijker separate rollen te geven die onderling niet concurrerend maar complementair zijn. Nu staan er veel instituties op elkaars tenen. De rollen van het onderzoek en de ontwikkelingen op de 3TU, HBO, TNO, CUR en SBR vervagen en dienen opnieuw en helder afgesproken te worden. Als deze instituties alle onder de koepel van de MIA Gebouwde omgeving gaan acteren is onderlinge afstemming noodzakelijk. Meerdere parijen maken zich al op voor zelfanalyse. De 3TU Bouwfaculteiten (90 hoogleraren met 1,5 fte inzet aan onderzoeks-

Page 75: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

74

tijd, 300 fte promovendi en 100 stafleden) zoeken een nieuwe plek, HBO (32 lectoren) profileert zich als nieuwe speler, CUR (120 fte) is zoekende en TNO Bouw en Ondergrond (300/400 fte) is actief op globaal dezelfde terreinen als de voorgestelde thematisering van het 3TU Speerpunt Bouw. SBR houdt pas op de plaats (100 fte).

Fig 32: De stoelendans tussen de stakeholders in de bouw Geen onmiddellijke financiën voor de MIA Bouw. Nadrukkelijk wordt vanuit het ministerie van Economische zaken gesteld dat er nu geen geld beschikbaar is voor een MIA voor de bouw. Dat is jammer voor de branche die denkt het geld nodig te hebben als economische steun. Het maakt intellectueel niet uit: dromen en plannen maken kost niet veel geld, wel veel inspanning, vooral om boven het eigen domein uit te kijken. Maar aan de andere kant kan het ontbreken van enige financiering in deze tijd de spelers ertoe aanzetten om hun best te doen en zonder aanvankelijk financieel gewin in gezamenlijkheid een betere toekomst voor de gebouwde omgeving te ontwerpen. Geen geld betekent geen verplichtingen, zodat men vrijer in zijn gedachten kan zijn. Geen geld is echter geen excuus om de toekomst van de gebouwde omgeving niet serieus te verkennen en in al zijn onwaarschijnlijkheid in beeld te brengen. Is die toekomstverbeelding inspirerend genoeg, dan komen er vanzelf stakeholders die erin geïnteresseerd zijn aan de ontwikkeling verder deel te nemen. De eerstvolgende mogelijkheid die zich aandient is de komende kabinetswisseling medio 2011. Dan moet er wel een uitgewerkt en overtuigend plan klaar liggen. De samenleving is gediend met een MIA Bouw Deze redenatie naar een ‘MIA Bouw’ bevat een pleidooi om een probleemgerichte aanpak te kiezen: die van de gebouwde omgeving. Verder wordt er voorgesteld de 4 thema’s / 8 subthema’s van het 3TU Speerpunt Bouw als kenmerkende invulling van de ‘MIA Bouw’ te kiezen, deze te in te vullen met tot de verbeelding werkende titels als programma’s en in eerste instantie een ‘kenniswerkers’ atelier van brainstormende ontwerpers de programmering te laten invullen, als Atelier ‘Nederland 2040’, zie verder paragraaf 6.1. Het voorstel dient bediscussieerd met de 3TU Bouw, met Bouwend Nederland en de Regieraad Bouw. Daarna kan het in discussie gebracht worden op een hoger niveau bij de betrokken ministeries en de betrokken branchegenoten van opdrachtgevers, ontwerpers, uitvoerders en overheden. Tenslotte kunnen alle bij de bouw betrokkenen zich gedachten maken over hun aandeel in de MIA Bouw.

Page 76: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

75

5.5. European Construction Technology Platform ECTP Op Europees niveau is er de mogelijkheid voor projectleiders en programmaleiders mee te dingen naar Europese onderzoeksfondsen. Op dit moment zijn er diverse tenders gaande van het zogenaamde 7e kaderprogramma. In het reeds afgesloten 6e kader was de bouw geheel niet aanwezig. Het 8e kader is in voorbereiding. Elk kader beloopt een aantal jaren. Vanuit de bouw bepaalt het European Construction Technology Platform de agenda: www.ECTP.org. Ook het ECTP is maatschappelijk gericht. Er is een klein aantal Nederlandse leden. Deltaneth is de Nederlandse vertegenwoordiging. 3TU is aangesloten via de TU Delft BK.

In figuur 33 wordt de relatie tussen de 4 thema’s van het 3TU Speerpunt Bouw weergegeven ten gezichte van de reguliere 7 focus areas. Daarnaast zijn er 3 Specials aangekondigd, waarvoor medio 2009 de tenders zijn uitgegaan. Het ‘European Energy-Efficient Buildings Initiative’ is naar de bouwgericht, terwijl het ‘Factories of the Future Initiative’ naar de producenten gericht is, wellicht interessant voor producenten van bouwproducten. De deelname aan het ECTP is nogal asymmetrisch. De betrokken deel-nemers lijken zeer aselect gekozen of bevestigd en hierdoor ontstaat de indruk dat er een gesloten coterie is met weinig openheid naar buiten. De Nederlandse deelnemers in de Energy Efficient Building Association zijn TNO, ECN, TUE, Akzonobel Decorative Paints, Philips en BAM en Intron. De methode van aanbesteden is gebaseerd op projecten met internationale consortia van kennisinstituten en bedrijven. Export is de maat voor succes.

Fig. 33: Relatie tussen de 4 thema’s van het 3TU Speerpunt Bouw en de focus areas ECTP. Het is verder zaak dat er voor de betrokken thema’s van het Speerpunt een overzicht gemaakt wordt van de mogelijke deeltenders en respectievelijke data. De drie Valorisatie-centra van de 3TU’s kunnen daarvoor zorgen.

Page 77: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

76

Een brede betrokkenheid van de programmaleiders en projectleiders lijkt in dit geval van ECTP geboden. Het is zaak om in het voortraject ruim te investeren, zodat in de tweede instantie succesvol aanbesteed kan worden. Pas in derde instantie kan pas het onderzoek na een succesvolle tender per project worden uitgevoerd. Deze tenderprocessen zijn ingewikkeld, vereisen een uitgebreide voorbereiding en een solide, vaak internationale consortiumvorming. In het algemeen is het verstandig de manier van opereren die gevraagd wordt, gaandeweg te ontwikkelen en volledig voorbereid aan de tenders deel te nemen. Dat zou meer succesvol kunnen zijn dan het ad hoc reageren op voorbijkomende tenders. Figuur 34 geeft een disciplinaire strategie in het ‘Zestienstappenplan’ weer van Bouwtechnologie BK TUD 2006-2008 in een opbouwende discipline met als einddoel inschrijving in het 7e kaderprogramma.

Fig. 34: 16 stappenplan van Bouwtechnologie als gedegen voorbereiding op het 7e kaderprogramma Het is in het algemeen bekend dat de Europese aanbestedingsregels inhouden dat er grote consortia worden verwacht, en dat de penvoerder een zware administratieve taak krijgt. Soms is het dus slim om op de bagagedrager te gaan zitten. Helaas kan er geen project gerealiseerd worden als iedereen op de bagagedrager wil zitten. Er zullen dus projectmanagers moeten worden geselecteerd die deze projecten op de universiteiten gaan leiden. De overhead kosten zijn aanzienlijk en moeten bekend, erkend en naar ratio gedeeld worden, resp. door de penvoerder opgevoerd kunnen worden. De te investeren energie is navenant hoog. Maar de uitdaging is noodzakelijk en zeker de moeite waard.

Page 78: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

77

5.6. STW voorstel ‘Gebouwschil en klimaatverandering’ De STW beseft dat zij nauwelijks relaties heeft met onderzoek in de bouw. Daartoe, mede gedreven door andere interne belangen, heeft zij door middel van een brede brainstorm in september 2008 het initiatief genomen om een programma te formeren dat oorspronkelijk de werktitel droeg van ‘Klimaat in de stad’. De sessie werd voorgezeten door Dick Schmidt, directeur TNO Bouw en ondergrond. De inhoud van het TNO state-of-the-art rapport ‘Klimaatverandering in Nederland; Uitdagingen voor een leefbare stad’ van oktober 2008 vermeldt als aandachtsgebieden het toekomstig buitenklimaat in Nederland, de klimaatverandering in de stad, de invloed ervan op wonen en werken, op mobiliteit en logistiek, op gezondheid en leefbaarheid en op veiligheid. TNO concludeert in een aantal focuspunten op research, en TNO geeft de ambitie weer daar een wezenlijke bijdrage aan te leveren. In februari 2009 werd er een oploopdebat georganiseerd ‘Klimaatverandering in de stad’, waarin behandeld werden de gevolgen van het veranderend klimaat voor de stad, het stadsklimaat zelf. De gevolgen ervan zijn klimaatrobuuste installaties, gebouwen, wijken en steden. Daaraan gekoppeld zijn aspecten van ruimtelijke ordening en de implementatie van klimaatbelangen in stedelijke gebieden en een aansluiting op de praktijk. Naast de politieke en klimatologische nadruk dient er een bouwkundige, stedenbouwkundige en bouwtechnische impact te komen, die vanuit het Speerpunt kan worden gegeven.

Het programmavoorstel heeft inmiddels een andere titel gekregen: ‘Gebouwschil en klimaatverandering’ en zal nog verder evolueren. Het heeft een zware politieke en bestuurlijke ondertoon en toont een toenemende relatie naar stedelijke ontwikkeling en klimaat en ruimtelijke schaalniveaus, waaronder de bouwkundige. Frank van der Hoeven en Geert Dewulf zijn de kwartiermakers voor de 3TU Bouwfaculteiten.

Een waardevolle input vanuit het 3TU Speerpunt Bouw ligt voor de hand. Met name de stedenbouwkundige aspecten, de stedenbouwfysica, maar ook het leggen van nadruk op de interface van de gevels van gebouwen en het metabolisme van gebouwen in de stedelijke omgeving met buitenklimaat en binnenklimaat kan het STW voorstel zeer verrijken. Er zijn zeer veel gevels in Nederland die qua klimaatinvloeden en energiegebruik hoognodig aan een upgrading toe zijn. De klimaatgevoelige interface tussen binnen en buiten verdient een breed onderzoek.

De jarenlang onvruchtbare pogingen om een ‘Design’ kamer in te richten in de NWO en STW worden nu omgezet in pogingen om uit eigen kracht en overtuiging samenhangende programma’s te ontwikkelen en te presenteren met een kritisch maatschappelijk belang en wetenschappelijke diepgang. Dan voegt de bouw zich naar de collegae technische wetenschappen en speelt eenzelfde spel in plaats van een uitzonderingspositie te vragen. Het is een onderdeel van het volwassenheidsproces van de bouw als wetenschap. STW programma voor de gebouwde omgeving? Nadat de voorhoedespelers van de 3TU Bouw zich de spelregels eigen hebben gemaakt van het programmeren en uitschrijven van onderzoeksthema’s en van het beantwoorden en indienen van passende en inspirerende onderzoeksvoorstellen in projectvorm, lijkt de tijd aangebroken dat men kan zeggen dat de bouw langzamerhand de andere takken van technologie is opgelopen (in zeiltermen) en als volwaardige partner mee kan doen met het STW spel van uitschrijven van zinvolle thema’s en inschrijven met projecten. Pas dan kan men zeggen dat de bouw ook haar partij in de wetenschap mee speelt.

