666 Hulpverlening Onvoldoende Voorbereid Op Rampen En Zware Ongevallen

2
127 zorg & financiering > 4-2005 Minister Hoogervorst vindt niet dat er proble- men zijn met de regio-indeling voor trauma- zorg. Ook vindt hij – anders dan het College voor zorgverzekeringen (CVZ) – dat er niets mis is met de manier waarop traumacentra hun primaire zorgtaak uitvoeren. Dat blijkt uit antwoorden van de Minister op Kamervragen naar aanleiding van het CVZ-rap- port over de traumazorg in Nederland (zie Z&F 2005/427, nr. 3, p. 136-137). Daarin schreef het CVZ het ‘verbijsterend’ te vinden dat er nog steeds geen duidelijkheid is over de indeling van de traumaregio’s. Deze indeling zou dezelfde grenzen moeten kennen als bij de Genees- kundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR). ‘Er bestaat een voortslepende discussie over de indeling, hetgeen de uitvoe- ring van de zorg op zijn minst problematisch maakt’, zo schreef het college in het rapport dat eind februari uitkwam. Hoogervorst ziet dit probleem echter niet. Volgens hem bestaat er voor de ziekenhuizen geen onduidelijkheid, omdat in de beleidsvisie traumazorg is aangegeven dat de traumaregio’s zich langs de lijn van de GHOR moeten organi- seren. ‘Ik zie dan ook geen reden om op dit moment actie te ondernemen’, zo schrijft de Minister. Bron: Medisch Contact, 7 april 2005< > kwaliteitsbeleid > algemeen 665 hoogervorst:‘geen problemen met regio’s traumazorg’ In een dichtbevolkt land als Nederland kan een ramp ernstige gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat de hulpverlening goed weet hoe te handelen als er een ramp gebeurt. Na het bij- wonen van 41 oefeningen concludeert de Inspectie voor de Gezondheidszorg echter dat de hulpverlening daar nog onvoldoende op voorbereid is. De Inspectie onderzocht de keten van hulpverle- ners die ingezet wordt als er een ramp of zwaar ongeval gebeurt: de geneeskundige hulpverle- ning bij ongevallen en rampen (GHOR). Deze keten bestaat uit de Centrale Post Ambulancezorg, de ziekenhuizen, de GGD’en, het Rode Kruis, de GGZ, de ambulancediensten en de huisartsen. De GHOR staat onder verant- woordelijkheid van de Regionaal Geneeskundig Functionaris binnen een veiligheidsregio. Centrale Post Ambulancezorg afzijdig Opvallend is dat de Centrale Post Ambulance- zorg nauwelijks aan de oefeningen meedoet en daarom geen routine opbouwt, terwijl zij een cruciale rol vervult in de regievoering over de inzet van medische hulpverleners. Ambulancediensten hebben een tekort aan ambulances en doen daarom ook te weinig mee aan de oefeningen. De Inspectie eist dat de Regionaal Geneeskundig Functionaris op korte termijn regelt dat de Centrale Post Ambulance- zorg, de ambulancediensten en de mobiel medi- sche teams volwaardig meedoen aan oefeningen. Brandweer De Inspectie keek ook naar de inzet van de brandweer. De brandweer is meestal als eerste ter plaatse bij ernstige ongelukken, als medi- 666 hulpverlening onvoldoende voorbereid op rampen en zware ongevallen

Transcript of 666 Hulpverlening Onvoldoende Voorbereid Op Rampen En Zware Ongevallen

Page 1: 666 Hulpverlening Onvoldoende Voorbereid Op Rampen En Zware Ongevallen

127zorg & financiering > 4-2005

Minister Hoogervorst vindt niet dat er proble-men zijn met de regio-indeling voor trauma-zorg. Ook vindt hij – anders dan het Collegevoor zorgverzekeringen (CVZ) – dat er nietsmis is met de manier waarop traumacentra hunprimaire zorgtaak uitvoeren.

Dat blijkt uit antwoorden van de Minister opKamervragen naar aanleiding van het CVZ-rap-port over de traumazorg in Nederland (zie Z&F2005/427, nr. 3, p. 136-137). Daarin schreef hetCVZ het ‘verbijsterend’ te vinden dat er nogsteeds geen duidelijkheid is over de indeling vande traumaregio’s. Deze indeling zou dezelfdegrenzen moeten kennen als bij de Genees-

kundige Hulpverlening bij Ongevallen enRampen (GHOR). ‘Er bestaat een voortslependediscussie over de indeling, hetgeen de uitvoe-ring van de zorg op zijn minst problematischmaakt’, zo schreef het college in het rapport dateind februari uitkwam.Hoogervorst ziet dit probleem echter niet.Volgens hem bestaat er voor de ziekenhuizengeen onduidelijkheid, omdat in de beleidsvisietraumazorg is aangegeven dat de traumaregio’szich langs de lijn van de GHOR moeten organi-seren. ‘Ik zie dan ook geen reden om op ditmoment actie te ondernemen’, zo schrijft deMinister.Bron: Medisch Contact, 7 april 2005<

> kwaliteitsbeleid> algemeen

665 hoogervorst: ‘geen problemen met regio’s traumazorg’

In een dichtbevolkt land als Nederland kan eenramp ernstige gevolgen hebben. Daarom is hetvan belang dat de hulpverlening goed weet hoete handelen als er een ramp gebeurt. Na het bij-wonen van 41 oefeningen concludeert deInspectie voor de Gezondheidszorg echter datde hulpverlening daar nog onvoldoende opvoorbereid is.

