2014-04

36
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen Nummer 2014-4 Pagina 1 Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta nummer 4/2014 Juni 2014 Een uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen Elektronische voortzetting van het maandblad Delta, 50 ste jaargang Verschijnt als het past Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage Het eerste woord “d’Aucuns cherchent encore à refaire l’unité européenne sur je ne sais quel matérialisme transcendant. L’Europe n’a que trop de ces constructeurs chimériques. ou de ces techniciens soi-disant réalistes, ce qui lui manque, ces sont des saints, de ces grands saints à la Vincent Ferrier, comme le moyen-âge en a connus, aux époques difficiles et obscurs de la chrétienté….” Henri Massis (in “les idées restent”) De Werkgemeenschap De Lage Landen is rechtstreeks geboren uit het ideeëngoed van Joris van Severens en zijn beweging. Dat verbergen wij niet, dat kunnen wij niet verbergen, dat willen wij niet verbergen. Integendeel, daar zijn wij trots op. Wat niet inhoudt dat wij niet zouden beseffen dat de tijden sindsdien grondig veranderd zijn en dat daar rekening mee gehouden dient te worden. Zowel op politiek als op sociaal gebied. Wij leven niet meer in de dertigerjaren van vorige eeuw. Wij zijn maar een kleine politieke groep die zich tot doel stelt de weg te wijzen die leidt naar de eenheid-in- verscheidenheid van alle Nederlanden. Eenheid die hen in staat moet stellen hun providentiële rol in Europa te vervullen, ook nu nog in deze tijden. Die volop in mutatie zijn. Om dit mogelijk te maken heeft ons volk behoefte aan een keure van mensen die in deze gevaarlijke en chaotische tijden bereid en bekwaam zijn voorop te gaan en leiding te geven. Noch links, noch rechts, maar ver verheven boven alle partijpolitieke gedoe, boven elk “-isme” staande. Wij willen en moeten daartoe in allereerste instantie een politieke en menselijke elite vormen die in staat is “het Rijk” te vestigen. Talrijk kan dergelijke groep bijgevolg nooit zijn. Opgepast echter met het woord “elite” dat gemakkelijk aanleiding geeft tot verkeerde interpretaties. Dit betekent niet dat wij ons zouden beperken tot het verzamelen rondom ons van mensen met een

description

DELTA 2014/4

Transcript of 2014-04

Page 1: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 1

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta

nummer 4/2014 Juni 2014

Een uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen Elektronische voortzetting van het maandblad Delta, 50ste

jaargang Verschijnt als het past

Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage

Het eerste woord

“d’Aucuns cherchent encore à refaire l’unité européenne

sur je ne sais quel matérialisme transcendant.

L’Europe n’a que trop de ces constructeurs chimériques.

ou de ces techniciens soi-disant réalistes, ce qui lui

manque, ces sont des saints, de ces grands saints à la

Vincent Ferrier, comme le moyen-âge en a connus,

aux époques difficiles et obscurs de la chrétienté….”

Henri Massis (in “les idées restent”)

De Werkgemeenschap De Lage Landen is rechtstreeks geboren uit het ideeëngoed van Joris van

Severens en zijn beweging. Dat verbergen wij niet, dat kunnen wij niet verbergen, dat willen wij niet

verbergen. Integendeel, daar zijn wij trots op. Wat niet inhoudt dat wij niet zouden beseffen dat de tijden

sindsdien grondig veranderd zijn en dat daar rekening mee gehouden dient te worden. Zowel op politiek als

op sociaal gebied. Wij leven niet meer in de dertigerjaren van vorige eeuw.

Wij zijn maar een kleine politieke groep die zich tot doel stelt de weg te wijzen die leidt naar de eenheid-in-

verscheidenheid van alle Nederlanden. Eenheid die hen in staat moet stellen hun providentiële rol in

Europa te vervullen, ook nu nog in deze tijden. Die volop in mutatie zijn.

Om dit mogelijk te maken heeft ons volk behoefte aan een keure van mensen die in deze gevaarlijke en

chaotische tijden bereid en bekwaam zijn voorop te gaan en leiding te geven. Noch links, noch rechts,

maar ver verheven boven alle partijpolitieke gedoe, boven elk “-isme” staande. Wij willen en moeten

daartoe in allereerste instantie een politieke en menselijke elite vormen die in staat is “het Rijk” te vestigen.

Talrijk kan dergelijke groep bijgevolg nooit zijn.

Opgepast echter met het woord “elite” dat gemakkelijk aanleiding geeft tot verkeerde interpretaties. Dit

betekent niet dat wij ons zouden beperken tot het verzamelen rondom ons van mensen met een

Page 2: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 2

academische titel of met een hoge sociale status. Ook een gewone arbeider kan in onze ogen tot de elite

behoren. En het is noodzakelijk, om het doel te bereiken, dat beiden in nauwe voeling met elkaar leven.

Vergist u niet:

met “het Rijk” bedoelen wij niet een territorium, niet een grondgebied, maar wel: een geheel van zodanige

gezonde toestanden, dat de menselijke persoon er opnieuw in leven kan, zich erin ontplooien kan

en tenslotte in God voltooien. Dat dit vloekt met de huidige situatie waarin Europa zich bevindt, is wel

duidelijk. Anders gezegd: op een gezonde natuur, dit wil zeggen, een natuur waarin de rangorde der

waarden herbevestigd is, moet een vruchtbaar bovennatuurlijk leven geënt kunnen worden. Dat dit te

midden de huidige aftakeling van onze beschaving normaal niet meer mogelijk is, zal wel niet meer

bewezen hoeven te worden.

Daarom streeft onze Werkgemeenschap er naar een levensleer en een levensvorm aan haar volgelingen

voor te houden, ter verovering en verspreiding van een nieuwe Europese beschaving, die niet zal bestaan

uit fraaie bespiegelingen of cerebrale constructies, maar wel uit een echte beleving met daden van wat wij

voorhouden en verkondigen. Wij zijn geen restaurateurs! Onze werkgemeenschap is bijgevolg onder de

huidige omstandigheden en in de enig ware zin van dat woord een echt revolutionaire gemeenschap. Bij

onze leden moet het Rijk, waarover wij het hierboven hadden, vooreerst in hen groeien, het moet in hen

gestalte krijgen vooraleer zij het aan anderen kunnen overdragen. Wij moeten in onszelf de nieuwe mens,

drager van de nieuwe beschaving aankweken, door het stalen van de elite-deugden die daartoe nodig zijn.

Wij richten ons bijgevolg niet tot dilettanten, niet tot de massa, noch tot meelopers, maar tot allen die zich

geroepen voelen om, hand in hand, met ons mee te bouwen, doelbewust en volhardend, aan ‘het Rijk’. Dit

betekent dat wij geloven en blijven geloven in

1° de Roeping van de Persoon zoals het christendom ons dat voorhoudt. Ieder mens heeft iets specifieks

op aarde te doen. Iets dat hij alleen kan doen, dat niemand in zijn plaats kan doen. Men kan weliswaar

pogen zijn kruis tot boven op Golgotha door iemand anders te laten dragen. Ieder verstandig wezen weet

tot waar dit leidt.

2° de Roeping van de Nederlanden, van àlle Nederlanden;

3° de Roeping van Europa in de wereld.

Het zal hard en moeilijk zijn. Maar noodzakelijk. Een andere weg is er niet.

Politiek zoals hij thans in onze landen gevoerd wordt, wekt slechts ons misprijzen op.

Page 3: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 3

Feiten en Beschouwingen 1

UIT HET JAARPROGRAMMA 2014 VAN HET COMITE NIEUWE BENELUX (CNB). Graag

medegedeeld!

Bestaansrecht van de Benelux

De Benelux is in de eerste plaats als ‘kraamkamer’ voor onderwerpen, die uiteindelijk in Europees verband

een democratische verankering kunnen krijgen. De wettige grondslag voor het Benelux-verdrag wordt

gevormd door artikel 233 van het Verdrag van Rome1 en artikel 350 van het Verdrag van Lissabon.

Vergeten leek haast dat de Benelux van oorsprong gedacht was als een politieke unie. Daartoe werd door

de regeringen van België, Luxemburg en Nederland in 1944 tijdens hun ballingschap in Londen besloten.

Al snel na de Tweede Wereldoorlog kreeg de Benelux-samenwerking meer en meer het karakter van een

economische unie. Die ontwikkeling werd nog versterkt na de oprichting van de Europese

Gemeenschappen. Toen de EG werden omgevormd tot Europese Unie en een substantiële uitbreiding van

het aantal lidstaten plaats vond werd in de drie Benelux-landen de noodzaak nauwelijks meer gevoeld om

als politieke unie bij elkaar te blijven: die taak zou nu door de EU worden behartigd. We weten inmiddels

waar dit toe heeft geleid: van een open en naadloze gemeenschap van volkeren is weinig sprake; de dienst

wordt vooral uitgemaakt door de grootste landen, die trachten de koers te bepalen. De kleine landen,

waaronder de Benelux-landen, kwamen meer dan eens in de politieke bijwagen terecht. Het bestuur van

het Comité Nieuwe Benelux ziet het als een gelukkige ontwikkeling dat de regeringen van de drie Benelux-

landen zich de afgelopen drie jaren flink hebben ingespannen om nauwer samen te werken en de Benelux

Unie meer zichtbaar te maken.

Ambities van het CNB

Ook al is de Benelux Unie nu duidelijk meer in beeld, toch blijft er naar het

oordeel van het CNB-bestuur nog wel het nodige te wensen. Het

vertrekpunt is de positie van de Benelux in grotere internationale

verbanden, voorop de Europese Unie. Vorig jaar werd door ons de

ontwikkeling, welke de EU doormaakt, vergeleken met een smeltende

gletscher. In een jaar kan veel gebeuren: het lijkt er op dat de EU

doorschuift als voorheen. Maar het karakter van de EU evolueert wel naar

statenbond, die een open economische markt draagt en toch ook

democratischer moet gedragen. Nog meer dan ooit zal eenheid voor de

Benelux geboden zijn, omdat heel wat institutionele veranderingen zullen

worden doorgevoerd. Wat in Berlijn en Parijs ook wordt bedacht voor de

eerstvolgende Eurotop, het is alleszins aannemelijk dat ingezet wordt op

een EU, geleid door een beperkt aantal krachtige spelers. Frankrijk is er

veel aan gelegen om de as met Duitsland te blijven vormen. Intussen heeft

ook de Britse regering zich in de discussie over de toekomst van de EU

aangediend. De Benelux Unie moet de kans grijpen om bij de richting

1 Treaty establishing the European Economic Community, doorgaans aangeduid met Verdrag van Rome. Getekend op 25 maart 1957, in

werking getreden op 1 januari 1958 door vertegenwoordigers van België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland.

Page 4: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 4

zoekende landen aan te haken.

De politieke toestand in Europa mag in 2014 zo worden beoordeeld dat de landen, die in zowel

economisch als politiek opzicht het sterkst en meest stabiel zijn, aan zet zijn om de Europese

samenwerking nieuw leven in te blazen. Nu veronderstelt “sterk” het vermogen om met de grootste

partners mee te kunnen komen, terwijl “stabiel” verlangt dat men dit ook kan volhouden zolang dit nodig is.

De drie Beneluxlanden voldoen ieder afzonderlijk al lang niet meer aan het eerste criterium; als hecht

samenwerkingsverband is dat wel een redelijke voorstelling. Maar aan de duurzame stabiliteit zal verder

gewerkt moeten worden, met het Londense akkoord van 1944 als inspiratiebron.

Het CNB-bestuur wenst te benadrukken dat de term “internationaal” ware te vermijden waar het

handelingen in Beneluxverband betreft. Voortaan moeten diensten van overheden en bedrijven, die zich

beperken tot doelgroepen binnen de Benelux aangeduid worden als “Beneluxdiensten”.

Hiermee is aangegeven wat voor het CNB-bestuur de beleidslijn voor dit jaar zal zijn.

Het Beneluxverdrag is als zodanig niet een garantie voor tenuitvoerlegging: daar zal een duide-lijke

gedrevenheid voor moeten bestaan. Die gedrevenheid kan van verschillende kanten komen: van

regeringsleiders, van volksvertegenwoordigers en van particulieren. Het Comité Nieuwe Benelux werpt zich

op als vertegenwoordiger van het particulier initiatief. Dit heeft een niet te miskennen respons gekegen:

ruim 500 inwoners van de drie Beneluxlanden, waaronder nogal wat oud-bewindslieden en

volksvertegenwoordigers, hebben sinds 2005 het Manifest voor een nieuwe Benelux ondertekend. Het

bestuur van het CNB heeft deze adhesie als basis genomen voor een jaarlijks uit te brengen

werkprogramma. Hierin worden voorstellen geformuleerd voor de werking en de richting van de Benelux

Unie als politiek samenwerkingsverband. Het doel van het werk-programma is tweeledig: attenderen en

motiveren. Het CNB-bestuur kan onderwerpen onder de aandacht brengen bij de hierboven aangeduide

organen. Ook is het werkprogramma bedoeld als toetsingskader voor het daadwerkelijk ten uitvoer brengen

van uiteenlopende beleidsvoornemens.

“Denkend aan Europa, zie ik gedeelde cultuur, van Dublin tot Lesbos, en van Sint-Petersburg tot

Lissabon”

Pieter Steinz (in “Made in Europe. De kunst die ons continent bindt”)

Page 5: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 5

Feiten en Beschouwingen 2

Politieke stromingen die streven naar een uittrede uit de eurozone en nog liever uit de ganse EU duiken in

alle landen op, maar schijnen wel de meeste aantrek te vinden binnen het Verenigd Koninkrijk en in

Nederland. Een en ander moet ons na de financiële en economische crisis die wij doorstaan hebben, en

gedeeltelijk nog doorstaan, niet verbazen. Men schijnt daarbij uit het oog te verliezen dat bij een exit uit de

EU het juist de financiële sector is die de schade zou moeten dragen. Binnen het Verenigd Koninkrijk, maar

nog meer binnen het nog zoveel kleinere Nederland.

Binnen het Verenigd Koninkrijk overweegt men zelfs een mogelijk referendum over het lidmaatschap van

de EU: blijven of uittreden? Dit naar aanleiding van een verkiezingsbelofte van Eerste-Minister David

Cameron.

Een overwinning van de voorstanders van een uittrede zou zware gevolgen hebben voor het ganse land en

daar dient bijgevolg ernstig over nagedacht, terwijl de vraag gesteld blijft in hoever men dergelijke grillen

van de massa, die uiteraard onbekend is met de finesses van het probleem, dient te volgen. Hetzelfde

geldt trouwens voor Nederland en dit ligt ons uit de aard van de zaak nauwer aan het hart.

Enige weken terug heeft in het V.K. het welbekende Britse advocatenkantoor Clifford Chance een rapport

uitgebracht over de juridische gevolgen van een exit uit de EU. Dit rapport werd opgemaakt aan de hand

van een perspectief op de financiële diensten binnen Europa, waarin zoals geweten de Londense

financiële markt de spil is, maar waarin ook Nederland niet onbelangrijk is. Dit rapport bevat interessante

analyses die ook voor ons gelden. Welke scenario’s zijn in dergelijke veronderstelling mogelijk?

