6113.1199.02.14 voorjaar NL · verbinding met het world wide web kocht je – als je een van...
Transcript of 6113.1199.02.14 voorjaar NL · verbinding met het world wide web kocht je – als je een van...
T R E A S U R Y � R I S K � F I N A N C E
Zanders Magazine
20 jaar Zanders: Chris kijkt terug
Theo Berg (Delta Lloyd) EIB-financiering over Solvency II voor ambitieuze VU
JAARGANG 9 � VOORJAAR 2014
19 22
8
2
Werken bij Zanders
Geboren: 7 june 1985
Studie: Economy & Finance,
Queen Mary
University of London
Afgestudeerd: 2011
Bij Zanders sinds: 2012
Functie: Associate consultant
“Ik denk niet dat iemand een carrière
in treasury kiest. Het is eerder zo
dat treasury jou kiest! Ik heb mijn
bachelor in economics & finance
afgerond met het idee de financiële
dienstverlening te in gaan, maar de
idealist in mij stuurde me in eerste
instantie naar het onderwijs. Die be-
slissing, om gekwalificeerd wiskun-
dedocent te worden, kwam eigenlijk
heel natuurlijk; het voelde als een
aanvulling op het vrijwilligerswerk
dat ik destijds als jeugdwerker deed.
Toen ik mijn studenten probeerde te
inspireren om te worden wat ze wilden, besefte ik
ook dat ik zelf in praktijk moest brengen wat ik
predikte en mijn ambitie moest verwezenlijken:
mijn master afronden en in de financiële dienst-
verlening werken. Dus stopte ik na een paar jaar
met lesgeven, om vervolgens een jaar met een
vriend te gaan werken aan de ontwikkeling van zijn
bedrijf in event management – niet echt de soepele
carrièreovergang die ik voor ogen had, maar
absoluut een leuke ervaring waarin ik mijn
zakelijke brein kon ontwikkelen en mezelf
kon voorbereiden om mijn master te doen.
Nadat ik de master had afgerond, las ik de functie-
omschrijving van een vacature bij een niet bij naam
genoemd treasury-adviesbureau. Al lezende voelde
het alsof de advertentie zich direct tot mij richtte.
Het bedrijf bleek Zanders te zijn en ik was ervan
overtuigd dat ik in treasury wilde werken. Eind
2012 begon ik als stagiair en al vrij snel daarna
werd ik op een project gezet, waarbij ik bij een
cliënt werkte aan een SAP treasury-systeemimple-
mentatie. Werken binnen treasury kan behoorlijk
gecompliceerd zijn en dan is het erg prettig te
weten dat je altijd wordt omringd door de meest
getalenteerde en ervaren mensen in dit expertise-
gebied. Wat daarnaast geweldig is aan het werken
bij Zanders, is dat je de opwinding voelt van het
werken bij enorm grote organisaties, terwijl je voor
een klein bedrijf werkt. Iedere nieuwe ervaring zal
mijn toekomst verder vormen, maar ik wil hier
heel graag doorgroeien en een van de mensen
zijn waarmee Zanders verder groeit in het
Verenigd Koninkrijk.”
Naeem Alam Inhoud4
8
12
16
22
26
30
31
Zanders Magazine is een kwartaaluitgave van Zanders
Teksten: Jaco Boere, Niels Christern, Steffen Pang,
Sander de Vries en Pierre Wernert
Eindredactie: Niels Christern en Bija Knowles
Vertaling: Fluent in Finance, Heiny van den Ham,
Veronica LeRoux en Wilkens c.s.
Fotografie: Ann-Sophie Falter, Ton Zonneveld e.a.
Ontwerp/drukwerk: Dunnebier Print BV
Redactieteam: Jaco Boere, Hidde ten Brink, Niels Christern,
Annette Frijns, Rob van Heesch, Jeroen van der Heide,
Arn Knol, Sander van Tol en Bart-Jan Wittenberg
Redactieadres: Postbus 221, 1400 AE Bussum
Telefoon: +31 35 692 89 89
Website: www.zanders.eu
ISSN 1873-7455
Cliënt: Anadolubank
20 jaar: Chris Zanders kijkt terug
Cliënt: DSM
Visie: Longevity swaps en waardecreatie
Expert Opinion: Theo Berg (Delta Lloyd)
Cliënt: VU
Regulering: Treasury en compliance
Column: Hidde ten Brink
Agenda & Kort
19
Voorwoord
Dit jaar vieren we een histo-
risch moment voor ons bedrijf:
Zanders bestaat twee decen-
nia! In een periode van twintig
jaar vinden veranderingen heel
geleidelijk, soms bijna onbe-
wust plaats. Maar in de twintig
jaar van ons bestaan is er wel
degelijk veel veranderd zowel
intern als in de markten waar
wij actief zijn. De wereld zag
er in 1994 heel anders uit. Motorola was nog over-
tuigend marktleider op het gebied van mobiele tele-
foons, nog voordat Nokia deze positie overnam. Voor
verbinding met het world wide web kocht je – als je
een van internetpioniers was – eerst een piepende
inbelmodem en daarna een startpakket met diskette.
Voor Nederlanders kostte dat vijftien gulden, want de
Europese landen hadden ieder nog hun eigen munt.
Ook het landschap van ons vakgebied zag er destijds
heel anders uit. Met een aantal grote ontwikkelingen
op het gebied van treasury, risk en finance werd ech-
ter in die tijd wel de basis gelegd voor onze huidige
best practices. Kort nadat het eerste Basel-akkoord
wettelijk werd bekrachtigd, liet JP Morgan de wereld
in 1994 kennismaken met het begrip ‘value at risk’.
De technologie voor de Chipknip werd uitgevonden,
de handel in derivaten begon echt tot ontwikkeling
te komen en treasury-managementsystemen waren
meer dan uitgebouwde Lotus 1-2-3 databases.
Chris Zanders vertelt in deze editie over de belangrij-
ke groeifasen van het bedrijf dat zijn naam draagt en
waar hij eind 2013 afscheid van nam. Aan zijn woor-
den voeg ik graag toe dat ik er trots op ben dat ik de
groei van deze onderneming heb mogen meemaken
en er een bijdrage aan kon leveren. De fundamenten
zijn in 1994 gelegd; in goede grond werd door uitste-
kende ondernemers het zaadje gepoot dat in twintig
jaar uitgroeide tot een mooie boom. Een boom die
door strenge winters en stevige stormen heen groei-
de en zijn takken steeds langer en dikker zag wor-
den, en die nu met stevige wortels in het landschap
van treasury, risk en finance staat.
Wat zal er in de komende twintig jaar gebeuren? Wij
weten het niet precies. Technologie zal zich blijven
ontwikkelen, het leven wordt waarschijnlijk nog snel-
ler. De publieke sector, financiële instellingen en cor-
porates zullen tegen nieuwe uitdagingen aanlopen
waar wij graag innovatieve oplossingen voor vinden.
Een van de dingen die we zeker weten, is dat bomen
die voldoende ruimte en water hebben om te groeien
heel oud kunnen worden.
Sander van Tol
Onze boom
3
4
Cliënt
In 1996 werd de moederbank van Anadolubank
Nederland, Anadolubank A.S., in Turkije opgericht.
Tegenwoordig is het een bekende, middelgrote bank
met 2.100 medewerkers, die kredieten verstrekt aan
kleine en middelgrote bedrijven. In 2008 besloot de
Turkse bank ook de Nederlandse markt op te gaan.
Na een lastige start verbeterden de resultaten van de
bank ieder jaar en groeide Anadolubank Nederland
van 15 naar 35 medewerkers. De groei betekende
dat er steeds meer projecten gemanaget moesten
worden, terwijl de regelgeving voor banken werd
aangescherpt.
“We hadden niet alle expertise in huis om direct
op de meest recente ontwikkelingen in te spelen”,
vertelt Nuriye Plotkin, managing director en verant-
woordelijk voor risicomanagement bij Anadolubank.
“Grotere banken hebben zwaar geïnvesteerd en
daardoor meer volwassen raamwerken voor risi-
comanagement.” Voor de implementatie van een
uitgebreid risicomanagementraamwerk bestond bij
de bank behoefte aan advies en ondersteuning.
Drie fasen“We gingen daarom op zoek naar externe expertise”,
zegt Plotkin. “Eind 2012 hebben we zes verschil-
lende partijen uitgenodigd voor gesprekken over hun
ideeën, en om een indruk te krijgen van hun aanpak.
We kozen voor Zanders, omdat duidelijk was dat zij
de Nederlandse markt en regelgeving goed kenden
en lieten zien dat ze de specifieke risicoaspecten van
onze bank – en dus ook onze behoeften – begrepen.”
Het leidde ertoe dat in januari 2013 het ‘Risk Ma-
nagement Review’-project werd geïnitieerd, bestaan-
de uit drie opeenvolgende fasen. In de eerste fase,
die werd afgerond in maart, voerde Zanders een scan
uit van het risicomanagementraamwerk.
Een nieuw risico-managementraamwerk voor AnadolubankZes jaar geleden, midden in een moeilijke tijd door de net ontstane fi nanciële crisis,
betrad Anadolubank Nederland N.V. de Nederlandse markt. Terugblikkend lijkt de
bank niet erg te hebben geleden onder de problemen en slaagde zij erin gestaag te
groeien. Tijdens dat proces werd echter duidelijk dat de bank haar risicomanagement-
raamwerk naar een volgend, hoger niveau moest tillen.
“Als kleine, nieuwe bank moesten we duidelijke standaarden stellen”
5
Het gedetailleerd in kaart brengen van de bestaande
situatie resulteerde in een aantal aanbevelingen
voor verdere verbeteringen. “De scan liet precies
zien wat er nog aan ontbrak”, zegt Plotkin.
De voltooiing van de tweede fase leverde een update
van het risicobeheer en -beleid op, die werd goedge-
keurd door zowel de Raad van Bestuur als de Raad
van Toezicht van de bank.
Het hoofddoel van de derde fase, die in juli 2013 van
start ging, was het verbeteren en implementeren van
de risicomodellen en corresponderende risicorap-
portages. Daarbij werd een praktische benadering
gekozen die de meest relevante zaken aanpakte, in
lijn met de huidige best market practices, die tegelijk
rekening hield met de beperkte omvang van en ca-
paciteit binnen Anadolubank. “Zo werd bijvoorbeeld
een model ontwikkeld dat toekomstige kasstromen
voorspelt voor verschillende doelen, zoals renteri-
sico- en liquiditeitsrisico-analyses, inclusief het ver-
wachte gedrag van onze spaarportefeuilles”, vertelt
Plotkin. Charles Zondag, consultant bij Zanders, vult
aan: “In dit project speelden veel elementen een rol.
Als kleine bank moet je immers flexibel zijn; continu
balanceren tussen het belang en de gevolgen van
relevante onderwerpen, om de juiste beslissingen te
kunnen nemen.”
De laatste fase van het project werd in november
2013 afgerond. Zanders partner Jaap Karelse was erg
onder de indruk van de manier waarop Anadolubank
gedurende het hele project werkte. “Een klein, maar
snelgroeiend bedrijf als Anadolubank heeft veel
uitdagingen. Regelgevers, een moederbedrijf en
klanten – ze eisen allemaal dat snel op hun
verzoeken wordt ingespeeld. Maar iedereen bij
Anadolubank was toegewijd en werkte hard –
echt indrukwekkend om te zien.”
Het projectteam van
Anadolubank, bij het
hoofdkantoor van Zan-
ders. Op de voorgrond,
van links naar rechts:
Zeynep Ulusoy, Ersoy
Erturk, Efsun Degerte-
kin, Nuriye Plotkin en
Lutfi Öztürker (allen
Anadolubank). Op het
balkon, van links naar
rechts: Jaap Karelse,
Charles Zondag,
Chantal Comanne en
Jelmer Lichthart
(allen Zanders).
“Risicomanagement hangt in de eer-ste plaats samen met de flexibiliteit
van organisatiestructuren”
AllesomvattendDe stuurgroep van de bank heeft het project continu
gemonitord en geëvalueerd, en ondernam waar nodig
de juiste stappen. De projectteamleden, bestaande
uit mensen van Anadolubank en Zanders, kwamen
tweewekelijks bijeen om de voortgang van de
verschillende resultaten te bespreken, actiepunten
te bepalen en de planning te updaten. “We zijn een
kleine, nieuwe bank waar het hele jaar door nieuwe
mensen de organisatie binnenkomen. Je moet dus
duidelijke standaarden hebben. En dit project heeft
ons geholpen dat te doen”, benadrukt Plotkin.