Page 79: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

78

5.7. FES ronde 2009 / 2010 De FES staat voor Fonds Economische Structuurversterking. Er is met een onzichtbare voorbereiding in een razendsnel tijdsbestek in februari 2009 een FES ronde geweest waarin projectideeën werden uitgedaagd om te worden ingediend rondom het thema ‘Water, Klimaat, Ruimte, Mobiliteit en Bouw’. Er zijn in korte tijd 174 ideeën ingediend, sommige rijp en reeds goed doordacht, andere nog groen en onvolwassen. Delta in transition 2009 Vanuit het Speerpunt is het idee ‘Wonen en werken in de deltastad’ ingediend, als het totale programma van het 3TU Speerpunt Bouw. Dit voorstel heeft een lage waardering ontvangen en komt dus verder niet voor in het hoofdplan van de FES. Dat werd via CURNET in Gouda ingewacht en afgehandeld. Het totale FES voorstel heeft nog een verdere behandeling gekregen en is als voorstel doorgezonden naar politiek Den Haag, waar na het advies van een commissie van wijzen een negatieve beslissing is genomen. Voor deze FES ronde is maximaal 500 miljoen Euro beschikbaar, verdeeld over 8 thema’s, waaronder ‘water, klimaat en ruimte’, waaraan ‘mobiliteit’ en ‘bouw’ in de titel werden toegevoegd. Het programmavoorstel is onder www.schitterendnederland.curnet.nl en www.deltaintransition.nl te downloaden. Vanuit het Speerpunt zijn slechts enkele onderzoeksgroepen betrokken (‘Naar een nieuw gedrag in de bouw’ : Geert Dewulf; ‘Bouwinformatieraad’ Bauke de Vries, Hans Wamelink, Monica Chao-Duivis, Timo Hartman en Geert Dewulf). Het is duidelijk dat betrokkenheid bij de voorbereiding grotere kansen creëert voor inschrijven van projecten.

Dit item staat voor 2009 bij de formateur te boek als een gemiste kans. Het geld leek verdeeld. De nogal plotselinge en krappe tijdsplanning waarin projectideeën werden gevraagd, en de korte rijpingstijd die voordelig was voor bekende spelers, maakte dat het Speerpunt zich als onvoorbereid heeft laten verrassen. Echter er werd tevens aangekondigd dat er wellicht een nieuwe ronde zou komen in 2010 en daar zou dan energie vanuit het Speerpunt op gericht moeten worden. Over een jaar zullen er diverse goed omschreven projectvoorstellen vanuit het 3TU Speerpunt Bouw klaar moeten liggen, goede voorbereid en met deelnemers overeengekomen.

Fig. 35 voorblad ‘Delta in transition’

Page 80: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

79

Duurzame Dynamische Deltastad 2010 De Nederlandse delta kent naast de omstandigheden gevormd door het water en de slappe bodem ook een grote bouwkundige uitdaging. Het bouwen van steden op de onbetrouwbare ondergrond heeft eeuwenlang geleid tot relatieve lichtgewicht bouwwerken. De hedendaagse tendens tot stedelijke verdichting met hogere belastingen op de ondergrond brengt nog grotere risico’s met zich mee. Een omstandigheid die de Lage Landen gemeen hebben met alle delta steden in de wereld. Nederlanders zijn vanwege het omgaan met natte bodem, water en polders altijd gedwongen geweest zeer planmatig en inventief te werk te gaan. De planmatigheid van aanpak en uitvoering in Nederlandse deltasteden met de dichte bebouwing op in wezen onbetrouwbare, waterrijke grond is een zaak van het zoeken naar onwaarschijnlijke toekomsten, met een inventiviteit die voorbeeldig is voor deltasteden in de wereld.

De moderne uitdagingen van de Nederlandse Deltastad liggen in de dichter wordende bewoning, het vooralsnog inadequate openbare vervoer, de verdichting van de stad, de verhoging van gebouwen en het verdiepen van de eindpunten van mobiliteitsstromen (trein en autoverkeer, parkeerplaatsen, metro’s, bussen, trams en ‘lightrail’). En dat alles op een bodem die in wezen niet geschikt is voor dichte bebouwing met zware belastingen op de dragende lagen in de ondergrond. Het efficiënt maken van tunnels in die slappe grond inclusief ruimtelijke eindpunten onder gebouwen wordt zowel praktisch als wetenschappelijk ontwikkeld. Tunnels in slappe grond en het maken en onderhouden van wegen op slappe bodem inclusief efficiënt toegankelijke en te onderhouden infrastructuurleidingen zouden kunnen leiden tot een Nederlands specialisme. De Nederlandse bodem technologie gaat al voor in de wereld: de Ondergrondse Bosatlas was in één week tijd uitverkocht. De onbekende ondergrond is zeer kritisch voor hoogbouw en diepbouw.

Naast die primaire technische overwegingen van de deltastad gelden de duurzaamheidsaspecten: steden zijn duurzaam in materieel opzicht, kunnen ook ontwikkeld worden als duurzaam in aanleg en onderhoud, op basis van ‘zero-energy’ of ‘plus-energy’, dank zij combinaties van energiewinning uit de omgeving van water, bodem, lucht, zon en wind, geïntegreerd met gebouwen, buurten, wijken en hele steden. De energieproductiesystemen kunnen in nieuwbouwgebieden vanaf de basis fundamenteel en innovatief worden opgebouwd. Maar ook voor de bestaande bebouwing (woningen en werkgebouwen), die jaarlijks 99% van de energieconsumptie van gebouwen uitmaakt, dienen integrale en duurzame energieconcepten te worden uitgevoerd. Per jaar wordt maar 1% nieuwbouw voor woon- en werkgebouwen gerealiseerd, dus de pakketten van duurzaamheid en domotica voor renovaties en bestaande woningen zijn van eminent belang voor de duurzame samenleving, anders kunnen de energetische ‘Kyoto uitgangspunten’ nooit worden gehaald. De bouwsector loopt op kennis en ervaring betreffende duurzaamheid in energie en materiële systemen enorm achter. Als het kabinet volgend jaar de verplichting zou invoeren om alle nieuwbouw energieneutraal tot stand te laten realiseren, is het gemiddelde bouwteam niet in staat de eis uit te voeren. De verschillende klimaatvriendelijke systemen zijn als principe systemen wel uitontwikkeld, maar de totale samenhang komt pas tot stand in bouwkundige projecten van gebouwen, buurten, wijken en steden.

De stad Almere is een voorbeeld van een exploderende ‘newtown’ op slappe bodem die een cultureel hart, een centrale en duurzame verdichting in de stad, korte woonwerk afstanden, een evenwichtige bevolkingsopbouw en voldoende plaatselijke werkgelegenheid nastreeft om van een nieuwe autonome Deltastad te spreken.

In veel hedendaagse onderzoeksprojecten is de focus op de eigen opgave groot en mist men de samenhang tussen de verschillende problemen, hun ontwikkelingstrajecten

Page 81: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

80

en de evaluatie en verspreiding van de resultaten. Daarom wordt er nagedacht over een toekomstkoepel voor de Nederlandse gebouwde omgeving, waar Nederland over 30 jaar aan toe zou kunnen zijn: ‘Nederland 2040’. Vanuit die toekomstscenario’s redenerend, zullen de acties op kortere termijn (20, 10 en 5 jaar) herleid kunnen worden. Het pleidooi is dus om te redeneren vanuit een totaal visie via toekomstscenario’s naar programma-onderdelen en projecten.

De redenatie van nu tot aan de scenario toekomsten voor de Duurzame Dynamische Deltastad in 2040 kan leiden tot andere inzichten voor het realiseren van nieuwe onderdelen en het renoveren, respectievelijk herbestemmen van bestaande onderdelen van de gebouwde omgeving. De gebouwde omgeving kan worden onderverdeeld in 4 thema’s en elk van die thema’s weer in twee karakteristieke subthema’s, alsmede één dwarsthema. Daarvan is het subthema van de ‘Stad’, in wezen de ‘Deltastad’, van eminent belang, al zijn de invloeden van Energie en Duurzaam en de ander 5 subthema’s (Renovatie, Gezond, Veilig, Ruimte en Infra) duidelijk herkenbaar.

Figuur 36: De gebouwde omgeving is te karakteriseren in 4 thema’s, 2x4 subthema’s en 1 dwarsthema. Het bouwkundige domein van de Duurzame Dynamische Deltastad kan door architecten en stedenbouwers in samenspraak met economen, sociologen en politicologen ontwikkeld worden en in verrassende projecten ontwikkeld en gepubliceerd. De terugkoppeling tussen ontwerp en realisatie zou wetenschappelijker mogen zijn, om betere input bij nieuwe ontwerpopgaven te bezitten. Lopend proces Het herformatteringsproces van ‘Delta in transition’ naar de ‘Duurzame Dynamiek in de Delta’ onder leiding van prof.dr.Rudy Rabbinge en prof.dr.Pieter Hooimeyer namens de NWO werd met een oog op consistentie en innerlijke samenhang per 14 december 2009 afgerond voor een tweede indiening bij het kabinet. Totale besteding is 25 miljoen Euro. De bouwkundige insteek is ingebracht in dit proces. De ontwikkeling van deze FES herformattering is bij het afmaken van dit rapport in december 2009 nog in volle gang. Als observatie vanuit dit proces kan worden opgemerkt dat succes afhangt van:

Een waardevolle titel van de onderzoekskoepel boven het programma; Een consistente doelstelling, strategie en duidelijke criteria; Subprogramma’s die op een zinvolle wijze het verwachte totaalbeeld vervullen; Overleg en inpassing van de projecten onder de subprogramma’s hangend die een

hecht geheel vorm; Een programmacommissie met deelnemers die niet alleen voor hun eigen

belangen voorstaan, maar allereerst de consistentie in het geheel.

Page 82: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

81

5.8. TNO Bouw en ondergrond TNO staat voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek. TNO behoort tot Nederlands GTI’s (Grote Technologische Instituten). www.tno.nl : ‘TNO maakt wetenschappelijke kennis toepasbaar om het innovatief vermogen van bedrijfsleven en overheid te versterken.’ De afdeling TNO Bouw en ondergrond omvat 700/750 man personeel in 7 onderafdelingen, waarvan er een viertal, ca. 300 tot 400 pers. betrekking hebben op dezelfde domeinen als de 3TU Bouw in haar thema’s heeft gedefinieerd:

Bouw en Installaties Constructies en veiligheid Innovaties en ruimte Milieu en leefomgeving.

Ook TNO Bouw en ondergrond heeft haar werkzaamheden gebundeld in een aantal thema’s, die vrijwel overeenkomen met de 3TU Bouwthema’s:

Maatschappelijke veiligheid Gezond leven Bouwen voor ruimte Leefomgeving Energie.

De conclusie hieruit is dat mogelijk de ambities en competenties van TNO Bouw & ondergrond en 3TU Bouw goed overeenkomen. Overlappen de onderzoeken dan elkaar? TNO concentreert zich op het toepassen van natuurwetenschappelijk onderzoek en heeft er bij monde van haar voorzitter Jan Mengelers nadrukkelijk op de 5e Innovatie-conferentie in de Rolzaal van het Binnenhof (30 oktober 2009) erop gewezen dat TNO toegepast onderzoek doet en dat andere partijen ander onderzoek moeten doen. TNO voelt enerzijds de overlap in competenties, aspiraties en activiteiten van de ingenieurs-bureaus verenigd in het ONRI, www.onri.nl, die projectbetrokken onderzoek doen en de 3TU’s die ter zake de bouw fundamenteel tot en met toegepast onderzoek doen. De meer dan 300 bij de bouw betrokken TNO onderzoekers zijn grotendeels ervaren wetenschappelijke professionals die grote en kleine projecten aan kunnen, op een generiek niveau via toegepast tot het uitvoerend niveau. In het algemeen is het vroegere certificatieonderzoek overgelaten aan private testlaboratoria. De middenmoot tussen fundamenteel en uitvoerend (test)onderzoek, het toegepaste onderzoek verdient een uitgebreide definiëring, voordat eenduidig kan worden vastgesteld of wat het domein van TNO is, welke het domein van ONRI en welk domein van de 3TU Bouw is.

