22 Non-fictie DE VOLKSKRANT DEVOLKSKRANT 23 Zonder ...

1
VRIJDAG 30 JANUARI 2 Vrouwen op de vlucht uit Kosovo tijdens de oorlog van 1999. Foto Stephan Vanfleteren Erfvijanden samen op zoek naar de waarheid E en geschiedenisboek schrijven met 177 auteurs, dat lijkt vragen om pro- blemen. Maar een ge- schiedenisboek schrijven met 177 auteurs die voor een groot deel voormalige doodsvijanden zijn, dat lijkt helemaal het recept voor een fiasco. Toch verscheen vorige week Con- fronting the Yugoslav Controversies: A Scholars Initiative, geredigeerd door Charles Ingrao en Thomas Emmert, twee Amerikaanse histo- rici, en geschreven door een collec- tief van 177 academici uit West-Eu- ropa, Amerika en vooral, alle lan- den die ontstaan zijn uit het voor- malige Joegoslavië. Zeven jaar lang werkten de aca- demici aan het boek, in elf teams één voor elk hoofdstuk en op een wikipedia-achtige manier (maar dan professioneler en met meer hiërarchie en controle). Hun weg lag vol hindernissen. In de loop der jaren overleden au- teurs, stapten er een paar uit on- vrede op, en werden andere na ru- zie aan de deur gezet. Alle hoofd- stukken werden vijf tot tien keer grondig aangepast na kritiek van andere auteurs. Eén hoofdstuk moest zelfs twee keer volledig wor- den herschreven. De afgelopen zeven jaar ben ik geregeld in het holst van de nacht wakker geschoten, denkend aan het onderzoek, zegt projectleider Charles Ingrao die in Indiana Euro- pese geschiedenis doceert. Tho- mas (Emmert, de andere project- leider, red.) zei onlangs dat hij in zijn hele carrière nog nooit zo veel stress heeft gehad.Ingrao en Em- mert wilden een geschiedenis schrijven van de Joegoslavië-oorlo- gen in de jaren negentig, die in álle opvolgerstaten van het voormali- ge Joegoslavië zou worden aan- vaard. Een opgave vergeleken waarbij een gezamenlijke Duits/Nederlandse geschiedschrij- ving over de Tweede Wereldoorlog een peuleschilletje lijkt. Ruim een decennium na de oor- logen in de Balkan denken de in- woners van Servië, Kroatië, Bosnië en Kosovo totaal verschillend over de vraag hoe het tot dit bloedver- gieten kon komen en wie er ver- antwoordelijk voor is. De Kroati- sche versie van de jongste en van de verder terugliggende geschie- denis staat haaks op de Servische en die weer op de Kosovaarse. Elk volk kent een eigen spectrum van waarheden, waarvan er vele ver- vormd of schaamteloos onwaar zijn, aldus A Scholars Initiative. Lastigefeiten worden weggemof- feld. Zo zijn in Servië ondanks posi- tieve stappen onder de huidige president Boris Tadic nog veel aanhangers van de geschiedsver- sie dat alle partijen in de oorlog even schuldig waren. Dat westerse journalisten en historici onomsto- telijk hebben aangetoond dat de Servische president Milosevic de hoofdverantwoordelijkheid draagt voor de bloedige oorlogen en dat Servische (para)militairen de meeste oorlogsmisdaden heb- ben begaan, wordt afgedaan als bewijs van de anti-Servische stem- ming van het Westen. Historici in Bosnië, Kroatië en Kosovo daarentegen kruipen ge- heel in de slachtofferrol, waarbij politiek radicalisme of oorlogs- misdaden van de eigen mensen worden gerelativeerd. Zo wordt het rabiate nationalisme van de Kroatische president Tudjman weg geretoucheerd, evenals het provocerende gebruik van de safe area Srebrenica als uitvalsbasis door Moslimmilities, of het ge- weld dat het Kosovaarse bevrij- dingsleger UCK uitoefende tegen- over (Servische) burgers. Door Ser- viërs wordt juist de volle nadruk gelegd op deze elementen. Ze wor- den aangevoerd als argument voor de Servische zelfverdedigingin Kroatië, Bosnië en Kosovo. Afwijkende versies van de ge- schiedenis zijn niet uniek voor het voormalige Joegoslavië. Maar om- dat ze wantrouwen, wrok en zelfs haat zaaien tussen volkerenen een obstakel voor verzoeningvor- men, wilden Ingrao en Emmert een manier vinden om tot een eensluidende, kritische en toch voor alle vroegere Joegoslavische staten aanvaardbare geschiedenis te komen. I n 2001 nodigden ze tientallen historici en sociale weten- schappers uit alle Balkanlan- den uit om samen met West-Eu- ropese en Amerikaanse colle- gas (als een soort bemiddelaars) een geschiedenis van de oorlogen te schrijven. Door de medewer- king van auteurs uit de eigen natie 34 Serviërs, 6 Kosovo-Albanezen, 10 Kroaten en 13 Moslims zou deze gedeelde geschiedenismeer draagvlak kunnen krijgen bij het publiek in de Balkan, hoopten In- grao en Emmert. Om het verwijt voor te zijn dat ze louter pro-westerse academici uit de Balkan hadden ingeschakeld, hanteerden Ingrao en Emmert een open toelatingsbeleid: iedere aca- demicus die wilde meedoen, was welkom, als hij of zij maar bereid was met een open blik naar de fei- ten te kijken. Soms meldden zich mensen aan die we er eigenlijk liever niet bij hadden. Radicalen, zowel radicaal nationalistisch als radicaal anti- nationalistisch, probeerden we te vermijden. Maar we weigerden niemand, zegt Ingrao. Uit een korte check van hun ach- tergrond blijkt dat de meeste au- teurs uit pro-westerse hoek ko- men, zelden uit nationalistische kringen. Er zaten wat nationalis- ten tussen, zegt Ingrao. Maar die waren niet zo nationalistisch dat Servische, Kroatische, Bosnische en Kosovaarse historici gingen samen aan het werk om de ware toedracht van de Balkanoorlogen uit de jaren negentig te achterhalen. Door Leen Vervaeke ze de ogen sloten voor rationele ar- gumenten of dat het hun integri- teit aantastte.In Bosnië en Kosovo bleek het heel moeilijk om ervaren academi- ci te vinden als gevolg van de dood of vlucht van veel inwoners, de lage kwaliteit van het onderwijs en de vele buitenlandse missies, waar hooggeschoolde Bosniërs en Met Ursula komt er abrupt een einde aan de Koo s ★★★★✩ Confronting the Yugoslav Contro- nersies: A Scholars Initiative Charles Ingrao en Thomas A. Em- mert (red.) Prdue University en United States Institute of Peace; 444 paginas; 32,- ISBN 978 1 55753 533 7 De nagel aan Joegoslaviës doodskist Het is een vergelijking die je in Servië lang alleen hoorde achter gesloten deuren, in huizen van verlichte geesten: het hout en de spijkers van de doodskist van Joegoslavië zijn ingekocht door prestigieuze, nationaal-conserva- tieve Servische academici. In 1986 publiceerden zij een ver- bitterd memorandum over de on- dergeschikte positie van Serviërs in het communistische Joegosla- vië. De Serviërs waren daar het grootste volk. Echter: in de com- munistische bestuursorganen hadden ze niet meer macht dan de kleinere volkeren. In de eigen provincie Kosovo werden ze vre- selijk gediscrimineerd. De Servi- sche Communistische Partij ver- oordeelde het memorandum als levensgevaarlijk. Echter: al snel stond er een geslepen Partijbons op die begreep dat een politicus Kosovaren meer geld konden ver- dienen dan door het dienen van de wetenschap. Als Ingrao en Emmert na lang zoeken eindelijk een erva- ren Kosovaars historicus hadden gevonden, weigerde hij resoluut om zijn Servische collega te ont- moeten. Exit de Kosovaar. Een andere collega een Noord- Amerikaan, geboren in Servië wil- de niet aanvaarden dat Serviërs in Kosovo etnische zuiveringen had- den gepleegd, ondanks een berg aan bewijsmateriaal, aldus In- grao. We hadden tal van inter- views met Kosovaarse vluchtelin- gen, maar die man zei: Dat zijn ac- teurs, ingehuurd door de NAVO om leugens te vertellen.Zo kun je niet werken. Die man hebben we eruit moeten zetten.D e grootste moeilijkhe- den kwamen verras- send genoeg niet van de deelnemers uit de Bal- kan, maar van een groepje westerse academici. De onpartijdigheid kwam volgens mij in het gedrang door hun more- le verontwaardiging over de gru- weldaden van de Serviërs, zegt In- grao. Ondanks die conflicten verlie- pen de discussies en het uitwisse- len van kritiek doorgaans vlot. De meesten gedroegen zich heel pro- fessioneel. Als er feiten op tafel la- gen, accepteerde iedereen die.A Scholars Initiative leidde ook tot succesvolle, voordien ondenk- bare samenwerkingsverbanden tussen academici. Zoals tussen Mile Bjelajac en Ozren Zunec, de hoofdauteurs van hoofdstuk ze- ven, over de oorlog in Kroatië. Bje- lajac is een Servisch militair histo- ricus en zoon van een generaal, Zu- nec was tijdens de oorlog hoofd van de Kroatische militaire contra- spionage. Hoewel het een paar we- ken duurde om hen te overreden om telefonisch contact op te ne- men, smeedden ze al gauw een band, meldt het voorwoord van A Scholars Initiative. Toen Bjelajac zware kritiek kreeg van Kroatische academici, verdedigde Zunec hem. Tijdens een ontmoeting in zijn kantoor in Zagreb verklaarde Zunec dat hij tijdens de oorlog vijf keer gewond was geraakt en niet van plan was ooit nog een nieuwe oorlog mee te maken.Het contact tussen de academici verliep via e-mail en telefoon, een interactieve website en op jaarlijk- se congressen. In verschillende rondes werd de agenda bepaald, een opzet voor de teksten ge- maakt, bijkomend onderzoek ver- richt (waarvoor fondsen werden ingezameld), en telkens opnieuw werd er kritiek georganiseerd en werden teksten herschreven. H et resultaat is verbazend coherent. De hoofdstuk- ken tonen verschillen in stijl, maar die zijn niet storend. In die hoofd- stukken worden controverses in de nationale geschiedsversies één voor één gesignaleerd en geanaly- seerd en in de meeste gevallen door een objectief verhaal vervan- gen (soms blijkt meer onderzoek nodig). Dat objectieve verhaal is nooit zwart-wit. Integendeel, A Scholars Initiative toont haarfijn aan hoe- complex de oorzaken voor het ont- branden en escaleren van de Joegoslavië-oorlogen waren. Hoe niet te stoppen mondiale ontwik- kelingen, opportunistische politi- ci en gemanipuleerde burgers een explosieve cocktail vormden. En hoe de waarheid meer kanten heeft, maar na wikken en wegen niettemin kan overhellen naar één kant. Door dit minutieus fileren van actie en reactie ontstaat een beeld van de Joegoslavië-oorlogen waar- in alle partijen in meer of mindere mate zowel dader als slachtoffer zijn, maar waarin toch onont- koombaar is vastgesteld dat een groot deel van de verantwoorde- lijkheid bij Slobodan Milosevic ligt. Uit A Scholars Initiative: Er zullen natuurlijk altijd historici zijn die zeggen dat het land (Joegoslavië) op de rand van de afgrond stond, en dat als Milosevic er niet was ge- weest, iemand anders wel de gena- deslag had uitgedeeld. Misschien klopt dat, maar de geschiedenis toont dat het Milosevic en nie- mand anders was wiens acties het land over rand duwden. Het was Milosevic die Serviës Communistische Partij (...) deed herleven met behulp van nationa- lisme, het was Milosevic die de door Tito geschapen verhoudin- gen zo systematisch ondermijnde dat Joegoslaviës niet-Serviërs bang werden, en het was Milosevic (...) die de pogingen saboteerde om Joegoslavië te hervormen en zo een uitweg uit de crisis te vinden.Voor Nederlandse lezers komt die geschiedenis van de Joegosla- vië-oorlogen goeddeels overeen met de vertrouwde visie. Maar het bijzondere is dat over die wester- segeschiedsversie nu overeen- stemming bereikt is door Servi- sche, Kroatische, Bosnische en Kos- ovaarse auteurs. Al zal hun vaderlandsliefde in bepaalde kringen allicht aangeval- len worden, het is een overwin- ning voor het streven naar waar- heidsvinding dat dit verhaal nu wordt verteld door auteurs uit de Balkan zelf. die zich het populisme van memo- randum toeëigende, massas mensen achter zich kon krijgen. Zijn naam was Slobodan Milose- vic. Op 28 juni 1989 juichten meer dan een miljoen Serviërs hem toe. Al snel daarna begonnen oorlo- gen, eerst in Kroatië, daarna in Bosnië, daarna in Kosovo. Een paar jaar na zijn machtsgreep werd dezelfde Milosevic al mas- saal door de Serviërs veracht. Echter: tot ver in de jaren 90 wa- ren er in Servië nauwelijks men- sen te vinden die geloofden dat Milosevic en indirect de Servi- sche academische elite een gro- te verantwoordelijkheid droeg voor het uiteenvallen van Joego- slavië. De alomtegenwoordige in- terpretatie was dat Joegoslavië het slachtoffer was geworden van nationalistische afscheidings- bewegingen van de kleinere vol- keren, eerst in Kosovo en Kroatië, later in Bosnië, Macedonië en Montenegro. Die bewegingen wa- ren geen reacties op Milosevic, maar autonome krachten. Voor dat laatste is zeker veel te zeg- gen. Het is evenwel onwaar- schijnlijk dat zij zonder Milosevicmachtsgreep en het daarop vol- gende olifant-door-een-porselein- kast-beleid ooit hun doel bereikt hadden. In de woorden van een progres- sieve Servische intellectueel: Als de Spanjaarden in Baskenland hetzelfde hadden uitgevreten als de Serviërs in Kosovo, waren ze dat ook kwijt geweest.Opinie- peilingen laten zien dat de laatste jaren een toenemend aantal Ser- viërs de hand in eigen boezem steekt. Zo gelooft zon tien pro- cent inmiddels dat Servië Kosovo zelf verspeeld heeft.

