1999 Screeningnota 110608Torhout heeft geen deelgemeenten. Torhout telt 19776 inwoners op een...

PROVINCIE WEST-VLAANDEREN

STAD TORHOUT

RUP Koer Vanthuyne

Onderzoek tot m.e.r.

Jonckheere ir-architecten BVBA 2 08/06/2011


Inhoudsopgave 1. Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer ............................................................... 4

2. Opzet van het plan .............................................................................................................. 5

3. Feitelijke en juridisch bestaande toestand ........................................................................... 6

3.1 Geografische situering ...................................................................................................... 6

3.2 Juridische toestand ........................................................................................................... 8

3.2.1 Gewestplan ................................................................................................................ 8

3.2.2 Vigerende BPA’s binnen het plangebied .................................................................... 9

3.2.3 Andere bestemmingsplannen ....................................................................................11

4. Planningscontext ...............................................................................................................12

4.1 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) ...............................................................12

4.1.1 Kleinstedelijk gebied .................................................................................................12

4.1.2 Buitengebied .............................................................................................................12

4.1.3 Lijninfrastructuren .....................................................................................................13

4.1.4 Specifiek economisch knooppunt ..............................................................................13

4.2 Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen (PRS) ...................................13

4.2.1 Veldruimte .................................................................................................................13

4.2.2 Middenruimte ............................................................................................................14

4.2.3 Selecties en ruimtelijke bepalingen ...........................................................................14

4.3 Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) ............................................................15

5. Aftoetsing van m.e.r.-plicht van rechtswege .......................................................................21

5.1 Project-m.e.r.-plicht .........................................................................................................21

5.2 Passende beoordeling .....................................................................................................21

5.3 Conclusie ........................................................................................................................21

6. Motivering voor het “onderzoek tot m.e.r.” ..........................................................................22

6.1 Aard van het plan en nulalternatief ..................................................................................22

6.2 Opdeling van het plan in planonderdelen .........................................................................23

6.3 Confrontatie voorgenomen plan – geldend plan (of bestaande toestand) ........................24

6.4 Scoping milieu-effecten ...................................................................................................25

6.4.1 Voorkomen van beschermde gebieden .....................................................................25

6.4.2 Confrontatie nulalternatief – voorgenomen plan ........................................................28

6.4.3 Bespreking milieudisciplines .....................................................................................30

6.5 Conclusie ........................................................................................................................37

6.6 Aftoetsing grensoverschrijdende of gewestgrensoverschrijdende effecten ......................38


1. Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer Initiatiefnemer: Stad Torhout Markt 1 8820 Torhout Tel: 050/ 221 122 Fax: 050/ 220 580 Opdrachthouder: Jonckheere ir-architecten BVBA Koningin Astridlaan 134/5 8200 Brugge Tel: 050/ 404 080 Fax: 050/ 404 085 Email: [email protected]


2. Opzet van het plan Op de Koer Vanthuyne bevinden zich een aantal oude leegstaande woningen. Deze zijn in slechte staat. Sociale Bouwmaatschappij De Mandel verwierf de eigendom van deze woningen en wil ze afbreken en vervangen door nieuwe sociale huurwoningen. Momenteel kan daarvoor geen vergunning afgeleverd worden. Het voorgestelde ontwerp beantwoordt niet aan de voorschriften van het bestaande BPA. Het is ook niet vergunbaar via een afwijkingsprocedure. Daarnaast hebben de bestaande woningen een beperkte oppervlakte waardoor er weinig ruimte beschikbaar is om nieuwe woningen te bouwen. Er is geen mogelijkheid om delen van de aanpalende parking (parking Deprez) te bebouwen. Stad Torhout wil immers niet dat het aantal parkeerplaatsen op deze parking vermindert. Om toch voldoende ruime woningen te kunnen bouwen stelt De Mandel voor de nieuwe woningen aan de kant van de parking vanaf het eerste verdiep te laten uitkragen over de parkeerplaatsen. Het aantal parkeerplaatsen op parking Deprez zou daardoor niet verminderen. Stad Torhout gaat akkoord met dit voorstel en wil dat dit vastgelegd wordt in een RUP. Tegelijk wenst Stad Torhout de ontwikkelingsmogelijkheden van de bestaande bebouwing in de ruime omgeving van Koer Vanthuyne vast te leggen in het RUP, alsook voor de publieke ruimten, met inbegrip van nabestemmingen.


3. Feitelijke en juridisch bestaande toestand 3.1 Geografische situering Torhout is gelegen in het centrum van de provincie West-Vlaanderen. De buurgemeenten van Torhout zijn Ichtegem, Zedelgem, Oostkamp, Lichtervelde, Hooglede en Kortemark. Torhout heeft geen deelgemeenten. Torhout telt 19776 inwoners op een oppervlakte van 45km².

Figuur 1: Ruimtelijke situering van Torhout binnen de provincie Het plangebied is gelegen in het centrum van Torhout, net ten zuiden van de Markt, en heeft een oppervlakte van ongeveer 2ha.

Figuur 2: Ruimtelijke situering van het plangebied binnen Torhout


Figuur 3: Aanduiding van het plangebied op het kadasterplan


Figuur 4: Het plangebied en omgeving op de orthofoto Het plangebied betreft een binnengebied nabij de Markt van Torhout waarin op heden diverse functies voorkomen:

• Handelszaken (vooral langs de Zuidstraat en Rijselstraat) • Woongelegenheden (ganse plangebied) • Garages (achterzijde van de gebouwen langs de Rijselstraat en de zuidkant van de

Blekerijstraat) • Openbare parking (parking Deprez, centraal in het plangebied)

3.2 Juridische toestand 3.2.1 Gewestplan Het plangebied ligt overeenkomstig het gewestplan Diksmuide-Torhout (KB 05/02/1979) volledig in woongebied.


Figuur 5: Ligging van het plangebied t.o.v. het gewestplan 3.2.2 Vigerende BPA’s binnen het plangebied Het plangebied wordt op heden geordend d.m.v. 3 BPA’s: BPA Wijk Centrum Zuidkant (MB 26/02/1985), BPA Centrum Zuid (MB 07/09/1994), BPA De Gheldere Zuid (MB 15/03/2000). BPA Centrum Zuid werd opgemaakt ter wijziging van het BPA Centrum Zuidkant maar een gedeelte ervan werd uitgesloten van goedkeuring (zie zone met omranding). Het betreft een bouwstrook aan Koer Vanthuyne die volgens het Ministerieel Besluit geen aanvaardbare woonkwaliteit kon verzekeren omwille van het beperkt volume. In deze zone is het BPA Wijk Centrum Zuidkant nog steeds het vigerende bestemmingsplan.

Een gedeelte van het plangebied wordt door het BPA Centrum Zuid (MB 07/09/1994) geordend in volgende zones:

• Aaneengesloten bebouwing • Bebouwing met beperkt volume • Garages en parking • Wegenis


Figuur 6: Ligging van het plangebied t.o.v. BPA Centrum Zuid (MB 07/09/1994)

Het uit het BPA Centrum Zuid (MB 07/09/1994) uitgesloten deel wordt door het BPA Wijk Centrum Zuidkant (MB 26/02/1985) geordend in een zone voor koeren en hovingen.


Figuur 7: Ligging van het plangebied t.o.v. BPA Wijk Centrum Zuidkant (MB 26/02/1985)

De rest van het plangebied wordt door het BPA De Gheldere Zuid (MB 15/03/2000) geordend in volgende zones:

• Zone 1: gesloten bebouwingszone • Zone 6: zone voor garages • Zone 7: openbare wegenis met verblijfskarakter

Figuur 8: Ligging van het plangebied t.o.v. BPA De Gheldere Zuid (MB 15/03/2000) 3.2.3 Andere bestemmingsplannen Binnen het plangebied zijn geen verkavelingen gelegen.


