1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

166
  NDIVIDU EN GEMEENSCHAP DOOR Dr. FRITZ KUNKEL

description

Individualpsychologie

Transcript of 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 1/166

 

N D IV ID U E N

G E M E E N S C H A P

DOOR

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 2/166

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 3/166

M. A. HY LK EMA

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 4/166

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 5/166

M. A. HYLK EMA

S RVIR

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 6/166

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 7/166

M. A.

H Y L K E M A

INDIV IDU EN GE M EEN SC HA P

D O O R

Dr. FRITZ KU NK EL

V E R T A L IN G V A N

P. H. RONGE

arts

S E R V I RE D E N H A A G 1 93 2

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 8/166

O O RS P R O N K E L U K E T I T E L :

G R U N D Z E JG E D E R P O L I TI SC H E N

C H A R A K T E R K U N D E

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 9/166

IN H OUD.

Bladz.

Inhoud .

Voorwoord van den vertaler .

Voorwoord van den schrijver • •

EERSTE DEEL: Grondbeginselen.

1. De problemen der politieke karakterkunde

1 1

2.

De algemeene vorm van het politieke

karakter . .

23

3.

De historische inhoud van het politieke

karakter

4

TWEEDE DEEL: De samenleving vormt den

mensch.

4.

Prim itieve gem eenschap

52

5. Egocentriciteit. . . ..

1

DE R DE DE EL : De mensch vormt de samenleving .

6.

Rijpend gemeenschapsgevoel . .

89

7 .

Meeloopers . .

106

8 .

Leiders . . . .

127

9. Rijpende menschen. . . .

142

L iteratuur-O verzicht .

159

5

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 10/166

V O O R W O O R D V A N D E N V E R T A L E R .

Fritz K unk el heeft, als auteur van een groot aantal

veel gelezen boeken, belang rijke verdienste voor de ver-

breiding der Individual•psychologie verworven. In zijn

„G rundziige der Politischen C harakterkunde", dat den

lezer hier in vertaling wordt voorgelegd, past hij de

Adlersche gedachten toe op een gebied, dat tot dusverre

door de Ind ividual-psyc hologie nog niet betreden was.

O p d e hem eigen beeldrijke en klare wijze zet hij uit-

een, hoe de beide funda m enteele gevoelens, het ik gevoel

en het

gemeenschaps

 

evoel die als tegenliggende pola-

riteiten het dynam ische element in de Individualpsycho-

logie vorm en, door een synthetisch e sam enwerking tot

een kringloop van vorming, ontwikkeling, verval en ont-

binding van mensch elijke gem eenschapp en leiden, en hoe

een voortdurende aanpassing van den vorm der samen-

leving aan de w isselende tijdsom standigheden h iervan

het gevolg is.

O nwillekeurig dringt zich bij de lezing van dit boek

een vergelijking met Freud 's „Psych ologie der M asse

and Ic h-A nalyse" op. Terwijl bij Freud de driften als

de oorzaken voor de vorming van gemeenschappen wor-

den aangezien, ligt voor den Individualpsycholoog Kun-

kel aan d eze vorming een concreet doel, de vermijding

6

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 11/166

van den ondergang van h et individu of van het verloren

gaan van zijn doelstelling, ten grondslag. Het ontstaan

van een gemeenschap is dus niet slechts een door den

drift teweeggebrach te toevalligheid, ma ar het resultaat

van een zinvolle activiteit van h et individu als geh eel.

D at de schrijver voor den sma ak van som m ige lezers

misschien wel eens iets to veel theoretiseert, dat enkele

van zijn voorbeelden d e feiten weleens wat tendentious

belichten en dat b ier en daar zijn eigen politieke inzich -

ten door het, over 't geheel genomen neutraal geh ouden.

betoog heenschemeren, zal men hem waarschijnlijk, dank-

baar voor h et vele juiste en leerzame, dat h et boek bevat,

niet euvel duiden.

Aan de totstandbrenging van deze vertaling heeft

M r. L . van Goud oever een belangrijk aandeel gehad.

Beh alve voor zijn hulp bij de correctie, ben ik h em voor

talrijke opmerkingen, die de vertaling, vooral van de

vele door den sch rijver gebruikte neologismen, betref fen,

grooten dank verschuldigd.

U trecht, Nov. 1932.

. H. RONGE.

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 12/166

V O O R W O O R D V A N D E N S C H R IJV E R

D e groote belangrijkheid van h et onderwerp, dat in

dit boek wordt behandeld, zal wel door niemand

betwijfeld worden. D e begrenzing van het gebied en ook

het gezichtspu nt, van waaru it het K ier bewerkt wordt,

is echter princip ieel verschillend van alle vroegere po-

gingen, die een dergelijk doel nastreefden. En wanneer

in de wetensch ap iets versch ijnt, dat tegelijkertijd voor

de prak tijk van groot belang en theoretisch geh eel nieuw

sch ijnt te zijn, dient voorzich tigheid in ach t genom en te

te worden.

Het scheen daarom noodzakelijk, om in het eerste

deel het wetenschappelijke standpunt (nl. de onder-

scheiding van karakterologie en psychologie) en het

onderwerp dezer studie (politieke karakterkunde, zoo-

als deze zich afgrenst van de individueele en collectieve

karak terkunde) u itvoerig u iteen te zetten. D at daarbij

tevens vermeld m oest worden, zoowel wat de nieuwe

wetensch ap van d e oude sch eidt, als wat haa r m et deze

verbindt, is iets dat vanzelf spreekt. M aar een grondige

vergelijking met aanverwante en tegenovergestelde

theorieen kon binnen het bestek van dit boekje niet be

proefdworden •

Wie deze theoretische fundeering te omslachtig

m och t vinden, kan haa r voorloopig gerust overslaan en

terstond m et het tweede en derde d eel beginners. Hij

zal het eerste deel dan later m isschien als een welkome

aanvulling waardeeren.

8

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 13/166

H et is niet de bedoeling van dit boek om propagand a

voor de een of andere partij of sch ool te mak en. H et wil

er slechts toe bijdragen de versc hillende standpu nten

te verduidelijken, en dat wil aan den eenen ka nt zeggen:

zoowel de bewu ste verwerking van het eigen politieke

standpunt, als de juiste kennis der eigen fouten ver-

diepen, terwijl h et aan den anderen kant w il trach ten

een beter begrip voor de standpunten van anderen

te bevorderen. A lleen op deze wijze mag m en hopen de

politieke deba tten, die er zich doorgaa ns toe beperken

de verschillende tegenstrijdige belangen op starre en

onvruch tbare wijze tegenover elkaar te stellen, op een

hooger peil te brengen, zoodat zij tot een wederzijdsch

begrijpen en het inzicht van h et ineengrijpen der ver-

schillende spheren en belangen kunnen voeren. Slechts

zoo kan u it de onvruch tbare antithesen een vruch tbare

synthese geboren worden.

Dat een dergelijke poging alleen van een standpunt

uit kon ondernomen worden, dat, zoowel uit een oog-

punt van politiek als van w ereldbesch ouwing b ezien,

ondubbelzinnig en scherp omlijnd is, spreekt vanzelf.

Maar het in dit boek ingenomen standpunt is er een, dat

in velerlei politieke denksystemen en programma's is

opgenomen of zou k unnen worden opgenomen en dat,

indien het meer in het middelpunt van het algemeen

bewustzijn zou treden, een belangrijke verschuiving en

vereenvoudiging der partijgroepeering te weeg zou

brengen.

M isschien zal de hier verdedigde opvatting, dat de

uitwendige (politieke) en d e inwendige (k arakterolo-

gische) ontwikkelingscrisen in elkaar grijpen, vele

lezers in den beginne bevreemden of zelfs ergeren.

Wellich t maak t hen dan d e thans heerschende noodtoe-

stand toch geneigd om zich, al was het slechts als

proef, met een nieuwen en h inderlijken gedac htengang.

bezig te houden. E n h et is heel goed m ogelijk, dat juist

9

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 14/166

zulk een, aanvankelijk onaangename, verwijding van

het bew ustzijn later zeer nuttig zal blijken te zijn. In

hoeverre echter het lezen van dit boek dit resultant

zal hebben, kan niet reeds van te voren door sym-

pathie of antipathie m et de erin verkondigde denk beel-

den beslist worden, ma ar u itsluitend door de a l of niet

totstandkoming van de vermeerdering van inzicht,

welke het den lezer beoogt te geven. Over de practi-

sche bruikbaarheid en de theoretische juistheid der h ier

uiteengezette denk beelden m oet de h istorische ontwik-

keling zelf beslissen.

0

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 15/166

E E R S T E D E E L .

Grondbeginselen.

1. De "problemen der politieke karakterkunde.

De feiten en hun onderling verband, waarvan in het-

geen hier volgt sprake is, betreffen de wisselwerking

tusschen m ensch en m aatschappij, tusschen individu en

gem eenschap en zijn reeds tallooze malen van de m eest

verschillende gezichtspunten uit beschreven en onder-

zocht. De betrekkingen tusschen den afzonderlijken

mensch en zijn sociaal milieu zijn immers voor het prac-

tische leven van zulk een groote beteekenis, dat niet

alleen staatslieden, wetgevers en politieke figuren, niet

alleen alien, die een organisatorische of leidende functie

in een politieke partij of vereeniging vervullen, dage-

lijks met deze problemen te maken hebben, maar dat

ook a lle journalisten en redenaars, onderwijzers en op-

voeders er mede in aanraking komen. Sinds

Plato (

400

j. v.

Chr. )

zijn groote werk over den staat geschre-

ven heeft, heeft de wetenschap dan ook vrijwel onafge-

broken, telkens van nieuwe standpunten uit en telkens

met behulp van andere methoden, zich er mede bezig-

gehouden dit moeilijke gebied te doorvorschen.

Aldus heeft zich naast de psychologie van het indivi-

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 16/166

du langzam erhand de sociale psychologie gevormd , die

het geestelijke gedrag van d e collectiviteit, van ond er-

l ing vereenigde individuen, onderzoekt. Tw ee onder-

afdeelingen van deze nieuwe wetenschap , de psych olo-

gie der volken (W i l h e l m W u n d t) en de massa-

psychologie (L e Bon en zijn critici Vier k an d t,

K an t z k y, Fr e u d) hebben ons buitengewoon be-

langrijke gegevens verschaft.

D at de psych ologie van h et individu zich in de laat-

ste decennien tot groote hoogte ontwikkeld heel t, is

zoo bekend, dat het bijna onnoodig is dit to vermelden.

(S. Freud, C. G. Jung, A. A dle r). Maar de indi-

vidueele psychologie, waar wij thans over beschikken,

ofschoon zij ook m et de betrekkingen van den afzon-

derlijken mensch tot de gemeenschap wel rekening

hou dt, streeft toch in hoofdzaak het onderzoek van het

individu na. Voor haar is de betrekking van den

m ensch tot het eigen lichaam en tot den afzonderlijken

m edem ensch (Ik en G ij), welke ons hier niets aangaat,

even gewichtig als de betrekking tussch en Ik en W ij.

A an den anderen karat hebben w ij een sociale psy-

chologie, waarin ook wel de betrekkingen van groep

tot individu , bijv. in vragen b etreffende de opvoeding,

de strafvoltrekking, de m assasuggestie enz., ter sprake

kom en; ma ar het zwaartepunt valt niet op dit deel van

haa r onderwerp. Z ij interesseert zich juist h oofdzakelijk

voor vragen, die ons h ier slech ts indirect belangstelling

inboezemen, bijv. voor het wezen en de vorming der

zeden, van de taal en van de openbare m eening. V oor

ha ar blijft het 1k een zinledig begrip.

Men kan de individueele en de sociale psychologie

als de leer van het Ik en de leer van het Wij tegen-

over elkander plaatsen. Tusschen hen beide blijft dan

plaats voor een derde wetenschap , die zich voorloopig

als de leer van de wisselwerking tusschen 1k en Wij

laat aandu iden en voor welke Been van d eze beide be-

12

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 17/166

grippen zonder inhoud is. Pogingen in deze richting

bestaan er reeds vele, zoo bijv.: bij S t o l t e n b e r g en

S tiele r. Maar de eigenlijke grondlegging, nog min-

der de uitwerking, van een dergelijke wetenschap is tot

nog toe niet geschied. De oorzaak daarvan is waar-

schijnlijk daarin gelegen, dat de psyc hologie van voor-

heen voor het hier beoogde doel nog ongeschikt was.

Zoolang de p sych ologie nog de „leer van h et inner-

lijke leven" of, nog bep erkter, de „leer van het bew ust-

zijn" wa s, kon zij de m oeilijke vraagstukk en, waar het

hier om gaat, niet beheerschen.

Noch de verhouding tusschen leider en volgelingen,

noch de opstandigheid van den onderaanvoerder wa-

ren uitsluitend uit de verschijnselen van het bewust-

zijn, van h et innerlijk leven, te verklaren.

De eerste gewichtige stap, die tot verbetering van

dezen neteligen toestand leidde, kwa m van een ka rat, die

m et psychologie rechtstreeks niets te mak en had, na-

melijk van dien der sociale economies Het was Karl

Marx met zijn stelling, dat niet de vorm van de sa-

m enleving door het bewustzijn, maar d at omgek eerd

het bewustzijn door den aard der m enschelijke sam en-

 ey ing bepaald werd. G edurend e tientallen van jaren

werd deze bewering door zijn tegenstanders, d.w.z.

door nagenoeg de geheele wetenschap, doodgezwegen,

en daarna nog weer tientallen van jaren als volkom en

onzinnig bestreden. Eerst de wereldoorlog heeft den

weg tot een eenigszins zakelijke beoordeeling geopend

en tegenwoordig ku nnen wij op grond van degelijke en

eeriiike onderzoekingen verklaren, dat deze stelling ge-

ceeltelijk juist en gedeeltelijk onjuist is. Z ij heeft cor-

rectie en aanvulling noodig. Voor zoover zij juist is,

stelt zij ons echter in staat om een wetenschap te

grondvesten, die wij dringend noodig h ebben, nam elijk

che der politieke karakterkunde.

D e zakelijke kritiek op de psyc hologische c onclusies,

13

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 18/166

waartoe Marx en Engels, uitgaande van de sociale

economie en de sociologie, gekomen zijn, wordt ons ge-

makkelijker gemaakt door een anderen grooten voor-

uitgang, die van niet minder belang is, en die nau welijks

minder tegenstand verwekte, dan het pionierswerk der

eerste marxisten. Het zijn de resultaten der zoogenaam-

de dieptepsychologie, d.w.z. van de psychoanalytici

onder Sigmund Fr e u d, de Ziiricher school onder

Carl Georg Jung en de individualpsychologen

onder Alfred Adler.

Dank zij hun onderzoekingen werden de grenzen der

tot dusverre geldende p sych ologie voorgoed overschre-

den. V oor de „leer van het bewu stzijn" kwam de ,,leer

van het innerlijke leven" in de plaats. O nbewuste geeste-

lijke processen, impulsen en aandriften werden als

werkzam e realiteiten herkend. H et bleek, dat zoowel de

trouw aan de gem eenschap als h et verraad eenerzijds

door invloeden van buiten, bijv. door materieele voor-

deelen (wiens brood m en eet, diens woord m en spreekt)

konden veroorzaakt worden, maar dat zij tevens hun oor-

sprong kond en vinden in onbewuste beweegredenen,

sym patbieen en antipathieen, waarvan de diepere oor-

zaken noch den leider, noch den volgeling bewust be-

hoefden to zijn.

Sedert men tot het inzicht is gekomen, dat de onbe-

wuste beweegredenen op zijn minst even gewichtig zijn

als de bewuste, heeft men zich van de problemen, m e-

thodes en gegevens, welke tezamen vroeger psycholo-

gie genoemd werden, meer en m eer afgewend en wan-

neer m en tegenwoordig dit woord gebruik t, gesch iedt

het in een geh eel andere beteekenis, nam elijk die van

karakterkunde. Wij vragen niet meer in de eerste

plaats: wat denkt of voelt een mensch , en pas daarna:

waar en hoe komt hij van deze gedachten en gevoe-

lens tot de daad; maar wij onderzoeken in de eerste

plaats: wat doet een mensc h en door welke regels en ge-

14

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 19/166

zichtspun ten (die hem zelf wellicht onbewust zijn) wor-

den zijn hand elingen verklaard. W ij vragen voor alles

naar zijn karaktertrekken en onderzoeken pas in de

tweede plaats, welke gedachten en gevoelens daarbij

behooren. De problemen van het zelfbedrog en van

de zoogenaam de „facadenvorm ing" zijn onderdeelen

van het karakterprobleem geworden. Alle gedachten en

gevoelens, die neerkomen op: „ik zou gaarne willen,

maar...", „ik zou wel kunnen, als en dergelijke

ph rasen meer, wijzen voor de nieuwe k arakterkunde

op om wegen en verhu llingen, zijn de uiterlijke kentee-

kenen van d e „binnenste geheime p olitiek", die een ieder

m et zich zelf bedrijft.

R eeds L uther gaf den raad: „Schau ih m nicht aufs

M aul, schau ihm auf die Fauste".

Wij duiden dit standpunt (met William S t e r n)

als „psychoph ysisch neutraal" aan. Wij bekom m eren

er ons dus bijvoorbeeld niet om , of een hongerdem on-

stratie physisch door voedselgebrek of psychisch door

den drang tot zelfbehoud veroorzaakt wordt, m aar wij

stellen ons voor, dat ieder mensch op een behoefte of

een nooddruft zoo reageert, dat hij zich zoo goed m oge-

l ijk trach t te helpen. W at onder „beh oefte" verstaan

m oet worden en welke m iddelen tot haar bevrediging

worden aangewend, of reeds de belasting op bier of

pas het ontbreken van droog brood een „noodtoe-

stand" mag worden geheeten, en of men door dolle

woede, door een gedisciplineerden strijd of door beh en-

dige onderhandelingen den nood zal trachten te ver-

helpen, dat alles hangt van de m eest verschillende om -

standigheden of en die zullen nu juist in de politieke

karakterkunde m oeten onderzocht w orden.

W ij verstaan dus onder k arakter het totaal der ge-

dragingen van een bepaald persoon of, nauwkeuriger

gezegd, de regels, naar welke deze gedragingen

ge-

ordend worden en het verband dat er tussch en hen

15

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 20/166

bestaat. Wie deze regels kent, kent den m ensch en w ie

ze verandert, verandert den m ensch.

Deze regels zijn evengoed psychophysisch neutraal.

W ij zijn noch m aterialisten, noch idealisten. Wij m ee-

nen bijvoorbeeld, dat iemand op een bepaalde gedachte

komt, niet omdat deze gedachte zich logisch uit de

vorige laat afleiden, m aar om dat een p hysieke beh oefte

(bijv. honger of verliefdheid), of ook een „ideeele be-

hoefte" (zooals bijv. de ijdelheid), hem altijd weer op

een bepaald doel doet aansturen. De uitspraak van

S h a k e s p ear e, dat „de wensch de vader van de

gedach te is", is m aar al to waar. N iet de logica, niet de

wetenschappelijke eerlijkheid, maar het doel, dat de

mensch bereiken wil, bepaalt den loop zijner gedachten.

D e m onarchist kan „wetenscha ppelijk" b ewijzen, dat de

m onarch ie verreweg de beste staatsvorm is, en de repu -

blikein zal eerlijk en met even diepe overtuiging het-

zelfde voor de republiek doen. De inhou d van het be-

wustzijn, de overtuiging, de wereldbeschou wing, zijn

voor ons eenerzijds, als „ideologie", aanhangsels van

het karak ter, m aar aan den anderen kant ontwikkelen

zich de meeningen verder, en wel, zooals zal blijken,

vooral in antwoord op de zooeven genoemde nood-

toestanden. E n deze nieuwe, veranderde opvattingen

werken om vorm end terug op h et karakter. De m ensch

verandert, hij leert en groeit, vooral door het lijden.

O ok deze wisselwerking behoort tot de dingen, die de

politieke karak terkunde m oet onderzoeken.

D e wisselwerking tusschen „Ik " en „W ij", tusschen

individu en gem eenschap , kon pas een voorwerp van

onderzoek worden, nadat de psychologie zich in ka-

rakterkunde veranderd had.

De bewering van Karl Mar x, dat de vorm van het

bewustzijn door den maatsch app elijken bestaansvorm

bepaald zou worden, moet thans luiden, dat het karakter

van den m ensch en daarm ede tevens zijn denkwijze en

16

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 21/166

overtuiging, door zijn sociale om standigheden m ede be-

paa ld worden. W ij zeggen in tegenstelling tot M a r x:

W i j

zijn slechts mede bepaald, niet zuiver en alleen erdoor

vastgelegd. D e proletarier zal wel een groote geneigd-

held hebb en om de m arxistische gedac hten tot de zijne

te maken, maar hij behoeft dit niet te doen. Hij kan

zich ook in een geheel andere richting, kan zich zelfs

boven het m arxisme, boven elk ander „ism e" uit ont-

wikkelen. Wetenschapp elijk u itgedrukt: h et karakter

van den m ensch w ordt niet door zijn sociale omstan-

digh eden gedetermineerd. Wel is de wijze, waarop d eze

sociale omstandigheden door hem verwerkt worden, de

m eest wezenlijke factor voor de politieke k araktervor-

ming.

H oe m eer iem and lijdt en hoe beter hij zijn leed in zijn

karakter verwerkt wat daarmee bedoeld wordt zal

later blijken — , des te objectiever kom t hij tegenover

zijn sociale omstandigheden te staan, met des te min-

der vooroordeelen zal hij zichzelf en zijn omgeving be-

schouwen en des te doelmatiger en zekerder zullen zijn

inzichten en daden in d e werkelijkheid ingrijpen.

De vormende invloeden van het Wij op het Ik zijn

echter slechts de eene helft van ons probleem. Daar-

naast voegt zich terstond de andere helft, en wel de

verandering d ie het individu door zijn aanwezigheid,

door zijn doen of laten, in zijn groep teweegbrengt.

leder m ensch is in politiek opzicht werkzaam , ook wan-

neer hij, door geringen invloed of opzettelijk, schijnbaar

onwerkzaam is. Hoe meer lieden zich van alle politiek

onthouden, des te grooter wordt de m assa, die zich laat

regeeren, en des te meer wordt een regeering gedwon-

gen om zich van autocratische vormen te bedienen.

H oe meer m enschen zich zonder kritiek in een bepaalde

partij voegen, des te meer nad ert de p artijleiding de dic-

tatuur. O mgekeerd echter, hoe m eer menschen op grond

van

een zelfstandige overtuiging naar eigen politieke

2 7

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 22/166

verantwoordelijkheid streven, des te gedifferentieerder

m oet zich het politieke leven ontwikkelen. O ok h ij, die

zich tot een p assief object der politiek laat m aken, oefent

desondank s toch p olitieken invloed uit.

D at deze laatste h elft van het p robleem , de invloed

van het Ik op het Wij, tot de politiek behoort, is aan

Been twijfel onderhevig. M eer de vraag sch ijnt het, of

ook de eerste helft, de invloed van de groep op het in-

dividu, nog den naam van „politiek verdient. Maar

zoodra m en van „sch oolpolitiek" of van „c ultuurpoli-

tiek" speekt, zoodra men zegt: „wie de jeugd heeft,

heeft de toekomst" en vooral als men den invloed van

de pers, van de op enbare m eening en van de stille pro-

paganda mederekent, zal men althans moeten toegeven,

dat politieke gezich tspunten ook bij de inwerking van

het Wij op het 1k nooit ontbreken. Wij moeten deze

invloeden tot de politieke rekenen, niet omda t de pa r-

tijen zich van deze invloeden bedienen, m aar om dat ze,

geheel afgezien van partijrichting of wereldbeschou -

wing, meehelpen om de toekomstige politieke h ouding

te vormen en te bepalen en dus daarvoor ook mede

verantwoordelijk zijn. In den loop der verdere bespre-

kingen zal nog blijken in hoe sterke mate dit het ge-

val is.

D e wetenschap , die de wisselwerking tusschen Ik en

Wij onderzoeken moet, werd als een onderdeel der

karakterku nde en niet als een onderdeel van de

psy

chologie aangemerkt, omdat ze, van een psycho-phy-

sisch neu traal standpu nt uit, de regels m oet opstellen,

volgens welke de m enschen h unne beh oeften zoeken te

bevredigen. De grenzen tusschen bewust en onbewust,

tusschen geestelijk en lichamelijk, spelen voor haar

slechts een ondergesch ikte rol, want h et individu wordt

als een totaliteit beschou wd, d ie zijn deelen, zijn orga-

nen en m iddelen eenparig in dienst van zijn bewu ste of

onbewuste doelstellingen aanwendt. En „politieke"

1 8

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 23/166

karak terkunde werd zij genoemd, om dat het zwaarte-

pu nt niet op het afzonderlijke subject, zooals in de in-

dividueele karakterkunde, en ook niet op de groep,

zooals in de sociale psych ologie, gelegd wordt, m aar op

de wisselwerking tusschen het Ik en het Wij. Deze

wisselwerking schijnt door het woord „politiek" het

best te worden gekensch etst.

D e psych ologen h ebben langen tijd overlegd, zonder

tot nu toe tot een d efinitieve beslissing te zijn gek om en,

of zij hun gebied tot de natuurwetenschap of tot de

cultuurwetenschap zouden rekenen, en dezelfde strijd

zal vermoedelijk ook voor de karakterkunde nog

tens uitgevochten moeten worden. Nu zou men deze

vraag wel voorloopig ku nnen laten rusten en eenvou-

dig afwachten tot de verdere ontwikkeling de oplos-

sing zou brengen indien er niet een andere vraag

mede samenhing, die op den inwendigen bouw van onze

inzichten betrekking heeft.

Voorzoover de karakterkunde natuurwetenschap is,

moet zij voornamelijk uit structuurwetten van alge-

m eene geldigheid bestaan. Tot deze soort zouden b ij-

voorbeeld behooren: „Wie het doel wil, moet ook de

m iddelen willen". „V erschillende m iddelen ku nnen voor

het zelfde doel en hetzelfde middel kan voor verschil-

lende doeleinden dienstig zijn". Zulke uitspraken ko-

men inderdaad in de karakterkunde voor. Het is echter

zeer de vraag of zij wel de kern ervan uitmaken en du s

het eigenlijke van haar methode aangeven, of dat uit-

spraken van geh eel anderen aard daarvoor in aanmer-

king kom en. Want voor zoover de karakterkunde cu l-

tuurwetenschap is, m oet zij een concreten inhoud h eb-

ben en moeten op zichzelfstaande historische feiten in

haar verwerkt zijn. D an kom t men tot uitspraken als de

volgende: „D e wereldoorlog heeft bewezen, dat de na-

tionale band bij de m eeste m enschen sterker was dan

de

internationaal-socialistische gedachte". Of: „De werke

19

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 24/166

looze verliest des te meer zijn vertrouw en in staat en

maatschappij, hoe langer de werkloosheid aanhoudr

(waarbij vooral aan den werldoozen proletarier van

het tegenwoordige Duitschland en wel aan ieder af-

zonderlijk, moet gedac ht w orden).

Heinrich Rickert heeft er op gewezen, dat in

beginsel ieder onderwerp zoowel historisch, volgens

zijn eenmalige en niet herhaalbare gegevenheid, d.i.

„idiographisch - , als aan den anderen k ant ook volgens

steeds geldende, algemeene wetten, welke het beheer-

schen en van welke het een bijzonder geval van toe-

passing of een voorbeeld van geldigheid is, kan be-

schouwd worden. Indien men de karakterkunde op

deze natuurwetten opbou wt, dan is ha ar h istorisch e in-

hou d een slechts toevallige en m en verkrijgt een alge-

m een en altijd geldige natuurwetenschap. B ouwt m en

ha ar op h istorische feiten, dan verkrijgt m en een idio-

graphische natuurwetenschap. De karakterleer van de

twintigste eeuw zou dan een andere zijn dan die van de

negentiende en die van h et Fransche yolk een andere

dan die van het Duitsche.

L IR de prak tijk blijkt natuurlijk vanzelf, dat op ons

gebied natuurwetenschappelijke en c ultuurwetenschap-

pelijke uitspraken dooreengeweven moeten worden.

D an m oeten wij ons ech ter weer de vraag stellen, vol. .

gens welke gezichtspunten dit dient te geschieden.

W ant het zou natuu rlijk verkeerd zijn, wanneer men

inzichten, die thans juist zijn, zonder bedenken op de

middeleeuwen ging toepassen. Men zou dan de alge-

meene geldigheid van onze uitspraken overdrijven. Aan

den anderen kant moet men wel inzien, dat de angst

voor den honger in het jaar 1200 veel geleken moet

hebben op dien in het jaar 1900. Wie dit zou willen

ontkennen, zou den idiographischen kant

van onze

wetenschap te veel op den voorgrond plaatsen.

Hans Fr eyer heeft kortgeleden een formule ge.

20

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 25/166

vonden, waardoor het m ogelijk blijkt deze m oeilijkheid,

speciaal op het gebied der sociologie, te overwinnen.

H ij geeft aan, dat de sociologische begrip pen eenerzijds

het eenmalige, voorwaarts dringende, groeiende en bo-

vendien het aan een bepaa lden tijd gebonden-zijn, moe-

ten omvatten, zooals het aan de geschiedenis eigen is,

maar dat ze tevens moeten inhouden van welke alge-

m een geldende vormen zij afkom stig zijn en naar welke

algemeen geldende vormen hun ontwikkeling gericht

is. Daardoor verkrijgen de begrippen zelf iets indivi-

dueels en gespannens, iets dynamisch en richting-ge-

vends, in tegenstelling met de statische, onveranderlijke

begrippen der natuurwetenschappen, die aan geen tijd

gebonden zijn. Het begrip monarchie beteekent dan

geen vorm van samenleving en bestuur, welke overal

en zoo lang men wil op gelijke wij ze kon voortduren,

maar het geeft een bepaalde historische beweging aan,

hetzij van de feodale naar de absolute, hetzij van de

absolute naar de constitutioneele monarchie.

De sociologie werkt weliswaar, als het te pas komt,

ook nog met statische, algemeen geldige begrippen,

maar zij heeft voorgoed opgehouden natuurwetenschap

te zijn, want zij heeft het in een bepaalde richting be-

wogen zijn, het onomkeerbare, het aan den tijd gebon-

dene en individueele, dat wil zeggen: h et historische, als

eigenlijk bestanddeel in zich opgenomen. — En den-

zelfden eisch m oeten wij ook aan de karak terkunde stel-

len, vooral aan N aar nieuwste onderdeel, aan de p olitie-

ke k arakterkunde.

Wij zullen dus eenerzijds met structuurbegrippen

werken, die vooral den nadruk op het statische, onver-

anderlijke en algemeen geldige in het menschenleven

zullen leggen. Zulke begrippen zijn bijvoorbeeld „met

het Wij verbonden zijn" (Wirhaftigkeit) en „aan het

Ik gebonden zijn" (Ichhaftigkeit). Aan den anderen

kant zullen wij ons ook van zuiver historische begrip-

21

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 26/166

pen bedienen, welke op toestanden en gebeu rtenissen

betrekking h ebben, zooals bijv. alleen heden ten dage in

Midden-Europa voorkomen en zich nergens in precies

denzelfden vorm ooit weer zullen voordoen. Deze his-

torische begrippen zullen echter duidelijk een bewe-

gingsrichting h ebben, want zij zullen den dynam ischen

overgang van de eene structuur naa r de andere doen

komen. Zoo bedoelen wij bijvoorbeeld, wanneer wij

van iemand zeggen, dat hij socialist is, dat hij een

verandering der econom ische orde wil en dat hij zich

ten doel stelt om den overgang van d e tegenwoordige

structuur naar een nieuwe te bevorderen (daarmede

is natuurlijk niet gezegd, dat zijn voorstelling van

die nieuwe structuu r m et de toekomstige werkelijkheid

zou overeenstemmen). Maar toch is er in het begrip

„socialist" ook nog jets anders van meer algemeene

geldigheid begrepen, en wel, dat — a lthans volgens de

theorie — een algem eene verandering der mensch heid

van een te egocentrische karakterhouding tot grooter

gemeenschap szin gewenscht m oet worden.

Bij nadere beschou wing zal dan blijken, dat ook onze

structuurbegrippen niet geheel van algemeene geldig-

heid zijn, zooals de begrippen der natuurwetenschap,

maar wel dat hun geldingsgebied des te grooter is,

naarmate zij minder historisch bepaald zijn, terwijl de

historische begrippen wel meer individueel zijn, maar

toch voor k leinere groepen een algemeene geldigheid

hebben. Des te meer zii van plaatselijke en tijdelijke

eigenaardigheden in zich opnemen, des te beperkter

wordt hun geldigheid.

Zoo verkrijgen wij ten slotte voor elk afzonderlijk

probleem begrippen, die in concentrische kringen

O P

elkaar zijn gelegen. De grootste kringen, d.w.z. de be-

grippen m et de ruimste geldigheid, dienen tegelijkertijd

als basis voor talrijke afzonderlijke, op zich zelf staan-

de, problem en. G emeenschapszin ( „ Wirhaftigkeit") en

22

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 27/166

egocentriciteit ( „Ich ha ftigkeit") zijn waarsch ijnlijk

in

elken tijd en in ieder m ensch aa nwezig. D e m iddelgroote

kringen gelden alleen voor bepaalde tijdperken en Ian-

den. Feodalisme en kapitalisme, nationalisme en socia-

lisme zijn in het karakter van den thans levenden Duit.

scher reeds iets geheel anders dan voor den Engelsch-

man van heden of den Duitscher van 1700.

De kleinste cirkels eindelijk, omgrenzen die speciale

problemen, die al naar gelang van de sociale klasse, de

landstreek, maar ook den leeftijd en het individueele

levenslot, zeer verschillende vorm en aannem en. D e zeer

algemeene vraag: „Welke uitwerking heeft het gebrek?"

krijgt juist binnen deze nauwe probleemgrenzen vele

individueel zeer verschillende antwoorden. Waarom

wordt de werklooze M uller comm unist, terwijl Sch ulze

zich bij het leger des heils aansluit? — Hier dienen de

uitkomsten der individueele psychologie op de juiste

wijze met die der sociale psychologie vervlochten te

worden.

2. De algemeene vorm van het politieke

karakter.

Het kenmerk, dat alle levende wezens van de doode

dingen onderscheidt, is het gelijktijdig voorkomen van

stofwisseling en vormverandering. In de anorganische

natuur komen dingen voor, die aan vormverandering

onderhevig zijn. Men denke slechts aan het ontstaan

en vergaan van planetenstelsels. Ook zijn er dingen,

die een soort stofwisseling vertoonen. De Rijn blijft

de Rijn, ook al zal het water, waaruit hij nu bestaat,

het volgend jaar Noordzee of wolk geworden zijn.

Overal echter, waar stofwisseling en vormverandering

zich in onderling verband voordoen, waar stof wordt

opgenomen om den vorm te doen groeien en .waar de

23

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 28/166

vorm z ich wijzigt, opda t stof opgenom en of afgesch ei-

den k an worden, in 't k ort, overal waar wisselwerkingen

tusschen stofwisseling en vormverandering zoo werk-

zaam zijn, dat ze alleen in het verband van middel-

doel gedacht kunnen worden, hebben wij met orga-

nismen, met levende wezens te makers.

Wanneer de stofwisseling ophoudt, moet ieder

levend wezen sterven. Da arom zijn voedseltoevoer en

de aanwezigheid van warm te, L icht en luch t noodzake-

lijke voorwaarden voor het leven. Wie in het leven

wil blijven m oet er voor zorgen, dat deze dingen voor

hem steeds beschikbaar blijven. Het zijn behoeften,

die door de natuur der organismen onverbiddelijk zijn

bepa ald, hoezeer ook die natuu r door teeltkeus, training

en gewoonte voor wijziging vatbaar blijkt te zijn. O ok

al heeft de eene mensch vele en de andere slechts

weinig behoeften, niemand kan van een zeker be-

staansminimum of stand doen.

Wij noemen in de psychologie het streven, dat de

bevrediging der stofwisselingsbehoeften dient, niet

langer, in navolging van de zoologie en de biologie,

instinct van zelfbehoud. Want de voorzorgsmaatrege-

len om de voeding te verzekeren kunnen bij den mensch

evengoed als bij de bijen ook op het soortbehoud zijn in-

gesteld. D e honger k an ook c ollectief gevoeld worden.

Het is daarom beter van een weer algemeenen term,

bijv. „levensdrang" (vitales Interesse) gebruik te m a-

ken. Wij stellen het nu voor, alsof deze drang het

antwoord is, waarm ede h et levende wezen op een be-

dreiging van zijn voortbestaan reageert. Honger en

koude heeft ieder mensch reeds tijdens zijn eerste

levensdagen leeren kennen. D at dergelijke letsels ver-

meden moeten worden, zegt ons zoowel het schreien

van den zuigeling, als het spaarbankboekje van

den

kleinen rentenier.

Karakterologisch kunnen wij dezen drang

om te

24

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 29/166

leven met de woorden „vermijding der ondergangs-

limiet" aanduiden, en wij willen daarmede te kennen

geven, dat niet de rijkdom als zoodanig wordt nage-

streefd, m aar dat m en de arm oede tracht te verm ijden.

D e E skimo streeft niet naar bijzonder groote hitte, m aar

hij wil voorkom en, dat hij bevriest. D e eigenlijke reden

waarom tegen armoede en gebrek, tegen honger en

koude, gestreden wordt, is, dat de mensch zijn leven

verliezen moet, wanneer hem de zooeven genoemde

noodzakelijke voorwaarden onttrokken worden. Het is

het einde van zijn levensmogelijkheid, dat hij vreest.

Wij noemen deze grenslijn tusschen leven en dood de

„ondergangslimiet"

(Untergangsschranke).

De bedreiging, die de nabijheid van deze grens be-

teekent, wordt zoo sterk gevoeld, dat alle menschen

(enkele uitzonderingen, die op ziekte berusten, daar-

gelaten) en ook vele dieren tot ver in de toekomst

voorzorgen treffen. Karakterologisch is het ophoopen

van voorraden het antwoord op het geanticipeerde ge-

brek van overmorgen. Daarom wordt het verlies van

deze voorraden door den spaarder als een bedreiging

van zijn ondergangslimiet ondervonden, ook wanneer

hij voor vandaag en morgen nog ruimschoots voorzien

is. En daa rom verweert hij zich tegen de bedreiging van

zijn voorraden of van zijn toekom stige m ogelijkh eid om

geld te verdienen even vanzelfsprekend als hij zich

tegen den onmiddellijk dreigenden honger verweren zou.

De Duitsche burger kreeg voor den oorlog reeds sla-

pelooze nachten, wanneer de rente van zijn vermogen

slechts 12.000 in plaats van 15.000 Mark per jaar be-

droeg. Dat noemde hij bestaanszorgen.

D e ondergangslim iet wordt ver in de

toekomst en

in

een wijden omtrek d oor tal van verdedigingswerken be-

veiligd, maar haar diepste beteekenis is altijd dezelfde.

E lk streven om de ond ergangslimiet te verm ijden, heeft

dus het behoud van het leven als doel. De middelen,

25

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 30/166

die voor dit doel aangewend worden, m oeten natuurlijk

versch illend zijn; in de tropen anders dan op Ijsland,

aan de kust anders dan in de steppe. M aar ook de ge-

heele ontwikelingsgeschiedenis der p roductiemiddelen

komt hierbij ter sprake; want deze heeft een directen

invloed op de m enschelijke k arakterontwikkeling. D e

G erma nen m oesten ten tijde van Caesar, om zich voor

de ondergangslim iet te vrijwaren, tegen weer en wind

gehard en in alle geheimen van het oerwoud thuis

zijn. Een ieder moest zijn stam onder alle omstandig-

hed en trouw blijven en, slechts m et de speer gewapend,

het wilde zwijn en den beer ach tervolgen. Zijn hed en-

daagsche ach terkleinzoon m oet kranten lezen, met au to-

riteiten onderhandelen, m oet een beroep leeren, de con-

cu rrentie bestrijden en niettegenstaande deze conc ur-

rentie zich in een vakorganisatie voegen. Hetzelfde

doel, de vermijding van den hongerdood, eischte toen

evenals nu, dat m en zich h et bestaansminimu m verschaft.

Maar dit bestond toen uit andere dingen en het ver-

eischte andere eigenschapp en en deugden. D e produc-

tiewijze was anders, de vorm der m enschelijke samen-

leving was anders, en daarom m oest ook de karakter-

ontwikkeling een andere zijn.

