584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

49
Vakdossiers 2002 Aardrijkskunde Herziening examenprogramma's havo/vwo

Transcript of 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Page 1: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Vakdossiers 2002

Aardrijkskunde

Herziening examenprogramma's

havo/vwo

Page 2: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Vakdossiers 2002

Aardrijkskunde

Herziening examenprogramma's

havo/vwo

Han Noordink

Enschede, december 2002VO/1571/D/02-289

Page 3: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Verantwoording

© 2002 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

Auteur: Han NoordinkOntwerp omslag: Ontwerpbureau 10, EnschedeLayout: Loes HamoenProductie: SLO

In opdracht van: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

BesteladresSLO, specialisten in leerprocessenDe heer Han NoordinkPostbus 2041, 7500 CA EnschedeTelefoon (053) 4840 258E-mail [email protected]

Page 4: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Inhoud

Voorwoord en verantwoording 5

1. Stand van zaken-onderzoek 71.1 Inleiding 71.2 De voornaamste vernieuwingen voor aardrijkskunde in de

tweede fase 71.3 Bestudering van vaktijdschrift en –publicaties 91.4 Overige bronnen 111.5 Conclusies 121.6 Literatuuropgave 13

2. Bevraging van auteurs en uitgevers van methodes 15

2.1 Verslag van het panel 152.2 Samenvatting van het panelverslag en conclusies 26

3. Voorlopig voorstel voor herziening van het examenprogramma aardrijkskunde havo/vwo 29

3.1 Waarom herziening? 293.2 Het huidige programma van het vak aardrijkskunde 293.3 Veranderingen in positie en studielast van het vak

aardrijkskunde 313.4 Bevindingen uit de vakdossiers aardrijkskunde 313.5 Voorstel voor herziening van het examenprogramma in 2005333.6 Speciale aandachtspunten 34

4. Slotbeschouwing 37

Page 5: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Voorwoord en verantwoording

Voor u ligt een van de vakdossiers 2002, die zijn samengesteld in het kader van het project Herziening examenprogramma’s havo/vwo.Doel van dit project is het bijdragen aan de beleidsvoorbereiding van de geplande herziening van deze examenprogramma’s. Bij deze herziening zal het gaan om zogenaamd “klein onderhoud”: een voornamelijk (maar niet alleen) technische aanpassing van programma’s, op basis van ervaringen met de uitwerking van het programma in de lespraktijk. Klein onderhoud staat tegenover groot onderhoud, waarbij de bestaande inhouden van vakken en hun positie ter discussie staan, en via experimenten nieuwe onderdelen kunnen worden getest. Voor enkele vakken (geschiedenis en economie) is dit groot onderhoud nu reeds in gang gezet. Groot onderhoud vormt een ander traject, dat los gezien moet worden van het project dat hier beschreven wordt.

Aanvankelijk was de bovengenoemde herziening gepland in 2003. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft echter besloten ze uit te stellen tot 2005, zodat ze gecombineerd kan worden met de veranderingen die zullen voortkomen uit de aanpassing van de profielstructuur van de tweede fase (die bekend staat onder de naam Continuïteit en vernieuwing). Voor veel vakken zal deze operatie een verandering betekenen in hun hoeveelheid studielasturen en/of hun positie binnen de profielen dan wel in de tweede fase als geheel. Ook dit heeft natuurlijk zijn consequenties voor de examenprogramma’s van deze vakken.

Het vakdossier bevat allereerst een stand van zaken-onderzoek. Vaktijdschriften, vakpublicaties en het internet zijn bekeken op relevante onderzoeksgegevens of gedocumenteerde praktijkervaringen, die ons wijzer maken over hoe het gaat met het vak in de tweede fase.

Vervolgens bevat het vakdossier verslagen van een bevraging van auteurs en uitgevers van methodes voor het vak in de tweede fase. Hen is, in interviews of panelbijeenkomsten, gevraagd naar hun ervaringen met het vormgeven aan en invullen van de eindtermen en het examenprogramma. Daarbij ging het vooral om de vraag waar zij problemen hebben ervaren, en waar dus potentiële aanknopingspunten liggen voor revisie. (De vakdossiers Informatica en Algemene NatuurWetenschappen vormen een uitzondering: zij voerden de bovengenoemde bevraging al uit ten behoeve van het vakdossier 2001).

Het derde deel van het vakdossier bevat een voorlopig voorstel voor herziening van het examenprogramma havo/vwo, geschreven op verzoek van het Tweede Fase Adviespunt en het ministerie van

5

Page 6: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In dit voorstel is alle informatie verwerkt die met betrekking tot het bewuste vak in het project verzameld is sinds 2000. Tegelijk wordt rekening gehouden met de plannen ten aanzien van het vak in het kader van Continuïteit en vernieuwing.Dit voorstel draagt om meerdere redenen een zeer voorlopig karakter. Ten eerste zal het (in verkorte vorm) voorwerp zijn van een raadpleging onder docenten in het betreffende vak, te organiseren door het Tweede Fase Adviespunt. Met de resultaten daaruit zal uiteraard rekening worden gehouden in het definitieve voorstel. Ten tweede is er ook nog lang geen definitieve uitwerking van Continuïteit en vernieuwing: diverse groeperingen moeten nog worden geraadpleegd en hun commentaar moet nog worden verwerkt, de minister moet daarna reageren, de Kamer reageert vervolgens weer op wat de minister haar aanbiedt. Hopelijk zal dit alles zijn bestek krijgen in 2003.

Het vakdossier sluit af met een beschouwing. Hierin worden de gegevens uit het voorgaande afgewogen, om een antwoord te kunnen geven op de vraag: hoe is het nu, in 2002, gesteld met het bewuste vak in de tweede fase? Is het een problematisch vak, in vergelijking met andere vakken? Zo ja, wat zijn de problemen die met voorrang moeten worden aangepakt? Hoe verhouden die zich tot het examenprogramma en de eindtermen?De aanwezigheid van het derde deel van het vakdossier, het voorlopige voorstel tot herziening, maakt dat de slotbeschouwing dit jaar in het algemeen beknopt zal zijn.

Uitgangspunt bij de samenstelling van de vakdossiers is geweest het bijeenbrengen van systematisch vergaarde en betrouwbare informatie, om te garanderen dat een voor de herziening bruikbaar dossier ter tafel ligt, en om de kans te maximaliseren dat herziening zal plaatsvinden op grond van gegevens, in plaats van toevallige impressies en opinies. De gegevens zijn systematisch vergaard via procedures die in de bewuste paragrafen zelf staan beschreven. De betrouwbaarheid van de informatie wordt bevorderd doordat informatie vergaard is uit verschillende bronnen (vakpublicaties, interviews, panels) en vanuit verschillende perspectieven (docenten, didactici/experts, toetsontwikkelaars, auteurs en uitgevers van methodes, beleidsmakers). Dit dan gezien over de hele periode 2000-2002.

Dit vakdossier is in de eerste plaats bestemd voor de opdrachtgever (ministerie van OC&W), maar richt zich daarnaast tot lezers uit de sfeer van de vakverenigingen en vaktijdschriften, van Citogroep en CEVO, van de Landelijke Pedagogische Centra, van het Tweede Fase Adviespunt en de Inspectie, van het Platform van vakinhoudelijke verenigingen, en van educatieve uitgevers en methodeschrijvers. De auteurs en uitgevers van methodes die dit jaar hebben meegewerkt aan de bevraging krijgen het uiteraard toegezonden. Geïnteresseerden die het niet vanzelf toegezonden krijgen, kunnen het bestellen via elektronische weg bij de vakmedewerker/auteur van het dossier, vermeld op de titelpagina, in dit geval [email protected]. Men krijgt een gedrukt exemplaar toegezonden zolang de voorraad strekt, en daarna de tekst per e-mail.

6

Page 7: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Een nog eenvoudiger manier is de tekst downloaden via de website www.slo.nl (voortgezet onderwijs, tweede fase/studiehuis, herziening examenprogramma’s havo/vwo, vak). De vakdossiers van 2000 en van 2001 kunnen ook nog gedownload worden van deze website.

Rest mij degenen te bedanken die dit jaar meegewerkt hebben aan de vakdossiers: de bevraagde auteurs en uitgevers van methodes, het Tweede Fase Adviespunt, en uiteraard de SLO-medewerkers. Dankzij hun ligt dit vakdossier nu voor u.

Helge Bonset,projectleider.

7

Page 8: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

1. Stand van zaken-onderzoek

1.1 Inleiding

In dit beknopte stand van zaken-onderzoek beschrijven we de stand van zaken ten aanzien van het vak aardrijkskunde tot oktober 2002. Het is een vervolg op en actualisering van het stand van zaken-onderzoek in de vakdossiers aardrijkskunde 2000 en 2001. Ook nu weer gaat het om de vraag: hoe is het gesteld met de beoogde vernieuwingen van het vak in de tweede fase, en welke knelpunten en successen zijn daarbij te onderscheiden?

In paragraaf 1.2 worden de beoogde vernieuwingen van het vak aardrijkskunde beschreven. Deze paragraaf is identiek aan de corresponderende paragraaf in de vorige vakdossiers.In paragraaf 1.3 wordt beschreven welke artikelen de tijdschriften voor het vak aardrijkskunde het afgelopen jaar hebben gewijd aan het vak in de tweede fase. Het accent ligt daarbij, evenals vorige jaren, op artikelen die onderzoeksgegevens of praktijkervaringen bevatten. Daarnaast zijn andere relevante publicaties bekeken.Paragraaf 1.4 beschrijft het resultaat van bestudering van overige bronnen met betrekking tot het vak aardrijkskunde in de tweede fase, via een zoektocht op het internet.Conclusies uit de paragrafen 1.3 en 1.4 worden getrokken in paragraaf 1.5. Daarbij wordt ook gekeken naar de conclusies uit de stand van zaken-onderzoeken van de voorgaande jaren.

1.2 De voornaamste vernieuwingen voor aardrijkskunde in de tweede fase

Positie van het vak in de tweede faseAardrijkskunde maakt deel uit van het profiel Economie en maatschappij.Daarnaast bestaat voor leerlingen de mogelijkheid het vak te kiezen in het (examenverplichte) vrije deel en tijdelijk als profielvak binnen het profiel Cultuur en maatschappij. Indien het vak culturele en kunstzinnige vorming 2,3 definitief in het profiel Cultuur en maatschappij is opgenomen verdwijnt hier de keuzemogelijkheid voor aardrijkskunde.Het gaat in alle gevallen om een vak dat door middel van een schoolexamen en een centraal examen afgesloten wordt en het omvat 360 SLU (vwo) of 200 SLU (havo).

8

Page 9: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Hieronder worden de belangrijkste vakinhoudelijke en vakdidactische vernieuwingen kort toegelicht.

Vaardigheden en werkwijzenZelfstandig leren is een belangrijk aspect van de tweede fase. Dit komt met name tot uitdrukking in het domein A Vaardigheden en werkwijzen. Deze vaardigheden en werkwijzen komen aan de orde in samenhang met de overige domeinen. Voor domein A zijn dan ook niet apart SLU berekend.Leerlingen moeten in staat gesteld worden zelfstandig belangrijke maatschappelijke vragen te bestuderen. Aardrijkskunde biedt daarvoor een geografisch instrumentarium. Van belang is dat geografische kennis, vaardigheden en werkwijzen kunnen worden toegepast in nieuwe situaties.

Bij de vaardigheden gaat het om: de meer algemene vaardigheden, zoals informatievaardigheden en

onderzoeksvaardigheden; de vakspecifieke vaardigheden. Concreet gaat het om

kaartvaardigheden (kaartselectie, kaartlezen, kaartanalyse, kaartinterpretatie, kaartproductie; met gebruikmaking van ICT) en het toepassen van geografische werkwijzen (vergelijken, relaties leggen en het wisselen van analyseniveau, schaal en dimensie bij het onderzoeken van een geografisch verschijnsel of gebied).