4. Planningscontext 4.1 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Het RSV is door de Vlaamse Regering definitief vastgesteld op 23 september 1997. Het omvat een informatief, richtinggevend en bindend gedeelte. In het RSV wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling aangegeven voor vier structuurbepalende elementen en componenten op Vlaams niveau: stedelijke gebieden en stedelijke netwerken, elementen van het buitengebied, economische knooppunten en lijninfrastructuren. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vormt een kader voor de provinciale en gemeentelijke structuurplannen. Elementen uit het richtinggevend gedeelte en bindende bepalingen werken door op het provinciale en gemeentelijke niveau. Hieronder volgen de elementen die van belang zijn bij de opmaak van onderhavig RUP. 4.1.1 Kleinstedelijk gebied Torhout wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau. In stedelijke gebieden staat een concentratie van voorzieningen en activiteiten voorop. Nieuwe woningen, economische activiteiten en voorzieningen worden geconcentreerd in stedelijke gebieden. Om dit te realiseren en te operationaliseren worden stedelijke gebieden afgebakend. De afbakening geeft aan binnen welke perimeter een stedelijk gebiedsbeleid of een beleid van concentratie zal gevoerd worden. Voor een kleinstedelijk gebied zoals Torhout is dit de taak van de provincie. In afwachting van een afbakening kan in overleg met het provinciebestuur binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan een hypothese van afbakening worden uitgewerkt op basis van de gewenste ruimtelijke structuur. Het is de taak van de provincie om het pakket bijkomende woongelegenheden in de provincie te verdelen onder de verschillende kleinstedelijke gebieden. Het afbakeningsproces van het kleinstedelijk gebied van Torhout is in het voorjaar van 2009 gestart. Op dit moment wordt vooroverleg gepleegd en wordt een afbakeningsvoorstel opgemaakt. Wanneer dit afbakeningsvoorstel goedgekeurd wordt door de deputatie zal worden gestart met de opmaak van een of meerdere ruimtelijke uitvoeringsplannen. Door de centrale ligging van het plangebied kan er verondersteld worden dat het binnen de afbakeningsgrens van het kleinstedelijk gebied zal liggen. 4.1.2 Buitengebied Het deel van Torhout dat niet behoort tot het kleinstedelijk gebied Torhout, behoort tot het buitengebied. Volgens het RSV betekent het buitengebied: “Dat gebied waar de open (onbebouwde) ruimte overweegt. Elementen van bebouwing en infrastructuur die in functionele samenhang zijn met de niet - bebouwde ruimte maken er onderdeel van uit en kunnen plaatselijk doorwegen, bv. in de dorpskernen, de verstedelijkte rand, … ”. Voor het buitengebied stelt het RSV de volgende doelstellingen voorop:

• het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies; • het tegengaan van de versnippering van het buitengebied; • het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied; • het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen; • het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied; • het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch

systeem; • het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied.


4.1.3 Lijninfrastructuren De doelstellingen i.v.m. mobiliteit en lijninfrastructuur in het RSV zijn:

• versterking van alternatieven voor het auto- en vrachtwagenverkeer; • optimalisering door categorisering van het wegennet; • een mobiliteitsbeleid gericht op beheer van het verkeer.

• De ‘hoofdwegen’ en ‘primaire wegen’.

De A17/E403 wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen aangeduid als hoofdweg. De hoofdweg verbindt groot- en regionaalstedelijke gebieden in Vlaanderen met stedelijke gebieden erbuiten. De R34 is geselecteerd als primaire weg II. Een primaire weg II heeft een verzamelfunctie tussen het kleinstedelijke gebied Torhout en het hoofdwegennet.

• Waterwegennet

Geen specifieke selecties op het grondgebied van Torhout.

• Spoorwegennet De spoorlijn Brugge-Kortrijk is in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als hoofdspoorlijn voor het personenvervoer. 4.1.4 Specifiek economisch knooppunt Torhout is als kleinstedelijk gebied een economisch knooppunt. Economische knooppunten zijn gebieden die een belangrijke rol vervullen in de economische structuur van Vlaanderen en die een belangrijk aandeel in de tewerkstelling vormen. Het ruimtelijk-economische beleid op Vlaams niveau staat voor een selectieve bundeling van economische activiteiten in economische knooppunten. Hierdoor wordt een evenwichtige spreiding van de werkgelegenheid gerealiseerd. Torhout komt als economisch knooppunt in aanmerking voor de ontwikkeling van nieuwe regionale bedrijventerreinen. De verdeling van het pakket aan bijkomende bedrijventerreinen over de verschillende kleinstedelijke gebieden behoort tot de taak van de provincie. Lokale bedrijventerreinen kunnen door de gemeente worden afgebakend, rekening houdend met het beschikbare aanbod, in hoofddorpen. 4.2 Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-V laanderen (PRS) Het PRS is goedgekeurd bij MB van 06/03/2002. Het omvat een informatief, richtinggevend en bindend gedeelte. In het bindend gedeelte worden de acties omschreven waarmee de gewenste structuur bekomen wil worden. In het PRS worden de elementen van bovenlokaal belang (over de gemeentegrenzen heen) nader uitgewerkt a.d.h.v. deelstructuren en deelruimten. De visie op het niveau van de provincie en van de verschillende deelstructuren worden gebiedsgericht vertaald naar deelruimten toe. Per deelgebied worden voor specifieke elementen ontwikkelingsperspectieven en beleidsdoelstellingen aangegeven. Torhout is gelegen op de overgang van de deelruimten ‘Veldruimte’ en ‘Middenruimte’. 4.2.1 Veldruimte Het noordelijk deel van het grondgebied Torhout is gelegen in de ‘Veldruimte’. Deze ruimte vormt op Vlaams niveau (zie Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) een verbinding tussen twee grote aaneengesloten open-ruimtegebieden. De rol van deze ruimte is in sterke mate bepaald


door het vrij gave cultuurhistorische landschap van de ‘veldgebieden’ met bossen en dreven in een fijnmazig ‘dambordpatroon’. Het rasterpatroon van bossen en dreven dient te worden versterkt. Dit specifieke landschap heeft tevens toeristisch-recreatieve potenties, mede door het grote aantal kasteeldomeinen. De ontwikkelingen zijn complementair met de stedelijke functies van Brugge en de Kust en met de openheid van de polders. 4.2.2 Middenruimte Torhout behoort eveneens tot de ‘Middenruimte’, een deelgebied dat de stedelijke gebieden Roeselare, Tielt en Torhout bevat. In de Middenruimte wordt de bedrijvigheid verder ondersteund. Beleidsmatig worden met betrekking tot het deelgebied ‘Middenruimte’ volgende elementen geformuleerd:

• het concentreren van dynamische activiteiten in de stedelijke gebieden. In die stedelijke gebieden kan zowel bovenlokale bedrijvigheid ter versterking van de endogene ontwikkelingen en/of sectorale clustervorming als vernieuwende initiatieven die losstaan van de endogene ontwikkelingen en sectorale clustervorming;

• een vrijwaren van de structurerende heuvelruggen (plateau van Wijnendale), de open-ruimteverbindingen en de bosgebieden;

• in de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau, waaronder Torhout, wordt een aanbodbeleid voor bedrijven gevoerd in verhouding tot het schaalniveau van het stedelijk gebied en dit zowel ter ondersteuning van de economische dynamiek als ter versterking van de verzorgende rol voor de omgevende regio;

• het optimaliseren van de verkeersontsluiting door een aangepaste ontsluiting naar het hogere wegennet (gerealiseerd, november 2003).

4.2.3 Selecties en ruimtelijke bepalingen

• Voor de nederzettingstructuur: Buiten het stedelijke gebied zijn geen kernen geselecteerd op provinciaal niveau.

• Voor de natuurlijke structuur:

o De omgeving Wijnendalebos, de IJzer- en Handzamevallei, de omgeving van Lampernisse en de omgeving Bulskampveld tot Merkenveld worden in de buurt van Torhout aangeduid als natuuraandachtszones.

o De Spanjaardbeek, de Kasteelbeek, de Koebeek, de Regenbeek en de Mouwbeek worden geselecteerd als natuurverbindingsgebieden.

o Naast deze beekvalleien worden ook clusters kleine landschapselementen en kleine natuurgebieden aangeduid als natuurverbindingsgebieden. In Torhout is dit het gebied “omgeving Aartrijke en Torhout” (Kasteel Caloen, Veldbos, Kasteel de Maere, Groenhove en steilrand, bossen bij Bosserij).