De vraag, die in dit verband op den voorgrond

treedt, luidt niet: „Hoe en met welke middelen moet

de m ogelijkheid om te leven verzekerd worden?", maar:

„V oor wien, voor welken kring van m edemensch en wil

men haar beveiligen?" Deze vraag was wel ten tijde

van N ebukad nezar en C aesar dezelfde als ten tijde van

L enin, m aar de antwoorden waren steeds versch illend.

O ok indien iem and uitsluitend voor zich zelf zorgt en

dus volkom en egocentrisch is, maa kt h et groot versch il

of hij ten dienste van zijn „Ik de anderen te gronde

richt (zooals bijvoorbeeld een rooverkoning der Vi-

kings), of dat hij de anderen voor zich laat werken

(zooals een Am erikaansch e petroleumm agnaat). In het

26

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 31/166

eerste geval

 

heeft zijn ondergangslimiet den vorm:

„Wanneer ik de anderen in het leven laat, dan komt

m ijn eigen leven in gevaar." In h et andere geval heet

het daarentegen: „Wanneer ik de anderen laat ver-

hongeren, verlies ik h en als afnemers." M et het oog op

zijn eigen ondergangslimiet, dus uit eigenbelang, moet

de m illiardair de ondergangslim iet van zijn arbeiders

en koopers respec teeren.

Buitengewoon veelvormig zijn ook de karakter-

houdingen, die niet het eigen levensbehoud, maar dat

van een groep nastreven. Daartoe behooren in de

eerste plaats de natuu rlijke u itingen der z.g. „ instinc-

ten". ( Een moeder die het leven van haar kinderen

verdedigt of een broeder, die voor zijn zusters opk om t.)

D aartoe behooren echter ook de h et hoogst gedifferen-

tieerde karakterstructuren, zooals bijv. aan de vaderlands-

lief de van een Gneisenau of Bismarck of aan de re-

volutionnaire zelfopoffering van een Cromwell of

Lenin ten grondslag liggen. Hier moeten zeer vele

verschillende m ogelijkheden overwogen en zeer sub -

tiele verschillen ondersch eiden worden. H ier betreden

wij het eigenlijke gebied der politieke k arak terkunde.

Voorloopig willen wij er slechts op wijzen. dat

m en een prim itieven, oorspronkelijken van een m eer

gecompliceerden en hooger ontwikkelden gemeen-

schapszin dient to onderscheiden. De eerste komt socio-

logisch overeen met het begrip „gemeenschap" , met h et

primitieve, oorspronkelijke „wij

- der prim itieve volken

en inheemsche cultuurvormen. Dit zelfde primitieve

„wij" is ech ter ook bij het jonge kind van alle tijden to

vinden. D e tweede, hoogere vorm van gem eenschaps-

zin, moet nog in hoofdzaak als tot de naaste toekomst

behoorend beschouwd worden. Zijn voorboden en

eerstelingen ku nnen wij nu nog slech ts bij een gering

aantal menschen en groepen waarnemen. Wij zien

echter in de historische ontwikkeling een algemeen

Z r

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 32/166

streven in deze richting en de alom intredende karak-

tercrises schijnen wel de totstandkoming van dezen

rijpen gem eenschap szin te beoogen.

Tusschen beide soorten van gemeenschapsgevoel ligt

in het leven van het individu, m aar verm oedelijk ook in

het leven der volken en der cultuurgroepen, de phase

van het individualisme, van de egocentriciteit („Ich-

haffigkeit"). Het individualisme, dat sinds de renais-

sance als het „eigenlijk", het hooger menschelijke ge-

prezen werd en dat sociologisch met het kapitalisme

overeenkomt, schijnt in Midden-Europa vier eeuwen

lang het gewone eindstadium van de karakterontwik-

keling te zijn geweest (waarbij men natuurlijk met be-

langrijke verschillen tusschen stad en land en tusschen

beschaafde en onbeschaafde streken dient rekening te

houden). Thans schijnt deze phase meer en meer een

jeugdstadium in de karakterontwikkeling van den

Europeeer te zullen worden, want steeds veelvuldiger

kan m en de ineenstorting deter egocentrische karak ter-

structuur en den overgang naar het eindstadium, het

rijpe gemeenschapsgevoel, waarnemen. Mogelijk is, dat

ook in de middeleeuwen dit hier en daar bij enkele

menschen het geval was en dat het in den nieuweren

tijd ook reeds bij kleine groepen is voorgekom en. Wa ar-

schijniijk rijpt het echter pas thans langzamerhand tot

een massaversch ijnsel en tot een kenmerk der wordende

nieuwe cultuur.

Ook de hoogste ontwikkeling der productiemiddelen,

de beste organisatie der maatsch app ij en de meest rijpe

gemeenschapszin van den individueelen mensch kan

toch hoogstens slechts de bevrediging der stofwis-

selingsbehoeften verzekeren. Reeds thans zouden de

1 milliard bewoners der aarde zich gemakkelijk tegen

honger en koude kunnen beveiligen, wanneer zij hun

angst voor elkaar konden overwinnen. Daarmede zou

echter het tweede probleem, dat de natuur den m ensch

28

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 33/166

ter oplossing gegeven heeft, nog niet zijn weggenomen.

D eze tweede nood is het gevolg der altijddurende m en.

schelijke vormverandering, van de regelm atige opeen-

volging van geboorte, groei, ouderdom en dood. De

aan zijn „Ik" verkleefde merkt, dat zijn weg onher-

roepelijk naar het graf leidt en de in het „W ij" opge-

nom en m ensch ziet, dat dit „W ir, waarvoor hij zichzelf

opoffert, toch vroeger of later van den aardbodem m oet

verdwijnen. De primitieve mensch ondergaat het ster-

yen van z ijn vrienden of fam ilieleden bijna als zijn eigen

dood en de mensch met het rijpende gemeenschaps-

gevoel herkent met schrik de teekenen van verval en

vergankelijkheid ook in de meest gezonde en sterkste

organisatie. M aar ook wanneer hij deze niet direct zou

waarnemen, zou een blik in de geschiedenis hem doen

beseffen, dat over honderd jaar alles wat hem nu de

grootste opoffering waard sch ijnt, weer verouderd en

vermolm d zal zijn. A ndere menschen zullen dan in dienst

van een nieuwe gem eensch ap ons m oeizaam levenswerk

bestrijden, er over zegevieren en h et vernietigen.

D e vergankelijkheid van al h et aardsche, de sterfe-

lijkheid der menschen en het uiteenvallen der groepen,

vormt een ondergangslimiet, waartegen geen middel

zou bestaan, indien het leven niet zelf voor het eigen

voortbestaan gezorgd had. Sexueele lief de, voort-

planting en zorg voor het gezin, zijn de antwoorden

van het geslacht mensch op de sterfelijkheid van

den enkelen mensch . H et sexueele leven blijkt een mid-

del to zijn, dat in dienst staat van een hooger doel da n

dat van den enkeling. Dit doel wordt niet gedragen

door het afzonderlijke individu, m aar het is het „ge 

slacht mensch", als geheel, als totaliteit genomen, dat

de middelen beheerscht om aan den ondergang

to

ontkomen. Aan het individu wordt daarbij niets ge-

vraagd, het ha ndelt als blind werktuig van h et geheel.

Zijn vrijheid om den eisch, dien de soort hem door mid-

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 34/166

del van de geslachtsinstincten stelt, te volgen of te

weerstaan, is zeer beperk t. H etgeen voor de soort doel-

matig, finaal is, is voor het individu oorzakelijk, dus

causaal werkzaam, want de sexueele behoeften, het

verlangen naar den p artner, de wensch naar kinderen

zijn even onweerstaanbaar als de behoefte aan voedsel

en warmte.

De groote verschillen, die ook in dit opzicht bestaan,

zullen weer karakterologisch verklaard m oeten wor-

den. Want niet alleen door klimaat en levenswijze,

m aar ook door zede, pub lieke opinie, opvoeding en het

individueele levenslot is de mate der behoefte en de

weerstandskracht er tegen zeer verschillend.

E ch ter, juist tengevolge van deze groote verschillen

in werkzaamheid der sexueele driften, zullen deze als

biologisch antwoord op de vergankelijkheid van den

m ensch te kort m oeten sch ieten. A lleen onder zeer pri-

mitieve verhoudingen is het vertrouwen op de mensche-

lijke vruc htbaa rheid nog zoo groot, dat de vrees voor

de ondergangslim iet niet zou h oeven te bestaan. E n zoo

zien wij bijna overal, ook in culturen, die nog op zeer

lagers trap staan, h et streven om , niet alleen de voort-

planting zelf, maa r ook allerlei instellingen, cerem onial

en gebruiken, die haar verzekeren moeten, voor alle

tijden vast te leggen. D oodenoffers, vooroudervereering,

het geloof aan demonen en de geheele veelvormige

religieusiteit der natuurvolken en oude culturen kunnen

voor een groot deel als antwoord van den bezorgden

mensch op_cle aardsche vergankelijkheid verklaard wor-

den. Indien er geen dood was, zou er geen beh oefte aan

m etaphysica zijn en zouden philosophic noch godsdienst

ooit bestaan hebben. — W aar de vraag ontbreekt, kan

ook geen antwoord gegeven worden.

D at de m etaphysische antwoorden op de vraag der

vergankelijkheid ook toegepast werden op de vraag

van h et levensonderhoud, ook al verlangde deze vraag

30

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 35/166

een geheel ander antwoord, is Lich t te begrijpen. Wan-

neer het van den toorn eener godheid afhing of een

storm vloed h et land overstroomde en de m enschen m ee-

sleurde, wanneer een bovennatuurlijke macht bepaalde

of de dooden naar het W alhalla, dan wel naar de du is-

tere onderwereld werden verwezen, dan moest het

ook van de genade der goden afhangen of de oogst

gelukte, of de jacht slaagde, of een krijgstocht buit

aanbracht en of het gelukte den naburigen stam te

onderwerpen en schatplichtig te maken. Zoo werd

de primitieve metaphysica zonder twijfel van den be-

ginne af in het productiesysteem ingelijfd en zij is er

ook heden nog niet geheel uit verdwenen. Nog heden

zouden velen gaarne in het metaphysische vluchten

om voor het physische de wijk te nemen.

De antwoorden, die de mensch op de levensvragen

gaf, vormden zijn karakter, of beter gezegd, het ka-

rakter ontstond door het geven van die antwoorden.

O m zijn stam als krijgsman of als japer tot in den dood

trouw te kunnen blijven, moest het betreffende indi-

vidu deze karakterhouding van jongs af aan als de

vanzelfsprekende en eenig m ogelijke in practijk h eb-

ben gebrac ht. E erst in kleinere, dan in steeds grootere

gevaren moest hij zijn gemeenschapszin ontplooien en

versterken. Maar ook hij, die leerde om zijn eigen

voordeel te zoeken en de daden van anderen, hun

zeden en gewoonten in het eigen belang aan te wen..

den, moest dezen karaktervorm eerst langzaam aan-

leeren. Een grout getal beslissingen en ondervindingen

is noodig, ontelbare malen moet het individu tegen-

over uiteenloopende omstandigheden zijn houding be-

paald h ebben, voor het karak ter zijn bepaalden norm

heeft verkregen.

Tal van verschillende antwoorden kan het individu

op de gewone vragen des levens geven, maar onfeil-

baar geeft het leven, in zijn wederwoord: succes of

31

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 36/166

mislukking, den jongen mensch de juistheid of ver-

keerdheid van zijn houding te kennen. Zoo ontplooit

zich tusschen den enkeling en zijn milieu een soort

van samenspraak, een heen en weer van vraag en

antwoord. De m ensch bep aalt zijn hou ding, vindt deze

bevestigd of wordt er in gecorrigeerd en kiest nu

wederom positie. Deze ontwikkeling, die in wezen

een soort van gesprek is, noem en wij dialectiek en wij

m eenen, dat ieder karakter alleen als het resultaat van

zulk een dialectische ontwikkeling begrepen kan

worden.

Wie natuurwetenschapp elijk denkt, m oet de karak-

tertrekken of in rechte lijn uit den aanleg, dus uit de

erfelijke eigenschappen van het ras, afleiden ( erfelijk-

heidstheorie), of hij moet ze uit mechanische, onver-

anderbare invloeden van het milieu verklaren: „Wie

onder dieven opgroeit, wordt een

theorie.) Beide mechanistische verklaringen van het

m enschelijk karak ter zijn echter ontoereikend en heb-

ben aanvulling noodig. Telkens zullen wij tegenstrij-

digheden tusschen de ontwikkeling van het individu

en zijn milieu vinden. Het zal voorkomen, dat de pu pil

van een philosoof de philosophie verafschuwt of dat

de dochter van een publieke vrouw heel preutsch is.

M aar ook d e erfelijkh eidstheorie sch iet te kort. A lles

wat m aar eenigszins denkbaa r is, is waarsch ijnlijk in

den aanleg van een ras als mogelijkheid, in potentie,

aanwezig, ook al treedt de eene mogelijkheid meer

naar voren dan de andere. W elke dezer mogelijkh eden

ech ter tot ontplooiing zal kom en, hangt van de w issel-

werking af, die wij als dialectiek hebben aangeduid.

Tijdens de volksverhuizing hebben zich verschil-

lende Germ aansche volksstamm en gesplitst. H et eene

deel ging in het zuiden aan de ondeugden, de ver-

weekelijking en de egoistische ontaarding der Antie-

ken te gronde. Het andere deel bleef in het ruwe ge-

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 37/166

boorteland en h ielp m isschien zes honderd jaar later

m et nog ongebroken krach t de Welfen om het O osten

te koloniseeren.

In de p laats van de erfelijkh eids- of van de m ilieu-

theorie stellen wij dus de d ialectische verbinding van

beide. Het karakter blijkt eenerzijds vrij en productief

te zijn. Het wordt van het subject uit gevormd door

de nieuwe antwoorden, die de mensch op de nieuwe

vragen en problemen van het leven geeft (indetermi-

nism e ) . Aan den anderen kant is de m ensch echter van

de buitenwereld, zelfs van haar kleinste onderdeelen,

afhankelijk, en wel door den aard der vragen en pro-

blemen, die de historische situatie aan het subject ter

oplossing voorlegt (hercologie).

Wat valt in dit verband te zeggen van de onder-

gangslimiet? Welke vragen moeten door het subject

beantwoord worden om deze te vermijden? In 1807

moest Pruisen, wilde het niet als staat ten ondergaan,

het juk der Fransche overheersching van zich afschud.

den. Het antwoord, dat Stein

en H ardenberg op d eze

vraag van h et noodlot gaven, is bekend . H et werd m et

hen door vele anderen gegeven en is op het karakter

der toenm alige Pruisen van grooten invloed gew eest.

Zonder de voorafgegane nederlaag tegen de Fransch en

zou deze karaktervorming nooit tot stand zijn gekomen,

doch zonder het productieve en gemeenschappelijke

initiatief van

Stein

en zijn medestanders zou deze ka-

rakterverandering evenmin hebben plaats gevonden.

H et sch ema van h et dialectische proces

is:

Ja — neen

— en toch. De eerste positie, het Ja, noemen wij met

Hegel de thesis. Zij houdt de aankondiging van het

subject in, dat het als leveed organisme bestaat en

tevens, dat het wil blijven bestaan. In de thesis is dus

niet alleen het subject zelf, maar ook zijn doel, zijn

wensch en zijn ondergangslimiet gegeven. Als voor-

beeld kunnen de Noorsche stammen dienen, die zich

3

3

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 38/166

aan de Scand inavische Fjorden vestigden. Zij bouwd en

hunne nederzettingen z o o

alsof zij zeggen wilden:

„H ier zijn wij en wij wensch en hier als visschers, jagers

en veehouders te leven."

De tweede positie, het „Neen'', is de „antithesis",

d.w.z. de negatie van de thesis. Hier wijkt ons schema

van Hegel af, omdat hij de antithese steeds van bin.

nen uit, uit de thesis laat ontstaan, terwij1 wij meenen,

dat dit slechts voor de „secundaire dialectiek" toepas-

selijk is. In de primaire dialectiek komt de antithese

altijd van buiten. Deze antithese zegt, dat het be-

staansrecht van het subject door het object wordt be-

twist. Dit kan geschieden door vijanden (vreemde

subjecten), maar ook door het ontbreken van de nood-

zakelijke levensbehoeften of door het optreden van

klimatologische gevaren (overstrooming, epidemie,

dus door objecten). Door dezen tegenstand komt het

subject in gevaar zelf tot object te worden gemaakt

en derhalve voelt het zijn ondergangslimiet bedreigd.

In ons voorbeeld: Het ruwe klimaat en de steenach-

tige bodem bemoeilijken zoo sterk het levensonder-

houd in het fjordengebied, dat de bevolking gevaar

loopt te verhongeren of er toe dreigt te komen elkan-

der om het bezit der bestaansbronnen te dooden.

De derde positie, het „en toch", is de negatie van

de negatie. Meestal beteekent het de „synthesis",

welke uit de versmelting van thesis en antithesis ont-

staat. Het subject ziet het gevaar onder de oogen, het

past zich aan, laat er zich door omvormen, maar

het

blijft subject. Het wordt niet genegeerd, niet tot ob-

ject verlaagd en de ondergangslimiet wordt niet ver-

meden, maar positief overwonnen. Het leven ontvouwt

zich na de synthese rijker en krachtiger dan voorheen,

want synthese is tegelijk differentiatie, ontwikkeling

en groei van het subject. Een stuk van de buiten-

wereld is in het levende organisme opgenomen, er

34

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 39/166

a. h. w. een deel van geworden, productief er door

benut. In ons voorbeeld: De Vikings worden zee-

vaarders, ontdekken vreemde landen, die zij onder-

werpen en regeeren. Over Moskou tot aan de Zwarte

Zee en over Normandie tot in Sicilie breidt zich hun

macht uit. De Noormannen op Sicilie ontwikkelen

zich echter in een andere richting dan die op 'Island.

De verschillen der levensproblemen dwingen denzelf-

den volksstam tot verschillende synthesen en daar-

door ontstaan nieuwe karakters, die onderling, zoo-

wel wat ondergangslimiet als de soort van producti-

viteit betreft, verschillen.

Men kan zich echter ook voor het gevaar terug-

trekken. De derde positie kan ook in plaats van een

synthese een katathese zijn. Dan erkent het subject

zijn negatie door de antithese, en beproeft een laatste

rest van zijn subject-zijn te redden door zich in min-

dere of meerdere mate tot object te laten maken. Ge-

steld, dat een groep Noormannen zich ergens op Si-

cilie had verschanst en, omdat ze het trekken en strij-

den moede was, van de toenmalige vorsten van het

land door het aanvaarden van schatplichtigheid het

recht van vestiging en de burgerlijke zekerheid ge-

kocht had. De katathese zou dan tot beperking der

vrijheid, tot vreedzaam heid en arm oede geleid hebben.

lilt de veroveraars zouden onderdanen geworden zijn.

Wij moeten dus twee soorten van dialectische ont-

wikkeling onderscheiden. De eene is synthetisch, pro-

ductief en bevordert het leven. Zij wordt gekenmerkt

doordat de invloed van het subject overweegt. Er

dreigt gevaar, de onderga ngsgrens sch ijnt nabij te zijn.

Er bestaan echter nog middelen, ook al schijnen zij

geheel ontoereikend. En ziet, het subject geeft, door

den nood gedreven, met zijn middelen een nieuw, pro-

ductief antwoord op de vragen van het leven, een

antwoord, dat niemand had kunnen voorzien en dat

35

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 40/166

ook voor h et subject zelf een verrassing

is.

Wel lagen

de afzonderlijke deelen voor dit antwoord bereid, maa r

wat ze tot het juiste antwoord deed worden,

het

eigenlijk synth etisch e, het zinvolle, vorm ende beginsel

is iets geheel nieuws, dat als een geschenk des levens

aan het bestaande werd toegevoegd. Natuurlijk

m eenen de geleerden ach teraf alle voorstadia te kunnen

aanwijzen, die met natuurwetenschappelijke noodzake-

lijkh eid dit historisch resultaat m oesten veroorzaken. D e

productieve stap, dien de eenling of dien het collec-

tivum doet, is en blijft niettemin een geweldige g ebeur-

tenis, een ingrijpen van de levende scheppingskracht

in den mechanischen afloop der dingen. Het is een

geschenk, dat niet met noodzakelijkheid veroorzaakt

wordt, maar dat evengoed had kunnen uitblijven.

De andere vorm van het resultaat der dialectiek

is de katathetische, negatieve en onproductieve. Zij

wordt gekenmerkt doordat de uitwendige

factoren, de

objecten de overhand behouden. Het gevaar dreigt,

de ondergangsgrens is bijna bereikt — het sub ject wijkt

achteruit. Het voegt zich naar de eischen van het

oogenblik, door van zijn subjectiviteit, voor zoover de

omstandigheden dit verlangen, afstand te doen. Het

aanvaardt den terugtocht en schikt zich onder den

m echanischen afloop der noodzakelijkh eid.

Het individu zoowel als de groep, de leider zoowel

als de partij, de klasse of het geh eele yolk worden tel-

kens voor de vraag gesteld: „Wilt ge de ondergangs-

limiet vermijden door u te sch ikken, door terug te trek-

ken, waar g ij bedreigd wordt, door toe te geven wan-

neer de tegenstander eisch en stelt; of wilt ge de grens

verm ijden door een produc tief antwoord te geven, dat

aan den loop der gesch iedenis een nieuwe, onverwac hte

wending geeft?" D aarom is de grootste en m eest prin-

cipieele vraag, die aan het politieke karakter gesteld

wordt, de vraag naar den moed.

36

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 41/166

In de kleine, alledaagsche moeilijkheden komt de

productiviteit van het leven ons telkens te huip. Zij

voert ons, in een onafgebroken reek s van kleine, nau-

welijks m erkbare sch reden, boven den bestaanden toe-

stand uit. M aar geen stap is uitsluitend en alleen pro-

ductief. Steeds kleeft er ook iets aan, dat negatief en

verstorend, dat k atathetisch werkt. G een enkel subject

is uitsluitend subject, want dan zou het alm ach tig zijn.

H et subject is aan aardsch e grenzen gebonden, het is

object door zijn lich aam en is in zijn vrijheid allentwege

belemm erd door het ontbreken der noodzakelijke objec-

ten (de bestaansmiddelen) en door het in den weg

treden van hinderlijke objecten (m eestal in de ged aante

van vijandige subjecten).

H et duidelijkst zien wij deze dialectische onvolkom en-

heid van al het aardsche in de groote historische feiten,

die niet als een daad van h et individueele subject, m aar

van het collectief, van een gemeenschap, moeten be-

schou wd worden. E lke bevrijdingsoorlog, hervorm ing

of revolutie wordt door het gevaar bedreigd, dat ha ar

krach t verlam t, doordat h et subject-zijn van h aar dra-

gers door de objecten wordt te niet gedaan, of dat zij

het doel voorbij sch iet, wanneer h et subject-zijn blin-

delings wordt doorgevoerd, zonder dat rekening m et

den geheelen sam enhang der gebeurtenissen wordt ge-

houden.

De negatieve, onproductieve, katathetische dialectiek

tracht aan het gevaar te ontkomen door het uit den weg

te gaan of het bestaan er van te loochenen. De posi-

tieve, synthetische dialectiek tracht het gevaar te over-

winnen door zich eraan bloot te stellen, zonder vrees

om te lijden, onderneemt zij vast besloten het waagstu k.

Zij verwacht alle heil van de productieve oplossing, of-

schoon deze zich voorspellen noch berekenen laat. Zoo

staat het m oedig aanvatten in tegenstelling tot wikk en

en wegen, tot voorzorg en berekening. Niet ech ter, om-

37

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 42/166

dat deze laatsten onnoodig of sch adelijk zouden zijn,

maar omdat de werkelijke moed pas dan verlangd

wordt, wanneer alle m ogelijkh eden der berekening en

voorbereiding zijn uitgeput. Wie waagt, voor hij ge-

wogen h eeft, is niet m oedig, maar roek eloos. Het levende

en zinvolle ineengrijpen van verstandige voorzorg en

productieven moed is de ideale houding voor het po-

litieke k arakter.

Bij geen enkel mensch zal echter dit samenspel niet

in meerdere of mindere mate gestoord zijn en het on-

derzoek van het individueele karakter leidt zonder uit

zondering tot de uitkomst, dat deze storing door een

beperking van den moed wordt veroorzaakt. Ook de

roekeloosheid ontpopt zich als ontmoediging. Bij nader

onderzoek blijkt deze ontmoediging steeds het gevolg

van ongu nstige ervaringen te zijn, want het sch ijnt, dat

ieder mensch van hu is uit moedig is of althans dat h ij

de mogelijkheid voor een moedige karakterontwikke-

l ing heeft m edegekregen. D e groote druk d oor de op-

voeding, vreesaanjaging of verwaarloozing, m aar ook

vertroeteling, ziekten, armoede en gebrek aan bewe-

gingsvrijheid leiden pas gaandeweg tot den overgang

van de positieve in de negatieve dialectiek, van den

m oed naar de m oedeloosheid en van opborrelende pro-

du ctiviteit tot de doode verstarring.

D e starheid der k araktereigenschap pen, het gebrek

aan vindingrijkheid en aanpassingsvermogen, mag

steeds als kenteeken der ontm oediging worden opg evat.

De dwangmatigheid der „slaveninstincten" zoowel als

de onverbeterlijke vooroordeelen van gansc he adellijke

geslachten, blijken voor de individueele karakterkunde

even goed op gebrek aan m oed te berusten, als de aan-

matiging of angstvalligheid van sommige onderdanen

en somm ige heersch ers.

In al deze gevallen heeft de mensch te vroeg, toen

hij nog bezig was om zich m et de werkelijkh eid te leeren

38

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 43/166

verstaan, een te starre en enge ond ergangslim iet leeren

kennen. D e een ondervond, dat zijn bestaan in gevaar

kwam , als hij long. H ij ontwikkelde zich daarom tot een

waarh eidsmaniak . D e ander leerde, dat m en te gronde

ging, wanneer men openh artig bleef, en zag zich daar-

door genoodzaakt omwegen en listen te zoeken, ook

toen dit niet meer noodig was. Wie niet ontmoedigd

was, zou, al naa r de zak elijke redenen, die er voor be-

stonden, de waarheid kunnen zeggen of onwaarheid

durven spreken, zonder vrees voor de gevolgen te

hebben. D e m oedige moet vrij en productief over alle

mogelijkheden van den menschelijken geest kunnen

beschikken.

D e negatieve ervaringen drukk en reeds tijdens h et

eerste levensjaar hun stemp el op het wordende karak -

ter, zij nem en daarin een vasten vorm aan, evenals dit

bijv. met de zeden en gewoonten van een jong yolk h et

geval is. L ater worden dan deze vorm en bijgewerkt en

tot een systeem uitgebouwd, alsof het de grondwet van

een cultuurstaat betrof. M en kan daarom de afzonder-

lijke karaktereigenschappen het best als een soort para-

grafen om schrijven. D eze „leefregels

-

komen echter

niet in de gedaante van logische begripp en en m eestal

evenmin als inhoud van h et bewustzijn voor, maar zijn

als een onbewust, doch zinvol samenhangend geheel

werkzaam . W ie bijvoorbeeld de paragraaf in zich heeft,

dat m en altijd beleefd, m oet zijn, zal hoffelijkh eid als

jets vanzelfsprekends beschouwen en er alleen met

groote moeite en dan nog zeer onhandig in slagen om

onbeschoft te zijn.

Het zal blijken, dat er in ieder karakter een doel-

matig verband tusschen alle afzonderlijke regels be

staat. H oe groot bet aantal der paragrafen ook m ope

zijn, zij kunnen steeds tot een paar hoofdregels, als

tot de fund am enteele grondbeginselen van een rechts-

systeem , worden teruggebrach t. En deze h oofdregels

39

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 44/166

vertoonen een des te grooter starheid naarmate de

moedeloosheid grooter is. Een ontwikkeling van het

karak ter beteekent altijd de wijziging van deze voor-

schriften, de verandering van de inwendige constitu-

tie en deze verandering zal des te gemakkelijker ge-

schieden, hoe grooter de moed is, dien de m ensch h eeft

overgehouden. Hoe moedeloozer hij is, hoe minder

soepel zijn paragrafen zijn, des te moeilijker zal het

karakter zijn te veranderen. In het ergste geval zal

alleen een katastrophe, een inwendige revolutie, nog

bij machte zijn een ombouw en productieve verdere

ontwikkeling van h et karak ter te weeg te brengen.

3. D e historische inhou d van h et politieke karakter.

tlit de natuu rlijke voorwaarden van h et m enschelijk

'even vloeien drie plichten voort, die volbracht moeten

worden, wil de mensch zijn ondergang voorkomen.

De eerste wordt ons opgelegd door het feit der stof-

wisseling. Deze dwingt den mensch om voor zijn da-

gelijksch brood, en alles wat daarmede samenhangt,

te zorgen. De tweede plicht wordt door de vormver-

andering, door de wisseling van geboorte, groei en

sterven gegeven. D e voortplanting, de op voeding van

het jonge individu wordt er noodzakelijk door. De

derde taak is het gevolg van het onomstootelijk feit,

dat de eenling zich zonder de medewerking van an-

deren noch voedsel, noch nakom elingen kan verschaf

fen. Zij verlangt, dat het individu zich in een gemeen-

schap voegt; zij wijst uit, dat de eenling alleen als

deel van die gemeensch ap bestaanbaar is.

Al deze plichten zijn vragen, die aan elk afzonder-

lijk individu gesteld worden en telkens opnieuw en

telkens nieuwe antwoorden verlangen. Hoe onbuig-

40

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 45/166

zamer, hoe minder soepel zich een karakter ontwikkelt,

des te gelijkmatiger zullen de antwoorden uitvallen en

des te sneller zal de spanning tusschen de gelijkblij-

vende antwoorden en de zich veranderende vraag tot

een gevaarlijke hoogte toenemen.

Lift den laatste der drie plichten volgt, dat ook de

beide eersten niet door den eenling afzonderlijk ver-

vuld kunnen worden, want de eigenlijke drager van

de prestatie is het collectief. H et individu k an zich nu,

zooals reeds besproken w erd, in dienst van het collec-

tief stellen (sociale karaktervorm), of hij kan, omge-

keerd, het collectief in zijn dienst trachten te stellen

(egocentrische karaktervorm). De individueele ant-

woorden zullen echter nog op andere wijze kunnen

verschillen, ook al g eeft het collectief als geheel steeds

een eensluidend antwoord. Het betreft bier de arbeids-

verdeeling.

In een feodalen landbou wstaat lost de vereenigde be-

volking het p robleem van het levensonderhoud d oor het

beoefenen van landbouw en veeteelt op. D e boer ver-

dient daarbij zijn onderhou d door h et land van zijn heer

te bewerken en hem daarvoor de tienden op te brengen.

De boerin verdient Naar onderhoud, doordat zij kookt,

melkt, spint, weeft en de kinderen groot brengt. De

ridder verdient het zijne, doordat h ij het landvolk tien-

den laat opbrengen, doordat hij jaagt, vischt, voor den

keizer ten strijde trekt of zich door eigen rooftochten

verrijkt. Priesters, handwerkslieden en zangers ant-

woorden weer op h un w ijze op dezelfde vraag. O ok in

de meest eenvoudige gemeenschap vinden wij reeds een

ver doorgevoerde arbeidsverdeeling, om te beginnen

tussch en de versch illende geslach ten en leeftijden.

V anzelf rijst nu de vraag, hoe d e verschillen in beroep

de verdere ontwikkeling van het karakter beinvioeden.

D aarbij speelt niet alleen de aard van de verschillende

werkzaam heden een rol, maar ook de m aatschapp elijke

41

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 46/166

beteekenis ervan. Wie gewoon is to bevelen, zal anders

op de levensvragen antwoorden dan wie moet gehoor-

zam en. H ij, die verantwoordelijkheid draagt, wordt an-

ders dan hij, dien men ze uit handen neemt, en wie in

armoede leeft, ontwikkelt zich anders dan hij, die zich

in overvloed baadt. Wie veel leert, veel ziet en verre

landen bereist, lost de levensvragen anders op dan hij,

die zijn geheele leven zijn dorp niet verlaat.

Zoo ontstaan sociale groepen, waarvan de leden de

ondergangsgrens alien op eenzelfde plaats zien ( het

is daarbij om het even of dit een werkelijke dan wel

slechts een ingebeelde ondergangsgrens is) en op de-

zelfde levensvragen ook ten naaste bij hetzelfde antwoord

geven (onversch illig of d it antwoord juist of onjuist is) .

Voorzoover zulk een groep niet alleen door een gelijk•

heid in karakter, maar tevens door gelijkheid in woon-

plaats verbonden is, zal het gevaar, dat het individu

bedreigt, (bijv. overstrooming, epidemie, oorlog mis-

oogst of iets dergelijks) tevens als gemeenschappelijk

gevaar gevoeld worden. De honderd dorpsgenooten

worden, wanneer de vijand het land binnenvalt, niet

door honderd afzonderlijke gevaren bedreigd, maar

slechts door een enkel gevaar, da t hen, evenals regen en

zonneschijn, gemeenschapp elijk treft . E n, omd at de in

dividueele antwoorden op dit gevaar alle ongeveer ge-

lijkluidend zullen zijn, zal er in de dorpsvergadering

slechts e

en

overtuiging b estaan. L aten wij veronderstel-

len: strijd op leven en dood. Nu zal de vindingrijkheid

der dappersten, die thans de leiding krijgen, de kracht

en behendigheid der jongeren, de bedachtzaamheid der

ouderen, de d iscipline en vastberadenheid van allen, een

hoogte bereiken, die verre boven het gewone prestatie-

vermogen der afzonderlijke individuen uitreikt.

Deze herhaaldelijk beschreven en veel bewonderde

productiviteit van het collectief heeft telkens weer tot

de voorstelling aanleiding gegeven, dat een „gemeen-

42

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 47/166

schap" (zooals bijv. een yolk, de Germaansche stam, de

boerenstand, de burgerstand en vooral het „proletari-

aat") niet meer of minder dan een persoonlijk wezen

zou zijn. In dezen zin heeft Hegel van „volksgeest" ge.

sproken en ook nog Oswald Spengler wil de door hem.

beschreven cultuurkringen als levende wezens zien op-

gevat terwijl Georg Lukacs in het proletariaat als dra-

ger van het klassebewustzijn zelfs de eigenlijke schep-

pende levenskracht ziet. D e m etaphysische zij de van het

vraagstuk b uiten beschouw ing latend, leert de ervaring

ons echter, dat zich nooit en nergens de geest of dem on

van een dorp, landstreek, yolk of klasse direct gema-

nifesteerd heeft. Wat wij te zien krijgen is niets anders

dan de w eliswaar spontane en produ ctieve, m aar tevens

onvolkomen en ontoereikende prestatie van bepaalde

menschengroepen.

Dat de prestatie van een honderdtal grooter is, dan

de som der prestaties van d e individuen afzonderlijk, is

volgens ons niet te verklaren uit het bestaan van een

hooger wezen, dat het honderdtal bezielt (en dat zich

dan van het hoogere wezen van een ander honderdtal

zou ondersch eiden) , m aar is te verklaren door de orga-

niseerbaarheid en de productiviteit van uit gemeen-

schapsgevoel handelende individuen.

Temidden en in dienst van het honderdtal, ziet men

duidelijker, dan wanneer m en alleen en uitsluitend voor

zich zelf zou zien, en de and er ziet eveneens duidelijker,

doch toch weer anders dan de eerste. O m dat zij beiden

ten dienste van hetzelfde „Wij" tot een gemeenschap-

pelijk besluit moeten komen, zullen zij niet koppig en

uit eigenbelang m et elkaar redetwisten, m aar hu n m ee-

ningen onderling vergelijken en een derd e of vierde zal

als antwoord op dit meeningsverschil een derde inzicht

verkrijgen, dat de beide vorige samenvat en om spant. D e

beide eersten zullen dan, verheugd over dit resultaat,

zonder afgunst deze derde meening als de betere er-

43

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 48/166

kennen

ndien zij althans het gemeenschapsgevoel

werkelijk b ezitten.

Zoo bezien, is het Been wonder, dat het collectief

rijker en meer productief kan zijn dan de som der af-

zonderlijke individuen. Door haar inwendige dialectiek

kom t de gem eenschap tot resultaten, die niet als comp :9-

mis van vele individueele resultaten kunnen verklaard

worden (dat zou veel te „m echanistisch

-

gedach t zijn) ,

maar die alleen dank zij telkens nieuwe synthesen der

aanvankelijk met elkaar in strijd zijnde individueele

meeningen bereikt kunnen worden. Synthese in plaats

van compromis is de formule, waardoor het collectief

zich ook p sychologisch van de optelsom d er individuen

onderscheidt.

Voorwaarden voor het tot stand komen der produc-

tieve dialectiek en daarm ede van h et collectief zijn: het

gem eenschap pelijk zijn der ondergangsgrens, gelijkh eid

in waardeeringen en een sociale karakterstructuur van

de deelheb bers. W ij zullen het gelijktijdig aanwezig zijn

van deze drie eigenscha pp en als „grensovereenkom stig-

heid" aa ndu iden. ,,O nze grenzen zijn in gevaar" is dan

een roep, die het collectief tot handelen dwingt, onver-

schillig of daarbij de werkelijke grenzen van het land,

dan wel cultureele waarden, het prestige of economisch e

belangen bedoeld zijn.

Aangezien het voor ons alleen om de betrekking tus-

schen individu en c ollectief te doen is, behoeven wij niet

te onderzoeken, welke soorten van collectief er bestaan

en laat het ons voorloopig onverschillig van welk oogen-

blik af men een willekeurige menschenmassa, een opge-

wonden menigte, een onder dwang bijeengebrachte

troep, een vereeniging van belanghebbenden of een so-

ciale klasse reeds als een collectief kan b eschou wen.

E venmin kom t bier ter sprake van welk oogenblik af

m en de afzonderlijke bewoners van een stad of van een

land, van eenzelfden stand, yolk of g odsdienst niet meer

44

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 49/166

tot het betroffen collectief mag rekenen. Wij hebben

slechts tot taak om te onderzoeken, welken invloed het

deelgenootscha p in een collectief op een individu h eeft,

vervolgens hoe zijn uittreden uit een collectief, zijn zelf-

standig worden, als karakterverandering tot uiting komt

( want slechts in zooverre hij sociaal is kan hij tot een

collectief behooren en alleen in zooverre hij egocentrisch

is, kan hij zelfstandig zijn) en ten slotte hoe zich de

nieuwe toetreding tot een collectief (de overgang tot

het rijpe gem eenschap sgevoel) onder de heden ten dage

bestaande voorwaarden zal voltrekken.

Wij zien dan, dat er primitieve collectieven bestaan,

waartoe men kan behooren zonder het te vermoeden.

Eerst op het oogenblik dat de ondergangsgrens van dat

collectief bedreigd wordt, komt dit gem eenschap sgevoel

plotseling te voorschijn. D e oorlogsverklaringen in 1914

hebben vele honderdduizenden m enschen in alle wereld-

deelen tot het bewustzijn gebracht, dat zij met lichaam

en ziel bij hun yolk behoorden — wat zij tot nu toe

slechts in hun pas, maar niet in hun hart hadden gele-

zen. E en loonsverlaging in E ngeland brengt bij tallooze

Duitschp arbeiders het bloed aan het koken. Zij vloe-

ken niet alleen, maar zij zijn ook terstond en uit voile

overtuiging bereid om voor de gemeenschappelijke zaak

te strijden. De vastbesloten daad, de bereidwilligheid

tot offers zonder verstandelijke berek ening van de voor-

en nadeelen voor de eigen persoon, het vanzelfspre-

kende en zonder aarzelen opkomen van het antwoord

op een plotselingen roep, dat zijn de karakterologische

teekenen voor de „grensovereenkomstigheicr, zooals

deze voornamelijk bij twee verschiilende ondergangs-

limieten te vinden is. Ten eerste is dit de ondergangs-

grens van een yolk. Het nationale bewustzijn laait on-

weerstaanbaar op, zoodra de eenheid van een yolk in

gevaar kom t. Ten tweede is het de ondergangsgrens van

een sociale klasse. Het klassebewustzijn drijft onver-

45

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 50/166

biddelijk tot den strijd, zoodra de belangen der lotge-

nooten bedreigd worden.

