Aanvullende lesstof HAVO in verband met de...

32
1 Aanvulling Management en organisatie in Balans havo in verband met de expliciteringen van de examencommissie Eindterm: het noemen van de relevante belastingen bij de diverse rechtsvormen Je kunt - de relevante belastingen noemen bij de diverse rechtsvormen. De diverse rechtsvormen hebben we besproken in hoofdstuk 9. Op verschillende plaatsen in de boeken hebben we belastingen besproken. Hier zetten we de soorten belastingen op een rij en maken we een schematisch overzicht met welke belastingen een rechtsvorm te maken kan krijgen. Belastingen kunnen we in drie groepen verdelen: - belastingen die kosten vormen voor een organisatie; - belastingen over de winst; - belastingen waarbij een organisatie optreedt als incassobureau voor de fiscus. Belastingen die kosten vormen voor een organisatie Voorbeelden van deze belastingen zijn de assurantiebelasting die een organisatie moet betalen over bepaalde verzekeringen, de motorrijtuigenbelasting, waterschapsbelasting maar ook de belastingen aan de gemeente om bijvoorbeeld een terras te mogen inrichten op de stoep. Dit soort belastingen vormen kosten voor een onderneming en verhogen dus ook de kostprijs. Daarnaast leiden deze belastingen tot uitgaven voor de organisatie. Belastingen over de winst Voorbeelden van belastingen over de winst zijn de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. De belastingen worden berekend over de belastbare winst. Deze winstbelastingen vormen voor een organisatie geen kosten maar ze leiden wel tot uitgaven. Belastingen waarbij een organisatie optreedt als incassobureau voor de fiscus De meest voorkomende is de omzetbelasting die we uitgebreid bespreken in hoofdstuk 22. De omzetbelasting die een organisatie betaalt bij aankoop van een product, kan zij terug vorderen van de fiscus. En de omzetbelasting die een organisatie in rekening moet brengen bij de verkoop van haar producten, moet ze afdragen aan de fiscus. Andere voorbeelden zijn de loonbelasting, deze bespreken we in hoofdstuk 8. De loonbelasting is een belasting die een werkgever samen met premies als loonheffingen inhoudt op het loon van de werknemer en vervolgens aan de fiscus betaalt. Een ander voorbeeld is de dividendbelasting. De dividendbelasting is een belasting die een organisatie moet inhouden op het uit te keren dividend en vervolgens moet afdragen aan de fiscus. Deze belastingen leiden voor een organisatie niet tot kosten en per saldo ook niet tot uitgaven of ontvangsten.

Transcript of Aanvullende lesstof HAVO in verband met de...

1

Aanvulling Management en organisatie in Balans havo in verband met de

expliciteringen van de examencommissie

Eindterm: het noemen van de relevante belastingen bij de diverse rechtsvormen

Je kunt

- de relevante belastingen noemen bij de diverse rechtsvormen.

De diverse rechtsvormen hebben we besproken in hoofdstuk 9. Op verschillende plaatsen in

de boeken hebben we belastingen besproken. Hier zetten we de soorten belastingen op een

rij en maken we een schematisch overzicht met welke belastingen een rechtsvorm te maken

kan krijgen.

Belastingen kunnen we in drie groepen verdelen:

- belastingen die kosten vormen voor een organisatie;

- belastingen over de winst;

- belastingen waarbij een organisatie optreedt als incassobureau voor de fiscus.

Belastingen die kosten vormen voor een organisatie

Voorbeelden van deze belastingen zijn de assurantiebelasting die een organisatie moet

betalen over bepaalde verzekeringen, de motorrijtuigenbelasting, waterschapsbelasting maar

ook de belastingen aan de gemeente om bijvoorbeeld een terras te mogen inrichten op de

stoep. Dit soort belastingen vormen kosten voor een onderneming en verhogen dus ook de

kostprijs. Daarnaast leiden deze belastingen tot uitgaven voor de organisatie.

Belastingen over de winst

Voorbeelden van belastingen over de winst zijn de inkomstenbelasting en de

vennootschapsbelasting. De belastingen worden berekend over de belastbare winst. Deze

winstbelastingen vormen voor een organisatie geen kosten maar ze leiden wel tot uitgaven.

Belastingen waarbij een organisatie optreedt als incassobureau voor de fiscus

De meest voorkomende is de omzetbelasting die we uitgebreid bespreken in hoofdstuk 22.

De omzetbelasting die een organisatie betaalt bij aankoop van een product, kan zij terug

vorderen van de fiscus. En de omzetbelasting die een organisatie in rekening moet brengen

bij de verkoop van haar producten, moet ze afdragen aan de fiscus.

Andere voorbeelden zijn de loonbelasting, deze bespreken we in hoofdstuk 8. De

loonbelasting is een belasting die een werkgever samen met premies als loonheffingen

inhoudt op het loon van de werknemer en vervolgens aan de fiscus betaalt. Een ander

voorbeeld is de dividendbelasting. De dividendbelasting is een belasting die een organisatie

moet inhouden op het uit te keren dividend en vervolgens moet afdragen aan de fiscus.

Deze belastingen leiden voor een organisatie niet tot kosten en per saldo ook niet tot

uitgaven of ontvangsten.

2

We laten in een schema zien met welke belastingen de diverse rechtsvormen te maken

krijgen.

Soort belasting Eenmanszaak Vennootschap

onder firma

Besloten

Vennootschap

Naamloze

vennootschap

Vereniging Stichting

Belastingen die kosten

vormenJa Ja Ja Ja Ja Ja

Winstbelastingen:

- inkomstenbelasting Ja Ja- vennootschapsbelasting Ja Ja 1) 1)Incassobureau:

- omzetbelasting Ja Ja Ja Ja 1) 1)- loonbelasting 2) 2) 2) 2) 2) 2)- dividendbelasting Ja Ja

1) Ja, als de vereniging of stichting naar winst streeft.