Transcript of 22 Non-fictie DE VOLKSKRANT DEVOLKSKRANT 23 Zonder ...

Page 1: 22 Non-fictie DE VOLKSKRANT DEVOLKSKRANT 23 Zonder ...

22 | Cicero Non-fictie | DE VOLKSKRANTVRIJDAG 30 JANUARI 2009 VRIJDAG 30 JANUARI 2 0 0 9

DE VOLKSKRANT | Cicero | 23

Twee dichters, tevens wetenschappers en expats ont-moeten elkaar in woord en gesprek, in Zwelgen wij den-kend rond. De een is Leo Vroman (1915), woonachtig inFort Worth, Texas, de ander Jan Lauwereyns (1969), do-cent biologische psychologie aan Victoria University ofWellington in Nieuw-Zeeland, en verblijft ook vaak inJapan. Poëzie en wetenschap zijn geen verschillende we-relden, laat staan dat de wetenschap zou leiden tot ont-

tovering, is beider onder-vinding. Volgens Vromanis een gedicht schrijven tevergelijken met een we-tenschappelijk experi-ment. Vroman: ‘Ik keek zo-net naar een houten doos-je. Hoe verrijkend zou hetzijn als de boom waaruithet was gezaagd zich aanmij kon vertonen!’ Lauwe-reyns meent dat door dewetenschap ‘de schoon-heid en het mysterie juistgroeien.’Bezige Bij; € 19,90

Nina von Stauffenberg wist dat haar man graaf Clausvon Stauffenberg een aanslag op Adolf Hitler beraamde.Het doden van de Führer op zijn hoofdkwartier, de Wolf-schanze, was het gevaarlijkste onderdeel van het plan –Von Stauffenberg was bereid dit voor zijn rekening tenemen. Die aanslag, in de ochtend van 20 juli 1944, hadgevolgd moeten worden door een militaire machts-overname in Berlijn en elders in het Duitse rijk. Aanslag

en coup mislukten zoals be-kend en de nazi’s traden mee-dogenloos op tegen iedereendie ze van betrokkenheid ver-dachten. Claus von Stauffen-berg werd geëxecuteerd, Ninagevangen gezet. Hun jongstedochter Konstanze werd ingevangenschap geboren. InNina Schenk Gravin von Stauf-fenberg schetst Konstanze vonSchulthess een portret vanhaar moeder, aan de handvan gesprekken en tot nogtoe onbekende documenten.De Arbeiderspers; € 18,95

Zonder Istanbul valt niet te leven

Wat een rust gaat er uitvan een Afrikaanse aap

‘Oma maakt zich vankant als er oorlog komt’

Pas verschenen Fictie Pas verschenen Non-fictie

Tegen de onttovering

In een uitgebreid interview overde ambachtelijke kanten van zijnschrijverschap vertelt OrhanPamuk dat hij pas gelukkig is alshij ‘in zijn eentje in een kamer din-gen kan verzinnen.’ ‘Ik heb het no-dig om uren in afzondering achtereen bureau te zitten’, vertrouwt hijzijn ondervrager toe, ‘zoals een an-der een pil nodig heeft voor zijngezondheid.’ Elders benadrukt hijhet grote belang dat hij toekentaan de speelse kanten van hetschrijven van romans, aan het ple-zier dat hij erin schept. Voordat hijaan het schrijven van een romanbegint, stelt hij een vrijwel volle-dig schema op. ‘De compositie isbelangrijk’, zegt hij over het werkvan een van de weinige Turkseschrijvers die hij bewondert, ‘netals in de Osmaanse schilderkunst.’Dat compliment is een bekente-nis.