Het is onzeker, of het nationale bewustzijn bezig is om

toe- of of te nemen, maar wel is het waarschijnlijk, dat

het klassebewustzijn van jaar tot jaar sterker wordt.

Het bestaan van beide beteekent voor de politieke ka-

rakterkunde weer een nieuw probleem en wel in hoe-

verre de enkeling door d e rijping van zijn karakter van

het eene collectief in een ander k an overgaan. D e m eeste

menschen behooren, zonder het aanvankelijk te weten,

gelijktijdig tot verschillende collectieven. Zoo kan bij-

voorbeeld een arbeider tegelijkertijd tot het internatio-

nale proletariaat en tot het D uitsche yolk beh ooren. Ge-

leidelijk wordt zijn klassegevoel tot klassebewustzijn en

zijn nationaalgevoel tot nationaalbewustzijn. Hoe zal

hij deze beide gevoelens met elkander in overeenstem-

ming brengen, zal hij productief en soepel genoeg zijn,

om een p roduc tieve synthese van deze sch ijnbare tegen-

strijdigheden in zijn ka rakter tot stand te brengen? Zal

hij zoover zijn, dat hij in een collectief kan treden, dat

deze tegenstelling reeds overwonnen heeft, of zal hij in

een improductief compromis blijven steken? Zal hij het

eene gevoel ten gunste van het andere in zich onder-

drukk en? K an m en echter wel jets uit zijn karakter snij-

den, dat als een bestanddeel der innerlijke grondwet

weer onontbeerlijk is? — En hoe zal deze ontwikkeling

zich onder den dwang der omstandigheden, van wo-

ningnood, duurte en werkloosheid in de verschillende

klassen, beroepen en ontwikkelingslagen van het Duit-

sche yolk afspelen? — D at alles zijn vragen, waarmede

de politieke karakterkunde zich als praktische weten-

schap, die dus het heden onderzoeken en beoordeelen

wil, moet bezighouden.

O ver het algemeen trach t ieder collectief zijn antwoord

op de levensvragen, zijn economisch systeem, bestuurs-

vorm, wereldbeschouwing, zijn zeden en omgangsvor-

46

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 51/166

m en onveranderd op h et nageslacht over te dragen. E n

wanneer dat gelukt en dus een verstarring als bewijs

van gebrek aan leven is ingetreden, vertoonen de col-

lectieven, althans in den tegenwoordigen tijd, een nog

veel grooter geneigdh eid tot innerlijk afsterven dan h un

afzonderlijke individuen. M aar het leven heeft ook hier-

tegen voorzorgsmaatregelen getroffen. Zelfs in China,

het klassieke land der starre traditie, breekt tenslotte de

levende kern uit de doode schaal te voorschijn. Hoe

beter het echter het collectief gelukt om uit zijn vormen

een star systeem te smeden, dat van geslacht op ge-

slacht wordt overgeerfd, des te langer zal de verdere

ontwikkeling op zich laten wachten. Des te meer zal

zij echter ook den vorm of juister gezegd de vormloos-

heid van den strijd van alien tegen alien aannemen en

des te grooter het gevaar voor den chaos en den alge-

meenen ondergang worden.

D e „starre traditie" kan zich ech ter alleen daar hand-

haven, waar een geheel op zichzelfstaand collectief een

afgesloten, beperkt gebied beheerscht. H et oude E gypte

en het hedendaagsche Tibet kunnen daarvoor, naast

C hina, als voorbeelden dienen.

Geheel anders wordt het, wanneer verschillende col-

lectieven innig met elkaar verbonden zijn, a.h.w. in

elkaar zijn geschoven, zoodat leden van verschillende

groepen dooreen wonen (zooals bijv. adel en burger-

stand in Duitschland ten tijde der Middeleeuwen) of

indien dezelfde menschen tegelijkertijd tot verschillende

collectieven behooren (zooals de hedendaagsche Duit-

scher tegelijkertijd aan zijn wereldbeschouwing, zijn

yolk, klasse, beroepsgenooten, familie en m isschien nog

aan vele andere groepen gebonden is). Hier komen de

opvoedende invloeden van tegengestelde groepen met

elkaar in strijd en veroorzaken tragische conflicten in

het individu. E n zoo kom t in hem de beslissing tot stand,

of hij den m oed tot de produc tieve, levenwekkende syn-

47

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 52/166

these bezit of dat hij katathetisch terugwijkt en den loop

der ontwikkeling aan het toeval overlaat. Hierdoor

kom t de vraag naar den m oed of de m oedeloosheid van

het individueele karakter, ook in verband m et het voort-

bestaan of de ontbinding van onze thans bestaande

collectieven, op den voorgrond te staan.

leder kind aanvaardt aanvankelijk de indrukken van

zijn m ilieu als iets geheel vanzelfsprekends. O ok wan-

neer dit milieu terugstootend is, indien er gebrek en

ziekte, twist en strijd heersch en, m eent het kind, dat

de wereld zoo zijn moet en dat men zich dus kort en

goed heeft aan te passen. D aardoor komt de ap athische

onversch illigheid tot stand, die tegenwoordig vele ka-

rakters kenmerkt. Wordt het kind daarentegen ver-

wend en verweekelijkt, dan spreekt het voor hem van-

zelf, dat hij gedurende zijn geheele verdere leven op

vertroeteling en besch erming aanspraak m ag wak en.

Ook deze menschen komen zelf nooit tot handelen, maar

klagen en jam m eren ontzettend, wanneer zij niet , ver-

krijgen, wat zij als hun goed recht beschouwen. Zoowel

te sterke verwaarloozing als verweekelijking voeren tot

moedeloosheid. Dat bestaande toestanden zouden kun•

nen veranderen, kunnen de slachtoffers van een derge-

lijke „opvoeding -

zich in het geh eel niet voorstellen. W ij

zeggen van hen, m aar ook van a l diegenen, die in m in-

dere m ate, doch in denzelfden zin, bedorven zijn, dat

zij zich „conform -

aan de traditie heb ben ontwikkeld.

H iertoe behooren zoowel de m odelkinderen, de brave

en bescheiden menschen, die zich in hu n lot schikk en,

als de vitters en schreeuwers, die alles afkeuren en

niets laten gelden, ofschoon zij in werkelijkheid doods-

bang voor een verandering der bestaande toestanden

zijn. Zij begeeren per slot van rekening niets beters,

dan h et object der omstan digheden te zijn en te blijven.

Hun aanspraak op het subject-zijn is slechts een leege

phrase.

48

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 53/166

W aar daarentegen de m oed der kinderen niet ver-

lamd werd, waar het den opvoeders niet gelukte, de

,,koppigheid van het kind te breken", daar ontwikkelen

zich de ac tieve karak ters, die in staat zijn tot ha ndelen

en om d e gevolgen van dat handelen te dragen. O ok zij

nemen aanvankelijk de hun door hun omgeving geboden

ervaringen eenvoudig in zich op. De kinderen van den

predikant aanvaarden het C hristendom als de absolute

en vanzelfsprekende waarh eid. De k inderen van den

M arxistisch en proletarier groeien op in de overtuiging,

dat alles wat de kameraden doen, goed is, en dat de

bourgeois baarlijke duivels zijn. Hoe nauwer en onver-

biddelijker echter de h orizon van h et opvoedende

col

lectief is beperkt, des te meer aanleiding tot critiek zal

het jonge geslacht vinden en spoedig gaat de criticus in

de opp ositie. De zoon bestrijdt den vader, de doch ter

kom t tegen de m oeder in opstand. M en herkent de four

ten van het vorige geslacht, waaronder men lijdt, en

m en ontdekt de voord eelen van and ere collectieven, die

m en volgens den wensch der opvoeders eigenlijk zou

m oeten bestrijden. H et slot is, dat men m et vliegende

vaandels naar den vijand overloopt. De zoon van den

M arxist wordt nationaal-socialist en de zoon van den

nationaal-socialist wordt M arxist. D e kinderen van den

vrome worden atheisten en de k inderen van den god-

delooze worden vroom.

Doorgaans troosten de ouders zich, en dikwijls te-

recht, met de gedachte, dat het hier overgangsstadia be-

treft, de gistende m ost wil de banden verbrek en en la-

ter, wanneer de rust is weergekeerd, zal alles terecht

komen. Maar dikwijls genoeg reikt de moed niet

verder, dan tot vijandsch ap tegen eigen verleden en wij

spreken dan van een ontwikkeling, die ,,contraform"

aan de traditie verloopt. E n som s, wanneer deze vijand-

scha p p lotseling weer voor de oude insch ikkelijkh eid

plaats maakt en de opstandige zoon, met een „pater

4

9

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 54/166

peccavi , tot de traditie terugkeert, is dit slechts het

teeken van een nieuwe ontmoediging. In zeldzame ge-

vallen daarentegen, waarin trots alle opvoedingsfouten

toch genoeg m oed behou den bleef, of waarin latere ge-

beurtenissen — gelukkige liefdeservaringen, omgang

m et levende menschen — den m oed weder vernieuwd

hebben, kom t — weliswaar na zware crises — een syn-

these tusschen oud en nieuw, tusschen traditie en revo-

lutie, tusschen het zich-schikken in het bestaande en de

produc tieve hervorm ing, tot stand.

Zoo openen zich twee rich tingen voor ons onderzoek,

die dialectisch in verband met elkaar staan. De eene

betreft het ingroeien van het individu in het collectief;

of van een andere zijde gezien, de pogingen, die het c ol-

lectief in het werk stelt, om zich zelf te hand haven. H ier-

bij gaat het om d e vraag, in hoeverre een bepaald sys-

teem van an twoorden op de levensvragen van de eene

generatie op de andere kan w orden overgedragen, Wat

gebeurt, wanneer de band der traditie te knellend wordt,

en wat gesch iedt er, wanneer deze band te zwak wordt

en verbroken wordt? Wat antwoordt de jonge mensch

op de eisch en, die de traditie hem stelt? — D it antwoord

echter is gegeven in de ontwikkeling van zijn politieke

karakter.

De tweede richting, waarin ons onderzoek moet gaan,

betreft den invloed, dien de op groeiende jonge m ensch

op het collectief, op de structuur en de ontwikkeling

daarvan u itoefent. Hier dient de vraag gesteld, welke

soorten leiders, volgelingen en medeloopers het collec-

tief sam enstellen. Wat elk individu d oor plooibaarheid,

critiek, tegenstand, opstandigheid, verraad en openlijken

strijd tot stand k an brengen. W elke grenzen hij in zich-

zelf en bij zijn tegenstanders aantreft, welke versch illen

ontstaan, wanneer h ij alleen blijft of wanneer h ij zich

met anderen, die hetzelfde willen, verbindt. Boven al

het andere is ech ter van belang, hoe de h istorisch e ont-

50

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 55/166

wikkeling der menschelijke samenleving zich van zijn

egocentrische eerzucht, zijn zakelijke productiviteit en

zijn persoonlijke grenzen bedient.

D e eerstgenoemd e reeks van problemen kan m en sa-

m envatten in de vraag: H oe vormt de gem eensch ap h et

individu? De tweede in de tegenvraag: Hoe vormt het

individu de gemeenschap?

51

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 56/166

TWEEDE DEEL.

DE SAMENLEVING VORMT DEN MENSCH.

4. Primitieve gemeenschap .

H et zou een verkeerde toepassing van de natuurwe-

tenschappelijke zienswijze op ons levende voorwerp van

onderzoek zijn, indien wij ons de m enschelijke sam en-

leving als h et resultaat van de eenvoudige sam envoe-

ging der individu en zoud en voorstellen, zooals bijv. een

huis uit steenen is opgetrokken. In het geheele gebied

der levende natuu r ontstaat het geheel niet uit de dee-

len, maa r ontstaan d e deelen uit het geh eel. Zelfs is h et

geheel er eerder dan de deelen. Geru imen tijd voor de

takken en bladeren aan een boom to voorschijn komen,

is het geheele boom-organisme reeds in aanleg in den

zaadkorrel aanwezig. Zoo ontstaat ook h et mensch e-

lijke individu slechts in en door een gemeensch ap, want

het zou ondenkbaar zijn, dat een m oeder geheel alleen

in de eenzaamh eid een kind ter wereld zou ku nnen bren-

gen en opvoeden. D e gem eenschappelijke strijd tegen

vijanden en tegen de hardheid onzer moeder aarde

maakte in de oertijden reeds even vanzelfsprekend een

sam enwerking en a rbeidsverdeeling noodzak elijk als

heden ten dage. Daardoor is de mensch van nature op

52

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 57/166

gemeenschap pelijk leven en werken aangewezen. Z oo

volgt theoretisch u it de beginselen der c ultuurweten-

scha p fniet uit die der natuurwetensch ap) en prak tisch

uit de menschelijke Ievensvoorwaarden (in tegenstel-

ling met die van bijv. de adelaars of leeuwen) , dat een

individu, een „Ik" , alleen ontstaan kan a ls lid van een

groep, van een „Wir.

D e psyc hologen zijn het er niet over eens, of de tegen-

woordige kinderen met een aangeboren „gemeenschaps-

gevoel" ter wereld k om en, of dat zij aanvankelijk ego-

isten zijn. Alfred A dler beweert het eerste, Ch arlotte

Biihler en ook Jean Piaget hellen m eer over naar het

laatste standpu nt. W ij kunnen deze strijdvraag vanuit

het standpunt der karakterkunde gemakkelijk uitmaken.

M en vestige zijn aandach t slechts niet alleen op de in-

nerlijke aandoeningen van den zuigeling, die nu een-

maal moeilijk te onderzoeken zijn, maar op zijn gedrag,

zijn licham elijke verrichtingen en behoeften. D an kan er

in 't geheel geen twijfel bestaan, dat hij op een „W ij" is

aangew ezen, dat hij slechts als deel van een geh eel, bijv.

van een gezin of een zu igeling-inrich ting, kan op groeien.

Nu blijft slechts de vraag over, of hij zich in deze ge-

meenschap egocentrisch zal gedragen, zoodat hij de ge-

m eenscha p in zijn dienst stelt, of dat hij bereid is zich

bij het geheel aan te pa ssen. D e ervaring leert, dat h ij

tot beide soorten van gedrag bereid is. Hij past zich

aan, wanneer m en hem zakelijk en zonder om slag be-

hand elt. H ij wordt oproerig en k om t tot verzet, indien

m en hem verwaarloost of kwelt, en hij ontpopt zich als

tyran, als men hem verwent, prijst en naar de oogen

ziet. Telkens houd t hij rekening m et de mate van ge-

m eenschapsgevoel der vO lwassenen. D e uitdrukking

„rekening houd en m et" wil natuurlijk niet zeggen, dat

de zuigeling zich door bewu ste overwegingen laat lei-

den, m aar dat h ij zich onwillekeurig steeds weer doel-

treffend aan de omstandigheden aanpast, totdat zijn

53

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 58/166

gedrag h et gewenschte gevolg heeft bereikt. De d oel-

stellingen en d e m iddelen, die hij zich zoodoende eigen

gema akt heeft, hou dt hij dan verder vast, zoolang h em

dat mogelijk is, en, slechts door den uitersten nood ge-

drongen,... zal h ij zijn doel of zijn m iddelen veranderen.

Men ziet dus, dat er in dit opzicht tusschen den pas-

geborene en den voiwassene geen groot verschil bestaat.

D e zuigeling is dus in den aanva ng neutraal ingesteld,

m et dien verstande, dat h ij deze neutraliteit weer ter-

stond verliest, omdat hij voor zijn welbevinden een

„Wij noodig heeft. Hoe hij zich ten slotte gedragen

zal, hangt af van de vraag, in hoeverre zijn omgeving

(ouders, broers, zusters, kindermeisje) aan dezen eisch

zal kunnen voldoen. Hoe primitiever een cultuur is, des to

grooter is de waarsc hijnlijkheid dat zu lk een oorspron-

kelijk ,,W ij" inderdaad bestaat. G elijkheid in grenzen

en vragen des levens, gelijkheid in doelstelling en het

gemeenschappelijk beleven van dezelfde geestelijke

waarden, ook het deelen van dezelfde gevaren, heeft

hier tengevolge, dat het kind zich van m eet af aan aan

alien gelijk en dus als m ede-verantwoordelijk deel van

het geh eel behand eld ziet. Het is mog elijk, dat in vele

boerengezinnen ook heden ten dage deze toestand nog

bestaat. G edurende de m iddeleeuwen was deze toestand

in Duitschland zoowel in de steden als op het platter

land, enk ele uitzonderingen da argelaten, ongetwijfeld

de algemeen heerschende. Zoodra de boerenjongen loo-

pen k an, helpt hij zijn vader of den knec ht in den stal

en op het erf, terwijl het meisje de pap roert, als zij

amper bij den ketel reiken kan. Het deelnemen aan

het wel en wee der gemeenschap, aan het werken en

het feestvieren, aan de gevaren, de nederlagen en de

overwinningen, m aakt, dat de enkeling de prim itieve

saamhoorigheid als de vanzelfsprekende, eenig moge-

lijke karakterhoud ing moet beschouwen. — N atuurlijk

kom en er ook in. een dergelijke hec hte gem eenschap

54

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 59/166

toch ook wel enkele buitenstaanders voor: natuurlijke

kinderen, zieken, verwaarloosden en onterfden. Deze

worden vroegtijdig in de egocentriciteit gedreven en

moeten daardoor tot misdadigers, bedillers, onrust-

stokers of leiders opgroeien, wanneer zij niet onder den

druk van hun isolement to gronde gaan.

M aar de tijden zijn veranderd. D e toenem ing der be-

volking bracht stijgenden nood m et zich en de m ensch-

heid reageerde op dit dreigende naderbij kom en van de

ondergangslimiet (aanvankelijk met gunstig gevolg)

door de technische verbetering der samenleving. De in-

voering van machines, de overgang van handenarbeid

tot fabrieksarbeid veranderde ech ter niet alleen het ka-

rakter van den arbeid (de uitwendige organisatie van

de m enschh eid) , m aar ook h et karakter van den arbei-

der (zijn innerlijke gesteldh eid). O m streeks 1430 waren

er spinkam ers en boerenmeisjes, die oude liederen zon-

gen en sprook jes vertelden. In 1930 ech ter zijn er daa r-

voor in de plaats fabrieken gekomen met electrische

machines en honderden of duizenden proletariers. In

plaats van de ach t of tien spinnewielen, die m et de hand

gedraaid werden, tienduizend mechanisch draaiende

spoelen; maar tevens in plaats van de liederen en de

sprookjes de angstige bezorgdheid: „Wanneer worden

we werkloos, hoe moeten wij ons organiseeren, welke

partij zal ons helpenr

Het boerenmeisje spon voor zichzelf of voor haar fa-

milie. En zelfs indien zij op het kasteel voor de vrouw

des huizes spon, was zij vroolijk en voelde zich veilig

in het „Wir, waarvan zij een deel was en dat haar

beschermde. De beer van het kasteel of het dorp zal

haar bijstaan, als zij raad of hulp noodig heeft. Men

zal haar niet in den steek laten, indien het haar slecht

mocht gaan. — Vijfhonderd jaar later bedient de na-

kom eling van dit meisje de electrische m ach ine in dienst

van een concern. Hij kept den directeur-generaal niet,

55

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 60/166

maar wel weet hij, dat deze niet voor hem zal zorgen.

O ok w eet hij, dat, indien de verkoop stokt en de econo-

m ische crisis zich versch erpt, hij m et honderd anderen

op straat wordt gezet. D e ondergangsgrens, die vroeger

in den vorm van oorlog of pest het „W ij" in zijn geheel

bedreigde, bedreigt thans elk afzonderlijk In den vorm

van werkloosheid. Zij zijn geen deelen meer van de ge-

m eenschap, w aarin zij werken; een dergelijke gem een-

schap bestaat than s niet m eer.

M aar diep in ieder m ensch leeft ook heden ten dage

nog het verlangen naar de oorspronkelijke saamhoorig-

held, waarop hij recht m eent te hebben. H ij durft het

niet ha rdop te zeggen, omda t hij weet dat het sentimen-

teel is, maar hij denkt toch altijd weer: „Wij werken sa-

m en in de fabriek, wij wonen in de hu isjes, die aan het

concern behooren. M en zou toch zeggen, dat wij er bij

beh ooren, dat wij deelen zijn van h et concern, deelen

van een gem eenschap (even goed als vierhonderd jaren

geleden onze voorvaderen deel van een dorpsgem een-

sch ap of heerlijkheid wa ren). De c hefs, de bedrijfslei-

ders en boven hen d e regeering, de keizer of H inden-

burg m oeten toch voor ons zorgen. O ok zij behooren

toch tot de gem eenschap , waarin wij leven en waarvoor

wij werken." — M aar hij weet wel, dat dit alles slech ts

een droom is.

Het kapitalistische stelsel, dat het noodzakelijke ant-

woord van de m enschheid op de dreigende ondergangs-.

grens was, h eeft h et prim itieve saamh oorigheidsgevoel

eens en voorgoed vernietigd. Noch een Hindenburg,

noch een bedrijfsleider kan daar jets aan veranderen.

D e conjunctuur gaat om hoog en de loonen stijgen. Zij

gaat naar beneden en de loonen volgen haar. D e crisis

versch erpt zich en duizenden staan werkloos op straat.

D e fabriek wordt stopgezet en de staat is nauw elijks bij

machte om de schamele uitkeering te betalen, die den

m assalen hongerdood m oet voorkomen. D e leiders, de

6

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 61/166

organisaties zijn ma ch teloos; ieder enkeling is op zich

zelf aangewezen en blijkt egoist te zijn. E r bestaat geen

gemeenschap meer.

H et geloof aan de oude wereldorde, aan de in de na-

tuur wortelende gemeenschap der volksgenooten zit

echter diep in het bloed. Reeds lang weten de meesten

m et hun verstand, dat het oorspronkelijk gem eenschaps•

gevoel nog slech ts een sprookje is, ma ar eerst geleide-

lijk, door steeds herhaalde teleurstellingen en steeds

nieuwe crises ondervindt de arbeider, de boer en

misschien ook de kleine ambtenaar het verschrikkelijke,

dat h ij in den steek w ordt gelaten. D e laatste rest van

het oorspronkelijke gemeenschapsgevoel gaat in deze

jaren van wanh oop te niet en de egocentriciteit kom t te

voorschijn. Bij den een schuchter en achterbaks, bij den

ander openlijk en brutaal. D och altijd schu ilt ach ter het

egoisme, achter de zelfbekommerdheid een bittere te-

leurstelling, want h et verlangen naar het verloren gevoel

van gemeenschap kan nimmer geheel verdwijnen.

Bij de ineenstorting van h et oude kom en echter nieuwe

krach ten vrij, nieuwe inzichten en nieuwe m ogelijkh eden

treden naar voren. W ie den toestand begrijpt, ziet niet

alleen den nood, m aar ook w at deze vordert. H ij weet,

dat alles anders moet worden. In 1530 was het: „liebt

gij van Luther gehoord?" en nu, in 1930, zegt men:

„Hebt gij van Lenin gehoord?" Het verlangen naar een

nieuwe gemeenschap en een nieuwe zekerheid leeft

sterk in alle egocentrisch geworden menschen. Maar de

weg naar de nieuwe gemeenschap is lang. Het begin

l igt in zware econom ische c rises, het m iddengedeelte

ech ter wordt gevormd door de innerlijke crises van alle

enkelingen afzonderlijk. De nieuwe gemeenschap, het

nieuwe „Wir eischt rijpe menschen en daarom is de

innerlijke revolutie van meer gewicht dan de uiterlijke

en is de laatste dikwijls slechts een vlucht voor de

innerlijke.

57

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 62/166

H et kind van heden is bij zijn geboorte evengoed aan-

gewezen op het gemeenschapsgevoel van zijn mede-

menschen en is evengoed bereid met gemeenschapsge-

voel daarop te antwoorden als het kind uit de middel-

eeuwen. Maar het treft nog slechts gedurende korten

tijd en in beperkte mate de echte saamhoorigheid aan,

zonder welke het niet kan leven. Want ook de moeder

is egocentrisch geworden, zij is ongeduldig en prikkel-

baar. Zij heeft tallooze eigen behoeften en wenschen

en voelt zich ongelukkig en verongelijkt, wanneer deze

niet vervuld worden. Wel zal het beleven van het moe-

derschap een tijdlang bij haar op den voorgrond staan

en haar met gemeenschapsgevoel doen handelen, zoo-

dat zij tot opofferingen bereid is en instinctmatig het

juiste zal treffen, maar sp oedig laten zich de dagelijksch e

beslom m eringen, de eischen van h uishouding of beroep

weer Belden. Van vele zijden wordt zij dermate in be-

slag genomen, dat het gemeenschapsgevoel der tegen-

woordige moeder niet daartegen bestand is. Voor haar

is de grens van haar offervaardigheid bereikt, haar on-

dergangsgrens dreigt. Zoodra in haar gelaatsuitdruk-

king, de intonatie van haar stem of de haast van haar

bewegingen de opstandigheid van h aar „Ik" tot uitdruk -

king komt, weerspiegelt het teere leven van den pas-

geborene met onontkoombare zekerheid deze breuk in

de gemeenschap . D e gemeenschap strouw is verbroken.

Het „Ik" is in een toestand van noodweer gebracht, want

de zuigeling voelt het nabijzijn van zijn ondergangs-

limiet en stelt alles in het werk om , voorzoover zijn on-

toereikende m iddelen het toelaten, zich tegen dit gevaar

te verweren. In het gezonde schreien, dat tot nu toe

slechts gerechtvaardigde klachten en zakelijke hulp-

kreten te kennen gaf, mengen zich nu angstige en jam-

merende geluiden, die eerst nood en vertwijfeling be-

teekenen, maar spoedig ook opstandige aanklachten en

heerschzuchtige tendenzen tot uiting brengen, die de

58

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 63/166

nieuw ontstane egocentriciteit duidelijk doen uitkom en.

Aldus is de egocentrische houding van het kind als

het antwoord op de trouwbreuk van zijn omgeving to

verklaren en, dat deze gang van zaken zich in den regel

in nog krasseren vorm en misschien nog eerder zal af-

spelen, wanneer niet de moeder, maar een of andere

kinderjuffrouw de verantwoordelijkh eid draagt, is bui-

ten twijfel.

D it inzich t in de beslissende beteekenis van d e eerste

levensmaanden is het resultaat van jarenlang geduldig

analytisch onderzoek. Duizenden menschenlevens zijn

door de meest verschillende psychologen volgens de

meest uiteenloopende methoden zorgvuldig geanaly-

seerd (dock uitsluitend binnen de hedendaagsche Eu-

ropeesch-Amerikaansche cultuurwereld) en, ook al

kwam m en in vele opzichten tot verschillende resultaten,

toch kon men eenstemmig vaststellen, dat het gedrag

van den verzorger (d.w.z. zijn karakter) zich in den

langzaam zich afteekenenden karaktervorm van het

kind weerspiegelt. Het dialectische spel van woord.

antwoord en wederwoord vormt reeds in deze vroege

tijden de eerste richtlijnen, die de latere karakteront-

wikkeling nog tientallen van jaren beinvloeden.

Maar ook zij, die nog wantrouwend staan tegenover

de subtiele resultaten der dieptepsychologie, komen tot

dezelfde gevolgtrekkingen, wanneer zij het begin der k a-

raktervorming in het tweede of derde levensjaar zoe-

ken. O f iemand kopp ig of gewillig, zelfstandig of onzelf-

standig, zelfzuchtig of onzelfzuchtig en boven alles of

hij m oedig of lafhartig worden zal, hangt niet in hoof d-

zaak van zijn aanleg af, maar van de uitkom st der dia-

lectische wisselwerking tusschen hem en zijn opvoeder.

D e erfelijkh eid, de aangeboren mogelijkh eden of beper-

kingen spelen slechts een rol met betrekking tot de

middelen, waarover het subject de beschikking heeft. De

doelstelling echter, en op deze komt het voor alles aan,

59

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 64/166

evenals de regels, volgens welke h et doel wordt nage-

streefd, ha ngt slech ts indirect van de besch ikbare m id-

delen af. E en kind, dat in zijn midd elen beperkt is, bijv.

door ziekelijkh eid of plomp en lichaam sbouw, zal bij een

juiste opvoeding niettemin m oedig, sociaal en op zijn

wijze ook p roductief worden. Een kerngezond en „be-

gaafd" k ind zal daarentegen een egocentrisch, ontm oe-

digd en improductief mensch worden, indien het te

week of al te streng wordt op gevoed. H et karakter van

den opgroeienden mensch is het antwoord, dat het nieu-

we subject op de invloeden van zijn milieu geeft.

M en kan h iertegen inbrengen, dat m en het ras, dat

imm ers op erfelijkh eid berust, toch een duidelijken in-

vloed op het politieke karakter moet toekennen. De

H ottentotten gedragen zich geh eel anders dan de E n-

gelsch en. H un antwoorden op d e levensvragen zijn dus

versch illend en zelfs, indien ze beiden in gelijke m ate

produ ctief waren, zou deze produ ctiviteit zeer versch il•

lend gericht zijn.

M en kan ech ter den invloed van het verschil in ras

pas beoordeelen, nadat men het verschil in cultuur in

rekening gebracht heeft. Een yolk, dat nog geheel in

het primitieve gemeenschapsgevoel leeft en het

stadium der egocentriciteit, der ik-gebondenheid nog

voor den boeg heeft (zooals bijv. de hedendaagsche

boeren in R usland) , is anders, maar evengoed voor or-

ganisatie geschikt en zal dan niet minder productief

blijken te zijn dan bijv. de Duitsche fabrieksarbeiders,

die thans midden in deze ik-gebondenheid steken. Dit

cultuurverschil zou echter in eenige tientallen jaren uit

te wisschen zijn en pas dan z ou h et blijken, welke in-

vloeden deze rasverschillen kunnen uitoefenen.

Waarsch ijnlijk zou dan Ferdinand C lausz gelijk krij-

gen. H ij zoekt het versch il in de rassen niet in het ver-

schil tusschen h un eigenscha ppen of „begaafdheden",

m aar in h et verschil in stij l, dat zich ook bij h et bezit

60

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 65/166

van gelijke eigenschappen en begaafdheden manifestee-

ren moet. Hij zegt: „E en V iking in het hooge N oorden

en een Bedoein uit de woestijn zullen, ook wanneer zij

beiden evenveel m oed bezitten, toch ieder een geheel

andere wijze van m oedig-zijn vertoonen, zij hebben ver-

schillenden trant om moedig te zijn. Niet in de mate van

den m oed, maar in den stijl van het moedig-zijn mani-

festeert zich de wet der soort.

Wij mogen dus de rasverschillen hier, waar het

slechts om de groote lijnen van het p olitieke kara kter

gaat, voorloopig nog buiten beschouwing laten. Later

ech ter, zoodra h et onderzoek tot de fijnere structuren

zal zijn gevorderd, zal het rassenvraagstuk misschien

juist aan de p olitieke k arakterkunde h aar m eest beslis-

sende inzichten kunnen ontleenen.

O f wij het verloren gaan van d e oorspronkelijke ge-

m eenschap voor onze tegenwoordige jeugd reeds in de

eerste levensm aanden of pa s in het tweede of derde jaar

stellen, maakt voor onze beschouwingen zeer weinig

uit. V eel gewichtiger is daarentegen het feit, dat deze

breuk in de gemeenschap en daardoor het ontstaan der

egocentriciteit des te vroeger en des te krac htiger op-

treedt, naarmate de resten van het primitieve „Wij",

of, zooals de sociologen zeggen, de resten van de na-

tuurlijke gemeenschap in het individualisme van onzen

tijd zijn verloren gegaan. T en tijde der renaissance was

de „geboorte van het nog een zeldzame gebeurtenis.

die slechts in bevoorrechte kringen kon plaats grijpen.

H et onmetelijke geluk, m aar ook de absolute vereenza-

m ing van den bevrijden mensch , die de banden van het

prim itieve gem eenschapsgevoel uiterlijk en innerlijk ver-

broken h ad, wek te ontzag en afgunst, werd tegelijker-

tijd ech ter gevreesd en vervloekt. E en nieuwe tijd m et

ongekende m ogelijkh eden en gevaren was aangebroken.

H et individualism e beteekende toen geestelijke rijph eid,

de voorste plaats en de leiding der cultuur.

61

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 66/166

De hervorming schijnt, karakterologisch beschouwd,

de synthese gevonden to hebben tusschen het nieuw

opgekomen individualisme (de vrijheid van den enke-

ling) en de oorspronkelijke gebondenheid aan het ge-

heel (de primitieve orde). Deze synthese manifesteert

zich in de verantwoordeijkheid, die de enkeling ten

opzichte van het geheel aanvaardt. iHij is vrij, bevrijd

van zijn onmondigheid, hij moet zich ontplooien, moet

produ ctief zijn, maar ten bate van h et geheel, waarvoor

hij m ede verantwoordelijk is . N iettegenstaande alle zelf-

standigheid blijft hij dus een deel van het geheel. Op

deze wijze was reeds in de verantwoordelijkheidsleer

van L uther h et individualism e overwonnen, het was tot

een zinvol bestanddeel van de eerstvolgende ontwik-

kelingsphase geworden.

Maar ondanks Luther en ondanks de hervorming

brachten de eerstvolgende eeuwen voorloopig nog naar

twee zijden een geleidelijk toenemende egocentriciteit.

In de bevoorrechte klassen, bij de zoogenaamde ont-

wikkelde standen, verschoof zich de breuk in het gevoel

van gemeenschap steeds verder naar het levensbegin.

De crisis, waarin Luther zijn primitief gemeenschaps-

gevoel geheel verloor, was tusschen zijn twintigste en

dertigste levensjaar gelegen. Tegenw oordig twisten wij

over de vraag, of onze kinderen reeds in hun tweede

levensmaand of pas in hun tweede levensjaar het ver-

raad aan de gemeenschap doorleven.

En tegelijkertijd verplaatste zich het begin der ego-

centriciteit sociaal van boven naar onder. Eerst waren

alleen de bevoorrechte standen, edelen, kooplieden en

geestelijken voldoende gedifferentieerd om dit lot to

ondergaan, m aar de steeds in ontwikkeling voortschrij-

dende samenleving, haar steeds ingewikkelder wor-

dende structuur, had tengevolge, dat steeds breedere

lagen der bevolking aan het individualisme ten proof

moesten vallen. Tegenwoordig bestaat de „groote

62

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 67/166

m asse der bevolking, boeren, kleine beamb ten en fa-

brieksarbeiders reeds voor h et overgroote deel uit ego-

centrische menschen. Wellicht begon hunne egocen-

triciteit tot voor korten tijd pas op volwassen leeftijd,

zoodat zij in dit opzich t met L uth er en zijn vrienden op

een lijn waren to stellen. D och rinds werkloosh eid en

woningnood zich bij vele m illioenen hebben d oen voe-

len, vallen de g ezinnen zoo snel en zoo grondig u iteen,

dat de egocentriciteit alom tegenwoordig en almac htig

gaat worden. Van de vijf millioen Duitsche schoolkin-

deren heeft tegenwoordig nog slechts een half millioen

het prim itieve saam hoorigheidsgevoel met zich op de

school gebracht en daar wordt hun dat terstond op de

m eest doeltreffende wijze afgeleerd.

Wij moeten derhalve de vraag naar het begin der

egocentriciteit ook sociologisch afwegen. Dit begin valt

in den regel bij den plattelandsbewoner later dan bij den

stedeling, bij onontwikk elden m eestal later dan bij den

ontwikkelde en in nerveuze fam ilies steeds vroeger dan

in gezonde families. De bewering, dat m en zich dit be-

gin reeds in de eerste levensma anden m oet denken, zou

beteekenen, dat deze voortschrijdende vervroeging

thans haar hoogtepunt nadert en een verdere voortgang

nauwelijks meer mogelijk zou zijn. De vraag echter,

wanneer en hoe het primitieve gemeenschapsgevoel

plotseling en voorgoed verloren gaat, is buitengewoon

belangrijk, om dat de overblijfselen van deze natuurlijke

levenshouding ook voor het egocentrisch geworden

karakter nog van groote beteekenis zijn. Er zijn nog

altijd vele „eenvou dige

-

menschen, die zich vol ver-

trouwen door een zoogenaam den „ontwikkelde

-

laten

raden en diens leiding blindelings volgen. Zij zijn geens-

zins vrij van egocentriciteit, hun goed vertrouwen en

hu n eerbied voor den meer ontwikkelde staan m isschien

zelfs geheel in dienst van hun egoistische tendenzen.

D at neemt ech ter niet weg, dat hun vertrouwen waar-

63

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 68/166

achtig is. Zij gelooven nog in het gemeenschapsgevoel

van den hooger geplaatste en verwachten, dat hij te

goeder trouw voor hen zal zorgen.

K arakterologisch geformuleerd: D e hoofdtrek in het

karakter dezer „naleven" is wel is waar van egocentri-

schen aard. Op de vraag „voor wien?" geven zij in

laatste instantie (natuurlijk niet door hun woorden,

maar door hun Baden) ten antwoord: „Aileen voor mij."

M aar, voorzoover het m et hun egoism e strookt, zorgen

zij voor een „Wij" en dat niet alleen voor hu n fam ilie

of hun klassegenooten, maar ook voor een m aatschap -

pelijk „W ij", waartoe zij ook hu n leider, schu tspatroon

of werkgever rekenen te behooren. H et voornaam ste

is daarbij echter, dat zij het gemeenschapsgevoel niet

alleen zelf bezitten, doch h et tevens bij alle andere m en-

sch en als lets, dat vanzelf spreekt, veronderstellen. H un

eigen egocentriciteit is hun daarentegen meestal onbe-

kend en de egocentriciteit der anderen vinden zij af-

keurenswaa rdig en wonderlijk.

K omen zij nu tot de ontdekking, dat hu n beschermer

niet dien gem eenschap szin heeft, dien zij van hem ver-

langen, dan zijn zij diep teleurgesteld. Een tweede

crir

sis,

een vervolg op d e katastrofe, die zij bij het eerste

verraad (bijv. in het conflict met hun ouders) hebben

doorgemaak t, breekt over hen los en hun eigen egocen-

triciteit, die tot dusverre verborgen bleef, treedt nu d ui-

delijk aan den dag, zoodat een stortvloed van aanklach

ten en eischen h et gevolg is.

E en dergelijke crisis heeft zich tijdens de tweede h elft

van den oorlog bij tallooze Du itsche soldaten voorge-

daan. De revolulie van 1918 was de eendrachtige en

gecondenseerde uiting van een dergelijke reusachtige

teleurstelling. „D e gem eenschap , waarvoor wij strijden,

bestaat in het geheel niet " E n de algemeene egocentrici-

teit steeg tot in het oneindige. Nu echter was er geen

hervorm ing, die deze egocentriciteit kon opva ngen en

64

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 69/166

in een nieuw verantwoordelijkh eidsbesef kon binden.

Daarom bleken deze teleurgestelden voor organisatie

ontoegankelijk to zijn en kon uit de revolutie gees

nieuw collectief ontstaan.

De grootsche synthese tusschen het „Ik" en het

„W ij", die, althans in p rincipe en althans voor de ont,

wikkelden, door het protestantisme geschapen was,

moet thans voor vele millioenen op andere wijze en

met andere krachten tot stand gebracht worden. Anders

zal de strijd van alien tegen alien, de ontaarding en

verstarring van iederen enkeling en een zee van haa t,

nijd, kleinzieligheid en zelfoverschatting ons hetzelfde

lot bereiden, dat eens het Romeinsche rijk getroffen

heeft. Niet de nieuwe „ismen", niet een nieuw collectief

bedreigt de hedendaagsche cultuur, maar uitsluitend het

Bemis van een collectief, het zijn blijven stokken der

ontwikkeling in het individua lisme.

Wanneer men de karakterologische kenmerken van

het prim itieve gemeensch apsgevoel nagaat, dan treft

men eigenschappen aan, die stuk voor stuk overeen-

stemmen met het sociologisch beeld der natuurlijke ge-

m eenschap , of beter gezegd, van het p rimitieve „W ij".

1. In een dergelijk „W ij" is m en zich aanvank elijk

van zijn eigen aard niet bewust. H et innerlijk leven vol-

trekt zich hoofdzakelijk in praelogische denkvormen.