• De oude spoorwegbedding Gistel-Torhout wordt geselecteerd als droge ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang.

• Voor de structuur toerisme en recreatie: o Torhout wordt geselecteerd als stedelijk gebied o Provinciaal domein d’Aertrycke wordt geselecteerd als

openluchtrecreatief groen domein in provinciaal beheer. o Provinciaal domein Wijnendale wordt geselecteerd als ander

openluchtrecreatief groen domein van provinciaal niveau (onder voorbehoud van selectie op Vlaams niveau).

o De oude spoorwegbedding Oostende-Gistel-Torhout wordt geselecteerd als toeristisch-recreatief lijnelement. Dit is de Groene 62, die ook als


hoofdroute werd geselecteerd in het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk.

• Voor de structuur verkeer en vervoer:

o De N33 van de A18 oprit 5 (Gistel) tot de R34 (Torhout) en de N35 van de Rijkswachterstraat (Diksmuide) tot de A17/E403 oprit 9 zijn geselecteerd als secundaire wegen I.

o De N32 van de N31 (Brugge) tot de R34 (Torhout Noord) en van R34 (Torhout Zuid) tot het kruispunt met de Leopold III-laan (Roeselare Noord) zijn geselecteerd als secundaire wegen II.

o Het NMBS-station van Torhout is geselecteerd als een knooppunt voor regionaal openbaar vervoer.

• Voor de landschappelijke structuur:

In de omgeving van Torhout worden volgende elementen indicatief en niet-limitatief aangeduid als bovenlokale landschapseenheden, -elementen, en -componenten:

o structurerende reliëfcomponenten: de westelijke flank van het plateau van Wijnendale en het plateau van Torhout met uitlopers naar Koekelare, Aartrijke en Ruddervoorde;

o structurerende lineaire elementen: de spoorwegbedding Oostende-Torhout;

o stadslandschappen: Torhout; o gave landschappen: plateau van Wijnendale en Aartrijke, vallei van de

Mouwbeek en Groenhove 4.3 Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) Het GRS is goedgekeurd door de deputatie van West-Vlaanderen op 03/07/2008. Het omvat een informatief, richtinggevend en bindend gedeelte. In het informatief deel wordt de binnenstad omschreven als een functioneel en morfologisch gemengd gebied met een concentratie van voorzieningen en diensten op het niveau van de stad, de gemeente en de regio. Ook een belangrijk deel van de handelsfuncties van de stad situeert zich in de binnenstad, namelijk in het kernwinkelgebied. Dit kernwinkelgebied bestaat uit een aantal straten rondom de markt: Oostendestraat, Burg, Aartrijkestraat-Bruggestraat, Beerstraat-Breidelstraat-Zwanestraat-Hofstraat, Stationsstraat-Conscienceplein, Zuidstraat, Rijselstraat, Markt en Nieuwstraat-Hoedemakerstraat. De binnenstad is qua opbouw compact in het centrum rondom de markt, het kerngebied, en waaiert uit naar de R34 toe, met een afname van de bebouwingsdensiteit. In de binnenstad is ook een belangrijk aandeel van het (historisch) patrimonium gesitueerd met de Markt als centrum. Ruimtelijk is dit patrimonium niet markant aanwezig, maar verweven met recentere bouwstijlen en typologieën. Een compacte historische binnenstad, zoals in andere Vlaamse steden, heeft Torhout niet.


Figuur 9: Bestaande ruimtelijke structuur van de stedelijke kern (bron: GRS)

De bestaande woonstructuur van Torhout bestaat uit volgende structuurbepalende elementen:

• De stedelijke kern (stadskern) Torhout • De woonentiteiten Wijnendaele, Sint-Hendricus, Sint-Jozef-Arbeider en Maria

Assumpta • Woonlinten

De stedelijke kern Torhout bestaat uit de binnenstad met drie uitwaaierende woonwijken: Don Bosco, Goede Herder en Torhout-Oost. In de binnenstad (het gebied gelegen binnen de R34 en de spoorlijn) is het wonen verweven met andere stedelijke functies en voorzieningen (handel, diensten, sport en recreatie, cultuurvoorzieningen, enz.). De typologie varieert van een dichte, gesloten bebouwing in het kerngebied rond de Markt dat vrij snel evolueert naar een meer open bebouwing naar de R34. De analyse van de bestaande ruimtelijke structuur, van kwaliteiten, knelpunten en mogelijkheden vormt de basis voor de visievorming. Deze visievorming wordt geconcretiseerd in ruimtelijke conceptelementen. In het richtinggevend deel worden een aantal uitgangspunten beschreven waarop de implementatie van de visie door concepten steunt. De uitgangspunten van belang voor onderhavig RUP zijn:

• Het creëren van een kwalitatieve woon- en leefomgeving, zowel in de stedelijke kern als in de woonentiteiten in het buitengebied. Dit betekent onder meer het voorzien in een kwalitatief en gedifferentieerd aanbod aan bouwen woonmogelijkheden, het bestendigen en waar nodig versterken van voorzieningen en diensten en een verantwoorde ruimtelijke inpassing van andere activiteiten.

• Het kwalitatief voorzien in de taakstelling voor economische activiteiten. De versterkte centrumfunctie vindt vertaling in het voeren van een aanbodbeleid ten aanzien van economische activiteiten op schaalniveau van het stedelijk gebied.


• Het respecteren van de draagkracht van de verschillende gebieden. • Een intensiever en geoptimaliseerd ruimtegebruik nastreven om de nood aan

aansnijden van gave (open-ruimte)gebieden te beperken. Daarnaast worden volgende uitgangspunten voor de ontwikkeling van de gemeente beschreven:

• Duurzame ontwikkeling. De gemeente streeft een duurzame ruimtelijke ontwikkeling na. Dit is een ontwikkeling op lange termijn, die toekomstige ontwikkeling niet hypothekeert.

• Zuinig ruimtegebruik. De ruimte in Vlaanderen is een schaars goed. Daarom dient er op een verantwoorde wijze mee omgesprongen te worden. Een optimaal gebruik van de bestaande ruimte staat voorop door een verdere verdichting van bestaande activiteiten (wonen, werken, enz.). Bij nieuwe ontwikkelingen wordt een zuinig ruimtegebruik nagestreefd. Deze doelstelling wordt geoperationaliseerd bij de opzet van concrete projecten (voldoende grote woningdichtheid, zuinig ruimtegebruik bij nieuwe of uitbreiding van economische activiteiten, enz.).

• Hoge beeldkwaliteit. De kwaliteit van de ruimte wordt niet alleen bepaald door een goede ruimtelijke ordening. Ook de verschijningsvorm van de omgeving is hierin zeker even belangrijk.

• Verwevenheid van functies en realisatie van meervoudige doelstellingen. Een blijvende verweving van functies, zowel in de bebouwde omgeving als in de open ruimte, staat voorop. Bij de verweving van functies wordt een goede ruimtelijke inpassing nagestreefd. Ook een goed nabuurschap is van belang (bv. tussen bedrijvigheid en wonen). Door een verantwoorde verweving van functies wordt op een zuinige manier omgesprongen met ruimte. Ook de realisatie van meervoudige doelstellingen is mogelijk door een verweving van activiteiten.


Figuur 10: Gewenste ruimtelijke structuur van Torhout (bron: GRS) Bovenstaande uitgangspunten vertalen zich op het vlak van de deelstructuur “wonen” in volgende krachtlijnen:

• Evenwichtige uitbouw van het woningaanbod met een differentiatie van woningtypes, waarbij wordt ingespeeld op specifieke woningbehoeftes die ontstaan vanuit demografische ontwikkelingen. Dit betekent dat er in toenemende mate behoefte is aan kleinere woningen, die vlot bereikbaar zijn en dicht bij voorzieningen gelegen zijn.