De inhoudelijke domeinenDoor de thematische ordening van de domeinen is het systeem van regionale examenonderwerpen verlaten. Bij de selectie van thema’s is gekozen voor thema’s die zicht bieden op belangrijke maatschappelijke veranderingen als ecologisering, individualisering, informatisering, internationalisering en regionalisering. De inhoudelijke thema’s zullen worden bestudeerd in verschillende regionale kaders en op verschillende schaalniveaus.Verder is het domein ‘de eigen regio’ relatief nieuw. Het sluit aan op het domein ‘de eigen omgeving’, dat in de basisvorming deel uitmaakt van het programma. De eigen omgeving vormt een betekenisvolle en ervaringsrijke context waarbinnen verschijnselen en processen op geografische wijze kunnen worden bestudeerd.

Totaaloverzicht van de domeinen (havo en vwo), met indicatie of het een nieuw

onderdeel (n), een afgeleid onderdeel (a) of een deels nieuw, deels afgeleid

onderdeel (n/a) betreft.

Domeinen nieuw of

afgeleid

domeinen

havo

domeinen vwo

Vaardigheden en werkwijzen

Politiek en ruimte

Regionale beeldvorming

Vervoer en migratie

Vervoer en ruimtelijke

inrichting

Migratie en mobiliteit

n/a

n

n

a

n

n/a

a

A

B

C

D

A

B

C

D

E

F

9

Page 10: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Mens en milieu

Natuur en milieu

Actieve aarde

Eigen regio

n/a

n

n

E

F

G

H

De inhoudelijke domeinen rouleren over het school- en het centraal examen.

Het ministerie maakt bekend welke twee (havo) of drie (vwo) inhoudelijke

domeinen naast het domein A deel uitmaken van het centraal examen.

Het schoolexamen gaat (naast domein A) over de resterende domeinen:

op havo twee van de vier inhoudelijke domeinen (B t/m E) en daarnaast het

zelfstandig aardrijkskundig onderzoek in de eigen regio (domein F).

op vwo drie van de zes inhoudelijke domeinen (B t/m G) en het zelfstandig

aardrijkskundig onderzoek in de eigen regio (domein H).

Praktische opdrachten en profielwerkstukHet schoolexamen bestaat uit een examendossier dat in de loop van de tweede fase gevuld wordt. Het bestaat uit de volgende onderdelen: toetsen (met gesloten en/of open vragen), praktische opdrachten, profielwerkstuk, activiteiten in het kader van het handelingsdeel.

Praktische opdrachten zijn in eerste instantie bedoeld om de vaardigheden te oefenen. Bij aardrijkskunde betreft het studie- of onderzoeksopdrachten over ruimtelijke verschijnselen en processen in regionale contexten. Leerlingen moeten in ieder geval een onderzoeksopdracht in de eigen regio uitvoeren. Bij de praktische opdrachten kunnen verschillende ICT-toepassingen gebruikt worden.Het profielwerkstuk is een uitgebreide praktische opdracht waarbij meer vakken uit het profiel betrokken kunnen zijn. Wanneer aardrijkskunde hieraan bijdraagt dan betreft het een studie- of onderzoeksopdracht over ruimtelijke verschijnselen in concrete regionale contexten.

SamenhangZoals vermeld dienen vakinhouden uit de inhoudelijke domeinen (opgenomen in de domeinen B en verder) en de algemene en vakspecifieke vaardigheden (domein A) in samenhang te worden aangeboden. Een ander soort samenhang betreft de afstemming met andere vakken. In eerste instantie gaat het om de vakken maatschappijleer, geschiedenis en economie, die ook een vergelijkbaar domein A bevatten. Die afstemming kan onder meer gestalte krijgen in het profielwerkstuk.Aanknopingspunten met de natuurwetenschappelijke vakken zijn vooral te vinden in de domeinen Natuur en milieu (havo), Mens en milieu (vwo) en Actieve aarde (vwo).Verder kent het aardrijkskunde programma ook een aantal vakoverstijgende thematieken (natuur- en milieu-educatie, multiculturele samenleving, ontwikkelingseducatie, Europese vorming).Tenslotte is er sprake van aansluiting met de basisvorming, doordat de programma’s op een vergelijkbare wijze zijn geordend (vaardigheden, thematische domeinen en de eigen omgeving/regio).

10

Page 11: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

1.3 Bestudering van vaktijdschrift en –publicaties

Vaktijdschrift GeografieVoor dit gedeelte van het onderzoek hebben we het tijdschrift 'Geografie' (vanaf oktober 2001 tot en met oktober 2002) gescreend op artikelen met betrekking tot het vak aardrijkskunde in de tweede fase. (Katie Oost, januari 2002) Er wordt in dit artikel gereageerd op de

notitie 'Hoofdlijnen herijking Tweede Fase havo/vwo'. Het zou kunnen dat aardrijkskunde als verplicht profielvak in het profiel Economie en maatschappij verdwijnt en keuzevak wordt. De reactie van een aantal docenten wordt gegeven. Met hen is het KNAG van mening dat het vak aardrijkskunde onmisbaar is in het profiel Economie en maatschappij. Ter onderbouwing van dit standpunt wordt gesteld: 'Aardrijkskunde biedt leerlingen een mondiaal en cultureel perspectief , vanuit een ruimtelijke invalshoek. Bij aardrijkskunde leren leerlingen onderzoek te doen in de werkelijkheid. De praktische opdrachten zijn vaak van hoge kwaliteit en van belang voor het vervolgonderwijs, omdat er in de concrete ruimte van de eigen omgeving onderzoek wordt gedaan. ICT vindt regelmatig een plaats in de lessen en bij het onderzoek.'

(Katie Oost, februari 2000) Een korte toelichting wordt gegeven op het werk van de KNAG Commissie Aardrijkskunde Tweede Fase. Deze heeft zich gebogen over de eerste opzet van een nieuw examenprogramma aardrijkskunde. Men heeft hiervoor de volgende uitgangspunten gekozen:a. Meer samenhang in het programma, tot uitdrukking komend in de inhoud, de relatie tussen vaardigheden en inhoud, de relatie tussen sociale en fysische geografie.b. Aandacht voor mondiale processen en structuren.c. Aandacht voor gebieden.d. Aandacht voor de fysische geografie.Op de KNAG onderwijsdag (december 2001) is hierover gediscussieerd. Toen is onder meer geconcludeerd dat er tevens gekeken moet worden naar een betere differentiatie tussen het havo- en vwo-programma (differentiatie naar hoeveelheid stof, abstractieniveau en vaardigheden). Tevens is opnieuw de dringende wens geuit (zie ook eerdere vakdossiers) dat eindexamenonderwerpen ook in het schoolexamen getoetst kunnen worden.

(Ton van Rietbergen, februari 2002) In de rubriek 'De geotherapeut' komt de vermeende niveaudaling van het aardrijkskunde onderwijs ter sprake. Enkele reacties van tweede fase-docenten worden weergegeven. De overkoepelende conclusie die getrokken wordt, is dat de schoolaardrijkskunde weer concreet moet worden. Door een docent wordt gesproken over de huidige 'onrealistische eindtermen van het eindexamen' (met 'de daarbij horende holle, abstracte kretologie'). Een andere docent is van mening dat leerlingen 'worden vermoeid met geografische onderzoekmethoden en -technieken'. Deze docent zou meer aandacht willen zien voor concrete regio's.

(Salomon Kroonenberg, maart 2002) Deze hoogleraar aan de Faculteit der Toegepaste Aardwetenschappen TU Delft is tevens

11

Page 12: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

voorzitter van de Commissie De Aarde op school. Hij geeft ongevraagd advies aan de KNAG Commissie Aardrijkskunde Tweede Fase en bepleit een heldere, krachtige natuurwetenschappelijke leerlijn Aarde zichtbaar te maken. 'Wie in de tweede fase van het vwo een profiel Natuur en techniek of Natuur en gezondheid kiest, hoort helemaal niets meer over de aarde tenzij hij of zij een keuzevak aardrijkskunde kiest, maar ook daar gaat maar weer 20 procent over de aarde', is zijn stelling.

(Henk Donkers, april 2002) De bevindingen worden gegeven van een bijeenkomst met zo'n zeventig 'belanghebbenden' (docenten, auteurs, lerarenopleiders, enzovoort) die hebben gekeken naar de eerste voorstellen van de Commissie Aardrijkskunde Tweede Fase. De eerste reacties over de richting waarin het programma gaat, zijn positief. Zo is er waardering over de balans tussen fysisch- en sociaal-geografische verschijnselen en invalshoeken, en tussen de thematische en regionale benadering. Ook is men het eens met de grotere aandacht voor de wereld buiten Nederland en de mate waarin het voorgestelde nieuwe programma overzichtskennis biedt. Verder zou het de herkenbaarheid en identiteit van het vak kunnen vergroten. Naast deze positieve geluiden zijn er echter nog veel vragen die beantwoord moeten worden.

(Jaap W. Focke, mei 2002) Er wordt een pleidooi gegeven voor een steviger positie van aardrijkskunde in de tweede fase: niet alleen handhaving in het profiel Economie en maatschappij, maar ook opname in de profielen Natuur en techniek en Natuur en gezondheid. Aardrijkskunde is in staat de brug te slaan tussen de menswetenschappen en de natuurwetenschappen. Kritiek is er ook: 'het fysisch-geografisch aandeel in het onderwijsvak is over de jaren belangrijk minder geworden'.

(Tine Béneker, mei 2002) Schoolboekenauteurs, docenten en examenmakers worstelen met de vraag hoe ze moeten omgaan met de geografische werkwijzen, zoals die in de examenprogramma's beschreven staan. In het artikel worden de problemen geanalyseerd en toegelicht:- Men mist 'een duidelijke paraplu' die leerlingen en docenten zou

kunnen helpen bij het maken van een onderscheid tussen de manieren waarop vakken (in algemene zin) tegen verschijnselen kijken.

- De precieze betekenis van de verschillende werkwijzen is niet duidelijk. 'Zo is het verschil tussen het wisselen van analyseniveau en het veranderen van schaal onduidelijk.'

- Er ontbreekt een duidelijke relatie tussen de geografische werkwijzen en de inhoudelijke domeinen.

(Katie Oost, juni 2002) Berichtgeving over de aanbieding van een petitie aan de tweede kamer. In deze petitie wordt gepleit voor het behoud van aardrijkskunde als verplicht vak in het profiel Economie en maatschappij.

(Leon Vankan, september 2002) In dit artikel wordt een reactie gegeven op het eerder verschenen artikel over aardrijkskundige werkwijzen (zie hierboven, artikel Tine Béneker). Volgens Vankan is het belangrijkste probleem niet de keuze en de invulling van de werkwijzen in het examenprogramma, maar de onbekendheid

12

Page 13: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

ermee. 'Het gaat bij aardrijkskunde niet om het aanbrengen van een wereldbeeld, maar om het zelfstandig leren opbouwen van een wereldbeeld want daar heb je ook nog wat aan als je schoolse kennis al lang vergeten en verouderd is. Aardrijkskunde moet leerlingen naast een globaal wereldbeeld ook het gereedschap leveren om dat wereldbeeld voortdurend bij te stellen en daarvoor heb je aardrijkskundige werkwijzen nodig.' Verder komt het werk van de Expliciteringscommissie (het rapport is inmiddels gereedgekomen) voor een groot deel tegemoet aan de geschetste problemen.

1.4 Overige bronnen

We raadpleegden de volgende documenten: De Tweede Fase een fase verder (inspectierapport, oktober 2001); Continuïteit en vernieuwing (beleidsnotitie); Monitoring tweede fase, 2001-2002, verslag van peiling 2 onder

starters '98 en starters '99; Voortgangsjournaals nr. 7 tot en met 14 (oktober 2001 tot en met

oktober 2002) van het Tweede Fase Adviespunt.In deze stukken wordt aardrijkskunde (vrijwel) nergens expliciet genoemd. Telkens gaat het om de grote lijnen en vrijwel niet om vakspecifieke consequenties of implicaties. In het inspectierapport 'De Tweede Fase een fase verder' komen met name de verworvenheden en knelpunten van de tweede fase in beeld.Het monitoringsonderzoek geeft een inventarisatie van de mate van tevredenheid die op scholen en bij docenten heerst ten aanzien van de tweede fase, aangevuld met verwachtingen en wensen die op scholen leven.De beleidsnotitie 'Continuïteit en vernieuwing' is een visie op de richting waarin de tweede fase zich zou moeten ontwikkelen. De notitie valt in principe buiten de kaders van dit stand van zaken-onderzoek, maar heeft wel duidelijke implicaties voor de structuur van de profielen en de plaats en omvang van de vakken in de toekomstige tweede fase. Zie hiervoor hoofdstuk 3.