2) Ja, als de organisatie personeel in dienst heeft

3

Opgave: het noemen van de relevante belastingen bij de diverse rechtsvormen

a Is de omzetbelasting een kostprijsverhogende belasting? Motiveer je antwoord.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

b Moet ook een stichting vennootschapsbelasting betalen? Motiveer het antwoord.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

c Het tarief van de vennootschapsbelasting werd in Nederland in de loop van de jaren

regelmatig verlaagd. Geef hiervoor een reden.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

d Dividendbelasting is net als de loonbelasting een voorheffing op de

inkomstenbelasting. Wat betekent dit?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

4

Uitwerking: het noemen van de relevante belastingen bij de diverse rechtsvormen

a De omzetbelasting verhoogt de kostprijs niet (de omzetbelasting vormt voor de

onderneming geen kosten). De onderneming fungeert voor de Belastingdienst als

(onbetaalde) incasseerder van de omzetbelasting.

b Normaal gesproken niet: een stichting streeft niet naar winst. Eventuele winst moet

ten goede komen aan het gestelde doel. Als een stichting wel naar winst streeft en als

onderneming wordt beschouwd, moet de stichting aangifte vennootschapsbelasting

doen en betalen.

c Naarmate het tarief lager is, is het voor buitenlandse ondernemingen aantrekkelijker

zich in Nederland te vestigen. Naarmate het tarief lager is, blijft er meer geld over

voor investeringen, wat goed is voor de Nederlandse economie.

d De dividendbelasting wordt na afloop van het kalenderjaar verrekend met de

inkomstenbelasting van de belastingplichtige. Heeft deze door andere

inkomensbronnen (salaris, bonussen) een zodanig hoog inkomen dat meer

inkomstenbelasting verschuldigd is, dan moet de belastingplichtige bij betalen. Als de

belastingplichtige geen andere inkomensbronnen heeft, zal hij een deel van de

voorheffing terug ontvangen.

5

Eindterm: dividend

Je kunt

- het dividendpercentage berekenen.

- het dividendrendement berekenen.

- het cash- en stockdividend berekenen.

- voor- en nadelen noemen van cash- en stockdividend.

Deze onderwerpen zijn een aanvulling op de stof in hoofdstuk 11. Wanneer een nv of bv

winst heeft gemaakt, komt de winst na vennootschapsbelasting toe aan de eigenaren (de

aandeelhouders). Naast de aandeelhouders zijn er soms ook andere winstgerechtigden,

bijvoorbeeld de commissarissen, de directieleden, of de overige werknemers. Ook kan een

deel van de winst worden gereserveerd.

Het deel van de winst dat aan de aandeelhouder wordt uitgekeerd, noemen we dividend.

De aandeelhouders ontvangen het dividendbedrag door het inleveren van een aangewezen

dividendbewijs. In de regel gebeurt dit automatisch.

We berekenen het dividendpercentage dat de aandeelhouders ontvangen over het

geplaatste aandelenvermogen.

Het geplaatste aandelenvermogen is gelijk aan het aantal geplaatste aandelen x de

nominale waarde per aandeel.

De nv en bv is verplicht dividendbelasting op het dividend in te houden. Op dit moment

(najaar 2010) is de dividendbelasting 15%. De nv/bv betaalt de ingehouden

dividendbelasting vervolgens aan de Belastingdienst.

Het dividendpercentage heeft altijd betrekking op het dividend vóór aftrek van de

dividendbelasting. We spreken ook wel over het brutodividend.

Het dividendpercentage berekenen we op de volgende manier:

dividendbedrag vóór aftrek van dividendbelasting (brutodividend)-------------------------------------------------------------------------------------------- x 100%

geplaatst aandelenvermogen

Als een belegger een aandeel koopt, betaalt hij de beurswaarde. Dit is de aankoopprijs

(koers) van het aandeel op de effectenbeurs.

Als we het brutodividend berekenen als een percentage van deze waarde, noemen we dit

het dividendrendement.

Het dividendrendement berekenen we als volgt:

dividend per aandeel vóór aftrek van dividendbelasting (brutodividend per aandeel)--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- x 100%

koers van een aandeel

6

Voorbeeld: dividend A

Gegeven

De Wetering nv heeft over 2009 een winst gemaakt van € 400.000. De

vennootschapsbelasting bedraagt € 91.000. Bij de winstverdeling ontvangen de

aandeelhouders 30% dividend. De dividendbelasting is 15%.

Het maatschappelijk aandelenkapitaal is € 2.000.000; De Wetering nv heeft 80.000 aandelen

met elk een nominale waarde van € 10 in portefeuille.

Op het moment van de winstverdeling is de beurskoers € 50.

Gevraagd

a Bereken het bedrag dat de nv aan dividend aan de aandeelhouders zal uitkeren.

b Welk bedrag ontvangt de Belastingdienst van de nv?

c Bereken het bedrag dat een aandeelhouder per aandeel aan dividend ontvangt.

d Bereken het bedrag dat de nv betaalt aan houders van 50.000 aandelen.

e Bereken het dividendrendement.

Uitwerking

a Maatschappelijk aandelenvermogen ` € 2.000.000

In portefeuille: 80.000 aandelen à € 10 = € 800.000

----------------

Geplaatst aandelenvermogen € 1.200.000

Brutodividend 30% x € 1.200.000 = € 360.000

Dividendbelasting 15% x € 360.000 = € 54.000

----------------

De nv zal aan dividend uitkeren € 306.000

b Vennootschapsbelasting € 91.000

Dividendbelasting € 54.000

----------------

De Belastingdienst ontvangt van de nv € 145.000

c 30% x € 10 = € 3

dividendbelasting 15% = € 0,45

---------

€ 2,55

Of:

€ 306.000 (zie a) € 306.000------------------------------------ = ------------- = € 2,55aantal geplaatste aandelen 120.000

d De nv betaalt aan de aandeelhouders 50.000 x € 2,55 = € 127.500

7

brutodividend per aandeel € 3e Dividendrendement = ---------------------------------- x 100% = ----- x 100% = 6%

koers per aandeel € 50

Eén aandeel vergt een investering van € 50. De opbrengst hiervan is 6% x € 50 = € 3

Conclusie: Een dividend van 30% komt bij een koers van € 50 per aandeel overeen

met een dividendrendement van 6%.