• Streven naar een globale woningdichtheid van minimaal 25 woningen per hectare bij de uitbouw van de stadskern om de ruimte-inname te beperken. Dit betekent dat lokaal de dichtheid kleiner, gelijk of groter kan zijn. Binnen de verdichtingzone, op onderstaande figuur aangeduid met een arcering in overdruk, zal de dichtheid steeds groter of gelijk moeten zijn aan 25 woningen per hectare.

• Het kleinstedelijk gebied is de plaats bij uitstek voor verdichting en het vestigen van sociale wooneenheden. De bestaande typologie en morfologie, gekenmerkt door een grotere dichtheid in de binnenstad en de aanwezigheid van talrijke voorzieningen worden als uitgangspunt gehanteerd om meergezinswoningen en sociale wooneenheden te concentreren binnen het kleinstedelijk gebied. Ook de taakstelling en de prioritaire invulling ervan in het kleinstedelijk gebied ondersteunen deze keuze.


Figuur 11: Structuurschets differentiatie woningdichtheden (bron: GRS) Bovenstaande uitgangspunten vertalen zich op het vlak van de deelentiteit ”de stedelijke kern” in volgende krachtlijnen:

• Verdere ontwikkeling van de binnenstad als gemengde woonomgeving en als drager van gemeenschapsvoorzieningen op stedelijk en regionaal niveau. Voorzieningen worden zoveel mogelijk geconcentreerd in de binnenstad, voorzover de ruimtelijke mogelijkheden en de draagkracht van de omgeving dit toelaten. Bijzondere aandacht gaat hierbij naar het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de beeldkwaliteit. Het bestendigen en versterken van het handelsapparaat, de dienstverlening, de sportaccommodatie, recreatieve en culturele voorzieningen helpen mee de binnenstad als kwalitatieve woonomgeving en dynamisch centrum van de regio te ontwikkelen.

• Versterking van de drie buitenwijken tot aantrekkelijke gemengde buurten. • Optimalisatie en versterking van de bedrijventerreinen. • Stationsomgeving als strategisch stedelijk projectgebied. • Stationsomgeving van Torhout als knooppunt van openbaar vervoer. • Economisch verkeer scheiden van lokaal verkeer. • R34 als herkenbare structuur en poort tot de stad. • Stedelijke kern met duidelijk afgewerkte randen. • Onbebouwde zones tussen de infrastructuurelementen als potentiegebieden voor

stedelijke activiteiten. • Behoud van de groene corridors tot in het centrum.


Figuur 12: Gewenste ruimtelijke structuur van de stedelijke kern (bron: GRS) Verder worden in het richtinggevend gedeelte acties op het niveau van de stadskern beschreven. Degene die van belang zijn voor onderhavig RUP zijn de opmaak van een beeldkwaliteitplan voor de stedelijke kern en de opmaak van een strategisch-commercieel plan voor de stedelijke kern. Het beeldkwaliteitplan wil als specifiek beleidsplan een visie, concepten en inrichtingsprincipes op hoofdlijnen formuleren die richtinggevend zijn voor stedelijke projecten en initiatieven. Doel is een ad hoc-beleid te vermijden en acties te kaderen binnen een algemene visie op beeldkwaliteit die verder bouwt op de ruimtelijke opties van het GRS. In functie van de verdere uitbouw van het stedelijke handelsapparaat wordt een strategisch-commercieel plan voor de stedelijke kern opgemaakt. In het strategisch-commercieel plan wordt onderzoek gedaan naar de kansen en bedreigingen van het handelsapparaat (in relatie met de omliggende steden en gemeenten) en wordt gezocht naar mogelijkheden om het handelsapparaat uit te breiden en/of te versterken. De aanbevelingen en conclusies uit beide voornoemde plannen dienen in de stedenbouwkundige voorschriften van onderhavig RUP geïmplementeerd te worden.


5. Aftoetsing van m.e.r.-plicht van rechtswege 5.1 Project-m.e.r.-plicht De project-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage, meerbepaald bijlagen 1 en 2. De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden vallen hier niet onder. Uit nazicht van bijlage 2 ‘Infrastructuurprojecten - stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen’, blijkt dat de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden:

• geen betrekking hebben op de bouw van 1000 of meer woongelegenheden, • geen handelsruimte van 5.000 m² brutovloeroppervlakte betreffen; • geen verkeersgenererende werking met pieken van 1000 of meer personenauto-

equivalenten per tijdsblok van 2 uur hebben. Indien het plan wel het kader zou vormen voor de vergunning van een bijlage 1 of 2 project, dan kan alsnog een onderzoek tot m.e.r. uitgevoerd worden indien het plan het gebruik regelt van een kleine wijziging of een klein gebied op lokaal niveau inhoudt. 5.2 Passende beoordeling Er zijn geen vogelrichtlijngebieden of habitatrichtlijngebieden in of in de nabijheid van het plangebied (op +/- 3km is het dichtstbijzijnde gelegen, nl. de habitatrichtlijn met als naam “Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen: westelijk deel”). Vanuit dit criterium is geen passende beoordeling vereist. 5.3 Conclusie Vanuit de project-m.e.r. plicht of de noodzaak tot een passende beoordeling wordt de opmaak van een planMER niet noodzakelijk geacht. Het RUP valt onder de screeningsplicht.


6. Motivering voor het “onderzoek tot m.e.r.” 6.1 Aard van het plan en nulalternatief De vigerende BPA’s in het plangebied verhinderen een verdere ontwikkeling en verdichtingsproject van de Sociale Bouwmaatschappij De Mandel. Er dient dus een RUP opgemaakt te worden die de stedenbouwkundige voorschriften in het plangebied wijzigt zodat voldaan kan worden aan enkele uitgangspunten van het GRS:

• Optimalisatie ruimtegebruik Het RUP maakt het mogelijk dat er in het centrum van Torhout nieuwe (sociale) woongelegenheden gerealiseerd worden die volgens het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk zijn. Tegelijk worden op eenzelfde oppervlakte meer woongelegenheden voorzien dan er vandaag de dag zijn, wat eveneens een voorbeeld is van zuinig ruimtegebruik.

• Creatie kwalitatieve woon- en leefomgeving Oude leegstaande woningen worden vervangen door nieuwe.

• Duurzame ontwikkeling

Binnen de stedenbouwkundige voorschriften van onderhavig RUP worden nabestemmingen opgenomen. Zij zorgen ervoor dat er op lange termijn geen nieuw RUP dient opgemaakt te worden voor het plangebied.

• Verdichting

Het plangebied is gelegen binnen de verdichtingszone van het stedelijk gebied Torhout, waarin volgens het GRS een minimale projectmatige dichtheid van 25 woningen per hectare dient gerealiseerd te worden. In het beeldkwaliteitsplan van de Stad Torhout wordt zelfs een dichtheid in het projectgebied vooropgesteld van meer dan 100 woongelegenheden per ha. In de toelichtingsnota van het RUP worden de dichtheden per woonzone bepaald, waaruit de globale dichtheid wordt afgeleid:

Deelzone Totaal aantal woongelegenheden

Totale oppervlakte (m²)

Dichtheid

Zone 1 (excl. deelgebied A en B) 21 2337 89,86 Zone 2 24 2478 96,85 Zone 3 45 5365 83,88 Deelgebied A 18 1093 164,68 Deelgebied B 34 2338 145,42 Deelgebied C 20 1739 115,01 Subtotaal (som voorgaande) 162 15350 105,54 Totaal (volledig plangebied) 162 21885 74,02

• Verantwoorde verweving van functies

De stedenbouwkundige voorschriften van het RUP voorzien een verwevenheid van functies zonder dat de ruimtelijke draagkracht van de omgeving overschreden wordt. Het nulalternatief bestaat erin wanneer onderhavig RUP geen doorgang vindt. Derhalve blijven de vigerende BPA’s geldig:

• BPA Wijk Centrum Zuidkant (MB 26/02/1985) • BPA Centrum Zuid (MB 07/09/1994) • BPA De Gheldere Zuid (MB 15/03/2000)


6.2 Opdeling van het plan in planonderdelen Er wordt voor geopteerd om het plangebied niet op te splitsen in planonderdelen wegens de geringe oppervlakte. De milieudisciplines zullen voor het volledige plangebied besproken worden.