De Inspectie onderzocht de keten van hulpverle-ners die ingezet wordt als er een ramp of zwaarongeval gebeurt: de geneeskundige hulpverle-ning bij ongevallen en rampen (GHOR). Dezeketen bestaat uit de Centrale PostAmbulancezorg, de ziekenhuizen, de GGD’en,het Rode Kruis, de GGZ, de ambulancedienstenen de huisartsen. De GHOR staat onder verant-woordelijkheid van de Regionaal GeneeskundigFunctionaris binnen een veiligheidsregio.

Centrale Post Ambulancezorg afzijdig

Opvallend is dat de Centrale Post Ambulance-zorg nauwelijks aan de oefeningen meedoet endaarom geen routine opbouwt, terwijl zij eencruciale rol vervult in de regievoering over deinzet van medische hulpverleners.Ambulancediensten hebben een tekort aanambulances en doen daarom ook te weinig meeaan de oefeningen. De Inspectie eist dat deRegionaal Geneeskundig Functionaris op kortetermijn regelt dat de Centrale Post Ambulance-zorg, de ambulancediensten en de mobiel medi-sche teams volwaardig meedoen aan oefeningen.

Brandweer

De Inspectie keek ook naar de inzet van debrandweer. De brandweer is meestal als eersteter plaatse bij ernstige ongelukken, als medi-

666 hulpverlening onvoldoende voorbereid op rampen en zwareongevallen

ZenF-0405-cyaan.qxd 25-5-2005 14:07 Pagina 127

Page 2: 666 Hulpverlening Onvoldoende Voorbereid Op Rampen En Zware Ongevallen

kwaliteitsbeleid

128 4-2005 > zorg & financiering

sche hulpverleners het rampterrein nog nietmogen betreden. In zulke gevallen moet debrandweer de eerste levensreddende handelin-gen doen. De brandweer houdt deze vaardig-heden niet goed bij, ook al heeft elke brand-wacht een certificaat levensreddend handelen.Daarnaast zijn de brandweer en de medischehulpverlening niet goed getraind om grote groe-pen mensen te kunnen ontsmetten bij chemi-sche of nucleaire rampen.Evaluaties van de oefeningen zijn nauwelijksbeschikbaar, waardoor anderen niet van de erva-ringen kunnen leren. De brandweer is verant-woordelijk voor het opstellen van de evaluaties.Oefeningen worden betaald vanuit rijks- en

gemeentelijke bijdragen, maar dat verschilt perregio.

Tarieven

Het College tarieven gezondheidszorg stelt detarieven voor de reguliere zorg vast. Het isonduidelijk hoe groot het bedrag is dat bestemdis voor oefeningen. De Inspectie adviseert deMinister van VWS om de GHOR meer duidelijk-heid te verschaffen welke financiële regelinghier geldt.Het rapport is te vinden op www.igz.nl.Bron: persbericht IGZ, 25 april 2005<

Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeftde eerste versie van het praktijkplan voor deeerstelijnszorg gepresenteerd aan de partijen inhet LOVE-overleg (Landelijk Overleg Eerstelijn).Het format voor het praktijkplan is ontwikkelddoor artsenorganisatie KNMG in opdracht vanhet CVZ.

Het praktijkplan moet meer inzicht bieden in deresultaten van initiatieven in de eerstelijn op hetgebied van preventie, zorg voor chronische pa-tiënten, herschikking van taken, en de uitbrei-ding van taken die nu in de regel in de tweede-lijnszorg plaatsvinden. De informatie uit hetpraktijkplan kan ook een basis vormen om be-paalde initiatieven verder te stimuleren, zoalssamenwerking. In het praktijkplan kunnen ver-der gegevens worden verzameld over verschil-lende typen praktijken. Het benchmarken vandeze gegevens kan bijvoorbeeld inzicht geven inde vraag of een multidisciplinaire praktijk meer-waarde biedt vanuit het oogpunt van ketenzorg.

Het praktijkplan kan ook gegevens opleverenvoor de onderhandelingen tussen zorgaanbie-ders en zorgverzekeraars over de vergoeding vanpraktijkkosten. De praktijkkosten kunnen lokaalverschillen en soms boven de normvergoedinguitkomen. In dat geval kan het praktijkplan debasis vormen voor het al dan niet toekennen vanspecifieke vergoedingen. Het praktijkplanomvat elf modules, onder andere voor het verza-melen van gegevens over patiëntenpopulatie,praktijkkenmerken, toegankelijkheid en kosten.Een aantal modules, zoals de kosten, is optio-neel. Die moeten alleen worden ingevuld als dezorgaanbieder in aanmerking wil komen vooreen extra vergoeding voor de praktijkkosten. Deoplevering van het plan – partijen kunnen er nucommentaar opgeven – is een eerste stap opweg naar integrale invoering van het praktijk-plan. In 2005 en 2006 zullen experimenten wor-den uitgevoerd. In 2007 moet het in aangepastevorm worden ingevoerd.Bron: ZN Journaal, 2005, nr. 15<

667 eerste versie praktijkplan eerstelijnszorg opgeleverd

ZenF-0405-cyaan.qxd 25-5-2005 14:07 Pagina 128