Cash- en stockdividend

Het dividend kan in geld uitgekeerd worden, maar het is ook mogelijk een deel van de winst

uit te keren in de vorm van aandelen. Een uitkering in contanten noemen we cashdividend

en een uitkering in aandelen stockdividend.

De uitgifte van stockdividend leidt tot een technisch probleem. Stel dat een nv aan elke

aandeelhouder als stockdividend een aandeel van nominaal €100 wil verstrekken. Maar de

nv is verplicht 15% dividendbelasting in te houden in contanten en op een dividend van €

100 in de vorm van een aandeel kun je geen € 15 dividendbelasting inhouden. Vanwege

deze reden stelt een nv/bv nooit uitsluitend stockdividend beschikbaar maar altijd een

combinatie van stock- en cashdividend. Dit cashdividend is dan minimaal zo groot dat de

nv/bv daarvan de dividendbelasting over het stock- en cashdividend kan betalen.

De dividendbelasting over het totale dividend (dus over het stock- en cashdividend) wordt in

mindering gebracht op het uit te keren cashdividend.

Soms kan een aandeelhouder kiezen voor cashdividend of een combinatie van cash- en

stockdividend. In zo’n situatie spreken we van keuzedividend.

Voorbeeld: dividend D

Gegeven

Niemeyer nv heeft over 2009 een winst gemaakt van € 1.000.000. De nv heeft een geplaatst

aandelenvermogen van € 2.000.000. Zij declareert 20% dividend (10% cashdividend en 10%

stockdividend). Alle aandelen hebben een nominale waarde van € 25.

Gevraagd

a Bereken het bedrag dat Niemeyer nv in totaal aan stockdividend, cashdividend en

dividendbelasting zal uitkeren.

b Bereken hoeveel aandelen de nv door het stockdividend uitreikt.

c Bereken het uit te keren bedrag aan stockdividend, cashdividend en

dividendbelasting per aandeel.

d Wat ontvangt een aandeelhouder die 400 aandelen bezit?

e Bereken welk bedrag aan liquide middelen de nv in de onderneming houdt door te

kiezen voor een combinatie van stock- en cashdividend in plaats van uitsluitend

cashdividend.

8

Uitwerking

a Dividend 20% x € 2.000.000 = € 400.000

Stockdividend 10% x € 2.000.000 = € 200.000

---------------------------- -------------

Cashdividend 10% x € 2.000.000 = € 200.000

Af: 15% dividendbelasting: 15% x € 400.000 = € 60.000

--------------

in contanten ontvangen de aandeelhouders: € 140.000

Dus van het cashdividend van € 200.000 wordt de dividendbelasting over het totale

dividend afgetrokken waardoor aan cashdividend € 140.000 uitbetaald wordt aan de

aandeelhouders.

b Het aantal geplaatste aandelen was € 2.000.000/€ 25 = 80.00

Het stockdividend is 10% van 80.000 aandelen = 8.000 aandelen

(een stockdividend van 10% betekent dat per 10 aandelen één aandeel verstrekt

wordt: 10% = 1/10e aandeel).

Of: € 200.000 (zie a)/€ 25 = 8.000 aandelen

c Om het stockdividend, het cashdividend en de dividendbelasting per aandeel te

berekenen, kunnen we de bedragen die bij a berekend zijn, delen door het totale

aantal aandelen van 80.000.

We kunnen ook een nieuwe opstelling maken:

Dividend 20% x € 25 = € 5

Stockdividend 10% x € 25 = € 2,50

----------------- --------

Cashdividend 10% x € 25 = € 2,50

Af: 15% dividendbelasting: 15% x € 5 = € 0,75

--------

per aandeel wordt uitbetaald € 1,75

d In contanten ontvangt de aandeelhouder: 400 x € 1,75 = € 700.

In aandelen ontvangt de aandeelhouder: 10% x 400 aandelen = 40 aandelen.

e Als de nv uitsluitend cashdividend uit zou keren, zou de nv moeten uitbetalen:

20% x € 2.000.000 = € 400.000 (€ 60.000 aan de fiscus en € 340.000 aan de

aandeelhouders).

Door het dividend uit te keren in stock- en cashdividend betaalt de nv uit: € 200.000

(€ 60.000 aan de fiscus en € 140.000 aan de aandeelhouders).

Door de combinatie van stock- en cashdividend nemen de liquide middelen van de nv

dus met € 200.000 minder af.

Sneller: het stockdividend van € 200.000 leidt niet tot een afname van de liquide

middelen.

9

Voordelen van de combinatie stockdividend/cashdividend ten opzichte van

uitsluitend cashdividend voor de onderneming

- Bij de combinatie van stock- en cashdividend verdwijnt er minder geld uit de kas van de

onderneming dan bij uitgifte van uitsluitend cashdividend. Deze middelen kunnen

bijvoorbeeld gebruikt worden voor investeringen.

- Door de uitgifte van stock- en cashdividend in plaats van alleen cashdividend hoeft de

onderneming misschien geen beroep te doen op de vermogensmarkt (de onderneming

hoeft dus niet of minder te lenen), iets wat altijd met kosten gepaard gaat.

- Door stockdividend uit te keren, groeit het eigen vermogen van de nv/bv waardoor het

gemakkelijker wordt om nieuw vreemd vermogen aan te trekken.

Nadelen van stockdividend ten opzichte van cashdividend voor de onderneming

- Door de uitgifte van stockdividend neemt het nominaal geplaatst aandelenvermogen toe

(het aantal aandelen in omloop stijgt). Hierdoor moet de onderneming in de toekomst

over een hoger geplaatst aandelenvermogen dividend uitkeren (door het stockdividend

stijgt dus de dividendverplichting).

Voordelen van stockdividend boven cashdividend voor de aandeelhouder

- De aandeelhouder beschouwt het stockdividend als een extra voordeeltje omdat de extra

aandelen tegen een hogere waarde dan de nominale waarde verkocht kunnen worden.