M en h oudt zijn eigen voelen en streven voor vanzelf-

sprekend en tevens voor rech tma tig en goed. E en ieder,

die anders doet, is een booswich t. D aarom is men wan-

trouwend tegenover vreem den en vijandig tegenover

andere gemeenscha ppen. — D eze houding van het „Wir

correspondeert karakterologisch met het primitieve ge-

meenschapsgevoel van de afzonderlijke individuen.

leder lid van het „Wij" heeft zijn aandeel in dit

groepsegoisme. D e belangstelling is zoo uitsluitend op

het welzijn van d e groep gericht, dat de ondergang van

den enkeling en ook het eigen lijden en sterven nauwe-

5

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 70/166

lijks medetellen vergeleken met gevaren, die het „Wij"

bedreigen. Hij, die den ondergang van zijn „Wij" over-

leek is niet alleen aan de schande prijs gegeven, maar

wordt tevens aan zijn lot overgelaten en voor dood

verklaard.

2.

H et „Wij" h andelt zonder innerlijke tegenspraak,

als eenheid, aangezien alien dezelfde doelstellingen

als juist aanvaarden en er ook over de keus der

middelen geen meeningsverschillen heerschen. — Elk

lid van de gemeenschap heeft een sterk gevoel van ze-

kerheid m et betrekking tot het gedrag van zijn m akk ers.

H ij weet vooruit hoe zij handelen zullen en dat zij hem s

niet in den steek zullen laten, tenzij het belang der ge-

m eenschap zou eischen, dat men h em opoffert. Pas wan-

neer bittere ervaringen hem aan het gemeenschapsge-

voel van zijn vrienden doen twijfelen, geraakt zijn eigen

gem eenschap sgevoel aan h et wankelen. D it is het begin

van de breuk in het gemeenschapsgevoel, waarover

eerder werd gesproken en bier versiapt en verdwijnt

ook de natuurlijke, vanzelfsprekende tucht, die op een

niet-anders-kunnen berust.

3.

Hoe moeilijker de omstandigheden voor het „Wij"

worden, hoe grooter het ledental wordt of hoe meer

gevaren er van buitenaf dreigen, des to meer moet van

de verschillende kundigheden en begaafdheden der af-

zonderlijke individuen worden partij getrokken. Er

kom t een sterker arbeidsverdeeling en er kom en leiders

en volgelingen, vooruitzienden met verantwoordelijk-

heid en goedvertrouwende m eeloopers. — H et gemeen-

schapsgevoel neemt daarbij in de verschillende men-

schen verschillende vormen aan en doorloopt ook in

de ontwikkeling van den enkeling versch illende ph asen.

Aanvankelijk beschouwt een ieder het „Wij als een

vanzelfsprekend en welbekend feit. Later rijzen dan

vragen en twijfel omtrent de bedoelingen en plannen

van de gemeenschap en ook over de middelen, die men

66

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 71/166

moet toepassen.

D e m eest produc tieve persoonlijkheid

wordt tot autoriteit, zijn inzicht in h et algem een belang

geeft telkens den doorslag. De moedelooze schikt zich

zonder tegetispraak, terwijl de half-moedige reeds kri-

tiek uitoefent en twijfelt en nog slech ts onder den dru k

der openbare meening of onder het geweld van den

leider volgzaam blijft.

4. Hoe meer de aanraking met andere groepen tot

het maken van vergelijkingen en tot het uitoefenen van

kritiek verlokt, des te meer zal de vanzelfsprekende

zekerheid der oorspronkelijke saamhoorigheid ver-

dwijnen. D e saam hoorigheid m oet dan reeds op m oreele

gronden verdedigd en bescherm d worden en daartoe

ontstaan zeden, wetten, dreigem enten en allerlei dwang -

m aatregelen. D e gemeenschap wordt gesymboliseerd

door jets zich tbaars, een heiligdom of een godheid, door

den p ersoon van een worst, door een kroon of een vlag

en de bewoonde landstreek wordt nu „vaderland" ge-

noemd. E en ieder voelt de verplich ting om dit symbool

te dienen, want hij ziet zich door straffen, verachting

of verstooting bedreigd, indien hij deze p lichten sch endt.

H ij krijgt een „geweten". M aar h et plichtsbesef is bier

nog slechts de armelijke rest van het oorspronkelijk

levende, met den m ensch als het ware versmolten saam -

hoorigheidsgevoel, waardoor hij zich geheel en al voor

de gemeenschap kan geven en opofferen. De dialectiEche

dynamiek der ontwikkeling doet de primitieve gemeen-

schap van binnen uit uiteenspringen.

D e wisselwerking tussch en subject en object heeft tot

gevolg, dat de houding van het subject, zijn levens-

regels en principes (zijn z.g. reactiebasis), voortdurend

gewijzigd, verrijkt en gedifferentieerd worden. Nieuwe

gelijksoortige ervaringen kunnen zich zoozeer ophoopen

en geleidelijk a an zu lk een belangrijken in vloed ver-

krijgen, dat zij op een bepaa ld oogenblik niet alleen de

opzichzelf staande gedragingen van den mensch maar

67

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 72/166

zijn totale karakterstructuu r tot in haar grond vesten

veranderen. Zoo voltrekt zich de overgang van d e pri-

mitieve saamhoorigheid niet plotseling, maar langza-

merhand.

Vele kleine teleurstellingen voegen zich bij elkaar.

Het gemeenschapsgevoel wordt gaandeweg meer on-

zeker en worm stekig. K leine egoistisch e trekjes kom en

te voorschijn, m aar in principe blijft het saam hoorig-

heidsgevoel: „N iet voor m ij, m aar voor ons" nog een

tijdlang voortbestaan. In geval van nood zou h et ego-

isme in deze phase nog het secundaire, het gemeen-

schap sgevoel nog het p rimaire, m eer actieve blijken te

zijn. Dan echter komt het oogenblik, dat overigens

uiterlijk niet m erkbaar zal zijn — waarop de op gehoopte

kwantiteit van periph ere egocentrische karak tertrekken

om slaat in een nieuw e kwa liteit, de centrale egoc entri,-

citeit.

zich in het subject voltrekkenden omkeer,

die al spoedig merk baar wordt in zijn gewijzigd gedrag

ten opzichte der objecten, noemen wij „secundaire dia-

lectiek", in tegenstelling tot de prim aire, die zich rech t-

streeks tusschen subject en object afspeelt.

M aar ook na dezen totalen om keer is de mensch nog

niet door en door egocentrisch. Uitdrukkingen als ik-

gebondenheid, egoisme, egocentriciteit en individualisme

hebb en wel is waar in verschillende wetensch app en een

zeer verschillende beteekenis, maa r in de karakterku nde

beteekenen zij steeds hetzelfde, en wel de levenshou-

ding: „N iet voor ons, m aar voor mij." V oor ons betee-

kenen de versch illende woorden slech ts een Bering ver-

schil in nuance, een lichte aanduiding op een wisselende

betrekking tot de aangrenzende gebieden van w eten-

schap . Z oo karakteriseert „Individualisme" de cultuur-

ph ilosoph ische, egoisme de m oreele, egocentriciteit de

structuur-psychologische en ik-gebondenheid de alge-

m een-karakterologische zijde van in p rincipe dezelfde

levenshouding.

68

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 73/166

W ij hebben reeds u iteengezet, dat in den egocentri-

schen mensch nog sterke overblijfselen van het gemeen-

schapsgevoel nawerken, zoodat nog „na-crises" kunnen

intreden, die pas geleidelijk de egocentriciteit tot ont.

plooiing brengen. Het staat echter wel vast, dat ook

daarna ieder mensch nog, hoewel misschien slechts in

geringe mate, de h erinnering aan h et oorspronkelijk

gemeenschapsgevoel blijft behouden. Bijna alles, wat

men met het woord „ontroering" aanduidt, behoort

daartoe. Een militaire marsch, de Marseillaise, een

K erstboom , een kinderversje of een kana rievogel kun-

nen sours den ongevoeligsten mensch de tranen in de

oogen doen kom en. D e sentimentaliteit en de hu m bug

van onze film s hebben h un su cces grootendeels aan dit

karakterologische verschijnsel te danken.

D e egocentrische m ensch draagt de gevolgen en de

verantwoordelijkheid voor zijn daden zelf en alleen, ook

al probeert hij nog zoo behendig iemand anders de

schuld op den hals te schuiven. Hij, die het primitieve

gem eenschap sgevoel nog bezit, bespeurt zijn verant-

woordelijkheid nauw elijks. D e gemeenscha p, het dorp,

de vorst, de vader of de Godh eid neem t deze van hem

over. Daarom verlangt de egocentrische mensch zijn

geheele leven lang terug naar zijn „geboorteland", naar

het zalige leven van rust en vertrouwen en h oe heviger

de stormen des levens hem bedreigen, des te heviger

snakt hij naar den „H eld", die hem het geboorteland,

de rust, den zielsvrede en de zekerheid zal teruggeven.

R eeds de vreugde bij het ontmoeten van geestverwan-

ten of landgenooten en nog meer het geluk van een

liefdepaa r kan op d eze wijze verklaard worden. leder

zoekt en vindt in zijn medem ensch een stuk prim itieve

gemeenschap. Begrepen worden, voor vol aangezien

worden, vertroeteld en getroost worden, zooals vroeger

toen onze moeder de oorspronkelijke gemeenschap nog

69

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 74/166

niet verraden had, dat is het schoone zeffbedrog, waar.

naar iedere sterveling hunkert.

De meesten zijn bereid om zich voor dezen waan

groote offers te getroosten. Zij geven zelfs rust en m aat-

schap pelijke zekerheid prijs, wanneer zij daardoor de

innerlijke bevrediging en de innerlijke aansluiting aan

een „Wij" h open te winnen en zoo is h et te begrijpen, dat

in tijden van hand over hand toenemende egocentri-

citeit ook de h unkering naar den terugkeer van de pri-

m itieve gemeenscha p in gelijke m ate toeneemt. E n hij,

die een banier ontplooit en in den een of anderen vorm

den terugkeer in het primitieve gemeenschapsgevoel

predikt en verkondigt, wordt toegejuicht en vereerd

door alien, die m et dit zelfde verlangen bezield zijn.

D an wordt de leider m et alien glans der kinderdroo-

m en, met alle autoriteit en h eiligh eid van h et primitieve

„Wij" opgesmukt en is men bereid om voor hem te strij-

den en te sterven. Men voelt zich sterk en gelukkig

in het teruggevonden gevoel van het langontbeerde

geboorteland totdat het droombeeld uiteenvalt en

het leven meedoogenloos toont, dat thans niemand meer

zijn verantwoordelijkheid op zijn leider of held kan af-

wentelen. De leider, diem men bijna voor een God hield,

blijkt dan plotseling een zwakke stumper te zijn. De

m akk ers, in wie men onvoorwaard elijk geloofde, ont-

pop pen zich als kleinzielige en afgunstige egoisten. En

zelf doorziet men, als in een spiegel, het masker van

zijn eigen onwaarach tigheid. H et „Wir, waarvoor men

zijn leven waagde, blijkt slechts een sprookje te zijn

geweest, waarvan niets dan een stel leege, klinkende

leuzen is overgebleven. De catastrophe van zulk een

late teleurstelling is meestal abrupter en heviger dan

de eerste, vroeg p laats grijpende crisis, waarin de p ri-

mitieve gemeenschap verbroken werd. Wanhoop en

depressie, angsttoestanden, slapeloosheid en zenuw-

ziekten zijn m eestal het gevolg van dit keerpunt in h et

leven.

70

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 75/166

5.

Egocentriciteit.

De Europeesche samenleving moest tot het kapita-

hstische stelsel kom en, omd at zij slechts op deze wijze

de toenem ende bevolking kon voeden. H et kapitalism e

heeft door de daarm ede onvermijdelijk gepaard gaande

nevenversch ijnselen ( c oncu rrentiestrijd, uitbuiting der

economisch zwakk en, goederenproductie uit winstbejag

en niet volgens beh oefte) h et primitieve gemeenschap s-

gevoel onverbiddelijk uitgeroeid, ook daar, waar het

zich nog als overblijfsel van de feodale en gilde-verhou-

dingen der middeleeuwen had staande gehouden. Er

bestaan nog heden h ier en daar mensch en, die in hun

karaktervorm het oorspronkelijke gemeenschapsgevoel

m in of m eer behouden h ebben, maar er bestaat geen

meer, waarin zij thuis behooren. Onze maat-

schappij duldt dezen karaktervorm niet. Zij dwingt

leder mensch door steeds zich herh alende crisen tot een

nagenoeg volledige egocentriciteit.

W ie tha ns de gem eenscha p dient, doet dit tegen be-

booning. Het dienen is een handelszaak geworden en,

wie daarbij geen voldoende winst maak t voor zijn „Ik" ,

staakt zijn arbeid ten dienste der gemeensch ap. D aar-

uit volgt, dat hij eigenlijk niet de gemeenschap, maar

louter zich zelf gediend heeft. H et dienen van het geh eel

wordt tot een middel ter bevordering van het eigen-

belang. M et andere woorden: niet door de ondergangs-

hm iet van de gemeenschap , maar door de ondergangs-

l im iet van den enkeling wordt de taak, die volbracht

m oet worden, bepaald.

M uller is rijk. H ij weet, dat het D uitsche bedrijfsleven

kapitaal noodig h eeft, m aar h ij betwijfelt de crediet-

waardigheid daarvan. D aarom belegt hij zijn vermogen

in Zwitserland, stelt zich met weinig rente tevreden en

belem mert daardoor het economische leven van D uitsch-

land in de hoop persoonlijk tegen alle gevaren der toe-

71

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 76/166

komst beveiligd to zijn. De mijnwerker Schulze leeft

van den verkoop zijner arbeidskracht. De afzet ver-

mindert, de arbeidskrachten worden goedkooper. Loons-

verlaging is het eenige, dat den toestand verbeteren

kan. H et is een gemeensch apsbelang, zeggen zoowel de

vertegenwoordigers der industrie, als van de vakver-

eenigingen en van de regeering. M aar Sc hu lze bestrijdt

de loonsverlaging en propa geert de staking, omda t hij

m eent op die ma nier toch n og de hoogere loonen of to

ku nnen dwingen. H ij dient zijn eigenbelang en berok-

kent zonder gem oedsbezwaar sch ade aan de gemeen-

schap.

Beiden, M uller zoo goed als Sch ulze, verbergen na-

tuurlijk hu n egoisme ach ter klinkende leuzen. De een

wil zoogenaam d cu ltuurwaarden redden voor den bol-

sjewistischen ch aos, die overm orgen zal losbarsten. D e

ander geeft voor, dat zijn loonstrijd een daad van zelf-

opoffering is ten bate eener socialistisch e toekom st. H ij

voelt zich een voorvechter van het proletariaat, zoo-

Iang hij er persoonlijk voordeel in ziet, maar hij wordt

„wijzer en gaat den weg des heeren Muller, zoodra

hij een paar duizend mark heeft geerfd. De egocentri-

citeit verbergt zich ac hter sociale leuzen.

Er zijn echter kenteekenen, waaraan men met zeker-

heid herkennen kan, of iemand in den grond der zaak

egocentrisch of sociaal is ingesteld. De vijf meest be-

langrijke van deze kenteekenen willen wij bier ver-

m elden (natuurlijk is het voor ons onderzoek voorloopig

onverschillig, of de betreffende gem eenscha p een h isto-

risch juiste totaliteit omvat of dat zij als overbligsel

van een vroeger, thans overwonnen en verdwijnend

stadium moet worden beschouwd). De egocentrische

m ensch vertoont overal, bij alle rassen en in alle tijden

dezelfde karaktertrekken, waardoor zijn sociale leuzen

als een vermom m ing gebrandm erkt worden.

1. A angezien de ondergangslim iet van den egocen-

72

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 77/166

trischen m ensch sam envalt m et de grens van zijn eigen

welbevinden, is het m eest kenmerkende van zijn karak .

terstructu ur de angst voor zijn persoon. leder egocen-

trisch mensch is laf, ook al gedraagt hij zich schijnbaar

onverschrokk en of roekeloos. Als grens van zijn wel-

bevinden voelt hij bijvoorbeeld sch ande, eerverlies, ar-

m oede of belach elijk-zijn. Bij elk nau wkeu rig onderzoek

blijkt bijna zonder uitzondering, dat niet de werk elijke

ondergangslimiet, namelijk het ontbreken van het be-

staansm inim um , m aar reeds veel onschuldiger dingen

als een doodssch rik gemeden worden.

Wij noemen de stem m ing, die zich van den m ensch

meester maakt, wanneer hij zijn

gevaarszone

(of wat hij

daarvoor houdt) bereikt, zijn dieptepunt, zijn „nadir",

en wij stellen ons dit punt, als op een therm om eter, als

—100 voor. Hij, die zijn oog voortdurend op dit punt

gericht hou dt, is pessim istisch, angstig, wankelmoedig

en zwak. D e tegenpool, als het ware het zenith van het

karakter, dat wij ons als +100 voorstellen, beteekent

daarentegen h et bestaan van een toestand, waarin de

bedreiging van de ondergangslimiet onmogelijk sch ijnt.

Rijkdom, macht, aanzien, populariteit en invloed zijn

doelstellingen en wenschdroomen, die met dat punt

overeenstemm en. Een k arakter, waarin het streven naar

+100 op den voorgrond staat, zal den indruk maken

van optimistisch, doortastend, zeker, misschien zelfs

dapper to zijn. Zoo iemand loochent misschien, dat er

zoo iets als een dreigend —100 bestaat, en hij zal m ee-

nen, als de angst een k enteeken der egoc entriciteit is,

dat hij dan niet egocentrisch kan zijn, want angst kent

hij niet. Wie echter zijn droomen verneemt, hem in een-

zam e, onbewaakte oogenblikken gadeslaat, komt tot een

andere conclusie. H et zelfbedrog en het poch erige loo-

chenen van deze polariteit tusschen Zenith en Nadir

zijn onafscheidelijke bestanddeelen van het egocentri-

sche karakter.

73

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 78/166

2. De beide polen +100 en —100 zijn in al deze

karakters gelijktijdig werkzaam en deze werkzaam heid

komt tot uiting in het tweede kenteeken van den ego-

centrischen m ensch, in zijn prikkelbaarheid. E en kleine

teleurstelling of mislukk ing druk t hem niet, zooals men

zou denken, van +100 op +90, m aar doet hem p lotse-

ling op —100 om laag tuim elen. Hij blijft dan of in dezen

pu t zitten, totdat zijn vrienden h em troosten, of, indien

hij althans d aartoe nog den m oed bezit, com penseert

hij zijn val onmiddellijk door een geweldige uitbarsting.

Hij spuwt vuur als een vulkaan en produceert lava-

stroomen van toorn, gift en ironie. H ij drukt zijn tegen-

standers omlaag, naar het N adir, om zelf weer in het

Zenith te ku nnen staan. Elk e driftaanval is een onm is-

kenbaar teeken van een egocentrisch karakter.

'3. Maar woedeuitbarstingen en zenuwinstortingen

zijn niet de eenige middelen, waarmede de egocentri-

sche mensch zonder het zelf te weten om zijn +100

strijdt. Zijn p sychisch appa raat werkt nog veel geraffi-

neerder en onbewuster. Hij ziet uitsluitend, wat hem

in zijn kraam past en loochent of verdraait wat hem

voor zijn +100 ongelegen zou komen. Alle „ismen",

alle wereldbeschouwingen kunnen op die manier tot

een beveiliging van h et „Ik" m isbruikt worden. M uller

ziet de wereld in een bepaalde kleur, bijv. groen.

draagt een bril, waardoor h ij rood en blauw niet zien

kan. Wanneer Schulze tot hem zegt: „Ziet, dat is

blauw", dan antwoordt M uller: „N een, het is donker-

groen, en je noemt het alleen blauw, omdat je het in

het licht van een verkeerde theorie zoo zien moet."

W anneer echter de blauwe feiten de overhand krijgen,

dan laat Muller liever de wereld vergaan, dan toe te

geven, dat hij het bij het verkeerde eind heeft gehad.

D e tendentieuse bril is het derde kenm erk van de ego-

centriciteit 1)

1) M en vergelijke A dler L. 1. blz. 34-37. Freyes L. 6. b lz. 300

en de M an L . 4. blz. 96.

74

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 79/166

4.

Het vierde kenmerk is de verstarring. Want

doordat het eigenlijke levensdoel van de egocentrische

levensdynam iek steeds uitsluitend in de vermijding, het

*lit den weg gaan, van de eigen ondergangsgrens be-

staat, worden alle slechte ondervindingen zorgvuldig

verzam eld, en wel in de eerste jaren geh eel onbewust,

later echter ook bewust en systema tisch. O p deze slechte

ervaringen, die bovendien nog weer eens tendentieus

verdraaid en uitgelegd worden, wordt dan een tenden-

tieus wereldbeeld opgebouwd en op grond van dit

wereldbeeld worden levensregels gevormd, w etten ge-

m aakt, die geheel m echanisch en autom atisch w orden

toegepast, zoodat zij het gedrag van den egocentrisch en

m ensch geheel beheerschen en in een bepaald schem a

vastleggen. Het zijn de paragrafen van de innerlijke

grondwet, waarover reeds gesproken werd.

W ie vroegtijdig tot de conc lusie gekom en is, dat de

andere m ensch en niet te vertrouwen zijn, blijft tot in-

nerlijke eenzaam heid gedoem d, ook al geeft hij zich la-

ter nog zooveel moeite zich te veranderen. A lle pogin-

gen, die hij doet, geraken onwillekeurig altijd weer

onder den invloed van zijn starre paragrafen. Indien

hij m ededeelzaam poogt te zijn, zal hij, zonder het te

merken of te willen, de feiten toch zoo onjuist weerge-

ven, dat hij later tot de ontdekk ing zal

 

kom en, dat hij

zich niet voor de anderen opengesteld, maar zich nog

beter versch olen heeft.

5.

Zoo ontstaat in dienst van deze egocentrische

constitutie iets, wat wij een negatieve productiviteit

ku nnen noemen (synthesen, die op katathesen zijn op-

gebouwd). O nbewuste p restaties, trucs en d raaierijen,

die een diplom aat alle eer aan zouden d oers, ontstaan

als vanzelf als afweermaatregelen tegen de persoon-

Iijke ondergangsgrens. D e een doet besch eiden en oogst

daardoor de bewondering van zijn medemenschen. De

ander dringt zich op den voorgrond, maa kt zich da ar-

75

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 80/166

door wel is waar onbemind, maar bereikt toch ten-

slotte wat hij beoogt, namelijk de meerderheid van

stemmen dergenen, die graag anderen voor zich laten

werken.

D ikwijls is het langen tijd m oeilijk, de negatieve, ego-

centrische schijnproductiviteit van de werkelijke, za-

kelijke productiviteit, die het voorrecht der sociale ka-

rakterhouding is, te onderscheiden. Ten deele komt dat,

doordat ook d e beoordeelaar zelf door een egocentri-

schen bril ziet. M isschien m eent hij daarom fouten te

zien, waar er geen zijn, omd at hij h et noodig heeft den

ander door zijn kritiek op — 100 en daa rdoor zichzelf

op +100 te plaatsen. Eerst het resultaat zal beslissen,

en wel niet het directe succ es, want er kom en ook ego-

centrische successen in grooten stijl voor, m aar de ob-

jectieve vooruitgang van de geschiedenis der mensc h-

heid.

De negatieve productiviteit is het vijfde kenmerk

van het egocentrische karakter. De kunst van liegen,

van vleien, ook de k unst van te dreigen en te verleiden,

het opsm ukk en en grootspreken m oeten hier verm eld

worden, evengoed als de training in gewichtig doen,

m edelijden opwek ken, klagen, bedelen en ziek zijn en

ten slotte ook in het verkeerd begrijpen, blind en oost-

indisch d oof zijn. H oe nuttig de tendentieuse bril der

negatieve productiviteit kan werken, weet een ieder,

die bijv. de P arijsche c om m une of het tegenwoordige

Rusland beurtelings in het licht van linksche of recht-

sche p ersberichten bestudeert. — D e zakelijkh eid, de

objectiviteit is steeds omgekeerd evenredig aan de ego-

centriciteit.

H et ontstaan der egocentriciteit in ieder m ensch af-

zonderlijk is een noodzakelijk gevolg van de tegenwoor-

dige maatschappelijke orde, die op haar beurt weer een

gevolg van h et kap italistisch e stelsel is. D it stelsel, dat

wortelt in het individualistische eigendomsbegrip en

76

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 81/166

de vrije concu rrentie, kon slech ts ontstaan door de toe-

nem ende egocentriciteit van alle individuen afzonder-

lijk. Er bestaat hier een duivelskring, een circulus viti-

osus, tusschen den vorm van het economisch stelsel,

de sociale structuur en d e individueele karakterontwik-

keling. H oe grooter het algem eene egoism e wordt, des

te meer moet het kapitalisme zich verscherpen. Zijn

uitwassen: uitbuiting, corruptie en im perialisme, groeien

voortdurend m eer uit evenals de daarbij behoorende

nevenversch ijnselen: schijnheiligheid, m isleiding d er

openbare meening en het demagogisch spelen met na-

tionale hartstochten ten dienste van

prive

belangen.

Zoo w orden bijvoorbeeld produ ctie, prijs en distri-

butie van petroleum veel minder door de behoeften der

volken, dan d oor den m achtsstrijd tussch en Standard

O il en K oninklijke Petroleum bepaald. Wa nneer een

politicus heden ten dage „R oemenie" of „Transkau ka-

sie dan meent hij eigenlijk „Petroleum

- . D e Inter-

nationale politiek w ordt in steeds sterker m ate door de

belangenconflicten van h et grootkap itaal geleid en h et

geringe aantal kapitalisten, dat nog bestaat, is even-

goed aan deze conflicten overgeleverd als de zenuw-

lijder aan d en dwang zijner verschijnselen. Hij

moet

zoo ha ndelen, als hij het doet, ofsch oon h ij weet, dat dit

vroeger of later den ondergang tot gevolg zal h ebben.

Hij wordt daartoe gedwongen, omdat hij den moed

mist, om mede te werken aan den overgang van het

naar het „Wir. En hij kan dezen moed niet be-

zitten, omdat hij slechts voor zijn eigen ondergang,

dien hij alleen en uitsluitend voor oogen heeft, beducht

is, terwijl hij van de anderen eischt, dat zij zich uit ge-

meenschapsgevoel, voor zoogenaamd gemeenschappe-

lijke belangen, zullen laten doodsch ieten.

O nze sam enleving dwingt den enkeling tot een ego-

centrische karakterontwikkeling. De speciale vorm

ech ter van elk k arakter in het bijzonder wordt door de

77

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 82/166

individueele omstandigheden bepaa ld. D aarbij moeten

vooral de k arakters der ouders, de verhouding tusschen

de broers en zusters, ma ar ook de „sfeer" van het ou-

derlijk h uis en van de school in aanm erking genom en

worden. Al deze factoren zijn van meet of aan reeds

met egocentriciteit besmet. Niet alleen de ouders, maar

ook de m enschen op straat, die het spelende kind ont-

moeten, maken fouten en evenzoo de onderwijzers en

leeraren, die er weliswaar goede thorieen op na hou den,

m aar tegenover hun eigen zwakh eden (die zij hun

„ze-

nuwen

-

noemen) vrijwel machteloos staan. In twee

verschillende rich tingen kunnen onze op voedingsfouten

tot uitwerking komen: zij verweekelijken of verharden

het kinderkarakter. Maar ook combinaties kunnen ont-

staan. Wordt de verweekelijking consequent doorge-

voerd, bijvoorbeeid tot het tiende of twaalfde levens-

jaar, dan raakt het kind aan twee dingen gewoon: § 1.

„Ik h eb er rech t op, dat al m ijn wensch en vervuld wor-

den" en § 2. „Zelf behoef ik geen moeite to doen, aan-

gezien de volwassenen het voor m ij

doen moeten." Deze

beide regels zijn de centrale principes, waarop d e in-

wendige grondwet is opgebouw d, en het kind zal angst-

vallig voor de nakoming dezer bepalingen waken. Ie-

dere kleine teleurstelling, iedere kritiek en iedere ont-

bering wordt terstond als m ajesteitsschennis beschou wd.

D e bovengenoemde kenm erken der egocentriciteit tre-

den daarbij duidelijk aan d en dag.

Wij duiden deze k arakters aan als „S terren'', waarbij

m eer aan een karikatuur dan aan het werkelijke type

van de primadonna gedacht m oet worden. Wordt de

„ster niet voldoende bewonderd, dan voelt hij zich

doodelijk gekrenk t en zoekt een ander pub liek of een

anderen beschermer. Sch enkt men h em ech ter den bijval,

waarop hij aanspraak maakt, dan is hij vriendelijk,

geestig, bem innelijk en m isschien zelfs werkelijk pro-

ductief maar vanzelfsprekend toch steeds ten be-

hoeve van zijn persoonlijk suc ces.

78

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 83/166

In de politiek treft men twee typen van „sterren"

aan. Het eerste komt overal tot ontwikkeling, waar

iemand zonder eigen verdienste, alleen dank zij zijn

naam , zijn titel of zijn rijkdom , een aanzienlijke p ositie

bekleedt. Zoo iemand verzamelt een soort hofhouding

om zich heen, die hij, zonder het zelf te weten, op de

allerergste wijze tyranniseert. In hem en rond om hem

tiert welig, wat men als „Byzantinisme" zou kunnen

aanduiden. — Het gevaarlijke voor den „ster" in deze

situatie is de steeds erger wordende misvorming van

zijn wereldbeeld door den „tendentieusen bril . Feiten

-en gebeurtenissen, die den doorsnee-m ensch eenvoud ig

en begrijpelijk voorkomen, omdat hun onderlinge sa-

m enhang zich aan hem opdringt, durft de Byzantijnsche

„ster" niet te herkennen, omdat dit zijn +100 afbreuk

zou doen. E n zijn omgeving versterkt hem in zijn dwa-

ling. Zij m aak t uit den tendentieusen bril een tendenti-

eusen verrekijker of een tendentieusen microscoop.

Want, dat in deze omgeving alleen sterk egocentri-

sche menschen een plaats kunnen vinden, spreekt van-

zelf.

Ontstaat de ster in een eenvoudig milieu, dan wil hij

niet minder sch itteren, onderdanen hebben en d e eerste

plaats innemen. Productieve daden, gevaren, risico's of

zelfs kleine ongemakken zal hij krachtens § 2 van zijn

innerlijke grondwet m oeten vermijden. D aarom zal hij

nu eens hier, dan weer daar goedkoope successen na-

jagen, de groote massa en ook N aar leiders zoolang mo-

gelijk trachten te verblinden, maar hij zal ijlings ver-

dwijnen op het oogenblik, dat m en hem dreigt te dwin-

gen om nu door werkelijke daden te bevestigen, wat

hij met groote woorden en een gullen glimlach beloofd

heeft.

Vele meteoren, die, vooral in onrustige tijden, een

tijdlang aa n den politieken hem el schitteren, zijn aldus

te verklaren. Maar de wolken, waaruit deze ratelende

79

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 84/166

bliksemschichten gewoonlijk te voorschijn schieten,

zweven doorgaans boven de gebieden van ku nst, jour-

nalistiek en film .

O ok als opschik of reclameschild voor M aecenassen

en rijke dames zijn de „ster-meteoren" te gebruiken,

vooral wanneer zij er in geslaagd zijn zich een popu -

lairen of beroem den naam te waken. — Beide stertypen

worden natu urlijk evengoed onder de bou rgeoisie als

in het proletariaat aangetroffen. In het laatste geval

treden de Byzantijnsch e sterren dikw ijls als partijfunc-

tionaris, redacteur of hoofdbestuurslid op, terwijl de

m eteoren meer in voetbalclub s en bij de wielerwedstrij-

den te vinden zijn.

In gevallen, waarin de verweekelijking nog ven-

der gaat, ontstaat weer een andere kara ktersoort. De

opvoeder is da arbij zelf zoo verweekelijkt, dat h ij ieder

gevaar zoowel voor zich zelf als voor zijn opvoedeling

zou willen vermijden. Hij berekent zorgvuldig, volgens

den stand van den therm om eter, hoeveel halsdoeken

en h oeveel onderkleeding zijn lieveling telkens noodig

heeft. Zijn angst voor autom obielongelukken en bacil-

len is veel grooter dan voor m oreele gevaren en daarom

brengt hij zijn pu pil twee dingen bij: § 1. „E en kind,

dat zoo zwak en klein is, kan zichzelf niet helpen"

(-100). § 2. „Daarom moeten alle menschen hem

dienen".

Wij duiden dit karaktertype aan met het woord

„nestvogeltje" en denken daarbij aan die kleinzeerige

en overgevoelige schep sels, die het allerliefst nim m er hu n

plaatsje ach ter de kach el zouden verlaten. Het toppu nt

van zaligheid bestaat voor hen in een beschouwend

leven, met gebraden a pp els, limona de en veilige renters.

H et nestvogeltje laat dezelfde aanspraak op de diem -

sten der anderen Belden als de ster, m aar de m otivee-

ring is tegenovergesteld. D e ster zegt: Jullie moeten m ij

dienen, omdat ik zulk een prachtmensch ben, terwijl het

80

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 85/166

nestvogeltje ditzelfde aldus aantoont: Jullie moeten m ij

helpen, omdat ik zoo arm, zwak en beklagenswaardig

ben. Ook de lijfspreuk: „Doe mij niets, ik doe u ook

niets" past bij dit karakter. Bovendien is het nestvo-

geltje gekenmerkt door het feit, dat het niet „neen"

zeggen kan, want omdat het zich altijd de zwakkere

voelt, meent het steeds de welwillendheid der anderen

noodig te hebben. Staan de aanwezigen links, dan is

het nestvogeltje spoedig eerlijk overtuigd, dat linksh ou-

den het eenig juiste is. Staan de aanwezigen rechts,

dan gelooft het even fanatiek aan de rechtsche politiek.

Dit is geen comedie, maar „mimicry

-

, de onbewuste

karakterpolitiek van hen, die even egocentrisch als

zwak zijn. De nestvogeltjes zijn dan ook geboren „bij-

loopers

- . Vooral echter is het de voorspiegeling van

den terugkeer in h et oorspronkelijke gem eenschap sge-

voel, die alle nestvogeltjes tot tranen toe ontroert en

tot geestdriftig volgen bereid maakt.

Dergelijke onzelfstandige karakters treft men echter

niet alleen onder h et proletariaat of burgerlijke „stem -

vee-

, maar ook onder de leiders aan. Wanneer een

nestvogeltje onder menschen terecht komt, die voort-

durend zeggen: „Jij moet ons aanvoeren, jij bent de

beste vertegenwoordiger voor onze verlangens

- (in-

dien zij eerlijk waren, zoud en zij zeggen: „W ij zijn nog

erger nestvogeltjes dan jij en je neemt onze belangen

waar, wanneer je het voor je eigen doel in het leven,

nam elijk voor gebraden app els, limonade en veilige ren-

ten, opneemt") — dan is het nestvogeltje niet in staat

„neen" te zeggen. Het wordt dus gekozen, en omdat

het zich op de welwillendheid van zijn kiezers aange-

wezens voelt, doet het alles, wat zij van hem verlangen.

H ij is werkelijk „de representant der groote m assa, die

achter hem staat".

Het is echter jammer, dat het nestvogeltje een nest-

vogeltje blijft, ook wanneer hij met zijn politieke tegen-

6

1

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 86/166

standers aan de conferentietafel zit. O ok daa r kan h ij

geen „neen" zeggen. Hij glimlacht, doet concessies,

want de anderen m oeten nu eenma al vriendelijk tegen

hem zijn. H ij wordt zoodoende een virtuoos in de com -

prom ispolitiek. Bij al deze onoprechtheid en halfheid

blijft hij ech ter de trouwe vertegenwoordiger van zijn

gevolg, nam elijk va n alle nestvogeltjes uit stad en lan de.

Dat deze nestvogeltjes onder de arbeidersbevolking

even talrijk zijn als in bu rgerlijke k ringen, behoeft geen

betoog. Sociale werkers kunnen daarover m eespreken.

D e hardere levensvoorwaarden van het proletariaat ver-

hinderen niet, dat ook de p roletarische ou ders bij de

opvoeding fouten begaan. G esteld, dat in deze k ringen

een te harde beha ndeling veelvuldiger voorkom t dan

een te zachte, dan heeft de verweekelijking hier een

des te noodlottiger invloed, daar zij in sterker contrast

staat m et de geh eele levenssfeer, waa rin het arbeiders-

kind opgroeit.

V erharding kan op twee m anieren tot stand kom en:

ten eerste door te hooge eischen van de opvoeders,

door overdreven strengheid, kritiek of straf. In deze

gevallen neemt de verharding meer den vorm van

schu ch terheid aan. In d e tweede plaats echter door on-

versch illigheid, te weinig zorg of door het geheel ont-

breken van iets, dat op op voeding gelijkt. In deze g e-

vallen blijft het kind geh eel op zich zelf aangewezen en

in zijn karak ter kom t m eer tot uiting, wat wij „verwaar-

 oozing" noemen. Wij moeten echter bedenken, dat een

professor, die al te veel van zijn_zoon verlangt, pre.-

cies dezelfde karakterfouten bij hem teweegbrengt, als

een los werkm an, die zijn spruit overdag in de woon-

kam er opsluit en zich verder niet om h em bekom m ert.

Beide kind eren leeren h etzelfde: § 1. D e volwassenen

verdrukken mij slechts. Zij helpen mij niet. Het zijn

vijanden. § 2. 1k moet mijzelf helpen.

Verder luidt de tweede paragraaf echter verschil-

82

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 87/166

lend. Is het kind sterk genoeg, zijn de moeilijkheden

niet al te groot, dan k an h et zijn problem en nog op d e

een of andere manier oplossen. § 2 luidt dan: „Ik m oet

mijzelf helpen en dat kan ik ook." Zoo ontstaat het

actieve type van het verharde karakter. Indien echter

de k rachten ontoereikend zijn, hetzij doordat de m oei-

lijkh eden te groot zijn, hetzij omd at het k ind ziekelijk

of te gevoelig is, dan neemt § 2 den vorm aan: „Ik

m oet mijzelf helpen, m aar ik kan h et niet." Zoo ont-

staat het pa ssieve type der verh arding.

Het actief verharde karakter duiden wij aan als

„Caesar"; indien hun karakter vooral door angstaan-

jaging veroorzaakt is, dan leeren zij om wegen en ge-

heim e midd elen gebruiken, die dikwijls een groote bru-

taliteit en een sterke mate van negatieve productiviteit

vertoonen. Leugen, diefstal, valschheid in geschrifte en

meer dergelijke trucs komen reeds op jeugdigen leeftijd

voor. Op de belangen van de gemeenschap, van het

„W ij" wordt in h et geheel Been acht m eer geslagen en.

indien som s beleefdheid en sch ijnbaar zelfs mensch en-

liefde vallen waar te nemen, staan ook deze steeds in

dienst van de egoc entrisch e doelstelling. E n dit Joel is

zonder uitzondering: „Ik w il de baas zijn en de anderen

tot mijn ondergeschikten m aken."

W anneer de actieve verharding m eer door verwaar-

loozing ontstaan is, pleegt de neiging tot omw egen en

draaierijen geringer te zijn, ofschoon leugen en diefstal

ook dan niet versm aad worden. D e verwaarloosde Cae-

sar geeft m eest de voorkeur aa n het brute geweld. H ij

dwingt zijn volgelingen door n iets ontziende straffen tot

gehoorzaam heid en h ij intimideert zijn tegenstanders

door ruziemaken en bloedvergieten. Hij is de schrik van

alle nestvogeltjes en sterren en daarom kan h ij steeds

van een aanvankelijk succes verzekerd zijn. Op den

duur echter zullen de diplomatische Caesaren het beter

klaarspelen dan de verwaarloosde en daardoor ontstaat

83

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 88/166

een maatschappelijk onderscheid, dat van veel be-

lang is.

Wel kom en er ook uit de kringen van lagere beam b-

ten en ontwikkelde arbeiders diplomatische Caesaren

voort, maar z ij gedijen toch beter in het gezin van

de

hoogere am btenaren of der

intellectueele elite (omdat

paedagogische eerzucht en de daaruit voortvloeiende

paedagogische fouten bier bijzonder veelvuldig voor-

komen). Verwaarloozing echter komt in ontwikkelde

kringen natuurlijk slechts zeldzaam voor (toch ont-

breekt zij daar geenszins geheel). Indien nu in den p oli

tieken concurrentiestrijd een verwaarloosde en een

diplom atische C aesar tegenover elkander staan, dan zal

in den aanvang de eerste, later echter en ook op den

duu r de laatstgenoemde zegevieren. D e m assa der nest-

vogeltjes en stars zal eerst uit vrees de h ardha ndige dic-

tatuur van den verwaarloosden C aesar erkennen, spoe-

dig echter de slimmere, schijnbaar zachtere, maar in den

grond even egocentrische dictatuur van het diplomati-

sche C aesarschap toejuichen. D aarom behaalt ook bier,

langs een weg van louter egolsme, h et intellect de over-

winning op het brute geweld.