Pamuk zit al vanaf zijntweeëntwintigste achter dat bu-reau van hem, in een huis dat nietzijn woonhuis is maar zijn werk-huis, zijn kantoor, al vanaf de dagdat hij besloot geen schilder teworden, maar schrijver. Hij gaf erzijn studie aan de Technische Ho-geschool van Istanbul voor op, hijstelde er het respect van zijn fami-lie voor op de proef, gegoede enverlichte burgers met een ingeni-eurstraditie van drie generaties.En hij riskeerde er op den duurzelfs zijn leven mee, zijn gerieflijkeplaats in de Turkse samenleving.

Maar tekenen doet hij nog altijd.De ontwerpen die hij voor zijn ro-mans maakt, zijn zo secuur als hetbestek van een architect – en eenreeks miniaturen die hij voor eenTurkse krant schreef voorzag hijzelf van illustraties. Vertellen enontwerpen zijn bij hem één, iederevolgende roman is een nieuw pro-ject en moet daarom iets bewerk-stelligen wat zijn eerdere werkniet deed. Hij komt er niet alleenin dat vraaggesprek over te spre-ken, maar ook in zijn beschouwin-gen, in opstellen over beroemdeboeken die hij schreef, in de voor-en nawoorden die hij voor her-drukken van zijn eigen romansvervaardigde.

Dat interview, dat oorspronke-lijk in de fameuze reeks gesprek-ken met schrijvers van het tijd-

schrift The Paris Review heeft ge-staan, is het op één na laatste stukin De andere kleuren, de bundelingvan Pamuks artikelen, columns,commentaren, inleidingen en le-zingen. Oorspronkelijk is die bun-del al tien jaar geleden in Turkijeverschenen; er volgden Duitse enEngelse vertalingen, met kleine af-wijkingen van de oorspronkelijkeeditie – en nu is het Nederlandsaan de beurt. De andere kleuren iseen intellectueel zelfportret eneen gebruiksaanwijzing van deschrijver Pamuk ineen.

Het is een openhartig en tegelij-kertijd weerbarstig boek. Maar hetis ook een boek dat zich lastig weglaat leggen – en het enige beteke-nisvolle bezwaar dat er tegenin tebrengen valt is dan ook de omvangervan: vijfhonderd bladzijden, datkrijg je niet in een avond uit. Ter-wijl dat toch het beste zou zijn,want wat op zichzelf natuurlijkeen allegaartje is, handelend overhet gehele spectrum van politiektot literatuur en ontstaan gedu-rende een periode van twintig jaar,vertoont in al zijn wispelturigheiden wankelmoedigheid een won-derlijke samenhang.

Die samenhang is autobiogra-fisch en thematisch. Het schrijvenvan romans mag voor Pamuk daneen profylactisch karakter heb-ben, het is ook het uitvloeisel vaneen even emotionele als intellectu-ele behoefte. Die behoefte is gren-zeloos bij hem en schaamteloosambitieus; er zullen niet veelschrijvers zijn, die zo stelselmatigliteratuurstudie hebben verrichtom hun techniek te verfijnen enerachter te komen wat zij zelf wil-den bereiken met hun werk. Daar-om zijn de voor- en nawoorden diePamuk schreef bij Turkse uitgavenvan het werk van Dostojevski, Na-bokov en Thomas Bernhard min-stens zo verhelderend als de com-mentaren die hij op zijn eigen ro-mans De witte vesting, Het zwarteboek en Ik heet Karmozijn schreef.Het zijn stadia in zijn eigen literai-re ontwikkeling, doelbewuste ver-helderingen van techniek ensmaak.

De substantiële lezing die hijover de belangrijkste Turkse mo-dernistische romancier, AhmetHamdi Tanpinar – en wat is het eenschande dat van diens werk nognooit wat in het Nederlands is ver-

taald –, hield, is een sleutelstuk.Want het begrip ‘modernisme’mag in West-Europa dan een esthe-tisch begrip zijn, dat een stromingin de kunst van de twintigste eeuwaanduidt, in Turkije is het verbon-den met de politieke en maat-schappelijke begrippen ‘moderni -teit’ en ‘modernisering’. De keuzevoor een literaire stijl is er, met an-dere woorden, ook een politieke.

Ziedaar de samenhang tussenPamuks autobiografische co-lumns en literaire beschouwingenenerzijds, en zijn politieke opstel-len anderzijds. ‘Europa en andereproblemen om jezelf te zijn’ heetde afdeling in dit boek waarin diestukken bijeen staan. Zoals Pamukgeprobeerd heeft in zijn romansde verfijnde romantechniek vanVirginia Woolf en Faulkner en evenlater Italo Calvino en Vladimir Na-bokov toe te passen op de verhaal-traditie van Turkije, Perzië en India– Ik heet Karmozijn is daar het meestillustere voorbeeld van -, zo pro-beert hij onder het klassieke Turk-se ideologische dilemma, Europaof Azië, uit te komen. Pamuk ont-kracht het eurocentristische cul-tuurideaal door het te vieren, juist

in het niet doorhakken van deknoop die aan de Bosporus is ont-staan, schuilt zijn kracht. Het isniet wonderlijk dat het laatste stukin dit boek ‘Uit het raam kijken’heet, een verhaal, en dat vrijwelalle stukken iets met Istanbul temaken hebben – op de twee na diein New York gesitueerd zijn.

Die oppositie, Istanbul tegen-over New York, ‘de hoofdstad vande wereld’, zet de kwestie opscherp, want Pamuk houdt vanbeide steden. Maar, zegt hij, zon-der Istanbul, de hoofdstad van zijnuniversum, valt niet te leven. Van-daar ook dat zijn exploraties vanhet oude Istanbul, de houten vil-la’s langs de Bosporus die het af-legden tegen de onbesuisdenieuwbouw, geen manifestatiesvan nostalgie zijn. Net als in demagnifieke stukken die Pamukover de Oriëntaalse miniaturenschreef vormen zij een pleidooi deTurkse werkelijkheid niet tot eenideologisch dilemma te reduce-ren.

Bij herhaling maakt Pamuk mis-moedige opmerkingen over ‘deleescultuur’ in Turkije en over dekwetsbare plaats die hij daardoor

inneemt te midden van mensendie driestheid verkiezen boven desubtiele overweging. Een leescul-tuur bestaat naar zijn oordeel nau-welijks in zijn land en dat heeft al-lerlei nare gevolgen voor de wijzewaarop men er over literatuur enzelfs geschiedenis kan spreken.Die observaties zijn gebonden aande Turkse cultuur. Het verontrus-tende is echter, dat men ze zondermoeite kan toepassen op de huidi-ge Nederlandse leescultuur. Hetverschil is, dat de Turkse nooit be-staan heeft en de onze verdwenenis.

De Amerikaanse literatuurwe-tenschapper Michael McGaha waszo gegrepen door het werk vanPamuk, dat hij er zelfs Turks voor isgaan leren. Hij is oorspronkelijkhispanist en gezien zijn leeftijd zaldat wel gekomen zijn door belang-stelling voor de Latijns-Ameri-kaanse literatuur van dertig jaarterug. Hij leest Pamuk ook op dewijze waarop men indertijd die li-teratuur las: als historisch getuige-nis, maatschappelijk commentaaren politiek ontwerp. In zijn Autobi -ographies of Orhan Pamuk, the Wri-ter and his Novels bespreekt hij alPamuks romans, met de blikschuins op de Turkse geschiedenisgericht.

