26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie ... · Sinds 1996 bouwt de Vlaamse overheid...

78
VERWERKING ENQUETES BUDGETMETERKLANTEN IN HET KADER VAN DE EVALUATIE VAN DE SOCIALE OPENBAREDIENSTVERPLICHTINGEN IN HET VLAAMS GEWEST Definitieve versie 26 september 2011 Provinciale Hogeschool Limburg, Onderzoeksgroep ArcK Auteurs: Griet Verbeeck, Sarah Martens, Erik Nuyts

Transcript of 26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie ... · Sinds 1996 bouwt de Vlaamse overheid...

VERWERKING ENQUETES BUDGETMETERKLANTEN

IN HET KADER VAN DE EVALUATIE VAN DE

SOCIALE OPENBAREDIENSTVERPLICHTINGEN

IN HET VLAAMS GEWEST

Definitieve versie 26 september 2011

Provinciale Hogeschool Limburg,

Onderzoeksgroep ArcK

Auteurs: Griet Verbeeck, Sarah Martens, Erik Nuyts

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 2

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 3

Inhoud 1 Inleiding.................................................................................................................................................... 4

2 Methodologie........................................................................................................................................... 4

2.1 Aanpak................................................................................................................................................... 4

2.2 Steekproefdeelname en steekproefaantal ............................................................................................ 5

3 Analyse van de enquête resultaten .......................................................................................................... 8

3.1 Algemene aspecten ............................................................................................................................... 8

3.1.1 Gezinssamenstelling, geslacht, leeftijd en werksituatie van de invuller ........................................... 8

3.1.2 Woningaspecten ............................................................................................................................. 15

3.2 Algemene vragen gerelateerd aan het verbruik van elektriciteit en gas............................................. 23

3.2.1 Verbruik en levering van gas en elektriciteit ................................................................................... 23

3.3 Budgetmeters voor elektriciteit en gas ............................................................................................... 28

3.3.1 Algemene aspecten van de gezinnen in relatie tot de budgetmeter(s) .......................................... 28

3.3.2 Installatie en gebruik van de budgetmeter voor elektriciteit of gas ............................................... 31

3.3.3 Perceptie van de budgetmeter voor elektriciteit of gas ................................................................. 35

3.3.4 Noodkrediet, minimale levering en uitvallen van de budgetmeter ................................................ 44

3.3.5 LAC-werking en afsluiting van elektriciteit en aardgas ................................................................... 48

3.3.6 Communicatie met netbeheerders en OCMW................................................................................ 51

4 Conclusies............................................................................................................................................... 55

5 Bijlage 1: Vragenlijst ............................................................................................................................... 60

6 Bijlage 2: Gedetailleerde cijfertabellen................................................................................................... 72

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 4

1 Inleiding

Sinds 1996 bouwt de Vlaamse overheid stelselmatig sociale maatregelen uit die de gezinnen willen beschermen

tegen afsluiting van energie, waaronder de procedures die de leveranciers en netbeheerders volgen bij

wanbetaling, de inzet van de Lokale Adviescommissies (LAC’s), de minimale levering van elektriciteit, de

invoering van budgetmeters,…. Met het besluit van 13 maart 2009 werd deze bescherming nog verder

verruimd en geüniformiseerd.

De Vlaamse regelgeving rond de sociale openbaredienstverplichtingen werd inmiddels geïntegreerd in

enerzijds het Energiedecreet van 8 mei 2009 (Titel VI. Sociale energiemaatregelen voor huishoudelijke

afnemers) en anderzijds het Energiebesluit van 19 november 2010 (Titel V. Sociale energiemaatregelen).

In het Vlaams Regeerakkoord 2009-2014 werd afgesproken om te onderzoeken hoe de effectiviteit en de

efficiëntie van de bestaande sociale openbaredienstverplichtingen nog kunnen verbeteren. Vlaams minister

van energie Freya Van den Bossche vertrouwde deze opdracht toe aan het Vlaams Energieagentschap (VEA) en

de VREG.

Een belangrijk onderdeel van deze evaluatie betrof een bevraging naar de ervaringen van mensen die

elektriciteit en aardgas geleverd krijgen via een budgetmeter.

Dit rapport is de neerslag van de verwerking van de enquêtes die werden uitgevoerd bij de gebruikers van

budgetmeters voor elektriciteit en/of gas.

2 Methodologie

2.1 Aanpak

De enquête werd opgesteld door de PHL in opdracht van VEA en in sterke samenwerking met VEA, de

distributienetbeheerders en de VVSG. Gezien de omvang van de vragenlijst en de complexe aard van het

onderzochte thema, besliste de opdrachtgever om de enquête te laten invullen onder begeleiding van mensen

die vanuit hun dagelijkse professionele activiteiten bekend zijn met de sociale aspecten van de energiemarkt én

frequent contact hebben met mensen uit de beoogde doelgroep.

De enquêtes werden verdeeld naar 308 OCMW’s en naar de netbeheerders van Eandis en Infrax die de

gebruikers bijstonden bij het invullen van deze enquête. Ook Samenlevingsopbouw begeleidde mensen bij het

invullen van de vragenlijst. Steeds werd de mogelijkheid gelaten om de enquête digitaal of op papier in te

vullen. Enkele dagen na de verspreiding van de vragenlijst, ontvingen de OCMW’s een brief vanwege minister

Van den Bossche met een oproep mee te werken aan de bevraging. De enquête liep van half mei tot eind juni,

maar ingevulde enquêteformulieren die na deze datum werden ingestuurd, werden ook nog meegenomen in

de evaluatie. De laatste ingevulde enquêtes kwamen toe op de PHL op 22 augustus. Bijlage 1 bevat de volledige

vragenlijst.

De statistische analyse van de enquêteresultaten omvat enerzijds een frequentie-analyse voor enkelvoudige

parameters van zowel algemene aspecten zoals gezinssamenstelling, geslacht, leeftijd, werksituatie en

woonsituatie als voor aspecten gerelateerd aan het verbruik van gas en/of elektriciteit en het gebruik van, de

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 5

kennis van en tevredenheid over de budgetmeter voor elektriciteit en/of gas. Anderzijds is ook een frequentie-

analyse uitgevoerd voor twee-of meervoudige parameters, waarbij algemene aspecten van gezinssamenstelling

en werksituatie gekoppeld werden aan aspecten gerelateerd aan het energieverbruik of het gebruik van en

tevredenheid over de budgetmeters.

2.2 Steekproefdeelname en steekproefaantal

In totaal werden gespreid over het Vlaamse gewest 419 enquêtes ingevuld. Hiervan werden er 261 ingevuld via

de OCMW’s, 148 via de netbeheerders en 10 via andere actoren. Figuur 1 geeft de procentuele verdeling over

de instanties waar de enquêtes werden afgenomen.

62,3%

35,3%

2,4%

Instantie waar enquête werd

afgenomen

OCMW's

netbeheerders

andere

Figuur 1: verdeling volgens instantie waar enquête werd afgenomen (totaal = 419 respondenten)

Bekijken we de verdeling van de enquêtes ingevuld via de OCMW’s, volgens de provincie waarin het OCMW

zich bevindt, dan blijken de meeste enquêtes ingevuld in de provincies Antwerpen (73), West-Vlaanderen (62)

en Oost-Vlaanderen (58). In Limburg (36) en Vlaams-Brabant (32) werden iets minder enquêtes ingevuld via de

OCMW’s. Figuur 2 geeft de procentuele verdeling over de provincies.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 6

28%

24%22%

14%

12%

Enquêtes via OCMW: verdeling

volgens provincie

Antwerpen

West-Vlaanderen

Oost-Vlaanderen

Limburg

Vlaams-Brabant

Figuur 2: procentuele verdeling van de enquêtes ingevuld via de OCMW’s volgens de provincie waarin het OCMW zich

bevindt (261 enquêtes)

39%

61%

Enquêtes via netbeheerders: verdeling

volgens netbeheerder

Eandis

Infrax

Figuur 3: verdeling van de enquêtes via de netbeheerders over Infrax en Eandis (148 enquêtes)

Bekijken we de verdeling van de enquêtes ingevuld via de netbeheerders, dan blijkt er een zeer sterke

oververtegenwoordiging van enquêtes ingevuld via Infrax in vergelijking tot het werkingsgebied van beide

netbeheerders (Figuur 3). Zo zijn 91 enquêtes of 61% ingevuld via Infrax en 57 enquêtes of 39% via Eandis,

terwijl de normale verhouding voor het Vlaamse Gewest o.b.v. hun werkingsgebied grofweg 20 % Infrax en 80

% Eandis is. De beschikbare informatie laat enkel voor Infrax toe om een opsplitsing per provincie te maken;

voor Eandis is dit niet mogelijk. Van de 91 enquêtes ingevuld via Infrax werden 17 enquêtes ingevuld in de

provincie Antwerpen, 14 in de provincie West-Vlaanderen en 60 in de provincies Limburg en Vlaams-Brabant.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 7

Dit betekent dat in totaal er een oververtegenwoordiging van respondenten uit Limburg is t.o.v. de andere

provincies, al laat de beschikbare informatie niet toe dit in exacte percentages uit te drukken.

Het totale steekproefaantal is beperkt, in vergelijking met het aantal huishoudens dat momenteel over een

budgetmeter beschikt:

• Eind 2010 beschikten 41200 huishoudens over een budgetmeter voor elektriciteit tegenover 376

respondenten met een budgetmeter voor elektriciteit: we hebben dus 0,9% van deze huishoudens

kunnen bevragen.

• Eind 2010 beschikten 18190 huishoudens over een budgetmeter voor aardgas tegenover 227

respondenten met een budgetmeter voor gas: we hebben dus 1,2% van deze huishoudens kunnen

bevragen

Deze aantallen zeggen echter niets over de representativiteit van de steekproef. De representativiteit kan enkel

gemeten worden als de eigenschappen van de totale populatie bekend zijn en de verdeling van een bepaalde

eigenschap over de populatie kan vergeleken worden met de verdeling van die eigenschap over de steekproef.

Aangezien geen informatie beschikbaar is over bv. de verdeling van de gezinssamenstelling, geslacht, leeftijd,

werksituatie, e.a. over de totale populatie aan huishoudens met een budgetmeter, is het niet mogelijk

uitspraken te doen over de mate van representativiteit van deze steekproef voor de totale groep van gezinnen

met een budgetmeter. Wel kan algemeen gesteld worden dat, àls een steekproef representatief is, er al

redelijke uitspraken kunnen gedaan worden met 200 respondenten.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 8

3 Analyse van de enquête resultaten

3.1 Algemene aspecten

De volledige vragenlijst is weergegeven in bijlage 1.

In de vragenlijst werden eerst 4 algemene vragen gesteld over de gezinssamenstelling, het geslacht, de leeftijd

en de werksituatie van de invuller van de vragenlijst. Deze worden hieronder eerst besproken.

Daarna werden 5 vragen gesteld die een beeld moeten geven van de woonsituatie van de invuller van de

vragenlijst. Deze vragen betroffen het eigendomsstatuut, het type woning, de energiedrager voor verwarming,

en de aanwezigheid van dubbele beglazing en dakisolatie, omdat deze toch in belangrijke mate het

energieverbruik voor verwarming bepalen. De antwoorden op deze vragen worden in paragraaf 3.1.2

besproken en waar nuttig geacht, is ook steeds de relatie met gezinssamenstelling, leeftijd en/of werksituatie

nagegaan. Indien algemene statistische informatie voorhanden is over het Vlaamse gemiddelde woningenpark,

is deze, waar nuttig geacht, ook toegevoegd. Steeds is getracht de meest recente informatie te vinden, maar

over de woningsituatie is het zeer moeilijk recente statistische informatie te vinden. Daarom komt een deel van

de informatie uit de Algemene Socio-economische Enquête van 2001 (NIS 2001), uit de jaarlijks geüpdate

nationale statistieken (NIS 2008), uit de Vlaamse Woonsurvey van 2005 (Woonsurvey 2005) en uit de

bevragingen van de Vlaamse huishoudens van 2010 (VREG-enquête: Gedrag & ervaringen van huishoudelijke

afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt 2010).

De meeste informatie wordt voor de duidelijkheid in grafieken weergegeven, meestal in percentages van het

totaal aantal respondenten voor deze vraag, tenzij anders vermeld. Het totaal aantal respondenten wordt

steeds in het bijschrift vermeld tussen haakjes. In de tekst worden aanvullend de cijfers meer in detail

besproken. De concrete cijfers achter de grafieken (in absolute waarden en percentages) en achter de

vermelde percentages in de tekst worden in tabellen gegeven in bijlage 2.

3.1.1 Gezinssamenstelling, geslacht, leeftijd en werksituatie van de invuller

Gezinssamenstelling

Het aantal volwassenen, kinderen onder 12 jaar en kinderen tussen 12 jaar en 18 jaar in het gezin van de

invuller van de vragenlijst zijn hieronder weergegeven in Tabel 1 en in Figuur 4 en Figuur 5. Figuur 6 geeft de

procentuele verdeling weer van de gezinnen met 1 volwassene met en zonder kinderen (verder 1-

oudergezinnen en alleenstaanden genoemd) en de gezinnen met meerdere volwassenen met en zonder

kinderen (verder meer-oudergezinnen en gezinnen met meerdere volwassenen zonder kinderen genoemd).

We spreken hier verder over “ouder”, maar de gegevens laten niet toe om te concluderen dat het effectief

over een relatie (natuurlijke) ouder – kind gaat. Het kan in sommige situaties ook over kinderen boven 18 jaar,

grootouders of andere gaan.

Ondanks het feit dat Tabel 1 aangeeft dat er 5 gezinnen zijn waarin geen volwassenen zijn, kan hieruit niet

geconcludeerd worden dat dit gezinnen betreft zonder +18-jarigen. Uit detailanalyse van de ingevulde

gegevens blijkt dat deze 5 respondenten wel hun leeftijd invulden en deze varieert van 26 tot 42 jaar. Dit

betekent dat zij zichzelf niet hebben meegerekend bij het aantal volwassen gezinsleden. Uit de beschikbare

gegevens kan niet gecontroleerd worden in welke mate ook andere respondenten zichzelf zijn vergeten mee te

rekene bij het aantal volwassenen. In ieder geval is de minimum leeftijd die door de respondenten werd

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 9

ingevuld 20 jaar. Het is dus zeer waarschijnlijk dat er geen gezinnen zonder +18-jarigen onder de respondenten

zijn, al is dit niet helemaal uit te sluiten, aangezien 35 respondenten hun leeftijd niet hebben ingevuld (zie

verder).

Tabel 1

Aantal gezinsleden Volwassenen Kinderen -12

jaar

Kinderen 12-18

jaar

Kinderen 0-18

jaar

Aantal % aantal % aantal % aantal %

0 5 1,2% 248 61,4

%

297 73,5% 191 47,8%

1 151 36,7% 75 18,6

%

73 18,1% 86 21,5%

2 181 44,0% 54 13,4

%

26 6,4% 69 17,3%

3 45 10,9% 14 3,5% 5 1,2% 29 7,3%

4 23 5,6% 7 1,7% 1 0,2% 17 4,3%

5 6 1,5% 2 0,5% 0 0,0% 2 0,5%

6 3 0,7% 1 0,2% 4 1,0

7 1 0,2% 2 0,5%

Totaal 411 404 403 400

Geen antwoord 1 8 9 12

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

50,0%

0 1 2 3 4 5

Aantal volwassenen in gezin

Figuur 4: aantal volwassenen in het gezin van de respondent (411 respondenten)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 10

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

0 1 2 3 4 5 6 7

Aantal kinderen

-12 jaar 12-18 jaar 0-18 jaar

Figuur 5: aantal kinderen onder 12 jaar, tussen 12 en 18 jaar en het totaal aantal kinderen in het gezin van de respondent

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

1 volw meer volw

Volwassenen en kinderen per gezin

met kinderen

zonder kinderen

Figuur 6: verdeling van de respondenten over alleenstaanden, 1-oudergezinnen, meer-oudergezinnen en gezinnen zonder

(inwonende) kinderen (397 respondenten).

Uit bovenstaande tabellen en figuren blijkt dat 37% van de gezinnen uit 1 volwassene bestaat, opgesplitst over

14% met kinderen (alleenstaande ouder) en 23% zonder kinderen (alleenstaande). 44% van de gezinnen

bestaat uit 2 volwassenen, 11% uit 3 volwassenen en 7% uit 4 of 5 volwassenen. Deze 63% gezinnen met

meerdere volwassenen kan opgesplitst worden in 38% gezinnen met kinderen en 25% zonder kinderen. Er is

dus een lichte meerderheid van de gezinnen met kinderen (52%). Dit lijkt op eerste zicht in tegenspraak met de

cijfers over het aantal gezinnen zonder kinderen onder 12 jaar (61%) en het aantal gezinnen zonder kinderen

tussen 12 en 18 jaar (73,5%), maar dit kan verklaard worden doordat gezinnen zonder kinderen onder 12 jaar

wel oudere kinderen kunnen hebben en omgekeerd. Vandaar dat in Figuur 5 en Tabel 1 ook telkens het aantal

gezinnen met kinderen tussen 0 en 18 jaar is weergegeven.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 11

Geslacht

Wat het geslacht van de invullers van de vragenlijst betreft, waren 239 respondenten (58,7%) vrouwen en 168

(41,3%) mannen. 5 vulden deze vraag niet in.

Kijken we naar het geslacht van de respondent in combinatie met de gezinssamenstelling (Figuur 7), dan blijkt

dat vrouwen het sterkst vertegenwoordigd zijn in de 1-oudergezinnen (9,4% alleenstaande moeder met

kinderen vs. 4,8% alleenstaande vader met kinderen), terwijl binnen de gezinnen van alleenstaanden zonder

kinderen er een lichte meerderheid aan alleenstaande mannen is (12,7% alleenstaande mannen vs. 10,7%

alleenstaande vrouwen).

Vergelijken we dit met de cijfers voor Vlaanderen (NIS 2008), dan blijkt in Vlaanderen 4% van alle huishoudens

uit een alleenstaande vader en 9% uit een alleenstaande moeder te bestaan. 25% van de gezinnen zijn

echtparen zonder kinderen, 27% echtparen met kinderen, 14% alleenstaande mannen en 16% alleenstaande

vrouwen. Van 6% is de samenstelling onbekend.

Onze populatie sluit dus zeer goed aan bij het Vlaamse gemiddelde qua % alleenstaande vaders en moeders en

qua % gezinnen zonder kinderen. Het % gezinnen met meerdere volwassenen met kinderen ligt hoger dan het

gemiddelde (38% vs. 27%), terwijl het % alleenstaanden zonder kinderen lager ligt dan het Vlaamse gemiddelde

(23% vs. 30%).

