99. De knieprothese 20 februari 2016 — PDF bestand ... Bij slijtage ...

20
De knieprothese

Transcript of 99. De knieprothese 20 februari 2016 — PDF bestand ... Bij slijtage ...

De knieprothese

2

| Inhoud

Inleiding 3

Wanneer is een knieprothese nodig 4

Het zorgpad 5

Voorbereiding in de thuissituatie 6

Opname in VUmc 9

De operatie 10

Na de operatie 12

Praktische tips voor thuis 15

Tot slot 19

Vragen 19

3

| Inleiding

In overleg met de orthopedisch chirurg is besloten om uw knie te

opereren. Tijdens deze operatie wordt uw versleten kniegewricht

vervangen door een kunstgewricht, een zogenaamde knieprothese.

De voorbereiding, de opname, de operatie en de revalidatie verlopen

via een speciaal programma, ook wel zorgpad genoemd. Het kan zijn

dat u het zorgpad in groepsverband doorloopt, maar het is ook mogelijk

dat u individueel wordt behandeld. In beide gevallen is de behandeling

hetzelfde.

Op pagina 10 tot en met 11 vindt u informatie over de nieuwe knie, de

voorbereiding op de operatie, de opnamedag en de operatie. Op pagina

12 tot en met 15 van deze brochure wordt de periode na de operatie,

de revalidatiefase en de eerste dagen thuis beschreven. Mocht u na het

lezen van de brochure nog vragen hebben, dan kunt u deze altijd stellen

aan de verpleegkundige van de klinische afdeling orthopedie.

4

| Wanneer is een knieprothese nodig

Het kniegewricht is een scharniergewricht. Bij het lopen en bewegen draait

het ronde uiteinde van het dijbeen soepel op de kom van het scheenbeen.

Deze soepele beweging is mogelijk, omdat er op de gewrichtsvlakken

een laag kraakbeen zit. Tevens zitten er twee menisci die er voor zorgen

dat de gewrichtsvlakken goed op elkaar passen. Bij slijtage van de

kraakbeenlaag (artrose) kunnen de gewrichtsvlakken niet meer soepel

over elkaar glijden: het bewegen wordt moeilijker en pijnlijker. Meestal

betreft het de ‘gewone slijtage’ op oudere leeftijd.

Ook chronische gewrichtsontsteking, zoals reumatoïde artritis, kan het

kraakbeen van de knie aantasten.

Lichamelijke klachtenDe meest voorkomende klacht bij slijtage van een kniegewricht is pijn. De

pijn wordt doorgaans gevoeld rondom de knie, in het bovenbeen en trekt

soms door naar de voet. Pijn is vaak de voornaamste reden om operatief

in te grijpen. Verder wordt het kniegewricht steeds stijver. Ook kan er een

vergroeiing optreden (X-been en O-been). Er is vaak sprake van pijnlijke

stijfheid bij het opstaan, moeilijk kunnen lopen, bukken, traplopen en

fietsen. Als de slijtage zich voortzet, nemen de klachten toe. Medicijnen

en fysiotherapie helpen in dat geval vaak niet meer. Een nieuwe knie is

dan veelal de beste oplossing.

Gevolgen van de operatieDirect na de operatie zult u last hebben van wondpijn, hiervoor krijgt u

pijnstilling. De eerste twee weken na de operatie is de wond gevoelig.

In sommige gevallen duurt de gevoeligheid rond de knie langer.

Na een jaar is meer dan negentig procent van de patiënten tevreden over

het resultaat van de ingreep. De pijn die u voor de operatie had, zal vrijwel

altijd sterk verminderd zijn na de operatie.

De stijfheid van de knie vermindert ook. Maar omdat de spieren rond de

knie door de langdurig bestaande pijn vaak enigszins zijn verkort, wordt

de knie niet meer zo soepel als hij ooit is geweest. Wel kunt u vaak beter

lopen dan voor de operatie, in eerste instantie met hulpmiddelen en later

zonder. Een knieoperatie is een veel toegepaste operatie en de herstel-

periode duurt enige tijd.