Lütfi Öztürker van Anadolubank, die binnen het
project verantwoordelijk was voor alle kredietrisico-
activiteiten, is het daarmee eens: “In het verleden
vertrouwde de bank hoofdzakelijk op haar bancaire
ervaring. Nu hebben we een geschreven raamwerk
met richtlijnen voor onze dagelijkse kredietrisico-
management operations. Als je een probleem of een
specifiek risicovraagstuk hebt, weten we hoe we dat
het beste kunnen aanpakken. Het is nu voor ieder-
een in de organisatie duidelijker.”
Zijn collega Ersoy Erturk vult aan: “Zoals al genoemd,
wordt de financiële sector beïnvloed door de
gevolgen van de financiële crisis. Om het vertrouwen
van de belanghebbenden van financiële instellingen
– waaronder regelgevers en toezichthouders – en
de aandeelhouders te stimuleren, moet het risico-
management een sterke basis hebben. Dit project is
door alle teamleden op een goede manier opgepakt.
Aan het succes van het project ligt, in onze ervaring,
zowel een top-down- als een bottom-up-benadering
ten grondslag – het risicomanagement is onderschre-
ven en wordt ondersteund door het senior manage-
ment. Elk teamlid is bevoegd om zich uit te spreken
en actie te ondernemen.”
Turkse verschillen“Risicomanagement is een heel diep en breed
expertisegebied”, stelt Efsun Degertekin, risico-
manager bij Anadolubank. “Het is niet gemakkelijk
om binnen een groeiende organisatie een raamwerk
te implementeren dat kan inspelen op de vele
veranderende elementen in regelgeving en de
huidige markt.” Plotkin voegt daaran toe: “Daar
komt bij dat het Nederlandse bedrijfsleven verschilt
van het Turkse.”
Zowel de moederbank als de Nederlandse dochter
heeft corporate cliënten. Lütfi Öztürker: “In termen
van kredietbeoordeling zijn beide banken conser-
vatief. Maar in Nederland werken we met grotere
internationale corporates die gevoelig zijn voor
rentetarieven, terwijl onze moederbank de voorkeur
geeft aan kleine en middelgrote ondernemingen.”
Volgens Öztürker is het belangrijkste issue het
verschil in regelgeving. “Voor een buitenlandse
bank in Nederland is dat een uitdaging. Je moet je
strategieën in korte tijd aanpassen vanwege de
verschillen in regelgeving. Voor het Turkse hoofd-
kantoor brengt dit echter ook weer nuttige kennis.”
Nuriye Plotkin
6
“Voor een buitenlandse bank in Nederland is de regelgeving
een uitdaging”
7
Conservatieve benaderingHoe staat het met de concurrentie tussen Anadolu-
bank en andere Turkse banken? Plotkin: “De belang-
rijkste strategie van Anadolubank is om gezond te
blijven groeien in alle bedrijfstakken en te kapita-
liseren op het groeipotentieel van de Nederlandse
markt.” De bank heeft deze groei behaald terwijl
ze is blijven vasthouden aan haar conservatieve
kredietgoedkeuringsprocessen, hoewel de concur-
rentie in de corporate leningenbusiness hevig is.
“Anadolubank heeft sinds de oprichting een andere,
maar voorzichtige en conservatieve kredietverstrek-
kingsbenadering aangenomen”, vult Öztürker aan.
“Risicomanagement hangt in de eerste plaats samen
met de flexibiliteit van organisatiestructuren. Op
verschillende manieren reageren, en snel reageren
ondanks veranderende condities, is een flexibele
aanpak. En beide banken, moederbank en
Anadolubank N.V., hebben een conservatieve
benadering maar een groot aanpassingsvermogen.”
Toekomstige stappenIn 2014 komt Anadolubank voor nieuwe uitdagingen
te staan, zegt mevrouw Plotkin. “We willen het
rapportagesysteem gaan verbeteren. We hebben
meer feedback van Zanders ontvangen dan we
hadden verwacht. We hebben tijdens het project
veel geleerd.” Öztürker vult aan: “Het was kort dag
om alle zaken op tijd af te ronden, maar het is ons
gelukt. En nu hebben we de noodzakelijke knowhow
om alle resterende zaken te onderzoeken.”
Wat zijn de plannen van Anadolubank voor de
komende vijf jaar? Plotkin: “Allereerst gaan we
van start in de goede richting en moeten we op
koers blijven. Ons doel is een dynamisch risico-
managementraamwerk te behouden, om te
waarborgen dat Anadolubank gedegen op
regelgevingsproblemen en het veranderende
economische werkveld kan inspelen.”
Wilt u meer weten over het opzetten
van een risicomanagement
raamwerk? Neemt u dan contact
op met Jaap Karelse via
of +31 35 692 89 89.
20 jaar
Ruim twintig jaar geleden begon Chris Zanders met
zijn eigen adviesbedrijf. Nu staat er een gezonde
onderneming met ongeveer 130 professionals en
vestigingen in vier landen. “Dat had ik destijds niet
voor ogen”, vertelt Chris. “Ik had kort daarvoor mijn
baan bij de ABN Amro opgezegd – een weloverwogen
besluit en een hele opluchting. Als jonge veertiger
was ik zelfstandige geworden en ik wist goed wat
ik niet wilde. Maar wat ik wel wilde, dat wist ik niet
precies. Ik keek alleen maar vooruit; het verleden
interesseerde me alleen om het historisch perspec-
tief. Van één ding was ik overtuigd: ik wilde alleen
samenwerken met mensen die ik kon vertrouwen
en waarmee het leuk samenwerken was. En ik wilde
succes hebben. Maar hoe dat te bereiken, ik had nog
geen idee.”
8
Dit jaar bestaat Zanders twintig jaar. In december nam oprichter en naam-
gever Chris Zanders afscheid van het adviesbedrijf dat hij ieder jaar groter
zag groeien. In deze editie blikt hij terug op zijn tijd bij Zanders en vertelt
hij over de ontwikkelingen die het bedrijf maakten tot wat het nu is.
Chris Zanders over de ontwikkelingen in de eerste twintig jaar
De succesformule van kennis, continuïteit en plezier
De NV-tiseringToen Chris zonder vaste baan thuis zat, kwamen er
duizend ideeën op hem af. “Er gebeurde van alles,
ik deed klussen voor een software-ontwikkelaar,
voor de bankgirocentrale, en had ook ineens meer
tijd voor mijn kinderen. Mijn ogen en oren hield ik
goed open, alle antennes stonden op maximale
ontvangst; wat gebeurt er en waar kan ik een klus
scoren – dat was het balspel.” Op een dag ont-
moette hij een oud-klasgenoot en Chris vroeg hem
wat hij tegenwoordig deed. “Hij vertelde me dat
hij directeur POI (Personeelszaken, Organisatie en
Informatievoorziening, red.) was bij het Gemeentelijk
Energiebedrijf Rotterdam. Dat verbaasde mij erg, dus
ik zei: ‘Wat ging er mis, je deed toch gymnasium?’
Maar hij vertelde me dat het een erg interessante
wereld was, waar veel stond te gebeuren. En ook GEB
Rotterdam ging privatiseren. Dat had ik moeten weten,
het was de tijd van het Thatcherisme, de NV-tisering.
Dus vroeg ik hem: ‘Hebben ze al een treasury?’
En daaraan bleken ze inderdaad behoefte te hebben.
Zo begon mijn eerste grote klus, die meteen twee
jaar duurde. En na afloop was de firma Zanders
geboren.” Chris begon alleen, maar oriënteerde zich
op samenwerking met anderen in de treasury-wereld.
“Wat ik destijds wilde, was met een aantal mensen
consultancy doen vanuit treasury-kennis. Dat begon
met het idee om met een aantal treasurers een exper-
tisekantoor op te zetten. Ik had een ‘Piersonmodel’
voor ogen; een soort kostenmaatschap, waarbij we
onder een gemeenschappelijke naam werkten en
kosten met elkaar deelden, maar iedereen wel zijn
eigen praktijk had.” Dat idee leidde niet direct tot
uitvoering, maar in 1994 besloten Rob Naber en Chris
samen verder te gaan, als equal partners binnen de
firma Zanders. Ook Judith van Paassen, die net cum
laude was afgestudeerd in de Informatica, maakte
van meet af aan deel uit van het team.
Beredeneren vanuit mogelijkhedenZe huurden in Utrecht een leegstaand deel van een
kantoor van Deloitte. Een hele gang, met gebruik van
de kantine, beveiliging en alles erbij. “Een prachtige
tijd. We werkten aan onze klanten en bespraken sa-
men aan het eind van de week hoe het ging en wat
we de week erop gingen doen. Rob Naber was een
vat vol ideeën. Nieuwe klanten, dat was de uitdaging;
hoe konden we tot afspraken komen? Het lukte ons
en we kregen er steeds meer klanten bij. Voor de
mensen die bij ons in dienst waren, hadden we een
mooi salaris en een prachtige bonusregeling waar-
mee wij allemaal goed verdienden. En de omzet bleef
stijgen.” Na drie jaar, in 1997, barstte het groeiende
Zanders al uit het Utrechtse kantoor en verhuisde het
naar Zeist, naar een pand dat helemaal naar eigen
wensen werd verbouwd. “Met een grote tafel in de
kantine, waar we gezamenlijk lunchten. De sfeer was
erg goed – dat is voor mij ook altijd het belangrijkste
gebleven. We redeneerden vanuit de mogelijkheden,
het waren echte succesjaren. Zo werden er bijvoor-
beeld cursussen georganiseerd voor financiële men-
sen van woningcorporaties, waarbij Rob Naber over
renterisico doceerde en onze eerste publicatie, een
boekje over dat onderwerp, het licht zag.”
Continuïteit over de breedteIn de loop der jaren groeide Zanders ook in de breed-
te verder; naast woningcorporaties en gemeenten
werden ook banken en bedrijven klant. Chris licht het
toe met twee tekenende initiatieven van Rob Naber.
“Hij kwam op het spoor van risicomanagement en
de kwantificering van marktrisico bij banken. Judith
kende een pas afgestudeerde wiskundige, die vanuit
Zanders een postdoctorale opleiding ging volgen.
Dat was Jaap Karelse. Kort daarna gingen Jaap en Rob
samen risicomanagement aanbieden aan banken.
9
Zo kwam het tot de opdracht bij ING, een klant waar
we nog steeds veel voor doen. Later kreeg Rob het
idee om meer met software te gaan doen voor on-
dernemingen, met treasury-managementsystemen.
Hij legde contacten en introduceerde Judith bij SAP.
Zij is het vervolgens gaan uitbouwen en heeft dat
erg knap gedaan – helemaal vanuit de treasury be-
naderd, zonder ons op te hangen aan één software-
leverancier. Ook Bart-Jan Wittenberg en Sander van
Tol brachten nieuwe expertise in, wat het werkveld
verder vergrootte. Dat zijn erg leuke ontwikkelingen
om mee te maken: de aanpak vanuit kennis, met het
plezier van de betrokkenen in hun werk en natuur-
lijk alle nieuwe opdrachten die we daardoor weer
binnenkregen. Die continuïteit in het werk, met een
goede prijs-kwaliteitverhouding, is een belangrijke
succesfactor geweest.”
Door iedere bubbleDe omzet verdubbelde iedere vijf jaar en in 2002 ver-
huisde Zanders naar weer een groter pand, het hui-
dige hoofdkantoor in Bussum. “Ik denk dat toen een
belangrijke basis voor het huidige succes is gelegd.
We hadden een hecht team en een goede verdeling
van taken,” zegt Chris. Met Jaap Karelse, Sander van
Tol en Bart-Jan Wittenberg bestond het MT – naast
Judith, Rob en Chris – inmiddels uit zes partners.
“Ieder had een eigen kennisgebied, al merkte ik wel
dat ik van een andere generatie was; terwijl de ande-
ren keuzes maakten voor kleuterscholen, maakte ik
met mijn dochter al een collegetour in de VS. Maar
het waren de jaren dat we als groter geheel onze weg
echt vonden. We hadden onze richting bepaald, kre-
gen steeds meer focus, met echte afdelingen en een
duidelijke marketingstrategie: ‘treasury & finance
solutions’, in plaats van de waslijst aan expertises
die we voorheen communiceerden. Omdat we flexi-
bel waren, groeiden we gewoon door iedere bubble
en crisis heen. Als de gemeentemarkt het moeilijk
had, sloegen we af richting de zorgsector. We kenden
het vak en hadden de kwaliteit.”
