381 SCP: Succesvolle Participatie Van Jongeren Met Beperkingen

3
zorg 90 3-2006 > zorg & financiering Overigens ziet GGZ Nederland meer nog in de verandering van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen. Stikker: ‘Als het eerder mogelijk is om gedwongen in te grijpen, hoef je ook minder te separeren.’ Bron: Nieuwsbrief Zorg en Welzijn, 24 maart 2006< > gehandicaptenzorg 380 palliatieve zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is nog lastig Mensen met een verstandelijke beperking die ongeneeslijk ziek zijn, vallen wat gezondheids- zorg betreft vaak tussen wal en schip. De regu- liere zorgverlening weet niet goed raad met de communicatieve en cognitieve beperkingen van mensen met een verstandelijke beperking, ter- wijl in de gehandicaptenzorg vaak elementaire kennis ontbreekt van zorg rondom het levens- einde (palliatieve zorg). Samenwerking en kennisuitwisseling tussen zorgsectoren is noodzakelijk om die versnippe- ring van knowhow tegen te gaan, zodat ook mensen met een verstandelijke beperking goede palliatieve zorg kunnen krijgen. Dit blijkt uit onderzoek van het onderzoeksinstituut Nivel, de Universiteit Maastricht en het Gouverneur Kremers Centrum. Er zijn in Nederland ruim 110.000 mensen met een verstandelijke beperking. De zorg aan ter- minaal zieke mensen met een verstandelijke beperking zorgt echter voor allerlei problemen, die soms zeer praktisch van aard zijn. Reguliere zorgverleners weten bijvoorbeeld niet goed hoe ze met een persoon met een verstandelijke be- perking kunnen communiceren over diens naderende dood, of over wensen rondom het levenseinde. In de instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking is veel expertise over deze doelgroep aanwezig, maar is de ken- nis over en ervaring met palliatieve zorg beperkt. Zo worden in de verstandelijk gehandicapten- zorg de in de reguliere palliatieve zorg ingebur- gerde methoden om pijn te meten bij mensen die niet verbaal kunnen communiceren, nog niet of nauwelijks gebruikt, simpelweg omdat men daar niet weet dat ze bestaan. Ook maken instel- lingen voor mensen met een verstandelijke be- perking beperkt gebruik van de adviezen die ze kunnen krijgen van de bestaande Consultatie- teams Palliatieve Zorg. Bron: bericht Nivel, 14 maart 2006< 381 scp: succesvolle participatie van jongeren met beperkingen Sociale vaardigheden is de sleutel tot succesvol- le participatie van jongeren met beperkingen. Dat concludeert het Sociaal en Cultureel Plan- bureau (SCP) in het rapport Jeugd met beperkingen. Rapportage gehandicapten 2006. In het rapport, onder redactie van dr. Sjoerd Kooiker, wordt een beeld gegeven van de leef- situatie van kinderen en jongeren met (vooral fysieke) beperkingen in de leeftijd van 6 tot en met 24 jaar. Aan de orde komen onder meer de situatie op school en op het werk, de vrijetijds- besteding en de sociale relaties. In het rapport komen ook de jongeren zelf uitgebreid aan het woord. De periodieke SCP-rapportages over de leefsitu- atie van mensen met een lichamelijke of verstan- delijke beperking komen tot stand op verzoek van het Ministerie van VWS. Deze rapportage is

Transcript of 381 SCP: Succesvolle Participatie Van Jongeren Met Beperkingen

zorg

90 3-2006 > zorg & financiering

Overigens ziet GGZ Nederland meer nog in deverandering van de Wet bijzondere opnemingenpsychiatrische ziekenhuizen. Stikker: ‘Als het

eerder mogelijk is om gedwongen in te grijpen,hoef je ook minder te separeren.’Bron: Nieuwsbrief Zorg en Welzijn, 24 maart 2006<

> gehandicaptenzorg

380 palliatieve zorg voor mensen met een verstandelijke beperkingis nog lastig

Mensen met een verstandelijke beperking dieongeneeslijk ziek zijn, vallen wat gezondheids-zorg betreft vaak tussen wal en schip. De regu-liere zorgverlening weet niet goed raad met decommunicatieve en cognitieve beperkingen vanmensen met een verstandelijke beperking, ter-wijl in de gehandicaptenzorg vaak elementairekennis ontbreekt van zorg rondom het levens-einde (palliatieve zorg).