5

| Het zorgpad

Een zorgpad is een duidelijk omschreven route die de patiënt doorloopt.

Vanaf het bezoek op de polikliniek aan de medisch specialist vóór de

operatie tot en met ontslag uit het ziekenhuis naar huis, of naar een

revalidatieplek in een andere zorginstelling zoals verpleeghuis of

zorghotel. Deze route wordt individueel vastgesteld. De zorg die u

gedurende deze route krijgt, wordt van tevoren bepaald. Deze is dus

van begin af aan voor alle betrokkenen (zoals patiënt, arts, verplegend

personeel, fysiotherapeut, partners en familieleden) duidelijk. Het doel

van het zorgpad is tweeledig. In de eerste plaats dient het zorgpad om u

zo goed mogelijk te informeren over en voor te bereiden op de operatie.

Daarnaast brengt het zorgpad de zorgbehoefte in de periode na ontslag

zo goed mogelijk voor u in kaart.

Dit betekent voor u als patiënt:

• een optimale voorbereiding;

• een zo kort mogelijke opname;

• soms individuele opname, soms met vier personen tegelijk die

eenzelfde zorgpad volgen;

• een duidelijk revalidatietraject;

• een zo vlot mogelijk herstel.

6

| Voorbereiding

De arts heeft met u besproken dat u in aanmerking komt voor een totale

knieprothese. Voor de operatie vindt er een preoperatieve intake plaats.

Tijdens dit bezoek zal de anesthesioloog de voor u meest geschikte

methode van anesthesie met u bespreken. Doorgaans gebruikt de

anesthesioloog een ruggenprik, algehele narcose of een combinatie van

deze methoden.

Neemt u naar de preoperatieve intake alle medicijnen die u gebruikt of

een actuele medicijnenlijst mee. Deze is op te vragen bij uw apotheek.

Regelen van de extra zorg in de thuissituatie

Op de polikliniek ontvangt u informatiefolders over de ingreep, het

nuchterbeleid en eventuele andere protocollen aangaande uw operatie.

De opnameduur is meestal vijf dagen. Hierna wordt u in principe

ontslagen en mag u naar huis. Mocht de verwachting zijn dat u niet naar

huis kan of thuis hulp nodig heeft, bespreek dit dan met uw behandelend

arts. In de polikliniek van VUmc vindt u het transferbureau. Dit bureau

kan u informeren over de mogelijkheden van zorg na opname. Dit kan

bijvoorbeeld zijn: extra hulp in de thuissituatie of een tijdelijke opname

om verder te revalideren. Uw behandelend arts kan u doorverwijzen

of u kunt zelf contact opnemen met het transferbureau polikliniek. Het

transferbureau bevindt zich in de polikliniek op de begane grond in

het servicecentrum patiënt & zorgverlener. Op maandag, donderdag

en vrijdag van 08.30 uur tot 17.00 uur kunt u hier binnen lopen voor

informatie. U kunt ook telefonisch contact opnemen via telefoonnummer:

(020) 444 6175 of mailen naar [email protected]. Soms is

het voor de operatie nog niet helemaal duidelijk of en welke zorg u nodig

heeft na ontslag. Het transferbureau in het ziekenhuis kan u daarbij van

dienst zijn. Dit zal dan tijdens de opname met u besproken worden door

de arts of verpleegkundige.

FysiotherapieVoordat u wordt opgenomen, wordt verwacht dat u een aantal zaken zelf

heeft geregeld.

De fysiotherapeutische begeleiding in de thuissituatie regelt u al vóór

opname bij een therapeut in uw directe woonomgeving. Het is de

7

bedoeling dat de fysiotherapeut u al in de eerste week na ontslag aan huis

bezoekt.

Hibiscrub en BactrobanTijdens uw (laatste) polikliniekbezoek voor de operatie, krijgt u bij de

balie een pakketje met een fles desinfecterende zeepoplossing (Hibiscrub®),

een tube mupirocine (Bactroban®), ook wel neuszalf, en een instructiefolder.

Beide hulpmiddelen dienen om eventueel aanwezige huidbacteriën voor

en na de operatie te doden. Hierdoor wordt de kans op infectie sterk

verkleind.