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

1 volw met

kinderen

1 volw zonder

kinderen

meer volw met

kinderen

meer volw

zonder kinderen

Geslacht invuller volgens

gezinssamenstelling

vrouw

man

totaal

Figuur 7: geslacht van de respondent volgens gezinssamenstelling (394 respondenten)

Leeftijd

Tabel 2 geeft de verdeling van de leeftijd van de invuller in leeftijdsblokken van 5 jaar, Figuur 8 geeft dezelfde

resultaten samengebracht in leeftijdscategorieën die 10 jaar overspannen. Bij verdere grafieken waarin het

verband tussen een parameter en de leeftijdscategorie wordt weergegeven, zijn steeds de gecondenseerde

leeftijdscategorieën in stappen van 10 jaar gebruikt.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 12

Tabel 2

Leeftijdscategorie aantal %

20-24 jaar 6 1,6%

25-29 jaar 27 7,2%

30-34 jaar 43 11,4%

35-39 jaar 47 12,5%

40-44 jaar 57 15,1%

45-49 jaar 68 18,0%

50-54 jaar 50 13,3%

55-59 jaar 43 11,4%

60-64 jaar 22 5,8%

65-69 jaar 10 2,7%

70-74 jaar 3 0,8%

75-79 jaar 1 0,3%

80+ 0 0,0%

Totaal 377

Geen antwoord 35

Wat de leeftijd van de invullers betreft, is er een quasi-Gaussverdeling in Figuur 8 met het zwaartepunt in de

leeftijdscategorie 40-49 jaar.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79

Leeftijd invuller

Figuur 8: verdeling van de respondenten volgens hun leeftijd (377 respondenten)

Bekijken we de relatie leeftijd en gezinssamenstelling (Figuur 9), dan zien we dat er bij de gezinnen met

kinderen quasi evenveel gezinnen zijn met een ouder jonger dan 40 jaar (6,3% bij 1-oudergezinnen, 19,1% bij

meer-oudergezinnen) als gezinnen met een ouder tussen 40 en 60 jaar (7,1% bij 1-oudergezinnen, 18,3% bij

meer-oudergezinnen). Bij de gezinnen zonder kinderen daarentegen ligt het zwaartepunt zeer duidelijk binnen

de leeftijdscategorie van 40-59 jaar (14,2% alleenstaanden tussen 40-60 jaar en 18,3% gezinnen met meerdere

volwassenen en zonder kinderen). Slechts in 9,6% van alle gezinnen is de invuller 60 jaar of ouder, opgesplitst

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 13

in 4,1% (of 15) alleenstaande 60-plussers en 4,4% (of 16) 60-plussers die met andere volwassene(n)

samenwonen.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

1 volw met

kinderen

1 volw zonder

kinderen

meer volw met

kinderen

meer volw

zonder

kinderen

Leeftijd invuller volgens

gezinssamenstelling

20-39

40-59

60+

Figuur 9: leeftijd van de respondent volgens gezinssamenstelling (366 respondenten)

Werksituatie

Wat de werksituatie van de respondenten betreft, zijn er evenveel werkende (45,7% voltijds of deeltijds

werkend) als niet-werkende (45,9% ziek of werkzoekend) respondenten en slechts een beperkt percentage

gepensioneerden (8,4%) (Tabel 3 en Figuur 10).

Tabel 3

Werksituatie aantal %

voltijds of deeltijds werkend 186 45,7%

niet-werkend 187 45,9%

Gepensioneerd 34 8,4%

Totaal 407

Geen antwoord 5

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 14

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

50,0%

voltijds of deeltijds niet-werkend gepensioneerd

Werksituatie invuller

Figuur 10: werksituatie van de respondent (407 respondenten)

Combineren we deze cijfers met de gezinssamenstelling (Figuur 11), dan blijkt dat binnen de meer-

oudergezinnen met kinderen er het meeste werkende zijn (21,8% van alle respondenten), maar tegelijk ook het

meeste niet-werkende (15,4%). Binnen de 1-oudergezinnen zijn er zelfs iets meer niet-werkende ouders (7,6%)

dan werkende ouders (6,6%). Ook bij de gezinnen zonder kinderen zijn er meer niet-werkende (11,9% niet-

werkende alleenstaanden en 10,9% niet-werkende bij gezinnen met meerdere volwassenen) dan werkende

respondenten (8,1% werkende alleenstaanden en 9,4% werkende bij gezinnen met meerdere volwassenen).

In het geval van gezinnen met slechts 1 volwassene geeft deze situatie de volledige werksituatie binnen het

gezin aan, terwijl bij de gezinnen met meerdere volwassenen op basis van deze cijfers geen uitsluitsel kan

gegeven worden over de werksituatie van de andere volwassenen in het gezin, aangezien de vraag expliciet

betrekking had op de invuller van de vragenlijst.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

1 volw met

kinderen

1 volw

zonder

kinderen

meer volw

met kinderen

meer volw

zonder

kinderen

Werksituatie invuller volgens

gezinssamenstelling

werkend

niet-werkend

gepensioneerd

Figuur 11: werksituatie van de respondent volgens gezinssamenstelling (395 respondenten)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 15

3.1.2 Woningaspecten

Eigendomsstatuut

Wat het eigendomsstatuut van de invullers betreft, is 24.3% (99 respondenten) eigenaar en 75,7% (309

respondenten) huurder van de woning die ze betrekken. Dit is in sterk contrast met de verdeling volgens

eigendomsstatuut in de totale Vlaamse bevolking: 74,4% van de Vlaamse huishoudens is eigenaar van zijn

woning, 24,1% huurt zijn woning (met 18,5% private huur en 5,6% sociale huur) en 1,5% woont gratis

(Woonsurvey 2005).

Bekijken we de relatie met de gezinssamenstelling (Figuur 12), de leeftijd (Figuur 13) en de werksituatie (Figuur

14), dan blijken de meeste eigenaars te vinden te zijn bij de meer-oudergezinnen met kinderen: 12,7% (of 50

gezinnen) t.o.v. 3% (of 12 gezinnen) bij de 1-oudergezinnen; 2,3% of 9 alleenstaanden en 6,6% of 26 gezinnen

met meerdere volwassenen zonder kinderen wonen in hun eigen woning.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

1 volw met

kinderen

1 volw zonder

kinderen

meer volw

met kinderen

meer volw

zonder

kinderen

Eigendomsstatuut volgens

gezinssamenstelling

eigenaar

huurder

Figuur 12: eigendomsstatuut van de respondent volgens gezinssamenstelling (394 respondenten)

Bovendien zijn bij de respondenten de meeste eigenaars tussen 40 en 59 jaar (14,2% van alle invullers)

tegenover 8,6% jonger dan 40 jaar en slechts 2,7% ouder dan 60 jaar. Bekijken we echter het aantal eigenaars

binnen een bepaalde leeftijdscategorie, dan blijkt de verdeling zeer goed aan te sluiten bij het totale

gemiddelde van 24,3%: 26,2% van de invullers jonger dan 40 jaar is eigenaar tegenover 24,5% van de invullers

tussen 40 en 59 jaar en 27,8% van de invullers ouder dan 60 jaar. Het feit dat binnen elke leeftijdscategorie het

percentage hoger ligt dan het totale gemiddelde van 24,3% kan verklaard worden doordat 408 invullers de

vraag over het eigendomsstatuut hebben ingevuld, terwijl er slechts 374 zowel de vraag over het

eigendomsstatuut als de vraag over de leeftijd hebben ingevuld.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 16

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

50,0%

20-39 40-59 60+

Eigendomsstatuut volgens

leeftijdscategorie

eigenaar

huurder

Figuur 13: eigendomsstatuut van de respondent volgens leeftijdscategorie (374 respondenten)

Bij de werkende en bij de gepensioneerde respondenten is er duidelijk een hoger percentage eigenaar (31,1%

van alle werkende respondenten en 29,4% van alle gepensioneerde respondenten) dan bij de niet-werkende

respondenten (16,6% van de niet-werkende respondenten is eigenaar). De onderlinge verhouding van de

blauwe balk en de groene balk in Figuur 14 geven binnen 1 type werksituatie deze percentages weer.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

werkend niet-werkend gepensioneerd

Eigendomsstatuut volgens

werksituatie

eigenaar

huurder

Figuur 14: eigendomsstatuut van de respondent volgens werksituatie (404 respondenten)

Type woning

Zoals uit Figuur 15 blijkt, is de rijwoning (inclusief het hoekhuis als laatste woning in een rij) het sterkst

vertegenwoordigd binnen de ondervraagde gezinnen (39%) tegenover 20,5% halfopen bebouwing, 22,9% flats

of studio’s en slechts 16,6% vrijstaande woningen.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 17

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

Type woning

Figuur 15: verdeling van het percentage respondenten per type woning (410 respondenten)

Ook dit is in contrast met de globale verdeling binnen Vlaanderen, waar 35,4% van alle woningen vrijstaande

woningen zijn, 20% halfopen bebouwing, 22,2% rijwoningen en 19,5% flats of studio’s. De rijwoningen zijn

m.a.w. oververtegenwoordigd in onze populatie t.o.v. het Vlaamse gemiddelde en de vrijstaande woningen

ondervertegenwoordigd (Figuur 16). De cijfers in Figuur 16 zijn gebaseerd op het NIS (2001), omdat de

Woonsurvey (2005) hierover geen informatie geeft. De Woonsurvey geeft wel informatie over de verdeling van

de woningen volgens 1-gezinswoningen en meergezinswoningen (appartement en studio’s of andere). Deze

informatie is weergegeven in Figuur 17. Hieruit blijkt dat bij de huishoudens met budgetmeter het percentage

aan appartementen en studio’s of andere duidelijk hoger ligt dan bij de gemiddelde Vlaamse huishoudens:

76,1% 1-gezinswoningen, 20,5% appartementen en 3,4% studio’s en andere bij de ondervraagde huishoudens

tegenover 80% 1-gezinswoningen, 19% appartementen en 1% studio’s en andere bij de gemiddelde Vlaamse

huishoudens.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

rijwoning halfopen vrijstaand flat/studio

Type woning: enquête - Vlaanderen

enquête

Vlaanderen 2001

Figuur 16: vergelijking van de verdeling van het percentage woningen per type woning tussen de enquête (410

respondenten) en het Vlaamse woningenpark (NIS 2001)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 18

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

1 gezinswoning appartement studio's of

andere

Type woning: enquête - Vlaanderen

enquête

Vlaanderen 2005

Figuur 17: vergelijking van de verdeling per woningtype tussen de enquête (410 respondenten) en het Vlaamse

woningenpark (Woonsurvey 2005)

Wat de relatie tussen woningtype en gezinssituatie betreft, blijkt uit Figuur 18 dat:

- de meeste flats of studio’s door alleenstaanden worden bewoond

- zowel 1-oudergezinnen als gezinnen met meerder volwassenen zonder kinderen vooral in een

rijwoning of hoekhuis wonen en

- de halfopen bebouwing vooral door meer-oudergezinnen met kinderen worden bewoond

- de vrijstaande woningen vooral door gezinnen met meerdere volwassenen, met of zonder kinderen,

worden bewoond.

0,0%

2,0%

4,0%

6,0%

8,0%

10,0%

12,0%

14,0%

16,0%

1 volw met

kinderen

1 volw zonder

kinderen

meer volw met

kinderen

meer volw zonder

kinderen

Woningtype volgens gezinssituatie

flat/studio

halfopen

rij-of hoekhuis

vrijstaand

Figuur 18: verdeling van het percentage woningen per woningtype volgens de gezinssamenstelling (392 respondenten)

Figuur 19 die de relatie tussen woningtype en leeftijdscategorie aangeeft, toont dan weer dat jongere gezinnen

en 60-plussers redelijk gelijkmatig over de verschillende woningtypes verdeeld zijn met een licht zwaartepunt

bij de rijwoningen, terwijl de gezinnen tussen 40 en 59 jaar vooral in een rijwoning wonen.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 19

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

20-39 40-59 60+

Woningtype volgens leeftijdscategorie

flat/studio

halfopen

rij-of hoekhuis

vrijstaand

Figuur 19: verdeling van het percentage woningen per woningtype volgens de leeftijdscategorie van de respondent (372

respondenten)

In relatie tot de werksituatie (Figuur 20) is in alle situaties de rijwoning het meest vertegenwoordigd, maar bij

niet-werkenden en gepensioneerden is het overwicht t.o.v. de andere woningtypes beduidend groter dan bij

de werkenden (34% van alle werkende respondenten wonen in een rijwoning tegenover 43% van alle niet-

werkende en 47% van alle gepensioneerde respondenten).

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

werkend niet-werkend gepensioneerd

Woningtype volgens werksituatie

flat/studio

halfopen

rij-of hoekhuis

vrijstaand

Figuur 20: verdeling van het percentage woningen per woningtype volgens de werksituatie van de respondent (402

respondenten)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 20

Energiedrager en energiebesparende maatregelen

Uit Figuur 21 blijkt dat 74,1% van alle gezinnen zijn/haar woning verwarmt met aardgas tegenover 7,6% met

elektriciteit en 17,3% met andere (waarschijnlijk meestal stookolie). In 2010 was deze verdeling in Vlaanderen

63% aardgas (2009: 60%), 26% op stookolie (2009: 28%) en 9% elektriciteit (VREG-enquête: Gedrag &

ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt 2010).

Het percentage bij de respondenten dat verwarmt met aardgas is opvallend hoog, zonder dat daar een

verklaring voor te vinden is.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

aardgas elektriciteit andere ik weet het niet

Energiedrager verwarming

Figuur 21: verdeling volgens gebruikte energiedrager voor verwarming voor alle respondenten (410 respondenten)

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

enkel glas dubbel glas ik weet het niet

Beglazing

Figuur 22: verdeling volgens de aanwezigheid van enkel en dubbel glas voor alle respondenten (409 respondenten)

66,3% van alle woningen heeft dubbel glas (Figuur 22) en 32,6% heeft dakisolatie (Figuur 23). Weliswaar zeggen

deze cijfers niets over de kwaliteit van het dubbel glas (ouder dubbel glas uit jaren ’70-’80 laat slechts de helft

van de warmte door dat door enkel glas gaat, maar laat 3x meer warmte door dan het huidige dubbel glas) of

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 21

de dikte van de dakisolatie. Bovendien valt op dat 27,2% niet weet of er dakisolatie aanwezig is. Dit kan erop

wijzen dat men zich niet bewust is van het belang van dakisolatie op de factuur voor verwarming of dat men als

huurder denkt hierop toch geen invloed te kunnen hebben.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

ja nee ik weet het niet

Dakisolatie

Figuur 23: verdeling volgens de aanwezigheid van dakisolatie voor alle respondenten (405 respondenten)

Bekijken we de relatie tussen de aanwezigheid van dubbel glas of dakisolatie en de gezinssamenstelling (Figuur

24 en Figuur 25), dan blijkt dat gezinnen met kinderen vaker over dubbel glas en/of dakisolatie beschikken dan

gezinnen zonder kinderen: van alle 1-oudergezinnen heeft 74,5% dubbel glas en 36% dakisolatie en van alle

meer-oudergezinnen heeft 69,3% dubbel glas en 42% dakisolatie; bij de alleenstaanden daarentegen heeft

55,4% dubbel glas en slechts 16% dakisolatie en bij de andere gezinnen zonder kinderen 64,3% dubbel glas en

31% dakisolatie. Een verklaring voor het lage % dakisolatie bij alleenstaanden kan liggen in het feit dat 43,5%

van de alleenstaanden in een flat of studio woont. Ligt deze flat of studio niet onder het dak, dan kan men

uiteraard stricto sensu ook geen dakisolatie hebben.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

1 volw met

kinderen

1 volw zonder

kinderen

meer volw met

kinderen

meer volw zonder

kinderen

Type beglazing volgens gezinssituatie

enkel glas

dubbel glas

weet niet

Figuur 24: verdeling volgens het type beglazing in functie van de gezinssamenstelling (395 respondenten)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 22

0,0%

2,0%

4,0%

6,0%

8,0%

10,0%

12,0%

14,0%

16,0%

18,0%

1 volw met

kinderen

1 volw zonder

kinderen

meer volw met

kinderen

meer volw zonder

kinderen

Dakisolatie volgens gezinssituatie

ja

nee

weet niet

Figuur 25: verdeling volgens de aanwezigheid van dakisolatie in functie van de gezinssamenstelling (392 respondenten)

Bekijken we de relatie tussen de werksituatie en de aanwezigheid van dubbele beglazing en/of dakisolatie

(Figuur 26 en Figuur 27), dan blijkt dat qua type beglazing het onderscheid tussen werkende en niet-werkende

respondenten klein is (telkens 67% heeft dubbele beglazing), terwijl bij gepensioneerde respondenten slechts

50% dubbele beglazing heeft (vergelijking blauwe balk en groene balk binnen 1 type werksituatie). Wat de

aanwezigheid van dakisolatie daarentegen betreft, is er wel een verschil in functie van de werksituatie: 39%

van de werkende respondenten heeft dakisolatie tegen 32% van de gepensioneerde respondenten en slechts

26% van de niet-werkende respondenten.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

werkend niet-werkend gepensioneerd

Type beglazing volgens werksituatie

enkel glas

dubbel glas

weet niet

Figuur 26: verdeling volgens de aanwezigheid van dubbele beglazing in functie van de werksituatie (405 respondenten)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 23

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

werkend niet-werkend gepensioneerd

Dakisolatie volgens werksituatie

ja

nee

weet niet

Figuur 27: verdeling volgens de aanwezigheid van dakisolatie in functie van de werksituatie van de respondent (401

respondenten)

3.2 Algemene vragen gerelateerd aan het verbruik van elektriciteit en gas

In de vragenlijst werden een aantal algemene vragen gesteld over de maandelijkse energiekost, de kennis van

de sociale maximumprijzen en vragen over de leverancier en netbeheerder van elektriciteit en gas. De

antwoorden hierop worden hieronder besproken.

3.2.1 Verbruik en levering van gas en elektriciteit

Schatting maandelijks bedrag voor elektriciteit en gas

Figuur 28 geeft de verdeling van de 407 respondenten volgens hun schatting van wat zij maandelijks betalen

voor elektriciteit en gas. 5 respondenten hebben op deze vraag geen antwoord gegeven. Daarnaast geeft

Figuur 29 de vergelijking van deze schatting met de bedragen die men maandelijks zegt op te laden voor

elektriciteit en gas. Deze vergelijking geldt wel enkel voor de respondenten die zowel een budgetmeter voor

elektriciteit als voor gas hebben (204 van de 214 respondenten met 2 budgetmeters vulden voor beide

budgetmeters een oplaadbedrag in en gaven ook een geschat bedrag).