Indien de opgroeiende m ensch door de hardh eid van

zijn opvoeding tot pasiviteit wordt gedwongen, wan-

neer zijn tweede paragraaf den vorm aanneemt van:

„Ik moet mij zelf helpen, maar ik kan niet ", dan ont-

staat, zooals reeds gezegd is, het type van het passief

verharde karakter. Wij duiden zulke m enschen aan als

„Lummels". Hun levenswijsheid bestaat in den terug-

tocht, dock bij hen gaat het om een geheel innerlijken

terugtocht. Zij doen bijv. geen afstand van het ge-

wenschte, ma ar reeds van het wenschen. Zij missen den

moed om te eischen of te begeeren en zij beperken hun

behoeften zooveel mogelijk. Zij leven van droog brood

en doen afstand van den haring, omdat ze van te voren

reeds overtuigd zijn, dat ze hem toch niet zullen krijgen.

84

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 89/166

Im m ers, het is wel zoo gem akkelijk zich niet noodeloos

druk om den haring te maken.

Een stompzinnige, onverschillige tevredenheid, die

weliswaar in wezen op een diep pessimisme berust, is

het uiterlijke kenteeken van deze schijnbaar willooze

menschen. Zij dommelen voort en lachen om het onge-

luk van anderen en, als het zoo tepas komt, ook over

hu n eigen ongeluk. H et weenen hebben zij verleerd. Zij

gelooven aan niets en aan niemand en zijn bereid

hun meening, hun stembiljet, hun arbeidskracht en

misschien zelfs hun leven voor een paar borrels te ver-

koopen — mits zij de betaling direct ontvangen. Want

zij willen niet eens tot morgen wachten, zoo diep is

hun wantrouwen in de credietwaardigheid hunner

m edem enschen. Dit „niet-wachten-kunnen" h ebben de

lummels met hun antipodes, de sterren, gemeen. De

passiviteit deelen zij met de nestvogeltjes en de onge-

voeligheid met de Caesaren.

1  

In de politiek dient de „lummel", evenals alle nest-

vogeltjes en de meeste sterren als stemvee, maar in

tegenstelling met deze beide laatste typen is hij nog tot

lets anders geschikt, namelijk tot „kanonnenvleesch

- .

Men kan hen africhten en tot bataillons formeeren,

maar men kan hem ook reeds zonder eenig drillen met

veel woorden of weinig alcohol in een roes brengen

en hem tegen allerlei barricaden laten stormloopen.

Dat de lummel evengoed uit het lompenproletariaat

kan voortkom en als in het huis van een m ill ionnair kan

ontstaan, hebben wij reeds duidelijk gemaakt. Dat hij

meestal maatschappelijk in het proletariaat terecht•

kom t, spreekt vanzelf, ofschoon m en zich ook w eer niet

1

) Nauwkeuriger uiteengezet is dit in andere werken van den

schrijver te vinden. ,,Uber die E ntstehung der C harak tertypen in

der K indheit". L . 24. blz. 37-99, en „Uber das Trainung der Ju-

gendlichen auf die spatere politische H altung". L . 27. blz. 27.

85

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 90/166

moet verwonderen hem of en toe op hooge posten aan

te treffen. W ant iedere geordende sam enleving h eeft

met wijze voorziening een reeks sinecures geschapen,

waarin zij de ontspoorde opvoedingsproducten van

haar m edewerkers zoo fatsoenlijk en ongem erkt moge-

lijk onderbrengt.

D e m iddeleeuwen k enden geestelijke waardigheden,

die weinig werk en in h et geheel geen verantwoorde-

lijkh eid m ede brach ten. Tot voor kort bezaten ook wij

nog allerlei eerebaantjes, bestuu rsposten en dec oratieve

diensten, die aan hetzelfde doel beantwoordden. D och

de toenemende crisis van ooze cultuur brengt mede, dat

wij voor het bezinksel der „betere kringen" geen em-

plooi meer hebben en daardoor dragen deze mensch en

er toe bij, de ontbinding van het geheel te bespoedigen

en den grooten omk eer, aan welks begin wij staan, snel-

ler en radicaler te doen aanvangen.

H ier rijst de vraag, of niet juist deze ongeluk kigen,

die het zw aarst onder de sociale m isstanden te lijden

hebben, veel eerder bereid zullen zijn om voor een

revolutionnaire verandering dan voor een bestendiging

deter toestanden te strijden. Echter, de ervaring leert,

dat dit niet het geval is. M en kan h et „gepeupel - in tij-

den van gebrek gem akk elijker voor de revolutie en in

tijden van economische hoogconjunctuur beter voor de

verdediging van de bestaande toestanden in het ge-

weer brengen. D it ligt, kara kterku ndig gezien, aan de

langzaam beginnende crisen en rijpingsprocessen, die

natuurlijk ook hier niet geheel ontbreken en die in tij-

den van nood sterker werkzaam zijn. D aarvan zal ech-

ter pas in het laatste hoofdstuk sprak e zijn. V oorloopig

m oet geconstateerd worden, d at zoowel de overblijf-

selen van het oorspronk elijke „W ir, als deze vier ego..

centrische typen volkomen indifferent tegenover de

politieke richtingen staan. D e m eeloopers loopen even

gaarne in alle richtingen m ede en de leiders leiden even

86

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 91/166

gaarne in alle rich tingen. D e beslissing, of iemand zich

naar links of naar rech ts zal wenden, hangt niet in

de

eerste plaats

van werkelijk p olitieke gezichtspu nten af,

maar van toevalligheden zijner jeugdontwikkeling,

van traditie en oppositie, van conformiteit of contra-

formiteit in zijn karakterstructuu r.

Twee opmerkingen, die op alle vier genoemde vor-

m en van egocentriciteit betrekking h ebben, moeten nog

aan het bovenstaande worden toegevoegd. De eerste

houdt in, dat wel

niemand uitsluitend tot een der vier

typen behoort. O m dat de opvoedingsfouten m eestal ge-

com bineerd voorkom en en in verschillende perioden der

ontwikkeling van verschillenden aard zijn, neem t ook de

innerlijke grondwet van den opvoedeling een veelvul-

dig geschakeerden en gedifferentieerden vorm aan.

Wel kan men bijv. zeggen, dat een mensch in hoofd-

zaak als Caesar to kwalificeeren is, maar men zal er

dan misschien aan toe moeten voegen, dat hij zich in

sommige omstandigheden (bijv. als hij ziek is) als een

nestvogeltje gedraagt en dat hij onder andere omstan-

digheden (bijv. tegenover een mooie vrouw) als ster

functionneert, zoodat de trotsche dictator nu plotseling

aan een pronkenden pau w doet denken. O f iem and, die

tegenover zijn meerderen een nestvogeltje is, kan thuis,

in zijn eigen gezin, als Caesar optreden. E ch ter, zonder

uitzondering zal ieder mensch in het een of andere

hoekje van zijn karakter ook lummelachtige trekken

hebben. De een is ten opzichte van muziek, een ander

ten opzichte van den godsdienst en een derde in be-

trekking tot de politiek geheel afgestom pt. H ij doet dan

als de vos met de d ruiven, die zuu r zijn, verklaart ieder--

een voor idioot, die niet dezelfde blinde vlek heeft en

evert aldus h et bewijs, dat de lum m elachtigheid in den

regel een voordeelig zaakje voor het lieve

„Ile' is.

De tweede opmerking betreft het felt, dat alle vor-

men van egocentriciteit zonder uitzondering de kiem

87

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 92/166

der zelfvernietiging in zich bergen. Hier geldt nog

krasser dan op andere gebieden, dat iedere toenemen-

de k wantiteit tenslotte in een nieuwe kw aliteit om slaat.

De moeiten en middelen, die voor de veiligheid en de

verhooging van het eigen „Ik

- worden aangewend, be-

antwoorden weliswaar gewoonlijk aanvankelijk aan

hu n doel, maar m en m oet ze van jaar tot jaar in sterker

mate aanwenden, willen zij hun uitwerking niet ver-

liezen. Deze voortdurende verscherping van het ego-

centrische gedrag leidt tenslotte tot de catastrophe.

Wat er toe dienen moest om den mensch op + 100 te

brengen, doet hem nu plotseling op — 100 naar be-

neden tuim elen.

De ster graaft zijn eigen graf, doordat hij zichzelf

gewichtiger dan alle andere menschen vindt. Het nest-

vogeltje maakt zich zijn politiek onmogelijk, doordat

hij het geduld en het medelijden van zijn medemen-

schen tot vervelens toe in beslag neemt. De Caesar

bereidt zich zijn eigen val, doordat hij zijn volgelingen

zoolang mishandelt, totdat zij hem in een uitbarsting

van vertwijfeling wegjagen of ombrengen, terwijl de

lum m el zijn eigen levensmogelijkheid vernietigt, omda t

hij in zijn onverschilligheid nooit doet, wat voor zijn

eigen welzijn noodig zou zijn, maar altijd alleen dat-

gane, waarin hij op het bepaalde oogenblik lust heeft.

Dat door een handige combinatie dezer verschillen-

de gedragswijzen ook een sterk egocentrisch mensch

zich soms jaren lang en zelfs tot aan zijn dood kan

hand haven, ja zelfs tijdelijk op g root succes zal ku nnen

bogen, is niet te verwonderen. Want men moet tevens

bedenken, dat de uitdrukk ing „egocentrisch k arakter"

niet beteekent, dat de betreffende nu alles, wat hij doet,

uitsluitend ten dienste van zijn eigen welzijn verricht.

H ij kan, waar zijn „Ik" geen gevaar loopt, zich heel goed

saamh oorig gedragen. Ja, zijn karak ter kan, rondom een

egocentrische kern, zeer goed aan de oppervlakte

een

88

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 93/166

sociale facade vertoonen. Maar waar het leven hem

op de proef stelt, zal hij immer egocentrisch blijken te

zijn en ook dan pas zal aan deze egocentrische basis

van zijn karakter te onderscheiden zijn, of wij met een

ster of een Caesar, met een nestvogeltje of een lummel

te doen hebben.

Gesteld, dat iemand beweert een inzicht te hebben,

waardoor h ij zijn vaderland, zijn k lasse of zijn p olitieke

partij uit alle gevaren zou kunnen redden, en dat hij

verder beweert gemeenschapsgevoel te hebben. Men

vrage hem dan, of hij de uitvoering van zijn denkbeeld

aan iemand anders zou willen overlaten, bijvoorbeeld

aan zijn concurrent, daar deze laatste daartoe misschien

meer geschikt is. Voor den werkelijk socialen mensch

komt het er immers niet op aan, of Muller dan wel

Schulze het „Wir uit de moeilijkheden helpt, maar

alleen of het geholpen wordt.

Wie in zoo'n geval zich werkelijk zou terugtrekken,

wie zijn denkbeelden en hu n uitvoering gewillig aan d e

meest geschikte personen zou overlaten, die zou tot in

de kern van zijn karakter door het gemeenschapsgevoel

bezield zijn. Wie echter waarborgen zou eischen, wie

bijv. voor zijn „prioriteir in cou rantenartikelen of bro-

chures zou opkomen, die zou daardoor bewijzen, dat

hem slechts oppervlakkig lets aan het „Wir gelegen is,

maar dat hij toch in het beslissende oogenblik zichzelf

niet in dienst van de gemeenschap, maar slechts de ge-

meenschap in zijn eigen dienst vermag te stellen. —

Hij heeft de crisis van zijn karakter, het eigenlijke rij-

pingsproces nog voor den boeg.

6. R ijpend gem eenschap sgevoel.

Alle egocentrische karaktervormen dragen een cir-

culus vitiosus in zich, die vroeg of laat tot een crisis

89

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 94/166

m oet leiden. De egocentrische structuur van d e geeste-

lijke constitutie wordt dan als door een innerlijke

revolutie omvergeworpen. Het „IIC doet of stand van

den troon en h et kan gebeu ren, dat niet alleen het

m aar dat ook h et leven in deze catastrophe te gronde

gaat.

M en stelle zich een p oliticus van ongeveer 40 jaren

voor, die zich in h oofdzaak op de rol van ster getraind

beef t, maar b ij wien of en toe ook C aesaren- en nest-

vogel-eigenschappen aan den dag treden, terwijl hij

bovendien op enkele gebieden een lum m el is. D ienten-

gevolge moet hij bijv. ongevoelig zijn voor bepaalde

vragen van tact in het m aatschap pelijk verkeer. Wa nt

hij voelt zich alleen op zijn gema k, zoolang hij het m id-

delpunt is, zoolang hij aan h et woord is en gelijk krijgt.

Indien hij fijngevoelig was, zou h em de rol, die hij speelt,

spoedig pijnlijk worden. Maar in deze omstandigheden

gedraagt hij zich als lum m el. Hij begrijpt niet eens wat

m en m eent, wanneer

m en hem op zijn fouten opm erk-

zaam maakt. Daarentegen is zijn tactgevoel buitenge-

woon fijn, wanneer het er b.v. om gaat, of men h em w el

dikwijls genoeg uitnoodigt en of m en hem aan tafel de

hem toekomende eereplaats geeft. Zijn geheele po-

litiek is prive-politiek.

D e ster zal onverm ijdelijk telkens weer m et partij-

genooten in aanrak ing kom en, die zich door zijn veel-

praterij en gelijk-w illen-h ebben niet om den tuin laten

leiden en hem duidelijk laten m erken, dat hij hen ver-

veelt. Dat is echter juist wat hij het allerminste verdra-

gen kan. Zijn geheele ziel geraakt in nood en hij

verdubbelt zijn pogingen om juist deze lieden, die hem

hu n geringschatting toonen, toch nog tot bewondering

te dwingen. Echter, hoe meer hij zich inspant, des te

m eer geraakt h ij in de overdrijving, des te wilder be-

weringen zal hij ten beste geven en des te m eer zal hij

zijn toehoorders ergeren en tegen zich in het harnas

90

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 95/166

jagen. D es te duidelijker zal m en hem dan te kennen

geven, dat hij te kort schiet en des te heftiger zal hij

om zijn in gevaar verkeerenden troon strijden. — De

crisis is in vollen gang.

D e m iddelen, die er toe m oesten dienen h et „Ik" op

+ 100 te brengen, veroorzaken nu, dat het tot — 100

om laag zinkt. A lle inspanning h eeft het tegenoverge-

stelde gevoig en ten slotte barsten gevoelens los, die

de ster tot dusverre steeds gelooch end zou hebben te

bezitten: haat, driftbuien, onmachtige woede en vooral

de angst voor de zinledigheid van zijn bestaan. Mis-

schien h elpt hem voorloopig nog de vluch t in de ziekte,

de reddende zenu wcrisis en de aftocht in een sanato-

rium. De ster wordt een nestvogeltje. Doch spoedig

wordt hem duidelijk, dat h ij ook op deze m anier niet

die overmaat van belangstelling en bewondering vindt,

die hem in zijn ellende zou kunnen troosten. M issch ien

gaat hij nu leentje-buur bij den Caesar spelen. Hij

wordt tiranniek, waar h ij zich dit kan veroorloven. H ij

slaat misschien zijn kinderen of maakt zijn personeel

het leven zuur. M aar druk d oet tegendruk ontstaan en

zoo zal hij alleen in den aanvang schrik en vrees, later

echter slechts stil verzet of openlijke tegenkanting te

weep brengen. O ok bier zal m en hem dus den rug toe-

keeren en, om dat hij nu eenm aal zonder de bewonde-

ring en de hulpvaardigheid van zijn m edemenschen niet

kan leven, moet de crisis met hernieuwde hevigheid

intreden.

E venals bij het ontstaan der egoc entriciteit, na een

korter of Langer voorspel, zich h et zwaartepunt van h et

karakter van het „Wilt naar het „Ik" verplaatst, vol-

trekt zich tha ns in lange, pijnlijke weeen d e verschu i-

ving in de richting van het „Ik" naar het „Wij". In

zulk een tijd is iem and h et leven geh eel vergald, alles

wat hem belangrijk of waardevol voorkwam, blijkt dan

onbeteekenend of onwaar te zijn. Niets kan h em m eer

91

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 96/166

voldoening geven, omdat hij nergens meer aan gelooft.

Zijn politieke plannen, zijn inzichten, verwachtingen

en vreezen bestaan niet meer voor hem. Hij is rijp voor

den zelfmoord. Zijn geheele leven is hem — indien de

crisis werkelijk echt en eerlijk tot in het diepst van de

ziel doorleefd wordt leeg, waardeloos en onbelang-

rijk geworden, m aar daarom hebben ook de nederlagen,

waartegen hij zich zoo wanhopig heeft verweerd, plot-

seling hun beteekenis verloren. Het is hem thans

onverschillig, of hij op + 100 of op — 100 staat, en

wat de anderen van hem denken, welke rol hij speelt,

en het geheele „ster

-

-spel met al zijn kunsten en

triomfen laat hem koud. — Doch het leven gaat ver-

der, de wereld is nog altijd vol licht en kleuren en er is

een blauwe hemel, er zijn groene weiden en spelende

kinderen. Misschien is het toch nog de moeite waard

om te leven. Niet in dien zin, dat men de eerste plaats

wil innemen, dat men als ster bewonderd wil worden,

maar wel, dat men wil samengaan met de anderen en

met hen wil werken en genieten. Het leven heeft zin in

gemeenschap. — En alle politieke inzichten en hun

onderling verband komen plotseling in een ander licht

te staan.

De crisis, die in Goethe's Faust met den giftbeker

begint en door de Paaschklokken onderbroken wordt,

komt overeen met het begin van dezen overgang van

het „Ik

-

naar het „Wir, dien de zenuwartsen als het

genezingsproces kennen en die in het geestelijk leven

van den mensch wel meestal als „bekeering -

wordt

ondervonden. Heden ten dage voltrekt zich deze omme-

keer echter slechts zelden in zulk een krassen en dra-

m atischen vorm , m aar wordt doorgaans in verschil len-

de etappen of wel in tallooze kleine schreden verdeeld,

zoodat tusschen begin en voltooiing meestal eenige

jaren, misschien sours wel twee decennien verloopen.

Ja, de volledige totstandkoming is bijna nooit nauw-

92

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 97/166

keurig to bepalen, terwijl het naspel, het opruimen van

de overblijfselen en het puin van de egocentrische

facaden meestal nog gedurende het geheele verdere

leven aanhoudt. De vlijtige mensch echter zal er nog

voor zijn dood med e gereed kom en, zoodat hij een stillen,

rustigen levensavond in het licht van het rijpende

gemeenschapsgevoel voor zich heeft liggen.

Nu begrijpen we, wat men van de wijsheid en het

diepgaande inzicht van den „grijsaard" heeft mogen

verwachten, en waarom, zoowel Grieken als Romeinen,

over het algemeen slechts mannen van zestig jaar en

ouder tot het bewind waardig keurden. M en vergelijke

het rijpende gemeenschapsgevoel, dat is de gunstige

uitkomst der crisis, met den anderen eindtoestand van

het leven, die bij ons helaas veel vaker voorkomt, na-

m elijk het vastgegroeid blijven in egocentrische p reten•

ties, in afgunst tegen de jongeren, haat tegen ondank

bare vrienden en onrechtvaardige vijanden, maar

vooral in angst voor den dood. Dan zal men toegeven,

dat er niets zoo belangrijk is in het leven als de beide

crisen, de eerste tusschen het oorspronkelijke gemeen-

schapsgevoel van het kind en den egocentrischen ka-

iaktervorm van den volwassen mensch, de tweede tus-

schen de ten top g estegen egocentriciteit en h et rijpende

gem eenschap sgevoel van den grijsaard. D och niet alleen

voor het persoonlijke bestaan van den enkeling, maar

ook voor de ontwikkeling van de gemeenschap, voor

het economische leven, de cultuur en de politiek is de

vorm en het resultaat der crisen van beslissende be-

teekenis.

D e egocentriciteit gaat altijd m et zelfbedrog gepa ard

en slechts hij, die tot het rijpende gemeenschapsgevoel

doordringt, leert het zijn tendentieuzen bril voor het

zakelijke inzicht to verwisselen. Hij ziet niet alleen

zakelijker dan vroeger, maar ook zakelijker dan de

m eesten van zijn tijdgenooten. D aardoor herkent h ij den

93

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 98/166

historischen sam enhang b eter, hij ziet de oorzaken van

de nooden en gevaren, die hem en zijn tijdgenooten h et

leven bemoeilijken, en ziet missch ien, dat deze oorzaken

andere zijn, dan de „deskund igen -

betoogen. Zoo kan

het zijn, dat hij misschien in scherpe tegenspraak komt

m et hen, met wie hij nu tot het vormen van een „W ij

-

geschikt zou zijn. — Hier rijst de vraag naar het his-

torisch juiste „W ir.

Er bestaat echter ook een verloop van de karakter-

crisis, die wij als „sociale schijngenezing" betitelen.

M en moet deze nauwkeurig in het oog houd en, wil men

zich door de wonderlijke, soms fantastisch aandoende

„politieke bekeeringen" van onzen tijd, niet van de wijs

laten brengen. H ij, die gedurende lange jaren psych o-

therap euth in een groote stad is geweest, heeft uit alle

partijen en in alle politieke g ezindten vooraanstaande

menschen leeren kennen, die in de plotselinge crises

van h un k arakterstructuur, in de „zenuwoverspannin-

ge n

-

(zooals men deze verlate puberteit nog altijd

noemt) van het eene uiterste in het andere moesten

vervallen. V erstandelijke overwegingen of wetensch ap-

pelijke inzichten spelen da arbij steeds slech ts een ge-

ringe rol. De crisis tusschen het „Ik" en het „Wir is

daarbij altijd het prim aire, dat den doorslag geeft, en de

„bekeering" onthult zich later vaak genoeg als de

vluch t voor de definitieve ineenstorting van h et „Ik" .

E en socialist, die m eerdere m alen en in gewichtige

functies, voor zijn overtuiging fel had gestreden, ge-

raakte in de c risis, toen zijn egocentrische levensvorm ,

zijn verwaarloosd Caesarsch ap, te kort schoot. Hij

kwam als mededinger tegenover eenige partijgenooten

te staan, die zich voor het diplomatische C aesarschap

getraind hadden en die hem door hun grootere beweeg

lijkh eid en degelijker kennis overvleugelden. „Ik ben

imm ers toch m aar een ach terbuu rt-proletarier", zeide

hij bitter. „Ik zal mijn maatschappelijk minderwaardig-

9 4

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 99/166

heidsgevoel toch nooit overwinnen en daarom tegen

over de gestudeerde pa rtijgenooten steeds onrech tvaar-

dig en afgunstig blijven."

Hij leed aan slapeloosheid en toestanden van de-

pressie, die zich of en toe, en wel altijd op de in p olitiek

opzicht m eest ongunstige mom enten, in woeste uitbar-

stingen van drift en klassenhaat ontlaadden. D e karak -

teranalyse toonde aan, dat d e klassenhaat niets anders

was dan de egocentrische nood van een begaafden, doch

verwaarloosden jongen m an in zijn haat tegen alien, die

tot een onbelemmerde ontplooiing van hun levens-

m ogelijkheden gekom en waren. Want zijn klassenhaat

richtte zich tegen iedereen, die hem in den weg trad,

ook sours tegen zijn vrouw en zijn vrienden, die uit

hetzelfde proletarische milieu waren voortgekomen.

Toen het hem duidelijk werd, dat het bij hem in het

geheel niet om de belangen van zijn klasse, maar om

egocentrische prive-aangelegenheden ging, bleef hij uit

de behandeling weg. A ch t weken later schreef hij een

langen en vriendelijken brief, die vanuit het bolwerk

eener ha lf-ch ristelijke, h alf-boeddhistische secte geda-

teerd was. H ij had d e proletarische beweging voorgoed

den rug toegekeerd, want hem was het inzicht geopen-

baard, dat alle strijd zonde was. D e klassenstrijd wa s

even verderfelijk als de strijd tusschen de volkeren.

M en m oest de menschen lief hebben en hun h et „ware

leven" leeren, dat in besch eidenheid en ontbering be-

stond. Hij tenminste was langs dezen weg g ezond ge-

worden, zijn dep ressies, zijn driftbuien en zijn slape-

loosheid waren genezen en h ij wenschte niets vuriger,

dan d at zijn vroegere vrienden en vijanden, proletariers

en bourgeois, evenzoo bekeerd zouden w orden.

Wij hebben hier met een typische schijngenezing to

doen. De egocentrische mensch heeft een „gemeen-

schap -

gevonden, die hem een „Wij" voorspiegelt,

m aar in werkelijkheid aan zijn egoistische verlangens

95

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 100/166

tegemoet komt. In iedere secte vindt men een soort

adeldom der „ingewijden", dat onder groot cerem onieel,

zooals bijv. bij de vrijmetselaars, aan bijzonder gelou-

terde en bijzonder wijze medeleden verleend wordt.

Aangezien onze socialist thans bijzonder gelouterd en

wijs geworden was, kon zijn verheffing in den meeste-

lijken ad elstand niet lang m eer uitblijven en zijn ma at-

schappelijk minderwaardigheidsgevoel was daarmede

m eteen uit den weg geruimd . D e verwaarloosde Caesar

had zich bekeerd: hij was een „ster

- geworden. Hem-

zelf kwam deze verandering waarschijnlijk als een D a-

m ascuservaring voor. K arakterologisch gezien, was h et

slechts de verwisseling van den eenen egocentrischen

levensvorm voor een anderen, even egocentrischen

levensvorm. Hij had zich voor de beginnende crisis in

een schijngemeenschap weten te redden, was daarvoor

met een schijngenezing beloond en deed thans alle

moeite, om bij andere crisiscandidaten denzelfden ach-

terweg te propageeren, — en ook daarmede boekte hij

nog een zoet winstje: hij wist thans den weg, dien de

anderen niet kenden.

E r zijn allerlei soorten sch ijngenezingen, in alle denk-

bare richtingen en vormen, maar slechts zelden is hun

geheime beteekenis zoo duidelijk als in dit sterk spre-

kende geval. En toch is de zin dezer schijngenezingen

steeds dezelfde. Een mensch is door den invloed van

zijn omgeving vroegtijdig egocentrisch geworden. Zijn

innerlijke constitutie neemt onder den dwang van den

duivelskring steeds schadelijker vormen aan en ten-

slotte komt het tot een crisis, omdat de verkeerde

levenshou ding niet meer in stand is te hou den. Zu lk een

crisis zou het egocentrische karakter van meet of aan

in een sociaal karakter kunnen veranderen en aan-

loopjes daartoe zijn in iedere crisis aan te wijzen. Het

resultaat is echter in de meeste gevallen slechts een

compromis.

96

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 101/166

De egocentriciteit blijft in wezen onveranderd, zij

neemt echter een vorm aan, die zich nauwkeurig aan

de algemeen bestaande egocentriciteit of aan de spe-

ciale schijnheiligheid van een groep aanpast. Men ge-

niet van stonde aan alle voordeelen van de schijnge-

meenschap, men wordt gewaardeerd, bewonderd, ge-

prezen en op + 100 gehouden, mits men van zijn kant

de overige leden van het genootschap bescherm t, waar-

deert, prijst en op + 100 houdt. „Vennootschap tot

wederkeerige instandhou ding der egoc entriciteit" is een

benaming, die op iedere schijngemeenschap toepas-

selijk is . Pas w anneer de voortschrijdende ontwikkeling

van het collectief dit schijnbare gemeenschapsgevoel

voor de kabinetskwestie stelt, wanneer het erom gaat,

of het individu zich aan het „Wir, dan wel, dat hij het

„Wir aan zijn eigen belang zal of feren, moet de uitge-

stelde crisis nog eens opnieuw over de individuen los-

breken.

De op een bepaald tijdstip bestaande samenleving

bepaalt dus den karaktervorm van het individu. In de

eerste plaats bepaalt zij den algemeenen graad zijner

egocentriciteit. Vervolgens geven de speciale omstan-

digheden, waaronder zijn ontwikkeling plaats vond

(gezin, school, maatschappelijk niveau) hem een spe-

cialen vorm van egocentriciteit. Zij waken of meer een

ster,

O f meer een nestvogeltje, een Caesar of een

uit hem. Ten derde echter biedt de samenleving

hem tallooze gelegenheden en verleidingen, om de be-

ginnende crisis door een sch ijngenezing te onderbreken.

Zij stelt hem a.h.w. in staat de in gevaar gebrachte

egocentriciteit toch nog te behouden, onder voorwaarde,

dat hij meespeelt volgens de algemeen geldende spel-

regels, die zich in den betreffenden kring gevormd

hebben.

Wat men bijvoorbeeld bij een jongmensch noemt:

„zich uitleven, zijn illusies verliezen, zich aanpassen",

7

7

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 102/166

of als het, in bekrompen burgerlijke beteekenis. met

succes geschiedt: „zijn weg vinden, zich vestigen of

slagen", dat alles kan men zonder uitzondering als

schijngenezing kwalificeeren.

Langs dezen weg ontstaat tevens de starheid in de

structuur der samenleving. Dezelfde „psychosklerose,

hetzelfde vastroesten der productiviteit, die in het ka-

rakter van den enk eling uit den angst om z ijn lieve

voortspruit, slaat thans over op het collectief; echter

niet voortkomend uit het groeps-egoisme van de gemeen

schap (dat zou nog uit gemeenschapsgevoel zijn) , maar

uit den egocentrischen angst van alle enkelingen. Wie

zich, met behulp van een schijngenezing aan zijn crisis

onttrokken heeft, moet natuurlijk de voorgeschreven

vormen der bestaande samenleving extra zorgvuldig in

acht nemen. Want zijn welbevinden, zijn + 100 hangt

geheel daarvan af, of hij zich van de welwillendheid en

waardeering van zijn schijngemeenschap bij voortdu-

ring kan verzekerd voelen. Elk vergrijp tegen de be-

staande orde zou op een hernieuwd intreden der eigen

innerlijke crisis neerkomen (waarbij „orde

- natuurlijk

ook het dogma van een revolutionnaire partij kan be-

teekenen ). D aarom wac ht m en er zich wel voor zulk een

vergrijp te begaan en tracht ook de anderen daar zoo

goed mogelijk van af te houden. Want, indien het col-

lectief zich zou wijzigen, indien het misschien van een

schijngemeenschap iets meer tot een rijpe, werkelijk

levende gemeenschap zou worden, zou de geheele met

m oeite en zorg in elkaar gezette sch ijnvertooning tever-

geefsch blijken te zijn en zou de overgang van de star-

heid naar de productiviteit toch nog onvermijdelijk zijn.

Het afwijzen van elke vernieuwing, van iedere ont-

wikkeling en in het bijzonder van alle radicale hervor-

mingen is voor de leden van een schijngemeenschap

een absolute noodzakelijkheid. Ook al verschillen zij

onderling in nog zooveel opzichten, in dit opzicht zijn

98

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 103/166

zij het alien eens en zelfs tot persoonlijke offers bereid.

Het vasthouden aan ouden pruikenboel, de voorliefde

voor verouderde vormen en tradities, de schroom voor

„experimenten" en speciaal de angst voor diepgaande

veranderingen in de structuu r der sam enleving berust

veel m inder op zak elijke behoedzaam heid en bezorgd-

held voor de gemeenschap, dan op de onbewuste of

slechts halfbewuste afwering van de eigen karakter-

crisis. M en zou nog eens van voren of aan m oeten gaan

leeren, men zou een ander m ensch, zou p roductief en

m oedig, ja zou werkelijk levend m oeten worden;

neen, het is gemak kelijker om op de ou de m anier voort

te gaan, ook wanneer m en reeds een vermoeden h eeft,

dat de richting verkeerd is. Men geeft er de voorkeur

aan de schuld bij anderen te zoeken en de verdorven-

held der jeugd, het egoisme der leiders, de hebzucht

der industrieelen (indien men boer is) of het egoisme

der boeren (wa nneer m en indu strieel is) voor alle ellen-

de verantwo ordelijk te stellen.

Tegenwoordig komt de schijngenezing even vaak

voor in socialistisch e als in kap italistisch e kringen. D e

arbeider, die door zijn groeiend individualisme ertoe

gedreven wordt „buiten het gelid te m arch eeren" en

die reeds dicht bij zijn persoonlijke crisis genaderd is,

zal de nooden, die hem overvallen, vanzelfsprekend

verkeerd moeten uitleggen. Hij zal gewoonlijk onge-

veer als volgt redeneeren: „Zoolang ik m et de partij-

genooten in hetzelfde gelid ma rch eerde, voelde ik m ij

behaaglijk ( daartoe reikte het primitieve gemeen-

schap sgevoel nog). Sinds ik echter m et het pa rtijbestuur

overhoop lig, sinds ik de fouten zie, die overal worden

gema akt en sinds ik m ijn eigen weg tracht te gaan, ben

ik onrustig en zenuwach tig. Ik slaap slecht, ben uiterst

prikk elbaar geworden en raak bij het m inste of gering-

ste overstuur. (De egocentriciteit heeft de overhand

gekregen, maar is reeds terstond in haar eigen crisis

99

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 104/166

geraakt. De weg naar het rijpende gemeenschapsgevoel

opent zich). „Dezen toestand kan ik niet uithouden,

ik

ga to gronde als ik mijn eigen weg vervolg, ik zal pas

weder tot rust komen, wanneer ik opnieuw zoo denk

en hand el als de anderen.” Zoo zal h em de situatie onge-

veer voorkomen. De kameraden zullen hem hetzelfde

zeggen en misschien zal de „intellectueer, die, of hij

het w il of niet, toch als zieleherder in de partij fungeert,

er ook zoo over denken. Want deze zieleherder weet

niet, wat er in de ziel omgaat (en w at bier aan de alleen-

spraak van den proletarier werd toegevoegd) , of hij

mag het althans terwille der tactiek niet weten. De

partijbril is de meest tendentieuz e van alle brillen, voor-

al in de psychologie.

Zoo voegt zich het in 't nauw gebrachte „Ik” van

den proletarier door een schijngenezing nog eenmaal

in het collectief, dat voor hem nu van een primitieve,

ware, tot een schijngemeenschap geworden is. Dit komt

weldra in zijn karakter tot uitdrukking, dat in een

hopelooze verstarring van een egocentrischen angst voor

elke verandering der situatie blijk geeft. Dezelfde fra-

zen, dezelfde gemoedsbeweging en, dezelfde oude

kraam wordt jaar in jaar uit in stand gehoud en en wee

de jongeren of zelfs het partijbestuu r, indien zij een wij-

ziging van het doel of ook maar een plotselinge veran-

dering van tactiek zouden voorstellen. uizenden

veteranen, dat wil zeggen, duizenden starre, eigenzin-

nige en door angst geleide menschen, zullen zich aan

de revolutie in den weg stellen.

Ook de radicale partijen blijven van de algemeene

psychosklerose, de pest van deze individualistische

eeuw, niet verschoond. D e geestelijke inhou d, de onver-

schrokkenheid van de idee verstart bier evengoed als

de wijze gematigdheid en de vooruitziende staatsmans-

blik in de m idden-partijen. M et dezelfde geestdoodende

eentonigheid schreeuwt m en daar: R adicaal R adicaall

als bier: V oorzichtig V oorzichtig

100

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 105/166

D e benauwenis der crisis en de m enschelijke pogin-

gen, daarvoor gespaa rd te blijven, voltrekt zich bij de

m eest uiteenloopende karak ters toch steeds op dezelfde

wijze. A ngst voor de verandering van h et „Ik" , of keen

voor het opnieuw-moeten-leeren, treden in de plaats

van den oorspronkelijken m oed. D e produc tiviteit van

eertijds ontaardt in een starre formu le en de levende

daad m aakt plaats voor nuttelooze gemoedsbewegin-

gen, leege gevoelens.

Maar het Leven is onverbiddelijk en de ontwikkeling

gaat voort, ook al stellen nog zooveel mensch en haa r

de starre vorm en van zoogenaamd geh eiligde

collec

tieven in den weg. De werkelijkheid verbreekt de

sch ijngemeensch ap evengoed a ls zij de egocentriciteit

doet ineenstorten, want de onderga ngsgrens verplaatst

zich voortdurend, en wanneer de egocentrische enke-

lingen zich m et moeite aan de gecomp liceerde structuur

van een egocentrisch e gemeensch ap h ebben aangepast,

m oeten zij al spoedig m et sch rik bemerken, dat inmid-

dels deze schijngemeenschap zelf door den naderko-

menden ondergang bedreigd wordt. Maar dit feit is

zoozeer in tegenspraak m et de beh oefte aan veiligheid

en waarborgen ( w elke juist de drijfveer tot de aanslui-

ting bij de schijngemeenschap was) dat eerst nog alle

m iddelen van den tendentieuzen bril en van de nega-

tieve produ ctiviteit worden toegepast, om de ontm aske-

ring van de sch ijngem eenschap te verhinderen en de

noodzak elijkh eid van nieuwe crisen weg te redeneeren.

De zoo straks genoemde socialist, die zijn toevlucht

in een secte gevonden ha d, had m et zijn inzicht en zijn

sociologische sch oling zeer spoedig m oeten ontdekk en,

dat deze secte slechts een broeinest van ijdelheid en

aanmatiging was. Daarvoor schoot zijn moed echter

tekort. Weer een zwerver worden, nog eens den weg

der eigen ontwikkeling betreden, het onbek ende tege-

m oet gaan, zich verwijderen van alle bestaande collec-

1 1

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 106/166

tieven, die hij alle als ontoereikend h eeft leeren kenn en.

en dan h open op en w erken voor een nieuw collectief,

dat nog niet zichtba ar, of — een nog m oeilijker vooruit-

zicht — in het ou de c ollectief blijven, in dezelfde secte

of in dezelfde partij en zijn leven ervoor geven om d e

schijngemeensch ap tot een leveed „W ij" te m aken, zich

in een strijd m et de leiders wikkelen, de groepen uiteen

drijven, de m enschen in beroering brengen, den haat

der „sterren" en de miskenning der wispelturigen op

zich nemen, werkelijk en waarachtig revolutionnair

zijn, dat is teveel verlangd.

M en kiest daarom liever het geestelijk ad elspraedi-

caat, verleend door den grootmeester eener geheime

secte (of ook de bestuursplaats in de partij, indien men

tam en egocentrisch daarin terugkeert). Men maakt

zichzelf blind en construeert een theorie, die het m ee-

looperschap goed praat. M en wordt een pharizeer, zon-

der het zelf te weten en is doodelijk verontwaardigd,

indien men zoo betiteld wordt.

Maar het leven is sterker dan alle theorie en alle

ph arizeerschap . D e sch ijngemeenschap, die uit verstar-

de individuen bestaat, zal steeds imp roduc tief, zonder

aanpa ssingsvermogen en m et het leven strijdig blijken

te zijn. Wanneer het om kleine groepen gaat, wier

grondgedachte van opptrvlakkigen aard is, komt de

crisis zeer vroeg tot stand. Is h et collectief veelzijdiger

en is zijn grondgeda ch te dieper verankerd, vaster ge-

worteld in h et gemeensch apsgevoel, dan is zijn aanpas-

singsm ogelijkheid ook grooter. In zulke groepen zu llen

m eer mensch en m et een relatief sociale levenshoud ing

te vinden zijn. Een kegelclub valt reeds uiteen, wan-

neer een kleine hoofdelijke omslag wordt geh even om

enkele extra-onkosten te kunnen dek ken. E en politieke

partij kan vele tientallen van jaren dezelfde blijven,

wanneer het haar telkens weer gelukt, zich uiterlijk aan

te

passen zonder h aar grondgedach te te veranderen,

102

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 107/166

evenals het een individu gelukt om zich door schijn-

genezingen staande te houden en toch in wezen ego-

centrisch te blijven. (De zeer groote collectieven, de

kerken en staten, kunnen hier niet als vergelijkings-

m ateriaal gebruikt worden. B ij hen werken er factoren,

die uit andere bron afkom stig zijn. Doc h d at behoort tot

de „sociale karakterkunde").

O nder de k leinere collectieven kom en er altijd enkele

voor, die niet of niet in hoofdzaak als schijngemeen-

schappen mogen worden aangeduid. Vooral hun oor-

sprong beru st dikwijls op een sterk socialen grond slag.