Hulpmiddelen

Om uw zelfstandigheid thuis te vergroten kunt u een aantal hulpmiddelen

gebruiken.

• Lopen: elleboogkrukken, looprek, rollator, stok.

• Bukken: ‘helping’ hand (instrument om iets van de grond op te rapen).

• Opstaan: bedklossen of een extra matras, hoge stoel met armleuningen,

toiletverhoger.

• Aankleden: sokaantrekker, lange schoenlepel.

• Douchen: tuin- of douchestoel met armleuningen en een hoge

rugleuning.

• Kleding: kamerjas, instapschoenen, pantoffels met stroeve zool, ruim

zittende kleding.

Wij verzoeken u om uw elleboogkrukken, of het loophulpmiddel waarmee

u reeds loopt, bij opname mee te nemen.

Loophulpmiddelen, bedklossen, douchestoel enz. kunt u lenen bij de

thuiszorgwinkel of kopen bij een zaak die gespecialiseerd is in

orthopedische hulpmiddelen. Hier kunt u ook de sokaantrekker, een

lange schoenlepel en de ‘helping’ hand kopen. De medewerkers van het

transferbureau polikliniek kunnen u hierover informeren.

De fysiotherapeut en/of verpleegkundige informeert u tijdens uw opname

over het gebruik van deze hulpmiddelen.

8

Medicijnen Er zijn verschillende redenen waarom een operatie soms niet door kan

gaan. Eén reden is dat het gebruik van bepaalde medicijnen zoals bloed-

verdunnende medicijnen (zoals Sintromitis, Marcoumar of Fencoumaron)

niet tijdig is gestaakt. U dient hiermee vijf dagen voor de operatie te

stoppen. Uw behandelend arts en/of anesthesioloog op de polikliniek

heeft dit met u besproken. Is dit niet het geval, neem dan contact op met

de polikliniek orthopedie. Deze medicijnen zijn namelijk van invloed op

de bloedstolling.

Ook wanneer u onder controle bent van de trombosedienst, stopt u, in

overleg met de orthopedisch chirurg, met deze medicijnen. U wordt

verzocht om de door u gebruikte medicatie in originele verpakking mee

te nemen bij opname.

Laxeren

Als u een moeilijke stoelgang heeft, of als u voor uw opname al enkele

dagen niet naar het toilet bent geweest, is het raadzaam dat u zich de

avond voor de operatie tussen 19.00 en 20.00 uur laxeert. Een Microlax®

kunt u bij elke drogist of apotheek kopen. U smeert het tuitje van de

Microlax© in met vaseline en brengt dit op het toilet of op bed in de anus

in. Als u dit niet zelf lukt, kunt u uw partner/begeleider om hulp vragen.

9

| Opname in VUmc

De dag van de operatie volgt u het advies op wat beschreven staat in de

folder Nuchterbeleid. U krijgt deze folder voor de operatie tijdens uw

bezoek op de polikliniek. Ook is deze folder terug te vinden op

www.VUmc.nl/folders.

Op de afgesproken tijd meldt u zich bij de receptie van de klinische afdeling.

Een verpleegkundige maakt u wegwijs op de afdeling. Verder wordt u

verteld hoe laat de operatie gepland staat. Door onvoorziene redenen kan

hiervan worden afgeweken. De operatie duurt één à twee uur. Soms krijgt

u voor de operatie op voorschrift van de anesthesioloog een premedicatie,

meestal een rustgevend middel. Leest u voor een goede voorbereiding op

uw operatie nog eens de folder Preoperatieve screening door. Deze folder

is terug te vinden op www.VUmc.nl/folders.

10

| De operatie

Er zijn verschillende soorten knieprothesen. De verschillen zijn voor-

namelijk gelegen in het soort materiaal, de vorm en de manier van

vastzetten van de prothese in het bot.

De orthopedisch chirurg bepaalt wat voor soort prothese het beste voor u

is en hoe deze in het bot wordt vastgezet. De orthopedisch chirurg maakt

een snee aan de voorkant van het been, over de knie. Het gewrichtskapsel

wordt geopend en de gewrichtsvlakken worden verwijderd.