KruispuntIn het jaar 2005 stond Chris met het blijvend groei-
ende Zanders voor een belangrijk kruispunt. Er werd
onder meer besloten om de focus op het buitenland
te versterken. Daarom begon Laurens Tijdhof vanuit
Brussel de buitenlandse markt op te bouwen en
kreeg Zanders in 2008 ook in het Verenigd Koninkrijk
een vestiging. “Dat buitenland hadden we nodig,”
vertelt Chris. “De solutions-opdrachten die Judith
deed groeiden simpelweg Nederland uit, verdere
groei moesten we internationaal zoeken. Londen ont-
popt zich inmiddels als nieuwe groeikern.
10
11
We zijn tussen 2005 en 2008 een meer product-
gedreven organisatie geworden. Ik zie dat Jaap Karelse
nu succesvolle nieuwe producten ontwikkelt voor
financiële instellingen, zoals nieuwe spaar- en hypo-
theekvormen. Dat is geweldig, vanuit kennis allerlei
mooie dingen ontwikkelen. En wat we nu voor onder-
nemingen doen met systeemoplossingen, is iets waar
we ook banken bij kunnen helpen.” In 2009 werd ook
Laurens Tijdhof partner, twee jaar daarna vond Chris
de tijd rijp om de dagelijkse aansturing aan de ‘jonge
generatie’ over te dragen: Sander van Tol nam zijn
rol van managing partner over. In 2013 trad ten slotte
ook Gerbert van Grootheest toe tot het MT.
Aanpassen van het besturingsmodel“Eén ding is zeker: de markt en de mensen zijn volop
aanwezig”, vindt Chris. In één belangrijk opzicht is
het echter niet meer zoals vroeger, benadrukt hij,
toen je meteen kon beginnen als je een kans zag.
“Als je nu zo blijft groeien, moet je er ook beducht
voor zijn dat je cultuur verandert. Je moet dan naar
een ander besturingsmodel zoeken. De eenheden
waarmee je werkt moet je klein houden”, vertelt
Chris naar analogie van het leger. “Je hebt dan alleen
wel een ander soort legerleiding nodig die de groe-
pen op elkaar kan afstemmen. Naast projectleiders
heb je ook kapiteins nodig die ervoor zorgen dat
de organisatie als geheel in evenwicht blijft. En die
kapiteins moeten een eigen expertise hebben. Zoals
het verhaal van de drie mannen die de Mount Everest
willen beklimmen. Dat is een proces, je klimt niet zo-
maar naar bijna 9000 meter. Het is een voorbereiding
die drie jaar duurt. Maar uiteindelijk komen ze alle-
drie boven en de eerste roept: ‘Dit is geweldig, nu is
de volgende uitdaging de K2!’ De tweede zegt: ‘Hoe
wij dit als team hebben bereikt, dat is uniek!’ En de
derde zegt: ‘Pak de camera en de vlag, laten we de
foto maken want morgen heb ik een interview!’ Drie
volkomen verschillende motivaties, maar je hebt ze
alledrie nodig, als ideale mix om de top te bereiken.”
De last van het afscheidnemenBijna twintig jaar lang bewandelde Chris met Zanders
de weg waarop hij steeds weer op nieuwe kruispun-
ten belandde, keuzes maakte en nieuwe situaties
en uitdagingen het hoofd moest bieden. “Het is nu
rond, vanuit mijn werkelijkheid een goed moment
voor mij om afscheid te nemen,” vindt hij. “Je kunt
niet half weggaan bij een organisatie, ook niet als
die jouw naam draagt. Zoals ik al in mijn laatste
voorwoord schreef: de last van het afscheidnemen
draag ik graag over aan de vergeetachtigheid – vol-
gens Nietsche een zege voor de menselijke geest.
Door te vergeten ontstaat er ruimte voor nieuwe
uitdagingen. Ik stap uit het adviesbedrijf, maar hoop
het venturebedrijf nu verder handen en voeten te ge-
ven. Van mijzelf weet ik dat ik geen grote complexe
organisaties moet gaan aansturen, maar ik weet wel
dat ik bedrijven kan helpen opbouwen en steeds
nieuwe ideeën kan toevoegen. Er staat nu een heel
sterk adviesbedrijf, maar wel één dat voor een aantal
uitdagingen staat. De wereld ligt open, allemaal op-
portunities, ik ben benieuwd naar de ontwikkelingen.
In Europa is Zanders op een aantal punten de beste,
maar ook onze wereld verandert voortdurend. Ik laat
het graag aan mijn opvolgers over hoe je dat moet
organiseren en vernieuwen om op de vele uitdagin-
gen in te spelen, en wens ze daar alle succes bij.”
Terugkijken op ruim twintig jaar Zanders doet Chris
met trots. Maar, dat is hij niet alleen op zichzelf: “Wij
hebben ons mooie bedrijf kunnen opbouwen dankzij
het vertrouwen van onze klanten en de gemotiveerde
toewijding van onze medewerkers. Ik ben hen daar-
voor intens dankbaar.”
Chris Zanders
Eind 2013 nam Chris Zanders
afscheid van het adviesbedrijf
Zanders. Maar zijn ondernemers-
bloed blijft stromen. Eind 2012 is
het venturebedrijf van Zanders
verzelfstandigd en gesplitst van
het adviesbedrijf. Chris blijft als
aandeelhouder en voorzitter be-
trokken bij Catena Ventures en
verheugt zich erop om nog vele
jaren actief te blijven.
12
Cliënt
In de eerste helft van de twintigste eeuw exploiteer-
de het Nederlandse staatsbedrijf Dutch State Mines
nog ondergrondse steenkoolreserves in Limburg.
Langzaam maar zeker groeide het steeds verder uit
als chemiebedrijf, toen het ammoniak en kunstmest
ging produceren op basis van bijproducten die vrij
kwamen bij het vergassen van steenkool. In 1973
werd de laatste kolenmijn gesloten maar werd ook
besloten de afkorting DSM als naam te blijven dra-
gen. De productie verschoof intussen steeds verder
van bulkchemicaliën naar nutrition (voeding) en
performance materials (kunststoffen). De petro-
chemische activiteiten werden in 2002 verkocht. De
Nederlandse Staat bracht in 1989 al 69% van de aan-
delen naar de beurs, zeventien jaar daarna ook de
resterende 31%. Sinds 2002 draagt DSM het predi-
caat ‘Koninklijk’. Vanuit het hoofdkantoor in Heerlen
is het internationaal actief vanuit enkele honderden
vestigingen met producten die onder meer toepas-
singen vinden in de voedingsmiddelenindustrie, de
gezondheidssector, automobielindustrie, verf en
bouw. DSM breidt zich de laatste jaren gestaag uit en
is nu actief in 25 landen wereldwijd.
De payment factory van DSM kende een opmerkelijk hoog serviceniveau.
Maar, het systeem werd niet meer door SAP ondersteund en om stijgende
onderhoudskosten te voorkomen, besloot de Nederlandse multinational
DSM over te stappen op een nieuwe versie van het SAP-systeem.
Met 160 entiteiten in 25 landen wereldwijd, en nieuwe standaarden van
SEPA en SWIFT, is dat een enorme uitdaging.
Snelle stappen naar nieuwe standaardisering
DSM bouwt met nieuw SAP-systeem aan optimale afhandeling van internationale betalingen
Op de foto:
Raymond Snijkers
(DSM), Laura Koekkoek
(Zanders) en
Hans Vossen (DSM).
13
Een nieuw SAP-systeemDie uitbreiding leidde in 2002 tot de aanschaf en
implementatie van een SAP-systeem dat op kleine
schaal geleidelijk werd uitgerold over diverse landen
waar DSM op dat moment al actief was. Dat resul-
teerde uiteindelijk in een nieuwe payment factory
– waarmee alle betalingen via één kanaal verwerkt
konden worden – die in 2005 live ging. “We waren
heel tevreden met dat systeem en hadden een repu-
tatie, een service-level opgebouwd waar we trots op
mochten zijn”, vertelt Raymond Snijkers, manager
payment factory & IT. “Als je naar de straight-through
processing (STP-)rates keek, dan scoorden we
volgens banken erg hoog. Wij hadden heel weinig
geweigerde betalingen ten opzichte van het
volume.” Met andere woorden: de betalings-
opdrachten werden automatisch, zonder
menselijke tussenkomst, naar behoren verwerkt.
Toch ontstond in 2012 behoefte aan een nieuw SAP-
systeem. Snijkers: “Om te voorkomen dat de onder-
houdskosten dramatisch zouden stijgen, besloot
onze IT-organisatie dat het bestaande SAP-systeem
moest worden ge-upgrade naar de nieuwste stan-
daard. Wij werkten nog met R3-systemen, met voor
treasury een CFM2.0-module. Inmiddels had SAP
haar producten aan nieuwe technieken aangepast.
We zijn met Treasury zelf gaan onderzoeken wat het
voor ons zou betekenen en toen bleek al snel dat het
niet zomaar een technische upgrade zou zijn. Het
SAP-systeem voor treasury was dermate veranderd
dat we niet konden volstaan met een upgrade; we
moesten een re-design doen.”
Grondig voorbereidDe treasury-afdeling ging bekijken hoe deze re-
design het best kon worden aangepakt. Snijkers:
“Als we zo’n grote investering zouden doen, konden
we maar beter meteen kijken wat we er nog meer
uit zouden kunnen halen. Met het uitgangspunt dat
de processen secure moesten blijven. Ons interne
control design was perfect – dat wilden we zeker niet
loslaten. De keuze was dus: ja, we gaan voor een
upgrade die niet alleen technisch maar ook functio-
neel is, maar we gebruiken als fundament de huidige
treasury-processen, met interne controle en alles
wat nodig is voor veilig gebruik. In die zin geen green
field approach.” Intussen was ook SEPA in aantocht,
wat betekende dat DSM als corporate met andere be-
talingsmethoden te maken kreeg. Bovendien opende
SWIFT zijn poorten voor corporates met SWIFTnet.
Naast de diverse nieuwe overnames en samen-
werkingsverbanden was het duidelijk dat DSM, en
corporate treasury in het bijzonder, met de overgang
naar het nieuwe systeem voor de nodige uitdagingen
kwam te staan. “Daarom hebben we het project heel
grondig voorbereid,” vertelt Snijkers, “bewust van
wat ons te wachten stond. Als treasury zitten we in
een high-risk-omgeving, daarom zijn wij bij dit soort
dingen extra voorzichtig. Na grondige inventarisatie
van de mogelijke implementatiepartners kwamen we
bij Zanders uit.”
In korte tijdIn september 2012 ging het project van start, met
TRUST (The Road to Upgrade SAP Treasury) als pro-
jectnaam en Snijkers als projectleider. “We streefden
ernaar het systeem in minder dan tien maanden tijd
te bouwen en implementeren, inclusief de uitrol
naar 160 DSM-business units in 25 landen. Dat alles
moest bovendien worden bereikt op een moment
dat DSM al bezig was met een ander groot project,
dat een wereldwijde reorganisatie van haar credi-
teurenadministratie met zich meebracht; alle units
wereldwijd droegen hun factuurafhandelingen hierbij
over aan een centraal service center. We hebben
dus niet alleen een volledig nieuw treasury-systeem
gebouwd, met inbegrip van alle interfaces, maar daar
op hetzelfde moment ook de overgang naar SEPA- en
SWIFT-connectiviteit aan toegevoegd”, licht Snijkers
toe. “Voor die korte periode is ook gekozen vanwege
alle uitdagingen waar we voor stonden”, vertelt Hans
Vossen, VP Corporate Treasury bij DSM. “DSM is
continu in beweging. Als bedrijf heb je een aantal
risicofactoren in een project waar je steeds op
gespitst bent, zoals de juiste bezetting, opvulling
en communicatie, het juiste tijdmanagement.
Het moest allemaal in heel korte tijd gebeuren.
Het idee was daarom: we bevriezen alles en voeren
de wijzigingen pas door als het nieuwe systeem
is ingevoerd. Dat kun je niet te lang volhouden en
daarnaast: uitloop kost geld. Het ging heel lang goed
– pas aan het eind kwamen de hobbels. Anderhalve
maand voor het live-gaan wisten we dat het niet een-
voudig zou worden om aan de planning te voldoen,
maar tegelijk denk ik dat het succes van het project
juist ook is geweest dat we heel lang op 1 april live-
gaan hebben gefocust. Daardoor was door iedereen
enorm veel werk gedaan op het moment dat we
besloten twee weken uit te stellen.”
Onverwachte hordesHet project ging op 1 mei 2013 live; alle klanten gin-
gen vanaf die dag met de nieuwe oplossing aan de
slag. “Toen was Zanders eigenlijk al klaar”, vertelt
Vossen. “Alle grote issues waren op dat moment op-
gelost. Bij het doorlopen van de betaalcirkel liepen
we toch nog tegen enkele problemen aan. We zaten
er intern bovenop dat alle 160 units hun werk zouden
doen, maar aan de crediteurenkant kun je niet vooraf
testen of het 100% goed zal gaan. Als vervolgens
blijkt dat daar iets mis gaat, dan is dat natuurlijk ver-
velend. En erg jammer, omdat alles daarvoor zo voor-
spoedig verliep. Hoewel de gebruikers er wel wat last
van hebben gehad, zijn alle issues snel aangepakt.”