In verband met de frequente toekomstige samenwerking in allerhande projecten loont het in ieder geval de moeite de domeingrenzen en overlappingen in kaart te brengen. Daarnaast is begrip, flexibiliteit en tolerantie van betrokken partijen nodig om een werkbare en productieve samenwerking richting de innovatieagenda’s te realiseren. Een duidelijker afstemming van de thema’s van de 3TU Bouw en TNO Bouw en ondergrond is dan ook logisch als vervolgstap, gevolgd door het samenwerken in gezamenlijk te definiëren projecten. Dit dient echter op projectniveau te geschieden. De contactpersonen per onderafdeling van TNO en per thema zijn duidelijk op de website van TNO vermeld. Met een nieuwe programmering op basis van maatschappelijke uitdagingen is een complementaire samenwerking tussen TNO Bouw & Ondergrond en 3TU Bouw zeker gewenst! Het vergt wel nadere overwegingen of alle subthema’s even veel nadruk en inzet zullen krijgen, respectievelijk het wijs zou zijn in gezamenlijkheid bepaalde focuspunten in onderzoek vast te leggen en andere te laten voor de toekomst. Na het divergerende programma dienen covergerend projecten geselecteerd te worden.

Page 83: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

82

Page 84: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

83

6. Projecten 6.1. projectvoorstel: Toekomstatelier Nederland 2040 Denkstoten naar de toekomst Vanuit de mogelijkheid die het kabinetsproject Nederland Ondernemend Innovatieland (NOI) biedt, zou een sprong voorwaarts in het integraal en planmatig denken over de toekomst van Nederland gemaakt kunnen worden. Veel wordt er al gedaan. De huidige crisis bracht als bijproduct de vrije ‘kenniswerkers’, werkend op 50% ww en 50% bij de kennisinstellingen. De door de crisis vrijgekomen denkkracht wordt gebruikt in de ontwerperswereld om scenario’s te maken voor de toekomst. Maar ook architecten-bureaus hebben ‘brainspace’. Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol heeft in Apeldoorn een onderzoeksatelier geopend voor 86 jonge architecten die aan stedelijke projecten gaan werken. Zie de website www.nederlandwordtanders.nl. Het is als in de Tweede Wereldoorlog reeds denken en ontwerpen aan de Wederopbouw, zodat die na de oorlog snel van start kon gaan. TNO heeft een soortgelijk atelier voor energiezuinige gebouwen en wijken geopend met 130 kenniswerkers als ‘Building Brains’ olv Roland van der Klauw www.duurzaamgebouwd.nl. De recessie heeft zijn nare kanten maar de vrijgekomen denkcapaciteit kan ingezet worden om scenario’s te maken voor de toekomst van de gebouwde omgeving. Niet alleen voor het bedenken en ontwerpen van gebouwen, artefacten, maar om de toekomst in veel bredere zin namelijk die van de gebouwde omgeving en het functioneren van de samenleving daarin te verkennen en in beeld te brengen. Nog steviger gesteld: als we de kans in deze tijd van crisis en mogelijk recessie niet nemen om eens flink uit te halen naar de toekomst, kan het zijn dat we er over enkele jaren weer geen tijd meer voor hebben. Die kans komt niet snel terug. In de jaren ’80 werd een soortgelijke studie verricht: Nederland 2050 /NNAO [ISBN 90-12-05605-5].

Fig. 37: Nederland 2050 anno 1989 voorzien in het kritische resp. zorgvuldige scenario. Nu is het zo dat de architecten, stedenbouwkundigen en ontwerpers in de bouw de dromers zijn en in dit geval zullen zij ook waarschijnlijk het voortouw nemen in het toekomst denken. Maar de bouw moet hierover willen meedenken en discussiëren. Dus niet lethargisch in de touwen hangen en zien wat en wie er komt, maar juist pro-actief meedenken en vooruit denken. De huidige initiatieven van opdrachtgevers en ontwerpers

Page 85: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

84

zijn al op die toekomst gericht, maar meer op projectbasis dan op het overkoepelende generieke beeld. De gedachte is om een grote sprong in de tijd te maken en te trachten door middel van brainstorms, analyses, polemieken en discussies tot een aantal toekomstgerichte scenario’s te komen voor bijvoorbeeld Nederland over 30 jaar: Nederland 2040. De meer nabije toekomst kan dan vervolgens worden afgeleid door een strategie van nu naar 2040 in beeld te brengen. Elk bedrijf kan wel 5 jaar vooruitkijken (hoewel dat ook relatief is geworden in het laatste jaar).

Fig. 38: Redeneren naar een verre toekomst en vervolgens weer terugredeneren naar het nu. Nederland 2040 Vanuit de 3TU Bouw zou er samen met het Atelier Rijksbouwmeester, A et A, de BNA en mogelijk andere deelnemers een identiek atelier worden georganiseerd van koepel-denkende architecten, stedenbouwers en technisch ontwerpers die gezamenlijk de toekomst van de gebouwde omgeving van Nederland zouden kunnen beschouwen. Voor ervaren ontwerpers met veel vrije ‘brain’ruimte zou in de komende tijd een zeer zinvolle bezigheid gevonden kunnen worden in het ontwerpen van ‘Nederland 2040’. Het jaartal 2040 zou aansluiten op de studie Randstad 2040: www.randstad2040.nl.

De kandidaten zouden praktijkervaring, inzicht en overzicht moeten bezitten. Het niet gebonden zijn aan bedrijven en bedrijfsbelangen is wellicht een voordeel. Het atelier kan begeleid worden door hoogleraren vanuit de 3TU Bouw en er kunnen naar behoefte futurologen, economen, sociologen en andere denkers uitgenodigd worden om impulsen te geven. De drie betrokken ministeries VROM, EZ en V&W zouden de financiering kunnen verzorgen van de accommodatie en de organisatie op eenzelfde wijze als het atelier van de Rijksbouwmeester ‘Nederland wordt anders‘ is georganiseerd. Zo kan een nieuwe programmering voor de ‘MIA Bouw’ door bevlogen (vrije en werkende) ontwerpers en technische ingenieurs integraal worden opgezet, waarna het door betrokken spelers kan worden geadopteerd en gedetailleerd. Plaatselijke groei en tegelijkertijd in andere regio’s krimp Demografische overwegingen geven aan dat Nederland in de toekomst ook regio’s van krimp zal kennen. Er zou in Groningen een geheel dorp worden gesloten. De Blauwe Stad bij Groningen lijkt te mislukken. De buitenprovincies gaan Frankrijk achterna. Zuid Limburg kampt al sinds 2002 met krimp. Plannen op basis van ongebreidelde groei hebben hun beste tijd gehad. Het is zaak nu alle toekomstige factoren wijs te betrekken bij toekomstplannen en niet alleen uit te gaan van pure groei. Innovatiesocioloog Gertrud Blauwhof en macro-econoom Willem Verbaan schreven over de komende krimp en duurzaamheid een interessant boek: ‘Wolk 777’ [ISBN 978-90-75271-28-7]. De diverse boeken van Adjiedj Bakas: ‘Beyond the Crisis’, ‘The Future of Finance’ en ‘Microtrends Nederland’ hebben soortgelijke verwijzingen naar een afwisseling van groei en krimp en onvermijdelijk naar duurzaamheid. www.bakas.nl. Het adagium in deze is: Lezen, denken en discussiëren alvorens te plannen en te ontwerpen in het Toekomstatelier.

Page 86: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

85

6.2. Projectvoorstel: Almere Explosiestad De gemeente Almere heeft grote plannen om een verdubbeling van haar inwonertal te bereiken in 10 jaar tijd: van de huidige 190.000 naar 350.000 inwoners. Daartoe zal een evenwichtige groei worden nagestreefd met werkgelegenheid en woongelegenheid, met werken, winkelen, recreëren en cultuur. Almere was in het afgelopen decennium al een bezige groeistad die vele ontwerpers voor zich liet werken: Rem Koolhaas, Francien Houben, Mariet Schoenmakers en Nathalie de Vries. Er zijn spannende uitbreidings-plannen gemaakt, prominente gebouwen gerealiseerd, maar de stad dient verder verdicht en op een wijze manier uitgebreid te worden met de laatste inzichten op het gebied van stedenbouw, landschap, milieu, architectuur en groene bouwtechnologie. Het aantal woningen dient met 60.000 te worden vergroot. De werkgelegenheid moet navenant toenemen. Almere is de enige stad in Nederland die een dergelijke explosie nastreeft. Daarmee kunnen de stadsuitbreidingen rondom Amsterdam vervallen, zodat het waardevolle landschap in de noordflank van de Randstad gehandhaafd kan blijven. Almere wenst ook een directe verbinding naar Amsterdam door middel van een brug of een tunnel, iets waarover het kabinet zich eind 2009 gaat uitspreken. Ook de infrastructuur is dus van belang. Er kan geleerd worden van de langzame groei van en uitbreiding van steden in de afgelopen decennia en van de bevolkingsexplosies in andere landen (New Towns in Engeland in de jaren 70 en 80) en continenten. Het INTI werd opgericht: International New Town Institute, onder leiding van Michelle Provoost, waar de TU Delft in deelneemt www.newtowninstitute.org. Maar er zal in Almere ook rekening gehouden moeten worden met krimp op regionale en nationale schaal. In oktober 2009 heeft een gesprek plaats gevonden tussen een delegatie van de gemeente Almere onder leiding van wethouders Adri Duivesteijn en Martine Visser en Mick Eekhout. Het voorstel is om aan de zijde van de 3TU te bezien of de zij de gemeente Almere verder zal kunnen bijstaan door een begeleiding in 3 fasen:

fundamentele en langlopende begeleiding van dit proces door een onderzoeksteam te stationeren in Almere (‘het veldlaboratorium’);

met mogelijk een groep MSc studenten (afstudeerders) om de het onderzoeksteam heen, die projecten verkennend zouden kunnen ontwerpen;

Overgang van conceptuele fase naar uitvoeringsfase door overgang naar HBO lectoren waarbij de 3TU plaatsen overgaan naar HBO lectoren en hun onderzoek.

Over 10 jaar is er dan een HBO school als dependance van een naburige HBO gestart mogelijk waarvan de Bouwkunde afdeling als enige in Nederland midden in zijn eigen proeftuin staat, als onderdeel van de evenwichtige, zelfstandige stad. De subthema’s Energie / Duurzaam / Stad / Gezond/ Veilig / Infra / Ruimte komen alle aan bod (behalve waarschijnlijk het subthema Renovatie).

Fig. 39: Almere als bestaand plan waarop wethouder Adri Duijvestein de ‘gratie van het conflict’ opzoekt.

Page 87: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

86

6.3. Casus INHolland gevel / TU Delft / MKB Consortium De Nederlandse HBO’s zijn de laatste jaren gestimuleerd in een upgrading richting het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek van de universiteiten. In Delft zijn twee dependances van de Haagse Hogeschool en Hogeschool INHolland geopend in september 2009. De kennis schurkt tegen elkaar en dat verdient een groeiende uitwisseling en samenwerking. Op de 3TU Bouwfaculteiten worden reeds een aantal promovendi begeleid, aangesteld door de HBO’s. Er zijn samenwerkingen in SIA RAAK subsidie-programma’s die de HBO’s als penvoerders in staat stellen onderzoeksprojecten op te zetten met de TU’s en het MKB. Tenslotte heeft de bouwsector een aantal lectoren gestimuleerd en gefinancierd. Deze lectoren werken autonoom van de onderwijs-programma’s. Het is te verwachten dat het toepassingsgerichte onderzoek op de HBO’s en het meer fundamenteel/technische onderzoek op de 3TU Bouw vaker zullen samenwerken in onderzoeksprogramma’s. Daartoe zullen de vier thema’s en de acht subthema’s wellicht herkend en geadopteerd kunnen worden. INHolland superslanke gevel als voorbeeld samenwerking HBO / TU Een casus van een innovatieve samenwerking tussen HBO / TU / MKB is de voorgespannen glasgevel van de Delftse vestiging van INHolland. Het gebouw is ontworpen door Rijk Rietveld uit New York. Dat samenwerkingsproces bestond uit 2 cycli: een conceptuele cyclus en een realisatiecyclus. In de conceptuele cyclus aangestuurd door een SIA RAAK subsidie van 700.000,= Euro werden in 2 jaren looptijd een groot aantal brainstorms georganiseerd door het Composietenlaboratorium van In Holland met een groep professionals uit het MKB (bedrijven en adviseurs) en de TU Delft, faculteit Bouwkunde. Onderwerp was de composietengevel voor de nieuwe vestiging van InHolland. Bedoeling was een realiseerbare innovatieve composietgevel te ontwikkelen tot en met een testbare prototype gevel op schaal 1 op 1. De brainstorms verliepen nogal wisselend en soms chaotisch. Brainstorms zijn moeilijk te sturen. Dat vereist een vast hand en creativiteit en openheid van de deelnemers. Daarop waren de deelnemers niet geselecteerd. Het eind van de conceptcyclus was een prototypegevel van ongeveer 6 m hoog en 4 m breed met dubbelglaspanelen met aramide composiet-kabels door holle buizen in het hart van de panelen. In realiteit zouden deze 20 mm dikke aramide kabels de gevel tegen wind stabiliseren in een totaalpakket van ongeveer 50mm over een hoogte van 13 m: dus een superslanke gevel, een wereldinnovatie.