In het scheenbeen wordt een kom (doorgaans van metaal met kunststof)

geplaatst. In het dijbeen wordt een metalen kop vastgezet. Zo is het hele

kniegewricht vervangen door een kop en een kom die precies in elkaar

passen. Daarna wordt de operatiewond gesloten. Tijdens en kort na de

operatie krijgt u antibiotica om de kans op infecties te verkleinen.

ComplicatiesOndanks alle zorg die aan de operatie besteed wordt, kunnen er soms

toch nog complicaties ontstaan. Deze kunnen kort, maar ook langer na de

operatie optreden. Uw arts zal dit met u bespreken.

Mogelijke complicaties zijn:

• infectie van de knieprothese of het gebied eromheen;

• nabloeding;

• trombose;

• loslating van de prothese na langere tijd. De knieprothese kan dan

eventueel weer vervangen worden;

• zenuwletsel.

11

Infecties Een enkele maal komt het voor dat bacteriën vanuit een andere plaats in

het lichaam via het bloed de prothese besmetten. Aangezien de

gevolgen van een prothese-infectie groot zijn, is het van belang dat dit

soort infecties wordt voorkomen. Dreigt er elders in het lichaam een

bacteriële infectie te ontstaan, of heeft u reeds een infectie, neem dan

contact op met uw huisarts en meldt dat u een knieprothese heeft.

Voorbeelden van infecties zijn: een blaasontsteking, vieze wondjes aan

been of voet (wees dus voorzichtig met behandelingen door de pedicure),

steenpuisten, bronchitis en een keelontsteking. Zijn er plannen voor

een operatie, inwendig onderzoek (kijkoperatie) of behandeling van een

tandwortelontsteking, informeer dan de specialist die deze behandeling

uitvoert over uw knieprothese. Tijdens deze ingrepen kunnen namelijk

antibiotica nodig zijn om het risico van een prothese-infectie te verkleinen.

Een infectie herkent u meestal doordat de geopereerde knie rood,

gezwollen en pijnlijk is. Veelal voelt u zich niet lekker en heeft u koorts.

Soms verliest u wondvocht uit een plekje bij de operatiewond. Mocht u het

vermoeden hebben dat er sprake is van een postoperatieve wondinfectie,

neemt u dan direct contact op met de afdeling orthopedie van VUmc.

De orthopedisch chirurg beslist dan of u bij hem moet langskomen ter

beoordeling van uw klachten. Het telefoonnummer van de afdeling

orthopedie vindt u op de laatste pagina van deze brochure.

TromboseTrombose is de aanwezigheid van een bloedstolsel in een groter of kleiner

bloedvat. Na iedere chirurgische ingreep kan er trombose optreden.

Trombose kan op een aantal manieren worden voorkomen: snelle

mobilisatie na de ingreep verkleint de kans op trombose. Ook dient u tot

zes weken na de operatie dagelijks een Fraxiparine® prikje te krijgen.

Fraxiparine® is een stof die het bloed dunner maakt, waardoor de kans op

het ontstaan van trombose verder verkleind wordt.

Gebruikt u Sintrom of Marcoumar, dan mag de Fraxiparine® gestaakt als

uw INR weer goed is ingesteld.

12

| Na de operatie

U verblijft korte tijd op de uitslaapkamer. Hier worden uw hartslag en

bloeddruk bewaakt. Tevens vindt er zuurstofmeting plaats via een

‘knijper’ op één van uw vingers, zoals dat ook tijdens de operatie wordt

gedaan. Na de operatie behoudt u nog enige tijd het infuus in uw arm.

Via dit infuus krijgt u vocht, antibiotica en pijnstillers toegediend. In

de wond zit een slangetje (drain) om het wondvocht af te voeren. Dit

wondvocht, dat voornamelijk uit bloed bestaat, kan de eerste zes uur na

de operatie worden teruggegeven via het infuus. U krijgt dus uw eigen

bloed terug. Een bloedtransfusie met eigen bloed is zeer veilig, omdat

dit bloed voor u geen lichaamsvreemde stoffen bevat. Tevens voelt u

zich daags na de operatie fitter, omdat het bloedverlies grotendeels

wordt aangevuld met uw eigen bloed. Mocht u om geloofs- of principiële

redenen bezwaar tegen deze transfusie hebben, geef dit dan vooraf aan

bij uw orthopedisch chirurg.