De complexiteit en diversiteit van de payment fac-
tory was volgens Snijkers een van de belangrijkste
kwesties. “De migratie van de diverse maatwerk-
elementen die we in het oude systeem hadden
aangebracht, naar de nieuwe payment factory bleek
een grote uitdaging. Daarnaast bracht de introductie
van de ISO20022, in combinatie met aansluiting op
SWIFT, niet het niveau van standaardisatie waar we
op hadden gehoopt. Het veranderingsproces vereist
daardoor een enorme inspanning tijdens de set-up
en het testen. Het project heeft daardoor de nodige
onverwachte hordes gehad.”
Terug naar de hoge service levelsVoor de noodzakelijke overstap naar een goed
werkend nieuw systeem, waarin 160 wereldwijd
verspreide DSM-entiteiten werken volgens gestan-
daardiseerde processen, bleek dus meer tijd nodig.
“Vergeleken met de implementatie van het vorige
systeem was dit project een stuk complexer”, zegt
Snijkers. “Onze payment factory is de afgelopen
zeven jaar sterk gegroeid. We verlenen onze dien-
sten nu echt wereldwijd en het aantal betalingen,
betaalmethodes en klanten is enorm toegenomen.
Desondanks wisten we de afgelopen jaren een zeer
hoog kwaliteitsniveau te realiseren. En het was een
uitdaging om dit niveau vast te houden gedurende
deze nieuwe implementatie.”
Volgens Vossen ligt daarnaast de lat hoog voor de
treasury-afdeling: “Als 99 procent van de betalingen
goed gaat – dat is het percentage dat we op dit mo-
ment halen – dan gaat er één procent fout. Andere
bedrijven zitten gemiddeld op anderhalf procent.
We doen het dus goed, maar komen van een per-
centage dat onder die één procent lag.” Zodra de
laatste problemen zijn opgelost, moet dit percentage
weer terugkruipen naar die oude, bovengemiddeld
hoge service levels. “Nu is al duidelijk dat we met
acquisities en desinvesteringen veel beter en snel-
ler kunnen omgaan dan voorheen. Een bedrijf dat
wordt overgenomen, kan snel op de payment factory
worden aangesloten. Dat zijn grote voordelen”, vindt
Wat heeft Zanders voor DSM gedaan?– Treasury-procesanalyse via workshops, om
de omvang van het project te bepalen, ten
behoeve van de volgende processen:
• Masterdata-management
• Marktdata-management
• Registratie en accounting van financiële
instrumenten
• Cashmanagement
• Intercompany-betalingen
• Payment factory-betalingen
• Bank connection
– SWIFT: servicebureauselectie, onboarding
en implementatie
– SAP treasury-implementatie, waaronder
cashmanagement (CM), treasury- en risico-
management (TRM), In-house cash (IHC) en
bank communication management (BCM)
14
Vossen. “En als je ziet met hoeveel stakeholders
we te maken hebben, hoe complex het geheel is,
dan hebben we een erg mooie prestatie geleverd.
Hoe één team, bestaande uit DSM-bloedgroepen
en Zanders-consultants, het project tot een succes
maakte, is heel positief.” Snijkers: “Het is binnen
budget geleverd en zonder aanpassingen van noe-
menswaardige omvang. En ik ben ervan overtuigd
dat we nu in staat zijn onze straight-through-pro-
cessing (STP)-rate verder te verbeteren en in staat
zijn om onze klanten weer het hoge serviceniveau
te bieden.”
Mee met de groeiOndanks de internationalisering is het bedrijf
steeds meer ‘One DSM’ geworden. Vossen: “Het
mooiste voorbeeld van de standaardisatie die we
hebben gerealiseerd, blijft de payment factory.
Waar iedereen in het begin zijn eigen betaaloplos-
singen had, laten we nu ongeveer 80% via één
kanaal lopen. We hebben dus nog wat units en
landen te gaan. En met de transformatie waar DSM
doorheen gaat, moet je in de payment factory
continu onderdelen aanpassen. Het draait
tenslotte allemaal om de gebruikers: zij moeten
het kostenefficiënt maken.”
Op dit moment wordt nog zo’n 45% van de omzet
in Europa behaald. Met de veranderde focus, van
kolen, via chemie naar nutrition en performance
materials, verschuift de omzet van DSM naar China,
Latijns Amerika en de VS. “Nutrition hebben we
eigenlijk pas twee jaar geleden echt op de payment
factory aan kunnen sluiten. De sales in high-growth
economieën als China is heel sterk gestegen in de
afgelopen jaren”, licht Vossen toe. “Nu we steeds
meer business uit onze internationale activiteiten
halen, is het uitrollen van de payment factory
noodzaak geworden. We gaan mee met de
groei van DSM.”
Hans Vossen (l) en
Raymond Snijkers.
Wilt u meer weten over een van
de bovenstaande diensten?
Neem dan contact op met
Laura Koekkoek
of +31 35 692 89 89.
15
IN MEMORIAMRaymond Snijkers
Op 10 november 2013, enkele weken na het inter-
view voor dit artikel, overleed Raymond Snijkers
aan de gevolgen van een verkeersongeval.
Zijn treasury-netwerk mist hem zeer, net als zijn
DSM-collega’s.
Raymond was een uniek persoon. Loyaal en
toegewijd, energie uitstralend naar iedereen om
hem heen, en een inspiratie voor ons allemaal.
Onze gedachten zijn bij zijn familie.
Namens Zanders,
Judith van Paassen
Laura Koekkoek
16
Alle risico’s die niet kosteloos of tegen lage kosten
kunnen worden weggehedget, worden binnen Sol-
vency II – het nieuwe Europese solvabiliteitsraam-
werk voor verzekeraars dat in 2016 van kracht wordt
– als niet-hedgebaar geclassificeerd. Het langleven-
risico is een van die risico’s, want er bestaat geen
diepe, liquide markt met instrumenten waarmee het
langlevenrisico gehedget kan worden. Toch kunnen
levensverzekeraars ongeacht de Solvency II-classi-
ficatie nog steeds longevity swaps inzetten om het
langlevenrisico af te dekken. Dat brengt ons bij de
volgende vragen: wat heeft een longevity swap voor
gevolgen voor de balans en de kapitaaleisen?
Kan met longevity swaps waarde gecreëerd worden?
En heeft de longevity swap gevolgen voor de zoge-
naamde Market Value Margin (de risicomarge)?
Kapitaaleisen en de balansDe toezichthouders eisen dat levensverzekeraars
kapitaal aanhouden. De minimaal vereiste hoeveel-
heid kapitaal heet de Solvency Capital Requirement
(SCR). Die is gebaseerd op de individuele SCR’s van
ieder risico, zoals het marktrisico, het kredietrisico
of het langlevenrisico. De totale SCR is echter niet
gelijk aan de som van alle SCR’s als gevolg van
diversificatie-effecten. Vergelijking 1 geeft de
standaardformule voor de SCR weer:
Vergelijking 1
Longevity swaps en waardecreatieEen betere gezondheidszorg en een veiligere levensomgeving hebben eraan bijgedragen
dat de gemiddelde levensverwachting al enige tijd stijgt. Voor levensverzekeringsmaat-
schappijen vormt de onzekerheid die daardoor gecreëerd wordt, het langlevenrisico, een
van de voornaamste risico’s. Om dit risico af te dekken kunnen zij longevity swaps
gebruiken. Maar kan er met deze longevity swaps ook waarde worden gecreëerd?
Visie
17
Solvency II vereist niet alleen dat er een minimale
hoeveelheid kapitaal wordt aangehouden, maar ook
dat verzekeraars hun balans op basis van markt-
waarde presenteren. Dat is voor de meeste activa op
de balans van verzekeraars geen probleem: dat zijn
vooral verhandelbare effecten. Voor de verplichtin-
gen is dat echter moeilijker. Een van de fundamen-
tele principes van een marktconsistente waardering
is dat de verzekeringsverplichtingen tegen de ‘reële
waarde’ gewaardeerd worden. Dat wil zeggen, tegen
het bedrag waarvoor die verplichtingen tussen ter
zake goed geïnformeerde en tot een transactie be-
reid zijnde partijen op basis van zakelijke voorwaar-
den worden afgewikkeld. Om een marktconsistente
waardering van de verplichtingen te krijgen, worden
de verwachte kasstromen van de verplichtingen
tegen de risicovrije rente verdisconteerd.
Deze benadering laat echter het voornaamste risico
voor de hypothetische koper buiten beschouwing:
het onzekere karakter van de verzekeringsverplich-
tingen. Daarom dient de koper niet alleen activa
aan te houden om aan de verplichtingen te kunnen
voldoen, maar moet deze ook kapitaal aantrekken
en aanhouden. De vergoeding voor het aantrekken
en aanhouden van kapitaal ten behoeve van de ver-
plichtingen wordt de Market Value Margin (MVM) of
risicomarge genoemd. Die is uitsluitend van toepas-
sing op niet-afdekbare risico’s: als een koper een
risico dat verbonden is aan de verplichtingen aan
de markt kan overdragen, dan zou hij geen kapitaal
hoeven aanhouden om aan die verplichtingen te
kunnen voldoen. Een ander voorbeeld van niet-
hedgebaar risico is operationeel risico.
Binnen het Solvency II-kader wordt de MVM op basis
van de verdisconteerde waarde van de kosten van
toekomstige SCR’s berekend, zie Vergelijking 2.
Vergelijking 2
Figuur 1: Balans opstelling
Op dit moment zijn de kapitaalkosten (de Cost of
Capital) binnen het Solvency II-kader vastgelegd op
6%. Figuur 1 geeft de balansopstelling visueel weer
met inbegrip van de MVM en de SCR. Wij wijzen erop
dat de SCR geen balansimpact heeft, maar wordt
afgemeten aan de hoeveelheid beschikbaar kapitaal.
Met andere woorden, het bedrag aan eigen vermo-
gen (EV) dient hoger te zijn dan de SCR.
Het voorbeeld is gebaseerd op een verzekerings-
maatschappij met 100 aan activa en een best esti-
mate van de verplichtingen van 70. We gaan ervan uit
dat het risicoprofiel van de verzekeringsmaatschappij
alleen door marktrisico, langlevenrisico en andere
niet-hedgebare risico’s wordt bepaald. Voor die
risico’s bedragen de SCR’s respectievelijk 10, 5 en 5.
Uitgaande van de correlaties die binnen Solvency II
worden voorgeschreven, komen we uit op een totale
SCR van 14,58. Onder de veronderstelling dat de
SCR’s zich in de toekomst altijd proportioneel verhou-
den tot de best estimate, komt de MVM uit op 3,95.
Longevity SwapDe structuur van een longevity swap is in essentie
gelijk aan die van een renteswap: er is een variabel
en een vast deel. Het vaste deel bevat de betalingen
die gebaseerd zijn op het overeengekomen overle-
vingspercentage (overeengekomen bij het afsluiten
Figuur 2:
Uitbetalingspatroon
en kapitaalkosten in
de tijd voor SCR van
het langlevenrisico
EV
(26,05)
Passiva
(73,95)
Activa
(100.00)
Vrij EV (11,47)
SCR (14,58)
MVM (3,95)
Best estimate (70,00)
18
Voor meer informatie over
het langlevenrisico kunt u
contact opnemen met
Steffen Pang via
of +31 35 692 89 89.
van de swap). Het variabele deel bevat de betalingen
op basis van het feitelijke overlevingspercentage.
Het overlevingspercentage is dat percentage van
de bevolking dat na een bepaalde periode nog niet
gestorven is.
Aangezien de markt voor longevity swaps een onder-
ontwikkelde markt is, zijn deze swaps zeer illiquide
van aard. Samen met het feit dat er geen evenwicht
tussen kopers en verkopers bestaat, leidt dat tot
een premie die kopers van longevity swaps dienen
te betalen. De marktwaarde van een longevity swap
is gelijk aan de premie en in dit voorbeeld wordt
verondersteld dat die gelijk is aan de uitsluitend op
het langlevenrisico gebaseerde MVM. Dit leidt voor
de verzekeraar tot een arbitragevrije consistente
prijsbepalingsmethode.