Nadelen van stockdividend ten opzichte van cashdividend voor de aandeelhouder

- De aandeelhouder die alleen geïnteresseerd is in geld en niet in de vergroting van zijn

vermogen, moet extra moeite doen om het stockdividend in contanten om te zetten..

- Als het met de onderneming niet zo goed gaat, is stockdividend voor de aandeelhouder

minder aantrekkelijk (hij heeft dan liever geen extra aandelen die slecht verkoopbaar

zijn).

10

Opgave: dividend 1

Gegeven

Catjam nv heeft een maatschappelijk aandelenvermogen van € 3.000.000; in portefeuille

bevinden zich 50.000 aandelen van elk € 20 nominaal.

In mei 2009 is van de bankrekening van Catjam nv afgeschreven:

- uitbetaald aan dividend € 204.000;

- dividendbelasting € 36.000

Gevraagd

a Bereken het dividendpercentage.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

b Bereken het dividendrendement bij een koers van € 50 per aandeel.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

Opgave: dividend 2

Gegeven

Aris van Beek bezit 500 aandelen van Posle nv met elk een nominale waarde van € 100. In

mei 2010 ontvangt hij per bank van deze aandelen € 3.400 aan dividend. De

dividendbelasting is 15%.

De beurskoers van de aandelen bedraagt op dat moment € 160.

Gevraagd

a Bereken het dividendpercentage.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

11

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

b Bereken het dividendrendement.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

Opgave: dividend 3

Gegeven

Buitenzorg nv beschikt over een maatschappelijk aandelenvermogen van € 10.000.000

verdeeld in aandelen van € 10 nominaal. In portefeuille zitten 300.000 aandelen.

De nv keert over het boekjaar 2009 10% cashdividend uit. De dividendbelasting is 15%.

Per 31 december 2009 bedraagt het overige eigen vermogen € 5.250.000.

Per 31 december 2009 is de koerswaarde per aandeel € 25.

Gevraagd

a Bereken het bedrag dat Buitenzorg nv zal uitbetalen om aan de dividendverplichting

te voldoen.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

b Bereken per 31 december 2009 de intrinsieke waarde per aandeel.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

12

Leo van de Langenberg is in het bezit van 500 aandelen Buitenzorg nv.

c Bereken het bedrag dat Leo op zijn bankrekening krijgt bijgeschreven.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

d Bereken het dividendrendement op basis van de koers van 31 december 2009.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

e Leg de relatie uit tussen de nominale waarde per aandeel, de intrinsieke waarde per

aandeel en de koerswaarde per aandeel.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

Opgave: dividend 4

Gegeven

Tobi nv met een geplaatst aandelenvermogen van € 5.000.000 verdeeld in aandelen van € 1

nominaal, stelt 10% dividend beschikbaar, voor de helft in contanten en voor de helft in

aandelen.

De beurskoers van de aandelen is op dat moment € 3,50.

Gevraagd

a Bereken hoeveel aandelen door het stockdividend worden uitgereikt.

……………………………………………………………………………………………………

13

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

b Bereken het bedrag dat de aandeelhouders aan cashdividend krijgen uitbetaald.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

Joke Verhoeven heeft 15.000 aandelen van Tobi nv in bezit.

c Bereken hoeveel aandelen Joke in bezit moet hebben om één aandeel vanwege het

stockdividend te ontvangen.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

d Bereken hoeveel aandelen Joke in verband met het stockdividend ontvangt.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

e Bereken het bedrag dat Joke in verband met het cashdividend krijgt uitbetaald.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

f Bereken de waarde van het stockdividend van Joke.

……………………………………………………………………………………………………

14

……………………………………………………………………………………………………

g Bereken het dividendrendement op basis van de koers van € 3,50.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

h Wat is voor Joke het voordeel van het stockdividend boven het cashdividend?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

Opgave: dividend 5

Gegeven

Mauve nv heeft per 31 december 2009 een eigen vermogen van € 160 miljoen. Dit eigen

vermogen bestaat onder meer uit 4 miljoen aandelen van elk € 25 nominaal.

Over 2009 is een winst behaald van € 30 miljoen. Over dat boekjaar wordt een

keuzedividend gedeclareerd van 15%. De aandeelhouders kunnen kiezen uit:

mogelijkheid I: een cashdividend van 15%

mogelijkheid II: 12,75% stockdividend en 2,25% cashdividend.

De dividendbelasting is 15%.

Gevraagd

a Bereken de intrinsieke waarde per aandeel per 31 december 2009.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

b Bereken het bedrag dat in totaal aan aandeelhouders betaald wordt als alle

aandeelhouders zouden kiezen voor mogelijkheid I.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

15

c Bereken het bedrag dat in totaal aan aandeelhouders betaald wordt als alle

aandeelhouders zouden kiezen voor mogelijkheid II.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

d Welk voordeel heeft mogelijkheid II boven mogelijkheid I voor de nv?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

e Welke nadeel heeft mogelijkheid II ten opzichte van mogelijkheid I voor de nv?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

f Voor welke mogelijkheid zullen de aandeelhouders massaal kiezen? Motiveer het

antwoord.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

16

Uitwerking: dividend 1

a Het dividendpercentage heeft altijd betrekking op het dividend vóór aftrek van 15%

dividendbelasting. Het brutodividend is gelijk aan € 204.000 + € 36.000 = € 240.000.