De realisatiecyclus bevatte het verder ontwikkelen van het concept van de super-slanke composietgevel tot een betrouwbaar en beproefd product. Opdracht werd versterkt aan het consortium van Octatube Nederland en Asahi Glass Company uit Maasland als directielevering. De vrijblijvende brainstorm werd ineens bloedserieus. De op certificatie gerichte doorontwikkeling van de composietkaders stokte door de lange duur benodigd voor de verkitting van de kaders tussen de dubbelglas panelen. De kaders werden uiteindelijk gemaakt in metaal, inclusief droogmiddel, zoals gebruikelijk. De glaspanelen werden gekozen als gelamineerd en thermisch voorgespannen, zowel aan de binnen- als buitenzijde. De aramide kabels werden betrokken uit de VS en moesten speciaal op diameter gemaakt worden. De eindverbindingen, normaliter geschikt voor de high-tech jachtbouw zijn speciaal in Nieuw Zeeland opnieuw gemaakt geworden toen testen aantoonden dat ze niet voldoende sterk waren. Ondertussen had de directie van Asahi besloten dat de glaspanelen niet gecertificeerd waren en niet gegarandeerd konden worden. Op dat moment (mei 2009) besloot Octatube de kabel buiten de spouw, vlak achter de binnenzijde van de glaspanelen te plaatsen. Eén innovatie minder, maar het

Page 88: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

87

ensemble was wel gegarandeerd. Asahi voorzag nog jaren van ontwikkeling en testen voordat er een gecertificeerd geïntegreerd product uit zou voort komen. Het intern voorspannen bleek op deze korte termijn (1 jaar) een brug te ver. De volgende stap zal geschieden in een mogelijke vervolgopdracht. In september 2009 werd het gebouw met de twee grote superslanke glasgevels geopend. Twee maanden later is aanpalende smalle verticale gevelstrook wel in de originele uitvoering gerealiseerd, als testgevel, ook voor de studenten van INHolland. INHolland was ondanks de tegenslagen (metalen kaders in plaats van composieten kabels en externe kabels in plaats van interne kabels) toch met een aantal innovatieve stappen als opdrachtgever verder gekomen. De gerealiseerde innovaties zijn:

Ultraslanke gevel gestabiliseerd door vlakke, verticale composiet kabels; Aramide voorspankabels met aangepaste bevestigingen; Detaillering van flexibele rubberhoeken tegen breuk bij hoge windbelasting; Gestapelde glaspanelen hangend aan rvs hangstaven; Minimale bevestigingen tussen de glaspanelen.

In de samenwerking werd overigens de sterken en zwakten van de coöperatie duidelijk: TU’s zijn goed in brainstormen, fundamenteel denken en technisch onderzoek; HBO’s zijn beter in pragmatisch testen en productontwikkeling op aspecten; De bedrijven in het MKB hebben getoond hun aandeel te kunnen leveren voor de geschikte product-ontwikkeling tot aan certificatie en productgarantie, maar met voorzichtigheid en beleid. Resultaat was ’s werelds eerste ultraslanke voorgespannen composiet dubbelglasgevel! Duidelijk was ook dat de verschillende spelers , werkend solitair, niet een dergelijke ontwikkeling tot stand hadden gebracht. Het integraal ontwikkelen loonde hier duidelijk!

Het was duidelijk een dubbele ontwikkelingscyclus die geen der betrokken partijen op zich zou hebben uitgevoerd. INHolland was als opdrachtgever ook tevens de ‘product champion’: beschermer van voldoende innovatiegraad. Productinnovatie vereist een consortium van betrouwbare, samenwerkende en elkaar vertrouwende partijen! De combinatie van de theoretische met de praktische onderzoekers en de praktijk heeft hier voor een aantal innovatieve stappen gezorgd. Maar ook belangrijk was het doorzettingsvermogen van de trekkers van de verschillende partijen.

Fig. 40: Het ontwerp van architect Rijk Rietveld uit New York en het binnenaanzicht van de gerealiseerde superslanke dubbelglasgevel met rubberen lensvormige gevelhoek in Delft.

Page 89: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

88

Samenwerking 3TU Bouw en HBO Deze casus is opgevoerd om te laten zien dat onderzoeksprojecten met zowel een fundamenteel-technische als een toegepaste zijde met een combinatie van onderzoekers afkomstig uit 3TU en HBO, samen met het MKB tot innovatieve ontwikkelingen kunnen komen. De lektoren die door Bouwend Nederland en KTB zijn gestimuleerd, kunnen zorgen voor een koppeling met de 3TU themaprogrammering door aan te sluiten vanuit hun gewoonlijk meer op directe toepassing gerichte onderzoeken (en afstudeerders). In 2009 tellen de HBO instellingen ‘Bouw en Ruimte’ in Nederland een dertigtal lectoren op het gebied van de bouw, verzameld onder de noemer ‘Built Environment’. De lectoren zijn vanaf 2001 actief. Zij worden in principe voor een termijn van 4 jaar benoemd. Hun functie is onafhankelijk van het onderwijsprogramma. De functie van lector is in het leven geroepen om de kracht van de toegepaste kennis in het HBO zowel voor de praktijk als voor het onderwijs optimaal te benutten. Het zijn, zoals voorzitter van de HBO raad Doekle Terpstra ze noemt “de kroonjuwelen van het HBO die een grotere bekendheid verdienen”. De lectoren kunnen inhoudelijk een verbindende schakel zijn met de 3TU Bouw. www.hbo-raad.nl/onderzoek/lectoraten. De lectoren werken onderling gestructureerd. Hiervoor is een aantal vakinhoudelijke thema’s gedefinieerd die bij alle lectoraten terug komen, zoals het denken en werken vanuit de ketenbenadering (samenhang tussen initiatief, ontwik-keling, uitvoering, gebruik en beheer), gebiedsgerichte benadering, de wisselwerking tussen proces- en techniekdenken, duurzaamheid, de rolverdeling tussen publieke en private partijen en permanente aandacht voor de dynamiek van de omgeving. Daar-naast heeft het HBO zich voorgenomen dat de lectoraten samen het totaal aan thema’s en vernieuwingen in en aangrenzend aan de gebouwde omgeving af zouden dekken. Een continu proces dat meegroeit met de ontwikkelingen in de Built Environment en de actuele maatschappelijke vragen die in dit domein spelen. Van monumentenzorg tot vernieuwend ondernemen in de bouw en meervoudig en intensief ruimtegebruik tot de pedagogiek van de beroepsvorming.

Maar de titels van de lectoraten kunnen ook tegen de thematisering van het Speerpunt gehouden worden, om te zien waar er samenwerkingen tussen 3TU en HBO gemaakt kunnen worden. In de HBO overzichten zijn de 32 lectoren onder te verdelen als volgt in de subthema’s van het 3TU Speerpunt Bouw. Ruimte: 8 lectoren; Infra: 2 lectoren; Stad: 13 lectoren; Renovatie: 2 lectoren; Gezond: 1 lector; Veilig: 3 lectoren; Energie: 2 lectoren en Duurzaam: geen lectoren (wel als aspect in veel andere lectorposities aanwezig). Daarnaast wordt de HBO-staf gestimuleerd om in samenwerking met de 3TU Bouw hoogleraren promotieonderzoeken te starten. Er zijn verscheidene HBO-stafonderzoekers bekend. Een reguliere afspraak met betrekking tot vergoeding van kosten versus salariskosten en promotieopbrengsten zou op het niveau van de decanen gemaakt moeten worden om van deze samenwerking een bredere mogelijkheid te maken. Op deze wijze wordt de ingroei van academisch denkende stafleden en lectoren in de HBO gestimuleerd, wordt de relatie tussen HBO en 3TU gestimuleerd en kunnen er samen-werkingen ontstaan die op het gebied van onderzoek tot een nieuwe aanpak kan leiden omdat het nadeel van het solistisch onderzoeken (op de TU: te lange promotietrajecten voor de praktijk en op de HBO te korte productontwikkelingen) beter in evenwicht kunnen worden gebracht, zodat onderzoek zowel fundamenteel als praktisch kan worden uitgevoerd in één samenwerkingsproject.

Page 90: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

89

6.4. Casus Concept House Het onderzoek Concept House van Bouwkunde TU Delft onder leiding van prof. Thijs Asselbergs en dr. Arjan van Timmeren is gestart in september 2004 met minimaal één onderzoeker en werd gesteund door 4 tot 8 bedrijven in de ‘Prometheus consortium formule’. Die formule houdt in dat meerdere bedrijven een onderzoeker of promovendus jaarlijks financieel steunen. In dit geval worden de jaarlijkse salariskosten van 40.000,= Euro voor de promovendus gedragen door 4 bedrijven, die elk voor minimaal 2 jaar inschrijven. Voor de formulering van dit ‘Prometheus consortium’ wordt verwezen naar de website van het Speerpunt www.speerpuntbouw.nl . In dit geval is het consortium van 12 bedrijven en instellingen groot genoeg om met een individuele inleg van 10.000,= Euro per bedrijf twee onderzoekers te financieren op jaarbasis.

Doel is het ontwikkelen van industrieel vervaardigbare woningbouw aanvankelijk met een focus op consumentgerichtheid. In 2009/2010 is de ontwikkeling doorgezet tot een aan energieneutraal prototype, bestaande uit een agglomeratie van 16 gestapelde starterswoningen, waarvan de aandacht met name gericht is op de installaties van de wooneenheden. Dit prototype project gaat in 2009 uit van energieneutraal en in 2010 in een volgende fase van energiepositieve opstelling van installaties, individueel en collectief. De deelgemeente Delfshaven heeft belangstelling voor een cluster van 40 wooneenheden. Hoogtepunten in dit proces zijn de maandelijkse presentaties, brainstormsessies en evaluaties die voor alle betrokkenen veel meer opleveren dan alleen de voortgang te bewaken van het duurzaamheidsonderzoek.

Vanaf januari 2010 zal er een full size prototype van 5,4m bij 10,8m gebouwd en geplaatst worden op het DUWO of TU Delft terrein om de mens-machine interactie te kunnen evalueren, op kosten van de energie- en installatiebedrijven binnen het consortium. Op de BouwRAI in april 2010 zal een stedenbouwkundig model in Delfshaven, een agglomeratie model schaal 1 op 10 van de 16 wooneenheden worden getoond naast een volledig geïnstalleerde woonmodule van 5,4m bij 10,8m. In het volgende jaar wordt de target gezet op een volledig geoutilleerde wooneenheid die bewoonbaar moet zijn, en waarvan de bedieningen en het bewoningscomfort zou kunnen worden gemeten. De uitvoering van de constructie wordt momenteel in de uitvoeringen beton, staal, hout en composiet onderzocht, met een goede kans op hout als de milieueisen als serieus en overheersend worden aangenomen.

Fig. 41: Isometrie en opengewerkte tekening van een 16 appartementen complex dat de onderzoeksgroep Concept House beoogt.