Als een longevity swap wordt afgesloten, dan neemt
het langlevenrisico af (of valt zelfs helemaal weg
in het geval van een perfecte hedge). Hierdoor
neemt de SCR voor het langlevenrisico af. Daardoor
daalt ook de totale SCR, terwijl het vrij beschikbare
aandelenkapitaal juist toeneemt. De vermindering
van de SCR geldt voor de gehele levensduur van de
longevity swap.
De vraag die nu nog openstaat, is of een afname van
de SCR voor het langlevenrisico ook gevolgen heeft
voor de MVM. De definitie van MVM biedt antwoord
op deze vraag. U kunt in principe niet veronderstel-
len dat de MVM door een longevity swap wordt
beïnvloed, omdat niet kan worden aangenomen dat
de tegenpartij de longevity swap in een zakelijke
transactie zal overnemen. De hedge is niet kosteloos
of tegen lage kosten afgesloten; er is een premie
betaald!
Waardecreatie Omdat de MVM niet verandert, kan de waardecreatie
bij een longevity swap alleen maar komen van het
verminderde kapitaalbeslag gedurende de looptijd
van de swap. Waardecreatie wordt in dit verband
gedefinieerd als het verschil tussen de waarde van
het gecreëerde vrije eigen vermogen en de kosten
voor het aangaan van de longevity swap.
Gebruikmakend van Vergelijking 2 kunnen we de
arbitragevrije prijs van de swap afleiden als de totale
verdisconteerde toekomstige kapitaalkosten van
de SCR voor het langlevenrisico, op basis van een
gebruikelijk uitbetalingspatroon. Dit is grafisch weer-
gegeven in Figuur 2 (vorige pagina). In ons voorbeeld
is de prijs van de swap 2,50 en daalt de totale SCR
naar 12,25. We wijzen erop dat de SCR met minder
dan 5 daalt als gevolg van het diversificatie-effect in
de wortelformule.
Het verminderde kapitaalbeslag is gebaseerd op de
huidige en toekomstige afname van de SCR en de
kapitaalkosten. Deze worden berekend met behulp
van de formule in Vergelijking 3, waarin de
SCRtunhedged de SCR zonder longevity swap is en
SCRthedged de SCR inclusief longevity swap.
Vergelijking 3
De onderstaande tabel toont de balans na de aan-
koop van de longevity swap:
BalansActiva 100,00 Eigen vermogen 24,60
Longevity swap (2,50) Best estimate 70,00
Verminderd kapitaal-
beslag 1,05 MVM 3,95
Totaal 98,55 Totaal 98,55
In dit voorbeeld is de waardevernietiging gelijk aan
-1,45 (2,50 - 1,05). We wijzen erop dat het bedrag
aan waardecreatie/vernietiging sterk afhankelijk
is van de onderliggende veronderstellingen, zoals
onderliggende SCR-correlaties, de omvang van de
SCR’s voor de verschillende soorten risico’s en de
waarde van de longevity swap.
ConclusieAangezien de MVM niet verandert, is waardecreatie
alleen maar mogelijk als de vermindering van het
kapitaalbeslag groter is dan de kostprijs van de
longevity swap. Als gevolg van de illiquide aard van
de longevity swap moet er echter een flinke premie
betaald worden. Voorts zorgen de diversificatie-
effecten er als gevolg van de correlaties tussen de
SCR’s binnen Solvency II voor dat de totale SCR
minder daalt dan de SCR voor het afgedekte
langlevenrisico.
Er kunnen al met al andere, valide redenen zijn om
longevity swaps te gebruiken, maar zij creëren in de
Solvency II-wereld van vandaag de dag geen waarde
voor levensverzekeringsmaatschappijen.
19
Expert opinion
De continue beweging van meer en minder risken
Financiële instellingen worden geconfronteerd met hogere kapitaalseisen en kosten voor toezicht. Hoe denkt u dat dit zich zal ontwikkelen in de komende jaren? “Je ziet een natuurlijke reactie op wat er is gebeurd. Er
komen nu steeds meer regels en voorschriften bij – we
hebben immers geconcludeerd dat de vorige onvol-
doende hebben gewerkt.
Risico’s zijn onderschat, met grote gevolgen voor
financiële instellingen. Het is logisch dat daar vanuit
toezicht maatregelen op worden genomen. Maar het
zijn maatregelen waarmee je de oorzaken van de vo-
rige crisis had kunnen voorkomen. Het gevaar is dat
we denken met nieuwe regulering en ratio’s de vol-
gende crisis te kunnen voorkomen. Voorkomen kun-
nen we die denk ik niet, maar het effect van een crisis
kun je vooral beperken met een bepaalde cultuur, een
bepaald gedrag. De eisen die door toezichthouders
worden gesteld moeten reëel zijn en blijven. Solvency
II is gebaseerd op de totale marktwaardebenadering,
dus van de hele balans. In principe neem je daar wel
alle risico’s in mee, maar het wordt natuurlijk een
compromisvoorstel.”
Is dat vergelijkbaar met de regelgeving voor banken?“In de bankensector is het zo dat niet voor alle risico’s
kapitaalseisen zijn gedefinieerd en je merkt dan dat
iedereen zijn eigen inschattingen gaat maken van
de risico’s die er zijn. Dat is een verschil met de
verzekeringsbranche: banken lijken meer te kijken
De Europese verzekeraars hebben niet alleen te kampen met extreem lage rente en
de invoering van de Ultimate Forward Rate (UFR), er moet vooral worden ingespeeld
op de vermoedelijke eisen van Solvency II, die in 2016 zullen worden ingevoerd.
Hoe pakt een verzekeraar de risico’s anno 2014 aan? Theo Berg, Director Group
Actuarial Risk Management bij Delta Lloyd Groep, geeft zijn visie.
20
naar alle regels waaraan ze moeten voldoen, maar
minder naar het risico dat ze kunnen en willen accep-
teren. Ze kijken dus minder naar de risicobudgettering
over de totale balans.”
Hoe vult Delta Lloyd de risicobudgettering in?“Voor ons is het belangrijk dat we geen standaard
formule hebben, maar een eigen interpretatie; een
eigen intern model voor Solvency II. Waarom we dat
doen? We willen weten welke risico’s we lopen – daar
kun je dan je beleid op voeren en op anticiperen.
Het is de uitdaging alle risico’s te kennen. Binnen
Delta Lloyd zijn de grote aandachtsgebieden daarom
het identificeren, meten en managen van risico’s.
Daarbij gaan we ervan uit dat de modellen ons niet
altijd de volledige waarheid kunnen voorspellen – daar
gaat het om cultuur en gedrag. De experts leveren de
informatie aan en gaan met de generalisten in de orga-
nisatie in discussie wat met die informatie – het risico-
budget – gedaan zou moeten worden. Zo komt het niet
uit één hoek van experts óf generalisten en is vanuit de
eerste lijn duidelijk welke risico’s we kunnen en willen
lopen, en welke prijs we daaraan koppelen. We zeggen
niet dat we de wijsheid in pacht hebben, maar managen
zo, op gecontroleerde wijze, onze risico’s.”
Wat bedoelt u precies met de invloed van cultuur en gedrag?“Als risicomanagers moeten we heel goed beseffen
welk gedrag wij veroorzaken of stimuleren. Bij ons is
risicomanagement daarom ook betrokken bij de ver-
schillende business units en geven we aan op welke
trends ingespeeld moet worden. De afweging risico-
rendement moet bij alle units op ieders voorhoofd
staan. Het volumesturen is veranderd in meer risico-
gebaseerd sturen.”
Werken alle verzekeraars met een eigen intern model?“Er zijn bedrijven die een intern model niet wenselijk
achten om te rapporteren naar de toezichthouder. Als
je zelf maar weet wat de risico’s zijn, kun je dat ook
heel goed doen op basis van de standaardformule.
Waar het om draait, is managementaandacht; het be-
sef welke risico’s de belangrijkste aandachtspunten
moeten hebben.”
In aanloop naar Solvency II heeft DNB ervoor gekozen om naast de eisen van EIOPA (ten aanzien van pillar 2 en 3) het theoretisch solvabiliteitscriterium (TSC) in te voeren. Dit wijkt weer iets af van de Europese regels. Het niet voldoen aan die regels is bijvoorbeeld van invloed op dividenduitkering. Hoe interpreteert u deze regels?“Het TSC is onderdeel van een groter besluit, het wij-
zigingsbesluit rondom de Wft (Wet op het financieel
toezicht, red.) Wat DNB wil, is dat je door dividend-
uitkeringen niet in de solvabiliteitsproblemen komt.
Niemand kan tegen die gedachte zijn. Risicobeheer is
natuurlijk erg goed, maar we lopen nu iets vooruit op
de Solvency II-wetgeving; nemen bepaalde elementen
daaruit mee, maar andere niet. Vanuit het Verbond van
Verzekeraars zeggen wij: haal geen losse brokken uit
een politiek raamwerk, maar voer Solvency in één keer
in, op 1 januari 2016.
Het ministerie van financiën en DNB hebben aangege-
ven daar niet op te willen wachten en voeren het nu
dus al voor een deel in. Het grote nadeel is dat het nu
weer een ander stelsel is ten opzichte van wat we had-
den. Als beursgenoteerde verzekeraar sturen wij op
een IFRS-balans, een huidige Solvency I-balans, een
Economisch kapitaalbalans, een standaardformule-
balans en moeten we nu ook het TSC in de gaten
houden. Een piloot heeft normaliter één stuurknup-
pel, wij hebben er nu vijf. Waar stuur je dan mee? Wij
kiezen dan voor de gulden middenweg, maar daardoor
kun je niet op alle balansen alle risico’s hedgen.”
“Een piloot heeft normaliter één
stuurknuppel, wij hebben er vijf”
“Het klantbelang staat centraal, maar je
moet je afvragen of de klant altijd wel
weet wat goed voor hem is”
21
Wat is verder de impact van het TSC op de lopende derisking-activiteiten van Delta Lloyd?“Wij kijken naar de consequenties van Solvency II, het
TSC is er meer een afgeleide van. Binnen Solvency II is
het zo dat bepaalde asset classes hoge kapitaalvereis-
ten met zich meebrengen. De vraag is of de risico-
rendementverhouding dan nog wel voldoende is om in
die asset classes te blijven investeren. Het afgelopen
jaar hebben we al het nodige aan derisking gedaan.
Het blijft steeds zoeken naar de juiste balans van
risico en rendement. En op een bepaald moment
kom je op het optimale punt van diversificatie.
Om een goede inschatting te krijgen, creëren we zelf
de inzichten. We doen graag zelf risicoanalyses op de
kredietwaardigheid van bijvoorbeeld Zuid-Europese
landen. En we realiseren ons dat de modellen niet
altijd de waarheid spreken. Belangen moeten steeds
worden afgewogen waarbij alle elementen op tafel
moeten liggen. Het is een continue beweging van
meer en minder risken.
We hebben ook in de Nederlandse economie gezien
dat er issues zijn rondom de zorg, hypotheken en
kredieten. Met het Verbond van Verzekeraars hebben
we een aantal initiatieven om bijvoorbeeld de mkb-
financiering wat op gang te helpen. We investeren veel
in Nederland en kunnen dus ook een rol spelen in de
financiering van grotere bedrijven. Dat wordt gefacili-
teerd vanuit de matching adjustment vanuit Solvency
II. Maar we moeten helaas nog wachten tot dat
geïmplementeerd is.”
Op de pensioenmarkt blijkt defined benefit, waarbij het pensioenfonds het beleggingsrisico voor zijn reke-ning neemt, niet rendabel meer en ook verzekeraars bouwen deze vorm af. Ziet u, gezien de regelgeving, meer ontwikkelingen op dit vlak?“Regelgeving heeft altijd impact. Het is een resultaat
van een politiek compromis waar je je naar moet
blijven aanpassen. Op dit moment willen mensen
steeds meer defined contribution, gebaseerd op eigen
beleggingsrendement. Dat komt vooral voort uit de
individualiseringstrend en het is de vraag of we dat als
maatschappij moeten willen. Persoonlijk vind ik dat er
behoefte is aan een meer hybride systeem waarbij je
echt zekerheden kunt geven voor bepaalde inkomens-
niveaus. Het klantbelang staat centraal, maar je moet
je afvragen of de klant altijd wel weet wat goed voor
hem is. Mensen lopen achter de horde aan, ze volgen
trends die elkaar steeds sneller opvolgen. Wij moeten
juist in langere termijnen beredeneren, van vele jaren.
Daarom hebben wij veel contact met onze klanten,
waarbij we helpen om kritisch te zijn. Ook zijn we
dagelijks bezig met onderzoek en analyse.”