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 24

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

Geschat maandelijks bedrag voor gas

en elektriciteit samen

Figuur 28: verdeling volgens geschatte maandelijks bedrag voor gas en elektriciteit samen voor alle respondenten (407

respondenten)

Uit Figuur 28 blijkt dat 42,8% van de respondenten zijn maandelijkse kost voor gas en elektriciteit tussen 100

en 200€ schat; 19,7% schat zijn maandelijkse kost hoger dan 200€ en 37,6% lager dan 100€. Opvallend is dat

11,8% zijn maandelijkse energiekost lager dan 25€ schat.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

0-24€ 25-44€ 45-64€ 65-84€ 85-104€ 105-164€ 165-264€ 265-464€ 465-700€ >700€

aan

tal

pe

rso

ne

n p

er

cate

gori

e o

pla

adb

ed

rag

Vergelijking schatting maandelijks bedrag gas+elek

vs maandelijks opgeladen bedrag gas/elek

te lage schatting juiste schatting te hoge schatting

Figuur 29: vergelijking van het geschatte maandelijks bedrag voor gas en elektriciteit met het maandelijks opgeladen bedrag

voor gas en elektriciteit (enkel voor de 204 respondenten met een budgetmeter voor gas en een voor elektriciteit)

Uit de vergelijkende Figuur 29 blijkt nochtans dat het maandelijks opgeladen bedrag voor gas en elektriciteit

vaak hoger ligt dan de geschatte energiekost (rode balken). De x-as van de vergelijkende grafiek geeft het

totaal maandelijks opgeladen bedrag en de y-as geeft het aantal personen die zijn maandelijkse energiekost

lager (rood), juist (groen) of hoger (blauw) heeft geschat dan het bedrag dat hij/zij maandelijks zegt op te

laden. Deze grafiek geeft aan dat 55% van de respondenten met 2 budgetmeters zijn maandelijkse energiekost

te laag inschat en 34% zijn maandelijkse energiekost juist inschat. Weliswaar moet hierbij vermeld worden dat

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 25

niet alleen de geschatte maandelijkse energiekost, maar ook het opgegeven oplaadbedrag niet extern

gecontroleerd werd op juistheid. In die zin is ook het oplaadbedrag in zekere zin een schatting. Bovendien

moest men apart een oplaadbedrag voor elektriciteit en voor aardgas geven en het is niet uit te sluiten dat

sommige respondenten eerder een totaal bedrag in hun herinnering hebben en ook vanuit deze kennis

geantwoord hebben. Niettemin geven deze grafieken aan dat 2 op 3 respondenten eigenlijk nog steeds een

beperkte kennis hebben van zijn reële energiekost.

De opgeladen bedragen per type budgetmeter worden meer in detail besproken in paragraaf 3.3.2 over het

gebruik van de budgetmeters.

Sociale maximumprijzen

Dit gebrek aan kennis van de kosten van het eigen energieverbruik komt ook erg duidelijk terug in de kennis

van de sociale maximumprijzen en van het recht dat men hierop heeft

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

ja nee geen antwoord

Sociale maximumprijzen gekend

Figuur 30: verdeling volgens het aantal respondenten dat de sociale maximumprijzen kent (412 respondenten)

Zo blijkt uit Figuur 30 dat 69% de sociale maximumprijzen niet kent en dat 46% (in Figuur 31) bovendien niet

weet of hij/zij hierop recht heeft. Deze cijfers zijn hoog, maar kunnen ook te wijten zijn aan een verkeerde

interpretatie van de vraag “Kent u de sociale maximumprijzen?” Immers, slechts 35 respondenten geven aan

de sociale maximumprijzen te kennen, terwijl 48 respondenten aangeven er recht op te hebben. Dit zou er

kunnen op wijzen dat sommige respondenten de vraag hebben geïnterpreteerd als een vraag naar het reële

tarief van de sociale maximumprijzen, terwijl het doel van de vraag was te polsen naar de kennis over het

systeem van de sociale maximumprijzen

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 26

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

50,0%

ja nee ik weet het niet

Recht op sociale maximumprijzen

Figuur 31: verdeling volgens het aantal respondenten dat denkt recht te hebben op de sociale maximumprijzen (404

respondenten)

Regeling van betalingsproblemen en afbetalingsplan

Van alle respondenten heeft 85,7% ooit getracht een regeling voor zijn betalingsproblemen te treffen: van deze

respondenten heeft 44,4% een regeling met de leverancier getroffen, 41,2% met het OCMW en 12,1% met een

schuldbemiddelaar (Figuur 32). Bovendien heeft 56,9% van alle respondenten geen afbetalingsplan meer.

37,2% heeft nog steeds een afbetalingsplan en opvallend is dat 6% niet weet of hij/zij een afbetalingsplan heeft

(Figuur 33).

0,0%5,0%

10,0%15,0%20,0%25,0%30,0%35,0%40,0%45,0%50,0%

Instantie waarmee regeling getroffen

werd

Figuur 32: verdeling van alle respondenten die een regeling voor hun betalingsproblemen hebben getroffen volgens de

instantie waarmee ze een regeling getroffen hebben (347 respondenten)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 27

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

ja nee ik weet het niet

Nog steeds afbetalingsplan

Figuur 33: verdeling van alle respondenten volgens het al dan niet hebben van een afbetalingsplan met hun oorspronkelijke

leverancier (401 respondenten)

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

1 volw met

kinderen

1 volw zonder

kinderen

meer volw met

kinderen

meer volw zonder

kinderen

Afbetalingsplan volgens gezinssituatie

ja

nee

weet niet

Figuur 34: verdeling van het percentage respondenten met een afbetalingsplan volgens gezinssamenstelling

Bekijken we het percentage respondenten met een afbetalingsplan volgens hun gezinssamenstelling, dan valt

op dat vooral bij de 1-oudergezinnen het percentage (relatief) het hoogst is: 47% van alle ondervraagde 1-

oudergezinnen (dit zijn 26 1-oudergezinnen) heeft nog een afbetalingsplan tegenover 32% of 28

alleenstaanden, 36% of 54 meer-oudergezinnen en 38% of 36 gezinnen met meerdere volwassenen zonder

kinderen. Bij de 1-oudergezinnen weet slechts 1 respondent niet of hij/zij nog een afbetalingsplan heeft

tegenover 7 bij de alleenstaanden, 8 bij de meer-oudergezinnen en 8 bij de gezinnen met meerder

volwassenen zonder kinderen.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 28

Van alle ondervraagden is 37,4% klant geworden bij Infrax en 59,7% bij Eandis nadat hun contract werd

opgezegd door een commerciële leverancier (Figuur 35). De normale verhouding die we hier zouden

verwachten voor het Vlaamse Gewest is grofweg 20 % Infrax en 80 % Eandis, gezien de verhouding tussen de

werkingsgebieden van Infrax en Eandis. Deze afwijking kan verklaard worden door een

oververtegenwoordiging van respondenten uit Infrax-gebied in de steekproef (cfr. 2.2).

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

Infrax Eandis ik weet het niet

Netbeheerder na opzegging contract

Figuur 35: verdeling van de respondenten volgens hun huidige netbeheerder (409 respondenten)

3.3 Budgetmeters voor elektriciteit en gas

3.3.1 Algemene aspecten van de gezinnen in relatie tot de budgetmeter(s)

Tabel 4 geeft per gezinssamenstelling, leeftijdscategorie en werksituatie het totaal aantal gezinnen met een

budgetmeter voor elektriciteit of gas. De laatste kolom geeft de cijfers voor het aantal gezinnen met een

budgetmeter voor elektriciteit én voor gas. Voor alle duidelijkheid, deze gezinnen zijn ook meegerekend in de

kolom voor elektriciteit en de kolom voor gas. Figuur 36 tot Figuur 38 geeft deze informatie in percentages

t.o.v. het totaal aantal gezinnen met een budgetmeter voor elektriciteit (grijsgroen) en t.o.v. het totaal aantal

gezinnen met een budgetmeter voor gas (groen).

Tabel 4

Aanwezigheid budgetmeter(s) elektriciteit gas elektriciteit + gas

Gezinssamenstelling

1 volwassene met kinderen 52 32

1 volwassene zonder kinderen 88 44

meerdere volwassenen met kinderen 146 97

meerdere volwassenen zonder kinderen 94 48

totaal 380 221

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 29

Leeftijdscategorie

20-39 jaar 117 72

40-59 jaar 211 113

60+ 33 22

totaal 361 207

Werksituatie

werkend 180 117

niet-werkend 178 89

gepensioneerd 33 21

totaal 391 227

In totaal hebben 408 respondenten geantwoord op de vraag naar de aanwezigheid van een budgetmeter voor

elektriciteit en 393 respondenten op de vraag naar de aanwezigheid van een budgetmeter voor gas. 390

respondenten hebben op beide vragen een antwoord gegeven. Hieruit blijkt dat:

- van de 408 respondenten die geantwoord hebben op de vraag naar de aanwezigheid van een

budgetmeter voor elektriciteit 394 respondenten aangegeven hebben een budgetmeter voor

elektriciteit te hebben.

- van de 393 respondenten die geantwoord hebben op de vraag naar de aanwezigheid van een

budgetmeter voor gas 229 respondenten aangegeven hebben een budgetmeter voor gas te hebben.

- van de 390 respondenten die op beide vragen geantwoord hebben:

o 214 respondenten (55%) een budgetmeter voor elektriciteit én een budgetmeter voor

aardgas hebben,

o 162 respondenten (42%) enkel een budgetmeter voor elektriciteit hebben

o 13 respondenten (3%) enkel een budgetmeter voor aardgas hebben.

o 1 respondent aangaf geen enkele budgetmeter te hebben.

Omdat respondenten niet altijd op alle vragen hebben geantwoord, zijn deze aantallen voor de budgetmeter

voor elektriciteit soms lager dan wat in Tabel 4 is gegeven.

Zoals Tabel 4 aangeeft, is het absolute aantal gezinnen met een budgetmeter voor elektriciteit steeds hoger

dan het aantal gezinnen met een budgetmeter voor aardgas. Maar procentueel gezien is er geen significante

impact van gezinssamenstelling, leeftijd of werksituatie merkbaar op het al dan niet hebben van een

budgetmeter voor elektriciteit of gas. Immers, de percentages per onderscheiden categorie in Figuur 36 tot

Figuur 38 zijn telkens zeer gelijkaardig voor de gezinnen met budgetmeter voor elektriciteit als voor de

gezinnen met budgetmeter voor gas. Dat het absolute aantal budgetmeters elektriciteit hoger ligt dan dat voor

gas is niet verwonderlijk: alle huishoudens verbruiken elektriciteit, maar niet iedereen verbruikt gas. Bovendien

zijn de budgetmeters voor aardgas nog maar recent ingevoerd: Eandis startte vanaf het tweede semester van

2009 met het plaatsen ervan en Infrax in het voorjaar van 2010.

Om steeds een vergelijking mogelijk te maken tussen de budgetmeter voor elektriciteit en gas, geven alle

grafieken hieronder steeds de percentages voor zowel de gezinnen met budgetmeter voor elektriciteit als voor

de gezinnen met budgetmeter voor gas. Belangrijk is wel in het achterhoofd te houden dat de absolute

waarden achter deze percentages wel verschillen tussen elektriciteit en gas. In bijlage 2 worden daarom alle

absolute cijfers vermeld waarop deze grafieken gebaseerd zijn en ook in het bijschrift van de grafieken wordt

steeds het aantal respondenten voor elektriciteit en het aantal respondenten voor gas aangegeven.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 30

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

1 volw met

kinderen

1 volw zonder

kinderen

meer volw met

kinderen

meer volw zonder

kinderen

Budgetmeter:

verdeling volgens gezinssituatie

elektriciteit

gas

Figuur 36: aanwezigheid van een budgetmeter voor elektriciteit en/of gas volgens gezinssamenstelling (380 respondenten

voor elektriciteit, 221 respondenten voor gas, xxx respondenten voor elektriciteit én gas)

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

20-39 40-59 60+

Budgetmeter:

verdeling volgens leeftijdscategorie

elektriciteit

gas

Figuur 37: aanwezigheid van een budgetmeter voor elektriciteit en/of gas volgens leeftijdscategorie (361 respondenten voor

elektriciteit, 207 respondenten voor gas, xxx respondenten voor elektriciteit én gas)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 31

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

werkend niet-werkend gepensioneerd

Budgetmeter:

verdeling volgens werksituatie

elektriciteit

gas

Figuur 38: aanwezigheid van een budgetmeter voor elektriciteit en/of gas volgens werksituatie (391 respondenten voor

elektriciteit, 227 respondenten voor gas, xxx respondenten voor elektriciteit én gas)

3.3.2 Installatie en gebruik van de budgetmeter voor elektriciteit of gas

Installatie van de budgetmeter

Tabel 5 geeft aan hoe de gezinnen het proces van installatie van de budgetmeter hebben ervaren.

Tabel 5

Installatie budgetmeter(s) voor elektriciteit en/of gas

Uitleg gekregen?

elektriciteit gas

Ja 89,6% 94,7%

Nee 10,4% 5,3%

# respondenten 307 188

Brochure gekregen?

elektriciteit gas

Ja 90,6% 94,7%

Nee 7,1% 2,6%

ik weet het niet 2,3% 2,6%

# respondenten 392 228

Brochure was duidelijk?

elektriciteit gas

Ja 89,0% 89,4%

Nee 10,8% 10,6%

soms wel, soms niet 0,3% 0,0%

# respondenten 362 216

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 32

Een zeer groot deel van de gezinnen heeft bij de installatie van de budgetmeter uitleg gekregen over de

werking ervan: 89,6% bij de budgetmeter voor elektriciteit en 94,7% bij de budgetmeter voor gas. Opmerkelijk

is toch dat 10% aangeeft geen uitleg te hebben gekregen bij de installatie van de budgetmeter voor

elektriciteit. De cijfers over het al dan niet krijgen van een brochure sluiten zeer sterk aan bij de cijfers over de

uitleg: 90,6% heeft een brochure gekregen bij de budgetmeter voor elektriciteit en 94,7% bij de budgetmeter

voor gas. Belangrijk is wel op te merken dat het aantal geënquêteerden dat op deze vragen geantwoord heeft,

varieert per vraag, zoals uit het aantal respondenten per vraag blijkt.

Qua duidelijkheid van de brochure is de perceptie dezelfde voor elektriciteit als voor gas (89%). Dit is hoog,

maar niettemin blijft voor bijna 11% van de gebruikers (dit zijn 39 gebruikers van een budgetmeter voor

elektriciteit en 23 voor gas) de brochure onduidelijk. Hier moet nagekeken worden waar er ruimte voor

verbetering mogelijk is.

Gebruiksduur van de budgetmeter

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

50,0%

< 1 mnd 1-6 mnd 6-12 mnd 1-2 jaar > 2 jaar

Gebruiksduur budgetmeter

elektriciteit

gas

Figuur 39: verdeling volgens hoe lang de budgetmeter voor elektriciteit en/of gas reeds in gebruik is door de respondent

(399 respondenten voor elektriciteit en 229 respondenten voor gas)

Figuur 39 geeft aan dat 44,4% van de gezinnen met een budgetmeter voor elektriciteit deze al meer dan 2 jaar

gebruikt. Nemen we alle gezinnen die al meer dan 1 jaar een budgetmeter voor elektriciteit gebruiken, dan is

dat 71,9%. Ook bij de gebruikers van de budgetmeter voor gas is bij 44,5% van de gezinnen de budgetmeter al

meer dan 1 jaar in gebruik. . Op het eerste zicht is dit percentage voor gas opvallend laag. Wetende dat Eandis

pas vanaf het tweede semester van 2009 startte met het geleidelijk plaatsen van aardgasbudgetmeters en

Infrax pas in 2010, na de winterperiode, is het echter opmerkelijk vast te stellen dat al snel na de invoering van

de budgetmeter voor aardgas een ruime groep van klanten die meter al meer dan een jaar in gebruik heeft.

Hoewel enkel gezinnen ondervraagd werden die nog een budgetmeter gebruiken, kan hier hoogstwaarschijnlijk

wel uit worden afgeleid dat voor deze gezinnen het gebruik van een budgetmeter niet iets kortstondig is, maar

een structurele ingreep in hun energiekostenbeheer.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 33

Opladen van de budgetmeter

Kijken we naar de wijze van opladen (Figuur 40), dan is het gedrag van de gezinnen zeer gelijklopend voor

zowel de budgetmeter voor elektriciteit als voor gas: 58% (elektriciteit) tot 63% (gas) laadt zijn/haar kaart op bij

het OCMW en 24% (gas) tot 30% (elektriciteit) laadt zijn/haar kaart op in het klantenkantoor van de

netbeheerder. Nemen we deze cijfers samen met degenen die soms bij het OCMW en soms bij de

netbeheerder opladen, dan blijkt dat 92,5% (gas) en 93,7% (elektriciteit) van de gebruikers zijn/haar kaart

oplaadt bij ofwel het OCMW ofwel de netbeheerder. De mogelijkheid om de kaart op te laden via een

telefooncel, is enkel mogelijk in Vlaams-Brabant (in het werkingsgebied van de voormalige netbeheerder PBE).

Voor alle duidelijkheid: mensen die opladen via een storting in een postkantoor, dienen voor de oplading zelf

ook nog langs te gaan in een klantenkantoor.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

bankkaart bij

OCMW

bankkaart bij

netbeheerder

storting in

postkantoor

telefooncel soms OCMW,

soms

netbeheerder

Wijze van opladen kaart

elektriciteit

gas

Figuur 40: verdeling volgens de wijze waarop de kaart voor de budgetmeter voor elektriciteit en/of gas wordt opgeladen

(397 respondenten voor elektriciteit en 226 respondenten voor gas)

De tevredenheid over de oplaadmogelijkheden is ook hoog: 90,9% van de gebruikers van de budgetmeter voor

elektriciteit (360 respondenten) en 94,3% van de gebruikers van de budgetmeter voor gas (215 respondenten)

geeft aan tevreden te zijn over de oplaadmogelijkheden. Niettemin wordt als 2e belangrijkste nadeel van de

budgetmeters wel ‘te weinig oplaadmogelijkheden’ opgegeven (zie verder paragraaf 3.3.3).