Eenige of ook vele menschen, die door dezelfde nooden

in dezelfde crisen geraakt zijn, sluiten zich aaneen in

een gemeenschap, die ten doel heeft de gemeenschap-

pelijk gevoelden nood te keeren en langs productieven

weg tot nieuwe vormen der samenleving te komen.

Gestreefd wordt naar het vinden van een overgang uit

den egocentrischen levensvorm naar een rijpende ge-

meenschap. Hier vooral krijgt het woord „collectief"

zijn ware en definitieve beteekenis, want werkelijk

„samengezocht" zijn de menschen, die zich op deze

wijze aaneensluiten en wel geheel in den zin eener se-

lectie, van een elkander-vinden op den grondslag van

persoonlijken; ontwikkelingsgang en rijpheid van ka-

rakter.

De uit deze rijpheid voortkomende inzichten betref-

fende wereldbeschouwing, politiek en maatschappij,

zijn wel van groot gewicht, maar zij zijn niet de eigen-

l ijk fundam enteele factor dezer gem eenschap pen, want

juist de vastlegging van theorieen en „ismen" houdt

steeds de kiem van het verval in zich. Slechts de ge-

meenschappelijke productiviteit op grond van de ge-

meenschap pelijke k arakterstructuu r houd t deze gemeen-

schappen levend. Juist deze karaktervorm is het dien

wij als rijpend gem eenschap sgevoel aandu iden.

Het „rijpe wij", de „rijpe gemeenschap", zou een

103

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 108/166

sociologisch begrip zijn, dat met een utopischen eind-

toestand der menschheid zou overeenstemmen. Het

„rijpe gem eenschapsgevoel" zou de karakterhoud ing

zijn, die bij de m enschen van deze sociale levensorde

zou behooren. Dit gevoel is voor ons evengoed een

ledig grensbegrip als de sociologische utopie. Wij spre-

ken daarom van „rijpend gem eensch apsgevoel -

en be-

doelen daarmede de bewuste en vastbesloten houding

van den mensch, die zijn eigen egocentriciteit en die

van zijn medemenschen doorziet en die bereid is de

crisen des 'evens onder de oogen te zien.

,

H ij zal zijn u iterste best doen, zich van zijn tenden-

tieuzen bril te ontdoen, hij zal in het collectief mede-

werken, ook al heeft hij tal van bezwaren tegen het

doel en de methoden van dit collectief. Hij zal zijn best

doen om, niet door kritiek en afkeuring, maar door

produ ctieve prestaties en het gedu ldig en onverm oeid

zoeken naar nieuwe wegen de groep, waartoe h ij be-

hoort, van een schijngemeenschap tot een levend „Wij"

te maken. D at zal hem des te beter geluk ken, naarmate

zijn gemeenschapsgevoel intenser is. Levende daden

inplaats van nuttelooze gevoelens, geduldige trouw aan

de gem eenschap niettegenstaande alle hindernissen en

productiviteit zoowel in het vinden der middelen als

van de juiste doelstelling, niet ten bate van het „Ik'',

doch ten dienste van het collectief, dat zijn de ware

kenm erken van h et rijpende gem eenschapsgevoel.

H ierm ede is ook h et probleem van het ontstaan der

juiste gemeensch ap in p rincipe opg elost. „Is h et „Wij",

waartoe ik behoor, het historisch juiste? luidt deze

vraag, die tegelijkertijd de gewichtigste en de moei-

lijkst te beantwoorden vraag is, welke de m ensch zich

heeft te stellen. En het antwoord m oet steeds „N een

-

zijn. Want wie h ier ja zou zeggen, zou zich inbeelden,

dat hijzelf of zijn collectief geheel op den juisten weg

zou zijn. H ij zou zich zelf en zijn vrienden, door tenden-

104

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 109/166

tieuze theorieen, van een correctie van hun weg trash.

ten of te houden, d.w.z. de innerlijke revolutie bij hen

tegengaan en zich dus nog geheel en al in het stadium

der egoc entriciteit bevinden.

Wie neen zegt tot de doelstelling, de structuur en

de theorieen van zijn collectief, kan of ja zeggen tot

het collectief als zoodanig; dan is het zijn plicht om

aan de verandering en vernieuwing ervan te arbeiden;

of fiij kan er aan wanhopen, dan zal hij zich bij een

ander collectief moeten aansluiten, dat beter aan de

eischen des levens beantwoordt.

Een overgang van de eene soort gemeenschap naar

een andere kan zeer goed in den zin van het rijpende

gemeenschapsgevoel gelegen zijn, maar deze overgang

kan ook op een poging tot egocentrische schijngene-

zing wijzen. Ook pier zal eerst het verloop der ge-

schiedenis uitwijzen, hoeveel ware moed en werke-

lijke productiviteit en hoeveel grootdoenerij en nega-

tieve productiviteit in een individu of een groep werk-

zaam zijn.

105

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 110/166

DERDE DEEL.

DE MENSCH VORMT DE SAIVIENLEVING.

7. Meeloopers.

V erreweg h et grootste gedeelte van onze bevolking

heeft sedert vele eeuwen in een min of meer onder-

druk te en afhank elijke positie geleefd. G eheel vrij wa-

ren rinds de volksverhu izing steeds slech ts betrekk elijk

weinigen en men mag wel aannemen, dat ook dam,

waar vrije boeren in vrije dorpsgemeenten gevestigd

waren, op dertig werkelijke boeren een paar h onderd

knech ten, m eiden, vrouwen en kinderen m oesten gere-

kend w orden. Er bestond du s, voorzoover de geschie-

denis ons een inzicht geeft, steeds een „groote ma ssa",

die geregeerd m oest worden.

M en heeft de eigenschap pen van deze „m assa" zeer

versch illend beschreven. Som m igen hebben verklaard,

dat zij dom, dwaas, imp roductief was en door lage harts-

tochten bewogen werd.

Haar wanneer men er op let,

bem erkt m en, dat deze onderzoekers daarbij steeds en

uitsluitend de kleine Parijsche bu rgerij, die op den 14

Juli 1789 d e Bastille bestormd heeft, op h et oog hebben

gehad . D e tendentieuze bril van de feodalistisch of indi-

106

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 111/166

vidualistisch ingestelde denkers maakte hier een juist

begrip onmogelijk.

D aarentegen verwach ten anderen van de

„massa",

die bij hen „proletariaat" heet, niet alleen productiviteit,

maar zelfs geniale staatsmanswijsheid. De links-radicale

sch rijvers vertoonen gewoonlijk d e neiging (zooals Hen-

drik de M an zeer juist betoogt) het ontbrekende G ods-

begrip van de partijkerk door het begrip „proletariaat"

te vervangen. D aarbij ziet men zich natuurlijk terstond

genoodzaak t den niet-klassenbew usten proletarier, dien

men om zijn kleinburgerlijke ideologie hekelt, scherp te

scheiden van den k lassen.bewusten proletarier, wien m en

m et uitsluiting van alle anderen d e voile produc tiviteit,

het volledige begrip voor zijn eigen en voor de alge-

m eene situatie en de voile verantwoordelijkh eid voor de

toekomst op de schouders legt. Karakterologisch zou

deze „klassenbewuste proletarier" een vergaande

overeenkomst m et den vroeger besproken „m ensch m et

het rijpende gemeenschapsgevoel" moeten vertoonen.

D it laatste begrip om vat ech ter niet alleen de rijpe pro-

ietariers, die in D uitsch land ongetwijfeld tot du sverre

slech ts zelden worden aangetroffen (omd at de m eesten

hunner nog voor hun eigen crisen in een kleinburger-

lijke sch ijngem eenschap of in een dema gogisch bedor-

ven „oerwij" de wijk nemen), maa r omvat ook d e rijpe

m ensch en uit burgerlijke en aristocratisch e bevolkings-

kringen. Wij zouden niet alleen de revolutionnaire

lei

ders, die bijna zonder uitzondering van b urgerlijke af-

kom st zijn, m aar ook vele dichters en philosophen, die

niet zelden uit proletarische kringen stammen, daartoe

willen rekenen.

Beide verkeerde voorstellingen over het w ezen der

m assa m oet de politieke karakterkunde vermijden. H et

„proletariaat" is niet de alleen-zaligmakiende krachtbron

en h et „gepeup el" is niet een zinloos sam enraapsel van

lage driften. Maar de politieke karakterkunde heeft zich

107

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 112/166

hierm ede verder niet in te laten, aangezien zij im m ers

niet de collectieven als zoodanig, m aar alleen de indi-

viduen in betrekking tot hun collectief wil onderzoeken.

Zij vraagt dus niet: „Wat zijn de kenmerken van de

m assa", maar zij vraagt: „Hoe gedraagt zich de enke-

ling in de massa en welke is zijn verhouding tot de

m assa, hoe geraakt hij erin, hoelang loopt hij m ede en

wanneer verlaat hij haar?" En verder: „Welke ver-

schillen vertoonen zich, wanneer het inplaats van om een

losse massa, om een h echte organisatie gaat?"

Men ziet dan, dat elk mensch bepaalde grenzen in

zich h eeft, die hem het deel-zijn van een collectief slechts

tot een bepaalden graa d veroorloven, en verder dat dit

deel-zijn binnen de genoemde grenzen door ieder

m ensch wordt nagestreefd. Hij is verheugd in het „Wij"

te kunnen medeloopen, zoolang de ondergangslimiet van

zijn „Ik" niet wordt aangetast. V oor zoover de grenzen

der individuen gelijk zijn, kunnen er levende collectieven

ontstaan en wel evengoed in den zin van het „oer-wij"

als van het „rijpende Wij".

Elke politiek moet op de beinvloeding der groote

m assa gerich t zijn of althans m et de stompzinnigheid

dier massa rekening houden. Daarom is iedere politieke

ontwikkeling, de revolutionnaire evengoed als de natio-

nale, afhan kelijk van de grenzen en m ogelijkh eden, van

de wenschen en ondergangsgrenzen (de vermeende en

de werkelijke), van de egocentrische starheid en de

bereidheid tot innerlijke verandering en nieuw e produ c-

tiviteit der op een b epaa ld oogenblik bestaande b evol-

king. D eze karaktervormen m oeten zorgvuldig onder-

zocht en gedefinieerd worden. Hun onderlinge afhan-

kelijkh eid, evenals hu n sam enhang m et econom ische,

cultureele en klim atologisch e om standigheden en m et

de door h et ras bepaalde factoren, moeten worden na-

gegaan. Alleen op deze manier kan m en zich ontwor

stelen aan de geniale of dilettantische „intuitie" der

108

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 113/166

realpolitici" en aan de dogm atisch e „ismen

-

van de

theoretics, die steeds geneigd zijn alle volken en alle

maatschappelijke klassen

over een

kam te sch eren.

Het spreekt vanzelf, dat

het prim itieve gemeenschaps

gevoel (en ook zijn overblijfselen), in stemming en

structuu r de wereld uit de prille jeugd w eerspiegelen.

E n

dikwijls zal m en ervaren, dat dit reeds lang verdwe-

nen droomland des te kleurrijker glanst, naarmate de

werkelijke jeugd harder is geweest en meer ontberin-

gen heeft gekend. Het onechte kind van een misdadigster,

dat alleen liefdelooze pleegouders en weeshuizen heeft

gekend, staat wel is waar vol wantrouwen en vijandsch ap

tegenover het geheele menschd om,

maar niettemin leeft

toch in hem een diep verlangen naar een lichte, koeste-

rende wereld, naar een gezellig tehuis, een stillen tuin,

naar een luilekkerland, waarin het gebraden d uiven re-

gent. En de ontwikkelde ondergaat dezelfde betoove-

ring. Wel is waar schaamt hij zich, wegens zijn ontwik

kelin.g, voor dit gehunker naar het primitieve „NW',

evengoed als de verwaarloosde d at doet tengevolge van

zijn verwaarloozing, maar in de m uziek, in de literatuu r

en in zijn wereldbeschouwing, laat hij zich sterk door

deze hunkering beinvloeden. Of de uitverkoren vlag

bloedrood of zwart-rood-goud is, zonder uitzondering

draagt zij toch een uiterst klein en bescheiden aan het

oog onttrokk en zwart-wit-rood wim peltje. E n eens kom t

de dag, dat dit heimw ee zich p lotseling openbaart en tot

daden leidt, die niemand verwacht had.

„Er was eens een oude keizer, die voor zijn onder-

danen zorgde als een goede en rechtvaardige vader

hij woont diep in de gewelven van den burcht K yffhau -

ser Of het is een gouden kroon, die midden in den

Rijn gezonken ligt, of het zijn de runen, die in de wortels

van den wereldschen Ygdrasyl gegrift zijn.

Steeds schuilen achter deze sprookjes en sagen, ach-

ter deze verlangens en idealen de persoonlijke herinne-

109

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 114/166

ringen aan de vroegste kindsheid, aan de p rimitieve ge-

m eenschap m et de m oeder of den vader. Toen bestond

er nog geen vijandschap, geen wantrouwen en geen

verraad. Alles was toen goed, zonnig en vriendelijlc.

Zonder m oeite verkreeg men daar al het noodige; men

was h ulpvaa rdig en er bestond nog geen gevaar en geen

verantwoordelijkheid voor den enkeling. — Wat moet

er gebeuren om dezen toestand weder te herstellen? M en

wil alles doen en is tot alles bereid, wanneer het geluk-

ken zou dit rijk van vreugde en vrede opnieuw te

stichten.

Wij noemen dezen karaktertrek het „Barbarossa-

complex

-

en wij zijn van m eening, dat bij geen heden-

daagsch bewoner van midden-Eu ropa dit com plex ge-

heel ontbreekt, ook al wordt h et om egocentrisch e of

partij-politieke redenen nog zoo hardnek kig geloochend.

W el is waar zijn vorm , kleur en gevoelstoon bij proleta-

riers anders dan bij gestudeerden, bij p lattelandsbewo-

ners anders dan bij stedelingen, maar de uitwerking

van dit Barbarossa-com plex is altijd ongeveer dezelfde.

Een politieke daad, maar vooral een politieke leuze

zal van des te m eer succes verzekerd ku nnen zijn, naar-

m ate zij een sterker beroep doet op het Ba rbarossa-com-

plex. O f het om h et duizendjarige rijk van een ch riste-

lijke secte, h et derde rijk der na tionaalsocialisten of om

de k lassenlooze samenleving van h et socialism e gaat:

zoowel bij den eenvoudigen m an uit h et yolk als bij den

m eer ontwikkelde (ofschoon h ij het zich evenm in helder

bewust is) komt alle gevoelskracht en alle geestdrift

voor het hooge doel toch tenslotte voort uit de hunke-

ring naar den grooten, goeden vader Ba rbarossa. Dit

verlangen naar h etgeen reeds lang verloren is, wordt in

het toekom stbeeld geprojecteerd en zoo staat het para-

dijs aan het begin en aan het eind van het wereldbeeld.

De overblijfselen van het primitieve gemeenschaps-

gevoel, waarvan hier sprak e is, zijn meestal nog sterk

110

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 115/166

genoeg, om ook zeer egocentrische m enschen tot sym-

path iebetuigingen en zelfs tot kleine opofferingen te be-

wegen, wanneer de onderg angslimiet der lotgenooten

bedreigd w ordt. D aarbij is het belangwekkend en leer-

zaam om te zien, wie daarbij al niet als lotgenoot be-

schouw d kan worden. Het „oerwir blijkt dan een tame-

lijk vage en b ijna ledige gevoelsvorm te zijn, die even-

als een doos met zeer verschillenden inhoud gevuld k an

worden, indien deze inhoud er zich maar toe leent om

zich in deze ledige ruim te te voegen. In de taal der diep-

tepsychologie zou men het aldus kunnen zeggen: De

gem iddelde Europeaan van heden ten dage is in staat

om zich onbewust m et zeer verschillende mensch en en

groepen te identificeeren, en wel met hun ongeluk

meestal iets gemakkelijker dan met hun geluk (want zijn

pessimisme is grooter dan zijn optimisme).

N u eens zijn het alle blanken, met wie m en zich te-

genover de gekleurde rassen solidair voelt; dan weer de

beroepsg enooten in engeren z in, in tegenstelling tot

de

concu rrenten der aangrenzende beroepen. O f het zijn

de inwoners van een bepaald dorp of van een huizen-

blok, voor wier belangen men het opneemt. Nog ta-

m elijk zwak is voorloopig de identificatie m et klasse-

genooten aan de andere zijde der landsgrenzen. Sym-

pathie-stakingen en collecten voor een buitenlandschen

klassenstrijd zijn minder populair, dan men op grond der

M arxistische theorie zou m ogen verwach ten.

Bu itengewoon sterk is daarentegen het gevoel voor

de nationale saamhoorigheid. De bedreiging van een

Duitsche bevolking met Fransche bezetting, ja reeds

de Fransch e driekleur op den E hrenbreitstein, heeft in

Tilsit en G leiwitz denzelfden storm van verontwaardi-

ging ontketend als in K oblenz, en wel bij de arbeiders

evengoed als bij de werkgevers. H et is daarbij kenmer-

kend, dat juist het gevaar, dat de landgenooten be-

dreigt zulke gevoelens van sympathie te voorschijn

1 1 1

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 116/166

roept. De gem eensch appelijkh eid van de ondergangs-

grens doet zich h ier gevoelen.

D e nationale gevoelens m ogen dan in hooge m ate het

product der latere karaktervorming zijn (bijv. door de

school en de openbare meening) , zij zouden zonder

praktische beteekenis blijven, wanneer zij niet in het

primitieve gem eenschapsgevoel hun natuurlijken en on-

verwoestbaren grondslag ha dden. D it nationale gevoel

kan w el is waar, evengoed als alle tevoren besproken

trekken, egocentrisch benut en verwrongen worden,

m aar h et schijnt onuitroeibaar to zijn. En zoo ka n ook

een latere training van het karak ter in tegenovergestelde

richting (bijv. godsdienst of socialism e) bij den tegen-

woordigen mensch niet veel uitrichten.

D e lief de voor het geboorteland — de zu iverste vorm

van het Barbarossa-ideaal — mag niet verloren

gaan, wil niet ontworteling, ontmoediging en ver-

starring van het karakter het gevolg zijn. Daarom

is nog nooit een revolutie geslaagd, die niet aa n nationa-

le doelstellingen haa r krac ht ontleende. In F rankrijk

had den ten tijde der C oalitieoorlogen de woorden „revo-

lutionnair" en „nationaal" geh eel dezelfde beteekenis en

in het tegenwoordige Ru sland worden de bedrijven niet

,,gesocialiseerd" m aar „ genationaliseerd". E igenaar van

de prod uc tiemidd elen is de staat en zijn niet de in h et

bedrijf werkzam e arbeiders. Bloedige oorlogen, die geen

nationale doelstellingen beoogen, zijn ech ter alleen mo-

gelijk, wanneer een B arbarossa in eigen persoon voor

de legerscha ar uitrijdt. Want wa ar het naieve gemeen-

schap sgevoel noch den vader, noch de m oeder bespeurt,

waar noch vaderland noch leider het bloedoffer eischt,

daar ontbreekt alle moed en geen th eorie, geen practisch

doel, straffen noch dreigem enten ku nnen de m assa der

m edeloopers in beweging brengen.

H ier kom en de grenzen van h et „medelooperschap"

aan den dag, grenzen die inhaerent aan het wezen ervan

112

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 117/166

zijn. Iedere politiek, die deze grenzen miskent, is tot

m isluk king voorbestemd . D e vraag bijv. of een troep al

of niet op een revolutionnaire volksmassa zal vuur

geven, wordt in hoofdzaak door den onbewusten vorm,

dien het Barba rossacom plex bij de soldaten heeft, be-

slist. Gelukt het den officieren het verlangen naar rust,

warmte en veiligheid in het geloof aan den veldheer,

aan de discipline en aan den „roem van h et oude vaan-

del" te veranderen, dan vech t de troep blindelings en

gehoorzaam . G een theorie over „meerwaarde" kan dat

veranderen. Slagen ec hter de revolutionnairen erin, het

nationale gevoel zulk een richting te geven, dat het ge-

voel van rust, warmte en veiligheid alleen in de ge-

meenschappelijke zaak van „alle onderdrukten be-

leefd wordt, dan verloopt de troep. E ch ter kan hij het

best den vorm van het naleve gemeenschapsgevoel be-

invloeden, die de overige karaktergrenzen van den me-

delooper (die alle van egocentrischen aard zijn), het

best weet uit te buiten. Hier ontplooit zich het wijde

veld der dem agogie. Bij dit alles speelt ech ter de wer-

kelijke ondergangslimiet, de zorg om het dag elijksch

brood, hoogstens een ondergesch ikte rol. D eze wordt

bij den echten medelooper door allerlei egoistische mo-

tieven gewijzigd en dikwijls in h aar tegendeel verkeerd.

Pas wanneer de innerlijke crisis uit den medelooper een

rijpe persoonlijkheid h eeft gemaak t, wordt dit anders.

Bij alle uitingen van h et primitieve gem eenschapsge-

voel is van de allergrootste beteekenis welke rek baar-

held d e tijdsspanne heeft, die tusschen b elofte (of eisch )

en de vervulling (of teleurstelling) gelegen is. Tot hoe-

veel offers, inspanning en geduld zal de enkeling in

staat zijn, voor hij den moed verliest? H oe sterker de

gebondenheid aan het eigen „Ik" is, des te kleiner is de

„spanningsboog", des te sneller m oeten dienst en be-

boning elkander op volgen. En a l zijn er ook velen, die

zeggen: „W el zullen niet wij, ma ar onze k leinkinderen

8

13

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 118/166

de vruch ten pluk ken", toch verlangen zij, dat zij reeds

gedurende hun eigen leven althans het eerste groen

van hu n boomp je te zien krijgen. En indien hu n ook dat

niet ten deel valt, leggen zij op een goeden dag het bijltje

erbij neer. De manier echter, waarop zij medeloopen,

de voorwaarden, waaronder zij volhouden, en het tijd-

stip, waarop zij den m oed verliezen, wordt door de ma te

en door den vorm van h un persoonlijke egocentriciteit

bepaald. H oe m eer zij „Sterren" of „C aesaren" zijn, des

te minder laten zij zich w elgevallen.

D e nestvogeltjes blijven het langst hop en en heb ben

soms zelfs angst, dat hun hoop vervuld zou k unnen wor-

den. D e lum m els wachten deels in het geheel niet, deels

geduldig, omdat zij eigenlijk niets verwachten. Voor

hen is de of loop onversch illig.

D e lengte (of de kortheid) van den sp anningsboog is

de eerste starre grens, die door d e egocentriciteit van de

m edeloopers aan iedere m ilitaire of politieke actie ge-

gesteld wordt. W anneer deze grens eenm aal bereikt is,

blijven er twee mogelijkheden over: of alles verloopt

zonder resultaat in het zand, of de m assa-crisis breekt

los en verandert de m edeloopers in helden. — In goed

georganiseerde groepen (legers, bonden etc.) reikt

de

spanningsboog verder dan in de losse menigte. H et pri-

mitieve gemeenschapsgevoel laat zich daar sterker ge.

voelen en er is minder plaats voor de crisis. De disci-

pline belemmert de innerlijke ontwikkeling.

D e overblijfselen van het naieve gem eenschapsgevoel

vorm en, zooals gebleken is, slechts wa ge en verander-

lijke grenzen voor het m edelooperschap. D e werking er-

van is een p ositieve, en wat bijloopers presteeren ku nnen

als soldaat, arbeider, beamb te en zelfs als aanvoerder

(want ook dit laatste kan voorkomen), ontleenen zij

aan dit gem eenschap sgevoel. D e spanningsboog vormt

echter, zooals gezegd, de eerste egocentrische en daa rom

starre grens, welke de soc iale prestatie niet kan over-

114

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 119/166

schrijden — tenzij dan bij de ineenstorting van h et „Ik" .

M aar nog andere grenzen en voorwaarden van h et me-

delooperschap werken vormend en vooral beperkend op

den loop der historische ontwikkeling. D aarbij is het van

m inder belang, of de egocentriciteit van den m edelooper

hem m eer tot nestvogel dan tot lum m el, m eer tot ster

dan tot Ca esar maak t, want zijn invloed op d e richting

en het tempo der politieke en economische gebeurtenis-

sen wordt vooral bepaald door de waarden (en onwaar-

den ) , die met zijn +100 en — 100 overeenstemm en.

D it is nog 't best aan de h and van concrete voorbeel-

den duidelijk te maken. Een veertigjarige ambtenaar,

de heer D., wat zijn karakter betreft een „ster" met tal

van trekk en van h et nestvogeltje, is in de p olitiek een

ech te medelooper. H ij was de oudste van vier broers en

zusters, werd door zijn opvoeders over het algem een

verwend, maar d oor zijn vader, zoogenaamd als tegen-

wich t tegen deze verwenning, heel streng beh andeld.

H ij leerde al spoedig zich heim elijke triom fen te ver-

scha ffen, door met verstandige gesprekken, openha rtig.-

heid en „b egrip voor anderen" de h arten van zijn toe-

hoorders, die meestal toehoorsters waren, te winnen. De

eerste para graaf van zijn innerlijke G rondwet luidde:

„Ik m oet de m enschen tot bewondering brengen, anders

zou m ijn vader gelijk krijgen." D at is zijn +100. E n de

tweede paragraaf geeft daarvan de tegenpool aan: „I n-

dien mijn vader gelijk kreeg, zou ik een jammerlijk

produ ct zijn, dat niets kan en niets is. Geen h ond zou

een stuk brood van m ij aannemen." Z ijn geheele gedrag,

al zijn gewoonten en karaktereigenaardigheden h ebben

de strekking dit —100 te vermijden.

Als zestienjarige gymnasiast was D. een vermetele

buitenstaander, een revolutionnair op eigen houtje. Hij

zocht triomfen bij jonge meisjes van twijfelachtige

reputatie en imp oneerde zijn klassegenooten door d e

onbesch aam dheid, waarmede hij de leeraren behandel-

115

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 120/166

de. Zoodoende kwam het bijna tot

een crisis, doordat

hij m et wegzending bedreigd werd, waardoor zijn eind-

exam en onmogelijk zou worden. H ij kreeg een zenuw-

crisis en gaf toe. U itgesloten worden van h et eindexa-

men zou gelijk gestaan hebben met het voor altijd af-

stand doen van zijn +100. D aarom zocht h ij nu verder

zijn triom f in vlijt, nauw gezetheid en voortreffelijkh eid.

Hij werd een modelscholier.

H ij was echter na deze halve crisis niet minder ego.

centrisch da n vroeger, m aar zijn ontwikkeling, die tot

dusverre contraform verliep, werd nu conform . H ij nam ,

om zijn doel, de waardeering van zijn medemenschen,

zoo zeker mogelijk te bereiken, bijna alle waardeschat-

tingen van zijn omgeving over. G eestig-, belezen-, va-

derlandslievend-, eerlijk-, hu lpvaardigzijn (vooral te-

genover „menschen van aanzien") — en anderzijds zon-

der consideratie zijn tegenover „kruideniers en plebe-

jers", commandeeren wanneer men „minderen" tegen

over zich beef t, en iederen werklooze voor een luien

deserteur verslijten, dat waren de waarden en onwaar-

den, die hij thans b eleed. Zij werden in zijn karakter

voor goed vastgelegd door den angst om zijn persoonlijk

+100. H ij verach tte dus den plebejer, niet omd at dit in

overeenstemming was met zijn werkelijke betrekking

tot den plebejer (zulk een betrekk ing bestond zelfs in

't geheel niet), maar hij verachtte hem, omdat dat zoo

hoorde voor een jongen man, die de waardeering en

welwillendheid van zijn standgenooten noodig had.

D e ha lve crisis ha d tot een halve ineenstorting geleid.

D e beveiliging tegen het — 100 was d aardoor buiten-

gewoon versterkt en gecom pliceerd geworden en hoe

meer de aldus verkregen karaktertrekken in den loop

der jaren tot een gewoonte werden, des te meer dwa ng-

m atig en vanzelfsprekend w erden zij tevens. D e stands-

vooroordeelen, die op deze wijze gefixeerd werden,

hadden in dat karakter zoo goed als niets met de brood-

116

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 121/166

vraag uit te staan, m aar werden langs den om weg over

de maatschappelijke orde duidelijk door bezits- en

m achtsbelangen ingegeven.

De inrichting der samenleving heeft zoogenaamd

„heeren en knech ten" noodig, om dat alleen zoo de on-

dergangsgrens der mensch heid, nam elijk de algemeene

hongerdood, kan worden vermeden. De medelooper

neemt d eze sociologische zienswijze als een vanzelfspre-

kende waarheid aan, omdat hij daarbij zijn persoonlijk

+100 het best kan bereiken. Zijn eigen ondergangs-

grens heeft dan echter niets m eer met den algem eenen

hongerdood te m aken. H ij vreest niet den h onger (dien

hou dt hij voor onmog elijk), ma ar hij vreest, dat hij zijn

m edemenschen niet genoeg m eer zal imp oneeren, indien

hij in „karak tervastheid" te k ort schiet.

E r bestaat dus bier geen gelijkheid in grens tusschen

den m edelooper en het collectief, waarvan hij de m eer-

derheid helpt vormen. En dit verschil wordt noodlottig,

als de u itwendige crisis, nam elijk de bedreiging van de

werkelijke ondergangslimiet door den h onger, het col-

lectief op de proef stelt. De m edeloopers kunnen zich

volgens hu n karakterstructuu r nimm er voor het col-

lectief opofferen, zij deserteeren om hu n „Ik " te redden.

D aardoor verliezen zij de achting van hun m edem en-

sch en, zij storten op —100 om laag en bovendien treft

de h onger hen ook nog. V an drie kanten tegelijk wordt

hu n tot dusverre bestaande doel hun ontnom en. D e in-

nerlijke crisis van h un k arakter valt sam en m et de uit-

wendige c risis van het c ollectief.

D it is de eigenlijk „revolutionnaire situatie", die plot-

seling van vele duizenden m edeloopers rijpe, voor de

gemeenschap voelende menschen kan m aken. D eze si-

tuatie treedt ech ter niet in, indien van den b eginne at

de ondergangsgrens van den enkeling m et die van het

collectief samenv alt, dat wil zeggen, indien er van m eet

of aan niet van medeloopers, maar van m enschen m et

gemeenschapsgevoel sprake is.

117

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 122/166

H et levende collectief, onversch illig of het m eer een

naleve of een rijpende gem eenscha p is, zal strijden, zich

ontwikk elen of ten ondergaa n, zonder innerlijke c risen

van zijn individuen. De sch ijngemeenschap is echter door

de grenzen, waardeeringen en angsten van zijn m ede-

loopers bepaald.

D e (onbewuste) waardebepalingen en vooroordeelen,

die het gedrag van den m edelooper bepalen, staan on-

wrikbaar vast en een verandering kan slech ts langs den

weg der innerlijke crisis tot stand komen. Zijn bewuste

zienswijzen, zijn ideologie, zijn wereldbesch ouwing kan

hij echter veranderen. M en heeft er hem slechts op te

wijzen, dat zijn (onbewuste) ondergangsgrens beter

vermed en wordt, of dat hij zijn h eimelijk +100 beter

bereiken kan, wanneer h ij voortaan het tegendeel ge-

looft van alles wat h ij tot nu toe voor waa r hield. D er-

gelijke „bekeeringen" zijn niet moeilijk tot stand te bren-

gen. Zij liggen ten grondslag aan alle gedeeltelijke cri-

sen, maar h ebben Been invloed op de eigenlijke structuur

van het karakter.

De heer D. is een enthousiast aanhanger van elke

politiek, die hem de ach ting en de waardeering van zijn

m edemenschen verzekert, dat wil zeggen, hem zijn +100

verschaft. Sinds het socialisme in de mode is, beweert

hij altijd socialist te zijn geweest, m aar natu urlijk slechts

in den zin van een m aatsch app elijke geestes-aristocratie.

U itwendig is hij tot alle m ogelijke aanp assingen in staat.

Maar de starre grenzen van zijn inwendige structuur

noodzaken hem om m et klemm ende argum enten en he-

vige gem oedsbewegingen iedere p olitiek te b estrijden,

die zijn +100 bedreigt. M et zijn stem biljet, als spreker in

volksvergaderingen en d oor persoonlijke p ropaganda,

zorgt hij er zooveel m ogelijk voor, dat de vorm der m en-

sch elijke sam enleving zich aan zijn eigen karak tergren-

zen aanpast. En daar hij millioenen van gelijkgezinde

„vrienden

-

heeft, dwingt hij de maatschappelijke ont-

118

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 123/166

wikk eling op een weg, die wel is waar de p rive onder.

gangsgrens van al deze bijloopers verm ijdt, m aar die

op den duu r in botsing kom t met de m aatschapp elijke

ondergangsgrens van het collectief. Pas wanneer dit

collectief door werkelijke gevaren wordt bed reigd, ver-

liezen de persoonlijke eischen en vreezen der m edeloo-

pers hun werkzaamh eid.

D it huldigen van zienswijzen en volgen van bepaalde

gedragsregelen uit zuiver egoIstische motieven, is even

vaak bij de uiterste linkerzijde als bij de rec hterzijde en

de m iddenpartijen te vinden. D e radicale m edeloopers

m oeten echter speciaal bestudeerd worden, om de twee-

ledige beteekenis van h et woord „revolutionnair” dui-

delijk te doers uitkom en. O ok bier m oge een voorbeeld

den stand van zaken in 't licht stellen.

K arl W., een gesch oold slotenma ker, is „revolution-

nair uit traditie en overtuiging". Zijn vader was soc iaal-

dem ocraat, zeif stond h ij „altijd dich t bij Liebknech t".

H ij is tha ns dich t bij de vijftig, sinds ongeveer drie jaar

werkloos, en speelt in zijn geboorteplaats, een kleine

industriestad, een tam elijk b elangrijke rol. V olgens zijn

structuur, moet men hem als een m engsel van Caesar en

lum m el beschouw en. H ij is zooals de meeste jongelieden,

omstreeks zijn twintigste jaar tegen zijn vader in op-

stand gekomen en wilde toen naar Am erika gaan, om-

dat hij Duitschland te stompzinnig vond. Daarover

kwam het tot een breuk tusschen hem en zijn fam ilies

H ij wilde noch van zijn ouders, noch van hu n denkbeel-

den, noch van h un vrienden, noch van h un organisatie

verder iets weten. O ok de partij haatte hij , om dat zij

„discipline en dril erkende en d e vaders als officieren

beschouwde juist als in het k eizerlijk D uitsche leger". Hij

gaf zich toen voor anarchist uit (en trachtte een jeugdor-

ganisatie te vormen. M aar dat mislukte. Hij comm an-

deerde links en rechts, zoolang tot hij door zijn onderda-

nen jamm erlijk afgeranseld werd. B ovendien k reeg hij

119

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 124/166

wegens raddraaierij zijn ontslag op de fabriek, waar h ij

werkte. Zijn +100, dat klaarblijkelijk luidde: „Ik moet

commandeeren", was sterk aan het wankelen gebracht.

Doch ook de reeele ondergangsgrens, die hij met alle

m enschen gemeenschapp elijk had, nam elijk de honger,

deed zich gevoelen en hij geraakte in de „halve crisis .

Ook hij kreeg een zenuwoverspanning, evenals de bo-

ven beschreven gymnasiast, en ook hij haalde bakzeil.

Hg behield uit dezen tijd van nood een flauw besef van

de solidariteit van het proletariaat. „Wij alien worden

door het gevaar van den h onger bedreigd, zoolang men

ons plotseling ons ontslag kan geven.

-

Deze leuze, die

aanvankelijk zakelijk bedoeld was, ram hij uit zijn crisis

in het latere leven mede. Maar hij buitte haar dadelijk

ten eigen bate uit, ging erm ede naar vergad eringen, ha.

merde haar zijn lotgenooten in het hoofd, bewees haar

waarheid door zijn eigen bittere ervaringen haarfijn me-

de te deelen — en liet zich als belooning tot partijbons

verkiezen. Zijn crisis was halverwege blijven steken en

hij kw am even egocentrisch eruit te voorschijn als hij te

voren geweest was. M aar hij had den contraformen weg

met den conformen verwisseld. Hij was een echte tra-

ditioneele revolutionnair geworden — en m och t nu naar

hartelust com mandeeren.

Hij had ontdekt, dat men zich schikken moet, indien

m en zijn +100 bereiken wil. De strijd met zijn vader was

plotseling gestaakt, men was het onderling eens, vocht

schouder aan schouder en verschilde nog slechts van.

m eening over technische vragen van ondergeschikte be-

teekenis. K arl W. erkende de waard e der partijgeschie-

denis en leerde daaruit, wat er gebeurd wa s en wat er in

de toekomst zou moeten gebeuren. Hij hield nu even be-

houdend aan de revolutionnaire traditie vast als de ka-

meraden en deed alle jongeren in den ban, die de revo-

lutie wilden revolutionneeren.

Wanneer men gelegenheid heeft, van zulk een politi-

120

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 125/166

cus een karakteranalyse te maken, dan is men tot de

meening geneigd, dat niemand conservatiever kan zijn,

dan zulk soort radicalen. H un egoisme is even sterk, hu n

medelooperschap even angstvallig en hun afkeer voor

elke produ ctiviteit, voor alles wat nieuw en levend is, even

diep als bij de medeloopers der andere partijen. Hun

persoonlijke ondergangsgrens is niet de hongerdood, m aar

het verlies van hun politieken invloed. En als de partij

in een crisis komt, denken zij allereerst aan zich zelf,

waardoor zij dan echter juist dien invloed verliezen.

Wanneer dan de h ongersnood ook h en bedreigt,bevinden

zij zich in precies denzelfden toestand als de medeloo-

pers der andere p olitieke rich tingen: D e tweede helft van

hu n crisis breekt uit en dan bestaat de m ogelijkheid, dat

zij nu werkelijk revolutionnair, dat wil zeggen m oedig,

productief en bezield door het gemeenschapsgevoel

worden. V oorloopig echter, voor het zoover kom t, dwin-

gen zij de politiek om rekening te houden m et hun p rive

karaktergrenzen, die zij (evengoed als de medeloopers

der burgerlijke partijen) met een overvloed van argu-

menten en gevoelens verdedigen.

O p d eze wijze verloopt iedere politiek altijd weder in

de egoistisch e banen van het m edelooperschap . D at geldt

zelfs ook voor de groote lijnen der politiek, die niet

door de individueele zorgen en aanspraken, maar door

de reeele ondergangsgrenzen der samenleving in het

leven zijn geroepen. De tegenstellingen tusschen werk-

nem ers en werkgevers, tussch en industrie en landbou w,

tusschen bescherming en vrijhandel zijn ontstaan, toen

in tijden van hevige c risen alle egoistisch e p rivebelangen

voor het algemeen gevaar moesten wijken. In zulke

oogenblikken wordt de groote samenhang plotseling

duidelijk, de tendentieuze bril valt den verschrikten

medeloopers van den neus en elkeen ziet, dat hij een deel

van de groep is en dat hij niet voor zich, maar voor de

groep moet strijden. Dan griffen zich de juiste lijnen

1 2 1

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 126/166

onuitwisch baar in de m enschelijke gedach tenwereld en

de groote partijen, de op een verre toekom st gerichte

ontwikkelingstendenzen, verkrijgen zoo hun kracht.

Maar slechts luttele jaren later hebben de stofwolken

der egocentrische frazen weder alles omhuld. De groote

ideeen worden volgens de letter nog erkend, m aar elk-

een legt ze volgens zijn eigen egoistisch e structuu r uit.

D an beslist de medelooper weder over tempo en rich -

ting van de maatschappelijke ontwikkeling.

Marx en Engels meenden met het begrip van den

„ideologis,chen bovenbouw " uit te kunnen kom en. Zij

waren van m eening, dat de econom ische belangen voor

het gedrag van den mensch beslissend waren en dat

deze k lare richtlijn alleen door ideologische m isleidingen

soms verbogen werd. Dit is de beteekenis van de be-

kende stelling: „Niet het bewustzijn van den mensch

bepaalt zijn bestaanswijze, maar zijn maatschappelijke

bestaanswijze bepaalt zijn bewu stzijn".

1 ) Deze stelling

bevat ongetwijfeld een kern van waarheid. Zij bevat

echter slechts de halve waarh eid. D e ontbrekende h elft

is ook bij K arl M arx te vinden, maar zij is in zijn ge-

sch riften niet verder u itgewerkt en d oor zijn leerlingen,

dank zij den tendentieusen partijbril, over het hoofd

gezien. D eze tweede stelling luidt: „D e m aterialistische

leer, dat de mensch een product der omstandigheden en

van de opvoeding is, dat derhalve veranderde menschen

produc ten van andere om standigheden en veranderde

opvoeding zijn, vergeet, dat de om standigheden juist

door de m enschen veranderd worden en dat de opvoe-

der zelf moet worden opgevoed."