Page 91: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

90

6.5. Casus STW Perspectief programma ‘Durability’ Geheel volgens de spelregels van de STW heeft dr. Eddy Koenders van CT TU Delft namens een consortium van de 3TU en 22 bedrijven & instellingen een “Perspectief’ grant in de wacht gesleept. Om te zien hoe de spelregels werken voor mogelijk andere 3TU projecten allereerst enkele citaten uit de website informatie van STW www.stw.nl : “Technologiestichting STW financiert toepassingsgericht technisch-wetenschappelijk onderzoek. Sinds 2006 stelt STW jaarlijks een apart budget beschikbaar voor de financiering van programma’s in het kader van STW-Perspectief. Perspectief kenmerkt zich door een gerichtheid op het oplossen van innovatieknelpunten, door een multidisciplinaire aanpak, door samenwerking met en medefinanciering door private partijen en door specifieke activiteiten gericht op valorisatie en ondernemerschap. Perspectief is er in het bijzonder voor bedoeld om vernieuwende kennis tot toepassing te brengen en zodoende een bijdrage te leveren aan innovatie. In tegenstelling tot de ronde 2008, is er in de ronde 2009 weer sprake van een open call voor programma-ontwerpen. STW nodigt onderzoekers uit om programma-ontwerpen in te dienen, die na selectie kunnen worden uitgewerkt tot programma’s voor het jaar 2010. De inhoudelijke themakeuze is vrij mits er duidelijk sprake is van het ontwikkelen van nieuwe technologie. Ingediende programma-ontwerpen staan met elkaar in onderlinge competitie. Na een voorselectie door Adviescommissies worden de geselecteerde programma-ontwerpen voorgelegd aan (internationale) referenten. Mede op basis van hun commentaren en het weerwoord hierop van de indieners, beoordeelt en prioriteert een jury, samengesteld uit de Bestuursraad van STW, hierna in twee stappen de geselecteerde programma-ontwerpen. De criteria die daarbij worden gehanteerd vindt u in de brochure. Voor de Perspectief-ronde 2009 is circa 19 miljoen euro beschikbaar. Daaruit zullen naar verwachting 3 à 5 programma’s gehonoreerd kunnen worden.”

Het onderwerp van dit STW-perspectief project ‘ Durability’ is de deplorabele technische staat waarin zich 1200 van de in Nederland aanwezige 3300 zware verkeersbruggen en viaducten zich bevinden. Een groot deel van deze bruggen is 30 tot 40 jaar oud. In de tijd van hun ontwerp kon men de intensiteit van met name het zware vrachtverkeer niet vermoeden. Kortom, er zijn zeer veel bruggen met een oververmoeide draagconstructie. Rijkswaterstaat is als eigenaar door verregaande privatisering van zijn ingenieursdienst niet goed in staat deze kwaliteitsverlies bij te houden. Daarnaast zijn de implicaties van groot onderhoud bij het volledig sluiten van bruggen en viaducten enorm, maar geprivatiseerd over vele transportbedrijven en individuele ondernemers. Kortom het probleem is enorm in maatschappelijk opzicht. Uitvoerende partijen, verzameld onder de 22 participanten, kijken halsreikend uit naar principe oplossingen voor versterkingen van beton en staalconstructies met een minimum aan functieverlies. Dat is de weten-schappelijke uitdaging die op het niveau van constructieve analyse en ontwerp, materiaalonderzoek, micro-onderzoek en chemo-statica wordt ondernomen. Er wordt zo integraal mogelijk gewerkt in drie clusters: Materials & Structures, Degradation & Mechanisms en Sensing & Monitoring. Uit dit onderzoek komen onderwijsinitiatieven voort (3TU master course ‘ Asset Management’ en HBO Bachelor op ‘Maintenance’), een centrum om onderhoudskennis professioneel te verzamelen en ten dienst te stellen van de overheid die deze probleembruggen beheert. De financiering vanuit STW bedraagt 6 miljoen Euro. Daarnaast geldt een bijdrage van de participerende partijen van minimaal 25%. De renovatie van de Sebastiaansbrug in Delft die 14 maanden gesloten gaat worden voor groot onderhoud, is een voorbeeld van deze problematiek (fig 18).

Page 92: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

91

7. Organisatie Uit de voorgaande beschrijvingen van het bestaande onderzoek, de beoogde kritische maatschappelijke problemen en uitdagingen, de clustering ervan in 4 thema’s en 8 subthema’s, alsmede de mogelijke samenwerkingen komt naar voren dat het heel wel mogelijk is om een groot aantal 2e en 3e geldstroomprojecten op te zetten.

De individualistisch ingestelde hoogleraren worden uitgedaagd om in gezamenlijkheid hun inspanningen te richten op deze voor de maatschappij zo betekenisvolle uitdagingen en daarmee hun waarde voor de maatschappij als onderzoekers en vernieuwers te laten zien, naast hun veelal reeds zeer drukke agenda voor het onderwijs. Het aantal studenten neemt gestaag toe en de verplichtingen in het onderwijs eveneens. De technische universiteiten bevinden zich in een weinig benijdenswaardige positie van vermindering van financiële middelen uit 1e geldstroom en tegelijkertijd een grote toename van studenten. Daaruit kan geen onderzoek meer bekostigd worden. De enige redding is externe financiering te scoren vanuit overtuigende projecten, die gebaseerd kunnen zijn op de onderzoeksthema’s zoals in dit plan vermeld. Groei in onderzoek ten tijde van bezuinigingen? Daarbij is het eerste probleem dat er bezuinigd is geworden op alle mogelijke tijdelijke personeel, ook onderzoekspersoneel; dat veel leerstoelen nauwelijks een minimale bezetting in stand kunnen houden en dat zij, zoals gezegd, bedolven worden onder onderwijsverplichtingen. In die omstandigheden vereist het maken van concepten en uitwerkingen van projectvoorstellen een groot geloof in haalbaarheid, want er dient geïnvesteerd te worden in voorbereidingstijd, tijd die decanen nauwelijks zullen belonen met voorinvesteringskapitaal. Als er niet voorgeïnvesteerd wordt, komen er geen voorstellen. Als er geen voorstellen komen, zal het nieuwe onderzoek niet op gang komen. Ziedaar het dilemma van de onderzoekers en van de decanen. Derhalve heeft het formatierapport van de formateur geresulteerd in een advies aan het CvB van de 3TU een soort ‘seed money’ ter beschikking te stellen aan alle thema’s om het kunnen, de inspiratie, de ideeën en de capaciteiten van de 3TU onderzoekers aan te tonen voor de buitenwereld, zodat het vliegwiel van het Speerpunt op gang zou kunnen komen.

Alternatief zouden de kortlopende projecten langzamerhand de investeringen voor de langere termijn mogelijk moeten kunnen maken. Maar kortlopende projecten zijn veelal praktisch gericht en tussen TNO en 3TU lijkt het logisch om de kortlopende projecten aan TNO te gunnen en de langlopende projecten aan de 3TU.

Het advies aan de decanen die met de financiering van hun faculteiten grote moeite hebben, is om de 2e en 3e geldstroom als resultaat van onderzoeksprojecten niet te beschouwen als complementaire hulp voor de tekorten van hun faculteiten. In de afgeslankte vorm waarin de 3TU Bouwfaculteiten steeds meer gaan opereren, zullen bij nieuw onderzoek ook nieuwe onderzoekers moeten worden aangetrokken, ook al zijn dat de recentelijk niet-verlengde tijdelijke onderzoekers die net uitbezuinigd werden. Dat wil zeggen: de omzet aan nieuw onderzoek op de 3TU zal direct worden besteed aan het aantrekken van nieuwe universitair geschoolde onderzoekers. Mogelijk een uiterst klein deel kan door de decanen worden bijgeschreven als ‘winst uit onderneming’ die hun financiële positie kan verbeteren. Een totaal afgeslankte faculteit heeft geen enkel uurtje meer vrij voor het doen van nieuw onderzoek. Dat dilemma moet door de decanen in overleg met het CvB van de 3TU’s worden doorbroken. In de opinie van de formateur is er extern geld voldoende voor Speerpunt Bouw onderzoek, maar aan de aanbodzijde is het absoluut noodzakelijk dat er vooraf behoorlijk wordt geïnvesteerd om de vraagzijde en de beoordelingscommissies van 3TU Bouw kwaliteit te overtuigen.

Page 93: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

92

7.1. Stappenplan voor 2010

Het jaar 2010 dient benut te worden voor het per subthema opzetten van op zijn minst één voorbeeld onderzoek, dat met documentatie afgesloten kan worden of aan het eind van 2010 gepubliceerd kan worden met inspirerende resultaten, zodat het jaar 2010 als voorbeeldjaar voor het nieuwe onderzoek kan gelden.

Daarnaast zou er onder leiding van de 3TU Bouw een pad gelopen kunnen worden met een ontwerpatelier Nederland 2040, beginnend met kenniswerkers, aangevuld met studenten, professionals, de bouwkoepels en begeleid door 3TU Bouwhoogleraren, zie paragraaf 6.1.

In grote lijnen kan het jaar 2010 besteed worden aan de volgende activiteiten: 1. Go ahead van CvB 3TU voor startplan en financiële opzet ; 2. Voordracht Speerpunt directeur en trekkers acht subthema’s; 3. Brainstorms in denktanks per subthema intern door thematrekkers; 4. Discussie binnen de 8 subthema’s over de programmatische opzet; 5. Definitieve uitwerking en aanpassing van de programmering; 6. Publicatie van de nieuwe programmering naar de bouwwereld; 7. Deelname hoogleraren in commissies uitschrijvende programma’s; 8. Presentaties programmering bij overheden en partijen bouwwereld; 9. Brainstorms per subthema intern + extern door trekkers; 10. Bijeenkomsten gegadigde 3TU onderzoekers per subthema; 11. Bijeenkomsten met potentiële externe partners per subthema; 12. Inschrijving onderzoeksprojecten op de themaprogramma’s; 13. Publicaties digitaal en via brochures. 14. Publicitaire manifestaties boegbeelden Speerpunt. 15. Interim ad hoc inschrijvingen projecten op externe uitnodigingen; 16. Uitvoering van projecten 2010 en publiceren van resultaten 2010.

Page 94: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

93

7.2. Implementatie 3TU Speerpunt Bouw organisatie De organisatie van het Speerpunt zal een virtuele organisatie zijn, dwars over de aangesloten faculteiten heen, met een coördinerend en onafhankelijk directeur inclusief ondersteuning en een directe relatie naar de TU valorisatiecentra. Er is een tweede laag van thematrekkers boven de thema’s, die vanwege het 3TU karakter wellicht het best als duo’s of trio’s aangesteld kunnen worden. Zij zullen verantwoordelijk zijn voor het samenstellen van de programmering binnen de thema’s. De werkvloer is weergegeven als de hoogleraren en de onderzoekers. Per faculteit zijn er de onderzoeksdirecteuren als vertegenwoordigers van de decanen, aangestuurd door het 3TU CvB.

Fig. 42: Organogram 3TU Speerpunt Bouw De doelen van het 3TU Speerpunt Bouw organisatie kunnen gesommeerd worden als:

Wetenschappelijk doel: versterken van respectvol en maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek voor de bouw met een indrukwekkende kwaliteit.

Maatschappelijk doel: een positieve invloed uitoefenen op ontwikkelingen in de gebouwde omgeving voor de maatschappij met voldoende onderzoekers.

Economisch doel: de Nederlandse bouw te stimuleren een sprong te maken in toekomstgerichte ontwikkelingen, prijs-kwaliteitverhouding, technische en procesmatige innovatie, in evenwicht met elkaar. Bouwend Nederland wacht op de activiteiten van het 3TU Speerpunt Bouw met een open vizier en een positieve spirit.

Organisatorisch doel: maatschappelijk gericht onderzoek en ontwikkeling via de 3TU Bouw te initiëren, te accommoderen en te stroomlijnen tot resultaat.