Huidige toestand

Geldend plan: BPA Wijk Centrum

Zuidkant (MB 26/02/1985) Geldend plan: BPA Centrum

Zuid (MB 07/09/1994) Geldend plan: BPA De

Gheldere Zuid (MB 15/03/2000)


Voorgenomen plan De nabestemmingen treden in werking wanneer het verlies aan parkeerplaatsen gecompenseerd wordt door de aanleg van een ondergrondse parking, waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat er een minimaal aantal parkeerplaatsen dient voorzien te worden dat gelijk is het aantal verloren gegane parkeerplaatsen plus het aantal voorziene woongelegenheden. Op die manier wordt er geen extra parkeerdruk gecreëerd op het openbaar domein. 6.3 Confrontatie voorgenomen plan – geldend plan (o f bestaande toestand) Het voorgenomen plan wijkt niet altijd even veel af van het geldende plan of de bestaande toestand. De bespreking van de milieudisciplines is afhankelijk van de mate van afwijking. We onderscheiden 3 gradaties:

• Het voorgenomen plan heeft vermoedelijk geen milieueffecten. Een algemene bespreking van de verhouding tussen het geldend plan en het voorgenomen plan volstaat.

• Het voorgenomen plan heeft milieueffecten die vermoedelijk niet significant zijn. Een meer uitgebreide bespreking van de verhouding tussen het geldend plan, het voorgenomen plan en de bestaande toestand als referentietoestand is gewenst.

• Het voorgenomen plan heeft milieueffecten die significant kunnen zijn. Een bespreking per milieudiscipline is gewenst om aan te tonen dat er geen vermoeden is van significante milieueffecten.

Cruciaal voor het bepalen van de vereiste diepgang bij de milieubespreking is dus de mate waarin het voorgenomen plan afwijkt van het geldend plan of van de bestaande toestand. Met behulp van een indicatorenset wordt nagegaan in hoeverre het voorgenomen plan afwijkt van het geldend plan of de bestaande toestand. Op elke indicatorvraag kan geantwoord worden met “ja” of “nee”. Indicator 1: Activiteiten : Zijn er verschillen tussen de stedenbouwkundig vergunbare activiteiten uit het huidig geldend plan en de stedenbouwkundig vergunbare activiteiten uit het voorgenomen plan?


Indicator 2: Bodemafdekking : Laat het voorgenomen plan t.o.v. het geldend plan een wijziging toe van de totale bodemafdekking? Indicator 3: Bestaande toestand : Is het doel van het voorgenomen plan enkel de bestendiging van de huidige stedenbouwkundig vergunde of vergund geachte toestand? Wanneer indicators 1 én 2 negatief beantwoord worden, zijn er geen effecten te verwachten (ongeacht het antwoord op indicator 3). Wanneer indicators 1 of 2 én 3 positief beantwoord worden, zijn er effecten te verwachten die vermoedelijk niet-significant zijn. Wanneer indicators 1 of 2 positief én indicator 3 negatief beantwoord worden, zijn er effecten te verwachten die significant kunnen zijn. Toegepast op het plangebied bekomen we: Indicator 1 Indicator 2 Indicator 3 Conclusie

Ja Nee Nee Mogelijks significante effecten 6.4 Scoping milieu-effecten Bij de bespreking van de mogelijke milieueffecten is het belangrijk welke milieudisciplines besproken moeten worden. Dit volgt enerzijds uit het al dan niet voorkomen van beschermde gebieden in of in de nabijheid van het plangebied en anderzijds uit de confrontatie van het nulalternatief met het voorgenomen plan. 6.4.1 Voorkomen van beschermde gebieden

• Ramsar-gebieden: geen in of in de nabijheid van het plangebied (geen op grondgebied Torhout).

• Beschermde duingebieden: geen in of in de nabijheid van het plangebied (geen op

grondgebied Torhout). • Beschermd landschap, relictzone of ankerplaats: geen in of in de dichte nabijheid van

het plangebied. • Beschermd monument, stads- of dorpsgezicht: Geen in het plangebied.

In de buurt van het plangebied (binnen een straal van 250m) bevinden zich volgende beschermde monumenten:

o Stadhuis (Markt): datum besluit 29/11/1943, datum Belgisch Staatsblad: 04/12/1990

o Paardenposterij (Rijselstraat 31-33): datum besluit 10/10/2002, datum Belgisch Staatsblad: 19/02/2003

o Brouwerijsite (Markt 22A-23): datum besluit 04/02/2010 o Stadspomp (Markt): datum besluit 04/02/2010 o Stadspomp (Nieuwstraat): datum besluit 04/02/2010 o Toren van de kerk: datum besluit 19/04/1937, datum Belgisch Staatsblad:

22/05/1937


Figuur 13: Aanduiding op orthofoto van de beschermde monumenten in de buurt van het plangebied

• Inventaris bouwkundig erfgoed:

In het plangebied bevinden zich volgende elementen die opgenomen zijn in de inventaris bouwkundig erfgoed (zie rode aanduidingen):

o Samenstel van arbeidershuizen (Eugeen Van Oyestraat 4-6) o Winkelpand (Zuidstraat 23): ondertussen reeds gesloopt o Winkelpand van 1920 (Zuidstraat 27) o Breedhuis (Zuidstraat 29) o In kern 19de-eeuws pand (Zuidstraat 37) o Samenstel van burgerhuizen (Rijselstraat 5-7) o Burgerhuis (Kortemarkstraat 17)

In de buurt van het plangebied (binnen een straal van 250m) bevinden zich volgende elementen die opgenomen zijn in de inventaris bouwkundig erfgoed (zie gele aanduidingen):

o Twee arduinen schamppalen (Wollesteeg-Markt) o Erfpijler (Wollesteeg-Blekerijstraat) o Winkelpand (Nieuwstraat 4) o Burgerhuis (Nieuwstraat 6) o Imposant burgerhuis (Nieuwstraat 40-42) o 19de-eeuwse arduinen stadspomp (Nieuwstraat-Ravenhofstraat) o 19de-eeuws hoekwinkelpand (Zwanestraat 10) o Restant van industriële gebouwen (Zwanestraat 2) o In kern 19de-eeuws burgerhuis (Zwanestraat 2) o Sint-Pietersbandenkerk (Zwanestraat zonder nummer) o Voormalige stoommaalderij (Putstraat-Huidevetterstraat) o Zogenaamd “kasteel Ravenhof” (Ravenhofstraat 5)


o Arduinen gedenkzuil (Ravenhofstraat zonder nummer) o Gedenkzuil (Ravenhofstraat zonder nummer) o Burgerhuis (Breidelstraat 4) o Neoclassicistisch burgerhuis (Breidelstraat 6) o Eclectisch burgerhuis (Breidelstraat 9) o Tuinmuren horend bij de burgerhuizen in de Breidelstraat (Breidelstraat

zonder nummer) o Hoekpand aansluitend bij de bebouwing van het Conscienceplein

(Hofstraat 13-15) o Voormalig burgerhuis (Hofstraat 16) o 19de-eeuws burgerhuis (Hofstraat 20) o Hoekcomplex van 1907 (Hofstraat 22-24) o Burgerhuis met rechts winkelpui (Hofstraat 6) o Stadhuis (Markt 1) o Huis Bekaert (Markt 22-23) o 19de-eeuws burgerhuis (Markt 25) o 19de eeuws winkelpand (Markt 33) o Diephuis (Markt 4) o Winkelpand (Markt 6) o Winkelpand (Markt 7) o Winkelpand (Markt 8) o 19de-eeuwse arduinen stadspomp (Markt zonder nummer) o Eenvoudig burgerhuis (Boeiaardstraat 12) o Klein burgerhuis van 1927 (Boeiaardstraat 14) o Samenstel van winkelpanden in spiegelbeeldschema (Boeiaardstraat 18-