2

 

O ok deze tweede stelling bevat een kern van waar-

heid. Beide stellingen vereenigd vormen den grondslag

1)

K arl Marx: „V orwort zur K ritik der politischen Ok onomie

-

1859.

2)

Karl Marx: „Elf Thesen fiber Feuerbach" 1845.

122

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 127/166

der politieke karakterkunde. M aar juist wegens hu n ge-

weldige practische beteekenis vereischen zij een zeer

nauwkeurige toetsing en correctie. De eerste stelling

hou dt in, dat de samenleving den m ensch vorm t. Wij

zijn echter th ans, zeventig jaren later, in staat deze stel-

ling nauwkeuriger te formuleeren en wel door inlas-

sching van h et begrip „k arakterstructuu r" als verbin-

dende schakel tusschen „maatschappelijke orde en

„ideologie

-

. De tweede stelling verkondigt, dat de

m ensch de sam enleving vormt. E n ook van deze stel-

ling kunnen w ij thans d e juistheid tot in bijzonderheden

onderzoeken. Wij vinden dan, dat deze vorming op

tweeerlei wijze plaats h eeft. E enerzijds p assief door het

m edelooperschap (zoo ontstaan de rem m inglen en gren-

zen der ontwikk eling) ; anderzijds actief door innerlijke

karak tercrisen en door het ech te leiderschap (zoo ont-

staan de nieuwe richtingen en de vooruitgang der ont-

wikkeling). Beide invloeden, de remmende en de be-

vorderende, zijn bij alle maa tscha pp elijke k lassen gelij-

kelijk te vinden. Het proletariaat staat niet als voor-

waarts strevende krach t tegenover de rem m ende bour-

geoisie, ma ar de weinige rijpende m ensch en, staan zoo-

wel in de b ourgeoisie als in het p roletariaat tegenover

een remm ende m assa van bijloopers. Slechts de groote

crisen in de ontwikkeling der samenleving, die altijd

m et levensgevaar voor alle enkelingen gepaard gaan,

zijn in staat de m assa der bijloopers voor k orten tijd u it

hu n egocentrischen slaap op te schrikken.

D e afhank elijkh eid der ideologie eenerzijds van het

karakter van het individu, anderzijds van de maatschap-

pelijke structuur is h et duidelijkst te dem onstreeren aan

het verschillend gebruik en m isbruik, dat m en in den

loop der geschiedenis van den bijbel gemaakt heeft.

E r staat in het nieuwe testament een tekst, waaraan

zich dit probleem ook heden ten dage weder op een

voor de politiek belangrijke wijze laat demonstreeren.

123

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 128/166

H et is de spreuk u it de bergrede: „M aar zoekt eerst het

koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid en al deze dingen

zullen u toegeworpen worden." (Matth. 6 :

33).

O f

m en deze gedach te als juist erkent of haar verwerpt,

hangt van d e m aatschap pelijke traditie af, waarin men

is opgevoed. Maar hoe men deze gedachte uitlegt en

welk gebruik m en er van m aakt, wordt beslist door de

individueele karakterstruc tuur. W ant hier staat de tra-

ditie, zooals men deze bijvoorbeeld bij het godsdienst-

onderwijs tracht toe te passen, geheel machteloos tegen-

over de starre, egoistische grenzen van het individu.

O p grond van zijn ervaringen uit den kindertijd heeft

het karak ter van den tegenwoordigen m ensch een vorm

aangenomen, die hem tot een egocentrische uitlegging

van dezerz tekst doet neigen. Men meent dan, dat

Christus zou verlangen, dat men zich in de eerste plaats

om de eigen volmaakth eid zou m oeten bekomm eren, en

pas daarna om de verzorging der werkloozen en om d e

verbetering van sociale misstanden. De ideologie, die

hier in de bewuste interpretatie van een bijbelwoord

aan d en dag treedt, blijkt derhalve h et uitvloeisel van

een onbewuste karak terstructu ur te zijn, welke op erva-

ringen van de prille jeugd b erust. 'Indien deze ervaringen

anders waren geweest, dat beteekent dus, ware de op -

voeding een betere geweest, dan zou de onbewuste

karakterstructuur eveneens anders geworden zijn en

men zou niet op de gedachte zijn gekomen dezen

tekst, die een wereldbeschouwing inhoudt, in den zin

van een egoistische hand elszaak u it te leggen. M en zou

dan begrijpen, dat de tekst wil zeggen, dat in de eerste

plaats het doel m oet zijn om bij een zoo groot m ogelijk

aantal menschen het gemeenschapsgevoel tot ontplooiing

te brengen en dat dan de econom ische verzorging van

alle aardbewoners niet meer door ernstige gevaren zou

worden bedreigd. „B rengt een juisten vorm d er econo•

m ische sam enleving tot stand en de enkeling zal zich niet

124

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 129/166

meer angstig en vol egoisme om voedsel en kleeding

bezorgd behoeven te waken."

De ideologie, de wereldbeschouwing en hoe deze op

een gegeven oogenblik w orden geinterpreteerd, is dus

van de karakterstructuur afhankelijk, en deze structuur

is het gecom pliceerde resultaat van d e onderlinge bot-

sing, de wisseiwerking tusschen individu en m ilieu. W ij

hebb en echter ook aang etoond, dat het belangrijke ver-

schil in karakterstructuur — namelijk egocentriciteit of

gemeenschapsgevoel — door de correspondeerende

levenshouding der opvoeders op h et kind wordt over-

gebracht en dat de karak terstructuur langs dezen weg

dus onverbreekbaar met de economische structuur

samenhangt. Het ik-gevoel der opvoeders is het uit-

vloeisel van individualism e en pa rticulier bedrijf.

Wij m oeten dus de bovengenoem de grondstelling van,

het M arxisme aanvullen, door het begrip „karakter-

structuur -

er in te lassch en. D e stelling luidt dan: „ H et

economische stelsel bepaalt den vorm der menschelijke

samenleving. vorm der sam enleving bepaalt de struc-

tuur der individueele karakters — het overheerschen

van het Ik-gevoel of van het gemeenschapsgevoel —, en

doet dit door de ervaringen d er eerste kinderjaren.

De

karakterstructuur van den enkeling bepaalt zijn ideologie

en vooral ook h et gebruik, dat hij ervan ma akt. E n —

zoo kunnen w ij, op M arx voortbouwend, verder rede-

neeren — alleen de karak tercrisis van vele enkelingen

zal hun structuur, hun ideologie en hun gedrag zoo

veranderen, dat zij in staat zijn om op den toenemenden

economischen nood (die ook de eigenlijke oorzaak voor

de karaktercrisis was) het productieve antwoord te

geven, dat de ondergangslim iet te boven kom t.

Sinds h et individualism e de algemeene en wezenlijke

levensvorm van onze cu ltuur werd, k on niets zijn ver-

deren loop m eer stuiten. D e egocentriciteit werd au to-

m atisch door de w erking van den du ivelskring steeds

125

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 130/166

grooter en de individualistische structuu r van h et econo

m ische leven leidde noodza kelijk tot industrialisatie, tot

groot-kapitalisme en tot imperialisme. H oe m eer het ik-

gevoel de overhazid kreeg, des te meer werden de

economische ondergangsgrenzen — werkloosheid en

overproductie — als persoonlijke bedreiging gevoeld en

des te meer moest men tot egastische tegenweer, zonder

zich om de belangen van anderen te bekom m eren, zijn

toevlucht nem en. D e gedeeltelijke ineenstorting van het

Ik in de gedeeltelijke karaktercrisis had steeds ook

slechts gedeeltelijke of schijnbare aanpassing, de

schijngemeenschap en het medelooperschap ten gevolge.

M aar de ontwikkeling laat zich niet tegenhouden. D e

economische moeilijkheden nemen automatisch verder

toe en zoomin d oor oorlogen als door verdragen zijn zij

uit den weg te ruimen. En zoo staan dan alle mede-

loopers voor het feit, dat m edeloopen niet meer geeft.

Zij zullen daardoor vroeger of later hu n vertrouwen

in

de sch ijngemeensch ap, waarin zij gevluch t waren, ver-

liezen. Z ij zullen gaan twijfelen aan de leiders, op w ie

zij hoopten zich te ku nnen verlaten. D e dreigende on-

dergangsgrens is dan niet meer h et verlies van wat m en

persoonlijk voor levensvereischten houdt, bijvoorbeeld

de welwillendheid en het respect zijner medemenschen,

m aar is nu veel reveler: h et verlies van de stoffelijke

bestaansmogelijkheid.

Dat beteekent dus, dat het dan niet meer om een

gedeeltelijke crisis, niet om een iets betere aanp assing

en om de toevoeging van een paar nieuwe paragrafen

aan de innerlijke constitutie gaat, m aar dat h et leven

zelf in gevaar is. Wat vroeger als vanzelfsprekend en

niet vermeldenswaard werd besch ouwd, nam elijk, dat

in een beschaafde samenleving niemand verhongert,

wordt nu in alien ernst en voor m illioenen m enschen een

zeer onzeker iets. Nu voert niet meer de bedreiging der

prive-ondergangsgrens tot p ersoonlijke en gedeeltelijke

126

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 131/166

crisen, maar de werkelijke en algemeene bedreiging der

stoffelijke ondergangslimiet brengt gelijktijdig het be-

staan van tal van individuen in gevaar.

H ier faalt ieder antwoord, waartoe de m edelooper

in staat is. Ook kan geen leider hier een antwoord

seven, dat den m edelooper het m eegaan m ogelijk zou

maken, want nu worden antwoorden gevraagd, die den

m edelooper tegen de borst m oeten stuiten, namelijk pro-

duc tieve antwoorden, nieuwe richtingen voor h et leven.

De medeloopers zullen echter liever verhongeren en den

anderen de schuld d aarvan geven, dan h un ka rakter te

veranderen. Zij zullen hun leiders kruisigen, zooals zij

het altijd hebben geda an, of zij zullen beproeven door

een uitwendige revolutie de innerlijke crisis te vermij-

den. Zij zullen dan ech ter ondervinden, dat ook langs

dezen weg niets valt te winnen, en langzaam zal hun

duidelijk w orden, dat het lot een ieder voor de vraag

stelt, of hij ten onder gaan, dan wel zich van meet af

aan veranderen wil. Aan zijn „Ik gebonden blijven

en verhongeren of het „Ik " p rijsgeven en zich

e e n

met

de and eren voelen, dat is de tweesprong, die een einde

aan het medelooperschap maakt.

8. Leiders.

Binnen onze cultuu r bestaat er geen primitief gem een-

schapsgevoel meer,, terwijl de vreemde culturen, bij-

voorbeeld die der zoogenaam de „natuu rvolken", te ver

van ons af staan, dan dat wij ons een oordeel over den

graad van h et daarin aanwezige gemeenschapsgevoel

zouden kunnen veroorloven. Wij treffen echter bij ons,

zoowel in de stad als op het platteland, sours gem een-

scha pp en aan, waarin het ik-gevoel tijdelijk zoo sterk op

den ach tergrond treedt, dat wij de ka rakterstructuur van

het p rimitieve gemeenscha psgevoel zien doorschem eren.

Dan ontdekken wij steeds een verschijnsel, dat Hans

127

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 132/166

Freyer terecht als een onm isbaar element voor het be-

staan van een gemeensch ap op vat. Het is de levende of

de natu urlijke au toriteit. I n iedere reisvereeniging en in

iedere kegelclub vindt men een of meer menschen, die

bijzonder in aanzien zijn. En hoe meer het „Ik" der

enkelingen in het collectief op den ac htergrond treedt

(omdat zij zich niet in h un ,,Ik" bedreigd voelen) , des to

duidelijker zien wij het wezen der natu urlijke autoriteit

aan den dag treden. Die persoon geniet het meeste

aanzien, die het best van alien weet, wat voor het

collectief het meest van belang is. H ij kent den aard van

het collectief beter dan de anderen, niet omd at hij daar-

over meer nadenkt, maar om dat hij hem intensiever be-

leeft. Hij kent het doel, waarvoor het collectief gevormd

werd, en weet de middelen, die er voor noodig zijn.

„Autoriteit" hebben, beteekent: iets, dat in de anderen

ook aanwezig is in volkomen graad bezitten. (Hans

Freyer. L . 6. blz. 248).

M eestal zijn er naast de h oofdautoriteit die dikwijls

„de ouwe" heet, ook als hij jonger is dan m enig ander,

nog een paar specialisten, die ook gezag hebben, maar

slech ts op hu n bijzonder gebied.

De een heeft vooral slag om een feest in elkaar to

zetten, de ander is een groot man in financieele aange-

legenheden, terwijl men den derde om raad vraagt indien

m en juridische zorgen heeft. Wanneer de gemeensch ap

zich, zooals dat tegenwoordig m eestal vereischt is, in

een bepaalden vorm organiseert, wordt de „ouwe"

eerste voorzitter en de overigen word en als cerem onie-

m eester, penningmeester, secretaris m et de beh artiging

van de versch illende belangen belast.

V ergelijkt m en zulke „m inisters" en zu lk een „consti-

tutioneel monarch " m et de natuu rlijke autoriteit, waar

wij van uitgingen,Idan zien wij een bedroevende inzinking

van h et levende naar het verstarde, van de produ ctiviteit

naar de plichtsvervulling. — M en denke zich een medium,

128

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 133/166

dat tens totvallig under bijzondere omstandigheden met

een gesch erpte intuitie op een geh eel onzinnige vraag

m et helderziende zekerheid kon antwoorden. D e ver-

baasde buitenwereld spreekt terstond van bijzondere

„gaven" en m aakt den ongelukkige uit dank voor dit

eene „heldere oogenblik"

terstond tot helderziende van

beroep. Onder gewone omstandigheden kan hij zijn

toenmalige prestatie echter niet h erhalen, hij sch iet jam-

m erlijk tekort en m oet nu beproeven desondanks zijn aan-

zien, zijn inkomsten en zijn autoriteit to handhaven. Ge-

durende het moment, dat hij werkelijk helderziende was,

ging hij geheel op in het gemeensch apsgevoel. M issch ien

beyond hij zich toen in een zware karaktercrisis. Nu

is

hii

ech ter aangesteld op een vast salaris, van een karak -

tercrisis is

geen sprake m eer en het gemeenschapsgevoel

heeft plaats gem aakt voor den angst om het behoud van

de winstgevende „ autoriteit“.

Precies in denzelfden toestand bevinden zich al dege-

nen, die eens op grand van een bijzondere prestatie tot

een verantwoordelijke positie werden verkozen. Ja, het

instellen van d eze posten sym boliseert eigenlijk reeds de

tragiek van het leiderschap. Productiviteit is een

bege-

leidend verschijnsel van het gemeenschapsgevoel. Maar

het gemeenschapsgevoel is

geen beroep, dat m en leeren

en plichtm atig vervullen kan, het is geen exam envak.

D och voor den doorsnee-m ensch m oet er „orde” zijn.

H et collectief heeft vaste vorm en noodig en de m ede-

loopers willen een schema, waaraan zij zich kunnen

vastklampen. D aarom is er niet alleen behoefte aan spe-

cialisten voor de finan.cien, het secretariaat en voor de

feestviering, maar ook aan „regeerspecialisten”. Dit

woord houdt echter een tegenspraak in.

Alle menschen van dezen tijd zijn egoist en een ieder

wenscht zich op grond van zijn persoonlijke neigingen

een speciale plaats in deze wereld. De ster dringt zich

op h et tooneel of op het sp reekgestoelte; het nestvogeltje

9

29

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 134/166

bedelt om een postje met weinig verantwoordelijkheid en

veel pensioen; de lum m el is blij, wanneer men h em m et

rust laat en de caesar streeft met inspanning van al

zijn krach ten naar mac ht over andere mensch en. Welk

beroep h ij ook kiest, hij vindt geen bevrediging in zijn

werk, m aar in het h eerschen. Is hij ingenieur, dan ver-

heugt h ij zich niet over den bouw van een brug, maar

over zijn m ach t over de arbeiders. En a ls hij proletarier

is, trach t hij m eesterknecht te worden, niet om m eer te

verdienen, maar om te kunnen regeeren. Wanneer hij

trouwt, doet hij het nau welijks u it lief de. H et verwerven

van onderdanen

is voor al zijn doen en laten van beslis-

sende b eteekenis.

H et is dan ook geen wonder, dat onder de groote en

kleine bestuursam btenaren, onder de leiders in de indus-

trie en in de politiek, onder de voorzitters van zangver-

eenigingen en kegelclubs bijna uitsluitend Caesaren ge-

vonden worden. V oor den Caesar heet het: „Ik m oet on-

derdanen h ebben"; h ij streeft slechts naar persoonlijke

macht en het is hem onverschillig in dienst van welk

doel hij deze ma ch t zal aanwenden. H ij oefent Naa r nu

eens openlijk, dan w eer heimelijk u it, m aar imm er en

altijd ten dienste van zich zelf. D e m ach t is voor hem in

plaats van m iddel doel geworden.

D e omstandigheid, dat de maatsch app ij het niet zon-

der leiders en specialisten kan stellen, geeft hem een

schoone gelegenheid zijn egoistische neigingen te be-

vrecligen. D e m enschh eid heeft aan au toriteit,in den le-

venden, natuurlijken zin van het woord, behoefte. De

caesaren willen ma cht over hun m edemenschen h ebben.

Daarom doen zij alsof zij de verlangde autoriteit bezit-

ten en zetten er alles op, overwinnen dikwijls tal van

moeilijkheden, om de begeerde positie te veroveren.

Zijn zij daarin geslaagd, dan w ordt het du idelijk, dat

zij in het geh eel geen autoriteit (d.w.z. initiatief of pro-

ductiviteit) ten dienste van het collectief kunnen ont-

130

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 135/166

wikkelen en dat zij zich daarom gedwongen zien, hun

positie m et egocentrische m iddelen

te

verdedigen. Zij

verbieden alle kritiek, treden m et harde h and tegen elk

gebrek aan eerbied op en b epalen bij decreet, dat zij im -

m er en altijd gelijk h ebben en dat niem and er een af-

wijkende meening op na m ag hou den. In de plaats van

de levende, natuu rlijke a utoriteit, is de starre dictatuu r

getreden en de algemeene egocentriciteit heeft ook hier

het spel gewonnen.

M aar de dictatuur kan zich in haa r absoluten vorm

nooit lang h andh aven. H oe m eer overblijfselen van ge-

meenschapsgevoel en van productiviteit zij behouden

heeft, des te meer zelfstandigheid zal zij aan h aar onder-

danen toestaan en des te m eer zal het collectief zich in

den toestand van h et primitieve gemeensch apsgevoel be-

vinden, des te rijker zal zich de cu ltuur van dit collectief

ontplooien en des te beter worden d e levensvragen be-

antwoord. Hoe meer ik-gevoel en verstarring in een

collectief voorkom en, des te sterker wordt het door den

ondergang bedreigd. M en kan daaru it reeds thans de

gevolgtrekking m aken, dat de mate van gemeenschap s-

gevoel bij leiders en volgelingen met elkaar moet over-

eenstem m en. And ers kom t het tot conflicten en tot be-

roeringen binnen het collectief.

O f iemand tot de leiding zal worden geroepen, hangt

dus niet alleen of van de mate van zijn eerzucht en

activiteit, maar ook de h arm onie van zijn karakter m et

dat van de m edeloopers. Wie te egocentrisch is, wordt

van den troon gestooten en wie niet egocentrisch ge-

noeg is, of juister gezegd, wie teveel gem eensch apsge-

voel bezit, moet eveneens of treden.

Veronderstellen wij bijvoorbeeld, dat in een bepaalden

tak van een bestuursdienst gemiddeld een bepaalde

graad van „Ik-gevoel" heerscht. Als ch ef van deze af-

deeling zal dan alleen iem and gesc hikt zijn, die iets

min

der egocentrisch is, dan het gemiddelde zijner onder-

geschikten. Is hij veel productiever, heeft hij dus veel

131

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 136/166

minder ik-gevoel, dan zij, dan brengt hij hun ondergangs-

limiet in gevaar. Zij worden onrustig en bieden een on-

overwinnelijken p assieven tegenstand. Zij laten liever

den dienst in de war loopen, dan dat zij hun leider

(die in dit geval een echte leider zou zijn) zouden toe-

staan, de inwendige revolutie in hun bijloopersziel te

ontketenen. Is de starheid van den leider echter m erk-

baar grooter dan die van zijn ondergeschikten, dan zullen

zij hem onrechtvaardig, al te autocratisch en egocentrisch

noemen. Met scherpen blik zien zij dan al zijn fouten en

Cullen

spoedig een m anier ontdekken om hem kwijt te

raken. H ij zal dan gaarne heengaan, omdat h ij voelt, dat

hij met deze onderdanen zijn +100 niet kan bereiken.

Bij ons bestaan geen kasten, als bij de Indiers. En

hoezeer ook de h erkomst uit een bepaald m ilieu, zooals

staatsdienst, geldhandel, geestelijkheid, den enkeling

het slagen in een bepaald beroep gemakkelijker maakt,

zoo is toch , vooral sedert den oorlog, een sterke uitwis-

seling tussch en de verschillende beroepslagen en klas-

sen der bevolking waa r te nemen. D it gesch iedt volgens

een autom atische selectie, niet volgens bekwaam heid en

geschikth eid in betrekking tot de gevaren van het geh eel,

m aar volgens de bekwaam heid en geschiktheid in be-

trekking tot de betreffende groepen van m edeloopers.

Zoo k om t het, dat ieder collectief de leiders beef t, die

het verdient en dat iedere groote organisatie uit haar

m idden de leiders voortbrengt, die bij haar passen.

Indien de omstandigheden zich

z o o langzaam wijzigen,

dat het leiderschap van varier op zoon kan overgaan,

dan ontstaat een aristocratische fam ilietraditie. D an ont-

staan ook steeds teeltresultaten, die in een licham elijk

verschil tussch en leiders en volgelingen aan den da g tre-

den. Afgezien van die gevallen, waarin een overwin-

naarsras zich a ls „adel" over een onderworpen bevol-

king stelt, vinden wij ook in tam elijk h om ogene groepen

zeer spoedig de licham elijke k enteekenen van het leider-

132

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 137/166

schap, indien deze groepen slechts den tijd hebben, zich

gedurende meerdere generaties ongestoord, in sociolo-

gisch opzich t, te dif ferentieeren.

Deze lichamelijke kenmerken hangen bij primitieve

en

krijgszuchtige volken natuu rlijk vooral m et eigenschap -

pen als moed, onverschrokkenheid, lichaamskracht en

behendigheid sam en. D e eerste legerkoningen ten tijde

van het nom adenleven zijn „reuzen". Spoedig ech ter

verandert zich het aspect. De raadsheer, de kanselier,

wordt invloedrijker d an d e rondborstige en trouwh artige

held. M eestal is clan ook reeds de tweede koning na de

vestiging in een veroverd land een „Wijze". Op den

oorlogszuchtigen R om ulus volgt de diepzinnige en ge-

leerde N um a Pom pilius. D e autoriteit, de levende re-

presentant der volksbelangen, gaat onverbiddelijk van

den sterken, ongebroken held over op den tengeren en

diepzinnigen diplomaat. De eeuwige strijd tusschen

legeraanvoerders en geestelijkheid kan overal als de

strijd tusschen lichaamkracht en intellect worden opge-

vat en het beh oeft Been betoog, dat tenslotte het laatste

steeds zal overwinnen. — H oe verder de ontwikkeling

voortschrijdt, des te m eer warden fijnheid van lich aam

en geest de kenmerkende eigenschappen van den 'eider.

H et tengere kind is ech ter veel m eer aan de gevaren

van een te sterke ontwikkeling van het ik-gevoel bloot-

gesteld dan h et robuste. Hoe gevoeliger en kw etsbaarder

een menschenkind is, des te dieper moet het den nood

van

dit leven gevoelen, des te meer moet het onder het ver-

lies van het oorspronkelijk gemeenschapsgevoel lijden;

des te grooter wordt zijn angst en des te kra ch tiger wor-

den zijn veiligheidsmaatregelen. Met de toenemende

fijnheid van h et organisme stijgt ook m eestal de intensi-

teit van het ik-gevoel en wordt de egocentriciteit grooter.

V an deze „geteekenden" gaa t al naar de omstandig-

heden een grooter of kleiner percentage te gronde, waar-

bij echter van een „survival of the fittest" in Darwinis-

133

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 138/166

tischen zin, geen sprake is. H et gaat daarbij om geringe

versch illen in de verhouding tussch en taak en geschikt-

held of, dialectisch uitgedrukt, tusschen antithese en

these. Een kortdurend samentreffen met een goed

paedagoog of een verblig op het land kan voor het

subject de overwinning beteekenen. De ontwikkeling

verloopt dan verder synthetisch en er ontstaat op den

grondslag van groote gevoeligheid een zeer p roduc tief

en moedig karakter. Maar een ongunstige wending,

ziekte van den opvoedeling of van den opvoeder, on-

handige of onbekwame onderwijzers, vooral echter

woningnood en werkloosheid kunnen het subject het on-

derspit doen delvers. Dan treden katathesen in en het

tengere kind wordt een grove lum m el. Zoo ergens, dan

m oest hier aan de onzinnige verspilling van waa rdevol

m ateriaal een eind worden gem aakt. D e ononderbroken

moord op kinderzielen, die door de onhandigheid van

den enkeling en door de fouten van onze ma atschap pe-

lijke orde jaa r in jaar uit wordt b egaan, is reden genoeg

om ieder, die dit gewaar wordt, tot een onverbiddelijk

revolutionnair te m aken.

Sinds wij het paradijs van het nafeve gemeenschap s-

gevoel voor im m er h ebben verloren, zijn slechts diege-

nen tot ware leiders uitverkoren, die door d ieper lijden

en dieper crisen heengeworsteld zijn dan de anderen.

D aarm ede is echter tegelijkertijd gezegd, dat het gevaar

der schijngenezing de leiders nog meer bedreigt

dan

de volgelingen. Wie in zijn innerlijken nood

de

moge-

lijkh eid ziet opdu iken, zich aan h et hoofd van een col-

lectief te stellen, zal m et groote waarsch ijnlijkheid voor

deze verleiding bezwijken. O f hij tot de traditie terug-

keert en „com form" m et zijn vaderen dezelfde idealen

hu ldigt, of dat hij „contraform " een tegengesteld doe

zal najagen, hij zal medeloopers genoeg vinden, die

hem toejuich en. H g zal zijn in gevaar verkeerend +100

van C aesar of ster weer opnieuw ku nnen doen gelden,

134

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 139/166

indien de halve crisis hem tenminste zooveel moed heeft

gegeven, dat hij vastbesloten durft te zeggen: „Hier, dit

is mijn doel, en wie dit doel niet erkent, wordt onder

den voet geloopen "

Het is de schijnbare zekerheid der doelstelling, in

werkelijkheid echter de onplooibaarheid van het dogma,

die steeds op de m assa der m edeloopers de uitwerking

heeft van een tooverdrank. M en wordt het moede om

zonder rich ting in den nevel te gaan. M en heeft ook ge-

noeg van het voortdurend meeningsverschil. In zich zelf

heeft men noch richting noch doel (daarvoor is men te

weinig productief) en evenmin kan men beoordeelen,

welke van de vele richtingen, die lokkend hu n stem d oers

hooren, het dichtst bij de waarheid komt. Daarom is men

verheugd, van de m oeite van h et wikken en wegen ont-

slagen te zijn, doordat de leider beweert, dat h ij door

diepgaand onderzoek en door hevig p ersoonlijk leed den

eenig juisten weg h eeft gevonden. H et naieve gemeen-

schapsgevoel, het „oer-wij" lacht verlokkend uit de

verte en tegelijkertijd vindt het ik-gevoel een onmid-

dellijke bevrediging. Zoo is de schijngemeenschap ge-

boren en tevens den leider het beste wat h em kon ten

deel vallen, de werkelijke crisis, afhandig gem aakt.

A l naar den vorm, die het algem een heerschende ik-

gevoel, de egocentriciteit der m edeloopers vertoont, is

ook de vorm van het leiderschap verschillend. De rij

wordt geopend d oor den „trainer", die slechts de op-

dracht heeft een functie uit te oefenen, die hij

beter verstaat dan de overigen (voorbeeld: berggids).

Dan volgt de „afgevaardigde", wiens leiderschap

slechts daarin bestaat, dat hij tot uitdrukk ing brengt wat

alle anderen willen. Hij mag evenmin als de trainer uit

zich zelf daar iets nieuws aan toevoegen, en daar hij

zijn volgelingen ook niet door grootere vakkundigheid

overtreft, blijft hij daarom in den meest strikten zin

slechts de „w oordvoerder".

135

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 140/166

W aar ech ter het ik-gevoel der volgelingen nog ster-

ker ontwikkeld is, gaat het democratisch ideaal, dat

eider en volgelingen elkaars gelijken zijn, meer en m eet

verloren. In plaats van den woordvoerder treedt de

„Hannemann' , van wien in het liedje gezegd wordt,

dat hij voorop m oet gaan, omd at hij de grootste laarzen

aanheeft. Zijn taak is het om voor de anderen de

kastanjesuit het vuur te halen. Hij moet de verantwoor-

delijkheid van hen afnemen en wordt als belooning

daarvoor m et bewondering, roem en eer overladen, zoo-

lang hij tenminste alles doet wat in de kraam van de

groep te pas komt. Zoodra hij echter verlangt, dat de

prive-ondergangsgrenzen van som m ige medeloopers

overschreden w orden, wordt hij voor tyran uitgekreten

en weggejaagd. H ij beantwoordt slechts toolang aan het

ideaal van de groep, als hij de veiligheid en behaaglijk-

held van alle enkelingen weet te bescherm en. H ij mag

wel regeeren, dat wil zeggen de verantwoordelijkheid

dragen, m aar alleen zóó, als h et zijn volgelingen belieft.

Hij is de slaaf van hun dikwijls zeer gecompliceerde on-

dergangsgrenzen. Wij kenschetsen de innerlijke tegen-

strijdigheid van deze functie door de uitdrukking

„regeerslaaf".

Een nog schadelijker vorm neemt de egocentriciteit

aan bij de zoogenaam de „titanen". Zij zijn niet meer in

staat om zich in een grootere organisatie te voegen en

zoeken daarom zelfstandig h un w eg als aanvoerders van

vrijscharen, als Condottieri,

grondvesters

van prive-

secten of soms als eenzam e profeten, die slechts nu en

dan een kring van getrouwen ku nnen tyranniseeren. De

aanh angers van zulke titanen zijn altijd h eel zwak, heel

onzelfstandig en heel bekrompen. Daarom elooven zij

zonder kritiek en onvoorwaardelijk in h un

-

held. Maar

hu n karak ter kan zich in de scha duw van deze titanen

onm ogelijk ontplooien en daa rdoor kan de bevrijding,

de verlossing, die zij van hem hopen, het zelfstandig

136

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 141/166

en m oedig worden, dat ook d e titaan voorgeeft van h en

te eischen, in zijn nabijheid niet tot stand komen. Zon-

der h et zelf te weten, hou dt h ij zijn volgelingen in een

strenge geestelijke slavernij. Wie anders denkt dan de

meester en vooral wie meer denkt dan hij, wordt als

ketter gebrandmerkt en m et verstooting bedreigd. M aar

uitstooting uit de prive-sec te is bijna even erg als een

terechtstelling. In dergelijke secten woelt en gist het

m eestal voordurend, m aar slechts bij uitzondering slaagt

ieman d er in zich aan deze slavernij te ontworstelen. De

meesten kruipen telkens weer in hun kooi terug, die hen

tegen hun eigen rijping, d.w.z. tegen het zelfstandig en

verantwoordelijk worden, zorgvuldig beschermt.

D e titaan is de m eest krasse vorm van een egocentri-

sche h eerschappij over egocentrische med eloopers. Waar

daarentegen de oorspronkelijke m oed iets beter behou-

den is gebleven en waar dientengevolge het p rimitieve

gemeenschapsgevoel zich meer doet gelden, vindt de

egocentrische leider, indien h ij verstandig en fijngevoe-

lig genoeg is, meestal een and er soort volgelingen. H ij

wordt dan d e „h eld" van a l diegenen, die dezelfde ont-

wikkelingstendenz hebb

 en als hij. Ma ar hoe sterker het

prim itieve gemeensch apsgevoel nog bij zijn medeloopers

werkzaam is, des te meer productiviteit moet hij ont-

plooien om aan h un ideaal te beantwoorden. D it ideaal

zal echter steeds in strijd zijn met het +100 van zijn

leidersneurose en dus zal hij vroeger of later door zijn

eigen leidersch ap in de rich ting van de ondergangsgrens

van zijn „Ik" gedrongen worden. D an treedt de tweede

helft van zijn crisis in, die hij aan het levende, echte

gem eenscha psgevoel, dat in zijn collectief voorhanden

was, heeft te danken. Maar ook de Hannemann, de

woordvoerder, de regeerslaaf en zelfs de Titaan word en

tenslotte door den ma alstroom des levens gegrepen en

m edegesleurd. Deze tragedie van den egocentrischen

leider kan in een vaste formu le worden sam engevat.

137

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 142/166

Het starre doel, dat onveranderlijk en automatisch in

hen werk zaam is, luidt: „Ik m oet leiden. Wanneer ik

niet de macht in handers heb, kan ik niet levee. Als

m iddel om de m ach t uit to oefenen client hun een dogm a,

een systeem van politieke of cu ltureele doelstellingen,

dat even star m oet zijn als het (onbew uste) egocentri-

ach e einddoel. Het leven staat echter niet stil en clam -

door verou deren alle vaste d oelstellingen, alle form ules,

systemen en dogma's. Wel zijn de tegenstanders, die de

antithese vertegenwoordigen, nog niet zoo gevaarlijk;

m aar h un opvolgers, die een synthese gevonden h ebben,

waarin zij het gehalte aan levende waarheid der these

m et het levende gehalte der antithese vereenigen deze

opvolgers beteekenen den val van h un voorgangers. D e

onplooibare leider staat nu voor de k euze: hij kan d e

aanhangers der synthese als trouwelooze verraders be-

strijden en voor zijn verouderd d ogm a den m artelaars-

dood sterven. (Daarmede is echter zijn „Ik niet ge-

diend, want de wereldgeschiedenis stoort zich aan B een

psych osklerose van aftandsche leiders) . — O f hij kan

zich plotseling bekeeren en zijn oude thesen door de

nieuwe synthesen vervangen. Dan zou hij echter op zijn

ouden d ag weer tot sch olier gedegradeerd worden, het

leidersch ap zou op een jongere generatie overgaan en

dat zou juist de ineenstorting van zijn „I k" beteekenen.

Wat hij ook doet, hij moet van het tooneel ver-

dwijnen.

Wat dergelijke leiders op hun medeloopers voor heb-

ben is hun grootere productiviteit, wat de middelen be-

treft. Zij h ebben h un ged eeltelijke crisis dieper beleefd

en zich d aardoor een grootere beweeglijkh eid en betere

geschiktheid tot aanp assing veroverd. In wezen ech ter

- nam elijk w at hu n doelstelling betreft — zijn zij everA

star en egocentrisch als hun medeloopers. ook zij heb-

ben de tweede h elft van h un c risis nog voor den boeg en

hoe grondiger het leven hen nog eens tot een verdere

138

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 143/166

ontwikkeling dwingt, des te beter is het voor hen en

voor h et collectief, waarva n zij de leiders zijn.

O ok p ier kom t weder de vraag naar voren, of niet, bij

een zelfde ma te van ik-gevoel toch de historisch bep aal-

de inh oud der politieke doelstellingen een wezenlijk on-

derscheid uitmaakt. Een arbeider, die tot een egocen-

trisch arbeidersleider wordt, zou wellich t een totaal an.-

deren invloed op den vorm onzer sam enleving uitoefe-

nen, indien hij naar links gaat, dan wanneer hij zich

rechts schaart. En een grootgrondbezitter zal misschien

toch iets anders bereiken, wanneer hij op grond van zijn

persoonlijke ontwikkeling (die dan contraform gedacht

moet worden) voor de beperking der latifundien op-

komt, dan wanneer hij conform aan zijn traditie de

aanvoerder van zijn standgenooten wordt. D e vraag is

dus, of er, bij gelijken graad van egocentrische starh eid

van de b edoelde leiders, een verschil in hu n p olitieken

invloed aan den dag zou treden. Dit is niet het

geval.

Of aanvoerders, dan wel een groep medeloopers,

„toevallig" naar links of naar rechts zwenk en en of zij

belangen bevorderen, die inderdaad met den socialen

toestand en de historische eischen van het oogenblik

strooken, of dat zij het tegendeel van dit alles doen —

dat maakt helaas voor den opbouw der menschelijke

sam enleving nauwelijks versch il . Voor een oogenblik

kan wel is waar door een meerderheid van stemm en of

door den druk eener massadem onstratie de loop der ont-

wikkeling meer naar links of naar rechts geleid worden,

zoodra ech ter een werkelijke ontwikk eling in de betref-

fende richting begint p laats te grijpen, zullen onverm ij-

delijk alle starre politici, leiders evengoed als m edeloo-

pers, ten spoedigste er voor zorgen, dat deze ontwikk e-

ling blijft steken. D at geldt ook voor de rad icale vleu-

gels, voorzoover zich daarbij starre politici bevinden.

Tot het wezen van het ik-gevoel behoort de starheid

139

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 144/166

en tot het wezen der starheid behoort

de angst voor de

vrijheid en de productiviteit in het maatschappelijk

leven. Wie uit ik-gevoel radicaal is, heeft een vast

program m a. H ij weet wat hij wil, of liever, hij meent te

weten, wat hij wil. En hij meent het even precies

to

weten, wanneer het in dikke boeken staat opgeschreven,

dan wel dat het alleen maar in zijn gevoel, zijn instinct

of zijn profetisch en geest aanwezig is. Zoodra d an de

feitelijke ontwikkeling een radicale wending neemt, zal

blijken, dat geheel andere vormen ontstaan, dan het

ik-gevoel dezer menschen in hun boeken of in hun phan-

tasie had voorspeld. Z ij zullen evengoed als alle anderen

hu n hou ding m oeten wijzigen, maar zu llen dat des te

minder kunnen, naarmate hun ik-gevoel sterker is. Niet

de schijnbare overeenstem m ing van hun rad icale pro-

gramm a's met de nieuwe radicale werkelijkheid m aakt

hen tot actieve politici, maar de graad van hu n m oed,

hu n produ ctiviteit en hu n synthetisch vermogen, dat is

ech ter juist de ma te waarin zij niet radicaal zijn.

Zoo word t het m erkwaardige feit begrijpelijk, dat de

radicale leiders meestal zeer snel verdwijnen, zoodra

de historische ontwikkeling een radicale wending neemt.

Dan treden nieuwe leiders op, wier ik-gevoel iets beter

m et den nieuwen toestand overeenstemt. M aar ook zij

worden weer bij het afval geworpen, om dat zij tegen de

rusteloos voortsch rijdende ontwikkeling niet zijn opge-

wassen. Zoo worden in kritieke tijden heele generaties

van aanvoerders in weinige jaren verbruikt. H un bij-

drage in het vormingsproces der samenleving is nauwe-

lijks anders dan die der m edeloopers: zij zijn het m ate-

riaal, waaraan zich d e ontwikkeling voltrekt. Zij werken

door hu n starheid als rem, zij houden den loop d er ont-

wikk eling tegen, ook al stellen zij zich nog zoo revolu-

tionnair aan. Z ij „waken" politiek, doordat zij verhin-

deren, dat de levende krac hten al te snel tot uitwerking

komen.

140

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 145/166

Wie zijn echter deze „levende krachten"? Wie is de

actieve drager van de evolutie, indien alle egocentrische

m enschen als een starre m assa de beweging alleen maa r

belemmeren?

E r bestaan ware leiders, die in hu n eigen crisen hu n

ondergangsgrenzen vroegtijdig hebben doorleefd en

overwonnen. Zij hebben de vrees overwonnen, zijn

zakelijk en produ ctief geworden, vol gem eenschap sge-

vo'el. H oe m eer het lot hen later te m idden van groote

historische crisen doet leven, des te du idelijker zu llen

zij — omdat zij van hun tendentieuzen bril bevrijd zijn —

de ondergangsgrenzen van hun yolk, h un klasse of hun

cultuurgem eenschap onderscheiden. Zij handelen be-

langeloos, echter steeds tegen den wil der medeloopers

en der egocentrische leiders. M aar de werk elijkh eid stelt

hen in h et gelijk en eens kom t de dag, (fat de golf der

gebeurtenissen  

hen daarheen draagt, waar hun plaats is.