Samenwerking en kennisuitwisseling tussenzorgsectoren is noodzakelijk om die versnippe-ring van knowhow tegen te gaan, zodat ookmensen met een verstandelijke beperking goedepalliatieve zorg kunnen krijgen. Dit blijkt uitonderzoek van het onderzoeksinstituut Nivel, deUniversiteit Maastricht en het GouverneurKremers Centrum.Er zijn in Nederland ruim 110.000 mensen meteen verstandelijke beperking. De zorg aan ter-minaal zieke mensen met een verstandelijke

beperking zorgt echter voor allerlei problemen,die soms zeer praktisch van aard zijn. Regulierezorgverleners weten bijvoorbeeld niet goed hoeze met een persoon met een verstandelijke be-perking kunnen communiceren over diensnaderende dood, of over wensen rondom hetlevenseinde. In de instellingen voor mensen meteen verstandelijke beperking is veel expertiseover deze doelgroep aanwezig, maar is de ken-nis over en ervaring met palliatieve zorg beperkt.Zo worden in de verstandelijk gehandicapten-zorg de in de reguliere palliatieve zorg ingebur-gerde methoden om pijn te meten bij mensendie niet verbaal kunnen communiceren, nog nietof nauwelijks gebruikt, simpelweg omdat mendaar niet weet dat ze bestaan. Ook maken instel-lingen voor mensen met een verstandelijke be-perking beperkt gebruik van de adviezen die zekunnen krijgen van de bestaande Consultatie-teams Palliatieve Zorg. Bron: bericht Nivel, 14 maart 2006<

381 scp: succesvolle participatie van jongeren met beperkingen

Sociale vaardigheden is de sleutel tot succesvol-le participatie van jongeren met beperkingen.

Dat concludeert het Sociaal en Cultureel Plan-bureau (SCP) in het rapport Jeugd met beperkingen.Rapportage gehandicapten 2006.

In het rapport, onder redactie van dr. SjoerdKooiker, wordt een beeld gegeven van de leef-situatie van kinderen en jongeren met (vooral

fysieke) beperkingen in de leeftijd van 6 tot enmet 24 jaar. Aan de orde komen onder meer desituatie op school en op het werk, de vrijetijds-besteding en de sociale relaties. In het rapportkomen ook de jongeren zelf uitgebreid aan hetwoord.De periodieke SCP-rapportages over de leefsitu-atie van mensen met een lichamelijke of verstan-delijke beperking komen tot stand op verzoekvan het Ministerie van VWS. Deze rapportage is

ZenF-0306-cyaan.qxd 14-4-2006 9:26 Pagina 90

gehandicaptenzorg

91zorg & financiering > 3-2006

gebaseerd op gegevensbestanden van het SCPen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)over de periode 1995-2003.

Ruim drie procent van de 6-24-jarigen heefteen beperking

Bijna 2,5 procent van de kinderen en jongerenvan 6-24 jaar heeft te maken met een matige ofernstige lichamelijke beperking. In totaal gaathet om 90.000 personen. Ongeveer één procentvan de kinderen en jongeren in diezelfde leeftijdheeft te maken met een verstandelijke beper-king. In de leeftijd van 0-19 jaar gaat het om40.000 personen. Het gaat hier overigens omkinderen en jongeren in huishoudens; bewonersvan instellingen blijven buiten beschouwing.

Deelname aan speciaal onderwijs gegroeid

De meeste kinderen met een lichamelijke of ver-standelijke beperking bezoeken het speciaalonderwijs. De deelname aan het speciaal onder-wijs is gestegen van ruim 45.000 in 2001/2002tot ruim 55.000 in 2004/2005. Deze groei wordtoverigens deels veroorzaakt door langdurigzieke kinderen en zeer moeilijk opvoedbare kin-deren.Daarnaast bezoekt een aantal leerlingen metbeperkingen het reguliere onderwijs op basisvan de leerlinggebonden financiering (het ‘rug-zakje’). In 2005 ging het om ruim 12.000 leerlin-gen in het basisonderwijs en ruim 3000 leerlin-gen in het voortgezet onderwijs. Het gaat hieroverigens ook om leerlingen met leerproblemenof andere gezondheidsproblemen dan beperkin-gen.De ervaringen van de leerlingen zelf zijngemengd: aan de ene kant biedt het speciaalonderwijs een veilige omgeving, een haalbaarleerniveau en veel aandacht voor het kind, maarook weinig omgang met ‘valide’ leeftijdgenotenen minder uitdaging. Aan de andere kant biedthet regulier onderwijs die omgang en uitdagingwel, maar vanwege de uitzonderingspositie van

het kind met beperkingen is er meer risico oppesten en is het vaak moeilijker om op schoolmee te komen. Op dit moment is het nog nietgoed mogelijk om beleidsmatig een definitievekeuze voor één van beide opties te maken.Daarvoor hangen succes of falen in de school-carrière, ook volgens de jongeren zelf, op ditmoment nog (te) veel af van toevallige factoren:de betrokkenheid van ouders, de bevlogenheidvan een leerkracht en vooral ook de steun vanmedeleerlingen.