In hoeverre beïnvloedt de Ultimate Forward Rate (UFR) een verzekeraar?“Onze kapitaalratio is gebaseerd op de curves zoals
DNB die heeft gepubliceerd. Toen de UFR erin kwam,
had het een positief effect op onze kapitaalratio. Als
risicomanager denk ik wel: op de UFR kun je toch hele-
maal niet hedgen? Die curve is zo ongrijpbaar, wat kan
ik daar nu mee? Aan de andere kant is dat de reden dat
hij is ingevoerd. Wat je zag gebeuren is dat veel ver-
zekeraars en pensioenfondsen de langetermijncurve
probeerden te repliceren via de swapcurve, er kwam
daardoor veel druk om op de waarderingscurve te
matchen. Zo ontstond een soort self-fulfilling prophecy,
waarbij op langere termijn verstoringen plaatsvonden,
door gebrek aan liquiditeit, omdat iedereen daar op
matchte. Als je een kapitaalmarktcurve gebruikt, kan
dat er dus toe leiden dat die curve kunstmatig een be-
paalde richting op gaat. Toen heeft de toezichthouder
gezegd: we kunnen zoeken naar een curve die wel vol-
doende liquiditeit geeft, maar omdat dat onmogelijk
leek heeft de toezichthouder de UFR als beste lange
termijn inschatting voor de curve neergezet, waarop
je inderdaad niet kunt matchen, maar er dus ook geen
verstoringen meer plaatsvinden aan het lange eind van
de curve. Ik begrijp het macro-economische principe,
maar je moet nu de vraag stellen wat het nou betekent.
Je kunt er niet blind vanuit gaan dat je die rente van
4,2% gaat maken. Er kleven risico’s aan, die niet
eenvoudig zijn vast te stellen.”
“We moeten ons goed beseffen
welk gedrag wij veroorzaken
of stimuleren”
Over Theo Berg
Actuaris (Universiteit van Amsterdam, 1989) en Econometrist (1991) Theo Berg is sinds 2008 verantwoordelijk voor het kapitaal- en risicomanagement van Delta Lloyd Groep. Hij rapporteert aan de Raad van Bestuur en is hun voornaamste adviseur op dit gebied. Daarnaast is hij eindverantwoordelijk voor de implementatie van Solvency II binnen Delta Lloyd Groep. Zijn belangrijkste nevenactiviteit is het voorzitterschap van de Commissie Risicomanagement van het Verbond van Verzekeraars, dat hij sinds 2009 vervult.
De meest compacte universiteit van Nederland ligt
op een triple-A locatie: naast de hoofdstedelijke
Zuidas en VU medisch centrum. De ligging van de
Vrije Universiteit (VU) is uniek, de stad is ernaar toe
gegroeid. Zowel de samenwerking met het bedrijfs-
leven als met de medische wereld vindt plaats op
steenworp afstand.
In 1992 telde de universiteit nog ongeveer 8.000
studenten, inmiddels ligt dat aantal rond de 24.000.
Aan universitair vastgoed staat er echter fysiek niet
veel meer dan er begin jaren negentig stond. En
zonder noemenswaardige vergroting van de huis-
vesting verdrievoudigde het aantal studenten dat
aan de VU studeert. Mede door de flinke groei die de
Academische ambities aan de ZuidasIn de afgelopen twee decennia maakte de Vrije Universiteit een sterke groei door. In eerste
instantie deed de Amsterdamse universiteit dit zonder noemenswaardige vergroting van de
huisvesting, maar sinds 2011 is de metamorfose aan de academische zijde van de Zuidas
duidelijk zichtbaar. En ook voor de financiering werd een bijzondere oplossing gevonden.
22
Cliënt
23
universiteit doormaakte, paste de VU haar inhou-
delijke visie op de toekomst aan, onder de noemer
‘VU is verder kijken’ en ontstonden plannen voor
uitbreiding of aanpassing van de campus. Vanaf
2003 dacht de universiteit al na over een visie met
betrekking tot de campus, pas een paar jaar later
concretiseerde die visie en ontstonden de plannen
voor de huidige verbouwingen op het VU-terrein.
Daaruit volgde ook een financieringsbehoefte.
Eerste vorm van crowdfundingEen groep gereformeerde christenen onder leiding
van Abraham Kuyper richtte in 1880 de VU op. Zij
vonden dat de bestaande opleidingen aan andere
universiteiten te vrijzinnig waren. De binding met
de gereformeerde kerk was daarom sterk, tot in de
jaren zeventig van de vorige eeuw. De VU startte
daardoor met een eerste vorm van crowdfunding.
Ter financiering van het onderwijs aan de VU werd
gecollecteerd bij gereformeerd Nederland. Dat
gebeurde met groene collecteblikjes waar een
afbeelding van Abraham Kuyper op stond – naast
predikant en staatsman ook bekend als de op-
richter van de Anti-Revolutionaire Partij. Ook de
Radboud Universiteit werd op een dergelijke wijze
gefinancierd, maar dan via de katholieken.
Met die oorspronkelijke financieringsbasis heeft
de VU een bijzondere structuur. Waar andere
universiteiten zijn geworteld in de Onderwijswet
heeft de VU een stichting, de Stichting VU-VUmc,
met de universiteit en het medisch centrum als on-
derdelen. Andere universiteiten, zoals Universiteit
Leiden of Universiteit Utrecht, werken wel samen
met medische centra, maar als aparte juridische
entiteiten en dus niet binnen één stichtingsvorm.
“Die vorm maakt het lastiger om te financieren
zoals de andere universiteiten dat doen”, vertelt
Hanco Gerritse, Financieel Directeur bij de VU. “VU
en VUmc handelen als aparte entiteiten, maar moe-
ten in hun financieringen altijd rekening met elkaar
houden. Schatkistbankieren was voor ons bijvoor-
beeld een minder opportune oplossing. Daarom
hebben we samen met Zanders gekeken hoe we de
financiering het best konden invullen.”
Als eerste universiteitIn eerste instantie had Zanders de rol te onderzoe-
ken hoe de VU deze huisvestingsplannen zou kun-
nen financieren. Naast bankfinanciering kwam daar
ook het advies uit van een lening via de Europese
Investeringsbank (EIB). Gerritse: “De VU had geen
langdurig vreemd vermogen. Voor ons was het iets
waar we nog niet op ingericht waren. Die beno-
digde kennis hebben we voor een groot deel vanuit
Zanders gekregen. En ze hebben een belangrijke
rol gespeeld in het contact met de EIB. De samen-
werking paste als een jas, een echt partnership.”
En dat de EIB als financier naar voren kwam is
bijzonder, vindt Gerritse. “Wat het zo bijzonder
maakt, is dat wij de eerste universiteit in Nederland
zijn die een financiering heeft gekregen via de EIB.
Vanwege de kredietwaardigheid en de aard van de
EIB ligt de pricing van deze financiering bovendien
ver onder die van commerciële banken. En ze heb-
ben nog meer geld beschikbaar, voor Nederland en
voor onderwijs in het bijzonder.”
De totale investering in het bouwproject bedraagt
460 miljoen euro. De EIB financiert maximaal de
helft van de investering door middel van een ge-
bundelde projectfinanciering.
Zeven projectenDe zeven projecten die binnen de
projectfinanciering vallen zijn:
- Het O|2-gebouw (klaar in 2015)
- Campusplein (Universiteitsgebouw NU.VU)
- Nieuwe energieturbines in de eigen krachtcentrale:
Energiecentrum
- Renovatie / upgrade Hoofdgebouw
- Parkeergarage onder O|2-gebouw
- Upgrade van het gebouw van de Medische Faculteit
- Aanpassingen aan het Wis- en Natuurkundegebouw
“Het toont het vertrouwen van een Europees triple-A-instituut
in onze plannen”
Links, v.l.n.r.:
Peter Wemmenhove,
Hanco Gerritse
(beide VU)
en Koen Reijnders
(Zanders).
Rechts:
Een artist impression
van het O|2-gebouw.
Bij andere universiteiten spelen schatkistbankieren
en leningen bij commerciële banken een grote rol
in de financiering, de VU legt voor dit project zelf
de rest van het investeringsbedrag in, gegenereerd
uit kasstromen en eigen middelen. Die kasstromen
komen wel vanuit de overheid, gebaseerd op het
aantal studenten en afgestudeerden (de eerste
geldstroom), onderzoeksfinanciering (tweede geld-
stroom) of zijn afkomstig van de Europese Unie en
bedrijven (de derde geldstroom). “Vroeger waren
de gebouwen eigendom van het ministerie van
Onderwijs (OCW), sinds 1995 zijn de universiteiten
eigenaar van hun gebouwen en terreinen, en zijn ze
zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting, met de
verantwoordelijkheid ze te onderhouden en er dus
ook in te investeren”, vertelt Peter Wemmenhove,
Hoofd Planning & Control. “Het hoofdgebouw van
de VU is gebouwd begin jaren zeventig en nu aan
renovatie toe. Ook die modernisering valt onder de
financiering.”
Langdurige samenwerkingWemmenhove begon in mei 2012 bij de VU. Het
project liep toen al een half jaar en begaf zich in de
fase dat het informatiememorandum werd opgesteld
en uitgestuurd. Gerritse werd een jaar later aange-
steld als financieel directeur. Kort daarvoor had hij
dezelfde functie bij zorginstelling Cordaan, waar
hij ook met Zanders een financieringstraject deed.
“Wij zien de financiering door de EIB als een vorm
van vertrouwen van een Europees triple-A-instituut
in onze plannen”, zegt Gerritse. “Het is immers een
publieke instantie en mag niet overal in investeren.
Door in onze plannen te investeren probeert de EIB
de doelstellingen te bereiken die tussen de Europese
landen zijn gesloten.” Binnen de VU werd niet alleen
vanuit de financiële hoek met de EIB gepraat, er was
ook sprake van een innige samenwerking tussen de
EIB en de huisvestingsdirectie, de Facilitaire Campus
Organisatie (FCO) en natuurlijk met VUmc. Gerritse:
“Zanders heeft ook daar een grote rol in gespeeld,
vooral omdat het proces ingewikkeld was door de
complexe juridische stichtingsstructuur.”
De duurste sportvelden van NederlandWat wordt er nu precies gebouwd van de finan-
ciering? Gerritse licht toe: “Het is een combinatie
van een aantal nieuwe gebouwen en grootschalige
renovatie van bestaande bouw. Nieuw zijn het O|2-
gebouw en het nieuwe universiteitsgebouw NU.VU
(zie kader ‘Zeven projecten’). Daarnaast verbeteren
we de duurzaamheid van alle gebouwen, ook bij-
voorbeeld in onze eigen energiecentrale, waar met
koude-warmte-opslag (KWO) wordt gewerkt. Maar
ook het Hoofdgebouw pakken we aan, waarbij het
casco blijft staan en we de vele kleine kamers open-
breken tot grote, lichtere kantoortuinen. Allemaal
passend bij de behoeften van onze docenten en stu-
denten.” Het betekent meer flexibele werkplekken,
meer contactmogelijkheid tussen docent en student.
“Het gebouw moet voor de komende vijftien jaar up-
to-date zijn”, vult Wemmenhove aan.
De verbinding tussen de bedrijven aan de Zuidas en
de universiteit wordt gestimuleerd. “Tegenover ons
liggen de duurste sportvelden van Nederland”, ver-
telt Gerritse. “Die zijn in bezit van de gemeente, maar
we gaan die grond ruilen: de sportvelden verschui-
ven naar de achterkant van ons terrein, terwijl wij
nog explicieter aansluiten op de stad. We zitten dan
dichter op de Zuidas en halen zo de bedrijven nog
dichter bij onze campus.”
Nog meer samenwerking dus tussen universiteit,
bedrijven en overheid – het is iets wat de overheid
ook erg stimuleert. De VU startte recentelijk een
groot onderzoekstraject in samenwerking met de
“Door de verbinding te leggenmet de Zuidas kunnen we de hele
stadswijk een impuls geven”
24
Een eerste vorm van
crowdfunding: de
groene collecteblikjes
met een afbeelding van
Abraham Kuyper.
Hanco Gerritse
UvA en ASML. De chipfabriekmaker gebruikt onder
meer lasertechnologie die op de VU is ontwikkeld.
Gerritse: “Dat is een heel mooi voorbeeld: samen
onderzoek doen, alle technologische kennis van de
universiteiten gebruiken en daar vervolgens samen
toepassingen voor zoeken. Het heeft Amsterdam
veel opgeleverd. Door te investeren in een strate-
gische samenwerking maak je zoiets makkelijker
realiseerbaar.”
Gefaseerde aanpakDe vastgoedinvestering van de VU betreft een
meerjarenplan, doorlopend tot 2030. Achter het
meerjarenplan ligt de centrale gedachte dat de uni-
versiteit meer verbinding met de stad moet vinden:
de VU is verder kijken. “De poorten moeten open”,
zegt Gerritse. “Door de verbinding te leggen met
de Zuidas kunnen we de hele stadswijk een impuls
geven. Dat is de grotere, meer stedenbouwkundige
visie achter ons plan.”