Hij doet dat consciëntieus en en-thousiast, met meer belangstel-ling voor de algemeen maatschap-pelijke en culturele achtergrondvan die boeken, dan voor hun zui-ver literaire ambitie. Wie die boe-ken zelf las, herkent veel, wie ietsvan Turkije weet nog meer – envoor wie in beiderlei opzicht vastegrond onder de voeten heeft, is Mc-Gaha’s duiding soms een uitnodi-ging tot tegenspraak. Dat neemtniet weg, dat het een aangenamereflectie op Pamuks werk is, ont-staan vanuit een in kringen van deacademische literatuurweten-schap hoogst ongebruikelijk soortbevlogenheid.

Michaël Zeeman

Orhan Pamuk houdt van NewYork, de hoofdstad van de we-reld. Maar Istanbul is de hoofd-stad van zijn universum. Daarzit hij, vanaf zijn 22ste in zijnwoon- en werkhuis te schrij-ven achter zijn bureau.

Het is moeilijk voorstelbaardat de ellende van de TweedeWe r e l d o o r l o g – toch al een flin-ke tijd geleden – het leven vansommige mensen nog altijddag en nacht beheerst. Toch isdat zo. Leny Boeken-Vellemanwas achttien toen de nazi’skwamen. In 1942 dook ze on-der met haar ouders. Haarbroertje van vijftien was toenal opgepakt. Ze werd verradenen kwam in Auschwitz waar zeoverleefde. Haar broertje enhaar ouders niet. ’s Nachts alsik niet kan slapen’, vertelt ze,‘ga ik hardop de namen lezenvan mijn vermoorde broertje,ouders, ooms, tantes, neefjesen nichtjes. Zo val ik in slaap.’

Haar kleindochter, Arita Boe-ken: ‘Oma is altijd bang. Zezegt dat ze zich van kantmaakt als er weer een oorloguitbreekt (...) Eten hamstert zeook, ze kan niets weggooien.Als je bij oma de kast open-doet, staat er van alles dat allang over de datum is.’

Over de kleinkinderen vanJoodse overlevenden van deHolocaust gaat het in Eén ver-haal uit duizenden. Samenstel-lers Denise Citroen en RenéMendel hebben de kleinkinde-ren van negen survivors geïn -terviewd om erachter te ko-men hoe het treurige familie-verhaal hen beïnvloedt. Staanze anders tegenover de TweedeWereldoorlog dan hun niet di-rect betrokken generatiegeno-ten? Voelen ze een speciale ver-antwoordelijkheid voor het le-vend houden van de herinne-ring? Eén verhaal uit duizendenis het eerste Nederlandse boekover de derde generatie Jodenen het aansnijden van dat the-ma valt te prijzen, al wordt hetboek enigszins ontsierd doorhinderlijk schoolse cursievetussenteksten.

Citroen en Mendel lieten dekleinkinderen kijken naar het

op band vastgelegde levensver-haal van opa of oma (ook inNederland hebben zo’n dui-zend overlevenden hun ver-haal op initiatief van een doorSteven Spielberg opgerichtestichting op video laten opne-men); daarna spraken ze er-over. De negen korte (iets te be-knopte) dubbelportretten la-ten een uiteenlopend beeldzien. Sommigen kleinkinderenhouden opzettelijk afstand.‘Misschien doe ik zo weinigaan het jodendom omdat opazijn kinderen ermee verveeldheeft’, zegt Judith, de klein-dochter van Jaap van Meekren.Vaker is er juist een hechteband en leven de kleinkinde-ren intens mee met de gebeur-tenissen die op de leeftijd dieze nu zelf hebben bereikt, zotussen de twintig en de dertig,het leven van hun grootoudersomwoelden.

Pepijn Brandon, kleinzoonvan Mirjam Ohringer, gingmee naar het kamp Mauthau-sen om de verhalen die hij ken-de beter te kunnen navoelen.Hij ergert zich aan de klachtenvan leraren die zeggen dat deShoah met Marokkaanse jon-geren nauwelijks te behande-len valt. Je moet ook niet pro-beren het leed van iemand an-ders erin te hameren, vindt hij.‘Op het moment dat je het ver-haal verbindt aan (...) de uit-sluiting die ze zelf meemakenen als je laat zien waar extremeuitsluiting toe kan leiden, danis er niemand meer die nietluisteren wil.’Anet Bleich

‘Jongen, begin geen schoolstrijd’

Als je op een cavia gaat zitten,gaat ie piepen en na verloopvan tijd houdt dat piepen van-zelf op. Zoveel proefondervin-delijke ervaring op biologischgebied – opgedaan in zijn kin-dertijd – had stadsmens Ram-sey Nasr nog wel, maar daar-mee was het wel gezegd.

In Homo Safaricus doet Nasreven humoristisch als scherpverslag van een reis die hij sa-men met een groep biologie-studenten van de Universiteitvan Antwerpen ondernamnaar Tanzania. Voor Canvasmaakte hij er ook een tv-ver-slag van (Wildcard: Tanzania).

De groep studenten laat zichin vier subgroepen indelen:‘reptielen’, ‘insecten’, ‘knaag -dieren’ en ‘apen’, naar gelanghet soort veldwerk dat ze ver-richten. Nasr ziet het aan meteen vriendelijke knipoog: ‘Alshij de voelsprieten en oogjesvan een kakkerlak beschrijft, ishet of hij een liefdesgedichtvan Herman Gorter voor-draagt.’

Gaandeweg de reis richt hijzich ook op de natuurlijke bio-topen (savanne, regenwoud,koraalrif) en het dierenleven.Hij beschrijft de interactie Eu-ropese mens – Afrikaanse na-tuur: ‘Nooit geweten hoe rus-tig het een mens kan maken teworden bekeken door eenmoederaap die voortgaat methaar eigen leven, wetende datjij er ook bent.’

De groep ontmoet de Masaaidie hun obligate sprongen-

dans opvoeren; het is voor ve-len een teleurstelling en roeptvragen op over de manierwaarop westerlingen kijkennaar het volk. ‘Wij’ willen nietdat de Masaai hun traditionelelevenswijze kwijtraken, ‘wantzij vormen een levende herin-nering. Aan onszelf’, schrijftN a s r.

Meerdere vragen dringenzich op: of er sprake is van ech-te natuur in een beschermdnatuurpark, of alle natuur wel‘mooi’ is, en uiteindelijk of erwel een scherpe scheiding istussen natuur en cultuur.

Nasr neemt de lezer mee inzijn bespiegelingen, maar laatdie nooit te ver afdwalen vanzijn observaties in de ‘wonder -schone waanzin’. Nergenswordt het zwaar. Het beschrij-ven en verklaren en benoemenzegt meer over de mens danover de natuur, meent hij,want die doet maar wat. ‘Deenige manier om ooit de totalebiodiversiteit te vatten is haarte vernietigen.’

Bioloog wordt hij nergens inhet boek, maar als schrijvendhomo safaricus Nasr is ge-slaagd.Nell Westerlaken

Het erfelijk ministerschap in hetKoninkrijk der Nederlanden, datzou een mooi onderwerp voor eenpoliticologenscriptie zijn. Recentevoorbeelden zijn minister PietHein Donner en grootvader minis-ter Jan Donner; minister Jozias vanAartsen en vader Jan van Aartsen;en minister Frits Bolkestein engrootvader Gerrit Bolkestein (1871-1956), minister van Onderwijs inhet onzalige kabinet-De Geer (1939- 1940). Het was minister Plasterkdie over het erfelijk ministerschapbegon tijdens een praatje bij depresentatie van de biografie vanGerrit Bolkestein van de jonge his-toricus Casper Kirkels.

Waar wijst dat erfelijk minister-

Frits Bolkesteins grootvaderGerrit was minister van Onder-wijs in het kabinet-De Geer.Anders dan zijn kleinzoon wasGerrit Bolkestein vóór Mon-tessori en tegen klassikaal on-d e r w i j s.

Indruk

S c h ri j f l e svan Heaney:zoek heti n n e rl i j k ep ad

Z ijn opvolger moet eenkrantenlezer zijn, waar-schuwde Dichter des Va-

derlands Driek van Wissen, al-vorens eergisteren af te zwaai-en. Nu is het niet te hopen datRamsey Nasr in verzoeknum-mers blijft steken, en de eigenoorsprong verloochent. Hij kaneen voorbeeld nemen aan deIerse dichter Seamus Heaney(1939), die in de loop der jarenzo vaak heeft gelezen (in flap-teksten en aankondigingen)dat hij werd geboren op eenboerderij in het graafschap Der-ry, dat hij het zelf niet meer kongeloven. Gelukkig is er zijn ei-gen poëzie nog.