Financieel doel: binnen vijf jaar een jaaromzet van 10 miljoen Euro vanuit verschillende partnerschappen en (inter-)nationale programma’s te genereren.

Publicitair doel: de 3TU Bouw en haar onderzoekers bekendheid te geven als een belangrijke speler in de bouw, naar de samenleving en naar de bouw.

Page 95: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

94

7.3. 3TU Bouw valorisatiecentrum De bouw heeft in Nederland afhankelijk van de definities, 300 tot 400.000 werknemers, verspreid over 80.000 bedrijven en instellingen. De grootste aannemer, BAM heeft 15.000 mensen in dienst. Er zijn 7 grote aannemingsbedrijven met meer dan 5.000 mensen in dienst. Er zijn enkele grote ingenieursbureaus met meer dan 100 mensen en een handvol architectbureaus met meer dan 100 mensen. De Nederlandse bouw is dus zeer MKB-achtig van karakter. Ten behoeve van dat MKB zou er een MKB Bouw loket moeten komen aan de 3TU, bemand met personen die alle spelers in de 3TU Bouwfaculteiten kennen.

Het digitale loket dient voorbereidend en werkt in onze tijd meer dan uitstekend op langere of korte afstand. Het digitale loket bevat alle publicaties van de 3TU Bouw waarop geen geheimhouding rust, voor algemeen gebruik in de MKB Bouw.

Doel is langdurige samenwerking te bevorderen. Op de TU Delft wordt al langer gewerkt met de standaard Prometheus overeenkomst, waarmee meerdere consortium-partners verenigd een PhD student of onderzoeker kunnen financieren op jaarbasis. Het inleggeld per bedrijf is beperkt (10.000,= tot 15.000,= Euro per jaar en door het tweejaarlijks in en uitstappen blijft deelname of vertrek uit het consortium ook voor de partners financieel overzichtelijk.

Speciaal voor de 400.000 mensen en de 100.000 bedrijven die in Nederland op het gebied van de bouw werkzaam zijn, en van wie velen een drempel vermoeden tussen henzelf en de universiteit, dient er een valorisatiecentrum te zijn op het niveau van de 3TU Bouw. De drempel zou best verlaagd kunnen worden. Dat Valorisatiecentrum dient ook open lijnen te onderhouden met de HBO, TNO, MKB en Bouwend Nederland

Dat centrum kan gelieerd zijn aan het secretariaat van de 3TU Speerpunt Bouw; Het kan ook alternatief aan elke deelnemende faculteit gehangen zijn, dus aan de

onderzoeksdirecteuren van de faculteiten hangen. De derde mogelijkheid is om per TU gebruik te maken van haar TU

Valorisatiecentrum. De vierde mogelijkheid is om het 3TU valorisatiecentrum in te schakelen.

Innovatievouchers De Ministeries van EZ/OCW/VROM en V&W hebben hun initiatieven gebundeld en kwamen met de subsidieregeling Innovatievouchers. Heeft als doel MKB ondernemers in contact te brengen met de kennisinstellingen om reeds bestaande kennis en inzichten te benutten ter verbreding van hun product, productieproces of dienst. Er is een grote lijst van kennisinstellingen op de site te lezen. De 3 TU’s zijn bereikbaar via de volgende mailadressen: [email protected]; [email protected] en [email protected]. De aanvragen kunnen worden ingediend via Senter / Novem, zie www.senternovem.nl/innovatievouchers.

Er zijn kleine € 2.500 en grote € 7.500 vouchers. Het bedrijfsleven moet bij de grote vouchers € 2.500 zelf bijleggen. Naar de huidige informatie luidt heeft de bouwsector, goed voor 10% van het BNP, bij lange na geen 10% gebruik van gemaakt. Er staat tussen de 34 voorbeelden op de site van Senter/Novem slechts één bouwgerichte innovatie: explosieontlastende luiken (Gorter Bouwproducten). In 2006 en 2007 waren er ca 3.000 kleine en 3.000 grote vouchers uitgereikt; in 2008 en 2009 waren dat er voor beide categorieën 4.000. In die zin lijkt dit innovatievoucher offensief van het ministerie van Economische zaken een succes dat vervolg verdient. En bedrijven in de bouwsector zouden meer gebruik moeten leren maken van deze vouchers.

Page 96: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

95

7.4. Portal 3TU Speerpunt Bouw Anno 2010 behoort bij de stand van de techniek het inrichten van een MKB loket ofwel een digitaal ‘Portal 3TU Speerpunt Bouw’. Daarin is de programmering van het Speerpunt aangegeven, een overzicht van de onderzoeksprogramma’s en de individuele onderzoeksprojecten in een standaard ‘format’ (2 pagina’s per onderzoek; beelden en tekst). Daarbij staan ook verwijzingen en koppelingen naar publicaties van de betreffende onderzoeker, dan wel de tussentijdse resultaten van zijn/haar onderzoek. Behoudens onderzoeken die onder geheimhouding worden uitgevoerd, zijn de publicaties van onderzoek publiek domein en verdienen ze een plaats in de Portal. Het digitale tijdperk en de digitale generatie kan zich heel goed een beeld vormen van het universitaire onderzoek; onderzoekers dienen zich ervan bewust te zijn van de spagaat tussen wetenschap en valorisatie en dienen aan beide zijden voldoende aandacht te geven.

Fig.43: Cartoon van het digitale portal 3TU Speerpunt Bouw voor iedereen toegankelijk Om het opzoeken vanuit de buitenwereld en de universitaire wereld naar onderzoekers en onderzoeksonderwerpen mogelijk te maken, zijn er een aantal verschillende modussen mogelijk. Het portal 3TU Speerpunt Bouw kan worden opgezet: 1e modus: zoeken op Trefwoorden. 2e modus: zoeken op thema, subthema, programma’s en subprogramma’s en projecten. 3e modus: zoeken vanuit de leerstoelen, hoogleraren, medewerkers met hun deelname in (gecombineerde) projecten, hangend onder de subprogramma’s en programma’s van de subthema’s.

Het opzetten van een uitgebreid Portal wordt overgelaten aan de volgende fase in de ontwikkeling van het 3TU Speerpunt Bouw, namelijk de professionele organisatie van de Speerpuntdirecteur die vanaf 2010 met een Valorisatiesecretariaat in gang zou kunnen worden gezet door de 3TU Bouwfaculteiten.

Page 97: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

96

7.5. Lopende projecten 3TU Bouw voorbeelden Twee voorbeelden uit de bundel van lopende onderzoeksprojecten zoals gepubliceerd op de website van www.speerpuntbouw.nl. Beide onderzoeken worden in 2010 afgerond.

Page 98: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

97

Page 99: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

98

Page 100: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

99

Page 101: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

100

7.6. Future Projects 3TU Bouw voorbeelden Twee voorbeelden van geformuleerde onderzoeksvoorstellen aangeboden voor adoptie voor de markt, zie www.speerpuntbouw.nl als ‘future projects’.

Page 102: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

101

Page 103: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

102

Page 104: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

103

Page 105: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

104

7.7. Leerstoelenplan In een separaat leerstoelenplan [3TU Speerpunt Bouw Publicatie 7, dec. 2009, ISBN 078-94-90671-01-3] zijn de gegevens van ongeveer 90 hoogleraren van de TU Bouwfaculteiten opgenomen, ieder met de beschrijving van hun leerstoelen, mission statements voor onderzoek, beoogde valorisatiepartners, en pasfoto. Dit leerstoelenboek is opgezet voor interne en extern gebruik en is ook te downloaden op de website van www.3TUSpeerpuntBouw.nl . De onderverdeling van de leerstoelen is gemaakt naar thema en subthema. Er is een maximum van 2 subthema’s per leerstoel aangehouden.

Page 106: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

105

7.8. Graduate School 3TU Bouw De 3TU’s zijn, evenals alle andere universiteiten, bezig hun promovendi inclusief de brugklassen vanuit de MSc opleidingen te bundelen tot ‘Graduate Schools’. Het is nog niet duidelijk welke richting die Graduate Schools uit gaan.

In het licht van het 3TU Speerpunt Bouw lijkt het logisch te komen tot één ‘3TU Graduate School Bouw’. In Nederland wordt gesproken over één grote Graduate School. Eindhoven spreekt van een TUE Graduate School. Men is nog zoekende. Een 3TU Bouw Graduate School zou dan de verzameling zijn van alle PhD studenten die op de bouwgerelateerde faculteiten actief zijn. De Graduate School is een Centre of Competence met lessen en cursussen en een beoordelingssystematiek. Binnen dat Centre of Competence kunnen er Centres of Excellence zijn, zoals de Onderzoekschool Bouw, die geaccrediteerd zijn in hun wetenschappelijke status. Zo kan men verwachten dat de Graduate School 3TU Bouw alle PhD studenten bevat op de 3 domeinen van Design, Technology en Process.

De promovendi die momenteel deel uitmaken van de paraplu van de 3TU Speerpunt Bouw kunnen ook deel uitmaken van Centres of Excellence zoals de door de KNAW erkende ‘Onderzoekschool Bouw’ (de techneuten) onder leiding van prof.dr.Joost Walraven. Maar in de toekomst kunnen ook de architecten en stedenbouwers een Centre of Excellence binnen het Speerpunt vormen. Er is ook het Berlage Institute onder leiding van dr.Rob Docter. De faculteit Bouwkunde TU Delft heeft haar eigen Graduate School in ontwikkeling onder dr. Frank van der Hoeven.

Hoe de toekomst ook uitpakt, in gezamenlijkheid vormen zij de elite van de jonge wetenschappelijke garde die hun stem nog nauwelijks laat horen. Men kan echter aannemen dat deze promovendi een belangrijke rol in de bouw zullen gaan spelen. Zij zullen, meer dan de gemiddelde afstudeerder, in staat zijn om te motiveren hoe de resultaten van praktijkrelevant nieuw onderzoek de bouw kan veranderen. Die rol zal hen ook publiekelijk gegeven worden. Promovendi zullen zich in de nabije toekomst ook publicitair manifesteren: onder de promovendi bevinden zich immers de jongste, meest wetenschappelijk georiënteerde bouwingenieurs, die in staat zijn en de plicht hebben hun toekomst zelf mede te bepalen. En zij zullen zich uitspreken.

Parallel aan de ontwikkeling van het 3TU Speerpunt Bouw zullen ook de bij de bouw behorende promovendischolen (‘Graduate Schools’) zich extrovert gaan ontwikkelen. Naast de resultaten van onderzoeksprojecten zijn dus de afstudeerders en de promovendi van de bouwfaculteiten zelf van groot belang voor de toekomst van de bouw. Zij vormen in de bouw de ‘secret future force’, van wie veel verwacht mag worden. Naast de Onderzoekschool Bouw als motor van de Graduate School Bouw bevinden studenten zich ook in andere onderzoeksscholen zoals TRAIL en NETHUR.

Fig. 44: Schema van een toekomstige constellatie van één 3TU Bouw Graduate School met de drie onderdelen Design, Technology en Process omgeven door de overige 3TU Bouw onderzoekers.