Een mogelijkheid zou bijvoorbeeld zijn dat de het V.K. wel uit de EU treedt, maar net zoals Noorwegen –

dat zich destijds ook rijk genoeg waande om een toetreding af te wijzen – een vrijhandelszone vormt met

de EU. Een alternatief dat sommigen Nederland ook aanprijzen.

Het probleem is dat naast tal van financiële onzekerheden er ook geen toegang meer zal zijn tot een

volledige toegang tot de markt van de financiële diensten die de EU nu verleent. Bovendien zou het V.K.

(en Nederland?) elke wettelijke invloed verliezen op het proces van EU-wetgeving, terwijl het tóch een fors

deel van de EU-wetgeving zou moeten blijven toepassen. Neem het voorbeeld van Noorwegen, géén lid

van de EU, maar een recente analyse heeft aangetoond dat het minimum 75% van de EU-wetten moet

toepassen!

Het rapport geeft aan dat het V.K. dikwijls met succes invloed uitoefent op de EU-regelgeving ten aanzien

van financiële diensten, die niet zelden tegemoet komen aan de Britse wensen. Inderdaad, financiële

beslissingen zijn niet zelden op maat van Britse wensen gesneden. Dit komt op het spel te staan als men

zou kiezen voor een “Noors” scenario.

Anderen wensen dan weer een uittrede uit de EU en een aansluiting bij het scenario dat is uitgedokterd

tussen de EU enerzijds en Zwitserland anderzijds. Maar dit ligt evenmin voor de hand. De specifieke relatie

tussen de EU en Zwitserland is het resultaat van bijzondere afspraken die zich geleidelijk aan ontwikkeld

hebben gedurende meer dan veertig jaar. Dit kan niet zo maar gekopieerd worden en overgedragen naar

een willekeurige andere (ex-EU) staat.

Zwitserland implementeert die regels dan ook op een case-by-case basis, een procedure waarbij zich voor

het V.K. en Nederland diverse juridische obstakels zouden stellen. Vooral omdat momenteel binnen de EU

Page 6: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 6

de overeenkomsten met Zwitserland ook met een meer kritisch oog bekeken worden en er van een

versoepeling beslist geen spraak is.

Het Clifford Chance rapport besluit dan ook met de vaststelling dat zowel de Europese als de mondiale

belangen van financiële en professionele aard van het V.K. nog altijd best gediend worden door gewoon lid

van de EU te blijven.

En Nederland?

Natuurlijk is de EU verre van ideaal of volmaakt. Op velerlei vlakken is ze verworden tot een inefficiente,

geldverslindende moloch die het principe van de subsidiariteit met de voeten treedt. Daaraan moet in de

toekomst vooral gewerkt worden. Maar ontbinden? Nee, dit best niet.

Hans v.M.

Feiten en Beschouwingen 3

Enkele leden van het Vlaams Parlement van – opmerkelijk! – diverse partijen hebben bij het Parlement

een motie ingediend om volgend jaar de 200ste verjaardag van de Vereniging van de Noordelijke en

Zuidelijke Nederlanden (1815) en in het bijzonder de verdiensten daarbij van Koning Willem l in het licht te

stellen. Graag geven wij onze lezers dan ook kennis van de tekst van hun motie.

Voorstel van resolutie betreffende de tweehonderdste verjaardag van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en de herdenking van de verwezenlijkingen van Willem I

TOELICHTING

1. Historische context

Na de nederlaag van Napoleon in 1814 en 1815 beslisten de grote Europese mogendheden om de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden opnieuw samen te voegen. De koningskroon van dat ‘Verenigd Koninkrijk der Nederlanden’ werd aangeboden aan Willem I van Oranje-Nassau, de zoon van de in 1795 voor de Fransen gevluchte laatste stadhouder. Daarmee kwam er een einde aan een scheiding die meer dan twee eeuwen geduurd had. De opstand van Willem van Oranje tegen de Spanjaarden had immers geleid tot een onafhankelijke ‘Republiek der Zeven Verenigde Provinciën’ in het Noorden, terwijl de Zuidelijke Nederlanden Spaans bleven en later Oostenrijks bezit werden. Het idee van een hereniging was niet nieuw. Na de Brabantse Omwenteling tegen de Oostenrijkers (1789-1790) was Hendrik Van der Noot, een van de leiders van de opstand, naar Den Haag gereisd om aan het Huis van Oranje het stadhouderschap over de Zuidelijke Provincies aan te bieden. Koning Willem I werd met grote problemen geconfronteerd. Zowel de Noordelijke als de Zuidelijke Nederlanden waren door de revolutionaire en napoleontische oorlogen geruïneerd. In het Zuiden berustte de macht nog grotendeels bij de grondbezittende adel. De beginnende industrialisatie leidde soms tot zeer hoge werkloosheid en schrijnende armoede. De katholieke kerk vormde een bijzonder sterke macht en was zeer conservatief in haar opvattingen. In het Zuiden had de Franse taal een sterke positie verworven en ook in Vlaanderen waren de toonaangevende kringen sterk verfranst.

Page 7: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 7

Het Noorden had een heel andere ontwikkeling achter de rug. De Republiek had in de 17e eeuw op economisch, cultureel en wetenschappelijk gebied een echte ‘Gouden Eeuw’ beleefd, mede dankzij de inbreng van de voor de Spanjaarden gevluchte inwijkelingen uit het Zuiden. Het Noorden ontwikkelde zich tot een belangrijke Europese natie, die werd beheerst door de protestantse handelsburgerij van Holland en Zeeland. Het waren de Europese mogendheden die in de ‘Acht Artikelen van Londen’, ook bekend als het Protocol van Londen van 21 juni 1814 (en later bevestigd door het Congres van Wenen), de voorwaarden van de hereniging bepaalden. Zo legden de mogendheden in artikel 2 godsdienstvrijheid en de gelijke behandeling van alle godsdiensten op. Dat bracht Willem I al meteen op ramkoers met een deel van het episcopaat in het Zuiden, dat hoopte op een herstel van de privileges van de katholieke kerk zoals onder het ancien régime. De nieuwe staat beschikte evenwel ook over een groot potentieel. Economisch vulden de beide landsdelen elkaar aan: het Noorden kon zich verder toeleggen op de handel en de zeevaart, terwijl het Zuiden de industrie en de landbouw voor zijn rekening kon nemen. De Hollandse koloniale bezittingen vormden een gemeenschappelijke afzetmarkt. Met Antwerpen, dat niet langer onder een blokkade had te lijden, kreeg het land er een grote haven bij. Amsterdam vormde een belangrijk Europees financieel centrum. Willem I koos voor een gecentraliseerde staat, waarbij de overheid een zeer actieve rol speelde om het land in een versneld tempo te moderniseren.

2. Een indrukwekkende lijst van realisaties

Wanneer de figuur van Willem I wordt besproken, ligt de focus vaak op de moeilijke politieke omstandigheden en de protesten ten aanzien van de Nederlandse koning in 1830.

VLAAMS PARLEMENT

Daarbij komen de realisaties in de periode 1815-1830 bewust of onbewust in de schaduw te staan. De lijst van de verwezenlijkingen tijdens de vijftien jaar dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden bestond, is echter ronduit indrukwekkend: – inzake infrastructuurwerken Van 1819 tot 1825 werd het Noord-Hollands Kanaal gegraven. In dezelfde periode werd het Canal du Centre voltooid, zodat de kolenschepen van de Borinage de Schelde konden bereiken. Tussen 1822 en 1826 werd de Zuid-Willemsvaart door Noord-Brabant gegraven. Tussen 1825 en 1827 werd het kanaal Gent-Terneuzen gerealiseerd, waardoor Gent verbonden werd met de zee. In 1828 werd begonnen met het uitgraven van de Gentse haven. In 1826 werd gestart met het graven van het kanaal tussen Brussel en Charleroi. De Samber werd gekanaliseerd. Er werd voor 800 kilometer verharde wegen aangelegd: dat is vijf keer meer dan tijdens de 22 jaar van de Franse periode. In Gent deed de gasverlichting haar intrede. De aanleg van kanalen en wegen en de andere publieke werken zorgden niet alleen voor een uitstekend stelsel van verbindingen. Ze bezorgden ook werk en inkomsten aan duizenden arbeiders. – inzake economisch beleid Willem I was een atypische vorst. In tegenstelling tot de andere Europese monarchen van die tijd heeft hij vooral interesse en aanleg voor het economische en het financiële, terwijl hij weinig aandacht heeft voor de traditionele vorstelijke bezigheden zoals het militaire, de kunst, de jacht of allerlei liefdesaffaires. De Noord-Nederlandse historicus Kikkert omschrijft Willem als “een vorst die liever waardepapieren hoort ritselen dan zwaarden hoort kletteren, en die liever achter een schrijfbureau dan op een steigerend ros plaatsnam”. In Willem school een harde werker die graag van ’s morgens tot ’s avonds stukken door zijn handen liet gaan en het liefst alles persoonlijk regelde, organiseerde en controleerde. De beginnende industrialisatie werd actief ondersteund door de invoering van papiergeld en de mogelijkheid om naamloze vennootschappen op te richten. Er werden nijverheidstentoonstellingen georganiseerd om de ondernemers aan te moedigen. De eerste tentoonstelling vond plaats in Gent in 1820. Willem I verstrekte toelagen aan verschillende uitvinders en ondernemers. Op initiatief van de koning werd op 13 december 1822 in Brussel de Algemene Nederlandse Maatschappij ter begunstiging van de Volksvlijt, of Société Générale des Pays-Bas pour favoriser l’industrie opgericht. Sommige van de voor-bereidende vergaderingen vonden in het koninklijk paleis plaats. Willem zorgde ook voor bijna de helft van het startkapitaal. Die Société Générale gaf onder meer krediet aan Cockerill in Luik en Lieven Bauwens in

Page 8: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 8

Gent. Hij voerde ook het metrieke stelsel in en poogde de wijnbouw te doen herleven, die tijdens het Franse bewind bewust was vernietigd om de Franse wijnimport te versterken. Om behoeftigen werk te verschaffen en gronden te ontginnen werd een Maatschappij van Weldadigheid opgericht. Zo ontstonden onder de regering van Willem I in Wortel een vrije weldadigheidskolonie in 1822 en een onvrije kolonie in Merksplas in 1825. De industrialisatie had natuurlijk een schaduwzijde. De huisnijverheid op het platteland werd weggeconcurreerd. De arbeidsomstandigheden waren erg zwaar. Elke vorm van protest, staking of organisatie van arbeiders was verboden. Bovendien reageerde de markt erg grillig. Er moest niet zo heel veel fout lopen om de economie in een diepe crisis te laten wegzinken, wat dan weer kon leiden tot politieke onlusten. 1830 was zo een crisisjaar en een revolutiejaar in heel Europa. “Het was op het vlak van het algemeen welzijn zeker niet het beroerdste anderhalve decennium van de 19e eeuw. De versnelling in de industrialisering ging natuurlijk met verarming gepaard. Maar dat proces was al aan de gang. Dat de kloof tussen arm en rijk ook niet kleiner werd, was een kenmerk van de hele 19e eeuw en “die ontwikkeling deed zich niet alleen bij ons voor.”, onderstreept historicus Herman Balthazar. Zelfs de Belgische geschiedschrijver Pirenne moest erkennen dat Willem op dat vlak een mooie erfenis achterliet, en dat het Zuiden meer baat uit de vereniging haalde dan het Noorden: “In den vooravond van de omwenteling van 1830, schijnt het wel, dat het koninkrijk der Nederlanden de welvarendste Staat van het Europeesch vasteland was, en die voorspoed komt tevoorschijn veel meer nog in zijn Belgisch, dan in zijn Hollandsch gedeelte. België heeft, zonder den minsten twijfel, in economisch opzicht, veel meer voor-deel gehaald dan zijn nabuur uit de ‘versmelting’ welke hun door de Mogendheden was opgelegd.”. De Pruisische gezant schreef in 1826 naar Berlijn dat koning Willem “zijn land rijk, gelukkig en bloeiend heeft gemaakt, en naar buiten toe onafhankelijk en gerespecteerd”. – inzake taalbeleid Op het einde van de Franse periode sprak het overgrote deel van de bevolking in de Vlaamse provincies hoofdzakelijk het lokale dialect. Het Frans werd beschouwd als de taal van het bestuur, van de vooruitgang, de diplomatie, de literatuur, de cultuur en de salons. De verfransing was het sterkst in de betere kringen in de steden, niet alleen in Brussel, maar bijvoorbeeld ook in Gent en in Maastricht. Onder impuls van minister C.F. van Maanen werd, na een lange overgangsperiode, vanaf 1 januari 1823 het Nederlands de enige taal die toegestaan was in openbare zaken, administratie en justitie. Dat gold voor de vier Vlaamse provincies en voor de arrondissementen Leuven en Brussel. In de Waalse provincies kon het Frans verder gebruikt worden. Na de Belgische onafhankelijkheid wordt de klok teruggedraaid. De erkenning van Vlaanderen als eentalig Nederlandstalig gebied komt er pas met de taalwetten van 1921 en 1932. Pas dan zullen de Vlamingen weer op het punt staan dat al honderd jaar eerder onder de regering van Willem I was bereikt. – inzake onderwijs In het Noorden bestond er sinds de 18e eeuw een netwerk van degelijke scholen. In het Zuiden ontbrak het aan een vaste organisatie, aan gevormde onderwijzers, aan behoorlijke schoollokalen, aan goede leerboeken en aan regelmatig schooltoezicht. Ook daar kwam onder impuls van Willem I verandering in. Tussen 1817 en 1828 werden er in het Zuiden 1146 schoollokalen gebouwd of vernieuwd. Het aantal leerlingen in de gemeentelijke scholen steeg in dezelfde periode met meer dan de helft. In 1818 werd er in Lier een normaalschool opgericht. De lycea uit de Franse periode werden vervangen door athenea. Het academisch onderwijs, dat in de Franse periode was vervangen door hogere beroepsscholen, werd weer uitgebouwd. Willem I besliste tot de heroprichting van de Leuvense universiteit en tot de stichting van nieuwe universiteiten in Gent en in Luik. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat er na 1830 in Vlaanderen, maar ook in Wallonië, nog jarenlang een sterke orangistische beweging actief was, die ijverde voor een hereniging met het Noorden. Op 25 juli 1834 werd er zelfs een wet goedgekeurd die elk publiek uiten van een orangistische overtuiging verbood. De nieuwe Gemeentewet van 1836 voorzag in de benoeming van burgemeesters vanuit Brussel. Een van de bedoelingen was om een tegengewicht te vormen voor de orangistische meerderheden in sommige steden, zoals Gent. Toch geraakten in verschillende gemeente- en provincieraden nog altijd orangisten verkozen. Het orangisme kreeg pas zijn doodsteek nadat koning Willem I zich in 1839 neerlegde bij het scheidingsverdrag. Alhoewel Willem I, net zoals ieder mens en elke historische figuur, ook zijn minder fraaie kanten had, was hij onmiskenbaar de drijvende kracht achter het koninkrijk en de hierboven beschreven ontwikkelingen. Een herdenking die opgebouwd wordt rond de figuur van Willem I, blikt terug

Page 9: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 9

op het beleid dat in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd gevoerd, en op de initiatieven die in zijn regeerperiode werden genomen.

