730 Verzoek Om Vervolgindicatie Met Terugwerkende Kracht

1
stelsel 28 6-2009 > zorg & financiering op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 juni 2005 (LJN:AT8531) en het daarna door het CIZ ontwikkelde beleid, was er in dit geval onvoldoende grond om de indicatie met terugwerkende kracht te kunnen laten ingaan. Er was geen sprake van een situatie waarin de aanvrager zelf geen verwijt treft voor het te laat indienen van een aanvraag. Ook als er sprake was van een verhuizing en een storing bij verweerder was dit onvoldoende verklaring voor het feit dat eiser zijn aanvraag te laat had inge- diend. Eiser mocht er niet van uitgaan dat een mogelijke storing hem zou ontslaan van de ver- plichting om, zo niet tijdig dan toch wel zo spoedig mogelijk, een indicatie aan te vragen. Verweerder behoefde niet een uitzondering aan te nemen op het beginsel dat een indicatie, met inachtneming van de genoemde verwerkingster- mijn van zes weken, geen terugwerkende kracht kan krijgen. Bron: RZA 2009, 32< De Rechtbank Rotterdam deed op 13 februari 2009, onder nummer AWB 08/1797 AWBZ-T2, uitspraak in een geschil tussen een verzekerde en het indicatieorgaan over de ingangsdatum van een vervolgindicatie. Het verzoek was door het indicatieorgaan afgewezen. Volgens de daartoe ontwikkelde gedragslijn is een indicatie met een ingangsdatum die ligt voor de datum van het indicatiebesluit slechts mogelijk onder bepaalde voorwaarden. Het indi- catieorgaan stelde dat verzekerde daaraan niet voldoet. Verzekerde voerde aan dat hij ook in het volgende tijdvak onveranderd op AWBZ-zorg was aangewezen. De rechtbank oordeelde met inachtneming van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 december 2008 (RZA 2009, 27) dat er bijzondere omstandigheden waren om af te wijken van het uitgangspunt dat een indicatiebesluit geen terugwerkende kracht heeft. Bron: RZA 2009, 33< 730 verzoek om vervolgindicatie met terugwerkende kracht De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht wees op 20 februari 2009, onder num- mer 260688/KG ZA 09-10, vonnis in een geschil tussen de ouders van een patiënt en zorginstel- ling Bartiméus over de opzegging van de zorg- overeenkomst. De voorzieningenrechter overwoog dat uit- gangspunt is dat een zorgovereenkomst niet opzegbaar is, tenzij er gewichtige redenen voor de opzegging bestaan. Vaststond dat de vertrou- wensrelatie tussen Bartiméus en eisers (ouders) als gevolg van meningsverschillen over de aan hun dochter te verlenen zorg heftig was ver- stoord. Gezien de duur van het conflict en de herhaalde (vergeefse) pogingen om tot een oplossing te komen, lag herstel van die vertrou- wensrelatie niet in de lijn der verwachting. Derhalve waren er voldoende gewichtige rede- nen om de zorgovereenkomst op te zeggen. De opzegging was ook met de nodige zorgvuldig- heid gedaan. Bron: RZA 2009, 34< 731 bartiméus heeft voldoende gewichtige redenen om zorgovereenkomst met bewoner op te zeggen

Transcript of 730 Verzoek Om Vervolgindicatie Met Terugwerkende Kracht

Page 1: 730 Verzoek Om Vervolgindicatie Met Terugwerkende Kracht

stelsel

28 6-2009 > zorg & financiering

op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep(CRvB) van 29 juni 2005 (LJN:AT8531) en hetdaarna door het CIZ ontwikkelde beleid, was erin dit geval onvoldoende grond om de indicatiemet terugwerkende kracht te kunnen lateningaan. Er was geen sprake van een situatiewaarin de aanvrager zelf geen verwijt treft voorhet te laat indienen van een aanvraag. Ook als ersprake was van een verhuizing en een storing bijverweerder was dit onvoldoende verklaring voorhet feit dat eiser zijn aanvraag te laat had inge-

diend. Eiser mocht er niet van uitgaan dat eenmogelijke storing hem zou ontslaan van de ver-plichting om, zo niet tijdig dan toch wel zospoedig mogelijk, een indicatie aan te vragen.Verweerder behoefde niet een uitzondering aante nemen op het beginsel dat een indicatie, metinachtneming van de genoemde verwerkingster-mijn van zes weken, geen terugwerkende krachtkan krijgen.Bron: RZA 2009, 32<

De Rechtbank Rotterdam deed op 13 februari2009, onder nummer AWB 08/1797 AWBZ-T2,uitspraak in een geschil tussen een verzekerdeen het indicatieorgaan over de ingangsdatumvan een vervolgindicatie. Het verzoek was doorhet indicatieorgaan afgewezen.

Volgens de daartoe ontwikkelde gedragslijn iseen indicatie met een ingangsdatum die ligtvoor de datum van het indicatiebesluit slechtsmogelijk onder bepaalde voorwaarden. Het indi-

catieorgaan stelde dat verzekerde daaraan nietvoldoet. Verzekerde voerde aan dat hij ook in hetvolgende tijdvak onveranderd op AWBZ-zorgwas aangewezen. De rechtbank oordeelde metinachtneming van de uitspraak van de CentraleRaad van Beroep van 17 december 2008 (RZA2009, 27) dat er bijzondere omstandighedenwaren om af te wijken van het uitgangspunt dateen indicatiebesluit geen terugwerkende krachtheeft.Bron: RZA 2009, 33<

730 verzoek om vervolgindicatie met terugwerkende kracht

De Voorzieningenrechter van de RechtbankUtrecht wees op 20 februari 2009, onder num-mer 260688/KG ZA 09-10, vonnis in een geschiltussen de ouders van een patiënt en zorginstel-ling Bartiméus over de opzegging van de zorg-overeenkomst.

De voorzieningenrechter overwoog dat uit-gangspunt is dat een zorgovereenkomst nietopzegbaar is, tenzij er gewichtige redenen voorde opzegging bestaan. Vaststond dat de vertrou-wensrelatie tussen Bartiméus en eisers (ouders)

als gevolg van meningsverschillen over de aanhun dochter te verlenen zorg heftig was ver-stoord. Gezien de duur van het conflict en deherhaalde (vergeefse) pogingen om tot eenoplossing te komen, lag herstel van die vertrou-wensrelatie niet in de lijn der verwachting.Derhalve waren er voldoende gewichtige rede-nen om de zorgovereenkomst op te zeggen. Deopzegging was ook met de nodige zorgvuldig-heid gedaan.Bron: RZA 2009, 34<

731 bartiméus heeft voldoende gewichtige redenen om zorgovereenkomst met bewoner op te zeggen

ZenF-0609-cyaan.qxd 10-6-2009 9:54 Pagina 28