Ook de oplaadfrequentie is zeer gelijklopend bij beide types budgetmeter (Figuur 41). Quasi 50% van alle

gebruikers laadt zijn/haar kaart 1x per maand op, terwijl ca. 30% zijn/haar kaart 2-3 maal per maand oplaadt.

Ca. 10% laadt wekelijks zijn/haar kaart op.

Qua hoogte van het oplaadbedrag blijkt uit Figuur 42 duidelijk dat er 2 zwaartepunten zijn, nl. bij 50€ en bij

100€: voor elektriciteit wordt door 33,4% van de gebruikers ca. 50€ opgeladen en door 15,1% ca. 100€, terwijl

voor gas 24,1% ca. 50€ oplaadt per keer en 27,2% ca. 100€ per keer. Het gemiddelde opgeladen bedrag is

66,83€ voor elektriciteit en 87,88€ voor gas. Dit is ook in overeenstemming met de schatting die de gebruikers

gaven over hun maandelijkse energiekost voor gas en elektriciteit samen (Figuur 28). Daar lag het zwaartepunt

bij bedragen tussen 100 en 200€.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 34

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

meerdere x

per week

1x per

week

2-3x per

mnd

1x per mnd 1x per 2-3

mnd

< 1x per 3

mnd

Oplaadfrequentie

elektriciteit

gas

Figuur 41: verdeling volgens de frequentie waarmee de kaart voor de budgetmeter voor elektriciteit en/of gas wordt

opgeladen (398 respondenten voor elektriciteit en 227 respondenten voor gas)

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

Oplaadbedrag

elektriciteit

gas

Figuur 42: verdeling volgens het oplaadbedrag voor de budgetmeter voor elektriciteit en/of gas (385 respondenten voor

elektriciteit en 224 respondenten voor gas)

Kijken we naar de relatie tussen oplaadfrequentie en het oplaadbedrag, dan blijkt uit Tabel 6 dat voor

elektriciteit 24% van de respondenten 2 tot 3 maal per maand een bedrag van 25-64€ oplaadt en 37% 1 keer

per maand een bedrag van 45-104€ oplaadt. Ook bij gas zien we dat men meestal ofwel verkiest om een paar

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 35

keer per maand een kleiner bedrag op te laden (16% laadt 2 tot 3 keer per maand 25-64€) ofwel 1 keer per

maand een groter bedrag (33% laadt 1 keer per maand 45-104€ op). Toch zien we ook dat 9% aangeeft

meerdere keren per maand een hoog bedrag van 85-164€ op te laden voor de budgetmeter voor gas.

Tabel 6

Budgetmeter: relatie tussen oplaadfrequentie en oplaadbedrag

Elektriciteit

0-24€ 25-44€ 45-64€ 65-84€ 85-104€ 105-164€ > 165€ totaal

meerdere x per week 3 1 0 1 0 0 0 5

1x per week 8 7 11 2 4 3 0 35

2-3x per mnd 9 33 59 9 13 4 2 129

1x per mnd 5 19 71 31 39 14 9 188

1x per 2-3 mnd 2 4 7 6 2 2 1 24

< 1x per 3 mnd 0 1 0 0 0 0 0 1

Totaal 382

Gas

0-24€ 25-44€ 45-64€ 65-84€ 85-104€ 105-164€ > 165€ totaal

meerdere x per week 2 1 2 0 0 0 0 5

1x per week 3 8 7 1 3 1 1 24

2-3x per mnd 5 11 24 7 10 10 7 74

1x per mnd 3 7 25 13 35 17 8 108

1x per 2-3 mnd 0 0 3 0 4 1 0 8

< 1x per 3 mnd 0 0 0 0 1 0 0 1

Totaal 220

3.3.3 Perceptie van de budgetmeter voor elektriciteit of gas

Voor- en nadelen

Bij de vragen over voor- en nadelen van de budgetmeters konden de respondenten alle antwoorden aanvinken

die volgens hen van toepassing waren. Vandaar dat in Figuur 43 tot Figuur 46 is weergegeven het percentage

respondenten dat een antwoord heeft aangevinkt. De percentages zijn telkens berekend t.o.v. het aantal

huishoudens met een budgetmeter voor elektriciteit (394) en het aantal huishoudens met een budgetmeter

voor gas (229).

Voor zowel de budgetmeter voor elektriciteit als voor de budgetmeter voor gas zijn er 4 voordelen die het

hoogst scoren (Figuur 43 en Figuur 44):

- het feit dat er (bijna) geen schuldenopbouw meer is,

- dat een budgetmeter beter budgetbeheer toelaat,

- dat men een beter zicht heeft op de uitgaven voor energie

- en dat men geen onverwachte facturen meer krijgt.

Daarnaast wordt ook gewaardeerd dat de kaart makkelijk kan worden opgeladen en dat een budgetmeter

praktisch is.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 36

Slechts 16 gebruikers (4,1%) van de budgetmeter voor elektriciteit en 8 (3,5%) voor gas geven aan geen enkel

voordeel te zien en telkens 4 gebruikers voor elektriciteit (1,0%) en gas (1,7%) geven aan niet te weten wat de

voordelen van een budgetmeter zijn.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

Voordelen budgetmeter elek

Figuur 43: percentage gezinnen met een budgetmeter voor elektriciteit dat het in de vragenlijst vermeld voordeel heeft

aangekruist als geldig voor de budgetmeter voor elektriciteit (394 respondenten)

0,0%10,0%20,0%30,0%40,0%50,0%60,0%70,0%80,0%

Voordelen budgetmeter gas

Figuur 44: percentage gezinnen met een budgetmeter voor gas dat het in de vragenlijst vermeld voordeel heeft aangekruist

als geldig voor de budgetmeter voor gas (229 respondenten)

Men had ook de mogelijkheid om andere voordelen op te schrijven. Voor elektriciteit werden volgende

voordelen aangehaald (tussen haakjes staat het aantal keer dit voordeel werd vermeld):

- het feit dat men automatisch ook nachttarief heeft (6x)

- dat er geen eindafrekening meer is (1x)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 37

- dat het goedkoper is (1x)

- dat er geen angst meer is dat men komt aanbellen om de elektriciteit af te sluiten (1x)

- dat men bewuster omspringt met energie en zuiniger is (1x)

- dat men alles kan opvolgen en desnoods aanpassen (1x).

Voor gas werden volgende voordelen aangehaald:

- dat men kan zoeken waarom de rekening te hoog is (1x)

- dat men minder verwarming gebruikt (1x)

- dat bij gasgeur of gaslek het systeem onmiddellijk afsluit (1x)

Ook de perceptie van de nadelen is zeer gelijklopend voor de budgetmeters voor elektriciteit en gas, al zijn hier

iets meer verschillen dan bij de voordelen (Figuur 45 en Figuur 46). Zo zien 148 gebruikers of 37,6% van de

gezinnen met een budgetmeter voor elektriciteit geen nadeel in de budgetmeter voor elektriciteit (hoogste

score), terwijl 95 gebruikers of 41,5% van de budgetmeter voor gas vinden dat wel erg hoge bedragen moeten

worden opgeladen in de winter (hoogste score). Dit sluit natuurlijk aan bij het feit dat ’s winters omwille van de

verwarming veel meer aardgas wordt gebruikt, terwijl het gebruik van elektriciteit over het algemeen veel

meer gelijkmatig verspreid is over het jaar. Nochtans zijn er ook voor elektriciteit 78 gebruikers (19,8%) die

vinden dat er ’s winters erg hoge bedragen moeten worden opgeladen. Aangezien er slechts 31 gezinnen zijn

die aangeven elektrisch te verwarmen, kan dit antwoord op 2 zaken duiden: ofwel verwarmt een deel van de

gezinnen bij met kleine elektrische kacheltjes en dan heeft dit uiteraard impact op het oplaadbedrag ’s winters,

ofwel hebben gebruikers van een budgetmeter voor elektriciteit én voor gas niet echt onderscheid gemaakt in

hun antwoorden tussen beide budgetmeters, maar eerder de globale nadelen beschreven.

Een ander nadeel dat bij beide type budgetmeters relatief hoog scoort, is dat het systeem met budgetmeter

duurder zou zijn (74 gebruikers of 18,8% voor elektriciteit en 46 gebruikers of 20,1% voor gas). Dit is

verrassend, gezien op de vraag of men denkt meer, minder of evenveel te verbruiken als voordien, slechts 2,8%

van de gebruikers van een budgetmeter voor elektriciteit (11 gebruikers) en 6,3% van de gebruikers van een

budgetmeter voor gas (14 gebruikers) aangeeft meer te verbruiken dan voordien (zie verder Figuur 50). Langs

de andere klant is dit nadeel reëel: voor klanten die niet voor de sociale maximumprijs in aanmerking komen, is

het tarief dat de netbeheerders aanrekenen aan hun klanten duurder dan wat men op de vrije markt kan

vinden.

Opvallend is ook dat ondanks de grote tevredenheid over de oplaadmogelijkheden (zie paragraaf 3.3.2) ‘te

weinig oplaadmogelijkheden’ als een van de belangrijkste nadelen wordt gezien (117 respondenten of 29,7%

bij elektriciteit en 62 respondenten of 27,1% bij gas).

Slechts weinig gebruikers vinden:

- het systeem ingewikkeld: 10 respondenten of 2,5% voor elektriciteit en 15 respondenten of 6,6% voor

gas

- de regels te strikt: 4 respondenten of 1,0% voor elektriciteit en 7 respondenten of 3,1% voor gas

- voelen zich benadeeld: 12 respondenten of 3,0% voor elektriciteit en 6 respondenten of 2,6% voor gas

- voelen zich gecontroleerd: 13 respondenten of 3,3% voor elektriciteit en 10 respondenten of 4,4%

voor gas.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 38

0,0%5,0%

10,0%15,0%20,0%25,0%30,0%35,0%40,0%45,0%

Nadelen budgetmeter elek

Figuur 45: percentage gezinnen met een budgetmeter voor elektriciteit dat het in de vragenlijst vermeld nadeel heeft

aangekruist als geldig voor de budgetmeter voor elektriciteit (394 respondenten)

0,0%5,0%

10,0%15,0%20,0%25,0%30,0%35,0%40,0%45,0%

Nadelen budgetmeter gas

Figuur 46: percentage gezinnen met een budgetmeter voor gas dat het in de vragenlijst vermeld nadeel heeft aangekruist

als geldig voor de budgetmeter voor gas (229 respondenten)

De nadelen die men daarnaast expliciet vermeldt, waren de volgende voor elektriciteit:

- budgetmeter staat in kelder, opvolging is moeilijk (1x)

- over de oplaadmogelijkheden: niet meer mogelijk om cash te betalen (1x), verplaatsing nodig om op te

laden (3x), niet tevreden met de openingsuren van de kantoren van Eandis (1x), geen oplading in het

weekend of tijdens feestdagen (4x)

- budgetmeter kan uitvallen midden in de nacht (1x) of bij afwezigheid met problemen voor koelkast en

diepvriezer tot gevolg (1x)

- geen budget beschikbaar als men moet opladen (2x)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 39

- geen interest meer op het geld dat men vooroplaadt als buffer voor de winter (1x)

Voor gas werden volgende nadelen aangehaald:

- dat de budgetmeter moeilijk bereikbaar is of op een slechte plaats geïnstalleerd is (3x)

- te kleine display om krediet te zien (1x)

- noodkrediet ed.: geen minimumlevering (1x), opstartprocedure voor noodkrediet (2x), als noodkrediet

op is, is het gedaan (2x)

- dat het in de winter zeer duur is en dat in de zomer weinig verbruikt wordt (1x)

- geen interest meer op het geld dat men vooroplaadt als buffer voor de winter (1x)

- dat men zich niet gerust voelt (1x)

- over de oplaadmogelijkheden: geen mogelijkheid tot online opladen (1x), niet meer mogelijk om cash

te betalen (1x), verplaatsing nodig om op te laden (1x), niet tevreden met de openingsuren van de

oplaadpunten (1x)

- dat er reeds 1 budgetmeter stuk ging (1x)

Tevredenheid over de budgetmeter

Op basis van de bovenstaande resultaten is het niet verwonderlijk dat de algemene tevredenheid bij de

gebruikers over de budgetmeters hoog is. De tevredenheid ligt wel iets hoger voor de budgetmeter voor

elektriciteit dan voor de budgetmeter voor gas. Dit wordt ook weergegeven in Figuur 47: 72,3% van de

gebruikers van de budgetmeter voor elektriciteit (289 respondenten) is tevreden tot zeer tevreden tegenover

60,6% voor gas (138 respondenten), 15,8% is gewoon tevreden bij elektriciteit en 18,4% bij gas. Qua

ontevredenen zijn er bij elektriciteit 7,8% of 31 respondenten een beetje tot heel ontevreden (3,5% of 14 is

heel ontevreden) en bij gas 14% of 32 respondenten een beetje tot heel ontevreden (6,1% of 14 is heel

ontevreden). De bovenvermelde nadelen geven waarschijnlijk de belangrijkste aspecten aan waarover

gebruikers ontevreden zijn.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

Tevredenheid over budgetmeter

elektriciteit

gas

Figuur 47: verdeling van de respondenten met een budgetmeter voor elektriciteit en/of gas volgens hun tevredenheid over

deze budgetmeter (400 respondenten voor elektriciteit en 228 respondenten voor gas)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 40

Tabel 7

Relatie tussen tevredenheid over budgetmeter elektriciteit en tevredenheid over budgetmeter

gas

gas

elektriciteit

heel

ontevreden ontevreden

beetje

ontevreden gewoon

beetje

tevreden tevreden

heel

tevreden

heel

ontevreden 1 2 1 0 0 3 2

ontevreden 0 0 0 2 1 3 0

beetje

ontevreden 0 2 0 2 0 2 4

gewoon 3 1 0 11 2 10 6

beetje

tevreden 2 0 0 0 1 2 1

tevreden 5 1 6 14 8 31 20

heel tevreden 3 3 2 9 3 26 21

Om de tevredenheid over de budgetmeter voor elektriciteit te kunnen vergelijken met de tevredenheid over de

budgetmeter voor gas geeft Tabel 7 het aantal respondenten dat zowel voor gas als elektriciteit een

budgetmeter heeft en voor beide systemen een score qua tevredenheid heeft gegeven (totaal 216

respondenten) met de verdeling over de scores.

Hieruit blijkt dat:

- 98 respondenten of 45% tevreden tot zeer tevreden is over zowel de budgetmeter voor elektriciteit

als over de budgetmeter voor gas (groene vakken)

- 34 respondenten of 16% gewoon tot een beetje tevreden is over de budgetmeter voor gas en

tevreden tot heel tevreden voor elektriciteit en 19 respondenten of 9% gewoon tot een beetje

tevreden over de budgetmeter voor elektriciteit en tevreden tot heel tevreden voor gas (grijsgroene

vakken)

- 14 respondenten of 6% gewoon tot een beetje tevreden is over beide budgetmeters (lichtgrijze

vakken)

- 6 respondenten of 3% een beetje ontevreden tot heel ontevreden zijn over beide budgetmeters

(donkerrode vakken)

- 26 respondenten of 12% gewoon tot heel tevreden is over de budgetmeter voor elektriciteit, maar een

beetje ontevreden tot heel ontevreden over de budgetmeter voor gas; omgekeerd zijn 19

respondenten of 9% gewoon tot heel tevreden over de budgetmeter voor gas, maar een beetje

ontevreden tot heel ontevreden over de budgetmeter voor elektriciteit (roze vakken)

Samenvattend betekent dit dat 165 respondenten of 76% gewoon tot heel tevreden is over beide

budgetmeters en 51 respondenten of 24% een beetje tot heel ontevreden is over minstens 1 budgetmeter. En

hierbij zijn er iets meer ontevredenen over de budgetmeter voor gas (32 respondenten) dan voor elektriciteit

(25 respondenten). De hierboven vermelde nadelen zullen hierin zeker een belangrijke rol spelen.

Kennis van de mogelijkheden van de budgetmeter

Gebruikers konden aangeven welke mogelijkheden van de budgetmeter hen bekend waren. Uit Figuur 48 en

Figuur 49 blijkt dat vooral de mogelijkheid om het verbruik af te lezen (81% voor elektriciteit en 77% voor gas)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 41

en de mogelijkheid om gebruik te maken van een noodkrediet (87% voor elektriciteit en 80% voor gas) bekend

zijn bij de gebruikers. Bij de gebruikers van de budgetmeter voor elektriciteit (Figuur 48) zijn ook de

mogelijkheid om de prijs per kWh af te lezen en de mogelijkheid om gebruik te maken van een

stroombegrenzer als het noodkrediet op is bekend, al is dat slechts bij ca. de helft van de gebruikers. Het minst

bekend is het feit dat de budgetmeter niet uitvalt tussen 16u en 8u of in het weekend (bij 35%).

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

verbruik aflezen prijs per kWh

aflezen

valt niet uit 's

nachts en in

weekend

noodkrediet stroombegrenzer

Kennis mogelijkheden budgetmeter elek

Figuur 48: aantal respondenten dat per mogelijkheid van de budgetmeter voor elektriciteit aangeeft deze mogelijkheid te

kennen (394 respondenten)

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

verbruik aflezen prijs per m³

aflezen

valt niet uit 's

nachts en in

weekend

noodkrediet overbrugging

winter bij OCMW

Kennis mogelijkheden budgetmeter gas

Figuur 49: aantal respondenten dat per mogelijkheid van de budgetmeter voor gas aangeeft deze mogelijkheid te kennen

(229 respondenten)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 42

Het aflezen van de prijs per m³ is ook bekend bij 50% van de gebruikers van de budgetmeter voor gas (Figuur

49). Het niet uitvallen ’s nachts of in het weekend en de mogelijkheid om bij het OCMW aan te kloppen voor

een overbrugging ’s winters daarentegen zijn het minst bekend bij deze gebruikers: 34% voor het niet uitvallen

en 27% voor de overbrugging.