Het dividendpercentage bereken we over het geplaatste aandelenvermogen:

Maatschappelijk aandelenvermogen € 3.000.000

In portefeuille: 50.000 aandelen à € 20 = € 1.000.000

----------------

Geplaatst aandelenvermogen € 2.000.000

Het dividendpercentage is:

brutodividend € 240.000-------------------------------------- x 100% = --------------- x 100% = 12%geplaatst aandelenvermogen € 2.000.000

b Het brutodividend per aandeel is: 12% x € 20 = € 2,40

brutodividend per aandeel € 2,40Het dividendrendement = ----------------------------------- x 100% = ------- x 100% = 4,8%

koerswaarde van een aandeel € 50

Uitwerking: dividend 2

a Per aandeel ontvangt de aandeelhouder: € 3.400/€ 500 = € 6,80

Brutodividend 100%

dividendbelasting 15%

85% = € 6,80

Het brutodividend = 100/85 x € 6,80 = € 8

Het dividendpercentage bedraagt: € 8/€ 100 x 100% = 8%

b Het dividendrendement is: € 8/€ 160 x 100% = 5%

Uitwerking: dividend 3

a Maatschappelijk aandelenvermogen € 10.000.000

In portefeuille € 3.000.000

------------------

Geplaatst aandelenvermogen € 7.000.000

Het cashdividend van 10% van € 7.000.000 = € 700.000. Hiervan gaat 15% naar de

Belastingdienst (= € 105.000) en 85% naar de aandeelhouders (= € 595.000).

b eigen vermogen € 7.000.000 + € 5.250.000` Intrinsieke waarde = ------------------------------ = ----------------------------------- = € 17,50

aantal geplaatste aandelen 700.000

17

c Het brutodividend per aandeel is: 10% x € 10 = € 1

Dividendbelasting 15% = € 0,15

--------

€ 0,85

500 x € 0,85 = € 425

d Dividendrendement = € 1/€ 25 x 100% = 4%

e De intrinsieke waarde per aandeel vermeldt in de teller: het nominaal geplaatste

aandelenvermogen + alle reserves. Als de reserves > € 0, is de intrinsieke waarde

per aandeel > de nominale waarde per aandeel. De beurswaarde per aandeel is

vooral afhankelijk van de vraag naar en het aanbod van de aandelen van deze nv. Als

het redelijk/goed gaat met de nv. Zal de vraag naar de aandelen van de nv eveneens

redelijk/goed zijn waardoor de beurswaarde per aandeel > intrinsieke waarde per

aandeel.

Uitwerking: dividend 4

a In omloop zijn 5.000.000 aandelen. Een stockdividend van 5% betekent dat 5% x

5.000.000 = 250.000 aandelen uitgereikt worden.

Of: 5% = 1/20e aandeel -> 5.000.000/20 = 250.000 aandelen

b Dividend 10% x € 5.000.000 = € 500.000

Stockdividend 5% x € 5.000.000 = € 250.000

--------------------------- -------------

Cashdividend 5% x € 5.000.000 = € 250.000

Af: dividendbelasting 15% € 500.000 = € 75.000

-------------

Aan cashdividend wordt uitbetaald aan aandeelhouders € 175.000

c Het stockdividend is 5% = 1/20e aandeel. Per 20 aandelen ontvangt Joke één

aandeel vanwege het stockdividend.

d 5% x 15.000 = 750 aandelen. Of: 15.000/20 = 750 aandelen

e Dividend 10% x € 15.000 = € 1.500

Stockdividend 5% x € 15.000 = € 750

----------------------- -----------

Cashdividend 5% x € 15.000 = € 750

Af: 15% x € 1.500 = € 225

----------

Joke ontvangt € 525

f 750 x € 3,50 = € 2.625

10% x € 1 € 0,10g Dividendrendement = -------------- x 100% = --------- x 100% = 2,86%

€ 3,50 € 3,50

18

h Het stockdividend heeft een koerswaarde die hoger is dan de nominale waarde van

de aandelen (€ 2.625 t.o.v. € 750).

Uitwerking: dividend 5

a Intrinsieke waarde per aandeel = € 160.000.000/4.000.000 = € 40

b 15% x € 100.000.000 = € 15.000.000

Dividendbelasting = € 2.250.000

-----------------

€ 12.750.000

c Dividend 15% x € 100.000.000 = € 15.000.000

Stockdividend 12,75% x € 100.000.000 = € 12.750.000

------------------------------------ -----------------

Cashdividend 2,25% x € 100.000.000 = € 2.250.000

Af: dividendbelasting: 15% x € 15.000.000 = € 2.250.000

-----------------

€ 0

d De nv behoudt bij mogelijkheid II een bedrag van € 12.750.000 in de onderneming

(wat zeker bij een slechte liquiditeitspositie handig is).

e De nv heeft door het grotere aantal aandelen dat door mogelijkheid II in omloop komt

in de toekomst een grotere dividendverplichting ten aanzien van de aandeelhouders.

f De aandeelhouders zullen massaal voor mogelijkheid II kiezen. De aandelen die zij

vanwege het stockdividend ontvangen, kunnen zij gemakkelijk tegen een

aantrekkelijke koers verkopen (het is natuurlijk ook mogelijk dat een deel van de

aandeelhouders de aandelen die zij ontvangen vanwege het stockdividend, willen

behouden om hun beleggingen te vergroten).

19

Eindterm: preferent aandelenvermogen

Je kunt

- preferent aandelenvermogen noemen.

- voor- en nadelen noemen van gewoon aandelenvermogen ten opzichte van preferent

aandelenvermogen.

Deze onderwerpen zijn een aanvulling op de stof in hoofdstuk 11. Naast gewone aandelen

zijn er ook aandelen die op een bepaald gebied voorrang hebben op gewone aandelen.

Aandelen die bepaalde voorrechten hebben noemen we preferente aandelen.

Op een balans van een nv die preferente aandelen uitgeeft, komen twee soorten aandelen

voor: gewone aandelen en (altijd op een aparte rekening) preferente aandelen. Op een

balans kunnen dus aan de creditkant de volgende posten voorkomen:

Maatschappelijk aandelenvermogen € 5.000.000

Aandelen in portefeuille € 1.000.000

Geplaatst aandelenvermogen € 4.000.000

(6%) Preferent aandelenvermogen € 500.000

Het geplaatste aandelenvermogen van € 4.000.000 betreft de gewone aandelen.

Het preferente aandelenvermogen is geheel geplaatst (er zijn geen preferente aandelen in

portefeuille).

De preferentie kan betrekking hebben op:

- de winstuitkering;

- de zeggenschap (het beheer van de onderneming);

- de uitkering bij liquidatie.