Verder is gezocht op de volgende websites: www.tweedefase-loket.nl (vakkenpagina en het vermelde monitoringsonderzoek); www.digischool.nl (bij Vakcommunity Aardrijkskunde); www.owinsp.nl; www.knag.nl. Met uitzondering van de site van het KNAG, was er op geen van deze sites informatie over of discussie met betrekking tot het vak aardrijkskunde in de tweede fase te vinden. Op de KNAG site wordt melding gemaakt van de bedreigde positie van het vak in het profiel Economie en maatschappij. Men geeft standpunten en argumenten ter onderbouwing van de opvatting dat aardrijkskunde deel moet blijven uitmaken van genoemd profiel: Het vak is onmisbaar in het profiel: het biedt leerlingen een

mondiaal en cultureel perspectief, vanuit een ruimtelijke invalshoek.

13

Page 14: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Er is geen verschil tussen geschiedenis en aardrijkskunde. Het zijn allebei algemeen vormende vakken en het gelijkheidsprincipe moet gelden.

De doorstroomrelevantie is geen issue: (mede) daarom hoeft geschiedenis geen voorkeurspositie te krijgen in het profiel.

Verder wordt op de site informatie gegeven over het werk van de KNAG Commissie Aardrijkskunde Tweede Fase. De commissie levert begin 2003 haar product op. Docenten worden opgeroepen deel te nemen aan de regionale discussiebijeenkomsten.

1.5 Conclusies

Het afgelopen jaar is er weinig gepubliceerd over de stand van zaken van het vak aardrijkskunde in de tweede fase. Aan de berichtgeving kunnen dan ook niet al te zware conclusies verbonden worden.In de achter ons liggende maanden is er sprake van 'een pas op de plaats in afwachting van de zaken die komen gaan'. Een belangrijk gegeven daarbij is het werk van de KNAG Commissie Aardrijkskunde Tweede Fase, die de opdracht heeft gekregen een advies uit te brengen over de inhoud van het aardrijkskunde programma tweede fase havo/vwo. Naar verwachting zal de commissie begin 2003 haar rapport opleveren. Door het KNAG wordt hierover met enige regelmaat via de website en in het vaktijdschrift Geografie gecommuniceerd.

Verder heeft het ministerie van OC&W begin dit jaar aan de Expliciteringscommissie Aardrijkskunde havo/vwo de opdracht gegeven de examenprogramma's aardrijkskunde voor havo en vwo te voorzien van een explicitering. Naar verwachting zal de CEVO de expliciteringen van de domeinen in het najaar publiceren. Zie hiervoor ook hoofdstuk 3.

Met enige regelmaat wordt gesproken over de dreiging dat aardrijkskunde straks niet meer een verplicht profielvak in het profiel Economie en maatschappij is. Aansluitend hierbij wordt door sommigen beklemtoond dat aardrijkskunde ook een belangrijke betekenis heeft (of moet hebben) in relatie tot de beide natuurprofielen.

Tot slot: in een tweetal artikelen zijn de problemen met betrekking tot het omgaan met geografische werkwijzen belicht. Zo wordt gesteld dat de precieze betekenis van deze werkwijzen niet geheel duidelijk is en dat er ook onduidelijkheid bestaat over de relatie tussen werkwijzen en inhoudelijke domeinen. Aan de andere kant wordt beweerd, dat niet zozeer de keuze en invulling van werkwijzen het probleem is, als wel de onbekendheid ermee.

1.6 Literatuuropgave

Ankoné, Henk, Aardrijkskunde. Voorlichtingsbrochure havo/vwo actuele stand van zaken invoering tweede fase. SLO, Enschede, 1996

14

Page 15: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Ankoné, Henk, Checklist leermiddelen Aardrijkskunde, tweede fase. SLO, Enschede, 1997

Erp Taalman Kip, Bruno van, Syllabus Aardrijkskunde, met voorbeeldexamens voor de centrale examens in de tweede fase havo/vwo. Cito/CEVO, Arnhem, 1998

Ministerie van OC&W, Cƒi, Maatschappelijke vakken. Examenprogramma’s profielen vwo/havo. Sdu, Den Haag, 1998

Vaart, Rob van der, 'Naar vernieuwing van de examenprogramma’s aardrijkskunde in havo en vwo.' In: Naar vernieuwing van de examenprogramma’s havo en vwo. SLO, Enschede, 2000

Vankan, Leon, 'Verandert de praktijk van de schoolaardrijkskunde? De rol van het leerplan en het schoolboek.' In: Leren denken in de mens- & maatschappijvakken, conferentiemap. Instituut voor leraar en school, KUN-HAN, 2001.

Artikelen uit Geografie (oktober 2001 tot en met oktober 2002) in chronologische volgorde:

Oost, Katie, 'Geen noodklokken, wel alarmfase één', januari 2002

Oost, Katie, 'Globale opzet nieuw examenprogramma', februari 2002

Rietbergen, Ton van, Rubriek 'De Geotherapeut': De schoolaardrijkskunde moet weer CONCREET worden, februari 2002

Kroonenberg, Salomon, 'Vak Aardrijkskunde moet krachtige, natuurwetenschappelijke leerlijn Aarde krijgen', maart 2002

Donkers, Henk , 'Commissie Aardrijkskunde Tweede Fase legt zijn eerste ei', april 2002

Béneker, Tine, 'Geografische werkwijzen. Wie worstelt er niet mee in de Tweede Fase?', mei 2002

Focke, Jaap W., 'Pleidooi voor steviger positie Aardrijkskunde in Tweede Fase', mei 2002

Oost, Katie, 'Aardrijkskunde verplicht vak in Economie en Maatschappij', juni 2002

Vankan, Leon, 'Aardrijkskundige werkwijzen: Onmisbaar gereedschap om aardrijkskunde te leren', september 2002.

15

Page 16: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

16

Page 17: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

2. Bevraging van auteurs en uitgevers van methodes

In de vakdossiers 2000 en 2001 zijn de perspectieven geïnventariseerd van docenten, didactici/experts, leerlingen en medewerkers van Citogroep en CEVO op het vak aardrijkskunde in de tweede fase. In dit deel wordt deze inventarisatie aangevuld vanuit het perspectief van auteurs en uitgevers van tweede fase-methodes voor aardrijkskunde. Het doel is om de ervaringen van auteurs en uitgevers op tafel te krijgen met het vormgeven aan en invullen van de eindtermen van het examenprogramma. Daarbij gaat het vooral om de vraag waar zij problemen hebben ervaren en dus potentiële aanknopingspunten liggen voor revisie.

Voor aardrijkskunde bestaan er zes methodes (stand van zaken voorjaar 2002). Dat zijn: Aarde in kaart (EPN), Atlantis (ThiemeMeulenhoff), De Geo (ThiemeMeulenhoff), Global Village (ThiemeMeulenhoff), Terra (WoltersNoordhoff), Wereldwijs (Malmberg). Er is gekozen voor een panelbespreking, waarvoor alle auteurs en uitgevers van bovengenoemde methodes zijn uitgenodigd.

2.1 Verslag van het panel

De panelbijeenkomst is gehouden op donderdag 21 februari 2002.Aanwezig waren: Han Noordink (SLO, voorzitter), Hans de Jong (EPN), Ivo Sicking (Malmberg), Maarten Terlingen (Malmberg), Jocelyn Remmers (Wolters Noordhoff), Henk Ankoné (toehoorder SLO), Bruno van Erp Taalman Kip (toehoorder Cito). Aan dit verslag zijn op het eind de binnengekomen schriftelijke reacties toegevoegd. Deze zijn integraal overgenomen.

Aan de auteurs en uitgevers zijn van tevoren de volgende vragen voorgelegd:1. Hoe makkelijk of moeilijk bleek het bij het maken van de methode

om voor de verschillende domeinen en eindtermen goed lesmateriaal te ontwerpen?

2. Bij de domeinen en/of eindtermen waarvoor dit moeilijk bleek: wat waren dan de specifieke problemen?

3. Geeft u dit aanleiding tot suggesties voor schrapping, aanvulling of verduidelijking met betrekking tot de bewuste eindterm(en) of het bewuste domein?

4. Heeft u nog andere suggesties voor herziening van het examenprogramma als geheel? Zo ja, uit welke ervaringen als auteur of uitgever komen die voort?

17

Page 18: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Opmerkingen/conclusies ten aanzien van domeinen en eindtermen examenprogramma aardrijkskunde vwo

AlgemeenHet is lastig om van de programma's met hun onsamenhangende structuur, een samenhangende methode te maken.Met name het domein Regionale beeldvorming is moeilijk om op een geografische wijze te vertalen. Welke kant ga je uit? De mogelijkheden daarin zijn zeer divers.De examens worden niet al te diepgaand geformuleerd omdat de Citogroep weet dat uitgevers verschillend met de domeinen en eindtermen omgaan.

Domein A, Vaardigheden en werkwijzenSubdomein KaartvaardighedenSamenvattend:Moeten de leerlingen de vaardigheden formeel of instrumenteel kennen? Bij het maken van werkstukken moeten leerlingen toch weten hoe ze bijvoorbeeld bodemgebruik of het stemmen op een politieke partij in kaart kunnen brengen en weten hoe zo'n kaart heet. Algemene conclusie in deze: de leerlingen moeten sowieso kaartvaardigheden 'kunnen hanteren'.Over formele kennis ten aanzien van de vaardigheden zijn de meningen verdeeld. Door de vele aandachtspunten zou er tijdgebrek ontstaan als alles formeel gekend moet worden.Mogelijke oplossing: op examens kan ook extra informatie/bronnen gegeven worden. Een voorbeeld is het geven van diverse soorten projecties met de namen erbij en het onderscheid ertussen. Leerlingen moeten dan deze informatie in kaarten kunnen lezen. Een ander idee: deze extra informatie in een soort van bronnenboek verwerken zodat het beschikbaar is.

Overige opmerkingen: Het niet expliciteren maar koersen op 'een beetje van dit en een

beetje van dat' zonder de diepte in te gaan, maakt van het vak aardrijkskunde een vaag vak.

De behandeling van leerstof moet functioneel zijn. Er blijft enige frictie: voor je het kan toepassen moet je de stof ook

formeel kennen!

Subdomein InformatievaardighedenSamenvattend:Uitgevers kunnen hiermee (bijna allemaal) uit de voeten als het de bedoeling is de vaardigheden instrumenteel bij de domeinen aan bod te laten komen.

Overige opmerkingen: Het belangrijkste aandachtspunt is het duidelijk maken aan

leerlingen wat het verschil is tussen verklaren en beschrijven.

18

Page 19: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

De terugkerende vraag is of je de vaardigheden instrumenteel of formeel zou moeten kennen. Een voorbeeld is eindterm 4c, 2e aandachtstreepje, 2e punt: 'generalisatie(s) formuleren en beargumenteren met behulp van:- een rechtvaardigingsregel in de vorm van algemene geografische principes ontleend aan de benaderingswijzen (afstands-, implicatie-, uniciteits-, relationele, en evolutionaire principe.)'De onduidelijkheid resulteert waarschijnlijk in verschillende methodes.

Subdomein OnderzoeksvaardighedenEr zijn geen op- of aanmerkingen.

Subdomein Oriëntatie op studieEr zijn geen op- of aanmerkingen.

Domein B, Politiek en ruimteOpmerkingen: Eindterm 11 (a): wat moeten de leerlingen er precies van weten?

Het onderscheid tussen landbouw, industrie en diensten is lastig. Van deze drie is landbouw nog het beste te doen.

De subdomeinen staan wat los van elkaar; met name het laatste domein (Economie en politiek-ruimtelijke organisatie). Hierin ligt de nadruk meer op economie en er staat relatief weinig over de politiek-ruimtelijke organisatie.

Voordat je aan domein B begint, moeten er eerst een paar begrippen duidelijk zijn met betrekking tot mobiliteit, migratie, suburbanisatie, groeikernen, enzovoort.