Energieverbruik sinds de ingebruikname van de budgetmeter

De tevredenheid van de gebruikers over de budgetmeters heeft waarschijnlijk ook te maken met het feit dat de

meeste gebruikers de indruk hebben minder te verbruiken dan voorheen (Figuur 50): 61,2% of 237

respondenten denken minder elektriciteit te verbruiken en 50,7% of 112 respondenten denken minder gas te

verbruiken. 15,8% daarentegen schat zijn elektriciteitsverbruik even hoog als voordien tegenover 19,5% voor

gas. Toch zijn er 20,2% (voor elektriciteit) en 23,5% (voor gas) gebruikers die toegeven niet te weten of zij

meer, minder of evenveel verbruiken dan voorheen. Zoals reeds eerder gezegd kan dit op 2 zaken wijzen: dat

men zijn huidig en/of vroeger verbruik niet kent of dat men door het prijsverschil per kWh of m³ niet goed kan

inschatten of men meer, minder of evenveel verbruikt.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

meer dan

voordien

minder dan

voordien

evenveel ik weet het niet

Inschatting verbruik sinds budgetmeter

elektriciteit

gas

Figuur 50: verdeling van de respondenten met een budgetmeter voor elektriciteit en/of gas volgens hun inschatting van hun

verbruik sinds ze een budgetmeter gebruiken (387 respondenten voor elektriciteit en 221 respondenten voor gas)

Kijken we naar de relatie tussen de inschatting van het verbruik t.o.v. voordien en de tevredenheid over de

budgetmeter, dan blijkt uit Figuur 51 dat 186 respondenten (49%) hun verbruik lager inschatten dan voordien

en bovendien ook tevreden tot heel tevreden zijn over de budgetmeter voor elektriciteit. Niettemin zijn er ook

12 respondenten of 3% die weliswaar hun verbruik lager inschatten, maar tegelijk heel ontevreden zijn over de

budgetmeter. Ook bij de budgetmeter voor gas is er een gelijkaardig resultaat (Figuur 52): 80 respondenten of

26% schat zijn verbruik voor gas lager in dan voordien én is bovendien tevreden tot heel tevreden over zijn

budgetmeter voor gas. Daarentegen zijn er 12 respondenten of 5% die hun verbruik lager inschatten, maar

toch een beetje tot heel ontevreden zijn over hun budgetmeter.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 43

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

Tevredenheid over budgetmeter elektriciteit

vs. inschatting verbruik

meer dan voordien

minder dan voordien

evenveel

Figuur 51: verdeling van de respondenten met een budgetmeter voor elektriciteit volgens hun inschatting van hun verbruik

én volgens hun tevredenheid over de budgetmeter (385 respondenten voor elektriciteit)

0%

5%

10%

15%

20%

25%

Tevredenheid over budgetmeter gas

vs. inschatting verbruik

meer dan voordien

minder dan voordien

evenveel

Figuur 52: verdeling van de respondenten met een budgetmeter voor gas volgens hun inschatting van hun verbruik én

volgens hun tevredenheid over de budgetmeter (221 respondenten voor gas)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 44

3.3.4 Noodkrediet, minimale levering en uitvallen van de budgetmeter

Gebruik van noodkrediet, stroombegrenzer en/of minimale levering

Tabel 8 geeft het aantal respondenten dat reeds gebruik maakte van het noodkrediet, van de stroombegrenzer

of minimale gaslevering ’s winters en dat antwoordde op de vraag of ze zich konden beredderen met de 10A

stroombegrenzer.

Tabel 8

Gebruik noodkrediet

elektriciteit % gas %

Ja 222 71,4% 126 56,0%

nee 89 28,6% 99 44,0%

Totaal 311 225

Gebruik stroombegrenzer of minimale levering winter

elektriciteit gas

Ja 92 23,5% 40 19,6%

Nee 299 76,5% 163 79,9%

ik weet het niet 0 1 0,5%

Totaal 391 204

Zich beredderen met 10A stroombegrenzer

aantal %

Ja 46 38,3%

Nee 72 60,0%

ik weet het niet 2 1,7%

Totaal 120

Uit deze tabel blijkt dat zowel bij de gebruikers van een budgetmeter voor elektriciteit als voor gas een

meerderheid al gebruik heeft gemaakt van het noodkrediet (71,4% voor elektriciteit en 56% voor gas). De

stroombegrenzer of de minimale levering ’s winters is echter nog maar door een minderheid gebruikt (23,5%

voor elektriciteit en 19,6% voor gas). Op de vraag of men zich kan beredderen met een minimale levering van

10A geeft 60% aan dit niet te kunnen. Het is wel belangrijk op te merken dat hierbij ook gebruikers geantwoord

hebben die nog geen gebruik gemaakt hebben van de stroombegrenzer, aangezien er 92 personen hebben

aangegeven de stroombegrenzer al te hebben gebruikt, terwijl er 120 personen hebben geantwoord op de

vraag over het kunnen beredderen met 10A.

Op de vraag aan de gebruikers van de budgetmeter voor gas wie de mogelijkheid voor de minimale levering

van aardgas voorstelde, zeggen 53 gebruikers (60,9%) dat dit het OCMW was, 2 gebruikers dat dit Eandis was, 1

gebruiker dat hij/zijzelf het voorstelde en de rest (31 gebruikers) iemand anders zonder verdere specificatie.

Uitvallen van de budgetmeter

Bij een minderheid van de gebruikers is de budgetmeter al eens uitgevallen (Figuur 53): bij 40,1% of 155 van de

gebruikers van een budgetmeter voor elektriciteit en bij 36,5% of 80 van de gebruikers van een budgetmeter

voor gas. Toch is dit geen onaanzienlijk aantal. O.b.v. de antwoorden blijkt dat het uitvallen van de

budgetmeter meestal een gevolg is van een tekort aan budget, maar in een zeer beperkt aantal gevallen is het

omwille van technische problemen met de budgetmeter.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 45

De frequentie van uitvallen is meestal beperkt tot 1 keer (42,6% voor elektriciteit en 47,1% voor gas) of 2 tot 5

keer (45,7% voor elektriciteit en 43,7% voor gas), maar bij een beperkt aantal gebruikers (19 gebruikers voor

elektriciteit en 8 gebruikers voor gas) is dat toch al 5 keer of meer gebeurd (Figuur 54).

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

ja nee

Uitvallen budgetmeter

elektriciteit

gas

Figuur 53: verdeling van de respondenten met een budgetmeter voor elektriciteit en/of gas volgens het percentage waarbij

de budgetmeter reeds uitviel (387 respondenten voor elektriciteit en 219 voor gas)

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

50,0%

1 keer 2-5 keer 5-10 keer > 10 keer

Frequentie uitvallen budgetmeter

elektriciteit

gas

Figuur 54: verdeling van de respondenten met een budgetmeter voor elektriciteit en/of gas die reeds uitviel volgens de

frequentie van uitvallen (162 respondenten voor elektriciteit en 87 voor gas)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 46

Voor de gebruikers van de budgetmeter voor elektriciteit blijft het uitvallen meestal beperkt tot minder dan 1

uur of een paar uren (62,7% van de gebruikers wiens budgetmeter reeds uitviel), terwijl voor gas voor telkens

13 à 19 gebruikers de budgetmeter uitviel gedurende minder dan 1 uur tot een hele dag (Figuur 55).

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

50,0%

< 1 uur paar

uren

halve

dag

hele dag paar

dagen

week > 2

weken

ik weet

het niet

Duurtijd uitvallen budgetmeter

elektriciteit

gas

Figuur 55: verdeling van de respondenten met een budgetmeter voor elektriciteit en/of gas die reeds uitviel volgens de

duurtijd van uitvallen (158 respondenten voor elektriciteit en 84 voor gas)

Koppelen we de antwoorden over de frequentie van uitvallen aan de duurtijd van uitvallen (Tabel 9), dan blijkt

dat bij elektriciteit het zwaartepunt ligt bij 2 tot 5 keer uitvallen gedurende maximaal een paar uren en bij gas

bij 1 keer uitvallen gedurende maximaal een paar uren. Toch toont deze tabel ook dat voor 12 gebruikers van

de budgetmeter voor elektriciteit en 9 gebruikers van de budgetmeter voor gas de budgetmeter al meer dan 1

keer is uitgevallen gedurende een paar dagen tot zelfs meer dan 2 weken, wat voor deze gezinnen toch een

zeer precaire situatie betekent.

Tabel 9

Uitvallen budgetmeter: frequentie – duurtijd

Budgetmeter elektriciteit

< 1 uur paar uren halve dag hele dag paar dagen > 2 weken ik weet het niet

1 keer 27 10 7 10 6 1 5

2-5 keer 35 14 7 3 9 1 3

5-10 keer 2 1 2 0 2 0 0

> 10 keer 4 4 2 0 1 0 0

Totaal 156

Budgetmeter gas

< 1 uur paar uren halve dag hele dag paar dagen > 2 weken ik weet het niet

1 keer 10 12 6 3 5 1 2

2-5 keer 6 6 7 7 8 0 0

5-10 keer 2 1 0 1 1 0 0

> 10 keer 0 0 2 1 0 0 0

Totaal 81

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 47

Op de vraag wat men doet als de budgetmeter uitvalt, werden volgende antwoorden gegeven voor

elektriciteit:

- Kaart opladen (6x)

- Netbeheerder contacteren (1x)

- Noodkrediet activeren (3x)

- Plan trekken: elektriciteit aan buurman vragen (1x), kaarsen of zaklamp gebruiken (2x), wachten tot

herlading (1x), niets (2x)

En voor gas:

- Kaart opladen (2x)

- Contact opnemen met netbeheerder of OCMW (2x)

- Zelf terug opstarten (2x)

- Plan trekken: bibberen of petroleumkachel aansteken (2x), elektrische vuurtjes gebruiken en douchen

bij ouders (1x), kou lijden (1x), eten opwarmen bij de buren (1x), niets (1x)

Op de vraag aan de gebruikers van wie de budgetmeter reeds minstens 1 maal uitviel of ze telefonisch of per

brief gecontacteerd werden indien ze gedurende langere tijd niet oplaadden (Figuur 56), zegt 32,1% (35

respondenten) van de betrokkenen met een budgetmeter voor elektriciteit dat ze gecontacteerd werden door

de netbeheerder en 9,2% (10 respondenten) door het OCMW. Voor de betrokkenen met een budgetmeter

voor gas werd 39,1% (36 respondenten) gecontacteerd door de netbeheerder en 4,3% (4 respondenten) door

het OCMW. Het relatief hoge percentage van contactnames vanuit de netbeheerders is verklaarbaar door de

openbaredienstverplichtingen. Die verplichten de netbeheerders immers om zowel voor de budgetmeters voor

elektriciteit als voor aardgas contact te nemen met de klant als die respectievelijk 60 dagen (elektriciteit) dan

wel 30 dagen (aardgas, van november tot en met maart) niet oplaadt.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

ja, netbeheerder ja, OCMW nee

Bericht bij langdurig niet opladen

elektriciteit

gas

Figuur 56: verdeling van de respondenten met een budgetmeter voor elektriciteit en/of gas die reeds uitviel volgens het

percentage dat bij langdurig niet opladen van de kaart gecontacteerd werd door netbeheerder of OCMW of niet

gecontacteerd werd ((109 respondenten voor elektriciteit en 92 voor gas)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 48

3.3.5 LAC-werking en afsluiting van elektriciteit en aardgas

Ervaringen met de Lokale Adviescommissie

Tabel 10 geeft de antwoorden op de vragen i.v.m. de ervaringen van de gebruikers van een budgetmeter met

de Lokale Adviescommissie (LAC).

Tabel 10

Situatie al besproken op LAC?

Aantal %

Ja 211 51%

Nee 200 49%

Totaal 411

Was de uitnodiging voor het bijwonen

van de LAC-zitting duidelijk?

Aantal %

Ja 162 93%

Nee 13 7%

Totaal 175

Contact met OCMW vóór zitting?

Aantal %

Ja 142 80%

Nee 35 20%

Totaal 177

Oplossing voor probleem afgesproken

vóór datum zitting?

Aantal %

Ja 127 73%

Nee 48 27%

Totaal 175

Zelf op LAC vergadering aanwezig?

Aantal %

Ja 72 34%

Nee 137 66%

Totaal 209

Iemand meegenomen om u bij te staan?

Aantal %

Ja 13 16%

Nee 70 84%

Totaal 83

Gevoel dat echt geluisterd werd en

oplossing gezocht?

Aantal %

Ja 67 79%

Nee 18 21%

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 49

Totaal 85

Brief met beslissing van LAC duidelijk?

Aantal %

Ja 156 91%

Nee 16 9%

Totaal 172

Hieruit blijkt dat voor ongeveer de helft van alle respondenten hun situatie al besproken werd in de LAC. Voor

degenen die reeds uitgenodigd werden voor een LAC-zitting was voor 93% de uitnodiging duidelijk, maar

slechts 34% was ook effectief aanwezig op de LAC-zitting. Dit wordt waarschijnlijk verklaard doordat 80% van

degenen die werden uitgenodigd reeds contact hadden met het OCMW vóór de zitting en dat voor 73% van

hen al een oplossing werd afgesproken vóór de datum van de zitting.

Van degenen die wel op de LAC-zitting aanwezig waren heeft slechts 16% iemand meegenomen om zich te

laten bijstaan en 79% had het gevoel dat er echt naar hem/haar geluisterd werd en dat er een oplossing werd

gezocht voor zijn/haar betalingsproblemen. Opvallend is wel dat op deze vragen iets meer respondenten

geantwoord hebben (85) dan er respondenten aangaven aanwezig te zijn geweest op de LAC-zitting (72). Van

degenen die werden uitgenodigd op de LAC-zitting vond 91% de brief achteraf met de beslissing van de LAC

duidelijk.

Afsluiting van elektriciteit of gas

Tabel 11 geeft de informatie over het aantal respondenten van wie de elektriciteit of gas ooit al eens werd

afgesloten.

Tabel 11

Ooit afgesloten?

elektriciteit % gas %

Ja 49 12% 31 8%

Nee 363 88% 381 92%

Totaal 412 412

Na afsluiting gecontacteerd door OCMW?

elektriciteit % gas %

Ja 24 52% 18 56%

Nee 22 48% 14 44%

Totaal 46 32

Weet je hoe opnieuw een aansluiting te krijgen?

elektriciteit % gas %

Ja 19 44% 15 56%

Nee 24 56% 12 44%

Totaal 43 27

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 50

Hieruit blijkt dat van 49 respondenten (12%) al de elektriciteit werd afgesloten en van 31 respondenten (8%) de

gas. De redenen die door de respondenten worden aangegeven zijn voor elektriciteit:

- Betalingsproblemen (9x), geformuleerd als volgt: niet kunnen betalen van facturen, omdat er geen

afbetaling meer werden gedaan, openstaand saldo, openstaande schulden, schuld wegens onbetaalde

facturen, schulden, wegens niet betalen van facturen, betaalproblemen, nog vóór periode

Gedis/Eandis (2000-2001) wegens aanhoudende achterstal

- Omwille van leverancier (1x)

- Reden niet begrepen (1x)

En voor gas:

- Betalingsproblemen (8x), geformuleerd als volgt: financiële problemen, niet (kunnen) betalen van

facturen, openstaande rekeningen, betaalproblemen, nog vóór periode Gedis/Eandis (2000-2001)

wegens aanhoudende achterstal

- Betaalproblemen en problemen met het OCMW om dit opnieuw te bespreken (1x)

- Info gevraagd aan Infrax (1x)

- Geen antwoord (1x)

Uit de enquête blijkt ook dat telkens iets meer dan de helft van de respondenten die werden afgesloten,

werden gecontacteerd door het OCMW (52% voor elektriciteit en 56% voor gas). De oplossingen die men vond

voor het probleem van afsluiten, waren de volgende voor elektriciteit:

- Afbetalingsplan (1x) of betaalovereenkomst (1x)

- Betaling van de schulden (1x)

- Installatie van een budgetmeter (1x)

- Financiële steun van het OCMW (1x) of van familie (1x)

- Geen antwoord (1x)

En voor gas:

- Installatie van een budgetmeter (3x)

- Financiële steun van het OCMW (2x) of van familie (1x)

- Centrum Schuldbemiddeling (1x)

- Budgetbeheer bij het OCMW (1x)

- Geen antwoord (1x)

Opvallend is dat ook maar ca. de helft van de respondenten die werden afgesloten, aangeeft te weten hoe ze

opnieuw een aansluiting kunnen krijgen (44% voor elektriciteit en 56% voor gas).

Bekijken we de duurtijd van de afsluiting (Figuur 57), dan blijkt dat zowel voor elektriciteit als voor gas het

zwaartepunt ligt bij een afsluitperiode van 1 tot 6 dagen:

- voor elektriciteit duurde bij 21,6% of 11 van de respondenten van wie de elektriciteit werd

afgesloten, de afsluiting minder dan 1 dag en bij 54,9% of 28 respondenten duurde de afsluiting van 1

tot 6 dagen.

- voor gas duurde de afsluiting bij 12,5% of 4 respondenten minder dan 1 dag en bij 34,4% of 11

respondenten 1 tot 6 dagen. Niettemin werden bij gas ook bij 21,9% of 7 respondenten de gas meer

dan 30 kalenderdagen afgesloten en bij 25,0% of 8 respondenten tot zelfs meer dan 60

kalenderdagen, wat opnieuw een zeer precaire situatie heeft betekend voor deze gezinnen.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 51

Uit de antwoorden is wel niet duidelijk of dit gebeurde vóór of na invoering van de budgetmeter. Op basis van

bovenstaande antwoorden over de reden van afsluiting mag hoogstwaarschijnlijk afgeleid worden dat voor een

aantal respondenten deze afsluiting vóór invoering van het systeem van budgetmeters gebeurde.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

< 1 dag 1-6

kalenderdagen

7-30

kalenderdagen

> 30

kalenderdagen

> 60

kalenderdagen

Duurtijd afsluiting

elektriciteit

gas

Figuur 57: verdeling van de respondenten die reeds werden afgesloten van elektriciteit en/of gas volgens de duurtijd van de

afsluiting (51 respondenten voor elektriciteit en 32 respondenten voor gas)

3.3.6 Communicatie met netbeheerders en OCMW

Als laatste deel werden vragen gesteld over de tevredenheid van de respondenten over de communicatie door

netbeheerders (Infrax of Eandis), leveranciers en het OCMW en de tevredenheid over de bereikbaarheid van en

dienstverlening door de netbeheerders Infrax en Eandis.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

ja nee soms wel, soms niet

Duidelijkheid van brieven

leveranciers

netbeheerders

OCMW

Figuur 58: verdeling van alle respondenten volgens de tevredenheid over de duidelijkheid van de brieven van de leveranciers,

de netbeheerders en het OCMW (398 respondenten voor leveranciers, 392 voor netbeheerders en 339 voor OCMW)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 52

Uit Figuur 58 blijkt dat qua duidelijkheid van de brieven, de brieven van het OCMW het beste scoren (79% van

de respondenten vindt deze brieven duidelijk), gevolgd door de netbeheerders Infrax en Eandis (63% van de

respondenten begrijpt de betalingsherinneringen en de brieven over ingebrekestelling goed). De brieven

aangaande betalingsherinneringen, ingebrekestelling en opzegging contract van de leveranciers wordt door

slechts 42% als duidelijk beschouwd. 32% van de respondenten vindt deze brieven niet duidelijk en 25% vindt

ze soms wel, soms niet duidelijk. Ook de brieven van de netbeheerders worden door 25% van de

respondenten soms wel, soms niet duidelijk bevonden tegenover 16% bij de brieven van het OCMW.

