Aan de slag met geografische werkbladen - Portfolio - Home · - Leerproces: De leerlingen leren de...
Transcript of Aan de slag met geografische werkbladen - Portfolio - Home · - Leerproces: De leerlingen leren de...
Aan de slag met geografische werkbladen 1. Analyse van de werkbladen De werkbladen: http://www.wdm.be/werkmappen/aardrijkskunde/aardrijkskunde2 vanaf pagina 87.
- Leerplan en jaarplanning: De werkbladen zijn gebaseerd op de leerplandoelstellingen. Eerst leren de leerlingen de
verschillende industrietypes herkennen, daarna leren ze deze situeren op een kaart. Hierbij wordt rekening gehouden
met de verschillende vestigingsfactoren. Ook wordt dit eerst op een kaart van België geplaatst en daarna op een kaart
van Europa.
De leerkracht kan niet vrij kiezen uit een aanbod van oefeningen. Voor elk onderdeel is slechts één oefening voorzien.
Indien alle opdrachten worden ingevuld ontstaat er een traag lestempo.
- Leerproces: De leerlingen leren de oefeningen oplossen aan de hand van een atlas. Het werkblad stimuleert dus het
aardrijkskundig denken bij de leerlingen. De leerlingen leren dat er verschillende vestigingsfactoren zijn. Deze worden
echter met tekeningen al weergegeven. Ze moeten enkele nog de tekening in een woord omschrijven. Daarna wordt er
nagedacht over welke vestigingsfactoren op een bepaalde plaats van belang kunnen zijn. Deze oefening moeten de
leerlingen zelf oplossen aan de hand van hun atlas. Het werkblad focust hier te hard op het product in plaats van op het
proces. Ze willen dat de leerlingen zelf de vestigingsfactoren voor bepaalde plaatsen vinden. Dit is echter voor de
leerlingen nog heel moeilijk. Ze hebben te weinig gegeven om dit zelf te kunnen vinden.
Aangezien voor elk onderdeel maar één oefening is voorzien, kunnen de leerlingen thuis geen oefeningen meer maken.
Deze worden echter op de site wel aangeboden.
Aan het einde van elk deel is er een leertekst. Deze tekst heeft als doel de leerinhouden vastzetten. Deze tekst is echter
langdradig en wordt waarschijnlijk niet geleerd door de leerlingen.
- Werkvormen: De werkbladen bieden weinig variatie aan in de werkvormen. De enige twee werkvormen zijn een
klasgesprek en individuele oefeningen. De theorie is zodanig opgebouwd dat ze leidt tot een klasgesprek. Daarna krijgen
de leerlingen oefeningen met hun atlas.
- Informatiebronnen: De leerlingen worden aangemoedigd om hun atlas te gebruiken. Er wordt enkele keren verwezen
naar het online lesmateriaal. Er worden veel foto’s getoond. Deze zijn allemaal in kleur.
- Technieken en vaardigheden: In de cursus staat welke kaart ze moeten zoeken. Er staat echter geen kaartnummer bij.
De leerlingen leren dus zelf een kaart opzoeken. Daarna kunnen ze dit echter invullen. Hierdoor zullen ze thuis niet meer
op deze vaardigheid oefenen. De leerlingen leren gebruik te maken van een legende.
2. Lesvoorbereiding
UC Leuven-Limburg Lerarenopleiding
Vestiging Heverlee Hertogstraat 178, 3001 Heverlee
Tel. +32 16 37 56 00
LESONTWERP Bachelor Secundair Onderwijs
Naam: Nele Boven
Vakkencombinatie: Aardrijkskunde - Wiskunde
Stagebegeleider DLO: H. Verstappen
School: SJB-college Mol
Onderwijsvorm: A-stroom
Richting: Latijn
Les gegeven door: Nele Boven
Vak: Aardrijkskunde
Onderwerp: Industrielandschappen
Klas: 2LAb
Lokaal: B2.11
Aantal leerlingen: 19
Vakmentor: L. Hooyberghs
Datum/Data: 20 februari 2017
Lesuur/-uren: 4e lesuur (11.10-12.00)
BEGINSITUATIE
Situering in de lessenreeks Deze les behoort tot de lessenreeks rond industrielandschappen. In deze les komen de vestigingsfactoren en de industrie op kaart aan bod. In de vorige lessen leerden de leerlingen al over de eerste en tweede industriefase. In de volgende lessen leren ze over het havenlandschap in Antwerpen.
Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) De lln kunnen de grondstof van een bepaald materiaal bepalen.
De lln kunnen verschillende soorten grondstoffen benoemen.
Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit De leerlingen zijn al naar de haven van Antwerpen geweest.
Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … Het is een klas met veel meisjes. Tijdens mijn observatie merkte ik dit ook aan het gepraat. Ik zal hier dus zeker rekening mee moeten houden.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom
kies je voor deze aanpak? In de les ‘industrielandschappen’ leren de leerlingen wat vestigingsfactoren zijn, en hoe ze deze kunnen bepalen voor een gegeven industriegebied. Tenslotte leren ze ook waar de belangrijkste industriegebieden in België en Europa zich bevinden. De bepaling van de vestigingsfactoren, leren de leerlingen aan de hand van een oefening. Bij deze oefening krijgen de leerlingen een blad met een schema op en een enveloppe met hierin de kaartjes met de mogelijke antwoorden.
De bedoeling is dat de leerlingen de kaartjes op de juiste plaats in het schema weten te leggen. Om de leerlingen
hier al eens zelf over te laten nadenken, wordt deze oefening eerst per twee door de leerlingen zelf gemaakt (in potlood). Daarna krijgen ze de mogelijke oplossingen en mogen ze deze per vier op de juiste plaats leggen. Doordat ze dit per vier mogen maken, krijgen de leerlingen de kans om met elkaar te overleggen. Nadien wordt de oefening nog eens klassikaal overlopen om mogelijke fouten te vermijden. De leerlingen leren waar de belangrijkste industriegebieden van België zijn. Dit doen ze aan de hand van een oefening met hun atlas. De oefening verloopt klassikaal, maar de leerlingen krijgen de nodige tijd om zelf tot de
oplossingen te komen. Hierdoor gaat de oefening vlotter verlopen. De leerlingen leren waar de belangrijkste industriegebieden in Europa zijn. Dit doen ze aan de hand van een oefening met hun atlas. De leerlingen krijgen de tijd om de oefening eerst zelfstandig te maken. Hierdoor leren ze met hun atlas werken. Zo gaan ze ook beter kunnen onthouden waar deze gebieden gelegen zijn. De oefening wordt nadien klassikaal overlopen. Dit gebeurt met een PowerPoint. Hierdoor kunnen de leerlingen beter zien waar
ze iets moeten aanduiden.
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden) Uit: D/2008/7841/038 (http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/secundair-onderwijs/eerste-graad/vakgebonden/a-stroom/aardrijkskunde/eindtermen.htm) ET4 De lln kunnen op werkkaarten van Vlaanderen of België en van andere bestudeerde gebieden diverse landschapscomponenten benoemen, zijnde reliëfgebieden, rivieren, landbouwgebieden, industriegebieden, agglomeraties en steden, zeehavens, transportassen, toeristische streken en toeristische centra.
Situering in het leerplan: VVKSO-Brussel, leerplan aardrijkskunde eerste graad, tweede leerjaar, September 2008, Brussel. D/2008/7841/038 4.13 Industrielandschappen 2. De waargenomen voorbeelden op een thematische kaart industrie van Europa situeren.
ALGEMEEN LESDOEL De lln kunnen vestigingsfactoren van de industrie bepalen aan de hand van een kaart. De lln kunnen de belangrijkste industriegebieden in België en Europa op een kaart aanduiden.
SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)
/
BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
Werkmap aardrijkskunde 2: www.wdm.be VAN HECKE, E., VANDERHALLEN, D., CALLEMEYN, A., Algemene wereldatlas, Plantyn, Mechelen, 2012, 191 pagina’s.