Page 107: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

106

7.9. 3TU Bouw tweejarige onderzoeksopleidingen Op de 3TU is al 10 jaar lang een tweejarige onderzoekersopleiding actief binnen het 3TU Stan Ackermans Instituut, gevestigd op de TU Eindhoven. Dit instituut kent een tiental opleidingen. De richting ‘Architectural Design Management Systems’ (ADMS) wordt gebruikt voor ontwerpmanagers. De opleiding is geaccrediteerd. Prof. Harry Timmermans is de directeur, dr. Ad den Otter de dagelijks leider. ADMS uitbouwen als praktische tweejarige 3TU Bouw onderzoekersopleiding De ervaringen van de ADMS zouden uitgebouwd kunnen worden tot een tweejarige ‘super-designers-’ of onderzoek & ontwikkelingsopleiding ten behoeve van de Bouw, om daarmee tegemoet te komen aan de verwachtingen vanuit de praktijk om te investeren in een meer overzichtelijke (lees kortere) en beter stuurbare onderzoeksduur. Een volledig PhD traject van 4 jaar is voor individuele bedrijven onoverzichtelijk lang. De ideeën, concepten, strategieën van bedrijven zijn gericht op veel kortere termijn; termijnen waar de promovendi op de TU’s in het algemeen niet aan kunnen voldoen. Hun onderzoeken hebben niet dezelfde wendbaarheid. Het vehikel van de tweejarige post-initiële opleiding zou de brug kunnen slaan is hanteerbaarheid tussen 3TU Bouw-onderzoek dat gericht is op de lange termijn en op fundamenteel nieuw inzicht en de behoeften van de bouwsector om nieuwe kennis en nieuw inzicht op veel kortere tijd te overkrijgen en in de praktijk toe te passen. Ook de kring van bedrijven die hierbij betrokken zouden kunnen worden, zou een verrijking betekenen aan beide zijden: ‘academia’ en ‘industry’. Ontwerpopdrachten ADMS waardevol voor Speerpunt Bouw De tweejarige technologisch ontwerpersopleiding ADMS: Architectural Design Management Systems van de faculteit Bouwkunde van de TU/e richt zich op innovaties in de bouw en is met name gericht op de vernieuwing van ontwerpprocessen. Ontwerpprocessen zijn de rode draad voor het ontwikkelen van procesinnovaties in de bouw. Hier komen inhoud en voortbrengingsproces bij elkaar en worden de belangrijkste beslissingen genomen ten aanzien van het te ontwerpen en te realiseren artifact. Waarde- en kennisontwikkeling zijn een belangrijk onderdeel van een ontwerpproces en zijn vaak het resultaat van een slim en uitgekiend ontwerpproces dat is ingericht om de aanwezige kennis in multidisciplinaire ontwerpteams zo optimaal mogelijk te benutten. ADMS richt zich met name hierop en de trainees uit de opleiding ontwikkelen de meest belangrijke competenties hiervoor. Onderdelen hierin zijn, zowel het ontwerp van een voortbrengings- en ontwerpproces en dit kunnen abstraheren in een model, het ontwikkelen van overview over het besluitvormingsproces en de belangen van de spelers daarbinnen, het beschrijven van realistische scenario’s met aandacht voor duurzaamheid en vermindering van energiegebruik en het kunnen positioneren en vormgeven van het ontwerpmanagement naar opdrachtgever, projectmanagement, en de ontwerpende en de uitvoerende partijen. ADMS en Speerpunt Bouw De kennis die ADMS in de loop van haar bestaan heeft opgebouwd is verwerkt in een aantal publicaties over de uitgevoerde ontwerpopdrachten en case studies tijdens de opleiding. Daarnaast worden sedert enige jaren artikelen hierover geschreven die gepubliceerd worden op relevante wetenschappelijke conferenties van het CIB, professionele publicaties in Nederlandse vakbladen en in eigen uitgaven zoals: Selected work ADMS 2003-2007 en een reeks specifieke ADMS publicaties. De rapportages van

Page 108: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

107

uitgevoerde ontwerpopdrachten voor ontwerpende organisaties zijn in te zien in de TU/e bibliotheek van de faculteiten Bouwkunde en Industrial Design Engineering en Innovatie wetenschappen (voor zover er geen geheimhouding door het betreffende bedrijf wordt aangegeven). Deze valorisatie van kennis die plaatsgevonden heeft voor specifieke bedrijven dient nu in een meer generieke en bredere vertaling opengesteld te worden voor de ontwerpende bouw in de vorm van direct toepasbare modellen voor zowel ontwikkeling, ontwerp, engineering als uitvoering. ADMS succesvol in procesinnovatie in de Nederlandse bouwwereld Recent heeft ADMS een evaluatie onderzoek laten verrichten naar de ervaringen van ontwerpende bedrijven in de bouw met de ontwerpopdrachten die ADMS trainees binnen hun organisatie uitvoerden. Concluderend kan gesteld worden dat bij 75% van deze ontwerp (of bedrijfs-)opdrachten de resultaten in de vorm van management tools geheel of gedeeltelijk werden geïmplementeerd. Dit is een bijzonder goede score voor procesinnovatie in de Nederlandse bouw waarmee de opleiding zich onderscheidend opstelt. De opleiding bestaat sedert 1996 en inmiddels zijn er meer dan 75 ontwerpdrachten uitgevoerd. Een samenvatting van het onderzoek en een overzicht van de uitgevoerde ontwerpopdrachten is bij het secretariaat van de opleiding verkrijgbaar.

De ontwerpopdrachten die een ADMS trainee uitvoert binnen een te selecteren ontwerpende organisatie in de bouwwereld als afsluitende onderdeel van de opleiding zijn onder te verdelen in drie typen: 1) een opdracht met als doel het verbeteren van interne processen. In de praktijk blijkt dit soort opdrachten ook meestal leidt tot implementatie van de adviezen uit de opdracht; 2) een opdracht gericht op het vernieuwen van een multidisciplinair ontwerpproces met een aantal deelnemende partijen. Deels lukt het wel om deze adviezen te implementeren. Draagvlak en flexibiliteit van de deelnemende partijen spelen daarbij natuurlijk een belangrijke rol; 3) een opdracht gericht op het ontwikkelen van een nieuwe product op de markt. Deze opdrachten zijn het lastigst te implementeren. Vaak is het maar deels mogelijk de adviezen te realiseren en dat lukt dan nog het beste als de cursist na afronding van zijn opdracht in dienst treedt bij het bedrijf.

Een aardig bijkomend voordeel van de opdrachten is dat bij medewerkers van de bedrijven en organisaties, meestal senior- en stafleden, kennisverbreding en –verdieping optrad door hun betrokkenheid bij de opdracht. In alle gevallen werd de betrokkenheid van de TU/e bij de ontwerpopdracht als positief ervaren. Het onderzoek is verricht door interviews af te nemen bij de opdrachtgevers van bedrijfsopdrachten ADMS uit de periode 2003-2007. In totaal hebben er 31 interviews plaatsgevonden bij de bedrijven en bureaus waar de ontwerpopdrachten uitgevoerd zijn. ADMS als lerende organisatie De evaluatie werd met name uitgevoerd door ADMS om er achter te komen hoe de ontworpen modellen geïmplementeerd en toegepast werden en daarnaast om te zien welke verbeterpunten er voor de opleiding zijn. Het rapport geeft een aantal punten aan voor verbetering van het proces rondom de ontwerpopdrachten. Bovendien zou het beroepsprofiel van een ADMS’er aangescherpt kunnen worden. De ADMS alumni die de onderzochte bedrijfsopdrachten uitgevoerd hebben, zijn deels werkzaam bij ontwerpende, projectmanagement en bouwadviserende (kennis en beleid) organisaties. Nadere informatie ADMS: url:http://www.3tu.nl/nl/onderwijs/sai/programmes/adms/ Of via email: E-mail: [email protected], via het ADMS secretariaat, nr: 040 2472715.

Page 109: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

108

7.10. Onderzoekgedreven onderwijs Op de 3TU Bouwfaculteiten wordt een ‘research driven education’ model gehanteerd. Het onderwijs wordt sterk beïnvloed door de resultaten van relevant nieuw onderzoek. Dat is een argument dat enige verklaring vereist. De bouwfaculteiten staan in Nederland bekend als onderwijsintensieve faculteiten waar traditioneel het onderzoek een mineure rol speelt ten opzichte van het onderwijs. In totaal hebben de twee Bouwkunde faculteiten in Delft en Eindhoven meer dan 5.000 studenten. Ter vergelijking zij vermeld dat de gehele Universiteit Wageningen 5.100 studenten heeft. De Nederlandse 3TU bouwfaculteiten samen hebben dus de grootte van één gewone universiteit.

De afgestudeerden als product van de bouwfaculteiten zijn de boodschappers van de toegenomen verwetenschappelijking van de opleidingen. Afstudeerders komen het snelst in de bouwbedrijven met bijvoorbeeld hun ultramoderne kennis van computertechnieken, waarbij ze de afstudeerders van vijf jaar geleden reeds de loef afsteken. Zij kunnen met hun engagement voor onderzoek en hun analytische houding de bouw op korte termijn reeds nieuwe impulsen geven. Dit is een brede en niet te onderschatten invloed naar de bouwwereld vanuit de 3TU’s, generatie na generatie!

Andersom gaat natuurlijk ook gelden dat de 4 bouwthema’s ‘Mobiliteit, Leefomgeving, Gezondheid en Energie’ indalen in het onderwijsprogramma zodat jong afgestudeerde ingenieurs ook in hun nieuwe professionele banen een bijdrage aan deze maatschappelijke uitdagingen kunnen leveren als de jongste generatie van vers ingenieursbloed in bedrijven. Reken erop dat zij een niet te missen impuls in bedrijven kunnen geven. De boodschap aan toekomstige werkgevers is dan ook: Geef ze de ruimte! Hun digitale attitude zal een groot verschil in bedrijven maken.

Doordat het overgrote deel van de energie op de bouwfaculteiten gericht is op onderwijs, vormen gediplomeerde ingenieurs het belangrijkste product van de 3TU Bouw. In de laatste decennia is echter op de bouwfaculteiten, in lijn met de algemene verwetenschappelijking van het onderwijs, het animo en de capaciteit van afgestudeerde ingenieurs en tegenwoordig ’Masters of Science’ (MSc) om onderzoek te doen, toegenomen. Waren er bijvoorbeeld 20 jaar geleden nog maar 5 promovendi en 10 jaar geleden 25 promovendi werkzaam op de faculteit Bouwkunde TU Delft, nu zijn het er meer dan 100. Een doctor in de bouwkunde verdient niet veel meer dan een ingenieur zonder doctorstitel. Dus de Nederlandse promovendi zijn echt mensen die zeer geëngageerd zijn in onderzoek.

Daarnaast is er een toenemend echelon van ervaren professionals die aan het eind van een professionele carrière een verdieping zoeken in een wetenschappelijke studie, leidend tot een promotie. Promoveren op de bouwfaculteiten kan ook met op basis van veel ervaring, inzicht en wijsheid en de motivatie om dat uit te diepen. Dit echelon van ‘buitenpromovendi’ gaat uit van persoonlijke ontwikkeling. Hun werk past in het algemeen niet in programma’s. Toch zijn vanwege de verwetenschappelijking van professionals, van post-professionals of zelfs mid-professionals, deze zg. ‘4e geldstroom’ promovendi van belang om kennis en inzicht in de bouw te verhogen. Zeker nu er een kredietcrisis en mogelijk een recessie is, kan voor een aantal postprofessionals de tijd aangebroken zijn van de uitdaging om een wetenschappelijke slag te maken aan het eind van hun professionele carrière en zodoende een wetenschappelijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van Nederland. De hoogleraren Mick Eekhout, Jos Lichtenberg en Wim Poelman azijn allen op mid-carière leeftijd aan hun dissertatie begonnen. Vanaf het behalen van de mid-carrière doctorstitel houdt het redeneren en schrijven niet op door toegenomen overzicht, inzicht en doorzicht. Geïnteresseerden worden aangespoord.