3. Samenwerking met Nederland

Na de scheiding waren de verhouding tussen Nederland, België en Luxemburg erg wisselvallig. Verschillende voorstellen tot samenwerking kwamen niet van de grond. Het was wachten op de Benelux Douane-unie van 1944 voordat er sprake was van een formele samenwerking. Inmiddels is dat samenwerkingsverband in 2010 geëvolueerd tot de Benelux Unie, waarin de lidstaten samenwerken op het vlak van interne markt, duurzaamheid, en justitie en binnenlandse zaken. Maar vooral de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen heeft op vele terreinen verder vorm gekregen. Dat is onder meer gebeurd in de Nederlandse Taalunie, de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland en de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. In talrijke domeinen vinden Nederland en Vlaanderen elkaar in een pragmatische samenwerking zoals gemeenschappelijke handelsmissies, de gezamenlijke promotie van onze havens of samenwerking op het vlak van innovatie en onderzoek.

4. Herdenking

In Nederland is in november 2013 de viering van 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden van start gegaan, waarin de verworvenheden van 200 jaar onafhankelijkheid en van het democratische bestel centraal staan. Elders worden voorbereidingen getroffen om de 200e verjaardag van de slag bij Waterloo te herdenken of vormt dat de aanleiding voor Napoleonherdenkingen. In 2015 zal het inderdaad 200 jaar geleden zijn dat Willem I na de definitieve verdrijving van Napoleon in 1815 zijn stempel begon te drukken op de economische en intellectuele ontwikkeling van onze gewesten; hij bleef dat gedurende 15 jaar doen. Die 200e verjaardag lijkt dan ook het ideale moment om vanuit de Vlaamse overheid een traject te ontwikkelen dat de betekenis van Willem I in herinnering brengt en honoreert. Zowel in Vlaanderen als in Nederland hebben de eerste werk- of actiegroepen het levenslicht gezien die verschillende initiatieven willen voorbereiden ter gelegenheid van de herdenking van 200 jaar Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De ervaring met andere herdenkingsinitiatieven zoals die van 100 jaar Groote Oorlog maakt duidelijk dat dergelijke herdenkingen voldoende ruim en tijdig moeten kunnen worden voorbereid om ze op een gedragen manier tot stand te brengen. Dat gebeurt bij voorkeur in overleg met de ons omringende gewesten en landen, met provinciale en lokale overheden, en samen met een aantal partners zoals de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE Het Vlaams Parlement, – vaststellende dat:

1° het in 2015 200 jaar geleden zal zijn dat Willem I koning werd van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden;

2° de betekenis van de initiatieven van Willem I, voornamelijk op het vlak van infrastructuurwerken, economie, taalbeleid en onderwijs, tot nog toe onvoldoende naar waarde werd geschat;

– overwegende dat er objectief gezien heel wat van die initiatieven ook vandaag nog bijzonder relevant blijken te zijn;

– vraagt de Vlaamse Regering om: 1° Nederland als een bevoorrechte partner te blijven beschouwen en verder in te zetten op diverse

vormen van samenwerking; 2° de kansen tot samenwerking die de Benelux Unie biedt, ten volle te benutten; 3° het historisch onderzoek naar het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en de regeerperiode van

Willem I te bevorderen en te ondersteunen; 4° in overleg met zoveel mogelijk actoren en met respect voor de autonomie van eenieder na te gaan op

welke manier de verwezenlijkingen van Willem I onder de aandacht kunnen worden gebracht en er een blijvende herinnering aan kan worden gehecht.

Karim VAN OVERMEIRE,Ward KENNES,Sas VAN ROUVEROIJ,Luckas VAN DER TAELEN

Boudewijn BOUCKAERT

Page 10: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 10

Abbeville 2014

Te Abbeville ging zoals telkenjare het bezoek aan de graftombe van Joris van

Severen en Jan Rijckoort door. Dit jaar was dat op zondag, 18 mei. De Nieuwsbrief

van het Studiecentrum zal daarover zeker uitgebreider verslag uitbrengen.

Bij aanvang sprak de heer Luc Seynaeve, voorzitter van de Stichting Joris van

Severen, volgende korte toespraak uit.

Beste aanwezigen, getrouwen van JVS en Jan Ryckoort

Eerst en vooral, bijzonder welkom op deze sober serene bijeenkomst waarbij wij Joris

van Severen en Jan Ryckoort eervol groeten. Dit doen we elk jaar, dit jaar de 74ste keer,

volgend jaar 75ste keer, wat wellicht aanleiding zal geven tot wat extra aandacht.

Er zijn niet zoveel politieke figuren die het voorrecht hebben 74 jaar na hun dood nog steeds

jaarlijks begroet te worden.

Heel zeker heeft dit iets te maken met de figuren zelf. Joris van Severen had een inhoudelijke boodschap

en Jan Ryckoort volgde zijn leider tot in de dood.

Als voorzitter van de Stichting Joris van Severen hou ik eraan gebruik te maken van deze herdenking om te

wijzen op enkele belangrijke items aangaande het maatschappijbeeld JVS. Van Joris van Severen.

Uiteraard, in correlatie met de toenmalige tijdsgeest.

Het Verdinaso bestond slechts een 10-tal jaar als politieke beweging. Het was een politieke beweging met

een totaalconcept.

Het individu moet een persoon worden en de natie, zijnde de staat, staat in functie van de persoon. Ook

het beroepsleven staat opnieuw in functie van de persoon.

Van Severen was geen voorstander van het absolute liberalisme. De volledige vrijheid belemmert de

gelijkheid, en is oorzaak dat mensen niet als gelijkwaardig worden beschouwd.

Het socialisme was een reactie tegen het misbruik van de vrijheid. Het Verdinaso zette zich af tegen het

socialisme daar deze gedachtegang te weinig mogelijkheden bood voor het individu als persoon, wetende

dat dit socialisme destijds sterk gebaseerd was op de wetenschappelijke leer van het Marxisme.

Van Severen koos voor de gedachte van de corporatie, waarbij de mens centraal staat. Hij hechtte ook

veel belang aan familie en beroep. Het geheel van deze corporatieve gedachtegang leidde tot de

solidaristische orde. Het filosofisch onderdenken noemt men het solidarisme. Een derde weg als alternatief

t.o.v. het liberalisme en socialisme.

Van Severen had ook zijn ideeën omtrent het bedrijfsleven. Hij was voorstander van solidariteit tussen

werkgevers en werknemers, hij noemde de arbeiders medewerkers van het bedrijf. Iedereen die zich

inzette voor het bedrijf was medewerker en ook ieder was arbeider. Het syndicaal principe is nuttig én

wordt ingebed ten dienste van het algemeen belang. Diverse groepsbelangen stonden steeds in functie

van het algemeen belang.

Page 11: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 11

Joris van Severen koos voor democratie (1) maar dit binnen de corporatieve maatschappelijke structuur en

dit op basis van solidarisme. Dit had geen enkele vergelijk met diverse partijen en strikte partijpolitiek.

JVS was op politiek vlak een controversiële figuur. Eerst was hij Vlaams nationalist, daarna Heel-

Nederlander en bij opportuniteit op bepaalde momenten erg Belgicist.

Waarom zeg ik dit? Precies om te duiden op het feit dat het niet verwonderlijk was dat velen het niet

makkelijk hadden Van Severen te volgen in zijn evolutief denken.

De kunst bestaat erin hem als persoon en als leider van het Verdinaso zijn juiste plaats toe te kennen in de

maatschappelijke context van zijn tijd.

Hij was een leider, een man met een uitgesproken maatschappij visie. Laat ons voornamelijk de goede

punten van hem onthouden en niet blind zijn voor zijn politieke tekortkomingen eigen aan ieder persoon

met maatschappelijk engagement.

Ter afronding citeer ik mevrouw Mia Proost die in het weekblad WIJ van de Volksunie (edities mei –juni

1990) in 4 delen het leven en de gedachten van JVS benaderde. Mevrouw Proost concludeert :

“Vast staat dat heel wat van zijn ideeën tot op heden niet verouderd zijn. Het idee der Nederlanden

is en blijft van grote waarde. Tenslotte blijft, los van de toenmalige terminologie, de mening van

Joris van Severen over zedelijke grootheid en gemoedsadel van zeer grote waarde ook in onze tijd”.

Grafrede Abbeville 18/05/2014.

Voorzitter Stichting JVS

Luc Seynaeve

(1) Democratie: zoals la Tour du Pin die opvatte:

“De Vorst in zijn Raden, het Volk in zijn Staten”

Page 12: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 12

Persbericht

Ieper, mei 2014

ZANNEKIN-JAARBOEK 2014

De Nederlanden “extra muros” - 36

Dit 36e Jaarboek De Nederlanden ‘extra muros’ biedt andermaal een keur

aan bijdragen over de territoria die deel uitmaken van ons Nederlandse

kijk op de geschiedenis van onze territoria ‘extra muros’.

Als steeds stellen wij er prijs op het jaarboek in te leiden met de klassieke

tekst waarin uiteengezet wordt waar het de Vereniging /Stichting ZANNEKIN

uiteindelijk om te doen is, en in welk perspectief wij ook ons jaarboek

plaatsen.

Als blikopener is er de geopolitieke kijk van de betreurde André Belmans,

die als geen ander geijverd heeft voor een gezamenlijke toekomst van ons

territoriaal erfgoed.

Volgen de bijdragen die van ver of nabij handelen over de Franse - die wij

verkiezen als de Zuidelijkste Nederlanden te benoemen: ze handelen

respectievelijk over Béthune (Jan van Tongeren), de abdij van Waten

(Cyriel Moeyaert), Michiel de Swaen (Camiel van Woerkum) en het fort

van Mariembourg (Ruud Bruyns).

Volgt, bij wijze van scharnier, de bijdragen over Hoogstraten, de hi-storische figuur en de plaats die zijn

naam draagt (Luc Pauwels) en andermaal een luik gewijd aan de verwante architectuurvormen binnen de

Nederlanden en de aangrenzende gebieden (Zeno Kolks).

Met de bijdragen rond de sabelsleper Maarten Schenk (Renaat Vanheusden) en de theoloog Ubbo

Page 13: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 13

Emmius (Marten Heida) komen ook de oostelijke Nederlanden ‘extra muros’ volop aan bod.

Een apart maar evenzeer grensoverschrijdend verhaal brengt Paul van Hauwermeiren, dat handelt over de

kramertalen, zijnde het Bargoens van de destijds rondtrekkende handelslieden, dat ons van West-

Vlaanderen tot in het Rijnland en nog verderop brengt.

Voorafgaand aan de Kroniek en de boekrecensies leest u nog het summiere verhaal van Leo Camerlynck

over de merkwaardige Zuid-Afrikaanse oorlogsgedenksite te Longueval, nu in Picardië, doch ooit binnen de

zuidelijkste Nederlanden.

Voor het eerst verschijnt het jaarboek De Nederlanden ‘extra muros’ met de meeste illustraties in

vierkleurendruk. Een extra-investering die hopelijk tot een bredere lezersschaar leidt!

Extra bij dit jaarboek is ook het overzichtsregister van de vijf vorige jaarboeken, dat deze editie iets

omvangrijker dan gewoonlijk maakt. Daaruit leren we dat onze jaarboekenreeks tot einde 2013 niet minder

dan 377 bijdragen (naast 221 boekrecensie) bundelde rond de Nederlanden ‘extra muros’.

In hun geheel vormen ze voorwaar een unieke documentatie over ons geestelijk en nationaal erfgoed.

Onze hernieuwde en niet geringe dank bij dit alles aan het adres van onze medewerkers, temeer daar allen

‘pro Deo’ bijdragen tot de uitstraling van ons jaarboekenproject. Zonder hen hadden waren we voorwaar

niet aan deze 36e editie toegekomen!

PS. Verwijzend naar het summiere verhaal van Leo Camerlynck rond de Zuid-Afrikaanse oorlogssite te

Longueval in Picardië willen we er op wijzen dat dit verhaal meer uitgebreid aan bod komt in een aparte

tweetalige (Nederlands-Zuid-Afrikaans) en overvloedige geïllustreerde ZANNEKIN-brochure van 36

pagina’s. Mits overboeking van 7 € (verzending inbegrepen) op een van onze rekeningen krijgt u de

brochure toegestuurd.

____________________

Het nieuwe jaarboek verscheen al in de loop van de meimaand en is inbegrepen in de ledenbijdrage voor

2014. Het kan nog tot einde juli 2014 besteld worden tegen de ledenprijs van 29 € (inclusief het

abonnement op de Zannekin Nieuwsbrief). Daarna geldt de boekhandelprijs (verzending inclusief) van 35

€).

Rekeningen ten name van Vereniging/Stichting ZANNEKIN, B. 8900 IEPER:

België: IBAN: BE13 4648 2202 5139 – BIC: KREDBEBB

Nederland: IBAN: NL68INGB0003876953 – BIC: INGBNL2A

Page 14: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 14

Verkiezingen in Frankrijk

“C’est ainsi que les Français apeurés sont traités par les nouveaux démagogues comme une masse

de petits vieux jouisseurs, sans convictions ni projets, vulnérables, sans courage, tiraillés par des

peurs contradictoires, oscillant entre une crédulité infantile et un scepticisme incapacitant. Le

mépris du citoyen est l’effet immédiat de la corruption de la démocratie par des élites dirigeantes

élues graçe à leurs talents démagogiques avant de gouverner en orchestrant un mélange de

craintes et d’espoirs (…) La menace de diabolisation produit une intimidation telle qu’elle garantit la

promotion de la médiocrité. Seuls des “experts” sans couleur ni odeur prolifèrent dans le paysage.

C’est ainsi que s’accélère le déclin de la France intellectuelle”.

Pierre-André Taguieff.

EN ALS WE HIER NU HET WOORD FRANKRIJK EENS VERVINGEN DOOR BELGIE ?

Bedenkingen bij de verkiezingen in Frankrijk van 25 Mei 2014

“Dit artikel werd geschreven vóór de gebeurtenissen van de laatste dagen: de actie van PS en CdH en daarop

volgend de actie van N-VA en CD&. Wat tot gevolg heeft dat bepaalde besluiten van de auteur niet meer helemaal

met de realiteit overeen komen. Onze lezers zullen hiervoor ongetwijfeld begrip hebben. Men stopt de actualiteit

nu eenmaal niet! Ongetwijfeld komen wij later op dit alles terug”

Op 25 mei 2014 mochten de Belgen voor de vijfde keer op zeven jaar naar de stembus2. Ons institutioneel

systeem is van een complexiteit die zijn weerga niet kent. Weinig mensen weten het, maar de inwoners

van dit land stemden voor 486 parlementairen die 849 functies bekleden in 12 verschillende assemblees.