Dit vertelt Heaney in SteppingStones (Faber and Faber;€ 33,95), een reeks interviewsdie de dichter-essayist DennisO’Driscoll de Nobelprijswin-naar afnam. En het is ook verweg, die afkomst van Heaney,als je leest dat er vroeger thuisgeen telefoon of auto was. Allesging nog met de hand.

Daar komt Seamus vandaan,de oudste van negen kinderen,die een virtuele rondgang geeftdoor de boerderij van toen, in-begrepen de herinnering aan

de dierengeluiden van buiten.Op school was hij vooral goed

in sommen maken. Maar ookweet hij nog die keer dat hij eenopstel moest maken over ‘Eendagje naar de kust’. Seamusschreef gedetailleerd over dui-ken en zwemmen – wat hij nieteens kon –, en over de aanschafvan een emmer en schep. Endat was al even onwaar, hij ver-zon dat, waarschijnlijk omdathij zich schaamde.

Want wat er echt was ge-beurd, dat had hij moetenschrijven, vindt Heaney nu; zijnmoeder vond het onzin aan em-mertjes en schepjes geld uit tegeven. Zij kocht daarom voorhaar kinderen een paar houtenlepels, waar ze mee in het zandkonden spelen, om ze daarnaterug te brengen naar huis. Konmoeder ze het hele jaar in dekeuken gebruiken.

Goed bedoeld, maar Seamuswas teleurgesteld. Het zou noglang duren voordat hij moedersnuchterheid in zichzelf herken-de.

Hij biecht dit soms aan stu-denten op, wanneer het gaatover de schrijversnoodzaak om‘het innerlijke pad’ te vinden.De schrijver in zijn binnenste,die daar zat te wachten, maaktezich schuchter kenbaar toen deschoolleerling schaamte voel-de, maar die nog kon wegdruk-ken in het opstel.

In 1966 verscheen Heaney’seerste dichtbundel. Daarin hetgedicht ‘G r av e n ’: de dichterhoort buiten onder het raamzijn vader graven, met een spain de aardappelvoren. En hijdenkt terug aan diens vader,een geducht turfsteker.

‘Ik heb geen spa om mannen zo-als zij te volgen’, schreef Heaney.Voor hem is er de logge pen.‘Daarmee zal ik graven.’ De mooi-ste regels heeft hij zo opge-diept. Het eerlijke handwerk.

Vrouwen op de vlucht uit Kosovo tijdens de oorlog van 1999. Foto Stephan Vanfleteren

Erfvijanden samen opzoek naar de waarheid

Een geschiedenisboekschrijven met 177 auteurs,dat lijkt vragen om pro-blemen. Maar een ge-schiedenisboek schrijven

met 177 auteurs die voor een grootdeel voormalige doodsvijandenzijn, dat lijkt helemaal het receptvoor een fiasco.

Toch verscheen vorige week Con -fronting the Yugoslav Controversies:A Scholar’s Initiative, geredigeerddoor Charles Ingrao en ThomasEmmert, twee Amerikaanse histo-rici, en geschreven door een collec-tief van 177 academici uit West-Eu-ropa, Amerika en vooral, alle lan-den die ontstaan zijn uit het voor-malige Joegoslavië.

Zeven jaar lang werkten de aca-demici aan het boek, in elf teams –één voor elk hoofdstuk – en op eenwikipedia-achtige manier (maardan professioneler en met meerhiërarchie en controle).

Hun weg lag vol hindernissen. Inde loop der jaren overleden au-teurs, stapten er een paar uit on-vrede op, en werden andere na ru-zie aan de deur gezet. Alle hoofd-stukken werden vijf tot tien keergrondig aangepast na kritiek vanandere auteurs. Eén hoofdstukmoest zelfs twee keer volledig wor-den herschreven.

‘De afgelopen zeven jaar ben ikgeregeld in het holst van de nachtwakker geschoten, denkend aanhet onderzoek’, zegt projectleiderCharles Ingrao die in Indiana Euro-pese geschiedenis doceert. ‘Tho -mas (Emmert, de andere project-leider, red.) zei onlangs dat hij inzijn hele carrière nog nooit zo veelstress heeft gehad.’ Ingrao en Em-mert wilden een geschiedenisschrijven van de Joegoslavië-oorlo-gen in de jaren negentig, die in álleopvolgerstaten van het voormali-ge Joegoslavië zou worden aan-vaard. Een opgave vergelekenwaarbij een gezamenlijkeDuits/Nederlandse geschiedschrij-ving over de Tweede Wereldoorlogeen peuleschilletje lijkt.

Ruim een decennium na de oor-logen in de Balkan denken de in-woners van Servië, Kroatië, Bosniëen Kosovo totaal verschillend overde vraag hoe het tot dit bloedver-gieten kon komen en wie er ver-antwoordelijk voor is. De Kroati-sche versie van de jongste – en vande verder terugliggende – geschie -denis staat haaks op de Servischeen die weer op de Kosovaarse. Elkvolk kent ‘een eigen spectrum van‘waarheden’, waarvan er vele ver-vormd of schaamteloos onwaarzijn’, aldus A Scholar’s Initiative.‘Lastige’ feiten worden weggemof-feld.

Zo zijn in Servië – ondanks posi-tieve stappen onder de huidigepresident Boris Tadic – nog veelaanhangers van de geschiedsver-sie dat ‘alle partijen in de oorlogeven schuldig waren’. Dat westersejournalisten en historici onomsto-telijk hebben aangetoond dat deServische president Milosevic dehoofdverantwoordelijkheiddraagt voor de bloedige oorlogenen dat Servische (para)militairende meeste oorlogsmisdaden heb-ben begaan, wordt afgedaan alsbewijs van de anti-Servische stem-ming van het Westen.

Historici in Bosnië, Kroatië enKosovo daarentegen kruipen ge-heel in de slachtofferrol, waarbijpolitiek radicalisme of oorlogs-misdaden van de eigen mensenworden gerelativeerd. Zo wordthet rabiate nationalisme van deKroatische president Tudjmanweg geretoucheerd, evenals hetprovocerende gebruik van de safearea Srebrenica als uitvalsbasisdoor Moslimmilities, of het ge-weld dat het Kosovaarse bevrij-dingsleger UCK uitoefende tegen-over (Servische) burgers. Door Ser-viërs wordt juist de volle nadrukgelegd op deze elementen. Ze wor-den aangevoerd als argumentvoor de Servische ‘zelfverdediging’in Kroatië, Bosnië en Kosovo.

Afwijkende versies van de ge-

schiedenis zijn niet uniek voor hetvoormalige Joegoslavië. Maar om-dat ze ‘wantrouwen, wrok en zelfshaat zaaien tussen volkeren’ eneen ‘obstakel voor verzoening’ vor -men, wilden Ingrao en Emmerteen manier vinden om tot eeneensluidende, kritische en tochvoor alle vroegere Joegoslavischestaten aanvaardbare geschiedeniste komen.

In 2001 nodigden ze tientallenhistorici en sociale weten-schappers uit alle Balkanlan-den uit om samen met West-Eu-ropese en Amerikaanse colle-

ga’s (als een soort bemiddelaars)een geschiedenis van de oorlogente schrijven. Door de medewer-king van auteurs uit de eigen natie– 34 Serviërs, 6 Kosovo-Albanezen,10 Kroaten en 13 Moslims – zoudeze ‘gedeelde geschiedenis’ meerdraagvlak kunnen krijgen bij hetpubliek in de Balkan, hoopten In-grao en Emmert.

Om het verwijt voor te zijn dat zelouter pro-westerse academici uitde Balkan hadden ingeschakeld,hanteerden Ingrao en Emmert eenopen toelatingsbeleid: iedere aca-demicus die wilde meedoen, waswelkom, als hij of zij maar bereidwas met een open blik naar de fei-ten te kijken.

‘Soms meldden zich mensen aandie we er eigenlijk liever niet bijhadden. Radicalen, zowel radicaalnationalistisch als radicaal anti-

nationalistisch, probeerden we tevermijden. Maar we weigerdenniemand’, zegt Ingrao.

Uit een korte check van hun ach-tergrond blijkt dat de meeste au-teurs uit pro-westerse hoek ko-men, zelden uit nationalistischekringen. ‘Er zaten wat nationalis-ten tussen’, zegt Ingrao. ‘Maar diewaren niet zo nationalistisch dat

Servische, Kroatische, Bosnische en Kosovaarse historici gingen samen aan het werk omde ware toedracht van de Balkanoorlogen uit de jaren negentig te achterhalen.Door Leen Vervaeke

ze de ogen sloten voor rationele ar-gumenten of dat het hun integri-teit aantastte.’