Winstuitkering

Bij winstpreferentie keert de nv/bv eerst aan de houders van preferente aandelen het

dividend uit waarop deze houders recht hebben; pas daarna keert de onderneming dividend

uit aan de houders van de gewone aandelen.

Als er bijvoorbeeld sprake is van een 8% preferent aandelenvermogen van € 200.000 dan

hebben de houders van deze aandelen jaarlijks recht op 8% dividend van € 200.000 =

€ 16.000. Dit bedrag wordt van de winst na belasting afgetrokken. Pas daarna ontvangen de

houders van gewone aandelen hun winstaandeel. Als de winst niet zo groot is, zullen de

houders van gewone aandelen minder dan 8% dividend ontvangen. Bij gunstige

bedrijfsresultaten ontvangen de houders van gewone aandelen meer dan de houders van

preferente aandelen (die “slechts” 8% dividend ontvangen). In dat geval is het dividend van

de houders van gewone aandelen zelfs groter dan wanneer er geen preferente aandelen

zouden zijn uitgegeven (de gewone aandeelhouders “verdienen”op de preferente

aandeelhouders).

Winstpreferente aandelen worden vaak uitgegeven in bijzondere omstandigheden,

bijvoorbeeld na een financiële reorganisatie die door een aantal verliesgevende jaren

noodzakelijk was. Vermogensverschaffers zijn dan alleen bereid aandelen te kopen als zij

met betrekking tot het dividend bepaalde voorrechten verkrijgen.

20

Maar ook in normale omstandigheden worden soms preferente aandelen uitgegeven. De

houders van deze aandelen nemen dan genoegen met een bepaald vast

dividendpercentage. Het risico dat deze aandeelhouders lopen is kleiner dan het risico van

houders van gewone aandelen, die als het resultaat van de onderneming tegenvalt, weinig of

geen dividend ontvangen.

Zeggenschap (beheer)

Als de preferentie betrekking heeft op de zeggenschap, is het meest voorkomende recht dat

de houders van preferente aandelen een bindende voordracht van twee personen op mogen

stellen bij de benoeming van een bestuurslid (directielid) en/of een commissaris. Uit deze

voordracht moeten de houders van de gewone aandelen dan een keuze maken.

Deze preferente aandelen worden meestal prioriteitsaandelen genoemd. Dit soort aandelen

staat op naam.

De uitgifte van prioriteitsaandelen vindt niet plaats om het eigen vermogen van de

onderneming te vergroten maar vooral om aan een bepaalde groep binnen de nv

(bijvoorbeeld aan de oprichters van de onderneming) een bijzondere machtspositie te geven.

Uitkering bij liquidatie

Wanneer de onderneming, al dan niet gedwongen, wordt geliquideerd (opgeheven), krijgen

de verschaffers van het vreemd vermogen eerder hun geld terug dan de eigenaren van de

nv/bv (de aandeelhouders). Als er aandelen zijn met preferentie met betrekking tot de

uitkering bij liquidatie, ontvangen de houders van deze aandelen eerder hun

vermogensdeelname terug dan de gewone aandeelhouders. Pas als er dan nog geld

overblijft – wat bij een gedwongen liquidatie (bij een faillissement) zelden het geval is -

krijgen ook de gewone aandeelhouders hun vermogensdeelname geheel of gedeeltelijk

terug.

Voordelen voor de houder van een gewoon aandeel ten opzichte van de houder van

een preferent aandeel:

- Bij gunstige bedrijfsresultaten ontvangt de houder van een gewoon aandeel een hoger

dividendpercentage dan de houder van een preferent aandeel.

- De houders van gewone aandelen beschikken via de Algemene Vergadering van

Aandeelhouders (AVA) over veel bevoegdheden die niet aan de directie of de Raad van

Commissarissen zijn toegewezen.

Nadelen voor de houder van een gewoon aandeel ten opzichte van de houder van een

preferent aandeel:

- Bij liquidatie ontvangen de houders van gewone aandelen pas geld, nadat de preferente

aandeelhouders hun volledige vermogensdeelname hebben terugontvangen.

- De zeggenschap van de houder van gewone aandelen kan erg worden beperkt doordat

preferente aandelen worden uitgegeven.

Voordelen voor de onderneming van gewone aandelen ten opzichte van preferente

aandelen:

- De opbrengst bij plaatsing van gewone aandelen is in het algemeen hoger dan de

opbrengst bij plaatsing van preferente aandelen.

- De houders van gewone aandelen bemoeien zich meestal niet of nauwelijks met het

beleid van de nv. De meeste aandeelhouders bezoeken de Algemene Vergadering van

21

Aandeelhouders niet en maken ook geen gebruik van het steeds mer voorkomende

elektronische stemrecht.

Nadelen voor de onderneming van gewone aandelen ten opzichte van preferente

aandelen:

- Wanneer het met de onderneming slecht gaat, is het mogelijk dat het bedrijf met behulp

van nieuw vermogen gered kan worden. Maar nieuwe aandeelhouders zijn niet bereid

dat tegen dezelfde voorwaarden te doen als waartegen in het verleden eigen vermogen

is aangetrokken. Soms zijn nieuwe aandeelhouders bereid vermogen in de onderneming

te steken, als daar bepaalde preferenties tegenover staan. De voorrechten die aan

preferente aandelen verbonden zijn, zijn voor de nv niet altijd even gunstig. Denk

bijvoorbeeld maar aan de preferenties met betrekking tot de zeggenschap.

- Door preferente aandelen uit te geven wordt het lastiger om nog gewoon

aandelenvermogen aan te trekken.