Dat is een onvoorstelbaar hoog aantal, waarbij overigens de functies op gemeentelijk en provinciaal vlak

niet ingerekend zijn. Ter vergelijking: het Nationaal Volkscongres van de Volksrepubliek China telt 2987

leden. Welnu, China telt 1,3 miljard inwoners en België 11 miljoen inwoners. Omgerekend naar Belgische

maatstaven zou China dus 57.000 parlementairen moeten hebben ...

2 Federale verkiezingen 2007; Regionale en communautaire verkiezingen 2009; Federale verkiezingen 2010; Gemeente- en

Provincieraadsverkiezingen 2012; Federale, regionale, communautaire en Europese verkiezingen 2014.

Page 15: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 15

1) HET EUROPESE NIVEAU

Van die 12 assemblees zijn er 11 Belgisch en één Europees. Binnen het Europees Parlement beschikt

België over 21 vertegenwoordigers3. Het viel op dat tijdens de hele verkiezingscampagne niet of nauwelijks

over de EU gesproken werd. Nochtans is 70% van de Belgische wetgeving van Europese oorsprong.

Zowel België als de gewesten en gemeenschappen die er deel van uitmaken hebben in de loop der jaren

op zowat alle domeinen bevoegdheden aan de EU afgestaan. Zelfs de nationale begroting dient eerst aan

de EU te worden voorgelegd om dan door het parlement te worden goedgekeurd. Je zou dus verwachten

dat de Belgische overheden op zijn minst streven naar meer interne harmonisering, maar niets is minder

waar. Sedert het officialiseren van het federalisme regelt een samenwerkingsakkoord de betrekkingen

tussen België en de deelstaten enerzijds en de Europese Commissie anderzijds. In het Belgische

federalisme geldt immers het principe in foro interno, in foro externo.

Of, anders gezegd, de gewesten en de gemeenschappen mogen voor wat hun eigen bevoegdheden betreft

internationale verdragen afsluiten. Anderzijds erkent de EU enkel staten. Gevolg daarvan is dat elke

materie die partieel of geheel aan de deelstaten toekomt aanleiding geeft tot een onderhandeling tussen de

federale staat en de deelstaten (of tussen de deelstaten onderling).

Vandaag bestaan er zes departementen die 30 bevoegdheden onderbrengen: 17 federale en 12 regionale

en communautaire4. Maar elke vertegenwoordiger moet wel het Belgisch standpunt vertolken inzake elke

aangelegenheid, ook wanneer die gesplitst is, zoals bv. cultuur. Wanneer “onze” ministers dus niet tot een

akkoord komen, moet België zich onthouden. Door de dynamiek, op gang gebracht door de zesde

“staatshervorming”, willen sommigen bovendien dit dissociatieve federalisme nog versterken. Zo verklaarde

Kris Peeters (CD&V) bij monde van de Vlaamse regering dat de exclusief federale bevoegdheden (op twee

na) afgeschaft moesten worden en dat de exclusief deelstatelijke bevoegdheden anderzijds uitgebreid

dienden te worden. Zonder twijfel is deze hervorming “logisch” in het kader van het taalfederalisme.

Tegelijk is ze echter ook absurd: 1) er zal nog méér moeten onderhandeld worden, hetgeen noch de

democratie, noch de transparantie ten goede zal komen; 2) het is onverdedigbaar dat het aantal regionale

en communautaire vertegenwoordigers die een Belgisch standpunt moeten vertegenwoordigen stijgt.

Vanwaar deze uitwijding? Welnu, volgens de uittredende Minister van Buitenlandse Zaken Didier

Reynders (MR), bevindt Kris Peeters zich in een confederale logica. Hij erkent hierin de druk van de N-VA,

maar voegde eraan toe: “de Vlaamse regering bestaat niet alleen uit de N-VA. Er is ook nog CD&V en

SP.A, Kris Peeters [...], volgt de lijn van de N-VA." « Het is niet duidelijk waarin Kris Peeters zich van de N-

VA onderscheidt». Voor de minister is deze vraag uniek in Europa. « Geen enkele staat formuleert zulke

voorstellen », merkt hij op. Hj heeft gelijk, maar vergeet te vermelden dat deze structuur inherent is aan het

Belgische taalfederalisme dat zijn partij steunt en uitdiept. Volgens L’Echo van 11.04.14 zouden deze eisen

alleszins door de andere regeringen en door de Belgische regering van tafel geveegd zijn. Vraag is, of die

positie houdbaar blijft, nu de N-VA nog groter is geworden dan ooit tevoren …

3 12 Nederlandstaligen, 8 Franstaligen en 1 Duitstalige.

4 Al-dan-niet exclusief of met deelstatelijke (federale) bijzitter.

Page 16: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 16

2) DE FEDERALE VERKIEZINGEN

Op federaal niveau werden 150 Kamerleden verkozen. Van de 60 Senatoren worden enerzijds 50

Senatoren aangeduid door de deelgebieden5. Op hun beurt coöpteren die 10 Senatoren6. Het valt op dat er

- méér nog dan over de Europese verkiezingen – in alle toonaarden over de Senaat gezwegen werd. Het is

inderdaad zo dat de Senaat een niet-permanent orgaan geworden is na de “zesde” staatshervorming, maar

de Hoge Vergadering blijft niettemin belangrijke bevoegdheden behouden7. Voor de volledigheid geven we

hier de samenstelling van de nieuwe Senaat weer.

De samenstelling van de nieuwe Senaat

a) Het separatisme

Welk nu zijn de tendensen op federaal niveau? Uiteraard is de overwinning van de N-VA het meest

opvallende feit. De partij haalde een fenomenale score van bijna 1,4 miljoen stemmen. Niettemin moet die

score meteen ook genuanceerd worden: op Belgisch niveau gaat het “slechts” om 20,26% van de geldige

stemmen. Het is ook interessant om te zien dat er in het succesverhaal van de N-VA twee polen zitten: één

5 29 Nederlandstalige, 2 Brusselse, 3 gemeenschapssenatoren uit het Brussels gewest, 7 uit de Franse gemeenschap en één uit

de Duitstalige gemeenschap. 6 6 Nederlandstalige en 4 Nederlandstalige.

7 1) De Senaat is, samen met de Kamer, ten volle bevoegd voor de Grondwet en de wetgeving over de organisatie en de

werking van de instellingen van de federale staat en van de deelstaten; 2) De Senaat kan over raakvlakken tussen federale en

deelstatelijke bevoegdheden informatieverslagen opstellen; 3) De Senaat bemiddelt in belangenconflicten tussen de

verschillende parlementen; 4) Via de Senaat hebben deelgebieden toegang tot internationale organisaties; 5) De Senaat neemt

deel aan een aantal benoemingen in hoge rechtscolleges; 6) De Senaat behoudt een evocatierecht in bepaalde

aangelegenheden op verzoek van de meerderheid van zijn leden met ten minste een derde van de leden van elke taalgroep,

onderzoekt de Senaat het wetsontwerp; 7) van de huidige zes commissies blijven er vijf behouden (ook de adviescomités en

werkgroepen blijven bestaan); 8) Het is niet zo dat de Senaat maar 8 keer mag samenkomen, zoals de media meldde. Zo kan de

Senaat volgens het nieuwe reglement steeds bijkomende "bijzondere" plenaire vergaderingen houden; 9) de Senaat kan nog

steeds buitenlandse zendingen organiseren.

N-VA

VB

CD&V

CDH

OPEN VLD

MR

SP.A

PS

GROEN/ECOLO

Duitst. Gem.

Page 17: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 17

hoogvlieger, met name de provincie, waar de partij net niet de “stalinistische” score van 40% behaalt.

Indien men het stemmenaantal van de N-VA voor de andere vier Vlaamse provincies optelt, haalt de partij

geen 29% van de Vlaamse stemmen. In de kieskring Brussel-Hoofdstad behaalt de partij dan weer 1,9%:

daar zijn niet alleen de Nederlandstalige liberalen, maar zelfs de ... communisten groter.

Maar de belangrijkste vraag is ten koste van wie de N-VA er in de Kamer van Volksvertegenwoordigers zes

zetels op vooruitgaat. Het doel dat de taalnationalisten vooropgesteld hadden, was het breken van de

regeringscoalitie – het “PS-model” - én het halen van de 30% op Vlaams niveau. Die laatste doelstelling

werd bereikt. Maar in 2010 vertegenwoordigden de regeringspartijen 57,2% van het electoraat. Vandaag

vertegenwoordigen ze 56,5%. Dat is een zeer opmerkelijk resultaat, temeer daar in de uitslag van 2010

nog die van het FDF ingerekend zit, de partij die in 2012 met de MR zou breken. Zonder die breuk, zouden

de regeringspartijen vandaag 58,3% vertegenwoordigen. Nog opvallender is dat de traditionele Vlaamse

partijen er met 2 zetels op vooruitgaan en een meerderheid in de Nederlandse taalgroep kunnen vormen,

zonder separatisten. De laatste keer dat zo’n coalitie op de been werd gebracht was in 1999 ( ! )8.

Kortom, de regeringscoalitie werd niet verpulverd, integendeel. Wel werden de separatisten van het VB en

van LDD teruggeslagen. Die laatste partij verdwijnt uit de Kamer, terwijl het VB in één klap liefst negen

zetels verliest. Dat betekent dat de N-VA enerzijds kiezers van andere extreem-rechtse partijen heeft

ontfutseld en dat, anderzijds, 3% van hun potentieel electoraat opnieuw op traditionele of andere partijen

gestemd heeft.

Laat de N-VA dan gewonnen hebben, de separatisten zijn er federaal met 3% (meer dan 200.000

stemmen) op achteruit gegaan. Het Vlaams Belang is daarmee overigens teruggevallen op scores van eind

jaren 1980.

Bovendien is deze uitslag behaald nadat de traditionele partijen voor het eerst in decennia niét met een

communautair programma naar de kiezer trokken. Zullen ze daaruit lessen trekken? Wij vrezen van niet.

De overwinning van de N-VA is psychologisch zo grootschalig dat de sirenenzang van het taalnationalisme

groter dan ooit zal zijn. In die omstandigheden zien wij moeilijk in hoe staatsmannen de moed zullen

hebben om het algemeen belang te verdedigen i.p.v. de beste “Vlaming” of “Waal” te willen wezen.

Tendensen binnen het separatisme

8 De regering Verhofstadt-I (1999), een regenboogcoalitie, beschikte over 46/88 zetels in de Nederlandse taalgroep; bij de paarse

regering Verhofstadt-II (2003) ging het om 48/88 zetels, met dien verstande dat de SP.A toen in kartel was met het

nationalistische SPIRIT. De “noodregering” Verhofstadt III (2007) beschikte over 41/88 zetels in de Nederlandse taalgroep; idem

de regering Leterme-I, de regering Van Rompuy en de regering Leterme-II (2008/9); de huidige regering Di Rupo beschikt in de

Nederlandse taalgroep over 43/88 zetels. Let wel: een meerderheid per taalgroep is geen constitutionele vereiste. Vandaag zou een

tripartite 45/87 Nederlandstalige zetels hebben.

0

5

10

15

20

25

2010 2014 Stijging N-VA

Daling VB-LDD

N-VA

VB en LDD

Page 18: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 18

De N-VA heeft van deze verkiezingen een keuze gemaakt tussen enerzijds het N-VA-model en anderzijds

het PS-model. Die keuze was natuurlijk absurd. Men kan in het Vlaams gewest niet voor de PS stemmen,

noch kan men in het Waals gewest stemmen voor de N-VA. Bovendien associeerde de partij alle

Nederlandstalige coalitiepartijen – ook de partijen met wie zij wil regeren – met het PS-model. Zo heeft ze

een ongekende polarisatie in de hand gewerkt. De tegenstander moet zich in dat geval bij een overwinning

van de N-VA overgeven. De N-VA heeft inderdaad gewonnen, maar de tegenstanders ook, zij het in

mindere mate. Dààr heeft men geen rekening gehouden bij de N-VA. Een staatsman (en dat is Bart De

Wever niet, tenzij van een staat die niet bestaat) had zijn model voorgesteld, maar eraan toegevoegd dat

indien hij zou winnen er ook rekening zou houden met de verzuchtingen van de tegenstander.

Democratie is immers geen dictatuur van de meerderheid, het is een politieke manier om

tegenstellingen vreedzaam te overbruggen en tot een vruchtbare synthese te komen.

b) De vooruitgang van alternatief-links

Uiterst opmerkelijk feit bij deze verkiezingen was de vooruitgang der radicaal-linkse partijen. Die was

overigens al een tijd aan de gang. De economische crisis heeft er blijkbaar toe geleid dat heel wat mensen

een alternatief zoeken voor het kapitalistische systeem. Zo’n 256.000 Belgen hebben inderdaad op deze

partijen gestemd – meer dan op het Vlaams Belang. Dit heeft twee gevolgen: allereerst komen er voor het

eerst sedert 1985 communistische Kamerleden. Ten tweede is er voor het eerst sedert toen opnieuw een

nationale partij in het parlement (PVDA-PTB). Het casino-kapitalisme lijkt inderdaad failliet, de

marxistisch-leninistische oplossing echter, leidt tot klassensegregatie. Enkel een heilzame derde

weg kan voor een materiële (en geestelijke!) vooruitgang zorgen.

De evolutie van de communisten in België

0

50000

100000

150000

200000

250000

300000

1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020

PVDA-PTB

PVDA-PTB

Page 19: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 19

c) Een massa stemmen wordt niet gehoord

België is samen met Griekenland en Cyprus het enige land waar nog opkomstplicht bestaat. Maar wordt

daarom de stem van iedereen vertegenwoordigd? Welnu, meer dan 350.000 Belgen (5%) heeft gestemd

op lijsten die niet in de Kamer vertegenwoordigd zijn. Sterker nog, indien, indien men van het kiezerscorps

deze groep, de blanco- en ongeldige stemmers alsook de thuisblijvers aftrekt, blijkt dat meer dan 1.600.000

stemmen “verloren” zijn gegaan: dat is 1/5de van het kiezerscorps! Helaas blijven de Belgen politiek

ongeïnteresseerd.

d) Welk “signaal” gaf de kiezer?

Na de verkiezingen is er vaak gepalaver over het zogenaamde “signaal” van “de” kiezer. Het probleem is

natuurlijk dat dé kiezer niet bestaat. Mensen hebben gestemd (of niet) en op basis daarvan wordt dan een

regering gevormd. Die moet dan het vertrouwen krijgen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers na

haar benoeming door de Koning (art. 96 Belg. Grondwet).