Vergelijking van beide netbeheerders Infrax en Eandis (Figuur 59) geeft aan dat de appreciatie over de

duidelijkheid van de brieven voor beide netbeheerders quasi dezelfde is.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

ja nee soms wel, soms niet

Duidelijkheid van brieven

INFRAX

EANDIS

Figuur 59: verdeling van de respondenten per netbeheerder volgens hun tevredenheid over de duidelijkheid van de brieven

van hun netbeheerder (147 respondenten voor Infrax en 231 voor Eandis)

Bekijken we de tevredenheid over de bereikbaarheid en dienstverlening van de netbeheerders Infrax en Eandis,

dan geeft Figuur 60 aan dat 53% de bereikbaarheid van de kantoren voldoende vindt en 9% uitstekend, 18%

daarentegen vindt de bereikbaarheid onvoldoende. De telefonische bereikbaarheid scoort nog minder hoog,

met 41% respondenten die de telefonische bereikbaarheid voldoende vinden, 7% uitstekend tegenover 21%

onvoldoende. Wel valt op dat 31% geen oordeel geeft over de telefonische bereikbaarheid. Dit zou er kunnen

op wijzen dat zij nog nooit getracht hebben de netbeheerder telefonisch te bereiken.

Opvallend (positief) is dat de kwaliteit van de dienstverlening in de klantenkantoren van de netbeheerder in

verhouding beter scoort dan de bereikbaarheid van de klantenkantoren en de telefonische bereikbaarheid, met

43% van de respondenten die de dienstverlening voldoende vinden en 21% uitstekend. Slechts 6% vindt de

dienstverlening onvoldoende. Ook hier is er 29% die geen oordeel geeft, ook hier misschien omdat zij nog

(quasi) nooit de klantenkantoren bezocht hebben.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 53

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

onvoldoende voldoende uitstekend ik weet het

niet

Bereikbaarheid en dienstverlening van

netbeheerders

bereikbaarheid klantenkantoren

kwaliteit dienstverlening in

klantenkantoren

telefonische bereikbaarheid

Figuur 60: verdeling van alle respondenten volgens de tevredenheid over de bereikbaarheid en de dienstverlening van de

netbeheerders (312 respondenten voor bereikbaarheid kantoren, 306 voor kwaliteit dienstverlening en 304 voor telefonische

bereikbaarheid)

Maken we de vergelijking tussen beide netbeheerders, dan blijkt dat de tevredenheid over de bereikbaarheid

en de kwaliteit van de dienstverlening in de klantenkantoren zeer gelijklopend wordt ingeschat voor beide

netbeheerders (Figuur 61 en Figuur 62). Voor bereikbaarheid en kwaliteit dienstverlening scoort Eandis iets

hoger dan Infrax: 65% van de respondenten aangesloten bij Eandis vindt de bereikbaarheid voldoende tot

uitstekend tegenover 59% bij Infrax en 67% van de respondenten aangesloten bij Eandis vindt de kwaliteit van

de dienstverlening voldoende tot uitstekend tegenover 62% bij Infrax. De telefonische bereikbaarheid

daarentegen scoort het minst goed en dit zien we bij beide netbeheerders (Figuur 63): 48% vindt het

voldoende tot uitstekend bij Eandis en 47% bij Infrax; 32% weet het niet bij Eandis en 30% bij Infrax; 20% vindt

de telefonische bereikbaarheid onvoldoende bij Eandis en 23% bij Infrax. Dit betekent dat er ruimte voor

verbetering is qua telefonische bereikbaarheid bij beide netbeheerders.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

onvoldoende voldoende uitstekend ik weet het niet

Kwaliteit dienstverlening in klantenkantoren

INFRAX

EANDIS

Figuur 61: verdeling van de respondenten per netbeheerder volgens hun tevredenheid over de kwaliteit van de

dienstverlening in de klantenkantoren (123 respondenten voor Infrax en 172 voor Eandis)

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 54

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

onvoldoende voldoende uitstekend ik weet het niet

Bereikbaarheid klantenkantoren

INFRAX

EANDIS

Figuur 62: verdeling van de respondenten per netbeheerder volgens hun tevredenheid over de bereikbaarheid van de

klantenkantoren (126 respondenten voor Infrax en 173 voor Eandis)

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

onvoldoende voldoende uitstekend ik weet het niet

Telefonische bereikbaarheid klantenkantoren

INFRAX

EANDIS

Figuur 63: verdeling van de respondenten per netbeheerder volgens hun tevredenheid over de telefonische bereikbaarheid

van de klantenkantoren (125 respondenten voor Infrax en 167 voor Eandis)

De figuren tonen ook aan dat een relatief hoog percentage geen mening heeft over de bereikbaarheid en de

kwaliteit van de dienstverlening van de netbeheerders (ca. 30% voor telefonische bereikbaarheid en

dienstverlening en ca. 20% voor kwaliteit dienstverlening). Om hiervoor een verklaring te zoeken, is nagegaan

of er een relatie is tussen de locatie van opladen (bij netbeheerder of bij het OCMW) en de uitspraak over de

bereikbaarheid en dienstverlening van de netbeheerders, maar dit verband is niet eenduidig terug te vinden in

de antwoorden. Tabel 12 geeft het aantal respondenten dat bij de netbeheerder of bij het OCMW hun kaart

voor gas of elektriciteit opladen in functie van hun tevredenheid over de (telefonische) bereikbaarheid en de

kwaliteit van de dienstverlening in de klantenkantoren van de netbeheerder. Aangezien er ca. 1,5 keer zoveel

respondenten hun kaart bij het OCMW opladen als bij de netbeheerder, zijn de absolute aantallen per

antwoord bij het OCMW quasi steeds hoger dan bij de netbeheerder. Maar kijken we naar de relatieve

percentages, dan blijkt dat 27% van de respondenten die hun kaart opladen bij de netbeheerder geen uitspraak

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 55

doet over de bereikbaarheid, 37% geen uitspraak over de kwaliteit van de dienstverlening en 32% geen

uitspraak over de telefonische bereikbaarheid, tegenover resp. 16%, 25% en 32% van de respondenten die bij

het OCMW opladen. Men zou verwachten dat respondenten die meer gebruik maken van de diensten van de

netbeheerder ook duidelijker een uitspraak zouden doen over de kwaliteit van deze diensten, maar dat blijkt

niet het geval. Een verklaring hiervoor kan o.b.v. de vragenlijst niet direct gegeven worden.

Tabel 12

Relatie tussen locatie van opladen en tevredenheid over bereikbaarheid en

dienstverlening netbeheerders

Bereikbaarheid netbeheerder

Locatie opladen

netbeheerder OCMW netbeheerder OCMW

aantal aantal % %

onvoldoende 19 49 12% 19%

voldoende 85 140 53% 54%

uitstekend 14 29 9% 11%

ik weet het niet 43 41 27% 16%

Totaal 161 259

Kwaliteit dienstverlening klantenkantoren

Locatie opladen

netbeheerder OCMW netbeheerder OCMW

aantal aantal % %

onvoldoende 6 14 4% 5%

voldoende 57 114 35% 44%

uitstekend 36 62 22% 24%

ik weet het niet 59 64 37% 25%

Totaal 158 254

Telefonische bereikbaarheid

Locatie opladen

netbeheerder OCMW netbeheerder OCMW

aantal aantal % %

onvoldoende 32 51 20% 20%

voldoende 60 106 37% 41%

uitstekend 15 12 9% 5%

ik weet het niet 51 83 32% 32%

Totaal 158 252

4 Conclusies

Hieronder worden de voornaamste conclusies uit de resultaten van de enquêtes samengevat.

Algemeen

Wat de algemene aspecten van de ondervraagde huishoudens betreft, bestaat 37% van de ondervraagde

gezinnen uit 1 volwassene, opgesplitst over 14% alleenstaande ouders en 23% alleenstaanden zonder kinderen

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 56

en 63% gezinnen met meerdere volwassenen, opgesplitst in 38% gezinnen met kinderen en 25% zonder

kinderen. In onze populatie is er een lichte meerderheid aan gezinnen met kinderen (52%).

Een meerderheid van de respondenten is vrouw (59%). Bovendien zijn vrouwen ook het sterkst

vertegenwoordigd in de 1-oudergezinnen met 2 maal zoveel alleenstaande moeders als alleenstaande vaders.

Binnen de gezinnen van alleenstaanden zonder kinderen daarentegen is er een lichte meerderheid aan

alleenstaande mannen. Onze populatie sluit zeer goed aan bij het Vlaamse gemiddelde qua % alleenstaande

vaders en moeders en qua % gezinnen zonder kinderen. Het % gezinnen met meerdere volwassenen met

kinderen ligt hoger dan het gemiddelde, terwijl het % alleenstaanden zonder kinderen lager ligt dan het

Vlaamse gemiddelde. Wat de leeftijd van de invullers betreft, is er een quasi-Gaussverdeling met het

zwaartepunt in de leeftijdscategorie 40-49 jaar. Slechts in 9,6% van alle gezinnen is de invuller 60 jaar of ouder,

evenredig verdeeld over alleenstaande 60-plussers en 60-plussers die met andere volwassene(n) samenwonen.

En wat de werksituatie van de respondenten betreft, zijn er evenveel werkende als niet-werkende

respondenten en slechts een beperkt percentage gepensioneerden (8,4%).

Woonsituatie

Wat de woningaspecten betreft, is er een duidelijk verschil qua eigendomsstatuut tussen onze populatie en de

totale Vlaamse bevolking: in onze populatie is slechts 25% eigenaar t.o.v. 74% van de Vlaamse huishoudens. De

meeste eigenaars zijn te vinden bij de meer-oudergezinnen met kinderen, de minste eigenaars bij de

alleenstaanden. Ook bij de werkende en gepensioneerde respondenten is er duidelijk een hoger percentage

eigenaars (ca. 1/3) dan bij de niet-werkende respondenten. De rijwoningen zijn in onze populatie sterk

oververtegenwoordigd t.o.v. het Vlaamse gemiddelde (39% t.o.v. 22%) en de vrijstaande woningen

ondervertegenwoordigd (16,6% t.o.v. 35,4%). Ook het percentage aan studio’s en kamers ligt duidelijk hoger

dan bij de gemiddelde Vlaamse huishoudens (3,4% t.o.v. 1%).

Een opvallend hoog percentage van de respondenten verwarmt met aardgas (74,1% t.o.v. 63% Vlaamse

gemiddelde), zonder dat daar vanuit de enquête een verklaring voor te vinden is. Qua energiebesparende

maatregelen heeft 66,3% van alle woningen in onze populatie dubbel glas en 32,6% dakisolatie. Weliswaar is

geen informatie beschikbaar over de kwaliteit van deze maatregelen. 27,2% weet niet of er dakisolatie

aanwezig is. Dit kan erop wijzen dat men zich niet bewust is van het belang van dakisolatie op de factuur voor

verwarming, dat men als huurder denkt hierop toch geen invloed te kunnen hebben of ook dat men in een flat

of studio woont die zich niet onder het dak bevindt. Gezien de intentie van minister Van den Bossche om bij

een aantal gezinnen in een huurwoning de daken te isoleren, het hoge percentage gezinnen in een huurwoning

bij onze populatie en de moeilijke situatie waarin deze gezinnen zich bevinden qua energiebeheer, zou dit een

prioritaire groep kunnen zijn voor deze dakisolatie-actie.

Energiefactuur en betalingsregeling

Ondanks de moeilijke situatie waarin de gezinnen uit onze populatie zich bevinden qua betaling van hun

huishoudelijk energieverbruik, toont de enquête meermaals aan dat de kennis van de kosten van het eigen

energieverbruik bij een groot aantal respondenten beperkt is. Zo blijkt uit een vergelijking van de schatting van

het maandelijks bedrag voor gas en elektriciteit en het maandelijks opgeladen bedrag voor gas en elektriciteit

dat 55% van de respondenten met 2 budgetmeters zijn maandelijkse energiekost te laag inschat. Ook de kennis

van de sociale maximumprijzen en van het recht dat men hierop heeft is zeer slecht gekend in onze populatie.

Zo blijkt 69% de sociale maximumprijzen niet te kennen en weet 46% niet of hij hierop recht heeft. Weliswaar

kan deze ogenschijnlijk slechte kennis deels ook te wijten zijn aan een verkeerde interpretatie van sommige

vragen, hoewel ze toch meestal onder begeleiding beantwoord zijn. Niettemin kan hierover o.b.v. de resultaten

geen uitsluitsel gegeven worden.

Van alle respondenten heeft 85,7% ooit getracht een regeling voor zijn betalingsproblemen te treffen en

positief is dat 56,9% momenteel geen afbetalingsplan meer heeft. Koppelen we dit aan de gezinssamenstelling,

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 57

dan valt op dat bij de 1-oudergezinnen nog 47% van deze gezinnen nog een afbetalingsplan heeft tegenover

32% van de alleenstaanden, 36% van de meer-oudergezinnen en 38% van de gezinnen met meerdere

volwassenen zonder kinderen. Opvallend is ook dat 24 gezinnen niet weet of het nog een afbetalingsplan heeft.

Nadat hun contract werd opgezegd door een commerciële leverancier, is van alle ondervraagden 37,4% klant

geworden bij Infrax en 59,7% bij Eandis. Dit wijkt af van de normale verhouding tussen Infrax en Eandis (ca.

20% - 80%), maar dit kan verklaard worden door een oververtegenwoordiging van respondenten uit Infrax-

gebied in de steekproef.

Budgetmeters voor elektriciteit en gas

Qua aantal budgetmeters geldt samenvattend het volgende:

- 394 respondenten hebben een budgetmeter voor elektriciteit (op 408 respondenten voor deze vraag);

- 229 respondenten hebben een budgetmeter voor gas (op 393 respondenten voor deze vraag);

- van de 390 respondenten die op beide vragen geantwoord hebben, hebben:

o 214 respondenten (55%) een budgetmeter voor elektriciteit én een budgetmeter voor gas,

o 162 respondenten (42%) enkel een budgetmeter voor elektriciteit,

o 13 respondenten (3%) enkel een budgetmeter voor aardgas,

o 1 respondent aangegeven geen enkele budgetmeter te hebben.

Het absolute aantal budgetmeters elektriciteit ligt beduidend hoger dan voor gas. Dit kan verklaard worden

door 2 redenen: alle huishoudens verbruiken elektriciteit, maar niet iedereen verbruikt gas, en bovendien zijn

de budgetmeters voor aardgas nog maar recent ingevoerd (Eandis vanaf 2e semester 2009, Infrax vanaf

voorjaar 2010). Er blijkt geen significante impact van gezinssamenstelling, leeftijd of werksituatie merkbaar op

het al dan niet hebben van een budgetmeter voor elektriciteit of gas.

Budgetmeter: installatie, gebruik, tevredenheid en kennis van de mogelijkheden

Een zeer groot deel van de gezinnen heeft bij de installatie van de budgetmeter uitleg gekregen en heeft ook

een brochure gekregen, waarvan de duidelijkheid hoog gepercipieerd wordt voor zowel elektriciteit als voor

gas. Niettemin blijft voor bijna 11% van de gebruikers (dit zijn 39 gebruikers voor elektriciteit en 23 voor gas) de

brochure onduidelijk. Het is dan ook aan te raden om na te gaan hoe dit nog verder verbeterd kan worden.

Uit deze enquête blijkt duidelijk dat gebruik van een budgetmeter geen kortstondige iets is, maar wel een

structurele ingreep in het energiekostenbeheer van de ondervraagde gezinnen. Immers 44,4% van de gezinnen

met een budgetmeter voor elektriciteit gebruikt deze al meer dan 2 jaar en 44,5% van de gezinnen met een

budgetmeter voor gas gebruikt deze al meer dan 1 jaar. Vooral dit laatste is opmerkelijk aangezien de

gasbudgetmeters pas vanaf het tweede semester van 2009 werden geplaatst door Eandis en pas vanaf voorjaar

2010 door Infrax. Dat de budgetmeter voor deze gezinnen een structurele ingreep wordt die gedurende lange

tijd wordt gebruikt, is niet verwonderlijk, aangezien uit de enquête bleek dat meer dan 60% van de gezinnen

vooral waardeert dat het systeem van de budgetmeter een veel beter energie- en kostenbeheer toelaat zonder

dat schulden worden opgebouwd of dat men hoeft te vrezen voor onverwachte facturen.

Qua wijze van opladen kiest ca. 60% van de gezinnen om zijn kaart op te laden bij de OCMW’s en ca. 27% in de

klantenkantoren van de netbeheerder. Quasi 50% laadt zijn kaart 1x per maand op en ca. 30% laadt zijn kaart

2-3 maal per maand op. Het gemiddelde opgeladen bedrag is 66,83€ voor elektriciteit en 87,88€ voor gas.

Weliswaar valt ook op dat 27 respondenten (9% van de gebruikers van een gasbudgetmeter) aangeeft

meerdere keren per maand een hoog bedrag van 85-164€ op te laden. De resultaten over de tevredenheid

over de oplaadmogelijkheden zijn dubbel: enerzijds geeft meer dan 90% van de gebruikers van een

budgetmeter aan tevreden te zijn over de oplaadmogelijkheden, maar anderzijds wordt bij de vraag naar de

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 58

nadelen van het systeem ‘te weinig oplaadmogelijkheden’ ook wel door bijna 1/3 van de gebruikers als nadeel

aangeduid, waardoor het het 2e belangrijkste nadeel wordt.