22

Opgave: preferent aandelenvermogen

a Waarop kan preferentie betrekking hebben?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

b Noem twee omstandigheden waarin een nv preferente aandelen uitgeeft.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

c Noem twee redenen waarom we aandelen die voorrang hebben met betrekking tot de

winstuitkering beschouwen als een tussenvorm van aandelen en obligaties.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

d Houders van gewone aandelen krijgen bij gunstige bedrijfsresultaten meer dividend

dan wanneer er geen preferente aandelen zouden zijn uitgegeven maar uitsluitend

gewone aandelen (houders van gewone aandelen profiteren als het ware van de

houders van de preferente aandelen). Hoe noemen we dit effect?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

23

e Wat is de naam van de aandelen die preferent zijn met betrekking tot het beheer van

de nv en wat omvat deze preferentie?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

f Noem voor een belegger een voordeel van gewone aandelen boven preferente

aandelen.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

g Noem voor de belegger twee nadelen van gewone aandelen ten opzichte van

preferente aandelen.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

24

Uitwerking: preferent aandelenvermogen

a Op winstuitkering; op zeggenschap en op uitkering bij liquidatie.

b - Als bijvoorbeeld na een aantal slechte jaren het plaatsen van gewone

aandelen onmogelijk of onvoordelig is.

- Als de nv bepaalde aandeelhouders meer zeggenschap wil geven.

c - De houders van deze aandelen nemen genoegen met een bepaald vast

dividendpercentage. Bij obligaties ligt het interestpercentage ook vast.

- De houders van deze aandelen lopen minder risico dan de gewone

aandeelhouders (de preferente aandeelhouders krijgen eerder hun dividend

uitgekeerd dan de gewone aandeelhouders). Ook de houders van obligaties

lopen minder risico dan aandeelhouders, zowel ten aanzien van de uit te

betalen interest als bij liquidatie.

d Het hefboomeffect (de hefboomwerking).

e Prioriteitsaandelen. De houders van deze aandelen hebben het recht bij de

benoeming van directieleden en/of commissarissen een bindende voordracht op te

stellen.

f - Bij gunstige bedrijfsresultaten ontvangt de houder van een gewoon aandeel

een hoger dividendpercentage dan de houder van een preferent aandeel.

- Via de AVA beschikken de houders van gewone aandelen over veel

bevoegdheden.

g - Bij ongunstige bedrijfsresultaten ontvangt de houder van een gewoon aandeel

een lager dividendpercentage dan de houder van een preferent aandeel.

- Bij liquidatie krijgt de houder van een gewoon aandeel later zijn geld terug dan

de houder van een preferent aandeel.

- De zeggenschap van een gewoon aandeel is beperkter dan die van

prioriteitsaandelen.

25

Eindterm: hefboomwerking

Je kunt

- de factoren noemen die een rol spelen bij de hefboomwerking.

- de invloed van de hefboomwerking verklaren.

- de invloed van de hefboomwerking berekenen op de rentabiliteit van het eigen

vermogen voor belasting.

Dit onderwerp is een vervolg van de leerstof die in hoofdstuk 36 aan de orde kwam. Om de

rest te kunnen volgen, moet je dit hoofdstuk erbij pakken.

In de voorbeelden van 36.6, 36.7 en 36.11 is RTV (de rentabiliteit over het totaal vermogen)

groter dan IVV (het interestpercentage over het vreemd vermogen).

Als de RTV groter is dan de IVV verdient de onderneming op het vreemd vermogen.

Hierdoor wordt de winst groter en wordt de REV (de rentabiliteit over het eigen vermogen)

groter dan de RTV.

We spreken in deze situatie over een gunstig (positief) hefboomeffect.

De tot nu toe gehanteerde formules luiden als volgt:

resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening + interestRTV = ---------------------------------------------------------------- x 100%

gemiddeld totaal vermogen

Of:

winst vóór aftrek van vennootschapsbelasting + interestRTV = --------------------------------------------------------------------------- x 100%

gemiddeld totaal vermogen

Ennettowinst (= winst nà aftrek van vennootschapsbelasting)

REV = ---------------------------------------------------------------------------- x 100%gemiddeld eigen vermogen

Bij RTV staat in de teller de winst vóór aftrek van vennootschapsbelasting en bij REV staat

in de teller de winst nà aftrek van vennootschapsbelasting. Deze mogen we niet zomaar met

elkaar vergelijken.

Om RTV en REV met elkaar te kunnen vergelijken, berekenen we beide kengetallen vóór

aftrek van vennootschapsbelasting. De formule voor REV wordt dan:

winst vóór aftrek van vennootschapsbelastingREV voor belasting = REV vb = -------------------------------------------------------------- x 100%

gemiddeld eigen vermogen

Bij een gunstig hefboomeffect geldt: REV vb > RTV omdat IVV < RTV

Bij een ongunstig hefboomeffect geldt: REV vb < RTV omdat IVV > RTV

Als IVV groter is dan RTV betaalt de onderneming over het vreemd vermogen een zo hoog

percentage interest dat dit ten koste gaat van de winst. Als gevolg hiervan is REV vb < RTV.

Er is dan sprake van een negatief hefboomeffect.

26

Voorbeeld: hefboomwerking A

Gegeven

Van Twiksel nv zijn over 2010 de volgende gegevens bekend:

- gemiddeld eigen vermogen € 5 miljoen;

- gemiddeld vreemd vermogen € 5 miljoen;

- RTV = 12%;

- IVV = 8%.

Gevraagd

a Bereken de interestmarge.

b Bereken REV vb .

Uitwerking

a De interestmarge is het verschil in interestpercentage tussen RTV en IVV. Er is hier

sprake van een positieve interestmarge van 12% - 8% = 4%

b Het voordeel van de positieve interestmarge komt ten goede aan de verschaffers van

het eigen vermogen: door de positieve interestmarge neemt de winst toe waardoor

REV vb > RTV. Omdat in dit voorbeeld het gemiddeld eigen vermogen even groot

is als het gemiddeld vreemd vermogen, spelen de grootte van het eigen vermogen en

vreemd vermogen geen rol bij de berekening van REV vb .

In het volgende voorbeeld gaan we een stapje verder.

Voorbeeld: hefboomwerking B

Gegeven

- gemiddeld eigen vermogen € 5 miljoen

- gemiddeld vreemd vermogen € 10 miljoen

- RTV = 12%

- IVV = 8%

Gevraagd

Bereken REV vb .