LEERMIDDELEN & MEDIA PowerPoint (USB-stick) Enveloppes met kaartjes + papieren Atlas
Werkboek Whiteboardstiften
Didactisch lesontwerp
Leerdoelen
KRACHTIGE LEEROMGEVING
Lesfasen
& timing Onderwijs- en leeractiviteiten Media Leerinhoud
Instapfase
10 minuten
De lkr legt haar materiaal klaar en laat de lln op hun
plaats zitten.
Ik heb graag dat het stil is.
De lkr stelt zichzelf voor en vraagt de lln een
naamkaartje te plaatsen.
In de vorige lessen hebben jullie al geleerd over
industrie. Jullie zagen bij die oefening over de
legoblokjes al waar in Europa je chemische industrie
terugvindt. Andere soorten industrie zijn ook op
bepaalde plaatsen gevestigd. Nu kunnen we ons dus
afvragen waarom industrie zich juist op die plaatsen
vestigt.
PPT: industrie-
landschappen
INDUSTRIELANDSCHAPPEN
PROBLEEMSTELLING: Waarom vestigt de
industrie zich op een bepaalde plaats?
De lln kunnen de
verschillende
vestigingsfactoren
Lesfase 1:
5 minuten
Een reden waarom een bedrijf zich ergens vestigt,
noemen we een vestigingsfactor. (Dit staat ook in
jullie werkboek op p.91, duidt dit aan met fluo.)
PPT: vestigings-
factoren
BORD:
1. Vestigingsfactoren
voor de industrie
opsommen.
• Ik had het daarnet al over die oefening met
de legoblokjes. Weet je nog wat je als eerste
nodig had om een legoblokje te maken?
• Wat heb je nodig om grondstoffen te
verwerken?
• Wie gaat die grondstoffen verwerken.
• Hoe krijg je die grondstoffen van het ene
naar het andere industriegebied?
• Wat gebeurt er als laatste met de
legoblokjes? Hoe komt het dat jij die
legoblokjes thuis hebt?
PPT: oefening
13
De 5 voornaamste vestigingsfactoren:
Grondstoffen
Energie
Arbeidsmarkt
Verkeer/transportmogelijkheden
Afzetmarkt
De lln kunnen hun
atlas gebruiken bij
het opzoeken van
industrie.
De lln kunnen
verklaren waarom
een bepaalde
vestigingsfactor
Lesfase 2:
15 minuten
Per 2:
Zo dadelijk proberen jullie per 2 eens deel 2 van
oefening 14 te maken. Doe dit in potlood. Jullie
krijgen hiervoor 5 minuten.
Lkr gaat rond terwijl de leerlingen de oefening
maken.
Groepswerk (per 4):
Zo dadelijk zetten jullie je per 4 bijeen. Jullie krijgen
van mij een blad en een enveloppe. Op dit blad
staan dezelfde vragen als bij de oefening van
daarnet. De bedoeling is nu dat jullie de antwoorden,
PPT: vestigings-
factoren
belangrijk is in een
gegeven gebied.
die in de enveloppe zitten, op de juiste plaats
leggen. De bedoeling is dat de andere groepen niet
horen wat jullie zeggen, zodat er niet wordt vals
gespeeld. Jullie krijgen hiervoor opnieuw 5 minuten.
De lkr gaat rond en herinnert de leerlingen eraan stil
te zijn.
De tijd is om. Draai jullie allemaal terug naar voor en
dan overlopen we de oefening.
• Welke industrie hebben jullie bij Mol
(Lier/Luik/Leuven) geplaatst?
• Wat is hiervoor de belangrijkste
vestigingsfactor?
• Wat is de verklaring hiervoor?
• Wat is de belangrijkste vestigingsfactor voor
de voedingsindustrie?
• Waarom is dit de belangrijkste
vestigingsfactor?
Bladen met de
vragen +
enveloppes
PPT: oefening
14
De lln kunnen de
belangrijkste
industriegebieden
van België
opzoeken in hun
atlas.