Dit jaar is het subdomein Ruimtelijk gedrag (eindterm 10) geschrapt, maar het schrappen van subdomein Economie en politiek-ruimtelijke organisatie (eindterm 11) was logischer geweest.

Domein C, Regionale beeldvormingSamenvattend: Het hele domein is erg gericht op de vaardigheid om een geografisch beeld te kunnen maken en te kunnen beoordelen of een geografisch beeld juist is.

Overige opmerkingen: S.v.p. duidelijker formuleren in welke richting er gedacht moet

worden. Een van de uitgevers mist de relatering aan geleding van de

wereld; duidelijke toepassingsregio's erbij zouden wellicht handig zijn.

Domein D, Migratie en mobiliteitSamenvattend:Ook hier worden concrete begrippen gemist. Niet zozeer de beschrijvende begrippen, maar die van conceptuele en instrumentele

19

Page 20: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

aard. Begrippen als 'gebruikswaarde' en 'toekomstwaarde' zijn moeilijk in te vullen (eindterm 17).

Overige opmerkingen:Bij dit domein zijn er wat 'schrapopties' te benoemen. Zo hangt het laatste subdomein (Mobiliteitsvraagstukken, eindterm 17) er wat los bij. Vanuit Citogroep leeft verder de gedachte om eindterm 16b te schrappen. Hier komt in feite alleen het Schengenakkoord in beeld. De meerderheid gaat daarmee akkoord.

Domein E, Vervoer en ruimtelijke inrichtingSamenvattend:De eindtermen in dit domein zijn nogal algemeen geformuleerd (met name eindterm 19). Waarschijnlijk omdat de situatie snel verandert.De meningen om hier eindtermen (of delen daarvan) te schrappen, lopen uiteen. Een begrip als 'global shift' kun je niet zomaar schrappen.

Domein F, Mens en milieuSamenvattend:Dit domein mogelijk beperken tot een paar kenmerkende elementen. Het is een tamelijk fors domein. Het gaat in feite om de zes landschappen waarvan je een aantal kenmerkende landschapselementen moet kunnen benoemen (bijvoorbeeld grondsoort en hoogteligging). Het is echter lastig om een grens te trekken: tot welke elementen wil je je beperken?

Overige opmerkingen: Uitgaan van het landschap zoals dat er nu uitziet? Maar leidt dat

niet alleen tot beschrijving (in plaats van ook verklaring)? Het is het meest duidelijk om van de kaart uit te gaan. Al is het de

vraag of dit voldoende inperking oplevert. Het kan wel tot vereenvoudiging leiden.

Domein G, Actieve aardeSubdomein PlatentektoniekSpecifieke opmerkingen over eindterm 27: Het gaat hier met name om endogene processen. Doen we niets aan afbraakprocessen? Dat zie je het meest in

Nederland en daarbij creëer je een grotere betrokkenheid van leerlingen. (Bij 27c komt overigens wel het afbraakproces voor.)

Specifieke opmerkingen over eindterm 28: Als je deze eindterm handhaaft, dan moet je er paal en perk aan

stellen. Het is de vraag of je onderdeel 28a moet handhaven. Eventueel

kun je 'handstukken' weglaten. Maar dat maakt het wel heel theoretisch.

Overige opmerkingen: Gesteenten en fossielen: welke?! Misschien zijn vuistregels handig.

Bijvoorbeeld soorten; waar kan je ze vinden, kenmerken, enzovoort.

20

Page 21: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Het geheel bij voorkeur op Nederland betrekken (al is het eigenlijk een mondiaal domein!)

Subdomein Klimaat en klimaatveranderingenSpecifieke opmerkingen over eindterm 29: Onderdeel 29a: nader expliciteren Met name uit onderdeel 29c, laatste streepje, zijn elementen te

schrappen.

Subdomein Ontwikkeling van het levenSpecifieke opmerkingen over eindterm 30:Onderdeel 30b, opnieuw dezelfde opmerkingen ten aanzien van fossielen/gesteente (benoemen of voorbeelden geven).De meningen over het al dan niet schrappen van dit deel (30b) zijn zeer verdeeld.

In het algemeen geldt bij dit domein: bij elk punt waarbij verklaard moet worden s.v.p. verduidelijken tot hoever we moeten gaan.Belangrijk is de discussie die gevoerd wordt over het al dan niet schrappen van elementen uit de domeinen F en G. Sommige auteurs vinden het niet terecht om dit met name bij deze fysisch geografische domeinen te doen.

Domein H, Eigen regioHet is zinvol om dit domein expliciet te koppelen aan onderzoeksvaardigheden uit domein A en aan een praktische opdracht.

Opmerkingen/conclusies ten aanzien van domeinen en eindtermen examenprogramma aardrijkskunde havo(N.B. Het gaat om aanvullende opmerkingen, specifiek voor havo.)

Domein B, Migratie en vervoerEventueel zou hier scherper aangegeven kunnen worden wat wel en wat niet aan de orde moet komen.Domein D, Natuur en milieu (geldt ook voor domein F, Mens en milieu - vwo) Wat moeten leerlingen eigenlijk van het huidige klimaatsysteem

kennen? Dus: s.v.p. expliciteren.

Het CEVO wil voorstellen om subdomein Veranderingen in het natuurlijk milieu (eindterm 17) op lange termijn te schrappen.

Schriftelijke reacties

21

Page 22: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Deze zijn ontvangen van:Henri van Nijnatten (ThiemeMeulenhoff), Jocelyn Remmers (WoltersNoordhoff), Maurice Aarts (EPN), Maarten Terlingen (Malmberg), Jan Padmos, Wim Bouritius, Jan Bulthuis en Alice Peters (auteurs van De Geo, ThiemeMeulenhoff).

Schriftelijke reacties algemeen Over het algemeen is het behoorlijk pittig om goed materiaal te

maken bij de verschillende domeinen. Erg lastig was bijvoorbeeld het werk aan het domein Regionale beeldvorming. Een paar knelpunten:- Niet van alle domeinen is er voldoende toegankelijke literatuur

voorhanden.- De stofomschrijvingen zijn over het algemeen erg abstract en

gekunsteld;'geografistisch', zogezegd. Voor een leerling vallen ze niet te begrijpen, voorafgaande aan het bestuderen van het domein niet, achteraf ook niet. Concreter taalgebruik (minder jargon), duidelijker omschreven en daarmee begrensd zou een stuk schelen.

Het is als auteur altijd moeilijk om vaak vrij abstracte omschrijvingen om te zetten in concrete leerstof met een stuk eenheid en duidelijke regels en begrippen die toegepast kunnen worden. Op basis van een stuk professionaliteit ten aanzien van vak en didactiek is dit vrij goed gelukt. Er zitten altijd problemen ten aanzien van omschrijvingen die vrij vaag geformuleerd zijn.

De eindtermen zijn erg abstract geformuleerd:Er zit geen logische lijn in de subdomeinen; dat geeft de auteurs/uitgeverijen alle ruimte voor eigen interpretatie, zowel qua structuur als begrippengebruik.

Het was moeilijk om een goede methode te maken. Vier redenen: - De laatste versie van de eindtermen verscheen in januari 1997

op het moment dat de boeken gebruikt moesten worden. Er zaten nog veel te veel inhoudelijke wijzigingen in.

- De verantwoording vanuit de eindtermen was onvoldoende. Daardoor was het moeilijk keuzes te maken en dat leidt tot (te) veel lesstof.

- Overladenheid van het programma: nu moesten auteurs keuzes maken. Dat is de omgekeerde wereld. Geldt vooral voor havo.

- De onderlinge samenhang onderwerpen volledig zoek. Vooral voor de herkenbaarheid van het vak is dit een probleem!

Er is te weinig differentiatie tussen de havo- en vwo-eindtermen, zowel inhoudelijk (bijvoorbeeld andere thema’s of toepassing in andere regionale contexten) als qua beheersingsniveau van vaardigheden en werkwijzen.Er is geen duidelijk begrensde inhoud van de domeinen en subdomeinen door een concreet conceptenoverzicht van begrippen, principes, geografische werkwijzen en algemene vaardigheden per subdomein.

Schriftelijke reacties ten aanzien van domein A, Vaardigheden en werkwijzen

22

Page 23: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Er is vaak niet duidelijk wat er verwacht wordt van leerlingen. Een paar voorbeelden: als gesteld wordt dat leerlingen moeten kunnen wisselen van schaal in de eindtermen, moeten ze dan bij benoeming hiervan deze werkwijze zelfstandig uitvoeren? Of moeten ze er alleen mee oefenen, zonder te weten dat ze wisselen van schaal? Moeten leerlingen alle verschillende typen kaarten kennen en kunnen herkennen of moeten ze ‘alleen’ met die kaarten kunnen werken? Advies: verduidelijken dus.In de eindtermen van de inhoudelijke domeinen zit een grote hoeveelheid handelingsbekwaamheden, die leerlingen moeten beheersen. Hoever en hoe moet je daar mee omgaan als auteur (om er een aantal te noemen: analyseren, interpreteren, beoordelen, beargumenteerd voorstel verwoorden, in kaart brengen, een ethische afweging maken). Het is nodig om een begrippenapparaat te hanteren en te verduidelijken.

Gedeeltelijk lastig, met name bij:Eindterm 1. Gebruik van benaderingswijzen in de geografie: dit is voor leerlingen van een te hoog abstractieniveau.Eindterm 3. Gebruik van remote sensingbeelden: de technische/inhoudelijke mogelijkheden waren op het moment van het ontwikkelen nog maar beperkt; dit is nu sterk verbeterd (zie Grote Bosatlas-CD-rom).Eindterm 6. Gebruik van kaarten: een aantal van de opgesomde geografische variabelen voert veel te ver (wat is grein?)Eindterm 8. Oriëntatie op studie en beroep: dit blijft een beetje een praktische ‘vreemde eend in de bijt’. Ook is onduidelijk hoe deze eindterm zich verhoudt tot het vak LOB. Welke toetsingseis kun je aan dit onderdeel stellen (praktische opdracht, handelingsdeel?)

Schriftelijke reacties ten aanzien van domein B, Politiek en ruimte Het is niet eenvoudig om de lijn tussen de drie subdomeinen

duidelijk te maken. Bij eindterm 11 ligt veel nadruk op economie en weinig op de politiek-ruimtelijke organisatie. S.v.p. verduidelijken en de politiek-ruimtelijke organisatie meer inhoud geven. Begrippen als compartimentering en decompartimentering toevoegen. Ik begrijp trouwens niet waarom subdomein 10 (voorlopig) geschrapt is. Het past wel goed binnen dit domein.

Bij Politiek en ruimte moet duidelijk zijn welke begrippen ten aanzien van ruimtelijke ordening vereist zijn. Bij de examens werd bijvoorbeeld indirect gevraagd naar een begrip als groeikernen.

Bij het onderdeel 'Ruimtelijk gedrag en politiek-ruimtelijke organisatie' moet ten aanzien van ruimtelijke ordening precies aangegeven worden welke begrippen vereist zijn.

Bij dit onderwerp brak het gebrek aan verantwoording het meeste op.

Moeilijk domein, omdat:- in het subdomein Regionaal bewustzijn en politiek-ruimtelijke

organisatie een aantal basisconcepten (volk, staat, natie, territorium) niet is opgenomen. Ook is onduidelijk welke diepgang het onderwerp moet hebben (wat moet nog wel en wat niet behandeld worden). Het is verder jammer dat er de

23

Page 24: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

beperking geldt dat de conflicten moeten voorkomen in niet-westerse gebieden (terwijl juist in Europa veel bruikbare voorbeelden voorkomen die voor leerlingen herkenbaar zijn).

- het subdomein Economie en politiek-ruimtelijke organisatie te vaag geformuleerd is (met name bij de eerste en de laatste stip kan men alle kanten op met de uitwerking van het onderwerp). Hier geldt dat de leerstof duidelijker in de eindtermen moet worden afgebakend.Bij eindterm 9 ook westerse territoriale conflicten opnemen. Bovendien deze eindterm qua inhoud duidelijker uitwerken in concepten.Eindterm 11 meer afbakenen en verhelderen met concepten (met name van de eerste en de derde stip).