In Bosnië en Kosovo bleek hetheel moeilijk om ervaren academi-ci te vinden – als gevolg van dedood of vlucht van veel inwoners,de lage kwaliteit van het onderwijsen de vele buitenlandse missies,waar hooggeschoolde Bosniërs en

Istanbul, 2006. Foto Joost van den Broek / de Volkskrant

Met Ursula komt er abrupt een einde aan de Koo’sZe heetten allemaal Cornelis,de voorvaderen in de rechtemanlijke lijn van Ursula denTe x en werden Co genoemd,Koo of Coo. In Erfgenamen hetverhaal van een gefortuneerdAmsterdams geslacht.

Echte mannen waren het, hoewelin hun stand de term ‘heren’ ge -bruikelijker was. Machtige man-nen. Ze behoorden tot de kleinekring van families die generatieslang vooraanstaande posities be-zetten in het Amsterdamse stads-bestuur, de magistratuur, de han-del, en in de landelijke politiek. Zewoonden in de grootste grachten-huizen en ’s zomers ging het naarde weelderige buitens in het Gooi.

Alle Coo’s waren overtuigd libe-raal. Ze studeerden vanzelfspre-kend rechten. De laatste drie Coo’swaren bovendien jonkheer. Datwas te danken aan de prestaties

van Koo den Tex (1824-1882), die hettot burgemeester van Amsterdambracht en in de adelstand werdverheven. Ursula den Tex noemthaar familie ‘Amsterdamse geld-aristocratie’.

Natuurlijk, vrouwen waren erook in deze familie. Maar ze speel-den geen rol in het openbare le-ven. Ze baarden nazaten, bestier-den het personeel en brachten ka-pitaal en goede connecties in. Datging eigenlijk vanzelf. De 19de-eeuwse Amsterdamse elite kwambijeen op diners, danspartijen, hu-welijksfeesten en in Felix Meritis,het genootschap van de gegoedeburgerij. Zo vonden jonge mensenvanzelf de ‘juiste’ p a r t n e r.

In de loop van de negentiendeeeuw groeide het fortuin van de fa-milie Den Tex. Om alle Co’s te on-derscheiden duidt de schrijfster zeaan met hun beroep. Koo ‘de bur-gemeester’ was de zoon van ‘deprofessor’, de Amsterdamse hoog-

leraar Den Tex (1795-1854), een so-bere intellectueel. Van diens zevenkinderen was Koo de lastigste. Hijwas de eerste die flink fortuinmaakte, allereerst door te trouwenmet een rijke vrouw. Het burge-meesterschap verhinderde hemniet om in het Duitse Ruhrgebied,waar zijn vrouw een kasteel hadgeërfd, met succes te investeren inde staal- en kalksteenindustrie.

Coo den Tex (1854-1907), degrootvader van de schrijfster,kreeg met recht de naam ‘de be-stuurder’. Dankzij het familiekapi-taal kon hij zich helemaal wijdenaan talloze bestuursfuncties encommissariaten. Een netwerkerdie veel invloed uitoefende.

Diens zoon Co (1889- 1964) kreeggeen bijnaam van de schrijfster –hij is haar vader. Hij had ‘de mili-tair’ kunnen heten, want hij wasdol op wapens, cavalerie en mar-cherende regimenten. Hij trouw-de met Anna baronesse Bentinck,

werd burgemeester van Bloemen-daal en kreeg drie dochters. Geenzoon, tot zijn spijt, zodat de rij vanCo’s abrupt werd beëindigd.

De jongste, Ursula, werd gebo-ren in 1933. Zij brak met veel fami-lietradities. In de jaren zestig gingzij werken voor de PvdA; daarnawerd ze journaliste bij Vrij Neder-land. Na haar pensionering begonzij zich meer en meer te interesse-ren voor haar familiegeschiedenis.Ze schreef het levensverhaal vanhaar moeder, Anna baronesse Ben-tinck 1902-1989 (2003), en nu hetverhaal van de vier generaties in-vloedrijke Den Tex-mannen. Zowerd zij, de schrijfster, de eerstevrouwelijke nazaat die ‘hande -lingsbekwaam’ was en in de open-baarheid trad, de hoedster van defamiliegeschiedenis: ‘Vr o u w e nzijn niet alleen degenen die het le-ven doorgeven, zij zijn er in het al-gemeen ook beter in om het tehandhaven, met weinig drama en

volhardend.’ Volharding is zekereen eigenschap van déze Den Tex.Vele maanden moet zij hebbendoorgebracht in het AmsterdamseStadsarchief en de Universiteitsbi-bliotheek. Zij vond persoonlijkebrieven, zakenbrieven, dagboe-ken, kinderbriefjes, officiële stuk-ken, en vele meters dagboek vanhaar vader. Zo reconstrueerde zijde geschiedenis van haar familie,die sterk verweven is met de ‘grote’geschiedenis, die van industriali-satie en (de)kolonisatie, twee we-reldoorlogen en een economischecrisis. Het opkomende socialismezou goeddeels een einde makenaan bestuurlijke almacht vanmannen als de Den Tex’en.

Over die grote geschiedenis endie van deze familie komen we indit uitstekend gedocumenteerdeen prettig geschreven boek veel teweten. Toch zijn de eerste hoofd-stukken rommelig en verwarrend.Het ‘verhaal’ dat in de ondertitel

wordt beloofd, komt niet van degrond. Dat komt misschien door-dat de schrijfster veel bladzijdenkwijt is aan het uitleggen wie nuwie is, en over welke bronnen zebeschikt. Daardoor lijken de eerstehoofdstukken van dit chronolo-gisch geordende verhaal eerder ophet commentaar bij bronnen.Soms wordt de inhoud van eenhele doos even samengevat, ookals deze documenten ‘miniem fei-telijke notities over gebeurtenis-sen van alledag’ bevatten. Alsof wijper se overal getuige van moetenzijn en de schrijfster ons vooralniet wil uitleveren aan haar ver-beelding.

Die ordenende schrijfster zithaar verhaal aanvankelijk hinder-lijk in de weg. Als lezer weet je teweinig van de ‘ik’ die je aan hetwerk ziet, om nieuwsgierig methaar mee te zoeken. Je weet nogniet wat de familieband voor haarbetekent. Pas aan eind van het

boek valt alles op zijn plaats. Naar-mate we de twintigste eeuw nade-ren, wordt deze geschiedenis mee-slepender. De personages krijgengezichten, hebbelijkheden, een ka-rakter. De mannen en vrouwen diede schrijfster als klein meisje aan-staarden vanaf hun schilderijen,komen tot leven.

De laatste delen zijn schitterend.Den Tex vertelt daarin over haar ei-gen vader. Het is een schrijnendportret, van een man die nooitwerd die hij had willen zijn: eenhuzaar, een dapper militair, eenkoelbloedig leider – een idealeman volgens Kipling, zijn lieve-lingsschrijver. Zo dapper was hijniet. Hij was een conservatieve li-beraal, die alles wat ‘rood’ was le-vensbedreigend achtte, maar zelfin de jaren dertig dweepte met hetfascisme. Die burgemeester vanAmsterdam had willen worden,maar in Bloemendaal bleef han-gen, waar hij een Burgerwacht op-

zette. Tijdens de oorlog was hij lidvan de Ordedienst – reden waaromhij twee jaar in een kamp in Sint-Michielsgestel werd vastgezet. Eenlastige vader, op wie de dochterniettemin ‘verliefd’ was.

Het is jammer dat dit boek nietandersom geschreven is: begin-nend bij dit portret, het spoor te-rugvolgend. Wel maakt het be-nieuwd naar het vervolg: hoe deadellijke burgemeestersdochter,opgegroeid tussen pistolen, stal-len en schilderijen, zich staandehield tussen de losgeslagen meis-jes en jongens van Vrij Nederland.