Zodra u goed wakker bent, brengt een verpleegkundige u terug naar de

verpleegafdeling. De eerste uren tot enige dagen na de operatie heeft u

wondpijn. U krijgt hiervoor pijnstillers.

Verpleegkundigen meten uw pijnbeleving. De pijnmedicatie wordt aangepast

aan uw pijnklachten.

Om uw knie wordt direct na de operatie een drukverband aangebracht om

de kans op een nabloeding te verkleinen. U draagt dit drukverband twee

dagen. De dag van de operatie houdt u bedrust. U mag wel rechtop zitten

in bed.

De eerste dag na de operatie Als u voldoende drinkt, de labcontroles goed zijn en er geen medicijnen

meer via het infuus worden gegeven, dan mag op de eerste dag na de

operatie het infuus uit uw arm. De verpleegkundige haalt ongeveer

24 uur na de operatie de drain uit de wond. Op deze dag wordt ook een

röntgenfoto van de geopereerde knie gemaakt.

De eerste dagen helpt een verpleegkundige u zo nodig met uw dagelijkse

verzorging. Zo snel als het mogelijk is, gaat u dit zelf doen.

13

Oefeningen na de operatieDe eerste dag na de operatie start u, onder leiding van de fysiotherapeut,

met oefenen. Indien u met meerdere personen hetzelfde traject doorloopt,

vindt de therapie plaats in groepsverband. Door regelmatig zelfstandig te

oefenen worden de spieren sterker en verbetert de bewegelijkheid van uw

been. Tevens is het bewegen belangrijk voor een goede doorbloeding en

wondgenezing.

De oefeningen doet u zelfstandig zesmaal per dag en tien tot vijftien keer

per oefening. De oefeningen worden in rugligging uitgevoerd. Probeer

tijdens het bewegen rustig en regelmatig te ademen.

De fysiotherapeut leert u de volgende oefeningen:

• voet optrekken en weer naar beneden drukken:

• rondjes draaien met de voet, terwijl uw been blijft liggen:

• billen aanspannen en ontspannen:

• been plat tegen de matras drukken en daarna weer ontspannen:

• knie zo ver mogelijk strekken:

• knie een klein stukje buigen en weer plat leggen:

• benen spreiden en sluiten.

De dag na de operatieIn de middag neemt u voor het eerst plaats in een speciale stoel, waarbij

de verpleegkundige u helpt.

• Uit bed: u gaat eerst zitten met de rugsteun omhoog. Hierna brengt

u beide benen over de rand van het bed. U let er met name op dat de

knie niet naar binnen draait. Langzaam brengt u de voeten naar de

vloer.

• In bed: u gaat zitten op de rand van het bed. Steunend op de handen

schuift u met de billen zo ver mogelijk naar achteren richting de

rugsteun. Wanneer uw onderbenen op de matras komen draait u de

benen helemaal op bed. Belangrijk is ook hier dat uw knie niet naar

binnen draait.

14

In de speciale stoel kunt u zowel liggen als zitten. Overdag verblijft u

zoveel mogelijk in deze stoel. Om tussen de middag van 13.00-14.00 uur

te rusten en ’s nachts te slapen gaat u weer naar bed.

Ook staat de fysiotherapeut u terzijde wanneer u de eerste dag na de

operatie weer begint met lopen. In principe mag u gewoon op het been

staan en lopen. In verband met pijn en spierzwakte gebruikt u een

loophulpmiddel.

De tweede dag en verderOp deze dag streven we ernaar u zelfstandig te laten lopen en zelfstandig

naar het toilet te laten gaan. Tot zes weken na de operatie gebruikt u

Fraxiparine®. Dit is een medicijn om uw bloed dun te houden om

trombose tegen te gaan. Het is de bedoeling dat u zichzelf leert prikken

met een klein naaldje onder de huid. Het is gewenst dat uw partner/

begeleider om ongeveer 18.00 uur hierbij aanwezig is.