Binnen de tijdspanne waar de Europese
Investeringsbank kan meefinancieren zijn zeven
projecten – nieuwbouw en renovatie van bestaande
bouw – gedefinieerd die onder de gebundelde
projectfinanciering vallen en gefaseerd worden
uitgevoerd. De reden voor die gefaseerde aanpak
ligt vooral in de beperking van de risico’s die met
de investeringen gepaard gaan. “We kijken per fase
naar de situatie”, licht Wemmenhove toe. “Hoeveel
studenten er zijn, of de financiering vanuit de over-
heid verandert, hoe de bedrijvigheid op de Zuidas
zich ontwikkelt – dergelijke factoren kunnen ertoe
leiden dat we de plannen bijsturen.” De huidige in-
vesteringen bevinden zich nog in fase 1 en worden
naar verwachting in 2018 afgerond. In de volgende
fasen komen ook woonvoorzieningen, winkels en
bioscopen aan bod.
Beter gepositioneerdDe financiering door de EIB tekent ook een andere
trend in de academische wereld, namelijk dat uni-
versiteiten steeds internationaler van aard worden.
De concurrentie tussen universiteiten is niet meer
binnen de landsgrenzen en ook niet meer binnen
Europa. In het internationale veld profiteert ook
de stad Amsterdam van de ontwikkelingen die de
VU doormaakt. “Meer dan de helft van de curricula
van de masters is in het Engels”, licht Gerritse toe.
“Als universiteit én als stad doe je mee op de inter-
nationale markt van hoger onderwijs. Dat we daar de
goede faciliteiten voor hebben, positioneert ons daar
ook beter in.” Ook daarin is de financiering van de
EIB bevestigend voor vertrouwen. “De EIB kijkt heel
anders naar een financieringsplan dan een commer-
ciële bank”, zegt Reijnders. “Het gaat veel verder dan
kasstromen en omzetprognoses. Hoe zit het beoogde
gebouw in elkaar? Hoe duurzaam is het? Pas als het
vanuit ingenieurs- én onderwijs-economisch oogpunt
voldoet, wordt gekeken naar het financieringsdeel.”
“Wij investeren in de Zuidas”, zegt Gerritse. “Toen
de VU zich hier vestigde was dit letterlijk polder, het
land van een boer dat opgekocht werd. Nu is het ge-
bied uitgegroeid tot een uniek gebied en heeft de VU
moeten zoeken naar de juiste invulling van beschik-
bare ruimte. Dat is met dit plan goed gelukt.”
Wat hebben Zanders en de VU gezamenlijk als projectteam gedaan?
• Contact met financiers (EIB, commerciële banken
en het ministerie van Financiën), inclusief onder-
handeling
• Samenwerking met FCO (facilitaire campus orga-
nisatie), VUmc en Van Doorne (jurist)
• Opstellen informatiememorandum, inclusief mo-
del met meerjarenprojecties en inclusief RfP’s
• Selectie financiers
• Structureren van de financiering, afgestemd op
de organisatie en bestaande jaarrekening
25
Peter Wemmenhove
Wilt u meer weten over
financiering in de publieke sector?
Neem dan contact op met
Koen Reijnders via
of +31 35 692 89 89.
26
Regulering
Terwijl de details van een aantal nieuwe bepalingen
nog moeten worden uitgewerkt, is er al een nieuwe
golf regelgevende hervormingen onderweg, met sub-
stantiële consequenties voor corporate treasurers.
Nieuwe regelgeving heeft effect op het financieel
beleid, processen en systemen, en kan uiteindelijk
ook de financiële resultaten van ondernemingen
beïnvloeden.
Voor corporate treasuries kan het voldoen
aan alle opgelegde regelgeving een behoorlijke
last zijn. Naast de inspanningen wat betreft
systemen en resources worden bedrijven ook
geconfronteerd met non-compliance risk.
Hoewel de invoering van de opgelegde regelgeving
veel vergt van een bedrijf, biedt het ook kansen om
efficiency te verbeteren en risico’s te verlagen.
Voor treasury is het een goede gelegenheid om de
huidige werkwijze te evalueren en te zoeken naar
verbeteringen in efficiency, risicomanagement en
kostenbeheersing.
Voor een beter begrip staat in de figuur op de vol-
gende pagina weergegeven hoe regelgeving in vier
verschillende categorieën kan worden ingedeeld.
Druk op compliance door wijzigingen in regelgevingSinds het Enron-schandaal (2001) en de daaruit voortvloeiende introductie van de Sarbanes
Oxley-wet (SOX) is regulatory compliance, het nakomen van de regelgeving, steeds vaker op
de agenda van de corporate treasurer komen te staan. Als reactie op de huidige fi nanciële crisis
werd nieuwe regulering ingevoerd. De belangrijkste doelen van de voorgestelde fi nanciële
reguleringen zijn het reduceren van (tegenpartij)risico en het verhogen van (systeem)transparantie.
Hoe kan treasury de noodzakelijke compliance benutten als kans om de effi ciëntie te verhogen?
27
SysteemtransparantieDe European Market Infrastructure Regulation
(EMIR) is een van de richtlijnen voor het reguleren
van het financiële systeem, met als voornaamste
doelen het reduceren van tegenpartijrisico, het re-
duceren van het operationele risico en het verhogen
van de transparantie. EMIR kan een behoorlijke
impact hebben op corporate treasury wanneer OTC
(Over The Counter)-derivaten worden gebruikt voor
het afdekken van financiële risico’s.
Europese corporate treasuries zouden moeten
voldoen aan nieuwe risicobeperkende technieken
bestaande uit:
• tijdige bevestiging,
• portfolio-reconciliatie (onderlinge afstemming),
• portfolio-compressie,
• geschillenbeslechting.
Wanneer de grens van 3 miljard euro nominale
waarde aan derivatencontracten wordt gepasseerd,
is het bovendien verplicht om deze centraal te laten
clearen en een dagelijkse mark-to-market te bereke-
nen.
Aan de andere kant van de oceaan wordt de Dodd-
Frank-regelgeving aan het bedrijfsleven opgelegd;
de Amerikaanse tegenhanger van EMIR. Het belang-
rijkste verschil tussen de twee reguleringen is de
rapportage-eisen. Onder de Dodd-Frank-regelgeving
zijn alleen banken verplicht de derivatentransactie te
melden, bij EMIR moet naast de bank ook het bedrijf
zelf de transacties bij de toezichthouder rapporteren.
Naast EMIR en Dodd-Frank richt ook MIFID II (Mar-
kets in Financial Instruments Directive) zich op het
creëren van een stabiel regulerend kader om het
risico in het financiële systeem te verkleinen. MIFID
II houdt naast derivatentransacties echter ook reke-
ning met de handel in andere financiële instrumen-
ten, waaronder aandelen en obligaties. Als gevolg
daarvan zal MIFID II EMIR gedeeltelijk overlappen.
De genoemde (en komende) regelgeving raakt
corporate treasury substantieel door de toegenomen
rapportagelast met betrekking tot transacties in
financiële instrumenten, vooral voor die bedrijven
die gebruik maken van ingesloten (‘embedded’)
derivaten en/of commodity-derivaten.
SEPA (Single European Payment Area) regelgeving
creëert uniformiteit in credit transfers (overschrij-
vingen) en direct debits (incasso’s) in de Eurozone.
Daarnaast verhoogt het de transparantie in het
financiële systeem. De invoering van SEPA was/is
voor veel bedrijven een behoorlijke uitdaging. Aan
de andere kant biedt SEPA een aantal grote moge-
lijkheden voor corporate treasuries. Bedrijven kun-
nen bijvoorbeeld migreren naar een of twee banken
en mogelijk hun cash pool-structuur significant
vereenvoudigen.
StabiliteitZowel in Europa (CRD IV, Basel III) als in de Ver-
enigde Staten (Bank Liquidity Rules) is regelgeving
opgelegd aan de bancaire sector. Dit is gedaan om
systeemrisico’s in het bancaire systeem te reduce-
ren door het versterken van het balanstotaal van de
banken en het verlagen van zowel liquiditeits- en
solvabiliteitsrisico’s. De gevolgen voor corporate
treasury kunnen significant zijn. Omdat banken ver-
plicht worden gesteld meer reserves aan te houden,
is de kredietverlening afgenomen en zijn de prijzen
gestegen. Goed inzicht is nodig in hoe de verschil-
lende financieringsmogelijkheden onder Basel III
behandeld worden om de meest optimale financie-
ringsoplossing te vinden en om de impact van
Basel III minimaliseren.
Ook legt Basel III banken hogere kapitaalvereisten
op voor niet-geclearde OTC-derivaten. De hoogte
hiervan hangt af van (1) de kredietwaardigheid van
de tegenpartij, (2) de aard van de transactie zelf en
(3) of er wel of niet enig onderpand (via de ISDA CSA)
of zekerheid wordt gegeven. Ook andere financiële
producten zoals intraday-kredietfaciliteiten en no-
tionele cashpooling worden serieus beïnvloed door
Basel III.
Naast de toegenomen moeilijkheid om het bedrijf te
(her)financieren worden bedrijven ook blootgesteld
aan striktere financiële convenanten. Als gevolg
daarvan moet corporate treasury een duidelijk
overzicht hebben van zijn verschillende financiële
(schuld-)convenanten en rapportage over deze
convenanten met uiterste zorg behandelen.
Het schenden van convenanten kan namelijk
grote gevolgen hebben.
Systeem- transparantie• EMIR
• Dodd-Frank
• SEPA
• MiFID II
Stabiliteit• Basel III
• Sovency II
• CRD IV
Accounting • IFRS 13
• IFRS 9
Belasting • Transactiebelasting
• FATCA
28
Ook voor geldmarktfondsen (MMF’s, Money Market
Funds) hebben toezichthouders additionele regel-
geving voorgesteld. Men focust zich hierbij op het
reduceren van het risico van een run op geldmarkt-
fondsen om op die manier het gehele systeemrisico
in de financiële sector te beperken. MMF’s worden
doorgaans gebruikt door bedrijven met overtollig
kasgeld, of indirect door bedrijven die korte termijn
financiering zoeken door commercial paper uit te
geven wat weer gekocht wordt door de MMF’s.
De voorgestelde regulering beslaat ruwweg drie
thema’s. Ten eerste kan het verschuiven van een
CNAV (Constant Net Asset Value)-model – waar de
NAV kunstmatig kan worden gehandhaafd door de
MMF-sponsor – naar een variabel net asset value-
model (VNAV) – waar de prijs fluctueert met de
marktwaarde van de onderliggende activa – mogelijk
nadelige effecten hebben op de MMF-sponsor. Ten
tweede pleiten regelgevers voor het invoeren van
een 3%-kapitaalbuffer voor geldmarktfondsen die
het CNAV-model hanteren, om het door geldmarkt-
fondsen gecreëerde systeemrisico te reduceren. Een
derde door de Europese regelgevers voorgestelde
wijziging is het afschaffen van de externe credit ra-
tings voor geldmarktfondsen, omdat er veel nadruk
wordt gelegd op de rol van de externe credit ratings
en daarmee het risico van een run op het geldmarkt-
fonds wordt vergroot bij een downgrade of een
negatieve outlook.
AccountingSinds 1 januari 2013 heeft IFRS 13 de complexiteit
doen toenemen van de waardering van financiële
instrumenten die een fair value-waardering vereisen.
IFRS 13 vereist het integreren van twee aanpassin-
gen in de marktwaarde: CVA (Credit Value Adjust-
ment) en DVA (Debet Value Adjustment). CVA is een
aanpassing die het kredietrisico van de tegenpartij
ondervangt. Het geeft het potentiële verlies weer in
geval van wanbetaling van uw tegenpartij. De DVA
is iets minder intuïtief, het is een aanpassing die het
kredietrisico van uw eigen onderneming ondervangt.
Het geeft de potentiële winst weer indien het bedrijf
zelf in gebreke blijft. De CVA zal het vermogens-
-bestanddeel (verlies) van een financieel instrument
verminderen en de DVA zal het aansprakelijkheids-
bestanddeel (winst) van het financieel instrument
verminderen.