Schriftelijke reacties ten aanzien van domein C, Regionale beeldvorming Regionale beeldvorming is moeilijk te vullen. Op zich vind ik het

een interessant vakgebied dat met opdrachten wel is in te vullen, maar als CE-onderwerp voldoet het niet, lijkt me.

Geografische invulling moeilijk. Weinig theoretische inhoud. Het hele domein is meer het aanleren van een vaardigheid (en past bij onderdeel van eindterm 4- informatie interpreteren). De keuze om dit domein niet in CE te bevragen lijkt me goed. Bij behandeling lijkt me dat de nadruk moet liggen op het subdomein 12 Geografische beelden (eindterm 12). De volgende subdomeinen (eindtermen 13 en 14) kunnen als voorbeeld gebruikt worden om eindterm 12 toe te passen.

Bij Regionale beeldvorming was het lastig om tot een samenhangende omschrijving te komen van begrippen als regionaal beeld, geografisch beeld, mentaal beeld.

Regionale beeldvorming: "de theorie kan op twee A4-tjes". Ook bij dit onderwerp brak het gebrek aan verantwoording het

meeste op. Moeilijk domein:

- Er zijn weinig handboeken en voorbeeldmateriaal over dit domein beschikbaar met een geografisch inhoudelijk conceptenkader.

- Het onderwerp bevat weinig geografische kernconcepten.- Het is meer een domein met een vaardighedencomponent dan

een inhoudelijke component.Met name het subdomein Geografische beelden is te abstract omschreven en zou meer gespecificeerd moeten worden.Ook is onduidelijk wat precies onder een mentaal beeld wordt verstaan.Het kernbegrip geografisch beeld had meer uitgewerkt kunnen worden, alsmede beoordelingscriteria om te bepalen of in bepaalde informatiematerialen een min of meer objectief geografisch beeld van een regio wordt gegeven.

- Voorstel is het toevoegen van criteria of een aanpak om een beeld van een regio te beoordelen op volledigheid van de kenmerken van een geografisch beeld (zowel de aanpak als de

24

Page 25: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

uitwerking in voorbeeldregio’s op verschillende ruimtelijke schaalniveaus).

- Als extra inhoud opnemen: de vorming van een geografisch wereldbeeld met macroregio’s en criteria aan de hand waarvan dat wereldbeeld is gevormd.

- Minder psychologische aspecten van beeldvorming, maar wel de manipulatie van beelden (door selectie van tekst en afbeeldingen en cartografische ingrepen) handhaven.

Schriftelijke reacties ten aanzien van domein D, Migratie en mobiliteit - De subdomeinen lopen door elkaar. In de titel van het eerste

subdomein komt ruimtelijke inrichting voor. In de uitgeschreven onderdelen is daar weinig van terug te vinden. Welke onderdelen van de ruimtelijke inrichting moeten besproken worden? De (Nederlandse) ruimtelijke inrichting komt wel naar voren in eindterm 17. S.v.p. verduidelijken.

- Eindterm 16 ‘Het Nederlandse toelatings- en spreidingsbeleid met dat van een ander West Europees land vergelijken’. Gegevens hierover zijn moeilijk te vinden. Vaak wordt de nadruk gelegd op een gemeenschappelijk beleid. Eindterm aanpassen s.v.p.

Redelijk te doen, maar enkele problemen zijn:- De overlap van kernconcepten (push/pull, interactietheorie

Ullman) met die in het domein Vervoer en ruimtelijke inrichting is onnodig; het wordt in de examenkaternen maar op één plaats behandeld.

- Het onderdeel mobiliteit past eigenlijk beter bij vervoer (of verkeer) dan bij migratie.

- In dit onderdeel zou meer aandacht geschonken kunnen worden aan andere demografische vraagstukken dan alleen maar de migratieproblematiek (bijvoorbeeld ook vergrijzing, bevolkingsgroei en demografische druk, enzovoort). Er is nu te weinig demografische contextinformatie (over Nederland) in de eindtermen opgenomen om de migratieprocessen en het migratiebeleid goed te kunnen beoordelen.

- Over het toelatingsbeleid van andere Europese landen was op het moment van het schrijven van de katernen weinig voor leerlingen bruikbaar bronnenmateriaal aanwezig. Bovendien is het maken van een vergelijking van het migratiebeleid in verschillende landen een complexe vaardigheid.

- Het voorstel is dus: mobiliteits-onderdelen overhevelen naar domein Vervoer en ruimtelijke inrichting.

- Ook overige demografische processen en ruimtelijke patronen opnemen in het domein Migratie (onder de naam Bevolkingsvraagstukken in Nederland).

Schriftelijke reacties ten aanzien van domein E, Vervoer en ruimtelijke inrichting Weinig problemen, hoewel dit domein in de uitwerking op

verschillende punten overlap heeft met domein Migratie en mobiliteit (eindterm 17) en domein Politiek en ruimte (eindterm 11).

25

Page 26: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Dit onderwerp was redelijk goed uit te werken. Problemen bij het subdomein Vervoer en ruimtelijke veranderingen, met name:- eindterm 19, eerste stip: dit was heel lastig met een concreet

voorbeeld uit te werken;- eindterm 19, tweede stip: over de invloed van

compartimentering en decompartimentering van Europa op vervoersstromen was weinig bruikbare informatie beschikbaar.

Schriftelijke reacties ten aanzien van domein F, Mens en milieu - Bijvoorbeeld expliciet een subdomein Water inlassen en daarbij

de zeer ruime stofomschrijving afpalen. Andere subdomeinen zouden kunnen zijn: Landdegradatie (erosieprocessen, verzilting en verdroging), Ontbossing, Toerisme als milieuprobleem.Dit soort onderwerpen zijn heel goed projectmatig aan te pakken in school (samen met andere vakken) en op twee of drie schaalniveaus uit te werken.

- Hoe diep en ver moeten we gaan met de Nederlandse landschappen? In het verleden steeds heel veel over twee landschappen, zodat de leerling van de overige vier niets afweet. En nu? Gevaar is dat we weer teveel willen en dat van alle zes landschappen….

- Eindterm 22: de landschappelijke diversiteit van Nederland op hoofdlijnen verklaren. Wat zijn hoofdlijnen? Welke kwartairgeologische en historisch-geografische processen worden bedoeld? Verduidelijken! Een begrippenlijst lijkt me bij dit onderdeel onmisbaar.

- Eindterm 24: in hoeverre moeten leerlingen op de hoogte zijn van de oorzaken en gevolgen van verschillende milieuproblemen zoals vermesting, verdroging, verzuring, verzilting, verwoestijning, klimaatverandering?

Bij Natuur en milieu/ Mens en milieu is het onderdeel 'het ontstaan en de veranderingen in de landschappelijke diversiteit' te onduidelijk geformuleerd. Wat houdt het verklaren van de landschappelijke diversiteit vanuit natuurlijke processen en menselijke activiteiten die Nederland in het verleden vorm hebben gegeven precies in? Landschappelijke hoofdstructuur van Nederland en verklaren van landschappelijke diversiteit moet verduidelijkt worden (Natuur en milieu/Mens en milieu).

Het onderwerp is veel te overladen. Het was vooral een probleem om de inhoud van het domein binnen de omvang van een katern te houden en duidelijk af te bakenen wat wel of niet in de leerstof diende te worden opgenomen.- Bij eindterm 22 is niet aangegeven wat de diepgang van de

inhoud moet zijn. Globaal herkennen van de verschillende landschapstypen of per landschapstype een uitgewerkte beschrijving van het uiterlijk en de ontstaanswijze van dat landschap (zowel kwartair-geologisch als historisch-geografisch) en tot welke mate van gedetailleerdheid binnen het landschapstype dat moet worden uitgewerkt. (Met andere woorden, was het meer of minder dan het oude onderwerp Het Nederlandse landschap?)

- Eindterm 23 past beter bij het subdomein Werking en gebruik van het natuurlijk milieu.

26

Page 27: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

- Bij eindterm 25 is onduidelijk in welke mate de tweede stip moet worden uitgewerkt, die een verbijzondering is van de algemenere formulering in de eerste stip van de eindterm. Ook hier geldt dat deze problematiek zeer uitgebreid uitgewerkt kan worden (zowel voor Nederland als voor verschillende ontwikkelingslanden). Eindterm 25 inperken door de eerste stip te concretiseren in één voorbeeld van een natuurlijke hulpbron (keuze maken uit: zoet water of bodem of organisch materiaal).

- Voorstel is het domein in omvang sterk inperken of duidelijk afbakenen qua diepgang. Suggestie: maak onderscheid in landschappelijke diversiteit, milieugebruiksruimte (benutting van natuurlijk milieu) en aantasting van de kwaliteit van het natuurlijk milieu (aantasting, uitputting, verontreiniging). Reduceer eindterm 26 tot een subeindterm van aantasting van de kwaliteit van het natuurlijk milieu.

Schriftelijke reacties ten aanzien van domein G, Actieve aarde Toerisme en leven in riskante gebieden past goed in Regionale

beeldvorming. Leven in riskante gebieden dus uit Actieve aarde halen.

- Eindterm 27 ‘ontstaan en opbouw van continenten en de daarbij behorende processen.’ Endogeen en exogeen? Verduidelijken s.v.p. bijvoorbeeld door het onderdeel ‘Hij betrekt daarbij…’ uit te breiden.

- Eindterm 28 aan de hand van voorbeelden belangrijke gesteenten, ertsen en mineralen herkennen. Zelfde geldt voor gidsfossielen. Wat moeten leerlingen hier kunnen? Wat zijn belangrijke gesteenten enzovoort? Verduidelijken s.v.p.

- Eindterm 29 verschillende (gesimuleerde) onderzoekstechnieken. In de eindtermen wordt bij het onderdeel: ‘Hij betrekt daarbij’ een aantal voorbeelden genoemd. Moeten alle voorbeelden terugkomen of voldoet een beperkt aantal? Verduidelijken dus.

- Eindterm 30 Fossielen plaatsen op de tijdschaal. Moeten leerlingen hier willekeurige fossielen op de tijdschaal plaatsen? Of een aantal voorbeelden? En dan .. welke voorbeelden? Verduidelijken dus.

Actieve aarde: het kunnen herkennen van ertsen en gesteenten is praktisch onmogelijk, evenals dat van gidsfossielen.

Redelijk te doen, maar wel enkele problemen:- Het subdomein Ontwikkeling van het leven staat te veel op

zichzelf. Bovendien is er een grote overlap met het domein binnen ANW. Dit subdomein kan eventueel vervallen of summierder verwerken in subdomein Platentektoniek.

- De praktische uitwerking van het beoordelen van mineralen, ertsen en gesteenten aan de hand van handstukken was lastig uit te werken (zonder beschikbaarheid van handstukken). Bovendien was er weinig bruikbare informatie over determinatietechnieken op leerlingenniveau beschikbaar.

- De uitwerking van gesimuleerde onderzoekstechnieken bij klimaatveranderingen leverde veel problemen op, zowel qua abstractieniveau voor leerlingen als de concrete uitwerking van deze technieken in de methode.

27

Page 28: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Schriftelijke reactie ten aanzien van domein H, Eigen regioAls Eigen regio een inhoudelijk domein blijft, dienen de eindtermen niet alleen beperkt te worden tot een opsomming van mogelijke inhouden van het onderzoek, maar dient ook een duidelijke aanpak of werkwijze van het onderzoek in de eindtermen te worden opgenomen.Wij zijn er geen voorstander van dat het domein Eigen regio komt te vervallen of zijdelings als een praktische opdracht wordt opgevoerd. Dit domein rechtvaardigt de praktische uitvoering van veldwerk of onderzoek in de eigen omgeving als een specifiek onderdeel van het aardrijkskundeonderwijs.

Aanvullende opmerkingen/conclusies, specifiek voor havo

Schriftelijke reactie ten aanzien van domein C, Politiek en ruimte Voor havo is dit onderwerp erg complex en wordt er alleen

gedifferentieerd in de hoeveelheid stof en niet in de mate van abstractie/complexiteit.