Sommigen menen dat een partij “incontournable” op federaal niveau is, wanneer ze méér stemmen heeft

dan de tweede grootste. Dat is niet waar. Een partij geniet slechts van dat statuut indien ze meer dan 50%

van de zetels haalt. In het verleden gebeurde dat (zo bv. de CVP-PSC in 1950). Anderzijds is het voorbeeld

bekend van de PS die in de jaren 80 meer dan 40% behaalde in het Waalse landsdeel en toch in de

oppositie belandde. Op Belgisch niveau spelen regionale cijfers in principe geen enkele rol in de

regeringsvorming. Zoniet moeten we ons ook afvragen of de regering een meerderheid heeft in elke

provincie, arrondissement, stad of gemeente. Daarbij dient ook meteen het beeld dat heel Wallonië “links”

heeft gestemd, bijgesteld te worden. Zo haalt centrum-rechts (MR-CDH) een meerderheid in Waals-

Brabant en Luxemburg en de helft van de zetels in Namen.

Waar het hem om gaat, is de coherentie van het regeringsproject. Wat dat betreft, zien niet goed in hoe

België bestuurd kan worden door mensen die het land willen zien verdwijnen. Dat betekent niet dat

de andere partijen zoveel beter zijn – denken we aan hun absurde “staatshervorming” die België nog

ingewikkelder, inefficiënter, instabieler, duurder, ondemocratischer ... zal maken – maar wel de principiële

afwijzing van elke vorm van open of verdoken separatisme of confederalisme.

3) DE REGIONALE EN COMMUNAUTAIRE VERKIEZINGEN

De regeringsvorming op Belgisch niveau is ongemeen complex, niet alleen omdat men op federaal vlak

talloze tegenstellingen moet pogen te verzoenen, maar ook omdat partijen tegelijk een zo groot mogelijke

symmetrie nastreven tussen enerzijds het federale niveau en anderzijds de communautaire en regionale

niveaus.

1. Het Vlaamse niveau

Voor wat het Vlaams parlement betreft, dat het regionale en communautaire niveau bundelt, werden 124

leden verkozen9. Opvallend gegeven is dat de linkse partijen er hier zowel procentueel als in zetels op

vooruitgaan. Ze vertegenwoordigen nu 25% van het electoraat, tov. 23% in 2009. Voorts valt op dat alle

9 Het Vlaams Parlement telt 124 leden die allen samen de Vlaamse Gemeenschap vormen. 118 leden daarvan zijn verkozen in het

Vlaams gewest, de andere 6 leden zijn afkomstig uit het kiesgebied van het Brussels hoofdstedelijk gewest Brussels. Deze 6 leden

mogen uitsluitend stemmen over zaken betreffende de gemeenschapsmateries, aangezien het Vlaams Parlement geen

gewestbevoegdheden kan uitoefenen in Brussel.

Page 20: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 20

overige partijen verliezen, op de N-VA na, die een resultaat van 31,9% boekt. Ook hier worden LDD (geen

participatie meer) en het VB (verlies van méér dan 2/3de van de zetels) volledig weggeveegd. Dit geeft het

paradoxale resultaat dat de (centrum-)rechtse partijen10 2 zetels verliezen. Wel is de winst van de N-VA

groot genoeg om het verlies van de andere separatistische partijen te compenseren. Een tripartite zou hier

64 zetels halen (7 zetels minder dan in 2009). Lange tijd werd er ook uitgekeken naar het feit of Vlaams-

nationalisten een “blokkeringsminderheid” konden vormen. Een blokkeringsminderheid veronderstelt de

helft van de zetels plus één. Daardoor zou geen scenario meer denkbaar zijn zonder de N-VA, waardoor

die verregaande eisen kon stellen voor een toetreding tot de federale regering.

De uitstekende politicoloog Bart Maddens (KU Leuven) schreef hier echter al in oktober 2012 het volgende

over: “Als we op basis van het resultaat van de provincieraadsverkiezingen een zetelverdeling simuleren

(met voor Brussel de resultaten van 2010), dan komen we uit op 39 zetels voor de N-VA in het Vlaams

Parlement. Het Vlaams Belang haalt 9% en zou daarmee op 10 zetels komen. Samengeteld levert dat 49

zetels op voor de Vlaams-nationalisten. De N-VA zal pas incontournable worden als ze samen met het

Vlaams Belang minstens een blokkeringsminderheid van 61 zetels haalt in het Vlaams Parlement (rekening

houdend met de ene zetel van het UF). Met 49 zetels zitten de Vlaams-nationale partijen daar behoorlijk

ver van af. Met deze uitslag zouden de drie traditionele partijen (samen 65 zetels) zelfs geen beroep

moeten doen op Groen om de N-VA buiten spel te zetten”11. De N-VA haalt weliswaar vier zetels méér dan

hij dacht, maar het Vlaams Belang vier zetels minder. Samengeteld is dat nog steeds 49 zetels voor de

Vlaams-nationalisten en 64 zetels voor de traditionele partijen. Op één zetel na de voorspelling van

Maddens.

Voor wat de Vlaamse regering betreft, zal alles aankomen op de houding van CD&V. Omdat Groen, het

VB, het UF en de SP.A geen optie zijn, moet de N-VA het stellen met 46 zetels van OPEN VLD en CD&V.

In die constellatie halen bovendien enkel N-VA en CD&V 51%. Eventueel zou de N-VA er OPEN VLD nog

bij kunnen nemen opdat de Franstalige liberalen op Waals en federaal vlak zonder de PS maar – in de

geest van symmetrie – met het CDH zoude regeren. Bovendien zou dit scenario ideaal zijn voor OPEN

VLD om federaal en Vlaams een rechtse regering op touw te zetten.

2. Het Waalse regionale niveau

Voor het parlement van het Waals gewest werden 75 leden gekozen. Opvallend hier is dat de drie

klassieke partijen winnen (PS, MR) of zich handhaven (CDH). De PS mag dan al 30 zetels hebben (33%

van de stemmen), toch is de partij niet ‘incontournable’. Zo komen CDH en MR – dat zes zetels won –

samen aan 41 zetels. Dat kan zijn gevolgen hebben op federaal vlak indien men daar én een symmetrische

regering wil én die coalitie ook regionaal wil doortrekken. De grote verliezer hier is Ecolo dat in één klap 10

van zijn 14 zetels moet inleveren. Ook hier winnen de communisten zetels.

3. Het Brusselse niveau

Nergens is de Belgische institutionele architectuur zo complex als in het Brussels hoofdstedelijk gewest. In

Brussel worden 89 parlementairen verkozen, waarbij de taalrol vooraf vastligt (in de meertalige hoofdstad

van Europa mogen inwoners van hetzelfde land niet op één en dezelfde lijst staan ...). In de Franse

taalgroep zijn de grote verliezers Ecolo (wiens zetels gehalveerd worden) en de MR, die van 24 naar 18

zetels gaat. Het FDF (12 zetels) profiteert hier maximaal van. Het CDH blijft op een status-quo, de PS

10

De optelsom van N-VA, LDD, CD&V, VB en OPEN VLD. 11

B. MADDENS, “Kroniek van een aangekondigde nederlaag?”, deredactie.be, 15 oktober 2012.

Page 21: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 21

verliest 2 zetels, de communisten winnen 4 zetels. Welke coalities zijn hier mogelijk? Welnu, de PS kan

hier mathematisch enkel in theorie buitenspel gezet worden. Dat zou een coalitie vereisen van MR, FDF en

CDH of Ecolo. Maar het FDF heeft reeds aangegeven dat de PS, wat haar betreft, in Brussel moet regeren.

Indien PS en MR hier samen in een regering stappen – en dat is dus meer dan waarschijnlijk – kunnen de

overige dominostenen erg snel vallen. Door het feit dat het institutionele landshap in het Brussels gewest

(via de COCOF en de GGC, infra) met de Franse gemeenschap vloeit hieruit dan een PS-MR-coalitie in de

Franse Gemeenschap voort (infra) en dus ook in het Waals Gewest. Kan men zo’n coalitie dan niet verder

zetten op federaal niveau?

In de Nederlandse taalgroep wint de N-VA, maar die winst wordt uitgevlakt door het verlies van de VB. De

regeringspartijen halen hier 12 zetels (een verlies van één zetel). In het Brussels gewest, kortom, is een

tripartite de meest logische keuze.

De twaalf Nederlandstalige parlementsleden zijn tevens lid van de Vlaamse gemeenschapscommissie

(VGC), terwijl de 72 Franstalige parlementsleden lid zijn van het Brussels Franstalig parlement (de nieuwe

en ongrondwettige naam voor de Franse gemeenschapscommissie). Beide parlementen, die de

verlengstukken zijn van de Vlaamse en de Franse gemeenschap hebben ook nog een executieve. En dan

is er nog het College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die precies dezelfde leden

verenigt als het Brussels parlement, zij het dan dat de voorzitter verschilt. De executieve hiervan bestaat uit

de ministers van de gewestregering, maar niet de staatssecretarissen. Dit alles impliceert dat er in Brussel

onderhandeld wordt over de samenstelling van vier regeringen.

4. De Franse gemeenschap

Het parlement van de Franse gemeenschap wordt niet rechtstreeks verkozen, maar onrechtstreeks

samengesteld uit 19 van de 72 leden van het Brussels parlement en alle leden van het Waals parlement

(totaal: 94 zetels)12. Op heden is de zetelverdeling nog niet bekend. We kunnen ze wel ongeveer

berekenen a.h.v. de cijfers van de zetels van het Brussels parlement.

De samenstelling van het Franse gemeenschapsparlement

12

Tenzij een lid van de Waalse gewestraad Duitstalig is, desgevallend treedt een Franstalige van dezelfde partij in zijn plaats.

MR

PS

CDH

ECOLO

PVDA

PP

FDF

Page 22: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 22

Gelet op het feit dat de PS hier over 36 van de 94 zetels beschikt, heeft de partij genoeg aan 12 zetels om

een meerderheid te hebben. Kiest de PS hier voor een verderzetting van de coalitie, komt een tripartite ook

op federaal niveau dichter in zicht. Er is nochtans een alternatief: de MR kan een anti-PS coalitie op de

been brengen. Daarvoor moet het wel eerst het CDH aan zich binden (wat op zich al niet evident is), maar

ook nog een andere partner zoeken. Gegeven dat het FDF al zou willen is die keuze niet evident, daar die

partij enkel in Brussel stemmen gehaald heeft, wat de symmetrie op Waals en Brussels niveau niet ten

goede komt. De PVDA en de radicale PP komen niet in aanmerking. Blijft nog over: ECOLO. Maar dan zal

die partij ook compensaties eisen op Waals regionaal niveau en mogelijk zelfs op Brussels en/of federaal

niveau, wat de zaken nog complexer maakt ...

5. De Duitstalige gemeenschap

Ook 50.000 Duitstalige Belgen zijn naar de stembus getrokken om hun parlement te kiezen. Het resultaat

daar is eenvoudig: iedereen verliest, of blijft status quo, behoudens het regionalistische Pro DG dat twee

zetels wint. De regering hier is reeds gevormd: een coalitie van socialisten, liberalen en ProDG. Het schijnt

ons niet toe dat deze regeringssamenstelling enige invloed zal hebben op de andere niveaus.

6. Wat niet aan bod kwam tijdens de pre-electorale periode

Het viel ons op dat een aantal thema’s volledig afwezig waren, zoals bijvoorbeeld de Europese Unie

(supra). Over de Benelux werd met geen woord gerept. Idem over ethische thema’s. Koele cijfers zijn

blijkbaar belangrijker dan pakweg het debat over euthanasie op kinderen. Frappant was vooral dat het

communautaire thema achterwege bleef, zélfs bij de N-VA.

Nochtans had die partij aanvankelijk zwaar ingezet op het communautaire luik. Bart De Wever verklaarde

in De Standaard van 10 maart 2012: 'Tegen 2014 moeten we daarmee klaar zijn [met het N-VA-programma

voor confederalisme]. En dan mogen de mensen kiezen. Laten ze Di Rupo en zijn Vlaamse acolieten

verder doen tot 2019? Of kiezen ze voor een confederatie? Als het een echt plebisciet wordt, ben ik er vrij

zeker van dat die confederatie er komt.' Diezelfde Bart De Wever verwoordde het een maand eerder nog

scherper in dezelfde krant: 'We gaan in 2014 naar een totale, ongeziene confrontatie. De N-VA is een

partij die na de verkiezingen een moment wil zoals we dat nog nooit hebben gekend. Wij willen een

copernicaanse omwenteling van het systeem.' Op 3 maart 2013 ging De Wever nog een stap verder:

“Desnoods moet de grondwet genegeerd worden om het confederalisme in te voeren” (GVA).

Op 16 maart 2013 zei Geert Bourgeois in De Standaard: 'Als de N-VA op Vlaams en federaal vlak

incontournable wordt, dan moeten de Franstaligen volgen. Eindelijk starten de historische

slotonderhandelingen.' Vanaf de herfst van dat jaar begon de partij zijn toon te milderen. Nochtans bleven

er harde uitspraken komen. Zo bijvoorbeeld van Ben Weyts op 2 november 2013: “De andere partijen

moeten wel zeggen dat ze het confederalisme willen. Op zijn minst.” (DS). “We starten niet met een

herstelregering”, zo stelde Jambon op diezelfde dag, “zonder een sterk engagement van de partners dat

België evolueert naar een confederatie, zonder een duidelijk engagement op dat vlak bougeren wij niet".

Nog duidelijker was Liesbeth Homans op 26 januari 2014 (DS): “Eerst alles overhevelen naar de

deelstaten, en vervolgens beslissen wat we nog samen gaan doen. (...) Ik ben heel duidelijk: wij stappen in

een sociaaleconomische regering, áls we de garantie hebben dat de potentiële partners mee willen richting

confederalisme. En neen, we gaan niet tevreden zijn met wat debatten in de nieuwe Senaat. We willen een

echt engagement”.

Page 23: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 23

Slotsom

De N-VA won de verkiezingen ten koste van rechtse partijen, de traditionele partijen hielden stand of

gingen zelfs vooruit. De N-VA slaagde erin om van zichzelf het centrum van de campagne te maken.

Ongetwijfeld had de partij gehoopt door de klemtoon op het economische te leggen kiezers van CD&V en

OPEN VLD af te snoepen. Dat gebeurde niet. De partij won zes zetels en verheft zichzelf tot 32% in het

Vlaams parlement maar werd niet incontournable. De partij kan nu kiezen tussen de PS buitenspel te

zetten. Als MR en het CDH dit al aanvaarden, dan treedt de N-VA toe tot een regering waar ze heel haar

communautaire en de helft van haar economische programa moet opbergen. Vraag is nog hoe ze dat gaat

doen, want in Brussel is het FDF/PS altijd aan zet. De eerste partij kan het dan hard spelen en een

ministerambt in de regering van de Franse gemeenschap opeisen. Of de PS kan zich overal in de oppositie

verschansen waardoor de N-VA door een zeer rechts beleid te voeren zou kunnen inspelen op

wallingantisme ressentimenten bij de linkse Franstalige partijen. Maar hoe kunnen het CDH, een deel van

CD&V en MR dit aanvaarden? Anderzijds zou, paradoxaal genoeg, een regerigsdeelname van de N-VA

fataal kunnen worden, omdat ze dan haar (geradicaliseerde) electoraat “verraadt”.