Aleid Truijens

HHHIIEén verhaal uit duizenden –Kleinkinderen over de erfenisvan de ShoahDenise Citroen, René Mendel(red.)Boom; 151 pagina’s; € 19,50ISBN 978 90 850 6642 2

HHHHIHomo Safaricus – verslag vaneen expeditieRamsey NasrDe Bezige Bij; 140 pagina’s;€ 14,90ISBN 978 90 234 4084 0

HHHHHDe andere kleuren – Beschouwin -gen en een verhaalOrhan PamukUit het Turks vertaald door Hannekevan der HeijdenDe Arbeiderspers; 525 pagina’s;€ 32,50ISBN 978 90 295 6566 0

HHHHIAutobiographies of Orhan Pamuk–The Writer in his NovelsMichael McGahaThe University of Utah Press; 200pagina’s; € 28,-ISBN 978 0 87480 930 5

schap op? Is de maatschappelijkeelite vandaag de dag wel zo door-dringbaar als wij graag plegen tedenken, of is het regentendompakweg de afgelopen vijftig jaarweer geslotener geworden? Een-maal boven, heeft je zoon of klein-zoon dan ook meer kans op eenmooie functie, terwijl het voordubbeltjes tegenwoordig mogelij-kerwijs moeilijker is om kwartje teworden? Jan Latten van het CBSwekte een poos geleden de indrukdie stelling te steunen toen hij zijnoratie hield met de omineuze titel‘Zwanger van segregatie’.

Hoe dat zij, grootvader GerritBolkestein klauterde op spectacu-laire wijze omhoog op de maat-schappelijke ladder. Hij werd ge-boren als zoon van een melkboeraan het Amsterdamse Frederiks-plein en bracht het zoals gezegdtot het ministerschap van Onder-wijs. Zijn broer Hendrik deed wei-nig voor hem onder, die werdhoogleraar oude geschiedenis inUtrecht. In de woorden van zijn la-

tere collega Plasterk was de oudeBolkestein een typische ‘stapelaar’;hij begon op de kweekschool (metbeurs), deed daarna de akte vreem-de talen en gymnastiek, vervol-gens de akte Nederlands, dan dehoofdakte, het staatsexamen gym-nasium, en tot slot het kandidaats-examen Nederlandse taal en lette-ren. Tot zijn verdriet is hij nooitaan het doctoraal toegekomen.

Onderwijl stond hij voor de klas,als onderwijzer, dan leraar, en uit-eindelijk werd hij hoofdinspec-teur van het Onderwijs. Hij enga-geerde zich in de links liberale Vrij-zinnig Democratische Bond enwas hartstochtelijk onderwijsver-nieuwer. Al ver voor de oorlog brakhij zich het hoofd over de aanslui-ting van het vervolgonderwijs opde lagere school – tot vandaag aande dag een breinbreker voorPlasterk die alles te maken heeftmet de maatschappelijke verbete-ring voor wat voorheen de arbei-derskinderen heetten en tegen-woordig nieuwkomers. Onder

Plasterk is het ‘stapelen’ terug ge-komen, dat door voorganger Rit-zen te duur en te inefficiënt werdgevonden en dus afgeschaft.

Kort voor de oorlog werd de toenal gepensioneerde Bolkestein ge-vraagd als minister in het kabinetDe Geer. Hij vluchtte mee naar Lon-den en verrichte daar één noe-menswaardige daad – zijn oproepvia Radio Oranje om gedurende debezetting een dagboek bij te hou-den. Die oproep werd door AnneFrank gehoord. Zij schreef al aanhaar dagboek, maar besloot toente gaan werken aan een publiceer-bare uitgave onder de titel Het Ach-terhuis.

Na de bevrijding deed Bolke-stein nog wat advieswerk, hij over-leed in 1956. Wat aan deze biogra-fie vooral bijblijft is hoezeer de on-derwijsdebatten uit pakweg 1930nog altijd de discussies van 2009zijn. Bolkestein was een tegenstan-der van het klassikale stelsel. Hijintroduceerde het begrip ‘brug -klas’ en maakte de eerste schetsen

van wat in de jaren zestig de Mam-moetwet zou worden. Maar hele-maal opgelost werd de aanslui-tingsproblematiek nooit, zoals on-langs bleek toen Plasterk een voor-zichtig pleidooi hield voor uitstelvan studiekeuze.

Bolkestein was aanhanger vanhet ontplooiingsonderwijs in desfeer van Montessori of Dalton. Dievrijere onderwijsvormen zag hijals een belangrijke bijdrage aan de‘verheffing’ van ‘alle kinderen vanhet volk’. Juist nu liggen de Mon-tessori-achtigen onder vuur, om-dat ze tegenwoordig juist een ob-stakel lijken te zijn voor de socialestijging van de kinderen van Turk-se en Marokkaanse komaf.

Grootvader Gerrit Bolkesteinvond als een ware voorloper vanhet nieuwe leren dat het onderwijsvooral gericht moest zijn op zelf-standigheid en zelfwerkzaamheid.De school moest ophouden hetkind overbodige kennis bij tebrengen, men kon volstaan methoofdzaken en inzicht. De klein-

zoon, Frits Bolkestein, was het tij-dens de presentatie op dit punthartgrondig met zijn grootvaderoneens. Of kennis misbaar is, blijktpas na de schoolperiode, aldus de‘jonge’ Bolkestein. Parate kennisgaat vooraf aan inzicht. Eerst defeiten, dan de thema’s. ‘Wie nietweet dat Willem van Oranje eerderleefde dan Napoleon, heeft weinigaan thema’s.’

Had Frits wel eens met zijngrootvader over diens onderwijs-ideeën gesproken? Nee, eigenlijkniet, zei de kleinzoon. Eén dinghad grootvader hem ingeprent.‘Jongen, begin nooit een school-strijd.’

Martin Sommer

HHHIIArchitect van onderwijsvernieu-wing – Denken en daden van Ger-rit Bolkestein 1871-1956Casper KirkelsBoom; 278 pagina’s; € 24,50ISBN 978 90 8506 631 6

HHHHIConfronting the Yugoslav Contro-nersies: A Scholars InitiativeCharles Ingrao en Thomas A. Em-mert (red.)Prdue University en United StatesInstitute of Peace; 444 pagina’s;€ 32,-ISBN 978 1 55753 533 7

HHHIIErfgenamen – Het verhaal vaneen Nederlandse familie van aan-zien en vermogenUrsula den TexBalans; 392 pagina’s; € 19,50ISBN 978 90 5018 964 4

De nagel aan Joegoslavië’s doodskist

Beroemde weduwe

een twee drie ten dans is denieuwe bundel van Eva Cox(1970) die begint op pagina 137,en eindigt op pagina 6571. Tochzijn er nog geen vijftig pagina’smee gemoeid. Kennelijk heeftCox een scherpe keuze gemaakt.De Bezige Bij; € 16,50

Acht bundels met verhalenschreef Mary Dorna (1891-1971),waaruit cabaretière Hetty Blokeen keuze maakte, die ze voor-leest op vier cd’s: Wanordelijkhe -den en andere verhalen.Rubinstein; € 16,95

Ontslagen leraar blikt terug, inde roman Tegen het einde vanJoris Note.De Bezige Bij; € 18,50

Ook de mooie roman Het is deliefde die we niet begrijpen vanBart Moeyaert wordt voorgele-

zen, en wel door actrice Caricevan Houten, die eerder furoremaakte met het dagboek vanAnne Frank.Querido; € 14,99

De Koreaanse schrijver HwangSok-yong (1943) werd in zijn jon-ge jaren opgeroepen voor militai-re dienst en uitgezonden naarVietnam. De grote epische ro-man De schaduw van de wa-pens, nu vertaald door RemcoBreuker en Imke van Gardingen,is gebaseerd op zijn oorlogserva-ringen.De Arbeiderspers; € 34,95

De verhalenbundel Lente en an-dere seizoenen (Printemps et au-tres saisons) uit 1990 van Nobel-prijswinnaar J.M.G. Le Clézio ver-scheen in een herziene vertalingvan Edith Klapwijk.Vrijdag; € 12,50

Zeven bijzondere momenten uithet leven van Calvijn komen aande orde in het in opdracht van deProtestantse Kerk in Nederlandgeschreven Voorvechter envreemdeling – Calvijn aan hetwoord. Auteurs Ferdinand Bor-ger en Kees Posthumus zijn res-pectievelijk theoloog alsmedetheatermaker en journalist.Boekencentrum; € 5,-

Helene Cooper, diplomatiek cor-respondent van de New York Ti-mes, beleefde samen met haarpleegzusje Eunice een heerlijkejeugd in Liberia. Daarover enover de burgeroorlog die de zus-sen scheidde, schrijft Cooper inHet huis aan het strand.Mouria; € 19,50

Eén jaar voor zijn dood in 1777schreef Voltaire zijn filosofischetestament in de vorm van twaalf

dialogen tussen de Griekse filo-sofen Kallikrates en Euhemeros.Zoals gewoonlijk legde de Fransedenker de twee oude Griekenzijn eigen gedachten in de mond.Van Gennep; € 14,95