Schriftelijke reacties ten aanzien van domein D, Natuur en milieu: Voor havo vind ik dat het accent bij Natuur en milieu wel sterk ligt

op de klimaat hype. Maar de dingen die het echt leuk maken en wèl in het domein Actieve aarde op de rol staan, mis ik. Dus voor het havo s.v.p. minder klimaatproblemen, maar wel platentektoniek en vulkanisme plus landdegradatie en gevolgen van ontbossing en massatoerisme en dat soort concrete, actuele en maatschappelijk relevante zaken. Laten we bedenken dat voor de meeste havo-leerlingen het vak aardrijkskunde een verplicht profielvak is. Ter motivering is actualiteit en maatschappelijke relevantie meer gewenst dan 'geografie om de geografie', lijkt me. Voor de leerlingen die in het vrije deel aardrijkskunde kiezen, geldt hetzelfde. Hou ze gemotiveerd, hou het interessant en leuk!

Eindterm 15 veronderstelt een (geologische) basiskennis die je ook moet behandelen. Tot hoever moet je daarbij gaan? Landschappen nu wel of niet allemaal behandelen?Bij Natuur en milieu landschappen omschrijven en toedelen/aanwijzen, bijvoorbeeld zoals “in the old days”??

Het subdomein (klimaat)Veranderingen in het natuurlijke milieu op lange termijn is er hier wat met de haren bij gesleept. Bovendien maakt dit het domein voor havo-leerlingen onnodig overladen. Verwijder dus dit subdomein.

Tot slot enkele schriftelijke suggesties met betrekking tot herziening van het examenprogramma als geheel: Graag cultuurgebieden introduceren in de stofomschrijving. De

leerling moet een wereldbeeld opbouwen. De tweede fase heeft toch te sterk het accent gelegd op het thematische. Ik was daarover in het begin erg enthousiast, maar ik zie als

28

Page 29: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

nevenverschijnsel het ontbreken van een min of meer integraal wereldbeeld bij mijn eindexamenleerlingen.

Ook voor de vwo-leerlingen geldt: ze hebben voor het grootste deel het profiel Economie en maatschappij, waarin aardrijkskunde dus verplicht is. Voor de EM-leerlingen is de fysische geografie niet het meest uitdagende, op z'n zachtst gezegd. Ze vinden het vak leuk als het gaat over mensen, landen, gebieden. Milieu mag best, Actieve aarde mag best, maar dan wel graag niet al te natuurwetenschappelijk, is me gebleken. En wat landschappen betreft: hou het breed en herkenbaar. Beslist niet in de diepte die we voorafgaande aan de tweede fase gewend waren. Dat was voor ons als geografen weliswaar prima, maar werd door de leerlingen niet bijzonder gewaardeerd. In hoeverre is er overigens overlap met het vak ANW?

Ik ben het eens met de vraag uit het veld om meer regionale en fysische geografie. Het idee komt voort uit de wens om voor leerlingen materiaal te ontwikkelen, dat aansluit bij hun interesses.Dit kan eventueel binnen de bestaande structuur. Meer regionale geografie door een voorbeeldregio aan de verschillende domeinen of subdomeinen toe te voegen. Bij keuze van de regio’s specifieke aandacht geven aan Derde Wereld. Om overladenheid tegen te gaan wel een aantal subdomeinen schrappen. De fysisch geografische component uitbreiden in de onderwerpen Actieve aarde en Mens en milieu. Domeinen niet laten rouleren, zodat je als methode de verschillende vaardigheden in de inhoudelijke domeinen gefaseerd kunt aanleren. Zes domeinen (met ieder minstens drie subdomeinen) is dan wel erg veel.

Meer regionale geografie.Meer globale samenhangen.

- Houdt voldoende ruimte voor ontwikkeling. Als we nu (februari 2002) de herziene eindtermen zouden hebben, is het al lastig (zo niet onmogelijk) om nog in 2003 te verschijnen. Dat wordt dan al snel 2004 of nog een editie zonder aanpassingen.

- Schrijf een uitgebreide verantwoording met literatuursuggesties en benaderbare personen/ wetenschappers voor assistentie.

- Kies een beperkte set eindtermen, zeg 1/2 of 2/3 van de tijd. Dat geeft uitgevers de ruimte om met eigen invullingen te komen.

- Kies voor meer samenhang tussen de onderwerpen.- Via KNAG-site (of SLO) vakdossiers per domein aanbieden waar

je auteurs op het juiste spoor van een onderwerp zet. Dit leidt tot een kwalitatief betere inhoud van methodes.

- Differentieer duidelijker tussen havo en vwo; dus niet alleen een andere ordening van eindtermen.Nu zijn soms eindtermen van het vwo bij havo weggelaten die wel nodig zijn om voldoende kennis te vergaren voor de eindtermen die wel bij vwo en havo zijn vermeld. Dit lijkt een reductie van de leerstof voor havo maar is het in feite niet. Beter is in de complexiteit of diepgang van de leerstof te differentiëren.

29

Page 30: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

- Belangrijke vraagstukken ontbreken op dit moment in het examenprogramma. Bij een wat ingrijpendere herziening zou meer aandacht besteedt kunnen worden aan:* demografische vraagstukken (bijvoorbeeld vergrijzing in

Europa, snelle bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden);* het ontwikkelingsvraagstuk;* ruimtelijke ordeningsvraagstukken (nu slechts summier

behandeld bij Vervoer (en ruimtelijke inrichting). - Meer aandacht voor regio’s:

* Specificeren van een aantal regionale contexten per domein. Nu staan er gebiedsaanduidingen zoals een internationale mainport in het buitenland, een ontwikkelingsland, een gebied in Nederland, (op welke ruimtelijke schaal?), een ander West-Europees land, op bepaalde plaatsen op aarde. De diversiteit aan regio’s wordt in methoden daardoor erg groot en door de uniciteit van gekozen regio’s zijn niet altijd duidelijke generalisaties te maken.

* Meer aandacht voor het geografisch wereldbeeld (kan bijvoorbeeld worden opgenomen in het domein Regionale beeldvorming).

- Duidelijke afbakening van de contouren van de leerstof per domein door middel van een lijst met geografische concepten, principes en vaardigheden.

- Aardrijkskundige werkwijzen explicieter opnemen in de formulering van eindtermen (dus meer de specifiek geografische werkwijzen en vaardigheden uit domein A verweven met de inhoudelijke eindtermen van de overige domeinen).

- Meer eenduidigheid in de ‘Hij betrekt daarbij’-formuleringen. Nu zijn deze formuleringen soms dwingend (en zeer concreet) en soms richtinggevend (en zeer globaal).

- Bij sommige eindtermen is het ruimtelijk schaalniveau of de regionale eenheid waarbinnen het thema moet worden behandeld niet duidelijk aangegeven. Ook hierdoor ontstaat een te grote diversiteit tussen methoden. Duidt bij elke eindterm aan binnen welk gebied het thema aan bod moet komen en welke andere schaalniveaus er bij betrokken moeten worden (door toedelen aan hogere schaalniveaus en indelen op lagere schaalniveaus).

2.2 Samenvatting van het panelverslag en conclusies

De opmerkingen die auteurs maken bij het huidige aardrijkskunde examenprogramma voor de tweede fase sluiten grotendeels aan bij die eerder gemaakt zijn door docenten, Citogroep-medewerkers en CEVO-voorzitter. Voor menig auteur is het toch lastig gebleken om van de programma's met hun enigszins onsamenhangende structuur een samenhangende methode te maken. Auteurs hebben met name moeite met de vrij abstracte omschrijvingen die in de eindtermen worden gehanteerd. Concrete aanduidingen voor de benodigde leerstof ontbreken

30

Page 31: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

grotendeels ('om welke basisconcepten en begrippen gaat het eigenlijk'). Soms is er onduidelijkheid over de diepgang of de omvang van de te behandelen leerstof. Verder laat de differentiatie tussen havo- en vwo-programma te wensen over. Terugkerend onderwerp van gesprek is tevens de balans in het programma tussen thema's en (voorbeeld)regio's en tussen sociaal-geografische en fysisch-geografische inhouden.Ten aanzien van de afzonderlijke domeinen zijn in algemene zin de volgende conclusies te trekken.Bij het domein A - waarvan het belang door een ieder wordt onderschreven - zijn er vooral opmerkingen bij de subdomeinen Kaartvaardigheden en Informatievaardigheden. De discussie spitst zich toe op de vraag in hoeverre de leerlingen zich de formele kennis ten aanzien van de verschillende vaardigheden eigen dienen te maken (of dat ze voldoende hebben aan instrumentele kennis).Het domein Politiek en ruimte (vwo) is enigszins onevenwichtig en vaag geformuleerd. Het domein Regionale beeldvorming (zowel havo als vwo) blijkt een lastig domein te zijn. Met name dit domein vergt nadere concretisering en verduidelijking. Het domein is meer gericht op een vaardigheid (een geografisch beeld kunnen maken) dan op kennis ('de theorie is op twee kantjes A4 te plaatsen' zo stelde één van de auteurs).De fysisch-geografische domeinen (voor vwo zijn dat Mens en milieu en Actieve aarde) zijn behoorlijk omvangrijk. Inperking of afbakening is gewenst. Sommige auteurs benadrukken echter dat men vooral niet de neiging moet hebben om alleen bij deze domeinen te schrappen.Het domein Eigen regio wordt belangrijk gevonden. Ook bij dit domein wordt nadrukkelijk om een nadere verduidelijking en concretisering gevraagd.

31

Page 32: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

32

Page 33: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

3. Voorlopig voorstel voor herziening van het examenprogramma aardrijkskunde havo/vwo

3.1 Waarom herziening?

In 2005 staat een herziening gepland van alle examenprogramma's van de vakken die deel uitmaken van de tweede fase. Voor deze herziening zijn twee redenen:

1. Per 1 augustus 2005 wordt de hele profielstructuur van de tweede fase aangepast (deze operatie staat bekend onder de naam Continuïteit en Vernieuwing). Voor veel vakken (niet alle) betekent dit een verandering in de hoeveelheid studielasturen. Een aantal vakken krijgt ook een andere positie binnen de profielen of in het geheel van de tweede fase. Dit heeft consequenties voor de examenprogramma's van deze vakken.

2. Bij de start van de tweede fase in 1998 was al voorzien dat de examenprogramma's van de vakken eens in de 5 jaar herzien zouden worden, op grond van ervaringen die ermee werden opgedaan in het onderwijsveld. De in 2003 geplande herziening is uitgesteld tot 2005, opdat ze gecombineerd kon worden met de veranderingen die voortkwamen uit Continuïteit en vernieuwing. Ten behoeve van deze periodieke herziening hebben het Instituut voor Leerplanontwikkeling SLO en het Tweede Fase Adviespunt de afgelopen jaren gegevens verzameld in het onderwijsveld. Hun bevindingen moeten nu verwerkt worden in de nieuwe examenprogramma's.

3.2 Het huidige programma van het vak aardrijkskunde

Het huidige examenprogramma van het vak aardrijkskunde is integraal te vinden op de website van het Examenblad van Kennisnet (http://examenblad.kennisnet.nl).Hieronder volgt een samenvattend overzicht.