Los van deze bedenkingen, moeten we niet vergeten dat deze verkiezingen slechts een momentopname

waren. Interessant om te zien is dat de drie “traditionele” partijen sedert 2010 samen geen 50% meer

halen. Inderdaad gingen ze er nu op vooruit, maar een grote overwinning was het niet, hoewel ze dat zelf

graag zo voorstellen. Blijkbaar verliezen de grote ideologieën aan wervingskracht. In Franstalig België,

waar de traditionele partijen 70% halen, valt het nog mee. In Nederlandstalig België blijven (vooral) de zeer

rechtse partijen de druk op de ketel zetten. Opvallend is ook hoe volatiel de kiezer geworden is. Tien jaar

geleden haalde het VB nog 1/4de van de stemmen, zes jaar geleden stond Lijst Dedecker op 15% in de

peilingen. De eerste partij heeft nog drie zetels in twee provincies, de tweede is weggeveegd. Radicaal-

rechts is uiteraard niet “dood”. De N-VA is er in geslaagd het VB klein te krijgen, maar dan wel met een

programma dat veel raakvlakken ermee vertoont. En aan de andere kant van het spectrum is de PVDA,

zoals aangetoond, spectaculair doorgegroeid. Het schijnt ons toe dat de gevolgen van de politiek-

communautaire crisis vanaf 2007 de Belgische politiek het politieke landschap voor een aanzienlijke tijd

veranderd hebben ...

Tot slot voegen wij hier nog aan toe dat al deze ontwikkelingen voor onze doelen niets positiefs

inhouden. Het zullen niet de op taalbasis geconfederaliseerde partijen en nog minder de taal-

separatisten zijn die de eenheid van de Nederlanden ook maar één stap dichterbij zullen brengen.

Dat kan ook niet, omdat ons staatsbestel erop gericht is de Zuidelijke Nederlanden te balkaniseren.

Wij hebben hierboven ook het politieke systeem geschetst. Welke Belg begrijpt nog iets van deze

institutionele warboel die niet veel met federalisme te maken heeft? Welke Belg heeft om dit

systeem dat het land steeds verder verdeelt en subnationalismen in de hand werkt gevraagd? De

vraag stellen, is ze al beantwoorden.

Page 24: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 24

Die Librije

“De man die het Derde Rijk uitvond”

Ondertitel:

“Het verhaal over Arthur Moeller van den Bruck, de leider van de jonge conservatieven van de

Weimar-republiek, die Hitler tot zijn nazi-ideologie inspireerde”

Stan Lauryssens

Uitg. Van Halewyck, Leuven, 2003

216 pp.

ISBN 90 5617 412 6

Er zijn zo van die boeken die ge koopt om te lezen en te bespreken. Wat

evenwel niet gebeurt, om welke reden dan ook, en die op die wijze ongelezen

tussen andere boeken op een of ander boekenrek terecht komt en… vergeten

worden tot ge ze - eerder toevallig - lange tijd nadien herontdekt. En op die

wijze verschijnen in dit nummer dan toch enkele nabeschouwingen, die we

noodzakelijk overjaars moeten noemen.

Wie naam, faam en levensloop van de auteur kent, weet dat hij voorzichtig

moet omspringen met wat hem onder ogen komt. De man is eerder een thrillerauteur dan wel een

historicus. U kunt er Google maar best eens op naslagen. Maar dit belet niet dat dit :

1° een vloeiend en boeiend geschreven boek is. Hier is een rasecht verteller aan het woord! Begin er niet

te laat op de avond aan, want dan wordt het nacht, u bent verwittigd;

2° wij leren uit dit boek heel wat over de sociale, politieke en culturele (zelfs over de mondaine) historie van

Europa - meer in het bijzonder van Duitsland - vanaf het einde van de 19de eeuw, met zijn triomf van het

burgerdom, tot aan het dramatische einde: WO2. Bovendien hebben wij hem nergens, althans wat de

feiten betreft, tegengesproken gezien, door andere bekende historici die over dat onderwerp schreven

zoals Christian Graf von Krockow, E.J. Feuchtwanger, B. Hamann of Joachim Fest, e.a. om slechts die te

noemen uit een schier eindeloze reeks.

Hét onderwerp van het boek, wij zegden het al, is de 20-eeuwse Duitse geschiedenis, beginnende met

Oostenrijk-Hongarije, dat er nauw mee verweven was. Juister ware het misschien te spreken over de

geschiedenis van de “Weimar Republiek”, want die vormt toch wel het zwaartepunt van het boek.

Eigenaardig genoeg was Berlijn met zijn gore en grijze woonkazernes, ondanks de nederlaag, in de

chaotische jaren na de Eerste Wereldoorlog, met zijn politieke instabiliteit en stakingen, zijn politieke

criminaliteit, zijn enorme en thans onvoorstelbare inflatie en ongeziene armoede, een wereldcentrum dat

kunstenaars allerhande aantrok, uiteraard niet zelden ook avonturiers. Kunstuitingen (al moeten we daar

soms een groot vraagteken achter plaatsen) zoals film, toneel en cabaret beleefden er gouden tijden, in

een sfeer van “morgen gaan we toch allemaal naar de haaien”. Opiumgebruik en prostitutie waren er aan

de orde van de dag. Berlijn was op vele vlakken, vooral van de kunst, Parijs en Londen voorbij gestoken.

Sterren zoals Greta Garbo en Marleen Dietrich zetten er hun eerste stappen naar wereldbekendheid,

kunstenaars als Edvard Münch, Adolf Strindberg braken er door, ondanks of wellicht omwille van hun

bohèmeleven. Dat de publieke moraal, of liever het ontbreken ervan, daarmee gelijke tred hield, dient wel

Page 25: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 25

niet bevestigd. Het is haast niet te geloven hoeveel bekende namen syfilislijders bleken te zijn ingevolge

hun bandeloze levenswandel.

Hoeveel personen er in dit werk ook moge aan bod komen (en het zijn er heel wat), toch draait het hele

boek hoofdzakelijk om twee hoofdfiguren, namelijk Adolf Hitler en Arthur Moeller van den Bruck

(°Solingen,1876) een droevige, aan Weltschmerz lijdende cultuurhistoricus, sentimenteel en wereldvreemd,

maar beslist zeer verstandig, die vooral omwille van zijn belangstelling voor de theorieën van Houston

Stewart Chamberlain, eerst naar Wenen, nadien naar Berlijn was afgezakt. Daar slaagde hij er al vlug in

een der hoofdpionnen te worden van wat de “i-club” genoemd werd, een debatclub die bijeenkwam in de

woning van de bemiddelde edelman en staalmagnaat Heinrich von Gleichen op de Potsdammer

Privatstrasse “121-1”.

Deze club rekruteerde haar leden voornamelijk uit de politieke en financiële topklasse, o.a. Hjamar Schacht

die wij later nog zullen tegenkomen. Daarvoor had van den Bruck in Parijs en Italië gestudeerd en in 1905

een werk “Die Deutschen, unseren Menschengeschichte” gepubliceerd dat in politieke middens niet

onopgemerkt bleef. Hij was een overtuigd nationalist, beïnvloed door het denken van Nietzsche en

Spengler, die heel wat invloed uitoefende in de kringen van de zogenaamde Jungconservativen. Vooral

om zijn felle kritiek op het Verdrag van Versailles. Met zijn anti-westerse staatstheorieën en vooral zijn

Jodenhaat legde hij mee de grondslagen van wat nadien het nationaalsocialisme zou worden. Hij was

trouwens de eerste die droomde van een synthese tussen nationalisme en socialisme. Al keerde hij zich in

1925, nadat hij Hitler persoonlijk had ontmoet, af van het nazisme. Hij vond Hitler overigens maar een

“proletarische primitieveling”. Wat niet belette dat hij er een tijd van gedroomd heeft dat Hitler de uitvoerder

van zijn ideeën zou kunnen worden. Deze ontgoocheling heeft ongetwijfeld bijgedragen tot zijn zelfmoord in

nog hetzelfde jaar. Hij verkeerde toen echter al in het eindstadium van zijn ziekte: neuro-syfilis en kon zich

nog amper voortbewegen met alsmaar toenemende knagende pijnscheuten in zijn onderste ledematen.

Van den Bruck was toen al verslaafd aan laudanum en verdoofde zich met cocktails van opium opgelost in

zuivere alcohol. Een tragisch einde voor wat in feite een briljante geest was, thans ietwat vergeten.

Waarom we hem hier toch aandacht verlenen is omdat hij de auteur is van “Das dritte Reich”, een werk

waarin gepleit wordt voor een autoritaire staat. Het Derde Rijk is een term door hem gelanceerd maar door

Hitler maar al te graag van hem overgenomen Het boek werd voor het eerste gepubliceerd in 1925, dus

nog vóór Mein Kampf! Hitler heeft trouwens niet nagelaten de naam van den Bruck naar de vergetelheid te

verbannen. Hij, en niemand anders mocht immers de uitvinder van dit begrip zijn! “Das dritte Reich” zou

overigens een onuitwisbare titel worden in de geschiedenis van de 20ste eeuw.

Als Hitler 20 jaar later in de bunker van de Rijkskanselarij zelfmoord zou plegen, zou men er een

gesigneerd exemplaar van Das dritte Reich terug vinden.

Page 26: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 26

Dehaene over leven en dood

Jean-Luc Dehaene was nu niet het type politicus waarmede wij hoog oplopen. Té verweven met het

establishment en bovendien zijn “ik los de problemen wel op als ze zich voordoen” was niet aan

ons besteed. Een staatsman zoekt naar oplossingen vooraleer de problemen zich voordoen, hij

wacht ze niet af.

Maar dit belet niet dat de man – zoals iedereen trouwens – ook zijn goede kanten had. Eén daarvan

heeft hij ons ooit getoond in het boek “Licht aan de horizon. Over leven na de dood” (1). Graag

willen wij u daaruit een passus mededelen. Het loont beslist de moeite om het te overwegen en het

toont tegelijk aan dat men op de meest onverwachte plaatsen van iemand kan leren. Wij hebben de

wijsheid niet in pacht!

“Ik ben in mijn leven herhaaldelijk sterk met de dood geconfronteerd. Ik verloor mijn vader toen ik 21 jaar

was. Hij stierf aan darmkanker, een vrij lang en pijnlijk proces. Later verloor mijn dochter twee kindjes, mijn

kleinkinderen. Het ene kind na enkele maanden en het tweede als achtjarige, ten gevolge van

hersenkanker. Toen mijn vader stierf, was ik zoals vele leeftijdgenoten in de contramine. Bij vele vrienden

heb ik gezien hoe zij op latere leeftijd een sterke band met hun vader opbouwden. Dat heb ik niet meer

kunnen doen.

Bij mijn dochter maken de twee gestorven kleintjes deel uit van het dagelijkse leven. Zij blijven verder deel

uitmaken van het gezinsleven. Ik word ook steeds tot de orde geroepen als ik zeg dat ik acht kleinkinderen

heb (waarmede ik bedoel: in leven). Ik moet zeggen: ik heb er tien.

Ik heb steeds geleefd met de overtuiging dat de dood geen eindpunt is, veeleer een verplichte overgang

naar een ander leven. Een ander leven dat evenwel niet gescheiden is van het leven voor de dood. Voor

mij is de gemeenschap der heiligen een echte gemeenschap die van uit dit leven reeds wordt opgebouwd.

Vandaar dat samenleven in gemeenschap een essentieel deel is van het leven van iedere mens. Het

individualisme is daar de tegenpool van. De mens is maar volwaardig als persoon, als individu in

gemeenschap. In het hiernamaals gaat men volgens mij op in die gemeenschap. Ik kan derhalve maar zin

geven aan mijn leven door hier en nu samen te leven in gemeenschap met anderen. Van daaruit is mijn

politiek engagement essentieel. De opname in de gemeenschap der heiligen – hier natuurlijk niet in de

betekenis van “heilig verklaard” – heb ik op ontroerende wijze meegemaakt bij het overlijden van mijn

moeder in een dienst voor palliatieve zorg. Voor haar was die overgang natuurlijk en ze heeft die op zeer

natuurlijke wijze kunnen beleven met haar kinderen en kleinkinderen”.

Mooie woorden niet? Ze doen ons nadenken en tonen aan dat mensen toch wel ánders kunnen zijn

dan men denkt.

Page 27: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 27

Van stroom tot stroom tot aan de zee

HOLLAND

De diverse universitaire bibliotheken van Leiden hebben het besluit genomen

onder de titel “Adopteer een boek uit de bibliotheek van Menno ter Braak“ samen

een actie op het getouw te zetten voor het verwerven van de volledige bibliotheek

van Menno ter Braak.

Op 30 mei had een eerste publieke “kijkdag” met diverse lezingen plaats die op

heel wat aandacht mocht rekenen.

FAMENNE

De bekende Nederlandse fotograaf Gert van Heyningen maakte een prachtig fotoalbum van het unieke

vroegmiddeleeuwse kerkje van Waha nabij Marche-en-Famenne, kerkje dat ook bekend staat omwille van

zijn prachtige glasramen van Jean-Michel Folon. Eens bezoeken en… het boek kopen!

NOORD-BRABANT

Op zondag 4 mei j.l. ging in het oude kerkje (het oudste van Nederland, 750?) al voor de 70ste maal de

herdenking door van “de Brabantse Gesneuvelden 1940-1945” (hierin zijn ook verzetsstrijders begrepen,

evenals de soldaten die na 1945 vielen in Oost-Indië).

Zoals altijd was het ook ditmaal een stijlvolle en talrijk bijgewoonde plechtigheid. De heer Wick

Bannenberg, voorzitter van de “Stichting Herdenking Brabantse Gesneuvelden”, leidde het geheel

zoals steeds voortreffelijk in goede banen. Indrukwekkend was de intocht der Vaandrigs van de Gilden met

Page 28: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 28

hun vaandels, niet zelden gesierd met de “Bourgondische brandstokken”. Stef Bazelmans (fluit) en Leen

Nijdam (orgel) omkaderden het geheel voortreffelijk en The Last Post door Herbert Bakker (trompet),

gevolgd door de 1ste en 6de strofe van ons Wilhelmus liet bij menig aanwezige koude rillingen over de rug

lopen: denkend aan zoveel verloren jonge levens.

Niels Roelen, Majoor bij de Koninklijke Landmacht (en auteur van “Soldaat in Uruzgan” en “Leven na

Uruzgan”) hield de Herdenkingstoespraak en herinnerde er ons allen aan

dat de Vrijheid altijd offers vraagt..

Eén zaak is jammer: wij vrezen dat met “Brabants” nog altijd te veel gedacht wordt aan “Noord-Brabants”.

Of vergissen wij ons?