20) o Burgerhuis van 1922 (Boeiaardstraat 19) o Handelspand van 1923 (Boeiaardstraat 2) o Herenhuis van 1911 (Boeiaardstraat 25) o Samenstel van kleine arbeidershuizen (Boeiaardstraat 26-28) o Samenstel van handelspanden (Boeiaardstraat 27-29) o Herenhuis (Boeiaardstraat 35) o Herenhuis met achterliggende nutsgebouwen van de metaalnijverheid

van de familie Nolf (Boeiaardstraat 36) o Herenhuis en handelspand (Boeiaardstraat 4) o Samenstel van panden (Boeiaardstraat 40-42) o Burger- en handelspand (Boeiaardstraat 8) o Herenhuis (Bassinstraat 12-14) o Herenhuis (Bassinstraat 3) o 19de-eeuws burgerhuis (Zuidstraat 10) o Eénlaags breedhuis, vandaag café (Zuidstraat 12) o Burgerhuis (Zuidstraat 20) o Samenstel van kleine breedhuizen (Zuidstraat 32, 36) o Pand van anderhalve bouwlaag (Zuidstraat 47) o Burgerhuizen met voortuintjes (Lichterveldestraat 10-12) o Beeldbepalend samenstel van burgerhuizen (Lichterveldestraat 2-4) o Burgerhuis (Lichterveldestraat 21) o Arbeidershuis (Lichterveldestraat 29) o Pand van 1926 (Lichterveldestraat 3) o Villa met grote voortuin (Lichterveldestraat 34) o In tuin gelegen riante woning met nutsgebouw (Lichterveldestraat 37) o Site zogenaamd “’t Leen van Tinnenburg” (Rijselstraat 14) o Interbellumpand (Rijselstraat 29) o Voormalige herberg en afspanning “Peerdenposterij – afspanning bij

Jules Lagrou-Doyen” (Rijselstraat 31-33) o Verzorgd bakstenen pand met tegelfriezen (Rijselstraat 32)


o Burgerhuis (Kortemarkstraat 10) o Burgerhuis (Kortemarkstraat 26) o Burgerhuis (Kortemarkstraat 28) o Hoekpand met aansluitende nutsgebouwen ter hoogte van de Gitsstraat

(Kortemarkstraat 34) o Arbeidershuizen, deel uitmakend van de zogenaamde “Van Oye’s reke”

(Eugeen Van Oyestraat 37-39) o Samenstel van arbeidershuizen, deel uitmakend van de zogenaamde

“Van Oye’s reke” (Eugeen Van Oyestraat 45-47) o Arbeidershuis, vermoedelijk deel uitmakend van de zogenaamde “Van

Oye’s reke” (Eugeen Van Oyestraat 9)

Figuur 14: Aanduiding op orthofoto van de elementen opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed, in de buurt van het plangebied

• Beschermd groengebied, VEN of IVON: geen in of in de nabijheid van het

plangebied. • Waterwingebieden: Het plangebied is niet gelegen in of nabij een

oppervlaktewaterwingebied of een beschermingszone voor grondwaterwinning. 6.4.2 Confrontatie nulalternatief – voorgenomen plan

• Wijziging in de stedenbouwkundig vergunbare projecten: De stedenbouwkundige voorschriften voorzien een wijziging van functies voor de bebouwing tussen parking Deprez en Rijselstraat-Kortemarkstraat, voor de garages langs de Blekerijstraat en voor de zone tussen Koer Vanthuyne en parking Deprez.


• Wijziging in de hoeveelheid en aard van vervoersbewegingen: Het plangebied bevindt zich in het centrum van Torhout, dat een hoog voorzieningenaanbod heeft. Te verwachten is dat de inwoners van de nieuwe woongelegenheden zich per fiets of te voet zullen verplaatsen om te voldoen in hun dagelijkse behoeften. De bovengrondse bestaande parkeervoorzieningen (al dan niet openbaar) mogen slechts gesupprimeerd worden nadat er een ondergrondse parking is aangelegd. Op die manier vergroot de parkeerdruk op openbaar domein niet. Daarnaast wordt in het RUP bijkomend opgelegd dat er per woongelegenheid 1 autostelplaats dient voorzien te worden. Het aantal parkeerplaatsen in een ondergrondse parking dient dus gelijk te zijn aan het aantal gesupprimeerde bovengrondse parkeerplaatsen op een welbepaalde plaats vermeerderd met het aantal nieuwe woongelegenheden op diezelfde plaats.

• Wijziging in het watersysteem: Dit deelgebied is gelegen in een gebied dat matig gevoelig is aan grondwaterstroming (type 2) en dat niet overstromingsgevoelig maar wel infiltratiegevoelig is. Elke bijkomende verharding zorgt voor een verminderde aanvoer van water in de grondwaterlagen en kan dus zorgen voor een mogelijke uitbreiding aan oppervlakte overstromingsgevoelig gebied. De stedenbouwkundige voorschriften van het voorgenomen plan zijn van die aard dat er geen significante wijziging verwacht mag worden tussen de verharde oppervlakte van het nulalternatief en het voorgenomen plan. De schadelijke effecten voor het aspect infiltratie kunnen ondervangen worden indien voldaan wordt aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden.

• Significante wijziging in de aard, omvang en diepte van de mogelijke werken in en op

de bodem: in delen van het plangebied bestaat de mogelijkheid om een ondergrondse parking aan te leggen. Op dov.vlaanderen.be is in het plangebied boring kb20d52e-B191 beschikbaar. Volgens het verslag bedraagt het maaiveldpeil op deze locatie 21.00mTAW (volgens topokaart). Tot op een diepte van 7.00m bestaat de ondergrond uit zand (“sable vert et jaune”), van 7.00m tot 149.00m diep uit klei (“argile jaune, argile verte, argile bleue”). In de buurt van het projectgebied (+/-300m) is sondeerverslag GEO-83/174-SII beschikbaar. De sondering is genomen langs de Tinnenburgstraat tussen de Lichterveldestraat en de Elisabethlaan. We leren hier uit dat het grondwater gelegen is op peil 15.68mTAW (2.22m onder het maaiveld). Wanneer we beide verslagen combineren en er van uit gaan dat de grondwatertafel op hetzelfde peil gelegen is, merken we dus dat de grondwatertafel zich op een diepte van 5.32m bevindt, dit is in de vastgestelde zandlaag. Bij de aanleg van een ondergrondse parking gaan we uit van 1 ondergrondse laag. De diepte bedraagt in dit geval minder dan 5.32m, waardoor bemalingen niet noodzakelijk zijn. In geval er meer verdiepingen in de ondergrondse parking zijn, zullen bemalingen wel noodzakelijk zijn. We hanteren voor de berekening van de invloedsstraal van de bemaling (de afstand van het centrum van de bemaling tot daar waar geen meetbare verlaging van de grondwatertafel valt waar te nemen) volgende empirische formule (formule van Sichardt) die geldig is voor freatische waterlagen:

R = 3000 x f x √�


• Met:

f = gewenste grondwaterstandsverlaging (m) k = doorlatendheidscoëfficiënt (m/s). Vanaf een diepte van 7.00m bestaat de grondsoort uit klei. Vanaf een ondergrondse parking wordt aangelegd met minimum 2 verdiepingen is de grondsoort dus klei. We veronderstellen hiervoor een doorlatendheidscoëfficiënt van k= 10-9 m/s (bron: http://www.votb.nl/ondergrond/8.html) Afhankelijk van het aantal ondergrondse verdiepingen zal de invloedsstraal variëren.

f (m) k (m/s) R (m) 3 10-9 0,28 6 10-9 0,57 9 10-9 0,85

De grondwatertafelverlaging heeft een zeer beperkte invloed.