De belangrijkste implicatie van deze wijziging is dat
treasury-systemen nauwelijks in staat zijn CVA-en
DVA-waarden te berekenen, waardoor bedrijven op
zoek moeten naar een aanvullend systeem, dan wel
extern advies moeten inhuren. Een tweede implica-
tie betreft hedge accounting. De effectiviteitstest
vergelijkt de verandering in de marktwaarde van de
hedge met de wijziging in de marktwaarde van de
afgedekte posities. De CVA- en DVA-aanpassingen
zullen enige ineffectiviteit weergeven (zelfs voor een
perfect economische hedge) en in potentie enige
impact hebben op de winst- en verliesrekening. Om
deze ineffectiviteit te verminderen zullen veel bedrij-
ven overstappen van de DO (Dollar Offset)-methode
(een vergelijking tussen twee punten in de tijd) naar
een regressietest (een vergelijking op dagelijkse
basis voor de testperiode).
De in 2015 verwachte IFRS 9 zal de hedge accounting
vereisten significant veranderen. Enige voorbeelden
van de wijzigingen op het huidige voorstel zijn:
• In de plaats van de retrospective test, met zijn
80%-125%-grenzen, zal alleen nog de prospective
test worden gedaan;
• Wijzigingen in de hedge-relatie zullen niet leiden
tot ontbinden van de hedge, maar tot rebalancing
van de hedge-ratio;
• Meer flexibiliteit in de wijze waarop de effectiviteit
van de hedge wordt aangetoond.
Samenvattend: zowel de geïmplementeerde als de
voorgenomen wijzigingen in de boekhoudkundige
verwerking van derivaten zullen impact hebben op de
systemen en processen binnen corporate treasuries.
BelastingDe FATCA (Foreign Account Tax Compliance Act) zou
multinationals met een in-house bank kunnen tref-
fen. FATCA verplicht buitenlandse (niet-Amerikaanse)
financiële instellingen om bezittingen en bankreke-
ningen van Amerikaanse burgers en ondernemingen
door te geven aan de IRS, de Amerikaanse belasting-
dienst. Het doel van FATCA is het minimaliseren van
belastingontwijking door Amerikaanse individuen
en ondernemingen. De Foreign Bank Account Report
(FBAR) vereist dat alle Amerikaanse individuen en
bedrijven die bezittingen en banktegoeden hebben
buiten de VS, die hoger zijn dan de threshold van
USD 10.000 per jaar, dat rapporteren. Als gevolg
hiervan is het cruciaal voor corporate treasuries een
duidelijk overzicht te hebben van alle bankrekenin-
gen (locaties) en bijbehorende autorisaties.
KansenDe meeste nieuwe regels hebben een belangrijke
en directe impact op corporate treasuries. Bedrijven
zullen gestimuleerd worden om bestaande manie-
ren van werken, processen, systemen en beleid te
herzien. Naast de rapportagelast en het risico van
non-compliance zal de bovengenoemde regelgeving
leiden tot duidelijke hedging-strategieën en passen-
de, transparantere documentatie. Door het voeren
van heldere processen en een helder beleid op
plaatsen waar risico’s, voortvloeiend uit transacties
met financiële instrumenten, effectief gecontroleerd
kunnen worden, kunnen bedrijven die de nieuwe
regelgeving volgen concrete concurrentievoordelen
behalen. Hetzelfde geldt voor het kortetermijninves-
teringsbeleid. De voorgestelde MMF-regelgeving en
de impact van Basel III zullen de relatieve aantrek-
kelijkheid van de verschillende kortetermijninves-
teringsinstrumenten voor bedrijven waarschijnlijk
veranderen en als gevolg daarvan zullen onder het
bestaande investeringsbeleid niet alle investerings-
instrumenten geschikt blijven.
De uitdaging voor corporate treasuries is de gevol-
gen van de regelgeving voldoende te kunnen inzien.
Niet alle regelgeving zal een directe impact hebben
op treasuries. Het zal vooral belangrijk zijn de impact
van de regelgeving te begrijpen op de dienstverle-
ning en het productaanbod van banken en financiële
instellingen aan bedrijven. Door bestaande diensten
en producten om te bouwen of alternatieven te
zoeken kan de impact van de nieuwe regelgeving
mogelijk worden geminimaliseerd.
29
Heeft u naar aanleiding van
dit artikel vragen over de impact
van regulering op treasury?
Neem dan contact op met
Sander de Vries
of
Pierre Wernert
via +31 35 692 89 89.
30
Column
Investment grade corporates, pak uw herfi nancieringskans!
We hebben het al vaak
gehad over de gevolgen
van de kredietcrisis voor de
financieringsmogelijkheden
van bedrijven. Over het
algemeen geldt dat het voor
ondernemingen sinds het begin van de crisis in
2008 veel moeilijker is geworden om bankfinancie-
ring aan te trekken. Dat is hoofdzakelijk het gevolg
van wereldwijde schuldafbouw door banken, in
reactie op nieuwe regelgeving, zoals Basel III. Deze
ontwikkelingen hebben voor Europese bedrijven
met het predicaat ‘investment grade’ echter ook
interessante mogelijkheden gecreëerd.
Basel III legt banken veel nieuwe regels op om
ervoor te zorgen dat hun bedrijfsvoering minder
risicovol wordt. Het algemene idee achter deze
regelgeving is dat banken tegenover risicovolle
financieringen ‘veilige’ passiva posten op hun
balansen dienen te plaatsen, zoals tier 1-aande-
lenkapitaal en extra kapitaalbuffers. Dat betekent
dat het voor banken duurder wordt om risicovolle
financieringen te verstrekken. Bovendien beschik-
ken banken hierdoor over minder ruimte om
middelen te verstrekken omdat risicovolle arrange-
menten een groter deel van de bankbalans opeisen
als gevolg van de extra kapitaalbuffers die nodig
zijn. Kort gezegd: banken willen zo veilig mogelijk
investeren.
Vanuit het perspectief van de bank behoren
financieringen aan bedrijven met een hoge
kredietwaardigheid tot de veilige investeringen.
In het bijzonder richten banken hun pijlen op
ondernemingen met een investment grade-rating
(een credit rating van BBB- of hoger) omdat de
gevolgen van Basel III voor die categorie relatief
gezien vrij gunstig uitvallen.
Helaas geldt voor de banken dat de vraag van
bedrijven naar bankfinanciering de afgelopen
jaren is gedaald. De kredietcrisis heeft de ogen
van bedrijven geopend en zij zijn opnieuw gaan
nadenken over hun financieringsstrategie. Een
heleboel bedrijven zijn met schuldafbouw begon-
nen en kiezen bovendien een bredere spreiding
in hun financieringsportefeuille; met behulp van
verschillende soorten financieringsbronnen trach-
ten zij hun risico’s te verminderen. Al met al is hun
totale financieringsbehoefte gedaald en wat wel is
overgebleven, wordt over diverse uiteenlopende
financieringsalternatieven verdeeld.
Het gevolg hiervan is dat banken allemaal op jacht
zijn naar dezelfde veilige investeringen. Terwijl
slechts een relatief klein deel van de Europese
bedrijven met een investment grade-rating daad-
werkelijk op zoek is naar bankfinanciering.
Dat betekent dat banken meer moeten gaan
concurreren om een plaats te krijgen in het
financieringsarrangement van bedrijven met het
predicaat ‘investment grade’. Deze concurrentie
oefent onmiskenbaar een gunstig effect uit op
de prijsstelling van banken.
Ik ben verrast door de lage prijzen die banken de
laatste tijd aan Nederlandse bedrijven met een
investment grade-rating hebben geboden.
Naar mijn overtuiging zijn er voor dergelijke
bedrijven in heel Europa momenteel interessante
mogelijkheden om relatief goedkope bank-
financiering te arrangeren. Dus waarom zou
u het spreekwoordelijke dak niet liever nu
repareren en de herfinancieringsmogelijkheden
bekijken, nu de zon schijnt!
Hidde ten Brink
Agenda
Omschrijving Locatie Datum
Zanders Risicomanagement Seminar Pensioenfondsen Amsterdam, NL 27 maart (ochtend)
Zanders Risicomanagement Seminar Banken & Verzekeraars Amsterdam, NL 27 maart (middag)
Zanders Academy Boot Camp Corporate Treasury Amsterdam, NL 2-4 april
ACT Annual Conference 2014 Glasgow, UK 14-16 mei
SAP Financials Nice, F 21-23 mei
SAP Annual Conference 2014 London, UK 8-9 juli
EuroFinance 2014 Budapest, H 15-17 oktober
AFP 2014 Washington, USA 2-5 november
DACT 2014 Noordwijk, NL 13-4 november
RiskMinds Banking 2014 Amsterdam, NL 8-12 december
Meer informatie over bovenstaande events vindt u op onze website: www.zanders.eu
31
De gangen van Universiteit Nyenrode hingen eind 2013
vol met affiches van onderzoeksprojecten die in heel
Europa waren uitgevoerd. Hier ontmoetten meer dan
vijftig delegaties van universiteiten, bedrijven, banken
en overheden elkaar om over supply chain finance
(SCF) te praten. SCF is onder gebruikers en acade-
mici een toverwoord geworden. En nu is er ook een
non-profit SCF Community gelanceerd om SCF verder
te ontwikkelen en de erkenning onder bedrijven en
beleidsmakers verder te vergroten.
Om SCF succesvol te laten zijn, is volgens de afge-
vaardigden niet alleen samenwerking op macroniveau
vereist, maar ook binnen organisaties. Volgens Michiel
Steeman, executive director van de SCF Community,
“dienen er nog heel wat bruggen gebouwd te worden,
want SCF staat nog in de kinderschoenen.” Beata
Wandachowicz-Krason, finance process manager bij
Philips en Dennis Baljeu, treasurer bij Vlisco Group,
vertelden hoe hun bedrijven SCF met succes weten toe
te passen. Beide sprekers belichtten de vele dimensies
van SCF: bedrijven kijken niet alleen naar de financiële
propositie, maar houden ook rekening met risico-
beheer en procesefficiency als stuwende krachten
achter een dergelijk project. Op overheidsniveau
heeft SCF inmiddels ook prioriteit gekregen.
Volgens schattingen van Lorike Hagdorn, director of
strategy bij TNO, kunnen de macro-economische
voordelen van een brede SCF-implementatie voor
Nederland wel EUR 2 miljard bedragen.
M3 Consultancy en Zanders verrichtten voor het
Nederlandse ministerie van Economische Zaken
onderzoek naar de waarde van SCF voor het midden-
en kleinbedrijf. Zij presenteerden de bevindingen van
dat project. Kort samengevat biedt SCF momenteel
nog slechts een fractie van haar mogelijke waarde aan
de economie en aan het mkb in het bijzonder. Om de
voordelen op grotere schaal te kunnen benutten, zijn
een bredere erkenning en een meer geïntegreerde
benadering van SCF noodzakelijk.
Lancering van de SCF Community
Op het gebied van SCF-initiatieven kan corporate
treasury het voortouw nemen. In de Zanders-
benadering voor financieel supply chain
management worden bij dergelijke strategische
projecten de financiële, risico- en
efficiencyperspectieven geïntegreerd.
Op zoek naar meer informatie?
Neem dan contact op met Tobias Schaad:
of +41 44 577 70 10.
Via een vooraanstaand internationaal netwerk ondersteunt Zanders de voortgaande ontwikkeling van supply chain finance
Zanders
Sinds de oprichting in 1994 is Zanders uitgegroeid tot een
toonaangevende onderneming op de kennisgebieden
treasury-management, risicomanagement en corporate finance.
Met vestigingen in Nederland, België, Zwitserland en het Verenigd
Koninkrijk werken onze 130 professionals voor corporates,
financiële instellingen en organisaties in de publieke sector.
De toegevoegde waarde van Zanders ligt vooral in haar
gespecialiseerde kennis en haar onafhankelijkheid.
Wij werken uitsluitend voor en in opdracht van klanten,
waardoor belangenverstrengeling wordt voorkomen.
Binnen onze expertisegebieden volgen wij alle ontwikkelingen op
de voet, om deze vervolgens op innoverende wijze toe te passen.
Van idee tot implementatie:• Strategie & organisatie
• Processen & systemen
• Modellering & waarderingen
• Structureren & arrangeren
Onze expertisegebieden:• Treasury management
• Corporate finance
• Risicomanagement
Onze Services:• Advisory services
• Interim services
• Outsourcing services
• Transaction services
Klantgebieden:• Corporates
• Financiële instellingen
• Publieke sector
www.zanders.eu
Zanders NederlandBrinklaan 134
1404 GV Bussum
+31 35 692 89 89
Zanders BelgiëPlace de l’Albertine 2, B6
1000 Brussel
+32 2 213 84 00
PostadresPostbus 221
1400 AE Bussum
Nederland
Zanders Engeland26 Grosvenor Gardens
London, SW1W 0GT
+44 20 7730 2510
Zanders ZwitserlandNieuw adres per 1-1-2014:
Gessnerallee 36
8001 Zürich
+41 44 577 70 10