Vooral laagopgeleide arbeidsgehandicaptejongeren vinden geen werk

Ongeveer vijf procent van alle jongeren in deleeftijd van 15-24 jaar (circa 100.000 personen)heeft een arbeidshandicap (dit is inclusief jon-geren die om andere gezondheidsreden dan eenbeperking arbeidsgehandicapt worden ge-noemd). Van degenen die beschikbaar zijn voorde arbeidsmarkt heeft ruim zestig procent eenbaan. Bij leeftijdgenoten zonder arbeidshandi-cap bedraagt dit percentage ruim tachtig. Jongeren met een arbeidshandicap werken vakerin lagere beroepen en vaker parttime.Verder is één op de vijf jongeren met eenarbeidshandicap arbeidsongeschikt. Van dezelaatste groep is tachtig procent laag opgeleid.Naast een goede opleiding vormen ook goedesociale contacten en vaardigheden belangrijkevoorwaarden voor het vinden van werk. Het isdaarom wenselijk dat in het beleid meer aan-dacht wordt besteed aan het versterken van dezevoorwaarden.

Cultuurparticipatie van jongeren metbeperkingen blijft achter

In de vrije tijd is de sportdeelname van kinderenen jongeren met lichamelijke beperkingen bijnanet zo hoog als die van andere kinderen en jon-geren. Ongeveer zestig procent is lid van eensportvereniging en bijna negentig procent doetten minste eenmaal per jaar iets aan sport in de

ZenF-0306-cyaan.qxd 14-4-2006 9:26 Pagina 91

zorg

92 3-2006 > zorg & financiering

vrije tijd. Sporten als zwemmen, skeeleren/ska-ten en voetbal zijn bij alle kinderen en jongeren(met of zonder beperkingen) populair. Badmin-ton doen kinderen en jongeren met beperkingenmeer dan anderen.De deelname van kinderen en jongeren metbeperkingen aan het culturele leven blijft achterbij die van leeftijdgenoten zonder beperkingen.Het sterkst is dit het geval bij het bezoek vanpopconcerten en in mindere mate bij onderandere het bezoek aan theater, museum of bio-scoop.Volgens de jongeren zelf vormt de toegankelijk-heid van gebouwen nog altijd een groot pro-bleem.

Vriendschap van groot belang voor jongerenmet beperkingen

Kinderen en jongeren met beperkingen vindenover het algemeen dat hun ouders voldoenderekening met hen houden. ‘Overbescherming’komt soms voor en kan tot gevolg hebben dateen jongere zich later minder zelfstandiggedraagt dan mogelijk en wenselijk is.Ook voor jongeren met beperkingen speeltvriendschap een cruciale rol in het leven. ‘Jevrienden slepen je erdoor’ is een veelgehoordeuitspraak. De meeste onderzoeken naar vriend-schappen van jongeren met (lichamelijke)beperkingen geven aan dat zij over voldoendevrienden beschikken, maar begeleiders van ver-standelijk gehandicapten geven wel aan dat veel(47%) verstandelijk gehandicapte jongvolwasse-nen geen vrienden hebben.Bron: persbericht SCP, 28 maart 2006<

> welzijnszorg

382 minder daklozen, minder overlast: betere opvang en zorg

In 2010 moet ten minste zestig procent van detienduizend daklozen (in de vier grote steden)onder dak zijn. Dakloosheid als gevolg van uit-huiszettingen of detentie moet fors minderworden. En de overlast moet ook minder wor-den. Die ambities hebben het kabinet en de viergrote steden neergelegd in een plan van aanpakMaatschappelijke Opvang, dat 17 maart jl. isgepresenteerd.

Rijk en gemeenten willen zo een eind makenaan het op straat zwerven en het verkommerenen verloederen van daklozen, psychiatrischepatiënten en verslaafden. Tegelijkertijd wordt zoook de overlast en de criminaliteit in de openba-re ruimte beperkt.Het plan van aanpak bestaat uit ‘niet-vrijblijven-de’ afspraken met daklozen en verslaafden overzorg, huisvesting en eventueel werk. Over zeven

jaar moeten daardoor de overlast, verloederingen criminaliteit die ze nu nog veroorzaken,drastisch zijn verminderd.

Concreet komen de ambities van het kabinet ende vier grote steden op het volgende neer:– Voor 2010 is voor alle tienduizend daklozen in

de vier grote steden een trajectplan opgesteld.Hiermee zijn ze zover als mogelijk voorzienvan inkomen, zorg en werk. Daarnaast heeftin 2010 minimaal zestig procent van de groeppassende huisvesting.

– Dakloosheid door uithuiszettingen is in 2008gedaald tot minder dan dertig procent van hetaantal in 2005.

– Dakloosheid door detentie komt (vrijwel) nietmeer voor.

– Bij een groot deel van de doelgroep is overlast-gevend gedrag verminderd, conform de doel-

ZenF-0306-cyaan.qxd 14-4-2006 9:26 Pagina 92