De lln kunnen de
belangrijkste
industriegebieden
Lesfase 3:
10 minuten
We hebben net gezien waarom de industrie zich op
bepaalde plaatsen vestigt. Dan zullen we nu eens
bekijken waar de belangrijkste industriegebieden in
België zijn.
• Welke atlaskaart hebben we nodig om de
industriegebieden in België te vinden?
• Waar op deze kaart ligt Herentals? En
Mortsel?
BORD:
PPT: industrie
op kaart
2. Industrie op kaart
PROBLEEMSTELLING: Wat zijn de
belangrijkste industriegebieden in België?
van België
aanduiden op een
kaart.
• Wat zijn de vijf grote industriegebieden in
België?
• Binnen welke steden ligt de Vlaamse ruit?
• Wat zijn de 3 grote zeehavens in België?
De lln kunnen de
belangrijkste
industriegebieden
van Europa
opzoeken in hun
atlas.
De lln kunnen de
belangrijkste
industriegebieden
van Europa aan
duiden op een
kaart.
Lesfase 4:
10 minuten
Per twee:
Dan mogen jullie nu per twee eens proberen van
oefening 16 te maken.
De lkr gaat rond en helpt waar nodig.
Klassikaal:
• Welke atlaskaart heb je hiervoor gebruikt?
• Waar op de kaart heb je Sleipner A en
Bottrop geplaatst?
• Wat heb je in de legende geschreven?
• Waar heb je Duisburg en Rotterdam
geplaatst?
• Welke industrietak vinden we terug in de
omgeving van Duisburg?
• Waarom?
• Welke industrietak vinden we terug in de
omgeving van Rotterdam?
• Waarom vinden we die hier terug?
• Welke drie zeehavens zijn de belangrijkste in
Europa?
• Waar ligt dit?
• Waar ligt Boechout?
• Waar op de kaart ligt Londen?
• Welke kaart heb je gebruikt om de
bevolkingsspreiding op te zoeken?
• Waarom ligt de industrie vooral in die zone?
PPT: oefening
16
BORDSCHEMA
Vestigingsfactoren: - grondstoffen
- energie - arbeidsmarkt - verkeer/transportmogelijkheden
- afzetmarkt
Industrie op kaart
glasindustrie voertuigindustrie ijzer- en staalindustrie onderzoek en ontwikkeling
aanwezigheid van
grondstoffen
aanwezigheid van
werkkrachten
verkeersmogelijkheden/ aanwezigheid van
grondstoffen
aanwezigheid van
kennis
Het kwartszand in de bodem van de
(plaatsnaam) is de grondstof voor glas.
(Plaatsnaam) ligt in de buurt van heel wat
steden en gemeenten met een hoge
bevolkingsdichtheid.
De ligging langs de (naam van een rivier) is
goed gekozen voor
vervoer per schip. Steenkoolmijnen
leverden vroeger de nodige brandstof.
De universiteit van (plaatsnaam) leidt
mensen op voor een job waarvoor veel
kennis nodig is.
3. Reflectie Aangezien de oefening rond vestigingsfactoren veel te moeilijk en onduidelijk was, heb ik deze
aangepast. Ik gaf deze les enkele keren aan verschillende klassen. In de eerste les heb ik de leerlingen
de oefening eerst in potlood laten maken en daarna ben ik overgeschakeld op een schema. Dit was
een schematische voorstelling van de oefening. De leerlingen kregen daarbij in groepjes van 4 een
enveloppe. Hierin zaten de verschillende antwoorden. De leerlingen moesten deze dan zelf op de
juiste plaats in het schema leggen.
Tijdens de eerste les bleek dit samen erg lang te duren. Daarom heb ik besloten om in de volgende
lessen de leerlingen de oefening niet meer in potlood te laten invullen. Ik gaf ze meteen het schema
en de antwoorden. De leerlingen gebruikten nog steeds hun atlas en dachten meteen beter na over
de mogelijke antwoorden. Hierdoor bereikte ik hetzelfde, maar verliep het vlotter.