• Wijziging van het bodemgebruik:

Nulalternatief Voorgenomen plan Balans verharde oppervlakte (m²)

Onverhard Verhard 372 Onverhard Onverhard 0

Verhard Verhard 19766 Verhard Onverhard 1746

In het projectgebied kan er 1374m² onverharde oppervlakte bijkomen.

6.4.3 Bespreking milieudisciplines Uit voorgaande volgt dat volgende milieudisciplines besproken dienen te worden:

• Ruimtelijke ordening • Cultureel erfgoed • Archeologisch erfgoed • Landschap • Gezondheid en veiligheid van de mens • Energie- en grondstoffenvoorraden • Mobiliteit • Bodem • Water • Atmosfeer & klimatologische factoren • Geluid • Licht • Stoffelijke goederen • Biodiversiteit • De samenhang van de diverse onderdelen

• Ruimtelijke ordening:

Na inwerkingtreding van het RUP wordt het mogelijk dat er woongelegenheden opgericht worden tussen Koer Vanthuyne en parking Deprez (deelgebied A). Dit is de aanleiding tot opmaak van het RUP. Tegelijk grijpt Stad Torhout de kans om gans het plangebied te ordenen, waarbij aandacht is voor de ontwikkeling op lange termijn. In deelgebieden B en C wordt de mogelijkheid voorzien om


woongelegenheden op te richten op voorwaarde dat het verlies aan autostelplaatsen gecompenseerd wordt door het voorzien van een ondergrondse parking. Daarnaast wordt in het RUP bijkomend opgelegd dat er per woongelegenheid 1 autostelplaats dient voorzien te worden. Het aantal parkeerplaatsen in een ondergrondse parking dient dus gelijk te zijn aan het aantal gesupprimeerde bovengrondse parkeerplaatsen op een welbepaalde plaats vermeerderd met het aantal nieuwe woongelegenheden op diezelfde plaats. De conclusies uit het strategisch-commercieel plan van de Stad Torhout worden geïmplementeerd in het RUP: langs de Zuidstraat tussen de Markt en de doorgang naar parking Deprez wordt een zone voor funshoppingwinkels voorzien. Tegelijk wordt het verdere deel van de Zuidstraat en langs de Rijselstraat en Kortemarkstraat geordend in een zone voor runshoppingwinkels. De hoofdtoon in de Eugeen Van Oyestraat, de Wollestraat en Koer Vanthuyne is ‘wonen’. Wat betreft de bepaling van de minimale woningdichtheden werd rekening gehouden met het beeldkwaliteitplan van de Stad Torhout (zie 6.1). De ruimtelijke draagkracht wordt door het RUP niet overschreden. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Cultureel erfgoed: Beschermd monument, stads- of dorpsgezicht: geen in het plangebied. In de buurt van het plangebied (binnen een straal van 250m) bevinden zich 6 beschermde monumenten (zie 6.4.1). De voorschriften van het RUP zijn niet van die aard dat de erfgoedwaarde van de panden binnen het plangebied opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed, vermindert. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Archeologisch erfgoed:

Het projectgebied is nooit eerder onderzocht. Er is in de buurt ook geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent echter niet dat er geen bodemarchief kan aanwezig zijn. Torhout is aangesloten bij Raakvlak, Intergemeentelijke Dienst voor Archeologie in Brugge en Ommeland. Met het oog op de bescherming van het archeologisch patrimonium, moeten voor het volledige plangebied o.m. de bepalingen van art. 8 van het decreet van 30 juni 1993 (en latere wijzigingen en uitvoeringsbesluiten) houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, worden in acht genomen, wat o.m. aangifte inhoudt en het voor onderzoek toegankelijk stellen van de vindplaats. De bevoegde archeologische dienst dient desgevallend de mogelijkheid te hebben tot verkennend onderzoek en (volledige) opgraving indien nodig. Steunend op het artikel 4, dat over de zorgplicht handelt, van het voornoemde decreet van 30 juni 1993 (en latere wijzigingen en uitvoeringsbesluiten), dient de bouwheer desgevallend hiervoor de tijd en middelen te voorzien. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Landschap: In de buurt van het plangebied bevinden zich noch Ramsar-gebieden, noch beschermde duingebieden, noch beschermde landschappen, relictzones of ankerplaatsen. Naast het voorzien van een stedelijk (bebouwd) weefsel is er binnen het RUP aandacht voor open ruimten, zowel op privaat als openbaar domein. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Gezondheid en veiligheid van de mens: Binnen het RUP worden geen functies toegelaten die een negatief effect kunnen hebben op de gezondheid van mensen.


Tijdens de uitvoering van de diverse werkzaamheden binnen het plangebied (sloopwerken, optrekken van woningen, aanleggen van ondergrondse parking,…) dient er voldaan te worden aan de wetgeving omtrent de veiligheid op tijdelijke en mobiele werkplaatsen. Er dienen dus maatregelen genomen te worden om de veiligheidsrisico’s tot een minimum te beperken. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Energie- en grondstoffenvoorraden: In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen ontginningsgebieden. Het RUP heeft dus geen gevolgen voor de verdere exploitatie van ontginningsgebieden. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Mobiliteit:

Het plangebied bevindt zich in het centrum van Torhout, dat een hoog voorzieningenaanbod heeft. Te verwachten is dat de inwoners van de nieuwe woongelegenheden zich per fiets of te voet zullen verplaatsen om te voldoen in hun dagelijkse behoeften. Om dit te stimuleren worden maatregelen voorzien in de zone voor openbare wegenis om de langzame verkeersafwikkeling te stimuleren. Er wordt hierdoor getracht om het aantal individuele motorvoertuigkilometers en het aantal verplaatsingen met motorvoertuigen tot een minimum te beperken. Om dit in de kaart te spelen worden op 4 locaties verplichte doorgangen voor zwak verkeer opgelegd. Niets verhindert dat er bij realisatie nog meer doorgangen aangelegd worden. De parkeerdruk op parking Deprez is (zeer) groot (gratis parking op wandelafstand van de Markt in Torhout, terwijl er in de straten zelf betalend parkeren geldt!). Om die reden wenst Stad Torhout geen vermindering van het aantal openbare parkeerplaatsen. De woningen uit deelgebied A worden voorzien van overkragingen op het eerste verdiep zodat op het gelijkvloers auto’s kunnen blijven parkeren. De bovengrondse bestaande parkeervoorzieningen (al dan niet openbaar) mogen slechts gesupprimeerd worden nadat er een ondergrondse parking is aangelegd. Op die manier vergroot de parkeerdruk op openbaar domein niet. Daarnaast wordt in het RUP bijkomend opgelegd dat er per woongelegenheid 1 autostelplaats dient voorzien te worden. Het aantal parkeerplaatsen in een ondergrondse parking dient dus gelijk te zijn aan het aantal gesupprimeerde bovengrondse parkeerplaatsen op een welbepaalde plaats vermeerderd met het aantal nieuwe woongelegenheden op diezelfde plaats. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.