Ook de tevredenheid over het systeem van budgetmeters is hoog. Van alle respondenten die beide

budgetmeters hebben, is 76% gewoon tot heel tevreden over beide meters. 24% is een beetje tot heel

ontevreden over minstens 1 budgetmeter (slechts 3% over beide budgetmeters). Hierbij zijn er iets meer

ontevredenen over de budgetmeter voor gas dan voor elektriciteit. Vatten we de vermelde voor- en nadelen

samen, dan wordt zoals gezegd door meer dan 60% van de gebruikers van een budgetmeter vooral

gewaardeerd dat het systeem van de budgetmeters een veel beter energiebeheer en kostenbeheer toelaat

zonder schuldenopbouw of angst voor onverwachte facturen. Positief is ook dat slechts weinig gebruikers het

systeem ingewikkeld of te strikt vinden of zich benadeeld of gecontroleerd voelen. Een nadeel dat vooral bij de

budgetmeter voor gas wordt gezien (41,5%) is het feit dat wel erg hoge bedragen moeten worden opgeladen in

de winter. Daarnaast wordt het systeem met een budgetmeter ook door 18,8% van de gebruikers voor

elektriciteit en 20,1% voor gas duurder ervaren. Dit is verrassend hoog, gezien slechts 2,8% van de gebruikers

van een budgetmeter voor elektriciteit en 6,3% van de gebruikers van een budgetmeter voor gas aangeeft

meer te verbruiken dan voordien . Niettemin is dit nadeel ook reëel, want voor klanten die niet voor de sociale

maximumprijs in aanmerking komen, is het tarief dat de netbeheerders aanrekenen aan hun klanten duurder

dan wat men op de vrije markt kan vinden. En daarnaast wordt dus ook ‘te weinig oplaadmogelijkheden’ als

een van de belangrijkste nadelen gezien. Bij evaluatie van het systeem van de budgetmeters kan nagegaan

worden welke verbeteringsmogelijkheden hiervoor zijn.

Opvallend resultaat uit de enquête is wel dat de kennis van de mogelijkheden van de budgetmeters beperkt is.

De mogelijkheid om het verbruik af te lezen of een noodkrediet te gebruiken is bij zeer veel gebruikers bekend.

Het feit dat de budgetmeter niet uitvalt tussen 16u en 8u of in het weekend en het feit dat bij gas ’s winters

een overbrugging kan worden aangevraagd bij het OCMW is slechts bij ca. 1/3 van de gebruikers bekend en

slechts de helft van de gebruikers weet dat hij de prijs per kWh of per m³ kan aflezen en dat er bij elektriciteit

de mogelijkheid van een stroombegrenzer is. Hier is dus zeker nog potentieel om de kennis van de gebruikers

over de mogelijkheden te verhogen, want dit kan niet alleen hun perceptie van het systeem nog verbeteren,

maar ook hun reële situatie in geval van financiële problemen.

Noodkrediet, minimale levering en uitvallen van de budgetmeter

Zowel bij de gebruikers van een budgetmeter voor elektriciteit als voor gas heeft een meerderheid al gebruik

gemaakt van het noodkrediet (71,4% voor elektriciteit en 56% voor gas). De stroombegrenzer of de minimale

levering ’s winters daarentegen is nog maar door een minderheid gebruikt (23,5% voor elektriciteit en 19,6%

voor gas). Op de vraag of men zich kan beredderen met een minimale levering van 10A geeft weliswaar 60%

aan dit niet te kunnen. Dit is waarschijnlijk niet altijd een antwoord o.b.v. ervaringen uit het verleden, maar

voor sommige gebruikers ook een antwoord o.b.v. wat men denkt te zullen ervaren, want op deze vraag

antwoordden ca. 30 personen meer dan er aangegeven hadden de stroombegrenzer al te hebben gebruikt.

Bij een niet onaanzienlijk aantal gebruikers is de budgetmeter al eens uitgevallen: 40,1% of 155 van de

gebruikers van een budgetmeter voor elektriciteit en 36,5% of 80 van de gebruikers van een budgetmeter voor

gas. Hoofdoorzaak voor het uitvallen van de budgetmeter is een tekort aan budget. Koppelen we de

antwoorden over de frequentie van uitvallen aan de duurtijd van uitvallen, dan blijkt dat bij elektriciteit het

zwaartepunt ligt bij 2 tot 5 keer uitvallen gedurende maximaal een paar uren en bij gas bij 1 keer uitvallen

gedurende maximaal een paar uren. Toch is voor 12 gebruikers van de budgetmeter voor elektriciteit en 9

gebruikers van de budgetmeter voor gas de budgetmeter al meer dan 1 keer uitgevallen gedurende een paar

dagen tot zelfs meer dan 2 weken, wat voor deze gezinnen toch een zeer precaire situatie betekent.

Ca. 1/3 van de gezinnen van wie de budgetmeter al minstens 1 maal uitviel, werd gecontacteerd door de

netbeheerder indien zij gedurende langere tijd niet oplaadden. Dit wijst erop dat de netbeheerders trachten te

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 59

voldoen aan de openbaredienstverplichting om zowel voor de budgetmeters voor elektriciteit als voor aardgas

contact te nemen met de klant als die respectievelijk 60 dagen (elektriciteit) dan wel 30 dagen (aardgas, van

november tot en met maart) niet oplaadt. De contactnames door het OCMW is veel beperkter. Uit de

antwoorden is niet op te maken of de overige 2/3 van de gezinnen hadden moeten gecontacteerd worden dan

wel of zij weliswaar regelmatig opladen, maar in dermate precaire situatie zitten dat ze niet in de mogelijkheid

zijn voldoende op te laden om de budgetmeter niet te laten uitvallen.

LAC-werking en afsluiting

Van ongeveer de helft van de respondenten werd de situatie al besproken in de LAC en 93% van deze

respondenten vonden de uitnodiging duidelijk, 80% had reeds contact met het OCMW vóór de zitting en 73%

had ook al een oplossing afgesproken vóór de zitting, waardoor slechts 1/3 ook effectief aanwezig is op de

zitting. Bijna 80% hiervan heeft deze zitting als constructief ervaren (men luisterde en zocht een oplossing). Van

al degenen die werden uitgenodigd op de LAC-zitting vond bovendien 91% de brief achteraf met de beslissing

duidelijk. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de werking van de LAC’s zeer bevredigend ervaren wordt door

de meeste respondenten.

Van de ondervraagde gebruikers werd van 49 respondenten al de elektriciteit afgesloten en van 31

respondenten de gas. Bij iets meer dan de helft van de respondenten van wie de elektriciteit werd afgesloten,

duurde de afsluiting 1 tot 6 dagen en bij 1/5 minder dan 1 dag. Bij gas is de situatie meer precair, want daar is

reeds 1/5 voor meer dan 30 kalenderdagen afgesloten en ¼ zelfs voor meer dan 60 kalenderdagen. Maar uit de

antwoorden is niet duidelijk op te maken of dit vóór of na invoering van de budgetmeter gebeurde en in welke

mate de invoering van de budgetmeter voor hen een oplossing heeft geboden.

Communicatie

Qua duidelijkheid van de brieven, scoren de brieven van het OCMW het beste, gevolgd door de netbeheerders.

De brieven van de leveranciers wordt door een minderheid (42%) als duidelijk beschouwd. Voor beide

netbeheerders is de appreciatie over de brieven quasi dezelfde. Wat de verdere dienstverlening door de

netbeheerders betreft, blijkt de bereikbaarheid van de kantoren en de kwaliteit van de dienstverlening in de

kantoren door meer dan 60% als voldoende tot uitstekend beoordeeld te worden. De telefonische

bereikbaarheid daarentegen scoort het laagst: iets minder dan de helft vindt de telefonische bereikbaarheid

voldoende tot uitstekend. En deze ruimte voor verbetering is er bij beide netbeheerders.

Algemeen kan geconcludeerd worden dat de invoering van het systeem van de budgetmeters voor vele

huishoudens met betalingsproblemen voor energie een absolute verbetering heeft gecreëerd in hun financiële

en energiesituatie. Door het systeem van de budgetmeters hebben zij meer grip gekregen op hun

energieboekhouding en moeten zij veel minder vrezen voor onverwachte facturen of schuldenopbouw.

Niettemin is het systeem nog op een aantal vlakken voor verbetering vatbaar en blijven bovendien ook mét dit

systeem er toch nog gezinnen die in een zeer precaire situatie terechtkomen waarin hun energietoevoer voor

langere tijd wordt afgesloten.

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 60

5 Bijlage 1: Vragenlijst

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 61

Vragenlijst voor personen met een budgetmeter voor elektriciteit en / of

aardgas

Vlaams minister van Energie Freya Van den Bossche evalueert dit jaar het sociaal

energiebeleid. Het Vlaams Energieagentschap en de VREG willen met deze vragenlijst

uw ervaringen als energieverbruiker beter kennen. Dit kan de minister helpen om

bijkomende maatregelen te nemen die beletten dat de Vlaamse energieconsument in

de problemen komt of afgesloten wordt.

Alvast bedankt voor uw tijd!

Kruis de antwoorden die van toepassing zijn aan, plaats in de gekleurde velden een x, of vul aan

1. Vragen over het gezin, vul aantal in

1 Aantal volwassen (+18) in het gezin:

2 Aantal kinderen jonger dan 12 jaar:

3 Aantal kinderen tussen 12 en 18 jaar:

2. Vragen over de invuller van de vragenlijst:

2.1 Geslacht (kruis één antwoord aan)

1 vrouw

2 man

2.2 Leeftijd (vul in)

2.3 Huidige werksituatie (kruis één antwoord aan)

1 voltijds of deeltijds werkend

2 niet-werkend (bvb ziek of werkzoekend)

3 gepensioneerd

ga naar de volgende rubriek

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 62

3. Vragen over de woning:

3.1 De woning wordt voornamelijk verwarmd met: (kruis één antwoord aan) 1 aardgas 2 elektriciteit 3 andere 4 ik weet het niet

3.2 De woning is: (kruis één antwoord aan) 1 mijn eigendom 2 een huurwoning

3.3 U woont in:(kruis één antwoord aan) 1 een rijhuis 2 een hoekhuis 3 een halfopen bebouwing 4 een vrijstaand huis 5 een appartement 6 een studio 7 een kamer 8 andere

3.4 De woning heeft in de meeste ramen: (kruis één antwoord aan) 1 enkel glas 2 dubbel glas 3 ik weet het niet

3.5 De woning heeft dakisolatie: (kruis één antwoord aan) 1 ja 2 nee 3 ik weet het niet

4. Hoeveel betaalt u ongeveer per maand voor elektriciteit en gas samen?

1 vul bedrag in euro's in 2 ik weet het niet

5. De sociale maximumprijzen voor elektriciteit en aardgas

5.1 Kent u de sociale maximumprijzen? (kruis één antwoord aan) 1 ja 2 nee

5.2 Hebt u recht op de sociale maximumprijs? (kruis één antwoord aan) 1 ja 2 nee 3 ik weet het niet

6. Vragen over de leverancier van gas en elektriciteit

Voordat u klant werd bij de netbeheerder (Eandis of Infrax), was u klant bij een leverancier (bijvoorbeeld Electrabel, Luminus, Nuon, Essent, Lampiris, Ecopower,…). Deze leverancier heeft uw contract opgezegd omdat u problemen had om de facturen te betalen.

6.1 Heeft u geprobeerd om een regeling te treffen voor uw betalingsproblemen?

1 ja, met de leverancier

2 ja, met het OCMW 3 ja, met een schuldbemiddelaar 4 andere (bijvoorbeeld een CAW) 5 nee

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 63

6.2 Heeft u nog steeds een afbetalingsplan met deze leverancier? (slechts één antwoord)

1 nee 2 ja

3 ik weet het niet

6.3 Bij welke netbeheerder bent u klant geworden nadat uw contract werd opgezegd?

1 Infrax 2 Eandis 3 ik weet het niet

7. Vragen over de budgetmeter voor elektriciteit

7.1 Heeft u een budgetmeter voor elektriciteit? (kruis één antwoord aan)

1 ja → ga naar vraag 7.2

2 nee → ga naar rubriek 8

7.2 Hoe lang gebruikt u al een budgetmeter voor elektriciteit? (kruis één antwoord aan)

1 minder dan een maand

2 tussen 1 en 6 maanden

3 tussen 6 maanden en 1 jaar

4 tussen 1 en 2 jaar

5 meer dan 2 jaar

6 ik weet het niet

7.3 De budgetmeter werd geïnstalleerd door de netbeheerder (Eandis of Infrax)

Kreeg u toen uitleg over hoe de budgetmeter werkt? (kruis één antwoord aan)

1 ja

2 nee

7.4 Kreeg u een brochure over hoe de budgetmeter werkt? (kruis één antwoord aan)

1 ja

2 nee → ga naar vraag 7.6

3 ik weet het niet → ga naar vraag 7.6

7.5 Vindt u deze brochure duidelijk? (kruis één antwoord aan)

1 duidelijk

2 onduidelijk

7.6 Hoe laadt u uw kaart meestal op? (kruis één antwoord aan)

1 met een bankkaart bij het OCMW

2 met een bankkaart bij de netbeheerder Eandis of Infrax

3 via een storting in een postkantoor

4 in een telefooncel (beperkt mogelijk in Vlaams-Brabant)

5 soms bij het OCMW, soms in een klantenkantoor (Eandis of Infrax)

7.7 Bent u tevreden over deze oplaadmogelijkheid? (kruis één antwoord aan)

1 tevreden

2 ontevreden

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 64

7.8 Hoe dikwijls gaat u uw kaart opladen? (kruis één antwoord aan)

1 meerdere keren per week

2 1 keer per week

3 2 tot 3 keer per maand

4 1 keer per maand

5 1 keer om de 2 à 3 maanden

6 minder dan 1 keer om de 3 maanden

7 ik weet het niet

7.9 Voor welk bedrag laadt u meestal op? (vul bedrag in)

7.10 Wat zijn voor u de belangrijkste voordelen van een budgetmeter voor elektriciteit? (Kruis alle voordelen aan die voor u van toepassing zijn)

1 de kaart kan gemakkelijk opgeladen worden

2 het is praktisch

3 door de budgetmeter bouw ik (bijna) geen schulden op

4 met een budgetmeter kan ik mijn budget beter beheren

5 met de budgetmeter zie ik goed hoeveel ik kan uitgeven aan energie

6 ik krijg geen onverwachte facturen meer

7 ik zie geen enkel voordeel

8 ik weet het niet 9 andere voordelen, nl: (vul aan)

7.11 Wat zijn voor u de belangrijkste nadelen van een budgetmeter voor elektriciteit? (Kruis alle nadelen aan die voor u van toepassing zijn)

1 er zijn niet genoeg oplaadmogelijkheden voor de kaart (bijvoorbeeld alleen tijdens de werkuren)

2 het is ingewikkeld

3 de regels zijn te strikt

4 ik voel me benadeeld

5 ik voel me meer gecontroleerd

6 in de winter moet ik voor erg grote bedragen opladen

7 het is duurder

8 ik zie geen enkel nadeel

9 ik weet het niet 10 andere nadelen, nl: (vul aan)

7.12 Hoe tevreden bent u over de budgetmeter voor elektriciteit? (kruis 1 antwoord aan)

1 heel ontevreden

2 ontevreden

3 een beetje ontevreden

4 gewoon

5 een beetje tevreden

6 tevreden

7 heel tevreden

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 65

7.13 De budgetmeter voor elektriciteit heeft een aantal mogelijkheden. (Kruis alle mogelijkheden aan die u kent)

1 ik kan mijn energieverbruik aflezen op mijn budgetmeter

2 ik kan de prijs per kilowattuur (kWh) aflezen op mijn budgetmeter

3

als ik de budgetmeter niet kon opladen, dan valt die toch niet uit tussen 16u ’s avonds en 8u de volgende dag en ook niet in het weekend. Zo krijg ik de tijd om mijn kaart terug op te laden.

4 als mijn krediet op is, is er nog een noodkrediet

5 als ook het noodkrediet op is, kan ik overschakelen op de stroombegrenzer van 10A

7.14 Heeft u al eens gebruik gemaakt van het noodkrediet voor elektriciteit?

1 ja

2 nee

7.15 Heeft u al eens gebruik gemaakt van de 10A stroombegrenzer voor elektriciteit?

1 ja

2 nee, ga naar vraag 7.17

7.16 Kunt u zich beredderen met deze minimale levering van elektriciteit aan 10A?

1 ja

2 nee

7.17 Verbruikt u meer of minder elektriciteit sinds u een budgetmeter heeft? (Kruis één antwoord aan)

1 meer dan voordien

2 minder dan voordien

3 evenveel

4 ik weet het niet

7.18 Is uw budgetmeter voor elektriciteit al eens uitgevallen?

1 ja

2 nee, ga naar rubriek 8

7.19 Hoe vaak is dit gebeurd sinds de plaatsing van de meter? (kruis één antwoord aan)

1 1 keer

2 2 tot 5 keer

3 5 tot 10 keer

4 meer dan 10 keer

7.20 Hoe lang zat u dan gemiddeld zonder elektriciteit? (kruis één antwoord aan)

1 minder dan een uur

2 een paar uur

3 een halve dag

4 een hele dag

5 een paar dagen

6 een week

7 langer dan 1 week

8 langer dan 2 weken

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 66

9 ik weet het niet

7.21 Wat doet u dan?

7.22 Als u lange tijd niet had opgeladen, kreeg u dan al een brief of telefoon?

1 van de netbeheerder (eandis of infrax)

2 van het OCMW

3 nee, ik kreeg geen brief of telefoon

8. Vragen over de budgetmeter voor aardgas

8.1 Heeft u een budgetmeter voor aardgas? (kruis één antwoord aan)

1 ja → ga naar vraag 8.2

2 nee → ga naar rubriek 9

8.2 Hoe lang gebruikt u al een budgetmeter voor aardgas? (kruis één antwoord aan)

1 minder dan een maand

2 tussen 1 en 6 maanden

3 tussen 6 maanden en een jaar

4 tussen 1 en 2 jaar

5 meer dan 2 jaar

6 ik weet het niet

8.3 De budgetmeter werd geïnstalleerd door de netbeheerder (Eandis of Infrax).

Kreeg u toen uitleg over hoe de budgetmeter werkt? (kruis één antwoord aan)

1 ja

2 nee 8.4 Kreeg u toen een brochure over hoe de budgetmeter werkt? (kruis één

antwoord aan)

1 ja

2 nee → ga naar vraag 8.6

3 ik weet het niet → ga naar vraag 8.6

8.5 Vindt u deze brochure duidelijk? (kruis één antwoord aan)

1 duidelijk

2 onduidelijk

8.6 Hoe laadt u uw kaart meestal op? (kruis één antwoord aan)

1 met een bankkaart bij het OCMW

2 met een bankkaart bij de netbeheerder Eandis of Infrax

3 via een storting in een postkantoor

4 in een telefooncel (beperkt mogelijk in Vlaams-Brabant)

5 soms bij het OCMW, soms in een klantenkantoor (Eandis of Infrax)

8.7 Bent u tevreden over deze oplaadmogelijkheid?

1 ja

2 nee

8.8 Hoe dikwijls gaat u uw kaart opladen? (kruis één antwoord aan)

1 meerdere keren per week

2 1 keer per week

3 2 tot 3 keer per maand

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 67

4 1 keer per maand

5 1 keer om de 2 à 3 maanden

6 meer dan 1 keer om de 3 maanden

7 ik weet het niet

8.9 Voor welk bedrag laadt u meestal op?

Vul aan in euro

8.10 Wat zijn voor u de belangrijkste voordelen van een budgetmeter voor aardgas? (Kruis alle antwoorden aan die voor u een voordeel zijn)

1 de kaart kan gemakkelijk opgeladen worden

2 het is praktisch

3 door de budgetmeter bouw ik (bijna) geen schulden op

4 met een budgetmeter kan ik mijn budget beter beheren

5 met de budgetmeter zie ik goed hoeveel ik kan uitgeven aan energie

6 ik krijg geen onverwachte facturen meer

7 ik zie geen enkel voordeel

8 ik weet het niet

9 andere voordelen, nl: (vul aan)

8.11 Wat zijn voor u de belangrijkste nadelen van een budgetmeter voor aardgas? (kruis alle antwoorden aan die voor u een nadeel zijn)

1 er zijn niet genoeg oplaadmogelijkheden voor de kaart (bijvoorbeeld alleen tijdens de werkuren)

2 het is ingewikkeld

3 de regels zijn te strikt

4 ik voel me benadeeld

5 ik voel me meer gecontroleerd

6 in de winter moet ik voor erg grote bedragen opladen

7 het is duurder

8 ik zie geen enkel nadeel

9 ik weet het niet

10 andere nadelen, nl: (vul aan)

8.12 Hoe tevreden bent u over de budgetmeter voor aardgas? (kruis één antwoord aan)

1 heel ontevreden

2 ontevreden

3 een beetje ontevreden

4 gewoon

5 een beetje tevreden

6 tevreden

7 heel tevreden

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 68

8.13 De budgetmeter voor aardgas heeft een aantal mogelijkheden. (Kruis alle mogelijkheden aan die u kent)

1 ik kan mijn energieverbruik aflezen op mijn budgetmeter

2 ik kan de prijs per m³ aflezen op mijn budgetmeter

3

als ik de budgetmeter niet kon opladen, dan valt die toch niet uit tussen 16u ’s avonds en 8u de volgende dag en ook niet in het weekend. Zo krijg ik de tijd om mijn kaart terug op te laden.