Page 110: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

109

8. Conclusies Op 1 mei 2007 werd door de TU Delft bouwdecanen de opdracht gegeven om een realistische verkenning uit te voeren voor het Speerpunt Bouw. Dit heeft vrij snel geleid tot de verbreding naar een 3TU opzet. Daarna volgden vele gesprekken met externe partijen en interne belanghebbenden. Het jaar 2008 werd afgesloten met een rapport. De decaan van Bouwkunde TU Delft heeft de opdracht beëindigd uit overwegingen van facultaire financiën. Voor het jaar 2009 werd door het College van Bestuur van de 3TU aan de formateur de opdracht gegeven een definitief verkenningsrapport op te stellen. Dat heeft geleid tot de in dit rapport weergegeven gedachten omtrent het overbruggen van de kloof tussen vraag en aanbod van universitair onderzoek: ‘Bridging the Gap’. Er is inmiddels door de formateur cum suis een achttal brochures en publicaties vervaardigd in het formatieproces waarin achtereenvolgens worden behandeld:

1. Opzet en strategie, juni 2007; 2. Maatschappelijke uitdagingen, maart 2008 3. Leerstoelenoverzicht, maart 2008 4. Lopende onderzoeksprojecten, maart 2008 5. Formatierapport 2008, december 2008 6. Concept Startplan, april 2009 7. (herzien) Leerstoelenplan, december 2009 [ISBN 978-94-90671-01-3] 8. Definitieve formatieverkenning ‘Bridging the Gap’, december 2009. 9. PhD Research Projects 2009, symposiumoverzicht Onderzoekschool Bouw per 3 en

4 november 2009 inclusief de lezingen [ ISBN 978-90-812739-2-3], gezamenlijk met het 3TU Speerpunt Bouw i.o. georganiseerd

Voor u ligt het resultaat van 2,5 jaar formateurswerk, de verkenning voor het ‘matchen‘ van vraag en aanbod voor het 3TU Speerpunt Bouw. Zowel de mogelijkheden aan de vraagzijde als aan de aanbodzijde zijn geïnventariseerd. Deze verkenning houdt een viertal urgente onderzoeksthema’s in: MOBILITEIT, LEEFOMGEVING, GEZONDHEID en ENERGIE, alle onderverdeeld in op zich weer autonome subthema’s met interessante verbindingen: Ruimte en Infrastructuur, Stad en Renovatie, Gezond en Veilig, Energie en Duurzaam. Daarnaast zijn er een aantal mogelijke samenwerkingen en externe financieringsbronnen geïnventariseerd. Daarmee is de formatieverkenning afgerond. Dit overzicht leest als een totaaloverzicht van interessante en kritische onderwerpen waarop divergerend universitair onderzoek voor de toekomst van de bouw in de ruimste zin van het woord van belang zijn. Hierna zal een convergerende selectie worden gemaakt van onderwerpen, gezien de aanwezige en uit te breiden menskracht, de facultaire financiële situaties en zelfs gezien de mogelijk verkrijgbare externe financiële middelen. De volgende grote stap is om een actuele programmering tot stand te brengen vanuit de gekozen thema’s. Voor de hand liggend is dat dit geschiedt door de facultaire onder-zoeksdirecteuren en de subthematrekkers in overleg met de nieuw te benoemen directeur van het 3TU Speerpunt Bouw. Daarna zou de divergerende programmering en een convergerende selectie van onderwerpen daarbinnen door hen in discussies georga-niseerd kunnen worden in denktanks en publieke discussies met vertegenwoordigers van zowel de aanbodzijde als de vraagzijde. Vervolgens is het aan de hoogleraren en onder-zoekers om overtuigende projectvoorstellen te schrijven, passend in de programmering. Parallel aan die programmering dient een aantal hoogleraren zich belangeloos (met altruïsme, helaas zonder meetbare efficiëntie en over de komende jaren) in dienst te stellen van de organisaties en gremia die onderzoek stimuleren en de kennisagenda’s

Page 111: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

110

mede bepalen, zoals NWO, STW, Regieraad Bouw, FES, MIA Gebouwde omgeving, ECTP. Degenen die in uitschrijvende commissies zitting hebben, mogen geen projecten inschrijven! De bouwhoogleraren zijn op dit veld niet zeer actief (velen zijn deeltijders en onbekend met het spel) en dat behoort in een volwassen onderzoeksdiscipline, waar de bouwfaculteiten naar streven, gemeengoed te zijn. Alleen met voldoende gericht voorwerk kan er ook geoogst worden. De hoeveelheid fte’s als inzet voor onderzoek bij de hoogleraren (geschat als 15 fte op 90 hoogleraren) is daarnaast te weinig voor een serieuze sprong in het 3TU Bouwonderzoek. Het CvB 3TU wordt gevraagd om de huidige opzet goed te keuren en geschikt te achten voor de volgende stap: de programmering door de facultaire onderzoeksdirecteuren en de subthematrekkers onder begeleiding van een onafhankelijke 3TU Speerpunt directeur (vanaf 2010) in een virtuele 3TU Speerpunt Bouw organisatie met een valorisatie-secretariaat en een bescheiden organisatiebudget. De financiële opzet is separaat opgesteld. De decanen en hun onderzoeksdirecteuren wordt gevraagd om het themaonderzoek van het Speerpunt als een matrixinvloed op het lopende onderzoek toe te staan, binnen hun organisatie te accommoderen en de verdere uitwerking ervan te bevorderen, te midden van het tumult van lopende programmatische evaluaties en afslankingen. De onderzoekers zelf blijven in dienst van hun faculteiten met hun lijnhiërarchie onder verantwoordelijkheid van de decanen. Het 3TU Speerpunt Bouw is een overlegplatform. De hoogleraren wordt verzocht kennis te nemen van ‘Bridging the Gap’. Zij hebben de vorige publicaties ontvangen. Zich in te zetten in het kader van de maatschappelijke themaprogrammering om samenwerking met 3TU collega’s aan te gaan en voorstellen voor projecten te doen. Zich anticiperend op te stellen naar de bouwsector en zich naar bouwsector en maatschappij actief te manifesteren. De gebruikelijke bescheidenheid dient men af te leggen. Men dient de introverte houding meer te ontwikkelen naar een extroverte. Meer vakgerichte publicaties, meer kopstukken van de 3TU die zich naar buiten profileren en meer externe communicatie. De stakeholders buiten de universiteiten: opdrachtgevers, ontwerpers, uitvoerders en overheden, maar ook de collega onderzoekers zoals TNO en HBO en dergelijke wordt verzocht in overleg te treden en partnerschappen aan te gaan met de onderzoekers van het 3TU Speerpunt Bouw om via dit maatschappelijk gedreven onderzoek de toekomst van de bouw op een positieve wijze te stimuleren en haar invloed op de maatschappij op de lange termijn als actieve sector innovatief te laten zijn, niet passief en volgend. De toekomst van Nederland is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. De 3TU Bouw is bereid haar rol in de onderzoekende en toekomst verkennende maatschappij ernstig te nemen en de leiding te nemen voor een flink deel van de innovatieve ontwikkelingen. De 3TU Bouw wordt bepaald door de regelmatige doorstroom van grote cohorten aan studenten. Ondanks de Grote Brand van Bouwkunde in Mei 2008 en mogelijk dankzij de kredietcrisis van 2008 en de daarop volgende recessie, stijgt het aantal studenten overmatig. De 3TU bouwfaculteiten produceren een grote continue uitstroom aan jong gediplomeerde ingenieurs. Dat wordt door velen als de primaire taak van de 3TU Bouw gezien. Ondanks de overgrote onderwijsactiviteiten dient ook gevolg te worden gegeven worden aan de opdracht voor fundamenteel onderzoek voor elke hoogleraar. De hoogleraar is verantwoordelijk voor het onderwijs en onderzoek op zijn vakgebied.

Page 112: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

111

Daarnaast is er het recente appèl van Valorisatie als 3e taak van de universiteiten, vertaald als de kritische maatschappelijke uitdagingen aan de onderzoekszijde. De 3TU Bouw neemt haar verwetenschappelijking serieus. De 3TU Bouw beseft tevens dat de relatieve stilstand van de bouw in de technologische wereld deels komt door de geringe extrovertie van de 3TU Bouw om interne ontwikkelingen naar buiten uit te dragen. De prevalentie van het juk van de interne economie op de faculteiten boven dat van het intellect en de inhoud telt ook. Voor de bouw geldt parallel daaraan dat de grote interne procesgerichtheid en de lage dunk van innovatietechnologie redenen zijn waarom de bouw als sector introvert is gebleven. De uitvoerende bouw staat technologisch met de rug naar de toekomst. Het 3TU Speerpunt Bouw wil zichzelf en de bouw veranderen. Er is ook een lichtpunt in de algemene achterstand van de bouwsector en de 3TU Bouw als brede speelvelden: Het besef is nog niet overal doorgedrongen dat de bouw veel toepassingen bevat van fundamenteel onderzoek op andere faculteiten. In de bouw komen veel zaken samen. Dat de bouw een tunnel is tussen de meer fundamentele faculteiten en de maatschappij. Als het gaat over toepassingen, komt men vaak terecht bij de bouw. Het jaar 2010 kan benut worden om een toekomstatelier Nederland 2040 op te zetten vanuit de 3TU Bouw, met een kern van kenniswerkers conform het Atelier ‘Nederland wordt anders’ en een kern van Building Brains engineers, met daaromheen 3TU onderzoekers en Masterstudenten, begeleid door koepeldenkende 3TU hoogleraren die niet bang zijn voor de complexiteit van een wiskundige formule met teveel onbekenden. De doorontwikkeling van het Speerpunt zal zowel extern als intern gericht zijn. Er zal nog veel inspanning verricht moeten worden door velen voordat er sprake zal zijn van een vastomlijnde programmering 3TU Speerpunt Bouw en van selectie naar een beperkter aantal onderwerpen. Maar het is de moeite waard om op deze wijze de bouw in Nederland en haar toekomstige gebouwde omgeving vanuit de 3TU’s te stimuleren. Om de Nederlandse bouw een innovatieve weg naar de toekomst in 2040 te wijzen. De bouw een moderne, innovatieve en betrouwbare speler in de samenleving te laten zijn, geschikt voor de toekomst die een andere rol verlangt met de maatschappelijke veranderingen in het vooruitzicht. De toekomst moet in wijsheid van het lange termijn denken worden aangegaan. Met deze formatieverkenning ‘Bridging the Gap’ is het formatieproces afgerond en de mogelijkheden voor de nabije toekomst aangegeven. In 2010 zou op gezag van het 3TU College van Bestuur de officiële virtuele organisatie 3TU Speerpunt Bouw in werking kunnen treden. Door velen dient de implementatie van de programamering en voorbeeldprojecten te worden ondernomen. De 3TU zou het benodigde ‘startgeld’ dienen te financieren, direct of indirect.

Prof.dr.ir. Mick Eekhout, formateur 3TU Speerpunt Bouw

Page 113: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten

112

Referenties Afbeeldingen Fig. 1: www.eindhoven.kliknieuws.nl Fig.1: www.bachelor.utwente.nl Fig.2-3: Archiprix 2009, www.archiprix.org Fig.4: www.parool.nl. Fig.8: www.skyscrapercity.com Fig.9: Randstad 2040 Fig.10: Maurits de Hoog Fig.17-20: Wim Zeiler Fig. 21,22: Arjan van Timmeren. Fig. 18,39: Concept structuurvisie Almere 2.0 / Ontwerpcasus Almere Ijland Fig. 19: Benthem en Crouwel, MVRDV / WoZoCo Fig. 20: www.png-domotica.nl Fig. 21: Thiemo Ebbert, www.ludwigshafen.de, Concept House research group Fig. 23: PSIBouw Fig. 41: Jaap van Kemenade Pag 96-99: PhD Research projects 2009 onderzoekschool Bouw Pag 100-104:Future Research Projects 3TU Building Innovation, november 2008 Pag 10, 16, 58, 82: zie diverse figuren in het rapport. Overige foto’s en schema’s zijn van de hand van de auteur of voor hem vervaardigd. Tekst medewerking: 4.4.1: Maurits de Hoog 4.4.2: André Molenaar 4.2.1. Pieter van Wesemael 4.2.2. Henk Visscher 4.3.1. Bas Molenaar 4.3.2. Frans Bijlaard 4.4.1. Wim Zeiler / Arjan van Timmeren 4.4.2. Arjan van Timmeren 7.9. Ad den Otter

Page 114: ‘BRIDGING THE GAP’ Eindrapport formatieverkenningfreedom.nowonline.nl/global/sites/hbo-bouwenruimte.nl/files/13/3870... · 3TU Bouw de taak de typische Nederlandse sterke punten