• Bodem:

Figuur 15: Bodemkaart plangebied Het plangebied betreft een “bebouwde zone”. Het plangebied is niet erosiegevoelig. Het effect van eventuele bemalingen wordt behandeld in het item “water”. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Water:

Erosiegevoelige gebieden Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

Hellingenkaart Infiltratiegevoelige bodems


Overstromingsgevoelige gebieden Winterbedkaart

Figuur 16: Watertoetskaarten plangebied Het plangebied behoort tot het Ijzerbekken. Er is geen waterloop aanwezig binnen het plangebied. Het plangebied is volgens de watertoetskaarten gelegen in een gebied dat • niet erosiegevoelig is • matig gevoelig is voor grondwaterstroming (type 2) • kleine terreinhellingen bevat • infiltratiegevoelig is • niet overstromingsgevoelig is • niet behoort tot het winterbed van een grote rivier

Voor de hemelwaterafvoer, ook deze afkomstig van verharde oppervlakten binnen openbaar wegdomein, moet voldaan worden aan de Vlarem II-wetgeving, waarin opgenomen is dat onverminderd andere wettelijke bepalingen voor de afvoer van hemelwater de voorkeur gegeven moet worden aan de volgende afvoerwijzen in afnemende graad van prioriteit: opvang voor hergebruik, infiltratie op eigen terrein, buffering met vertraagd lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater en tot slot lozing in de regenwaterafvoerleiding in de straat. Slechts wanneer de beste beschikbare technieken geen van de voornoemde afvoerwijzen toelaten, mag het hemelwater overeenkomstig de wettelijke bepalingen worden geloosd in de openbare riolering. Voor de dimensioneringscriteria wordt verwezen naar de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Volgens het zoneringsplan is het plangebied gelegen in het “centraal gebied”. Dit betekent dat er een afvalwaterriolering aanwezig is die verbonden is met een operationele waterzuiveringsinstallatie. In dit gebied is het verplicht om het afvalwater aan te sluiten op de afvalwaterriool. Hiervan kan enkel worden afgeweken als deze aansluiting dient te gebeuren via gronden van derden. In dat geval moet een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) geïnstalleerd worden. Een aansluiting van het afvalwater op de afvalwaterriool via een pomp is technisch haalbaar en is dus geen reden om af te wijken van de aansluitingsplicht.


Figuur 17: Zoneringsplan plangebied

In de Vlarem II-wetgeving worden voor de lozing en sanering van afvalwater bepalingen voorzien. Alle gebouwen binnen het plangebied zullen dienen te voldoen aan deze bepalingen. De grondwaterkwaliteit wordt in essentie bepaald door de volgende drie factoren (Vissers e.a. 1999): - Infiltraat: de kwaliteit van het geïnfiltreerde water, dus zowel van het voedende

water (regen, rivierwater, indamping) als toegevoegde stoffen (mest, metalen, bekalking, droge depositie, organische verontreinigingen);

- Geochemische processen die zich in de aquifer hebben afgespeeld. Deze zijn op te splitsen in typen chemische processen, zoals adsorptie, redoxreacties, buffering, afbraak, etc;

- Grondwaterstroming: dit bepaalt waar water van een bepaalde kwaliteit (bepaald door bovenstaande twee factoren) zich op een bepaald moment bevindt.

De geplande functies en bijhorende stedenbouwkundige voorschriften zijn niet van die aard dat zij een significant effect zullen teweegbrengen in één van bovenstaande factoren. Daarom kan men stellen dat de grondwaterkwaliteit door de geplande ruimtelijke ingrepen niet significant zal wijzigen. Het plangebied betreft een gebied dat matig gevoelig is aan grondwaterstroming (type 2). Indien er in type 2 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. In delen van het plangebied bestaat de mogelijkheid om een ondergrondse parking aan te leggen. De horizontale lengte zal nooit meer dan 100m bedragen, waardoor er niet voldaan is aan bovenvermelde voorwaarde en er dus geen advies dient gevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. De invloed van de grondwatertafelverlaging werd reeds onderzocht in 6.4.2. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Lucht:

Op het geoloket van de VMM zijn volgende waarden terug te vinden: - voor de gemiddelde waarde stikstofdioxide (NO2): 19.2. Dit is een relatief lage

waarde. - voor de gemiddelde waarde fijn stof (PM10): 29.1. Dit is een gemiddelde waarde.


- voor het gemiddeld aantal overschrijdingen van de norm PM10: 26.0. Dit is een gemiddelde waarde.

Bij de aanleg van het openbaar domein en de bouw van de woningen zal er tijdelijke stofhinder optreden. Door verwarming van de woningen en door de wagens van de bewoners zal er luchtverontreiniging zijn. Door de geringe oppervlakte aan bijkomende woningen gaat het om een zeer beperkt effect. De EPB-regelgeving zorgt voor milderende maatregelen. De gemotoriseerde verkeersstromen van en naar de parking zorgen voor luchtverontreiniging. Deze stromen zullen na inwerkingtreding van het RUP blijven bestaan, ook nadat de nabestemmingen in werking zijn getreden omdat er dan een ondergrondse parking zal zijn aangelegd. Bijgevolg zal er geen significante bijkomende luchtverontreiniging optreden. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Geluid:

Tijdens de uitvoering van de diverse werkzaamheden binnen het plangebied (sloopwerken, optrekken van woningen, aanleggen van ondergrondse parking,…) is er tijdelijke geluidshinder te verwachten. Het plangebied is niet opgenomen als potentieel stiltegebied. In West-Vlaanderen zijn slechts twee potentiële stiltegebieden gelegen, nl. het Komgrondengebied van Lampernisse (1998), in vogelvlucht ongeveer 24km verwijderd van Torhout, en de Zwinstreek (1998), op ongeveer 37km van Torhout. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Licht:

De lichthinder is beperkt omdat de functies binnen het plangebied geen grootschalige omgevingsverlichting vergen zoals bv. het geval is bij sportvelden. Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Stoffelijke goederen:

Het RUP voorziet een verwevenheid van functies binnen het plangebied, weliswaar gebundeld per zone. Ook ontwikkelingen op lange termijn worden voorzien aan de hand van nabestemmingen. Conclusie: geen blijvende significante effecten te verwachten.

• Biodiversiteit:

Volgens de biologische waarderingskaart is het plangebied biologisch minder waardevol.


Figuur 18: Biologische waarderingskaart plangebied Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• De samenhang van de diverse onderdelen:

Het voorgenomen plan voorziet de ontwikkeling van het gebied rond parking Deprez. Het verschil tussen de geldende plannen en het voorgenomen plan zijn niet van die aard dat blijvende significante effecten te verwachten zijn. Tijdens de uitvoering van de diverse werkzaamheden binnen het plangebied (sloopwerken, optrekken van woningen, aanleggen van ondergrondse parking,…) is er tijdelijke hinder te verwachten. Conclusie: geen blijvende significante effecten te verwachten.

6.5 Conclusie Het RUP voorziet de ontwikkeling van het gebied rond parking Deprez. Het wordt mogelijk dat er woongelegenheden opgericht worden tussen Koer Vanthuyne en parking Deprez (deelgebied A). Dit is de aanleiding tot opmaak van het RUP. Tegelijk grijpt Stad Torhout de kans om gans het plangebied te ordenen, waarbij aandacht is voor de ontwikkeling op lange termijn. In deelgebieden B en C wordt de mogelijkheid voorzien om woongelegenheden op te richten op voorwaarde dat het verlies aan autostelplaatsen gecompenseerd wordt door het voorzien van een ondergrondse parking. De conclusies uit het strategisch-commercieel plan van de Stad Torhout worden geïmplementeerd in het RUP: langs de Zuidstraat tussen de Markt en de doorgang naar parking Deprez wordt een zone voor funshoppingwinkels voorzien. Tegelijk wordt het verdere deel van de Zuidstraat en langs de Rijselstraat en Kortemarkstraat geordend in een zone voor runshoppingwinkels. De hoofdtoon in de Eugeen Van Oyestraat, de Wollestraat en Koer Vanthuyne is ‘wonen’. Aangezien er in het plangebied geen waardevolle fauna of flora aanwezig zijn en geen beschermde monumenten, landschappen, dorpsgezichten, ankerplaatsen of relictzones, kunnen deze niet significant negatief worden beïnvloed. Er zijn ook geen significante negatieve effecten te verwachten op de aanwezige beschermde monumenten in de buurt van het plangebied.


6.6 Aftoetsing grensoverschrijdende of gewestgrenso verschrijdende effecten Door de ligging (in het centrum van Torhout) en de geringe oppervlakte (ruim 2 ha) van het plangebied kunnen we stellen dat er geen grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten te verwachten zijn.

1999 Screeningnota 110608Torhout heeft geen deelgemeenten. Torhout telt 19776 inwoners op een...

Documents

Transcript of 1999 Screeningnota 110608Torhout heeft geen deelgemeenten. Torhout telt 19776 inwoners op een...