4 als mijn krediet op is, is er nog een noodkrediet

5 als ook het noodkrediet op is, kan ik in de winter aankloppen bij het OCMW om een bepaald bedrag te krijgen om de winter te overbruggen

8.14 Heeft u al eens gebruik gemaakt van het noodkrediet voor aardgas?

1 ja

2 nee

8.15 Heeft u de voorbije winter bij het OCMW aangeklopt voor de toekenning van een tussenkomst voor minimale aardgaslevering?

1 ja

2 nee

8.16 Wie stelde u de mogelijkheid van deze minimale levering van aardgas voor?

1 OCMW

2 iemand anders, vul aan:

8.17 Verbruikt u meer of minder aardgas sinds u een budgetmeter heeft? (Kruis één antwoord aan)

1 meer dan voordien

2 minder dan voordien

3 evenveel

4 ik weet het niet

8.18 Is uw budgetmeter voor aardgas al eens uitgevallen? (kruis één antwoord aan)

1 ja

2 nee, ga naar rubriek 9

8.19 Hoe vaak is dit gebeurd sinds de plaatsing van de meter? (kruis één antwoord aan)

1 1 keer

2 2 tot 5 keer

3 5 tot 10 keer

4 meer dan 10 keer

8.20 Hoe lang zat u dan gemiddeld zonder aardgas? (kruis één antwoord aan)

1 minder dan een uur

2 een paar uur

3 een halve dag

4 een hele dag

5 een paar dagen

6 een week

7 langer dan 1 week

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 69

8 langer dan 2 weken

9 ik weet het niet

8.21 Wat doet u dan? Vul aan:

8.22 Als u lange tijd niet had opgeladen, kreeg u dan al een brief of telefoon? (Kruis één antwoord aan)

1 van de netbeheerder (eandis of infrax)

2 van het OCMW

3 nee, ik kreeg geen brief of telefoon

9. Vragen over afsluiting van elektriciteit en aardgas

9.1 Is uw situatie als eens besproken op de Lokale Adviescommissie (LAC)?

1 ja

2 nee, ga naar vraag 9.9

9.2 Vond u de uitnodiging om de LAC-zitting bij te wonen duidelijk?

1 ja

2 nee

9.3 Had u voor de zitting contact met het OCMW?

1 ja

2 nee

9.4 Kon u al voor de datum van de zitting een oplossing voor uw probleem afspreken?

1 ja

2 nee

9.5 Was u zelf op deze LAC-vergadering aanwezig?

ja

nee, ga naar vraag 9.8

9.6 Had u nog iemand meegenomen om u te helpen of bij te staan?

1 ja

2 nee

9.7 Hebt u het gevoel dat er op deze vergadering echt naar u geluisterd werd en dat er een oplossing werd gezocht voor uw betalingsproblemen?

1 ja

2 nee

9.8 Vond u de brief met de beslissing van de LAC duidelijk?

1 ja

2 nee

9.9 Werd uw elektriciteit ooit afgesloten?

1 ja

2 nee, ga naar vraag 9.15

9.10 Zo ja, waarom? (Vul aan:)

9.11 Hoe lang heeft die afsluiting van elektriciteit geduurd? (kruis één antwoord aan)

1 minder dan 1 dag

2 1 – 6 kalenderdagen

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 70

3 7 – 30 kalenderdagen

4 meer dan 30 kalenderdagen

5 meer dan 60 kalenderdagen

9.12 Werd u na de afsluiting gecontacteerd door het OCMW om een oplossing te vinden?

1 ja

2 nee

9.13 Welke oplossing heeft u gevonden? (Vul aan:)

9.14 Weet u hoe u opnieuw een aansluiting kan krijgen?

1 ja

2 nee

9.15 Werd uw aardgas ooit afgesloten?

1 ja

2 nee, ga naar rubriek 10

9.16 Zo ja, waarom? (Vul aan:)

9.17 Hoe lang heeft die afsluiting van aardgas geduurd? (kruis één antwoord aan)

1 minder dan 1 dag

2 1 – 6 kalenderdagen

3 7 – 30 kalenderdagen

4 meer dan 30 kalenderdagen

5 meer dan 60 kalenderdagen

9.18 Werd u na de afsluiting gecontacteerd door het OCMW om een oplossing te vinden?

1 ja

2 nee

9.19 Welke oplossing heeft u gevonden? (Vul aan:)

9.20 Weet u hoe u opnieuw een aansluiting kan krijgen? (kruis één antwoord aan)

1 ja

2 nee

10. Vragen over de communicatie

10.1 Zijn de brieven (betalingsherinnering, ingebrekestelling, opzegging contract) van de leveranciers (Electrabel, Luminus, Nuon, Essent, Lampiris, Ecopower,…) duidelijk?

1 ja

2 nee

3 soms wel, soms niet

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 71

10.2 Zijn de brieven (betalingsherinnering, ingebrekestelling) van de

netbeheerders (Eandis of Infrax) duidelijk? Begrijpt u wat er in staat?

1 duidelijk

2 niet duidelijk

3 soms wel, soms niet

10.3 De bereikbaarheid van de klantenkantoren van Eandis of Infrax is voor u:

1 onvoldoende

2 voldoende

3 uitstekend

4 ik weet het niet

10.4 Wat vindt u van de kwaliteit van de dienstverlening in die klantenkantoren ?

1 onvoldoende

2 voldoende

3 uitstekend

4 ik weet het niet

10.5 Wat vindt u van telefonische bereikbaarheid van de netbeheerder (Eandis of Infrax)?

1 onvoldoende

2 voldoende

3 uitstekend

4 ik weet het niet

10.6 Zijn de brieven van het OCMW duidelijk? Begrijpt u wat er in staat?

1 duidelijk

2 niet duidelijk

3 soms wel, soms niet

Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking!

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 72

6 Bijlage 2: Gedetailleerde cijfertabellen

Volwassene en kinderen

met

kinderen

zonder

kinderen

met

kinderen

zonder

kinderen

1 volwassene 56 92 14,1% 23,2%

meer volwassenen 151 98 38,0% 24,7%

Totaal 397

Volwassenen en kinderen en geslacht

vrouw man vrouw man

1 volwassene met kinderen 37 19 9,4% 4,8%

1 volwassene zonder kinderen 42 50 10,7% 12,7%

meer volwassenen met kinderen 91 58 23,1% 14,7%

meer volwassenen zonder kinderen 58 39 14,7% 9,9%

Totaal 394

Volwassenen en kinderen en leeftijd

20-39

jaar

40-59

jaar 60+

20-39

jaar

40-59

jaar 60+

1 volwassene met kinderen 23 26 1 6,3% 7,1% 0,3%

1 volwassene zonder kinderen 16 52 15 4,4% 14,2% 4,1%

meer volwassenen met kinderen 70 67 3 19,1% 18,3% 0,8%

meer volwassenen zonder kinderen 10 67 16 2,7% 18,3% 4,4%

Totaal 366

Volwassenen en kinderen en werksituatie

werkend

niet-

werkend

gepen-

sioneerd werkend

niet-

werkend

gepen-

sioneerd

1 volwassene met kinderen 26 30 0 6,6% 7,6% 0,0%

1 volwassene zonder kinderen 32 47 13 8,1% 11,9% 3,3%

meer volwassenen met kinderen 86 61 3 21,8% 15,4% 0,8%

meer volwassenen zonder kinderen 37 43 17 9,4% 10,9% 4,3%

Totaal 395

Volwassenen en kinderen en eigendomsstatuut

eigenaar huurder eigenaar huurder

1 volwassene met kinderen 12 43 3,0% 10,9%

1 volwassene zonder kinderen 9 83 2,3% 21,1%

meer volwassenen met kinderen 50 99 12,7% 25,1%

meer volwassenen zonder kinderen 26 72 6,6% 18,3%

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 73

Totaal 394

Leeftijd en eigendomsstatuut

eigenaar huurder

totaal volgens

leeftijdscategorie eigenaar huurder

% eigenaars volgens

leeftijdscategorie

20-39 jaar 32 90 122 8,6% 24,1% 26,2%

40-59 jaar 53 163 216 14,2% 43,6% 24,5%

60+ 10 26 36 2,7% 7,0% 27,8%

Totaal 374

Werksituatie en eigendomsstatuut

eigenaar huurder

totaal volgens

werksituatie eigenaar huurder

% eigenaars volgens

werksituatie

werkend 57 126 183 14,1% 31,2% 31,1%

niet-werkend 31 156 187 7,7% 38,6% 16,6%

gepensioneerd 10 24 34 2,5% 5,9% 29,4%

Totaal 404

Gezinssituatie en woningtype

flat/studio halfopen rij-of hoekhuis vrijstaand

1 volwassene met kinderen 12 7 31 4

1 volwassene zonder kinderen 40 16 23 13

meer volwassenen met kinderen 19 44 55 30

meer volwassenen zonder kinderen 21 16 41 20

Totaal 392

flat/studio halfopen rij-of hoekhuis vrijstaand

1 volwassene met kinderen 3,1% 1,8% 7,9% 1,0%

1 volwassene zonder kinderen 10,2% 4,1% 5,9% 3,3%

meer volwassenen met kinderen 4,8% 11,2% 14,0% 7,7%

meer volwassenen zonder kinderen 5,4% 4,1% 10,5% 5,1%

Leeftijd en woningtype

flat/studio halfopen rij-of hoekhuis vrijstaand

20-39 jaar 31 29 41 19

40-59 jaar 38 49 93 36

60+ 9 5 13 9

Totaal 372

flat/studio halfopen rij-of hoekhuis vrijstaand

20-39 jaar 8,3% 7,8% 11,0% 5,1%

40-59 jaar 10,2% 13,2% 25,0% 9,7%

60+ 2,4% 1,3% 3,5% 2,4%

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 74

Werksituatie en woningtype

flat/studio halfopen rij-of hoekhuis vrijstaand

werkend 45 42 62 34

niet-werkend 41 39 80 25

gepensioneerd 8 2 16 8

Totaal 402

flat/studio halfopen rij-of hoekhuis vrijstaand

werkend 11,2% 10,4% 15,4% 8,5%

niet-werkend 10,2% 9,7% 19,9% 6,2%

gepensioneerd 2,0% 0,5% 4,0% 2,0%

Energiedrager verwarming

aardgas 304 74,1%

elektriciteit 31 7,6%

andere 71 17,3%

ik weet het niet 4 1,0%

Totaal 410

Beglazing

enkel glas 119 29,1%

dubbel glas 271 66,3%

ik weet het niet 19 4,6%

Totaal 409

Dakisolatie

ja 132 32,6%

nee 163 40,2%

ik weet het niet 110 27,2%

Totaal 405

Gezinssituatie en glastype

enkel glas dubbel glas weet niet

1 volwassene met kinderen 8 41 6

1 volwassene zonder kinderen 37 51 4

meer volwassenen met kinderen 40 104 6

meer volwassenen zonder kinderen 32 63 3

Totaal 395

enkel glas dubbel glas weet niet

1 volwassene met kinderen 2,0% 10,5% 1,5%

1 volwassene zonder kinderen 9,4% 13,0% 1,0%

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 75

meer volwassenen met kinderen 10,2% 26,5% 1,5%

meer volwassenen zonder kinderen 8,2% 16,1% 0,8%

Leeftijd en glastype Leeftijd en dakisolatie

enkel glas dubbel glas weet niet ja nee weet niet

20-39 jaar 41 78 3 41 45 34

40-59 jaar 56 150 11 72 91 54

60+ 16 19 1 10 14 12

Totaal 375 373

enkel glas dubbel glas weet niet ja nee weet niet

20-39 jaar 10,9% 20,8% 0,8% 11,0% 12,1% 9,1%

40-59 jaar 14,9% 40,0% 2,9% 19,4% 24,5% 14,5%

60+ 4,3% 5,1% 0,3% 2,7% 3,8% 3,2%

Werksituatie en glastype

enkel glas dubbel glas weet niet

werkend 51 124 9

niet-werkend 53 126 8

gepensioneerd 15 17 2

Totaal 405

enkel glas dubbel glas weet niet

werkend 12,6% 30,6% 2,2%

niet-werkend 13,1% 31,1% 2,0%

gepensioneerd 3,7% 4,2% 0,5%

Gezinssituatie en dakisolatie

ja nee weet niet

1 volwassene met kinderen 20 22 14

1 volwassene zonder kinderen 14 40 36

meer volwassenen met kinderen 63 55 31

meer volwassenen zonder kinderen 30 42 25

Totaal 392

ja nee weet niet

1 volwassene met kinderen 5,1% 5,6% 3,6%

1 volwassene zonder kinderen 3,6% 10,2% 9,2%

meer volwassenen met kinderen 16,1% 14,0% 7,9%

meer volwassenen zonder kinderen 7,7% 10,7% 6,4%

Werksituatie en dakisolatie

ja nee weet niet

werkend 71 64 47

niet-werkend 49 87 49

gepensioneerd 11 10 13

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 76

Totaal 401

ja nee weet niet

Werkend 17,7% 16,0% 11,7%

niet-werkend 12,2% 21,7% 12,2%

Gepensioneerd 2,7% 2,5% 3,2%

Geschat maandelijks bedrag

voor gas en elektriciteit

Aantal %

< 25€ 48 11,8%

26-50€ 23 5,7%

51-75€ 33 8,1%

76-100€ 49 12,0%

101-150€ 97 23,8%

151-200€ 77 18,9%

201-250€ 35 8,6%

251-300€ 25 6,1%

301-350€ 7 1,7%

351-400€ 8 2,0%

> 400€ 5 1,2%

totaal 407

Maximumprijzen gekend

aantal %

ja 35 8,5%

nee 283 68,7%

geen antwoord 94 22,8%

Totaal 412

Recht op maximumprijzen

aantal %

ja 48 11,9%

nee 169 41,8%

ik weet het niet 187 46,3%

Totaal 404

Regeling proberen te treffen

aantal %

ja 347 85,7%

nee 58 14,3%

Totaal 405

Ja, regeling met

leverancier 154 44,4%

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 77

OCMW 143 41,2%

schuldbemiddelaar 42 12,1%

andere 8 2,3%

Totaal 347

Nog steeds afbetalingsplan

aantal %

ja 149 37,2%

nee 228 56,9%

ik weet het niet 24 6,0%

Totaal 401

Netbeheerder na opzegging

contract

aantal %

Infrax 153 37,4%

Eandis 244 59,7%

ik weet het niet 12 2,9%

Totaal 409

Invullers met budgetmeter voor elektriciteit én gas

budgetmeter gas geen budgetmeter gas

budgetmeter elektriciteit 214 162

geen budgetmeter elektriciteit 13 1

Totaal 390

budgetmeter elektriciteit + gas 55%

enkel budgetmeter elektriciteit 42%

enkel budgetmeter gas 3%

Gezinssituatie en budgetmeter

elektriciteit gas

ja nee ja nee

1 volwassene met kinderen 52 2 32 23

1 volwassene zonder kinderen 88 4 44 43

meer volwassenen met kinderen 146 4 97 48

meer volwassenen zonder kinderen 94 4 48 44

Totaal 394 379

ja nee ja nee

1 volwassene met kinderen 13,2% 0,5% 8,4% 6,1%

1 volwassene zonder kinderen 22,3% 1,0% 11,6% 11,3%

meer volwassenen met kinderen 37,1% 1,0% 25,6% 12,7%

meer volwassenen zonder kinderen 23,9% 1,0% 12,7% 11,6%

26/09/2011 Enquêtes budgetmeterklanten voor evaluatie sociale ODV 78

Leeftijd en budgetmeter

elektriciteit gas

ja nee ja nee

20-39 jaar 117 5 72 45

40-59 jaar 211 6 113 94

60+ 33 3 22 13

Totaal 375 359

ja nee ja nee

20-39 jaar 31,2% 1,3% 20,1% 12,5%

40-59 jaar 56,3% 1,6% 31,5% 26,2%

60+ 8,8% 0,8% 6,1% 3,6%

Werksituatie en budgetmeter

elektriciteit gas

ja nee ja nee

werkend 180 4 117 62

niet-werkend 178 9 89 88

gepensioneerd 33 1 21 12

Totaal 405 389

ja nee ja nee

werkend 44,4% 1,0% 30,1% 15,9%

niet-werkend 44,0% 2,2% 22,9% 22,6%

gepensioneerd 8,1% 0,2% 5,4% 3,1%