Marian Husken en Harry Lensinkvan Vrij Nederland beschrijven inDe Dodenlijst de hoofdpersonenuit een proces waarbij Peter laSerpe als kroongetuige voor hetOpenbaar Ministerie zal optre-den.Balans; € 15,-

Op zijn negentiende bezocht Mu-rat Kurnaz een koranschool inPakistan. Daar werd hij gearres-teerd en uiteindelijk kwam hij inGuantánamo terecht, waar hijbijna zes jaar onschuldig ver-bleef. Hij schrijft erover in In dehel van Guantánamo.Meulenhoff; € 18,95

DoorArjan Peters

Het is een vergelijking die je inServië lang alleen hoorde achtergesloten deuren, in huizen vanverlichte geesten: het hout en despijkers van de doodskist vanJoegoslavië zijn ingekocht doorprestigieuze, nationaal-conserva-tieve Servische academici.In 1986 publiceerden zij een ver-bitterd memorandum over de on-dergeschikte positie van Serviërsin het communistische Joegosla-vië. De Serviërs waren daar hetgrootste volk. Echter: in de com-munistische bestuursorganenhadden ze niet meer macht dande kleinere volkeren. In de eigenprovincie Kosovo werden ze vre-selijk gediscrimineerd. De Servi-sche Communistische Partij ver-oordeelde het memorandum alslevensgevaarlijk. Echter: al snelstond er een geslepen Partijbonsop die begreep dat een politicus

Kosovaren meer geld konden ver-dienen dan door het dienen van dewetenschap. Als Ingrao en Emmertna lang zoeken eindelijk een erva-ren Kosovaars historicus haddengevonden, weigerde hij resoluutom zijn Servische collega te ont-moeten. Exit de Kosovaar.

Een andere collega – een Noord-Amerikaan, geboren in Servië – wil -

de niet aanvaarden dat Serviërs inKosovo etnische zuiveringen had-den gepleegd, ondanks ‘een bergaan bewijsmateriaal’, aldus In-grao. ‘We hadden tal van inter-views met Kosovaarse vluchtelin-gen, maar die man zei: ‘Dat zijn ac-teurs, ingehuurd door de NAVOom leugens te vertellen.’ Zo kun jeniet werken. Die man hebben weeruit moeten zetten.’

De grootste moeilijkhe-den kwamen verras-send genoeg niet van dedeelnemers uit de Bal-kan, maar van een

groepje westerse academici. ‘Deonpartijdigheid kwam volgensmij in het gedrang door hun more-le verontwaardiging over de gru-weldaden van de Serviërs’, zegt In-g r a o.

Ondanks die conflicten verlie-pen de discussies en het uitwisse-len van kritiek doorgaans vlot. ‘Demeesten gedroegen zich heel pro-fessioneel. Als er feiten op tafel la-gen, accepteerde iedereen die.’

A Scholar’s Initiative leidde ooktot succesvolle, voordien ondenk-bare samenwerkingsverbandentussen academici. Zoals tussenMile Bjelajac en Ozren Zunec, dehoofdauteurs van hoofdstuk ze-ven, over de oorlog in Kroatië. Bje-lajac is een Servisch militair histo-ricus en zoon van een generaal, Zu-nec was tijdens de oorlog hoofdvan de Kroatische militaire contra-

spionage. ‘Hoewel het een paar we-ken duurde om hen te overredenom telefonisch contact op te ne-men, smeedden ze al gauw eenband’, meldt het voorwoord van AScholar’s Initiative. Toen Bjelajaczware kritiek kreeg van Kroatischeacademici, verdedigde Zunechem. ‘Tijdens een ontmoeting inzijn kantoor in Zagreb verklaardeZunec dat hij tijdens de oorlog vijfkeer gewond was geraakt en nietvan plan was ooit nog een nieuweoorlog mee te maken.’

Het contact tussen de academiciverliep via e-mail en telefoon, eeninteractieve website en op jaarlijk-se congressen. In verschillenderondes werd de agenda bepaald,een opzet voor de teksten ge-maakt, bijkomend onderzoek ver-richt (waarvoor fondsen werdeningezameld), en telkens opnieuwwerd er kritiek georganiseerd enwerden teksten herschreven.

Het resultaat is verbazendcoherent. De hoofdstuk-ken tonen verschillen instijl, maar die zijn nietstorend. In die hoofd-

stukken worden controverses inde nationale geschiedsversies éénvoor één gesignaleerd en geanaly-seerd en – in de meeste gevallen –door een objectief verhaal vervan-gen (soms blijkt meer onderzoeknodig).

Dat objectieve verhaal is nooitzwart-wit. Integendeel, A Scholar’sInitiative toont haarfijn aan hoe-complex de oorzaken voor het ont-branden en escaleren van deJoegoslavië-oorlogen waren. Hoeniet te stoppen mondiale ontwik-kelingen, opportunistische politi-ci en gemanipuleerde burgers eenexplosieve cocktail vormden. Enhoe de waarheid meer kantenheeft, maar na wikken en wegenniettemin kan overhellen naar éénkant.

Door dit minutieus fileren vanactie en reactie ontstaat een beeldvan de Joegoslavië-oorlogen waar-in alle partijen in meer of minderemate zowel dader als slachtofferzijn, maar waarin toch onont-koombaar is vastgesteld dat eengroot deel van de verantwoorde-lijkheid bij Slobodan Milosevicligt.

Uit A Scholar’s Initiative: ‘Er zullennatuurlijk altijd historici zijn diezeggen dat het land (Joegoslavië)op de rand van de afgrond stond,en dat als Milosevic er niet was ge-weest, iemand anders wel de gena-deslag had uitgedeeld. Misschienklopt dat, maar de geschiedenistoont dat het Milosevic en nie-mand anders was wiens acties hetland over rand duwden.

‘Het was Milosevic die ServiësCommunistische Partij (...) deedherleven met behulp van nationa-lisme, het was Milosevic die dedoor Tito geschapen verhoudin-gen zo systematisch ondermijndedat Joegoslaviës niet-Serviërs bangwerden, en het was Milosevic (...)die de pogingen saboteerde omJoegoslavië te hervormen en zoeen uitweg uit de crisis te vinden.’

Voor Nederlandse lezers komtdie geschiedenis van de Joegosla-vië-oorlogen goeddeels overeenmet de vertrouwde visie. Maar hetbijzondere is dat over die ‘wester -se’ geschiedsversie nu overeen-stemming bereikt is door Servi-sche, Kroatische, Bosnische en Kos-ovaarse auteurs.

Al zal hun vaderlandsliefde inbepaalde kringen allicht aangeval-len worden, het is een overwin-ning voor het streven naar waar-heidsvinding dat dit verhaal nuwordt verteld door auteurs uit deBalkan zelf.

die zich het populisme van memo-randum toeëigende, massa’smensen achter zich kon krijgen.Zijn naam was Slobodan Milose-vic. Op 28 juni 1989 juichten meerdan een miljoen Serviërs hem toe.Al snel daarna begonnen oorlo-gen, eerst in Kroatië, daarna inBosnië, daarna in Kosovo. Eenpaar jaar na zijn machtsgreepwerd dezelfde Milosevic al mas-saal door de Serviërs veracht.Echter: tot ver in de jaren ’90 wa-ren er in Servië nauwelijks men-sen te vinden die geloofden datMilosevic – en indirect de Servi-sche academische elite – een gro-te verantwoordelijkheid droegvoor het uiteenvallen van Joego-slavië. De alomtegenwoordige in-terpretatie was dat Joegoslaviëhet slachtoffer was gewordenvan nationalistische afscheidings-bewegingen van de kleinere vol-

keren, eerst in Kosovo en Kroatië,later in Bosnië, Macedonië enMontenegro. Die bewegingen wa-ren geen reacties op Milosevic,maar autonome krachten. Voordat laatste is zeker veel te zeg-gen. Het is evenwel onwaar-schijnlijk dat zij zonder Milosevic’machtsgreep en het daarop vol-gende olifant-door-een-porselein-kast-beleid ooit hun doel bereikthadden.In de woorden van een progres-sieve Servische intellectueel: ‘Alsde Spanjaarden in Baskenlandhetzelfde hadden uitgevreten alsde Serviërs in Kosovo, waren zedat ook kwijt geweest.’ O p i n i e-peilingen laten zien dat de laatstejaren een toenemend aantal Ser-viërs de hand in eigen boezemsteekt. Zo gelooft zo’n tien pro-cent inmiddels dat Servië Kosovozelf verspeeld heeft.