Op de derde dag mag u douchen. Het is verplicht zittend te douchen

vanwege de gladheid. De verpleegkundige zal u hierbij begeleiden. Zodra

u stabiel loopt, wordt met u het traplopen geoefend. Traplopen mag in

het begin uitsluitend op de u aangeleerde manier. Bij het trap oplopen

plaatst u eerst het gezonde been omhoog en trekt de geopereerde erbij.

Bij het trap afgaan plaatst u eerst het geopereerde been en trekt dan de

gezonde erbij. Wanneer u weer voldoende kracht heeft, mag u doorstappen.

Doorgaans kunt u dit ongeveer zes weken na ontslag.

De dag van ontslagOp de dag van ontslag is er nog gelegenheid tot het stellen van vragen of

om enkele praktische handelingen te oefenen met de verpleegkundige of

fysiotherapeut. Verder ontvangt u een aantal papieren.

De fysiotherapeutische behandeling thuis zal geschieden door een

fysiotherapeut in uw woonomgeving. Hiervoor krijgt u een verwijzing voor

fysiotherapie en een overdrachtsbrief. U dient zelf een fysiotherapeut te

regelen.

De eerste poliklinische controle bij de orthopedisch chirurg is ongeveer

zes weken na de operatie.

15

Hierna blijft u nog regelmatig onder controle. Een belangrijk onderdeel

van de controle is een röntgenfoto van de knie. De afspraken hiervoor

krijgt u mee naar huis. De huisarts ontvangt een brief met medische

informatie. Bij uw huisarts laat u op de veertiende dag na de operatie de

hechtingen verwijderen. Als u een afspraak maakt voor het verwijderen

van de hechtingen, geef dan door dat het hier om nietjes gaat. De huisarts

zorgt er dan voor dat hij of zij een speciaal tangetje beschikbaar heeft.

Het tijdstip van ontslag is doorgaans tussen 10.00 en 11.00 uur. Vervoer

bij ontslag dient u zelf te regelen: een gewone personenauto is prima.

De persoon die u komt ophalen, kan een rolstoel van beneden meenemen

(met een 2 euromunt) om u naar beneden te vervoeren. Deze rolstoel kan

dan ook beneden blijven staan.

16

| Praktische tips voor thuis

Eenmaal thuis gaat het revalidatieproces door. Langzaam maar zeker

kunt u steeds meer dingen weer zelf doen. In deze folder vindt u tips om

het revalidatieproces te vergemakkelijken. Het nieuwe gewricht is een

kunstgewricht en daardoor kwetsbaar. Zware lichamelijke inspanning en

sport kunnen de levensduur van het nieuwe gewricht beperken.

De verpleegkundigen, fysiotherapeut en arts geven u regels mee en

vertellen u duidelijk waarom iets niet of juist wel mag. Voor een aantal

handelingen heeft u in het begin soms hulp nodig. Overleg met de fysio-

therapeut of u mag autorijden, fietsen en aan welke sporten u mee kunt

doen. Probeer uw dag zo in te delen dat u afwisselend loopt, zit en staat.

Voorkom overgewicht; overgewicht belast uw nieuwe gewricht te veel.

ZittenTot zes weken na de operatie is het raadzaam om een stoel met arm-

leuningen te gebruiken; bij het opstaan kunt u zich met behulp van de

leuningen opdrukken.

U kunt eventueel handgrepen aanbrengen in de douche en toilet. Ook

kunt u zo nodig gebruik maken van een toiletverhoger.

LiggenHet geniet de voorkeur op de rug te liggen. Wanneer het slapen het

noodzakelijk maakt op de zij te liggen dan is daar geen bezwaar tegen. U

mag op de geopereerde zijde liggen, mits de pijn en de wondgenezing dit

toelaten. Als u op de niet-geopereerde zijde wilt liggen, is een dik kussen

tussen de knieën prettig. Een kussen onder uw knie is niet toegestaan.