(P.S.- herinneren wij er aan dat zich op het kerkhof ook het graf bevindt van de schrijver Antoon Coolen:

Dorp aan de rivier, Kinderen van ons volk, Peelwerkers…)

BRUSSEL

T.g.v. het verschijnen van “Het Verloren Koninkrijk”, een werk over het Orangisme in het Zuiden van het

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, van de hand van Prof. Dr. Els Witte, heeft op uitnodiging van het

Algemeen Nederlands Verbond, afdeling Vlaanderen, op zaterdag 14 juni in het paleis der Academiën een

Conferentie plaats onder de titel “Het Orangisme in het Zuiden van het Verenigd Koninkrijk der

Nederlanden”. Wij verkeren jammer niet in de mogelijkheid aanwezig te zijn.

Een veelbelovende titel uiteraard. Vanuit Heel-Nederlands standpunt hebben wij uiteraard vertrouwen in

de historische kennis van Prof. Els Witte en zelfs in politicus Louis Tobback, die enkele jaren terug publiek

de scheuring van 1830 betreurde. Op het programma prijkten ook de namen van Guido Naets (voorzitter

ANV-Vlaanderen), een zuivere taal-regionalist, en van Paul van Velthoven, columnist en auteur van het

boek “Hoe België als Natie mislukte”. Niet veelbelovend!

Gezien onze afwezigheid onthouden wij ons van verdere commentaar.

NEDERRIJN

Dit jaar viert de basiliek van de bekende Nederrijnse bedevaartplaats (jaarlijks 800.000 bezoekers)

KEVELAER zijn 150ste verjaardag. Weliswaar thans Duits grondgebied tussen Rijn en Maas, gelegen aan

de oude handelsweg van Amsterdam naar Keulen, maar historisch innig verbonden met de Nederlanden

sinds de ellende van de Tachtigjarige Oorlog (de lokale bevolking werd toen uitgemoord door Kroatische

huurlingen!). Een steunpunt ook van het katholicisme tijdens de protestantse dominantie van de jaren

1600-1900. In de oorspronkelijke kapel, waar nu de basiliek staat, zou volgens de legende O-L-Vrouw van

Luxemburg verschenen zijn. Het huidige bedevaartvaantje zou dan weer van Antwerpse oorsprong zijn.

Een echte Benelux-Madonna bijgevolg!

Page 29: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 29

VERMANDOIS – VERMANDLAND

Op 26 april trok de Stichting ZANNEKIN andermaal op studie-uitstap. Een niet aangekondigd toemaatje

bracht ons eerst naar wat rest van de voormalige grootse abdij van Vaucelles, waar Jan van Tongeren

onze kennis, inzonderheid op het vlak van de architectuur en de rol van het vroege monnikenwezen

bijspijkerde. Na het fel gesmaakte middagmaal bereikten wij de bronnen van de Schelde, een van de drie

stromen van de delta van onze Lage Landen, waar op de gedenksteen volgende treffende woorden:

'Felix sorte tua Scaldis fons limpidissime qui a sacro scaturiens agro

Alluis et ditas nobile Belgium totque claras urbes lambens - Gravius Thetidem intras'

'Schelde, kristalheldere bron, gezegend is uw bestemming

opborrelend uit een heilige grond bevloeit en verrijkt gij de edele Nederlanden

En, kussend vele beroemde steden Treedt gij met grote tred in het rijk der waternimfen'

Halverwege de namiddag bereikten we dan de Zuid-Afrikaanse oorlogsgedenksite te Longueval, waar

Thapedi Mansanabo, de huidige directeur, ons in het Zuid-Afrikaans verwelkomde. Zowel Leo Camerlynck

als Jan van Tongeren verstrekten daarbij de nodige toelichting. Afsluitend namen we nabij het Delvillebos

het vieruurtje vooraleer de weg van Picardië doorheen Artezië naar Vlaanderen aan te vatten. Iedereen

bleek het er over eens: de afwezigen hadden beslist ongelijk!

VLAANDEREN

In het provinciaal Erfgoed Centrum te Ename nabij Oudenaarde (Lotharingenstraat,

1) loopt nog tot 30 november de tentoonstelling:

De Erfenis van Karel de Grote 814-2014

(open van donderdag tot zondag).

Deze tentoonstelling kadert in een Europees project Cradles of European Culture,

met de medewerking van niet minder dan 26 erfgoedinstellingen, musea en

universiteiten uit 10 landen.

Onnodig onze lezers aan te moedigen deze tentoonstelling te bezoeken zeker?

Page 30: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 30

ARDENNEN

Naar men zegt zouden er in WISCONSIN (U.S.A.) nog mensen wonen die het Waals beheersen! In de loop

van de 18de eeuw weken niet minder dan 15.000 Walen uit naar de Verenigde Staten (via de Antwerpse

Red Star Line?). In 1980 al werd over hun nakomelingen een film gemaakt die binnenkort zal te zien zijn in

Libramont, in het hartje van de Ardennen. In 2011 verscheen overigens over deze “Walen” al een boek en

een CD.

“Als het ijzeren gordijn in 1989 omlaag was gegaan en de

room van de westerse cultuur er was overheen gestroomd,

dan was ik de gelukkigste man ter wereld geweest. Maar helaas

ging het gordijn omhoog en wat er onder door liep, was de

gier van de westerse decadentie”

A. Solzjenitsyn

Fluxis sloopt grens met Luxemburg

Gasnetbeheerder Fluxys en zijn Luxemburgse collega Creon gaan de Belgische en Luxemburgse gasmarkten samenvoegen. Daardoor zal aardgas kosteloos tussen beide landen verhandeld kunnen worden. De Belgische gasmonopolist Fluxys Belgium en Creon hebben een akkoord getekend om hun gasmarkten volgend jaar samen te voegen. Beide bedrijven zullen hun respectievelijke netten wel nog zelf bezitten en beheren, maar richten een gemeenschappelijke dochter om de Belux-markt te coördineren. De samenvoeging zou een positieve impact moeten hebben op de prijzen en de bevoorradingszekerheid. Er ontstaat immers een grotere en liquidere markt. Voor energiebedrijven betekent het dat de vergoedingen die nu moeten betaald worden om gas over de Belgisch-Luxemburgse grens te laten pompen, vervallen. 'Een handelaar die aardgas via Zeebrugge België liet binnenkomen, zal geen extra vergoeding meer moeten betalen om dat naar het Luxemburgse net te vervoeren', geeft Fluxys-woordvoerder Laurent Remy als voorbeeld aan. Ook voor aardgasleveranciers die klanten hebben in beide landen, wordt het leven makkelijker. Een voorbeeld: als een Belgische klant meer gas verbruikt dan afgesproken en een Luxemburgse klant verbruikt dezelfde hoeveelheid minder dan afgesproken, moet de leverancier nu in beide landen een boete betalen. In het nieuwe systeem worden de Belgische en Luxemburgse markt samengeteld en heffen beide volumes elkaar op. Primeur

Page 31: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 31

'Het zal de eerste keer zijn dat de markten van twee lidstaten van de Europese Unie worden samengevoegd', zegt Melchior Wathelet (cdH), de staatssecretaris voor Energie. Het kan een aanzet zijn naar gelijkaardige deals met andere landen. Wathelet hoopt dat ervaring kan opgedaan worden om een regionale markt te creëren die nog verder gaat dan België en Luxemburg. Het plan moet ook een gunstige invloed hebben op de volumes van het gasknooppunt van Fluxys in Zeebrugge, waar verschillende gaspijpleidingen en een lng-terminal samenkomen. Bedrijven uit Luxemburg kunnen makkelijker in Zeebrugge handelen. Omdat het slopen van de grenzen een impact op de tarieven heeft, moeten de regulator hun zegen nog geven. Beide bedrijven staan daarover al in overleg met de Belgische energiewaakhond CREG en het ILR uit Luxemburg. Als zij het licht op groen zetten, moet de Belux-markt in 2015 een feit zijn. Het beursgenoteerde Fluxys Belgium is voor 90 procent in handen van de Fluxys, dat op zijn beurt gecontroleerd wordt door de Belgische gemeenten (Publigas). Creos, de Luxemburgse beheerder van het gas- en hoogspanningsnet, is een dochter van het Luxemburgse energiebedrijf Enovos. (c) Tijd Realtime

De boom van goed en kwaad

* Adelstand. Zoals gebruikelijk heeft Koning Filip van België in het eerste jaar van zijn regering een aantal

personen tot de adelstand verheven. Onmiddellijk gingen de poppen aan het dansen en werd dit

“achterhaald” gebruik door de partijen op de korrel genomen, zelfs het vorstelijk recht van dergelijke

benoemingen werd in vraag gesteld. En inderdaad, men kan zich de vraag stellen of dit gebruik in onze

eeuw nog wel enige zin heeft. En of wij er niet beter aan doen ons te beperken tot de bestaande oude

adelijke families uit ons verleden. Het onderwerp verdient een ernstig debat. Maar wees er maar van

overtuigd, hier schuilt eens te meer méér achter. Men wil de koning dit prerogatief ontnemen, als eerste

stap om hem élk (politiek) recht te ontnemen en van hem een schouwgarnituur zonder enige macht te

maken. Dat past best in het partijpolitieke kraam, of moeten wij schrijven: in de partijpolitieke dictatuur?.

* Alstom. Het Franse Alstom dat 9.000 werknemers telt denkt er aan een gedeelte van het bedrijf te

verkopen aan het Amerikaanse General Electric. De tentakels van het Amerikaanse zakenleven strekken

zich steeds maar verder uit. En dan zegt de PDG van Alstom, om zich te rechtvaardigen: “ik ben een

industrieel, bijgevolg…”. Die man is helemaal niets. Als binnen enkele jaren General Electric besluit om zijn

producten te gaan maken in China of waar elders in de wereld ook, dan zal het enige gevolg zijn dat in

Frankrijk 9.000 mensen op straat staan! Dat is de realiteit. En onze PDG mag thuis blijven met een dikke

uitstapvergoeding voor zijn geleverde werk.

* Vlaanderen en Wallonië. Het loonde werkelijk de moeite het artikel “”Impressies van de overkant” in De

Standaard van 3-4 mei j.l. eens te lezen. Het artikel werd geschreven door Nina Verhaeghe, VRT-

journaliste, die enige tijd in Wallonië ging werken en wonen, meer precies: in Namen. Zij kwam tot de

verrassende vaststelling dat de verschillen tussen Waalse en Vlaamse mensen doorgaans véél kleiner zijn

dat de politici ons willen doen geloven… wat wij al sinds jaren uitschreeuwen. Maar wie luistert er naar

ons?

Page 32: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 32

* Dan toch terug naar het “Middenrijk”? Frankrijk telt 22 “régions”, Corsica buiten beschouwing gelaten,

evenals de 5 overzeese regio’s. Thierry Kranzer, in New-York voor de UNO werkende, lanceerde onlangs

de idee om in het kader van het “plan Valls” (Eerste-Minister) dat deze 22 regio’s wil halveren, om Elzas en

Lotharingen opnieuw te verenigen, als een “tweetalige regio Frans-Duits”, samen met de regio rond Belfort

(Belfort bleef in 1870 bij Frankrijk en werd op die wijze gescheiden van de “Ober-Elsass”, wat door de

inwoners nog altijd betreurd wordt). Zo zou een regio ontstaan die reikt van de grens van het Groot-

Hertogdom tot aan Zwitserland. Zegt die gedachte u niets? Deze nieuwe (?) regio zou 3 miljoen inwoners

tellen en ongeveer 15.000 km² groot zijn. Het plan Kranzer wordt gesteund door de politicus Chevènement,

nochtans geen regionalist. Moeten wij dit misschien de wraak der geschiedenis noemen?

* En daar blijft het niet bij: ook Bourgondië en het Vrije Graafschap (la Franche Comté) zouden in dat

plan opnieuw verenigd worden, evenals Hoog-en Laag-Normandië mét Picardië! Het plan om Hoog- en

Laag-Normandië tot één regio te versmelten bestaat reeds lang, maar nieuw is dat men er thans ook

Picardië wil bij betrekken. Daarover kon men onlangs uitvoerig lezen in het weekblad Paris- Normandie,

gelanceerd door Nicolas Mayer-Rossignol (PS) en het ontving al het akkoord van Laurent Beauvais (Bas-

Normandie) en Claude Gewerc namens Picardië. Dit nieuwe gebied zou ongeveer 5 miljoen inwoners

tellen. Wij volgen dit alles met veel aandacht, ook de belangen der Nederlanden zijn er mee gemoeid.

* European Defence Matters. Het besef dat Europa zijn defensie schromelijk heeft verwaarloosd en

daarvoor op termijn een hoge (politieke) prijs dreigt te betalen, begint dan toch langzaam door te dringen,

denken wij maar aan wat zich rondom ons afspeelt in Syrië, Libië, Egypte, Mali, Centraal-Afrika, Oekraïne,

enz. Dat onze militaire (en andere) soevereiniteit daardoor enigszins beperkt wordt is een logisch gevolg.

Een reden te meer om de EU niet op te geven. In bovengenoemd blad stond een interview met Generaal

Gerard van Caelenberge, sinds juli 2012 “Belgian chief of Defence”. Het blad zegt over hem “his career as

an Air Force officer began in 1970 and he is a former F-16 pilot. He was later appointed Commander of the

Air Component of the Belgian Armed Forces and is a graduate of the NATO Defence College in Rome.

From 2006 until 2008 he was the Director of the European Air Group”. De vraag die hem gesteld werd was:

Do “you see new trends emerging in the long history of defence cooperation between the BENELUX

nations?”, waarop hij antwoordt: “We do have a long history. Belgium and the Netherlands began working

together in 1948 and Luxembourg joined them in 1987. But this cooperation hasn’t yet reached its full

potential. The BENELUX Declaration of April 2012 gives fresh political impetus to the process and defines

specific areas of cooperation – such as logistics and maintenance, education and training, procurement of

equipment and execution of military tasks. The two major principles here ²are to achieve affectiveness and

operational input while realising economies through cost-sharing. The waters of the North Sea, for

example, do not change their characteristics at the Belgian bordes so it would be a great pity if all the

nations bordering the North Sea developed their own immersion suits or hydro-graphic survey equipement

– or even conducted the same research studies. We can all benefit by collaborating”.

* Islam. Een oudere dame zegde mij onlangs dat ze bezorgd en bang was voor haar kinderen en

kleinkinderen, die wellicht in een nabije of verre toekomst onder het juk van de Islam zullen moeten leven.

Ik heb haar geantwoord dat ik haar bekommernissen en angst begrijp maar dat wij – een hiermede bedoel

ik het “christelijke” Westen - zijn daar in eerste instantie zelf voor verantwoordelijk.

*Prinsenvolk. Als wij het over het Nederlandse volk hebben, spreken wij dikwijls (en waarom niet, een

beetje trots mag toch wel zeker?) over ons Prinsenvolk. Deze uitdrukking zou komen van de Engelsman

William Herle, die tijdens de godsdienstoorlogen als Engels spion – “waarnemer” zeggen de officiële

bronnen – in onze gewesten verbleef en die de uitdrukking gebruikte: ”the prince’s people” (= het volk van

de Prins van Oranje).