Havo (profiel Economie en maatschappij/vrije deel)

Domein A: Vaardigheden en werkwijzen

subdomeinen:

33

Page 34: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

- Informatievaardigheden

- Kaartvaardigheden

- Onderzoeksvaardigheden

- Oriëntatie op studie en beroep

Domein B: Migratie en vervoer

subdomeinen:

- Migratie en ruimtelijke inrichting

- Europese migratievraagstukken

- Vervoer en ruimtelijke inrichting

- Vervoersvraagstukken in Nederland

Domein C: Politiek en ruimte

subdomeinen:

- Ruimtelijk gedrag en politiek-ruimtelijke organisatie

- Economie en politiek-ruimtelijke organisatie

Domein D: Natuur en milieu

subdomeinen:

- Ontstaan en veranderingen in landschappelijke diversiteit

- Werking en gebruik van het natuurlijk milieu

- Veranderingen in het natuurlijk milieu op lange termijn

Domein E: Regionale beeldvorming

subdomeinen:

- Geografische beelden

- Beelden van regio's en ruimtelijk gedrag

Domein F: Eigen regio

Vwo (profiel Economie en maatschappij/vrije deel)

Domein A: Vaardigheden en werkwijzen

subdomeinen:

- Informatievaardigheden

- Kaartvaardigheden

- Onderzoeksvaardigheden

- Oriëntatie op studie en beroep

Domein B Politieke en ruimte

subdomeinen:

- Regionale bewustzijn en politiek-ruimtelijke organisatie

- Ruimtelijk gedrag en politiek-ruimtelijke organisatie

- Economie en politiek-ruimtelijke organisatie

Domein C Regionale beeldvorming

subdomeinen:

- Geografische beelden

- Collectieve en individuele beeldvorming van regio's

- Beelden van regio's en ruimtelijk gedrag

Domein D Migratie en mobiliteit

subdomeinen:

- Migratie, mobiliteit en ruimtelijke inrichting

34

Page 35: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

- Migratievraagstukken

- Mobiliteitsvraagstukken

Domein E Vervoer en ruimtelijke inrichting

subdomeinen:

- Vervoer en ruimtelijke inrichting

- Vervoer en ruimtelijke veranderingen

- Vervoer en concurrentie om de ruimte

- Vervoer en ontwikkeling

Domein F Mens en milieu

subdomeinen:

- Ontstaan en veranderingen in de landschappelijke diversiteit

- Werking en gebruik van het natuurlijke milieu

- Ruimtelijke afwentelingsprocessen

Domein G Actieve aarde

subdomeinen:

- Platentektoniek

- Klimaat en klimaatveranderingen

- Ontwikkeling van het leven

Domein H Eigen regio

N.B. De inhoudelijke domeinen rouleren over het school- en het centraal examen.

Het ministerie maakt bekend welke twee (havo) of drie (vwo) inhoudelijke

domeinen naast het domein A deel uitmaken van het centraal examen.

Het schoolexamen gaat (naast domein A) over de resterende domeinen:

op havo twee van de vier inhoudelijke domeinen (B t/m E) en daarnaast het

zelfstandig aardrijkskundig onderzoek in de eigen regio (domein F).

op vwo drie van de zes inhoudelijke domeinen (B t/m G) en het zelfstandig

aardrijkskundig onderzoek in de eigen regio (domein H).

3.3 Veranderingen in positie en studielast van het vak aardrijkskunde

Aardrijkskunde is momenteel onderdeel van het profiel Economie en maatschappij, tijdelijk als keuzevak opgenomen in het profiel Cultuur en maatschappij en natuurlijk keuzevak in het vrije deel.In het voorstel van OC&W voor 2005 kunnen leerlingen in de maatschappijprofielen kiezen uit aardrijkskunde, geschiedenis en maatschappijleer. Daarmee verandert de positie van aardrijkskunde van een vast profielvak in Economie en maatschappij naar een keuzevak in beide maatschappijprofielen. Verder blijft de keuzemogelijkheid in het vrije deel.Het aantal beschikbare studielasturen neemt toe van 200 naar 320 op havo en van 360 naar 400 op vwo.

35

Page 36: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

3.4 Bevindingen uit de vakdossiers aardrijkskunde

Ten behoeve van de herziening van de examenprogramma's, die gepland was voor 2003 en nu is verschoven naar 2005, heeft de SLO de afgelopen jaren systematisch informatie verzameld over de ervaringen met de programma's in het onderwijsveld.Er zijn voor het vak vanaf 2000 panels georganiseerd met docenten, leerlingen, auteurs en andere deskundigen en interviews gehouden met medewerkers van de Citogroep en de voorzitter van de CEVO-aardrijkskunde. Verder zijn er bronnen bestudeerd met betrekking tot de stand van zaken van het vak in de vernieuwde tweede fase: de vaktijdschriften van het KNAG (Geografie Educatief en Geografie) en publicaties van het Adviespunt Tweede Fase en de Inspectie. Speciale aandachtspunten hierbij zijn geweest: terugdringing van overladenheid, afstemming van het vak op verwante vakken en differentiatie tussen havo en vwo.De volledige resultaten zijn te lezen in de vakdossiers 2000, 2001 en in dit vakdossier (zie www.slo.nl, voorgezet onderwijs, tweede fase, herziening examenprogramma's).

Samengevat luiden de voornaamste bevindingen: Het examenprogramma voor havo wordt door alle betrokkenen als

overladen beschouwd. Dat heeft in eerste instantie te maken met het beperkte aantal studielasturen (200) dat nu voor het vak beschikbaar is. De te algemene formulering van de eindtermen en de geringe differentiatie tussen het havo- en vwo-programma dragen indirect bij aan het gevoel van overladenheid.

Van overladenheid van het vwo-programma is in principe geen sprake.

De eindtermen van het aardrijkskunde programma zijn te algemeen geformuleerd; de beschrijving is nogal globaal en hier en daar fragmentarisch. Daardoor zien veel docenten het als 'onnodig vaag'. Een gevolg is dat docenten en auteurs van methodes er een heel verschillende uitleg en dientengevolge uitwerking aan geven. Toetsontwikkelaars richten zich vervolgens vooral op vaardigheden omdat niet steeds duidelijk is welke vakinhoudelijke kennis vereist is of er een te groot verschil zit tussen de uitwerking in de verschillende lesmethodes van de educatieve uitgevers. Leerstoflijsten (concrete uitwerkingen van domeinen en eindtermen) zouden dit probleem kunnen ondervangen.

Een terugkerend punt van discussie betreft de balans tussen thema's en regio's. Zowel door docenten als door leerlingen is de behoefte uitgesproken om regio's weer herkenbaarder in het programma op te nemen. De Citogroep-medewerkers stellen in deze voor om een aantal voorbeeldregio's te benoemen aan de hand waarvan de inhoudelijke domeinen in de leerstof en in de toetsen nader aan de orde kunnen komen.

Dat wil niet zeggen dat regio's vast aan thema's gekoppeld zouden moeten zijn. Het is namelijk niet de intentie van het programma om kennis van regio's te vergaren en te toetsen, maar om begrippen,

36

Page 37: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

concepten en vaardigheden te kunnen toepassen in/op steeds wisselende contexten, schaalniveaus en regio's.

Aanbevolen wordt om in ieder geval nog eens kritisch de relatie tussen thema's en regio's te bezien.

Domein A Vaardigheden en werkwijzen staat als geheel niet ter discussie. Men is het erover eens dat dit een zeer wezenlijk domein is, waarin de vernieuwing van het aardrijkskunde onderwijs in de tweede fase gestalte krijgt. Toetsontwikkelaars vinden het op onderdelen wel een lastig domein om geschikte toetsvragen voor te ontwikkelen, mede omdat er een relatie gelegd moet worden met de kennis uit de overige (inhoudelijke) domeinen.

Als het gaat om de inhoudelijke domeinen (B en verder) dan komen de volgende domeinen met enige regelmaat ter sprake:- Politiek en ruimte. Hier is één subdomein (Ruimtelijk gedrag en

politiek-ruimtelijke organisatie) uitgesloten voor het CE. Ontwikkelaars van toetsen kunnen met dit subdomein niet zo goed uit de voeten en zijn niet rouwig om deze maatregel. Veel docenten vinden echter dat het subdomein waardevolle informatie bevat. Zonder dat subdomein is het domein wat onevenwichtig. Bij havo blijft slechts één subdomein over.

- Regionale beeldvorming. Dit is een tamelijk controversieel domein. De verschillen in uitwerking in de methodes zijn hier erg groot. Toch is het zo dat veel van de vernieuwingen in dit onderdeel samenkomen. Alom is men van mening dat dit domein voorlopig niet in het CE opgenomen moet worden.

- De eigen regio. Voor de behandeling van dit domein komen er steeds meer mogelijkheden door de toenemende beschikbaarheid van bronnen. De tijdelijke maatregel van de staatssecretaris (minimaal één praktische opdracht) heeft echter enige onduidelijkheid veroorzaakt. Voor alle duidelijkheid: de maatregel houdt in, dat het (praktische) domein Eigen regio gehandhaafd blijft in het SE en dat daarnaast nog minimaal één praktische opdracht door de leerlingen moet worden uitgevoerd. Mede door de overladenheid van het havo-programma is de uitvoering van dit domein in de praktijk wat onder druk komen te staan. Daardoor valt vaak het lokale en regionale niveau uit het programma weg.

- Het laatste punt heeft niet zozeer te maken met het programma als wel met de behandeling en vooral toetsing van leerstof voor het SE en het CE. Docenten vinden het een groot probleem dat onderwerpen voor het CE niet binnen het SE getoetst mogen worden. Dit probleem is inmiddels minder groot geworden (zie paragraaf 5).

3.5 Voorstel voor herziening van het examenprogramma in 2005

In het kader van de herziening van de examenprogramma's tweede fase in 2005 stellen wij geen nadere herziening van de programma's aardrijkskunde voor. De onderstaande ontwikkelingen en overwegingen

37

Page 38: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

geven aan waarom een herziening op deze termijn niet nodig of wenselijk is.

Het ministerie van OC&W heeft begin dit jaar aan de Expliciteringscommissie Aardrijkskunde havo/vwo de opdracht gegeven de examenprogramma's aardrijkskunde voor havo en vwo te voorzien van een explicitering. Inmiddels zijn de domeinen die deel uit maken van het CE in de periode 2004 tot en met 2007 (havo) en 2005 tot en met 2008 (vwo) nader uitgewerkt. Met deze explicitering is beoogd de toetsbaarheid van de examenprogramma's te verbeteren en docenten en auteurs meer houvast te bieden bij de concrete invulling en uitwerking van de eindtermen. De regeling is op 1 november 2002 in werking getreden en is voor het eerst van toepassing op het centraal examen aardrijkskunde van 2004 (havo) en 2005 (vwo). Zie hiervoor de website van het examenblad (http://examenblad.kennisnet.nl en vervolgens: 'regeling explicitering examenstof').Dit betekent dat aan de oplossing van een belangrijk probleem (de te algemeen geformuleerde eindtermen die een nadere invulling behoeven) tegemoet wordt gekomen.

Verder kan vermeld worden dat het KNAG op verzoek van de staatssecretaris van OC&W inmiddels een commissie heeft samengesteld. Deze heeft als opdracht een advies uit te brengen over de inhoud van het aardrijkskunde programma tweede fase havo/vwo. Naar verwachting zal de commissie begin 2003 haar rapport opleveren. De status van dit rapport en de plannen zijn op dit moment nog niet duidelijk. Wel duidelijk is dat deze plannen op zijn vroegst in 2007/2008 voor de invulling van het aardrijkskunde onderwijs consequenties heeft.

Het door docenten gesignaleerde probleem rond het niet mogen toetsen van CE-onderwerpen in het SE, wordt minder nijpend nu is voorgesteld om toe te staan de stof voor het CE ook te mogen toetsen in het SE, zij het dat de SE-toetsen maar beperkt mee mogen wegen.

Het feit dat er nu wezenlijk meer SLU voor havo beschikbaar komen (320 tegenover voorheen 200) betekent een belangrijke bijdrage voor de oplossing van het probleem van overladenheid op het havo. De helft van de extra uren zou daarvoor kunnen worden ingezet. De noodzakelijke verdieping van inhoud en vaardigheden kan hiermee gestalte krijgen. De andere helft kan dan in de praktijk beschikbaar komen voor het domein Eigen regio, dat op sommige scholen maar beperkt ingevuld wordt, mede vanwege de tijdsdruk. Reeds vermeld is dat buiten het minimum van één praktische opdracht ook de Eigen regio apart invulling behoeft. Dit vormt een wezenlijk onderdeel van het programma. Het niet voldoende behandelen van dit domein zou betekenen dat een compleet schaalniveau, de eigen regio, onvoldoende aan de orde komt. Voor aardrijkskunde cruciale vaardigheden uit domein A, als het doen van waarnemingen aan de werkelijkheid, worden dan niet of onvoldoende aangeleerd, geoefend en getoetst. Hiervoor is

38

Page 39: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

het wel noodzakelijk om te komen tot een nadere explicitering van dit domein zoals die nu door de Expliciteringscommissie voor de CE-domeinen is geschied. Het domein is nu alleen procedureel beschreven en biedt docenten in de schoolpraktijk kennelijk te weinig houvast. Het domein Eigen regio wordt ook in de eerste voorstellen voor een nieuw programma door de commissie van het KNAG gecontinueerd (onder de noemer 'Omgeving'). Explicitering en voorbeeldmatige uitwerking van dit domein betekent dus een diepte-investering en dient bij voorkeur op korte termijn plaats te vinden.Overigens is er voor vwo sprake van slechts een geringe toename van het aantal studielasturen (400 tegenover 360 voorheen). Hier is ook geen overladenheid geconstateerd, zodat de extra uren volledig benut kunnen worden voor een gedegen behandeling van het nu vaak stiefmoederlijk met uren bedeelde domein Eigen regio. Ook hier is nadere explicitering gewenst (zie redenering hierboven voor havo).