Uitwerking

Bij het hefboomeffect speelt de verhouding tussen het vreemd vermogen (VV) en het eigen

vermogen (EV) een belangrijke rol voor de mate waarin de verschaffers van het eigen

vermogen profiteren van de winst op het vreemd vermogen. Omdat in voorbeeld B het

vreemd vermogen twee maal zo groot is als het eigen vermogen, is het voordeel voor de

aandeelhouders dan ook twee maal zo groot. (In dit voorbeeld is het een voordeel maar het

kan ook een nadeel zijn!) Om deze reden spreken we dan ook van het hefboomeffect.

vreemd vermogen (VV)De verhouding ------------------------------ noemen we de hefboomfactor.

27

eigen vermogen (EV)

Een factor is een getal waarmee we vermenigvuldigen.

De hefboomformule is:

VVREV vb = RTV + (RTV – IVV) x ----

EV

10= 12% + 4% x ----

5

= 12% + 8% = 20%

Omdat RTV groter is dan IVV, is REV vb 8% groter dan RTV.

Het verschil tussen REV vb en RTV (in dit geval 8%) noemen we het hefboomeffect.

Het hefboomeffect is het volgende deel in de hefboomformule:

VV(RTV – IVV) x ----

EV

We krijgen het volgende overzicht:

VVDe hefboomformule: REV vb = RTV + (RTV – IVV) x ----

EV↓↓ ↓↓

interestmarge hefboomfactor

↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓

hefboomeffect

Als een onderneming winst op het vreemd vermogen maakt (als RTV groter is dan IVV),

neemt de winst die een onderneming op het vreemd vermogen maakt toe naarmate de

verhouding VV/EV groter is.

Toch mag je daaruit niet de conclusie trekken dat het in het belang van de onderneming is zo

veel mogelijk gebruik te maken van vreemd vermogen:

- de winst kan lager zijn dan verwacht, terwijl de verplichtingen aan de verschaffers van

het vreemd vermogen (interest en aflossing) altijd nagekomen moeten worden. Een

gevolg kan zijn een ongunstig hefboomeffect en een nadelig effect op de liquiditeit;

- voor het verkrijgen van een nieuwe lening stelt de bank nogal eens een

solvabiliteitseis waarbij het vreemd vermogen niet te groot mag zijn ten opzichte van

het eigen vermogen. Als de verhouding VV/EV te groot is, kan een bank weigeren

een lening te verstrekken;

- vaak eisen de verschaffers van vreemd vermogen een hogere interestvergoeding

naarmate de verhouding VV/EV hoger is.

28

Opgave: hefboomwerking 36.6

Beantwoord aan de hand van de gegevens van voorbeeld 36.6 van het theorieboek de

volgende vragen.

c Bereken in twee decimalen REV vb met behulp van de formule:

winst voor belastingREV vb = ------------------------------------ x 100%

gemiddeld eigen vermogen

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

d Waaraan kun je zien dat er sprake is van een gunstig hefboomeffect?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

e Wat is de oorzaak van een gunstig hefboomeffect?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

f Bereken nogmaals REV vb maar nu met behulp van de hefboomformule.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

g Noem twee nadelen van een relatief groot vreemd vermogen.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

29

Opgave: hefboomwerking 36.7

Beantwoord de volgende vragen met behulp van de gegevens van voorbeeld 36.7.

f Hoe hoog is in deze opgave de interestmarge? Is de marge positief of negatief?

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

g Bereken het hefboomeffect.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

h Bereken REV vb met behulp van de hefboomformule.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

i Controleer het antwoord op vraag h met behulp van de volgende berekening van

winst voor belastingREV vb = ------------------------------------ x 100%

gemiddeld eigen vermogen

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

Opgave: hefboomwerking 36.11

Beantwoord de volgende vragen aan de hand van de gegevens van voorbeeld 36.11.

g Bereken welk percentage op het vreemd vermogen wordt verdiend.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

h Bereken welk bedrag op het vreemd vermogen wordt verdiend.

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

30

i Druk dit bedrag uit in een percentage van het gemiddeld eigen vermogen (in twee

decimalen nauwkeurig).

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

j Bereken op twee manieren RTV .

……………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………..……………………………….

……………………………………………………………………………………………………

31

Uitwerking: hefboomwerking 36.6

c € 60.000 + € 20.000REV vb = ---------------------------- x 100% = 26,53%

€ 301.500

d Bij een gunstig hefboomeffect is REV vb > RTV.

e Dit wordt veroorzaakt doordat IVV < RTV.

f VVREV vb = RTV + (RTV – IVV) x ----

EV€ 312.500

= 15,43% + (15,43% - 4,72%) x --------------€ 301.500

= 15,43% + 10,71% x 1,036484245

= 15,43% + 11,1%

= 26,53%

g - Op vreemd vermogen moet aflossing en interest betaald worden (hoe hoog of

hoe laag de winst van de onderneming ook is).

- Het verkrijgen van nieuw vreemd vermogen is duurder of zelfs onmogelijk als

de verschaffer van het vreemd vermogen vindt dat het vreemd vermogen te

hoog is ten opzichte van het eigen vermogen.

Uitwerking: hefboomwerking 36.7

f Er is een positieve interestmarge van 16.70% - 6,14% = 10,56%

€ 456.000g 10,56% x -------------- = 11,1985% (11,2%)

€ 430.000

h VVREV vb = RTV + (RTV – IVV) x ----

EV= 16,7% + 11,2%

= 27,9%

i € 90.000 + € 30.000REV vb = --------------------------- x 100% = 27,91%

€ 430.000

Uitwerking 36.11

g 17,83% - 7,25% = 10,58%

h 10,58 x € 4.000.000 = € 423.200

32

€ 423.200

i ---------------- x 100% = 6,41%

€ 6.600.000

j REV vb = RTV + 6,41% = 17,83% + 6,41% = 24,24%

€ 1.200.000 + € 400.000REV vb = ------------------------------------ x 100% = 24,24%

€ 6.600.000