Page 33: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 33

*Communisten. Eigenaardig dat bij ons weten niemand het heeft opgemerkt, maar sinds de jongste

verkiezingen zetelen in het Waals én in het federaal Parlement ook vertegenwoordigers van de PTB, zijnde

de Belgische Communisten, die daarmede dus hun terugkeer duidelijke maakten. In kantons zoals Herstal

en Seraing boekten ze scores van 15 tot 20%. De traditionele PS zit er aardig mee verveeld. Overigens in

Vlaanderen liep Peter Mertens, de voorzitter van de PVDA+, ook maar nipt een zetel mis. Zelfs in het

Europees parlement zouden ze vertegenwoordigd zijn! Zouden onze politici (en onze bankiers?) daar soms

iets uit leren, wij vrezen van niet?

Voor studenten en anderen

Het Studiecentrum Joris van Severen is een vereniging zonder winstoogmerk die de studie naar de

persoon en de ideeën van Joris van Severen (1894-1940) wenst te bevorderen. In de loop van de

afgelopen decennia is daarrond een archief aangelegd dat in 2000 overgedragen werd aan de Katholieke

Universiteit Leuven en intussen geïnventariseerd werd door dr. B. Coppein onder de benaming “Fonds Van

Severen”.

Het archief bevat ook tal van “neven-archieven”.

Het doel is de wetenschappelijke studie over Van Severen en het Verdinaso te stimuleren. Thans wil het

Studiecentrum deze studie gaan bevorderen door het instellen van een scriptieprijs voor studenten (en

anderen), waar een bedrag van 400 euro aan verbonden is.

Het archief is nog grotendeels onontgonnen, een wetenschappelijke biografie ontbreekt voorals nog. Het is

m.a.w. een historisch nog haast braakliggend terrein en ook ideologisch roept zijn persoon nog talrijke

vragen op, evenals over zijn werk, het Verdinaso, zijn ideeën evenals over de talrijke Nachfolge-

bewegingen.

De scriptie hoeft niet noodzakelijk een eindscriptie te zijn, maar dient wel tenminste tien A4-pagina’s te

omvatten.

Het Studiecentrum zal de uitreiking van deze prijs gepast omkaderen en de auteur de gelegenheid bieden

om de scriptie te publiceren in het Jaarboek van het Studiecentrum.

Mocht u nog vragen hebben, aarzel dan niet om contact met het Secretariaat op te nemen:

Secretariaat Studiecentrum Joris van Severen,

Paddevijverstraat 2

B 8900 Ieper

Tel. 057- 204 194

[email protected]

Page 34: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 34

Ter overweging 1

Gelegen tussen Frankrijk en het Noorden van Duitsland vormen de “Oude Nederlanden” een laagvlakte

waar water en aarde elkaar omhelzen. De grote Europese rivieren monden hier uit in talrijke vertakkingen,

waarvan het verloop zich door de geschiedenis heen voortdurend heeft gewijzigd.

Onder het beukend geweld van de grote springvloeden en van de heersende winden, gaat het niveau van

de Noordzee stijgen evenals dat van het netwerk van rivieren wanneer deze stroomopwaarts gezweept

worden, het land stroomt onder water. Sinds mensengeheugenis werden deze gebieden bedreigd; de kust

verplaatst zich voortdurend en wanneer gedurende lange periodes in de geschiedenis de rivieren buiten

hun oevers treden, is dit oorzaak van rampen die de geografische situatie grondig wijzigen. Sinds de

moderne tijd verandert deze geografie zonder ophouden maar nu door de wil van de mens.

Waar zelfs bij de minste mist aarde, lucht en water in elkaar vloeien, gaat de mens als een dichter tegen de

dingen aankijken. Eerst zijn de bewoners zich gaan vestigen op de natuurlijke of kunstmatige hoger

gelegen delen van deze vlakte. De duinen vormden de eerste bescherming, gevolgd sinds het prille begin

van de geschiedenis, door de eerste weteringen, realisaties van de burgerlijke bouwkunde. Beetje bij

beetje hebben deze bewoners een sterke persoonlijkheid gesmeed. De moed, de zin voor collectieve

organisatie, de arbeidslust, de gehechtheid aan het huiselijk geluk, aan het steeds bedreigde maar

daardoor des te geliefder huis, blijven de onveranderlijke kenmerken van het Nederlandse karakter.

In deze natuurlijke, ruimte van belangrijke verbindingen hebben sinds onheuglijke tijden, wegen de rivieren

doorsneden. Dit kruispunt van verschillende beschavingen is het toneel van doorgaand verkeer en handel.

De landerijen zijn weinig uitgestrekt maar vruchtbaar. De boeren, die de grond bewerkten, de monniken en

patricische burgerij die het land in hun bezit hadden, hebben de zin voor organisatie en productie

aangekweekt, afgestemd op de vruchtbaarheid van de grond en, beetje bij beetje, op de behoeften van de

markt. Het volstond niet meer deze gebieden en hun bewoners te beschermen tegen het water. De

verovering van de nieuwe grond op het water drong zich op. Men moest uitgestrekte polders ontginnen,

droogleggen, ontzouten zoals vandaag de dag met de Zuiderzee gebeurt. Men moest eilanden in Zeeland

met elkaar verenigen. Meestal was dit het werk van de beroemde en reeds vermelde weteringen, deze

duizenden jaren oude openbare instellingen die zo’n belangrijke rol in Nederland gespeeld hebben en nog

spelen. Terzelfdertijd ontwikkelde zich de handel, verschenen de zeelieden op het toneel, ontstonden de

handels-en vissersvloten die in staat waren de bevolking te bevoorraden zodat deze zonder al te veel

kleerscheuren de steeds terugkerende hongersnoden in Europa te boven kwamen. Dank zij de banden

met de Duitse Hanze, de supranationale organisatie die geruime tijd de economie rond de Baltische Zee

en rond de Noordzee beheerste en die de toegang tot het Aziatische vasteland voor Noordelijk Europa

heeft geopend, dank zij de opslagplaatsen van Novgorod, groeiden de havens, vanaf het prille begin van

het kapitalisme en lang vóór het ontstaan van de oude Nederlanden, uit tot grote Europese centra van

handel en bankwezen, die zich konden meten met zovele Noorditaliaanse steden of met Lyon. De

verzanding van de haven van Brugge heeft de groei van Antwerpen veroorzaakt. De politieke

gebeurtenissen op hun beurt hebben de weergaloze levensloop van Antwerpen bruusk afgebroken en

door een eenvoudige verplaatsing van krachten ging Amsterdam een economische en intellectuele rol op

wereldniveau spelen. Handel en bankwezen ontwikkelden zich tegelijk met de vroegste tekenen van een

industrie die geconcentreerd was in de steden zelf terwijl sommige weefactiviteiten over het platteland

verspreid waren. De lakens die uit Vlaamse en Zeeuwse wol en later uit Engelse wol werden

geproduceerd, kenden gedurende lange tijd geen concurrentie in Europa tot op het ogenblik dat het laken

Page 35: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 35

in Engeland zelf geweven werd. Van de wisselmarkten van Reims werden de lakens naar verre gebieden

verspreid.

Dit grondgebied, met zijn zo uitgesproken specifiek karakter, was door velen sterk begeerd: door de

Wittelsbach van Beieren, door de Gloucesters van Engeland, door het huis van Luxemburg in alliantie met

de Oostenrijkse Habsburgers, door de Capetingers, door de Bourgondische Valois-dynastie… Wij weten

hoe op het einde van de 14de eeuw en gedurende de 15de eeuw vier hertogen van het huis van Valois

langzamerhand hun heerschappij vestigden over de heerlijkheden. Wij weten hoe hun geopolitieke

dogmatisme uit deze heerlijkheden de ‘oude Nederlanden’ fabriceerde. Wij weten hoe de Valois-dynastie

haar einde kende te Nancy. Het is op dat ogenblik dat de dochter van de laatste Valois, Maria van

Bourgondië, in vol conflict met haar Vlaamse onderdanen, de zoon van de Duitse keizer Maximiliaan van

Oostenrijk en de troonopvolger van het keizerrijk huwde. Nauwelijks vierentwintig jaar oud vond de jonge

vrouw de dood bij een val van haar paard. Maar zij liet twee kinderen na: Filips en Margaretha. Omdat

Maximiliaan niet erkend was al hertog van Bourgondië, kwam de heerlijkheid rechtstreeks toe aan zijn zoon

Filips die koning van Spanje werd door zijn huwelijk met Johanna van Castilië en Aragon, beter bekend als

Johanna de Waanzinnige. Filips de Schone, die op jonge leeftijd stierf, liet op zijn beurt twee kinderen na:

Karel en Maria.

Zo zijn we op de drempel van ons onderwerp aangeland. De gewesten van de Oude Nederlanden, of

tenminste hun inwoners, tolereerden geen vreemde vorsten. Hun wettige vorsten moesten niet alleen met

de nauwste band van het bloed met hen verbonden zijn. Zij moesten hun wortels in eigen bodem hebben.

Zij moesten hun mentaliteit kennen en in de praktijk toepassen. Daarom moest het kraambed van Karel in

Gent staan en dit ondanks het feit dat hij de aangewezen koning van Spanje en de erfhertog van

Bourgondië was. Zij moeder, de koningin van Castilië en Aragon, ging naar Gent voor de bevalling. Daar

kreeg Karel zijn opvoeding. Geen Duitse opvoeding, geen Oostenrijkse, geen Spaanse, geen Engelse,

zeker geen Franse, maar een Vlaamse. Karel, die stamde uit het huis van Valois, Oostenrijk en Spanje, om

van Portugal maar even niet te spreken, was vóór alles, voor heel zijn leven en vooraleer keizer Karel de

Vijfde te worden, een hertog van Bourgondië.

Yves Cazaux , “De geboorte van een Natie”.

Ter overweging 2

Ook in ons leven ze voort:

de oude Germaan, Europeër (van wie anders hebben wij ons “wanken und schwanken”?), de oude Griek,

Europeër (van wie anders hebben wij onze notie van tragiek – die ons, het zij terloops gezegd,

onderscheidt van de Sowjet-burger en de typische Amerikaan), de oude Romein, Europeër (van wie anders

hebben wij het systematische denken, ons juridisch instinct, onze eeuwige, ook nu niet aflatende droom

van “het Rijk”), de Kruisvaarder en de Kathedraalbouwer, de oude ontdekkingsreizigers en uitvinders, de

oude theologen en de oude kooplieden, de kasteelbouwer en de bohémien, de Europese Faust, de

Europese Don Quichotte, de Europese Hamlet, de Europese Don Juan, de scheppers van onze steden en

de scheppers van onze kloosters, de methodische twijfel van Descartes en de existentiële vertwijfeling van

Pascal, de blik in de verte van Vasco da Gama en de huiselijkheid van Jan Steen, de zin voor het

monumentale van Hausmann en de verfijning van een Rodin en Rilke, de accumulatiekoorts van een Cecil

Rhodes en de deemoed van Franciscus, het sarcasme van Voltaire en de romantiek van Novalis, de

Page 36: 2014-04

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2014-4 Pagina 36

deftigheid van het patriciaat en de ironie van de hofnarren, de melancholie van Werther, de vrijheidspassie

van Tell, de tolerantie van Erasmus, de angst van Kierkegaard en de sereniteit van Mozart.

Er is op de wereld geen complexer wezen dan de typische Europeaan. Zijn geestelijk gelaat? Ergens blijft

het mysterie. Alle formules schieten te kort. Gisting is zijn lot. En toch is zijn structuur een eenheid. Door

zijn in een lange strijd op natuur, massa en tijd veroverde conceptie van de persoonlijkheid. De norm die hij

zichzelf stelt een mens te zijn die zich drager betoont van een zeer persoonlijke levensroeping, die hem

onderscheidt van de naaste en tegelijk aan hem bindt.

U onderbreekt: ware de Europeaan een minder complex wezen?

Het antwoord is: dan is hij als Europeaan dood. En dan zijn de uitzonderlijke mogelijkheden die hij als

Europeaan heeft afgesneden. Creativiteit veronderstelt innerlijke strijd, innerlijke spanning, het hebben van

onderscheidene innerlijke mogelijkheden, waaruit te kiezen valt.

Europa was in de loop der eeuwen het vaderland der ontdekkingen. Het historisch besef stamt van Europa,

de moderne staatsconceptie komt hier vandaan, het kompas, de stoommachine, de boekdrukkunst, de

trein, de auto en het vliegtuig, de bioscoop en de radio, de psychoanalyse, de sociologie en de pedagogie,

vakverbond, coöperatie, verzekeringswezen, gaat U maar door. Creatief is Europa in hoge mate geweest.

Laten wij er naar streven dit te blijven. Ja, laten wij onszelf zeggen: Europa zij een proefpolder voor de

wereld, een experimenteerveld. Eeuwenlang is men hier gekomen om “de kunsten af te kijken”. Dat blijve

zo. Ik denk hier niet in de eerste plaats aan samenlevingsverrichtingen. Och, mochten wij de tweede helft

van deze eeuw de wereld een maatschappij laten zien, die geen vals nationalisme kent, deze wereld die zo

boordevol vals-nationalistische hartstochten is. Mochten wij de wereld door ons voorbeeld de weg wijzen

naar een maatschappij die een waarachtige sociale democratie is, ja een sociocratie en tegelijk een

volwaardige politieke democratie. Mochten wij de wereld door ons voorbeeld de weg wijzen naar een

maatschappij, die het vrijetijdsprobleem op een cultureel-verantwoorde wijze heeft opgelost, die de

uitdaging van de revolutie van de ‘managers’ passend heeft beantwoord, die het massificatieverschijnsel

aan kan.

Veel taken zijn ons uit handen genomen. De belangrijkste bleef: denken en experimenteren voor de wereld.

Mogen, wij bij haar vervulling niet de begeerte koesteren de wereld, nu wij haar in termen van macht niet

meer kunnen beheersen, dit in termen van cultuur te doen, maar de dienst aan de mensheid moet ons

motto zijn.

De tweede opmerking: wij zijn op deze planeet het vaderland der herinneringen. Schier alle processen die

geleid hebben tot het actuele bestel in de wereld, speelden zich hier af, op onze bodem. In het boek van de

lotgevallen der mensheid is het Europese hoofdstuk verreweg het langste. Laat ons ervoor zorgen, dat dit

vaderland der herinneringen niet ’s werelds museum wordt.

Dit kan, als wij ons bewust zijn van onze roeping om in trouw aan het beste van ons verleden de

werkelijkheid steeds weer zo te herscheppen, dat de mens tot waarachtige levensverwezenlijking kan

komen.

Thijs Booij (1953)

Niet tevreden over onze Brief? U wenst hem niet langer te ontvangen?

Dan kunt u ten allen tijde op eenvoudige vraag uw naam laten verwijderen.