Inmiddels zijn de domeinen die de komende jaren deel uitmaken van het CE bekendgemaakt. Voor havo tot en met 2007; voor vwo tot en met 2008. Het domein Regionale beeldvorming is daarin niet opgenomen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de wens van alle betrokkenen.

Als het gaat om de aanpassing van domeinen, subdomeinen en eindtermen, dan voert het nu te ver om allerlei op zichzelf zinvolle detailopmerkingen die gemaakt zijn door individuele docenten, auteurs, toetsontwikkelaars en andere deskundigen hier te benoemen. Daarvoor is een vervolgdiscussie nodig om te bezien op welke punten er enige consensus is. De eerder vermelde uitwerkingen van de Expliciteringscommissie zorgen echter ook al voor de nodige concretisering van eindtermen. Belangrijk is wel om de koppeling tussen thema's en regio's waar mogelijk nog nader in te vullen. Met name Citogroep-medewerkers, de CEVO-voorzitter en enkele auteurs hebben hierover ideeën. Te denken valt aan het benoemen van (roulerende) voorbeeldregio's bij verschillende domeinen. Het ligt voor de hand die punten in te brengen in de discussie over de voorstellen van de KNAG-commissie.

3.6 Speciale aandachtspunten

Terugdringen overladenheidZoals vermeld wordt het geconstateerde probleem van overladenheid van het havo- programma opgelost door de toename van het aantal studielasturen naar 320 (in plaats van 200). De inschatting is dat docenten door dit extra aantal uren voldoende aandacht kunnen schenken aan een goede invulling en verdieping van de verschillende domeinen in de lespraktijk. Daarmee komt ook een eind aan de situatie op een aantal scholen waarbij aardrijkskunde tot een één-uurs-vak is vervallen. In de toekomst zal daarmee tevens ruimte komen voor een betere invulling van het domein Eigen regio dat nu op sommige scholen, mede door tijdgebrek, onvoldoende uit de verf komt.

39

Page 40: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Op vwo is geen overladenheid gesignaleerd. Het beperkte aantal extra studielasturen (40) kan ook hier benut worden voor een verbeterde invulling van het domein Eigen regio.

AfstemmingVoor alle maatschappijvakken wordt momenteel gewerkt aan aanpassingen en/of aan vernieuwde examenprogramma's. De verschillende commissies hebben geen contact met elkaar. Nu steeds meer scholen beleid op profielniveau gaan voeren, is het des te meer nodig dat de nieuwe of vernieuwde examenprogramma's voor aardrijkskunde, geschiedenis, maatschappijleer en economie in de maatschappijprofielen afgestemd worden. Die afstemming kan allereerst gestalte krijgen in domein A Vaardigheden en werkwijzen. Concreet gaat het dan om het omgaan met informatie, het doen van onderzoek, het presenteren van resultaten en het gebruik van ICT. Daarnaast is afstemming mogelijk wat betreft de thema's in de inhoudelijke domeinen (B en verder). Verder kan ook worden gedacht aan het profielwerkstuk. De verlichtingsmaatregel dat het profielwerkstuk slechts betrekking hoeft te hebben op één vak, draagt niet bepaald bij tot afstemming.In het algemeen is van afstemming in de schoolpraktijk totnogtoe relatief weinig terechtgekomen. De toenemende tendens in de scholen om beleid te voeren op profielniveau schept daarvoor betere vooruitzichten.

Differentiatie tussen havo en vwoDe differentiatie tussen de huidige programma's voor havo en vwo is zeker voor verbetering vatbaar.Domein A is in beide programma's praktisch identiek en het is zeer de vraag of onderdelen (onder meer met betrekking tot argumenteren, informatieverwerving en onderzoeksvaardigheden) niet te veeleisend zijn voor havo-kandidaten. Docenten proberen hier in de praktijk naar eigen inzicht zo goed mogelijk mee om te gaan. Ook de ontwikkelaars van toetsvragen proberen op basis van hun ervaring te komen tot een niveauverschil in de vraagstelling. Een mogelijkheid is om dezelfde vaardigheden (en inhouden) in minder complexe en minder abstracte contexten aan de orde te stellen.Ook bij de inhoudelijke domeinen geldt het bezwaar van de geringe differentiatie. Sommige domeinen en subdomeinen in het vwo-programma zijn samengevoegd en enigszins ingedikt in het havo-programma. Het is echter niet geheel duidelijk of het daarbij gaat om een ander niveau waarop de leerstof beheerst moet worden of van een verminderde omvang van de leerstof. Ook om deze reden is de voorgestelde uitbreiding van studielasturen voor havo zeer welkom. In de voorstellen van de Expliciteringscommissie is op een aantal punten gedifferentieerd tussen havo en vwo; of dat voldoende is zal moeten blijken. De differentiatie tussen havo en vwo blijft een belangrijk punt van aandacht dat ook in de beoordeling van de voorstellen van de KNAG-commissie een belangrijke rol zal moeten spelen.

40

Page 41: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

41

Page 42: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

4. Slotbeschouwing

In de vakdossiers aardrijkskunde 2000 en 2001 zijn een aantal knellende problemen ten aanzien van het vak aardrijkskunde in de tweede fase gesignaleerd. Het is positief te kunnen constateren dat in het afgelopen jaar voor een deel tegemoet is gekomen aan enkele van die problemen en dat voor andere problemen voorstellen zijn gedaan of eraan wordt gewerkt. Hieronder volgt een overzicht van de knelpunten. We onderscheiden knelpunten waarvoor inmiddels oplossingen zijn geformuleerd, knelpunten waarvoor voorstellen zijn gedaan en knelpunten die problematisch blijven. Daarbij refereren we aan de aanbevelingen zoals die zijn neergeschreven in de slotbeschouwing van het vakdossier 2001.

Een uitdrukkelijk verzoek om nadere concretisering van de examenprogramma’s aardrijkskunde voor havo en vwo is inmiddels gehonoreerd. Afgelopen voorjaar is in opdracht van het ministerie van OC&W een commissie aan de slag gegaan om de examenprogramma's te expliciteren. Inmiddels zijn de domeinen die deel uit maken van het CE in de periode 2004 tot en met 2007 (havo) en 2005 tot en met 2008 (vwo) nader uitgewerkt. De regeling is op 1 november 2002 in werking getreden en is voor het eerst van toepassing op het centraal examen aardrijkskunde van 2004 (havo) en 2005 (vwo). Zie de website van het examenblad (http://examenblad.kennisnet.nl en vervolgens: 'regeling explicitering examenstof').

In het voorstel van de Expliciteringscommissie voor de CE-domeinen tot 2007 (havo) en 2008 (vwo) is het veelbesproken domein Regionale beeldvorming niet opgenomen. Het wordt alleen op schoolniveau getoetst. Daarmee is tegemoet gekomen aan de wens van alle betrokkenen.

Een uitdrukkelijk wens van docenten is dat de CE-onderwerpen ook in het SE mogen worden afgevraagd. Het ministerie van OC&W heeft -weliswaar nog onder voorbehoud- aangekondigd dat dit vanaf het schooljaar 2003-2004 bij aardrijkskunde (en enkele andere vakken) is toegestaan. Hoe zwaar die domeinen mee mogen tellen in de cijferbepaling is nog niet duidelijk.

Het meest knellende probleem is de overladenheid van het aardrijkskunde programma, met name op het havo. Het ministerie van OC&W stelt voor om per augustus 2005 het aantal studielasturen voor aardrijkskunde (en een aantal andere vakken) op havo van 200 op te hogen naar 320. Voor vwo wordt een bescheiden toename voorgesteld van 360 naar 400 studielasturen. Dat is ook proportioneel omdat het probleem van overladenheid op vwo als minder ernstig wordt ervaren.

42

Page 43: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

Er is met dit voorstel een aanzet tot een oplossing op termijn. Gesteld dat het voorstel wordt overgenomen en ingevoerd, dan blijft echter de situatie vooral op het havo tot 2005 problematisch.

Enkele probleempunten zijn nog niet opgelost: Voor de afstemming van aardrijkskunde met andere vakken,

bijvoorbeeld in het profiel, is weinig aandacht. De verlengde tijdelijke maatregel dat het profielwerkstuk slechts één vak hoeft te omvatten, draagt niet bij aan de oplossing van dit probleem. Ook werken er momenteel voor enkele gammavakken onafhankelijk van elkaar opererende commissies aan voorstellen voor nieuwe examenprogramma’s voor de tweede fase. Van coördinatie en regie op het punt van afstemming is weinig te merken.

Door de overladenheid komt vooral het domein Eigen regio in de knel. Dat domein wordt op veel scholen maar beperkt ingevuld. Behalve de tijdsdruk is daar ook de summiere manier waarop het domein is beschreven debet aan. Het domein is nogal procedureel beschreven en dat biedt docenten onvoldoende houvast. Ook hier zou een nadere explicitering oplossing kunnen bieden, zoals door de Expliciteringscommissie voor de CE-domeinen is gedaan. Wil dat in 2005 kunnen ingaan, dan moet zo’n commissie op korte termijn aan de slag.

Door auteurs en uitgevers zijn heel wat (detail-)opmerkingen gemaakt om tot een verbetering te komen van het bestaande programma. Zie hiervoor hoofdstuk 2 van dit dossier. In het algemeen bleek het voor auteurs lastig te zijn om van de programma's met hun enigszins onsamenhangende structuur een samenhangende methode te maken. Veel omschrijvingen in de eindtermen zijn nogal abstract en er is onduidelijkheid over de diepgang van de te behandelen leerstof. Inmiddels is dit laatste probleem voor een groot deel verholpen door het werk van de Expliciteringscommissie.

Het is niet te verwachten dat al deze opmerkingen op korte termijn tot enige aanpassing leiden van de programma's. Wel zullen ze ongetwijfeld meegenomen (kunnen) worden in het werk van de commissie die een nieuw programma voorbereidt.

Er zijn ook kritiekpunten van meer structurele aard. Er is van verschillende kanten gevraagd om een programma met meer aandacht voor mondiale processen en structuren, voor gebieden en voor de fysische geografie. Daaraan kan niet op korte termijn binnen het huidige programma tegemoet gekomen worden; dat vergt een structurele aanpassing van het programma. Op verzoek van het ministerie van OC&W heeft het KNAG inmiddels een adviescommissie samengesteld (de KNAG Commissie Aardrijkskunde Tweede Fase) die tot taak heeft gekregen een nieuw aardrijkskunde programma voor havo en vwo voor te bereiden. Deze commissie is eind 2001 van start gegaan en zal begin 2003 haar advies opleveren.

Tot slot een mogelijk nieuw knelpunt: in de voorstellen van OC&W wordt aangegeven dat het aantal verplichte profielvakken in 2005 teruggaat naar drie. Voor aardrijkskunde heeft dit tot gevolg dat het een keuzevak

43

Page 44: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief

wordt in de profielen Economie en maatschappij en Cultuur en maatschappij. Het afgelopen jaar is, vooral door het KNAG als spreekbuis van de onderwijsgeografen, gewezen op het belang van aardrijkskunde als verplicht vak in het profiel Economie en maatschappij. Ook is het belang van het vak als brug naar de natuurprofielen onderstreept. Bij alle positieve ontwikkelingen, die hierboven beschreven staan, is men in aardrijkskundeland behoorlijk bezorgd over deze dreigende verslechtering van de positie van aardrijkskunde in de tweede fase.

44

Page 45: 584_Vakdossier aardrijkskunde 2002 definitief