Als uw bed erg laag staat en u moeite heeft om op te staan, is het

verstandig om uw bed op klossen te zetten. Ook is het mogelijk een extra

matras te gebruiken.

LopenU kunt gerust een wandeling op straat maken. Bij het lopen kunt u het

beste een stevige instapschoen dragen. Enkele malen een klein stukje

lopen is beter dan in één keer een grote afstand. Voorkom uitglijden.

Haal daarom losse kleedjes weg en gebruik in de douche een douchemat

en een douchestoel, bijvoorbeeld een tuinstoel.

17

FietsenFietsen op een hometrainer is toegestaan, mits de kniebuiging dit toelaat.

Dit leert u eerst bij de fysiotherapeut. U kunt ook op straat fietsen, mits

de fysiotherapeut akkoord is en u zich hiervoor zeker genoeg voelt.

Zolang u met krukken loopt, raden wij u aan niet te fietsen. U heeft in

deze fase onvoldoende kracht en behendigheid. Bovendien zou u ook nog

de krukken mee moeten nemen op de fiets.

ZwemmenZwemmen is toegestaan wanneer de wond volledig is genezen. In het

zwembad is de vloer altijd glad. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. U mag

absoluut niet ten val komen. Zolang u met krukken loopt, raden wij u aan

niet te gaan zwemmen.

AutorijdenZelf autorijden is toegestaan, maar pas als u zonder krukken kunt lopen

én als u voldoende behendig bent. Doorgaans is autorijden dan vanaf

zes weken na de operatie mogelijk. U stapt niet eerst met één voet

naar binnen, maar gaat eerst zitten terwijl u met uw hand steunt op de

rugleuning en stuur. Pas als u goed achteruit zit, draait u met beide

benen tegelijkertijd naar binnen. Bij het uitstappen brengt u eerst beide

benen tegelijkertijd naar buiten en gaat hierna pas staan. Hierbij steunt u

op de rugleuning en de deur. Let op dat u zo min mogelijk steunt op het

geopereerde been tijdens het gaan staan en zitten.

SportenDe meeste bewegingen kunt u na ongeveer drie maanden weer gewoon

uitvoeren. Dit betekent dat staan, lopen, zitten, wandelen, fietsen en

zwemmen geen probleem meer mogen zijn. Sporten en activiteiten

waarbij zware belasting van de knieën plaatsvindt, dient u te vermijden of

eventueel aan te passen. Contactsporten zoals voetbal en hockey worden

sterk afgeraden. Ook skiën en tennissen kunt u beter niet meer doen met

een kunstknie.

18

DetectiepoortjesOp luchthavens reageert het detectiepoortje op uw knieprothese. U kunt

bij ontslag een pasje mee krijgen, waarop staat vermeld dat u een

knieprothese hebt. Zo’n pasje kunt u dan vooraf tonen als u door één

van de veiligheidspoortjes gaat. Als u dit pasje wilt hebben, vraag dit dan

aan uw verpleegkundige of aan de medisch secretaresse die achter de

balie zit.

19

| Tot slot

Wij doen er alles aan uw behandeling op onze afdeling zo prettig mogelijk

te laten verlopen. Mocht het onverhoopt voorkomen dat u niet geheel

tevreden bent over het verloop van uw opname, het verblijf op de afdeling

of de behandeling, dan kunt u dit het beste direct bespreken met de

betrokken personen of dit melden via het TIP-TOP kaartje. Ook kunt u dit

bespreken met het verpleegkundig hoofd van de afdeling Komt u er na

overleg niet uit, dan kunt u advies vragen bij servicecentrum patiënt &

zorgverlener, telefoon (020) 444 0700.

VragenAls u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, dan kunt u deze

stellen aan een medewerker van de polikliniek orthopedie. Als u daarna

alsnog vragen heeft, dan kunt u contact opnemen met de klinische afdeling:

orthopedie, telefoon: (020) 444 2120, tussen 09.00 en 16.00 uur.

Uitgave

VUmc©

Postbus 7057

1007 MB Amsterdam

Telefoon (020) 444 4444

www.VUmc.nl

Vormgeving

DPC VUmc

408004

VUmc®

juni 2014

www.Vumc.nl