Zij nem en de leiding, overwinnen de ondergangsgrens

van hun gem eenschap en geven nieuwen vorm aan de

menschelijke samenleving. Hoe zuiverder en productie-

ver hun scheppende kracht is, des te beter zijn zij in staat

zich aa n de steeds nieuwe p roblemen van h et leven en

aan de onverwach te wendingen der ontwikkeling aan

te passen en des te langer zullen zij hun leidersplaats

behouden.

Zij hebben overtuigingen, m aar Been program m a's.

Zij jagen een doel na, maar zijn in staat, dit doel

verder te ontwikk elen, te doen groeien en te vernieu-

wen, zoodra de werkelijkheid dit eischt. Zij zijn ook in

staat hu n tijdgenooten door tallooze individueele c risen

als gids te dienen.

Wa nt ieder individu en iedere groep, hetzij hij geleid

wordt of aanvoerder is, kan elk oog enblik tot een actief

subject der ontwikkeling worden aangew ezen, zoodra

zijn ondergangslim iet in gevaar kom t. D e ineenstorting

van het „Ik", het uiteenvallen der starre karakterstruc-

1 4 1

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 146/166

tuur en de loslating van de tot dusverre geldende doel-

stellingen is daartoe de noodzakelijke voorwaarde. W aar

deze voorwaarde vervuld wordt, ontplooit zich d e pro-

ductiviteit en het gemeenschapsgevoel, en schrijdt de

ontwikkeling voort. W aar ech ter de innerlijke crisis niet

tot voltooiing komt, kan ook de meest verstandige poll-

tiek geen verderen vooruitgang brengen. Een hervor-

m ing van de samenleving m oet met een hervorming van

haar individuen gepaard gaan, evengoed als het op-

groeien van nieuwe m enschen een nieuwen vorm der

samenleving tot gevolg heeft.

Deze wederkeerige afhankelijkheid kan door uiter-

lijke c atastrophen n iet worden verbroken, indien niet

tegelijkertijd de karak ters van vele enkelingen door in-

nerlijke catastrophen zich gewijzigd hebben. Dit is de

algemeene wet der maatschappelijke ontwikkeling.

Wanneer wij deze wet op onzen tegenwoordigen tijd

toepassen, brengt zij aan 't lich t, dat niet, als tijdens de

renaissance, van een overgang van het oorspronkelijke

collectivisme naar het individualisme sprake kan zijn,

m aar dat juist een blijven steken in het individualism e

rem m end op den voortgang der ontwikkeling werkt.

A lleen de ineenstorting van de individualistisch e karak -

terstructuu r en haa r vervanging door een nieuw, rijper

gemeenschapsgevoel, kan ons de hervorming der m aat-

sch app elijke sam enleving brengen, die wij zoo brood-

noodig hebben.

9. Rijpende menschen.

Twee c irculi vitiosi, twee du ivelskringen, schijnen h et

m aatsch app elijk leven in tegengestelde rich ting to bein-

vloeden. De eerste is de sociale duivelskring, die de

ontwikkeling tegenhou dt: het starre ik-gevoel van het

individu remt den groei van het geheel. Zoolang de

structuur van het maatschappelijk leven echter niet gron.

142

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 147/166

dig verandert, kunnen de individuen het eigenlijk niet

verder brengen da n gedeeltelijke crisen en kleine onbe-

teekenende wijzigingen van den vorm van hun ik-ge-

voel. Zoodoende moet de dialectiek tusschen het indi-

vidu en het collectief een catathetisch verloop hebben.

De tweede duivelskring omvat zoowel de sociale als

de economische ontwikkeling. Hij is synthetisch produc-

tief of gaat althans m et een crisis gepaard. H ij verhindert

telkens weer de verstarring van het m aatschapp elijke le-

ven, die door den socialen duivelskring dreigt veroor-

zaakt te worden. D eze tweede kring is aldus te formu lee-

ren: het toenemend aantal menschen dwingt tot steeds

intensiever exploitatie der bestaansbronnen. De techniek

der voortbrenging moet zich dus hooger ontwikkelen,

willen de ondergangsgrenzen d er bevolking worden ver-

meden. De kwantiteit van den economischen vooruit-

gang slaat ech ter onverbiddelijk in een nieuwe k waliteit

van den productievorm om (machinale bewerking inplaats

van h andwerk , groot-industrie inplaats van k lein-bedrijf,

trust of concern inplaats van p rive-ondernem ing).

D e nieuwe produ ctievorm verandert noodzakelijker-

wijze ook de levenswijze en het karak ter van de werken-

de m enschh eid. O ok zonder economische crisen veroor-

zaakt de technische vooruitgang een wijziging van de

individueele karakters en de sociale structuur. Zoodra

deze wederzijdsch e aanpassing ech ter achterwege blijft,

treden storingen op, die spoedig tot misstanden, armoede

en karakterbederf aanleiding geven, zoodat door groo-

tere of kleinere crisen de harmonische verhouding tus-

schen karakter, voortbrenging en cultuur weder moet

worden h ersteld.

Zooals door economen van verschillende richting

steeds meer wordt ingezien, moet de tegenwoordige indi-

vidualistische, op winstbejag steunende, voortbrengings-

wijze telkens tot verbruikscrisen leiden, die de stabiliteit

van het kapitalistische stelsel verstoren. Hier schijnt

143

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 148/166

de drijfveer tot de maatschappelijke omwenteling dus

alleen in economische factoren to liggen, en de z.g. his-

torisch-materialistische zienswijze ontleent, zooals be-

kend is, Naar naam aan de opvatting, dat de materieele

basis van d e sam enleving, nam elijk de voedselvoorzie-

ning, steeds de prikk el tot iedere maa tschap pelijke ont-

wikk eling is geweest.

D aarbij worth ec hter over het hoofd gezien, dat ook

de econom ische ontwikkeling weer van dialectischen

aard is. Nergens worden nieuwe wegen ingeslagen,

nergens worden uitvindingen gedaan, nergens geeft men

gem akk elijk een ou de p roductiewijze prijs, indien niet

door voedselnood of door conc urrentie (d.w.z. in de toe.

kom st dreigende voedselnood) een crisis in het karak ter

der verantwoordelijke leiders van de p roductie h eeft

plaats gegrepen. „Crisis" beteekent echter altijd iets

sch eppend s, iets levends, dat van het „subject" uitgaat.

De crisis kan synthetisch en productief of catathetisch en

aan het leven vijandig verloopen. Het subject is vrij in

zijn keuze, geen historische noodzakelijkheid en geen

m echanisme der h ersenmoleculen kan deze keuze bein-

vloeden. M aar de gevolgen van de keuze zijn gedeter-

m ineerd. De synth ese voert tot hoogere ontwikkeling,

en dat beteek ent, dat zij na korten bloeitijd door nieuw e

en h eviger crisen wordt gevolgd. D e catathese leidt tot

den terugtoch t, tot de verstijving van een langzam en

Good — of misschien door stijgenden nood toch nog tot

een nieuwe c risis.

D aardoor is de econom ische ontwikkeling van de

produc tiviteit der arbeidende m enschh eid afhankelijk.

Want indien de toenemende differentiatie van het

voortbrengingssysteem telkens hooger eischen aa n de

kara kterontwikk eling van tallooze individuen stelt, dan

m oet nogma als bij deze individuen de beslissing vallen

of de m oed en de produc tiviteit der bevolking toereikend

is om een zoo gecom pliceerd econom isch raderwerk in

144

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 149/166

beweging to houd en, of dat een teruggaande ontwikke-

ling, in den zin van vereenvoudiging en aanpassing aan

primitiever karakters, noodzakelijk wordt. In het eerste

geval zullen de karaktercrisen bij de m eerderheid der

individuen tot een synthese, tot grooter moed en grooter

produ ctiviteit voeren. In h et andere geval zal de cati-

these, de ontmoediging en de „dem oralisatie h et gevolg

zijn. A ldus is de vraag naar de m ogelijkh eid of onmoge-

lijkheid van den economischen vooruitgang geen andere

dan de vraag naar het gelukk en of m isluk ken van de

opvoeding van het karakter en deze laatste vraag is

weer dezelfde als naar het synthetische of catath etisch e

verloop der innerlijke crisen,

E r bestaat nog een derde circulus vitiosus, dien m en

in tegenstelling tot de beide and ere als de uitsluitend

psychologische kan aanduiden. Hij veroorzaakt de reeds

genoemde autom atische versterking van h et ik-gevoel.

In zeldzam e gevallen kan hij een zoo grondige en vol-

ledige crisis, zulk een verandering d er innerlijke c on-

stitutie teweegbrengen, dat er, geheel onafha nkelijk van

de heerschende economische en sociale omstandigheden,

een rijp karakter met een vol ontwikkeld gemeenschaps-

gevoel ontstaat. In dez e zeldzam e gevallen blijkt dan,

dat tot de reeds genoem de kenm erken van het gemeen-

schap sgevoel (bedach tzaamh eid, wilskrach t, geduld en

activiteit) ook h et groeiende inzicht in den sam enhang

der economische en sociologische ontwikkeling behoort.

D e m ensch m et gemeensch apsgevoel zal door zijn onbe.

vreesd en zakelijk oordeel niet alleen zeer spoedig en

heel sch erp de m isstanden van zijn tijd herkennen, ma ar

ook den weg, die naar een betere toekomst leidt, kunnen

aanwijzen. Zoolang zijn ontwikkelingsgang ech ter een

uitzonderingsgeval blijft, zal hij hoogstens voor enkele

uitverkoren vrienden, m isschien ook voor een klein getal

navolgers en leerlingen, tot wegwijzer dienen. Zijn crisen

zijn wel is waar die eens leiders, maar van een leider

10

45

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 150/166

zonder volgelingen en voor de historic moet hij als een

anach ronism e gelden, indien niet m et hem , gelijktijdig

vele duizenden d oor een groote, algemeene c risis getrof-

fen worden.

De massale crisen komen nu tot stand, doordat de

eerstgenoemde remm ende duivelskring h et uitbreken van

tallooze individueele crisen telkens weer verhindert en

uitstelt. Zij, die zoo hun Ik aldoor bedreigd voelen,

voegen zich, op de besc hreven wijze, als med eloopers in

de bestaande collectieven, die daardoor tot schijnge-

m eenschap pen ontaarden — tot eindelijk de tweede,

productieve circulus vitiosus (die ook de econom ische

basis en daarm ede de diepste ondergangslimiet van h et

m enschenleven omvat) ook h et bestaan der starre collec-

tieven in de w aagsch aal stelt. H et halverwege blijven

steken, de vluch t in de schijngemeensch ap, die voor de

karakterontwikkeling van het individu een u itweg schijnt

to zijn, blijkt voor de ontwikk eling van het geh eel een

soort stuwingsm ech anisme to zijn, waardoor h et gelijk-

tijdig losbreken van tallooze individueele crisen en hun

samenvloeiing tot een collectieve crisis pas mogelijk

wordt.

Collectieve crisen, waardoor een primitieve gemeen-

schap plotseling in individuen uiteenvalt, kan m en zich

gemakkelijk voorstellen. Men heeft ze herhaaldelijk

kunnen w aarnemen, wanneer een primitieve volksstam

plotseling onvoorbereid met de westersche cultuur in

aanraking kwam en misschien gebeurt er tegenwoordig

iets dergelijks, nu de S owjetindu strie de boeren u it de

O eral eensklaps in fabrieksarbeiders verandert. D och

een collectieve crisis, die aan een massa geisoleerde in-

dividuen het gemeenschapsgevoel bijbrengt, zou on-

denkbaar zijn zonder een soort „spaarm ech anisme",

waard oor de talrijke p ersoonlijke gedeeltelijke crisen

uitgesteld worden tot een „dies irae", een catastrophe-

jaar. De samenscholing van vele egocentrische karakters

146

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 151/166

in een sch ijngem eenschap blijkt thans een noodzakelijke

voorwaarde voor den algem eenen vooruitgang te zijn.

Want zij brengt het tijdelijke uitstel teweeg, dat het

geweldig stijgen van d en nood, de overm aat van ellende

en gevaar en het elementaire opvlammen der levende.

scheppende productiviteit tengevolge heeft, welke noo-

dig zijn voor het uiteensplijten der starre maatschappe-

lijke structu ur, voor de overwinning van d en egocentri-

schen angst van alle enkelingen en voor het scheppen

van een nieuwe opofferingsgezindheid in dienst van het

wordende c ollectief.

Men lette maar eens op, wat zich alles in onze poli-

tieke partij en bijeen voegt. Tal van menschen, die heel

braaf en deugdzaam , de overblijfselen van h un h eimwee

naar de prim itieve gem eenschap nog zouden w illen be-

vredigen, zeer velen, die hun beginnende innerlijke in-

eenstorting ontvluch t zijn en in het dogm a der p artij, als

in een bescherm ende vesting, een toevluch t hebben ge-

zoch t, vele anderen, die als leiders hu n prive +100 h o-

pen te bereiken, en nog velen, die als medeloopers ver-

heugd zijn, indien „woordvoerders" en „Hannemannen"

hun de verantwoordelijkheid afnemen.

Bij de meesten is een mengsel van al deze soorten ik-

gevoel te constateeren, waarbij al naar om standigheden

nu eens de eene, dan eens de andere karaktertrek op

den voorgrond treedt. Maar al deze karakters hebben

dit gemeen, dat h un p rive-ondergangsgrenzen iets be-

perkter zijn dan die van d e partij en dus b innen de gren-

zen der partij gelegen zijn. Zoolang dus de partij bestaat,

kan ook de h orde m edeloopers getroost blijven voort-

leven, want vciordat aan het individu een haar wordt

gekrenkt, zou de p artij reeds gevoeld h ebben, dat haar

een haar w erd gekrenkt. H et is dan ook d e eigenlijke

zin van deze groote egocentrische sch ijngem eenschap -

pen om de erin medeloopende individuen voor letsel

te

behoeden.

147

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 152/166

Zoo staat het in het algemeen met de karakterologi-

sche gesteldheid van onze h edendaagsch e partijen en

wel, zooals telkens weer betoogd moet worden, niet

alleen van de oude middienpartijen, maar ook van

de radicale vleugels. (Aileen zijn eigen partij mag de

lezer voorloopig van deze k ritiek u itsluiten, daar and ers

zijn eigen ondergangsgrens tegelijk m et de ondergangs-

grens van zijn schijngemeenschap in gevaar zou ko-

m en.) Gelukkig is echter het karakter van ons heden-

daagsc he p olitieke leven met deze besch rijving niet vol-

ledig gekensch etst. E r zijn in en buiten de partijen poll-

tici, die op grond van h un eigen crisen (de vroeger ge-

noem de op zic hzelf staande rijpingsprocessen) tot beter

inzicht, tot een wijderen horizont en tot grooter offer-

vaardigheid zijn gekomen. Weliswaar kunnen zij in het

dagelijksch leven niet tegen de starre gemakzucht der

egocentrische m edeloopers en schijnleiders op, m aar hoe

meer men de algemeene ineenstorting nadert, des te

angstiger sch aren zich de in het nauw gebrachte impro-

ductieve menschen om de enkele productieve en m oe-

dige persoonlijkheden, die zich tot dusverre onopge-

m erkt, in hun gelederen bevinden.

De groote algemeene catastrophe komt onweerstaan-

baar naderbij, en het „eschatologische gevoel", de stem-

m ing van h et laatste oordeel, valt overal te bespeu ren,

waar reeds de eerste klanken van het rijpende gemeen-

schap sgevoel of waar nog overblijfselen van het p rimi-

tieve gem eenscha psgevoel zijn te vinden. W aar h et ik-

gevoel daarentegen overweegt, wordt slechts pessimis-

m e en frivoliteit aangetroffen. De d reigende godensch e-

m ering wordt dan als „fin du siècle" opgevat.

H et kom t geheel op h etzelfde neer, of de eerste tee-

kenen van den naderenden storm op economisch ge-

bied zijn gelegen (beurspaniek, stakingen, stopzetten

van bed rijven) of dat er nationale conflicten in het spel

zijn (diploma tieke strubbelingen, krijgstoerustingen, ul-

148

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 153/166

timatu m s, mob ilisaties), of dat alleen de „h oogste goe-

deren", die het verst van d e werkelijke ondergangslimiet

zijn verwijderd, in gevaar verkeeren (uittreding uit

kerkgenootsch app en, losser worden van het h uwelijks-

verband, verwaarloozing van de jeugd). De gevolgen

zijn steeds dezelfde. D e egocentrische m enschen op het

sch ip krijgen angst voor zeeziekte en de m oediger men-

schen m aken zich gereed om , indien de nood aan den

m an moc ht kom en, het stuur in de hand te nemen.

Wat moeten wij doen? Hoe kunnen wij ons voorbe-

reiden? M oeten wij de algemeene crisis trach ten te ver-

haasten, aangezien er zonder zulk een ca tastrophe toch

geen uitweg is te vinden? O f m oeten wij haar trach ten

te verhinderen, omdat het misschien niet tot een pro-

duc tieve synthese, tot een wedergeboorte der gemeen-

scha p zal kom en, maar tot een catathese en een alge-

m eenen ondergang? — D e vraag is aldus verkeerd ge-

steld. M en kan de collectieve crisis, waa rvan bier spra-

ke is, noch bespoed igen, noch tegenhou den. M en kan

ku iperijen, woelingen, „Pu tsche" en staatsgrepen ver-

oorzaken of m en kan de orde handh aven en tegen kui-

perijen, woelingen, „Pu tsche" en staatsgrepen de k rach-

tigste m aatregelen nem en. Zoodra ech ter het ik-gevoel

een zekeren graad heeft bereikt, laat zich noch het

eene, noch het andere doel verwerkelijken. De regee-

ringstroepen worden d an even onbetrouwbaar a ls de

strijdorganisaties van d e radicale p artijen. N iemand

vertrouwt den ander en ieder verlangt dat de ander de

kastanjes uit het vuur zal h alen. De b eleefdheidsfraze:

„A pres vous " kensch etst de karakterhouding, welke in

tijden van crisis tegenover het gevaar en den eisch van

zelfopoffering wordt ingenomen. O veral waar echter

een com pagn ie niet deserteert, is de c risis of nog niet in-

getreden of reeds overwonnen.

In tijden van algemeene crisis komt het er minder

opaan, welk dogma, welke partij of welk „isme" wij

149

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 154/166

aanh angen, dan wel of wij, in h et algemeen gesproken,

in staat zijn onszelf zoo noodig in de waa gsch aal te stel-

len. Indien dit h et geval is, indien wij desnoods b ereid

zijn ons levee op het spel te zetten, d.w.z. indien wij

zakelijk zijn en werkelijk gem eenscha psgevoel bezitten,

dan zu llen onze doelstellingen, plannen en politieke pro-

gramma's even zakelijk en even sociaal zijn als wijzelf,

— of onze moed was slechts schijn en ons gemeen.'

sch apsgevoel slechts zelfbedrog.

D us nogmaa ls: wat kunnen wij doen? H oe kunnen wij

ons voorbereiden?

Wij moeten onze politieke dagtaak voortzetten, moe-

ten over loonen, tarieven, tolrechten en belastingen blij-

yen kibbelen, juist zooals wij tot nu toe hebben gedaan.

W ij mogen onze bem oefingen voor de verbetering der

wetgeving (bijv. van het strafrecht en van het huwe-

lijksrech t) , voor de verbetering van h et onderwijs en

ook voor de verbetering van onze eigen politieke orga-

nisatie niet onderbreken. W ij zullen ech ter op al deze

arbeidsterreinen dagelijks gelegenheid h ebben, ons eigen

ik-gevoel in theorie en prac tijk waar te nem en, te be-

studeeren en er missch ien ook in slagen om het te ver-

m inderen, en wij zullen dit juist daar ku nnen doen, waar

wij dit ik-gevoel het m inst zouden h ebben verwacht.

W ij kunnen pogen onze theorieen en programm a's

van eigendunk, stijfhoofdigheid en blindheid (nam elijk

blindheid voor de juiste inzichten onzer tegenstanders)

te zuiveren. Wij moeten het gemeenschapsgevoel als

eenig juiste uitgangsp unt voor onze th eorie erkennen

en wij moeten de problem en der econom ie, der opvoe-

ding en der wetgeving in den zin van dit gemeensch aps-

gevoel trachten op te lossen. Dat een zakelijke en gron-

dige bestudeering der staathuishoudk unde, der p roduc-

tieprocessen en ook van het verband tusschen economic

en karak ter noodzakelijk is, spreekt vanzelf. D at deze

studie echter alleen in zooverre zakelijk, d.w.z. juist

150

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 155/166

kan zijn, als zij van den tendentieuzen partij-bril en van

de eigen egocentriciteit bevrijd is, kunnen wij eerst

thans op grond onzer kennis van de p olitieke k arakter-

kund e begrijpen. D aaruit volgt ech ter tevens, dat het

belangrijkste deel van onze voorbereiding voor de toe-

kom st niet in theoretisch e studien en evenm in in prac-

tisch en partij-arbeid bestaat — m aar in zelfopvoeding.

W ij zouden onze eigen karak tercrisen synthetisch tot

etappen onzer rijping en ontwikkeling m oeten m aken,

inplaats van ze catathetisch, door de vlucht in een

schijngemeenschap en door middel van een nieuwe ver-

momming van ons dierbaar „Ik'', te onderbreken. In de

samenleving, in het gezin, in den vriendenkring, in het

beroep zoowel als in het partijleven zijn er steeds aanlei-

dingen voor kleinere of grootere crisen, d.w.z. er ko-

men telkens omstandigheden voor, waarbij wij tusschen

een versterking van ons ik-gevoel en een rijping van

ons gem eenscha psgevoel m oeten k iezen.

Wij moesten steeds den moed bezitten, onszelf en

ons programma bij de veranderende werkelijkheid aan

te passen, echter niet catathetisch in den zin van toe-

gevendheid en den terugtocht in het ik-gevoel, maar

synthetisch in den zin der opwaartsche ontwikk eling

van het „Ik" tot het rijpende — Vooral moeten

wij dan op onze voorbereiding en op d ie van onze vrien-

den niet al te trotsch zijn. Het leven kiest op het be

slissende oogenblik zijn mensc hen volgens bijzondere

gezichtspunten uit en onze eigen meening over geschikt-

held, bereidheid, moed en gemeenschapszin kan op zeer

beschamende wijze verkeerd blijken te zijn. Men zij

dus op alles voorbereid; op h et beste en op h et ergste,

en men ga de toekomst in alsof men voor een veldslag

stond, die overwinning en nederlaag, dood, verwond ing

en gezondheid kan brengen.

E en onfeilbaar teeken voor de beginnende onzeker-

heid van alle egocentrische politici is het verloren gaan

1 5 1

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 156/166

van hun vermogen om in de toekomst te zien. De actie-

ven verrekenen zich, doordat zij te haastig denken. Zij

beweren, niet uitsluitend op demagogische gronden,

m aar uit eerlijke m isrekening: „Het is vijf minu ten voor

twaalf O ver vijf minuten breekt de storm los " — V elen

beweren dit reeds tien jaren lang, elken dag opnieuw.

— De minder actieven verdagen daarentegen de drei-

gende catastrophe naar St. Ju ttem is. Zij spreken ook wel

over de voorbereidingen voor den beslissenden slag,

maar eigenlijk denken zij toch maar alleen aan den

loopgravenoorlog van vandaag op m orgen, en wanneer

men hen in een heel oprechte stemming, onder een

bit-

tertje en een goede sigaar, te pakken krijgt, geven zij

eerlijk als hun meening te kennen, dat de groote be-

slissing eigenlijk reeds lang voorbij is. „Toen wij Jong

waren, in die stormachtige Novemberdagen, toen is de

beslissing gevallen " —

Belden verwisselen hun prive 

evolutie met de alge-

m eene catastrophe, waarvan in werkelijkh eid sprake is.

— Zoo moeilijk is het den moed en de zakelijkheid ook

dan te bewaren, wanneer men onbepaald lang moet

wach ten en toch, zooals de wijze m aagden in het

nieuwe

testament, bereid moet zijn, op ieder uur van den nacht.

Alle partijen

zijn aan hu n program m a, hun traditie en

aan

de ongeschreven wet van het ik-gevoel hunner le-

den gebonden en, hoezeer zij ook door een compromis,

door

tactische m aatregelen en nieuwe u itleggingen van

hun oude formules, met den toestand van het oogenblik

rekening kunnen houden, alle speelruimte en alle

aanpassingsmogelijkheden hebben alleen betrekking op

de middelen. Wat de doelstellingen betreft, moeten

deze p artijen star zijn, want zij staan of vallen m et de

overeenstemming van hun politiek met de (bewuste of

onbewu ste) individu eele doelstellingen van h un leden;

en deze laatste zijn voor negenennegentig procent ego-

centrisch en star.

1 5 2

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 157/166

Hoe sterker bewogen het politieke leven is, des te

onhoudbaarder zullen de starre doelstellingen der par-

tijen blijken te zijn. D e geh eime zin dezer doelstellingen

was echter de beveiliging van al hare leden tegen hun

persoonlijke ondergangsgrenzen. Zoodra de p artij van

deze doelstellingen of stand doet, vervalt ook de b evei-

liging van haar leden en de ondergangslim iet van alle

enkelingen is daardoor aan den onverbidd elijken loop

der historisch e ontwikkeling prijsgegeven. De p artij kan

de geh'zime functie, krachtens welke zij bestond, name-

l ijk d e besch erm ing der individueele leden tegen hun

prive-crisen, niet m eer vervullen en deze leden overvalt

weer dezelfde onrust en a ngst, waarin zij verkeerden,

voor zij zich achter de vestingwallen der partij hadden

verschanst .

Wat moet nu geschieden? Wie kan er nog helpen?

D e nood, en wel de individueele nood van alle enkelin-

gen, treedt in. E lkeen beleeft hem aan h et eigen lijf en

toch is het voor alien dezelfde nood, die uit dezelfde oor-

zaken voortkom t en zich ook bij alien tegelijkertijd en

in dezelfde hevigheid doet gevoelen. Heden ten dage

is het de algem eene economisch e crisis, vroeger waren

het rationale- of godsdienstoorlogen (waarach ter meest-

al econom ische nooden verborgen waren) en nog vroe-

ger waren het de groote volksverhuizingen. O f nu ech -

ter het gevaar koning E tzel, Dsc hingiskh an,

stein of Napoleon heet, of men het pest, inquisitie, oor-

log, revolutie, inflatie, overprodu ctie of verstoring van

den afzet noemt, de uitwerking op de karakters is steeds

dezelfde: tallooze enkelingen gerak en in nood, en w el

in direct levensgevaar door de bedreiging van hu n m eest

reEele ondergangslimiet.

D e organisaties en schijngem eenschap pen, waarin

m en was gevlucht, vereenigingen, gilden, bonden, par-

tijen, kerken en staten blijken waardelooze en ledige

m askers te zijn. Alles stort in elkaar en al trekken ook

153

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 158/166

hier en daar een paar enkelingen of kleine groepen

uit dezen algem eenen nood h un voordeel, toch gaat het

al lang niet m eer om de bed reiging van een bepaa lden

stand, een klasse of een beroepsgroep, maar om een

bedreiging van de geh eele bevolking.

Het wegvallen van egocentrische aanspraken en

angsten, waarvan in de individueele crisen sprake was,

is reeds beschreven. Nu treft gelijktijdig tallooze men-

schen h etzelfde lot, hun eisch en en vreezen, hu n +100

en —100 verliezen alle waarde. Voor den koopm an is

het geen schande meer failliet te gaan. De voorname

vrouw hecht geen waarde meer aan schoonheid en

voornaamheid. Want iedereen weet, dat hem nog veel

grooter offers te wachten staan. De ideologen doen

of stand van hun ideologie en de dogmatici van hun

dogma's. Dit alles is belachelijk en ontoereikend tegen-

over den steeds hooger stijgenden nood geworden. De

starre paragrafen van h et egocentrisch e karak ter brok-

kelen af, en spoedig bestaat er alleen nog de eene groote

vraag: Wat zullen wij eten, wat zullen wij drinken, hoe

zullen wij ons verwarmen?

O veral treedt thans het egoisme aan den dag. R oof,

diefstal, oplichterij nemen hand over hand toe. Velen

beproeven het nog op de ou de m anier en trach ten voor

zich zelf te redden wat er nog te redden valt, zonder

zich om de anderen te bekom m eren. O ogenschijnlijk

ziet men het egoisme thans eerst recht gedijen en de

overhand nem en, ma ar feitelijk is het egoism e nu niet

grooter of m eer verbreid dan vroeger. De groote nood

brengt het echter meer aan het licht. — Wij kennen

dit alles voldoende u it de bezette gebieden, uit den R us-

sischen burgeroorlog en ten deele ook uit den Duitschen

inflatietijd.

Op den puinhoop echter van het ineengestorte ik-

gevoel komt het oorspronkelijke gem eenschapsgevoel

weer tot herleving. D e hu lpvaardigheid neem t toe en

154

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 159/166

spoedig breekt de verontwaardiging der meerderheid

over de egoistische baatzuchtige enkelingen los. Maar

de terugkeer tot h et oorspronkelijke, naleve gem een-

sch apsgevoel is onmogelijk en hij, die den anderen deze

mogelijkheid voorspiegelt, is een onbeholpen idealist

of een bedrieger. Slechts

een ding kan h elpen, en wel

dat velen hu n geheele persoonlijkheid gem eenschapp e-

lijk inzetten voor eenzelfde doel. D it doel m oet zonder

tegenspraak gericht zijn op de overwinning der gemeen-

sch app elijke m aterieele levensnooden, op de b eveiliging

der bestaansm ogelijkheid. D aarom ontstaan er in der-

gelijke omstandigheden overal gemeenschappen, die van

hu n leden moed, trouw en den onvoorwaardelijken inzet

van hu n geheele persoonlijkheid eischen.

Zulke groepen, die vrijwillige zelfopoffering met za-

kelijke produ ctiviteit als iets geheel vanzelfsprekends in

zich vereenigen, kunnen evengoed binnen het kader der

oude p artijen als naast of tussch en deze p artijen ont-

staan. Zij stellen in de plaats van theoretische program-

ma's eenvoudige formuleeringen van zeer concrete doel-

stellingen. D eze formu leeringen spelen in den aanvang

van het rijpende gemeenschapsgevoel dezelfde rol als

in het primitieve gemeenschapsgevoel de kroon, de

vlag of het heiligdom . D e thans geldende formule luidt:

„Het economische stelsel moet staan op de basis van

sociaal gemeenschapsgevoel", en het is de taak van de

leiders ervoor to zorgen, dat deze formule niet toch

weer individualistisch en reactionnair wordt uitgelegd.

Zoo kan het zijn, dat het nog kort geleden scheen, als-

of het ik-gevoel hand over hand toenam en de angst

voor het eigen lot ieder individu zoo bedru kte, dat hij

als verlam d en m et stom m e vertwijfeling geslagen was.

Plotseling slaat nu de overmaat van nood in zijn tegen-

deel om . E rnstig, vastberaden, m isschien zonder veel

hoop, maar toch reeds met de overtuiging bezield, dat

het de m oeite waard is, zet men alles op het spel. H et

1 5 5

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 160/166

loont de moeite, zich voor de gemeensch ap te of feren;

doch niet om egocentrisch te leven. E n reeds na hu n eer-

sten moedigen strijd hebb en de baanbrekers duizenden

en honderdd uizenden volgelingen achter zich. A lleen

uit de zelfopoffering van den enkeling ontstaat de nieu-

we gemeenschap.

En reeds is de beslissing gevallen. In het karakter

van een paar h onderd of een paar duizend m enschen

is het beslist, of de nieuwe gem eenschap , welke uit den

algemeenen nood en h et persoonlijke levensgevaar ge-

boren is, een rijpende gemeenschap kan worden — of

dat Loch weder een schijngemeenschap met verborgen

ik-gevoel en leugenachtige gemeenschapsfacaden de

menschheid heeft bedrogen.

De uitkomst, namelijk de sociale of egocentrische

vorm van het nieuwe productiestelsel zal ons leeren,

hoe d eze beslissing is gevallen. Toont d eze uitkom st ons

den egocentrischen vorm , dan zal de dans opnieuw m oe-

ten beginnen. De uit den nood geboren gemeenschap

verstart tot een pa rtij. H et ik-gevoel, dat in tal van in-

dividueele karakters eerst van den troon was gestoo-

ten, herstelt zich weer en m en zal uit de m oeilijke crisis-

dagen een paar nieuwe nam en en begrippen in het da-

gelijksch leven medenemen, maar in de praktijk zal het

daar op uitloopen, dat h et individualism e, in een nog

meer geraffineerden vorm dan vroeger, weer den bo-

ventoon voert. De laatste en meest verschrikkelijke

ondergangsgrens, de zorg om het dagelijksch brood, zal

dan niet overwonnen zijn.

In het andere geval echter, wanneer het ik-gevoel

reeds van te voren zijn topp unt h eeft bereikt en dienten-

gevolge de nood diep genoeg w as, zal de crisis van den

enkeling ook radicaler uitvallen en zal het nieuwe „Wij"

ech t, levend en prod uctief blijken te zijn. E n de rijpe

menschen, die het vormen, zullen hun crisis niet meer

vergeten. Zij zullen nosh in de starre fouten van het

156

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 161/166

individualisme, noch in de sentim enteele droom erijen

van h et „oer-wij" terugvallen, ma ar zij zullen aan den

arbeid gaan om h un m oeilijke taak zoo goed zij het kun-

nen ten uitvoer te brengen. Zij zullen zich ervan bewust

zijn, dat de strijd tegen den hong er en tegen de werk -

loosheid wel materialisme, maar geen egoisme is. Niet

egocentrisch, m aar in socialen zin m oet het ma terieele

vraagstuk worden opgelost, wil de m enschh eid niet ten

onder gaan.

Ook zullen zij inzien, dat de strijd tegen het ik-ge-

voel niet door straffen of moraa l, maa r alleen door een

juiste opvoeding kan gevoerd w orden, welke h et „Ik"

tot zijn recht laat kom en, ma ar h et zijn crisen niet be-

spaart. Dit is wel individualisme, maar geenszins egois-

m e. N iet door het ik-gevoel, m aar alleen door het ge-

meenschapsgevoel kan de enkeling tot de voile ont-

plooiing van zijn krach ten, zijn m ogelijkheden, zijn pro-

duc tiviteit geraken. U itsluitend langs dezen weg m ag

de m enschheid h open, de oneindig moeilijke taak, welke

het leven Naar steeds weer oplegt, met goed gevolg te

kunnen aanvatten.

O ok in het gunstigste geval kan de ontwikkeling zich

echter onmogelijk steeds in opwaartsche richting bewe-

gen. Een nieuwe, sociaal voelende kern van een paar

duizend m enschen, kan uit den sm eltkroes eener cul-

tuurcrisis te voorschijn komen. In hoeverre echter deze

kern in staat zal zijn om de m assa der m edeloopers en

egocentrische leiders na h et overwinnen der uitwendige

crisis bovendien nog door de innerlijke crisis heen te

drijven, hangt van d e produ ctiviteit en h et rijpe gem een-

schap sgevoel van deze k ern af. G elukt dit niet of in on-

voldoende m ate, dan dreigen nieuw e crisen, die opnieuw

de verstarde korsten van den egocentrischen hoogmoed

en de gemakzu chtige zekerheid der dogmen zullen moe-

ten aantasten. Geen m enschelijke ontwikkeling is zonder

crisen denkbaar. Iedere crisis echter vraagt opnieuw

157

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 162/166

een beslissing, of de moed groot genoeg is voor de syn-

thetische verruiming van het leven, dan wel of een

gebrek aan m oed de catathese, den terugtocht en den

ondergang tengevolge zal hebben.

Begrijpen waar het bij dit alles om te doen is, den

samenhang der feiten zoo goed mogelijk uitvorschen,

erkennen, dat wij ons lot niet kunnen ontloopen en be-

reid zijn de crisis onder de o ogen te

zien, wanneer

deze

op ons aanstorm t, dat is alles wat wij onzerzijds kunn en

doen. Al het overige moeten wij aan een hoogere macht

overlaten.

158

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 163/166

L I T E R A T U U R - O ' V E R Z I C H T .

1. A d 1 e r, Al f re d, Menschenk enntnis . 2. A uflage. Verlag

S. Hirzel, Leipzig 1928.

2. B I e r, arlott e, Kindheit und Jugend. 2. Auflage.

V erlag S. Hirzel, L eipzig 1930.

3.

Claus z, L u d w. F e r d., R asse und Seele. Verlag Lehm ann,

M unch en 1926. (Die neue Ausgabe unter dem Titel „Von Seele

und A ntlitz der R assen und V olker" ist fiir unser Problem weniger

brauchbar.)

4.

D e M a n, H e n d r i k, Zur P sychologie des Sozialismus. 3.

bis 5. Tausend. Verlag Diederichs, Jena 1927.

5.

Fr e u d, Sigmun d, Vorlesungen zur E' "rung in die

Psych oanalyse. 31. bis 45. Tausend. Internationaler psychoanalyti-

scher Verlag, Wien 1930.

5a. Fr e u d, Sigmu n d, Massenpsychologie und Ich-A nalyse.

Internationaler psychoanalytischer Verlag, Wien 1930.

6.

Frey e r, H a n s, Soziologie als Wirklichk eitswissenschaft.

Verlag Teubner, Leipzig 1930.

7.

He g e 1, G. W. F., Die Wissenschaft der Logik. (Band 3

und 4 der Gesam tausgabe). V erlag Felix M einer, Leipzig.

8.

Hege 1, G. W. F., Vorlesungen iiber die Philosophic der

Weltgeschichte. (Band 8 und 9 der Gesam tausgabe.) Verlag Felix

Meiner, Leipzig.

9.

Helle r, Hermann, Sozialismus und Nation. Ernst Ro-

wohlt V erlag, Berlin 1931.

10.

run g, C . G., Das Unbewu szte im normalen und kranken

Seelenleben. R ascher 8 C ie. Verlag, Zurich, L eipzig, Stuttgart,

Wien 1929.

11.

Kautsk y, K a r 1, Der politische Massenstreik. Verlag

Vorwarts, Berlin 1914.

12.

L e Bo n, Psychologie der M assen, deutsch von R . Eisler.

2. Aufl. 1912.

159

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 164/166

13.

L u k ac a, G e o r g, Geschichte und Klassenbewusztsein.

Malik Verlag, Berlin 1923.

14 .

Marx und Engel s, Ober historischen Materialismus.

(Band 13 und 14 der Elementarbricher des Kommunismus.) Interna-

tionaler Arbeiter-Verlag, Berlin 1930.

15.

Pi a g e t, J e a n, Le langage et la pensee chez l'enfant.

D elacheaux 6 N iestle, Paris N euchatel .

16 .

Rickert, Heinrich, Kulturwissenschaft und Natur-

wissenschaft. V erlag M ohr, Tubingen 1926.

17 .

S p e n g le r, 0 s w a l d, Untergang des Abendlandes. Band

1 und 2.

18 .

S t ie 1 e r, G e or g, Person und Masse. V erlag Felix M einer,

Leipzig 1929.

19 .

S t o 1 t e n b e r g, H . L ., Sozialpsychologie. V erlag Curtius,

Berlin 1914.

20. V i e r k and t , A . , Besprechu ng von L e Bo n, „Psychologie

der M assen" in: Arch iv fur die gesam m elte Psych ologie. Bd. 17.

1910. S. 106-112.

21 .

Volkm an n, E. 0.: Revolution fiber Deutschland. Verlag

Stalling, O ldenburg 1930.

22 .

W u n d t , W i 1 h e 1 m , Elem ente der Volkerpsych ologie.

V erlag Kroner, Leipzig 1912.

Schriften von Fritz Kunkel

23.

Einfiihrung in die Charakterkunde. 4. Auflage. Verlag S.

Hirzel, Leipzig 1931.

24.

Charakter, Wachstum und Erziehung. Verlag S. Hirzel,

L eipzig 1931.

25 .

Vitale Dialektik. Verlag S. Hirzel, Leipzig 1929.

26 .

Arbeit am C harakter. 12. Auflage. Verlag F. Bahn, Schwerin

in M ecklenburg 1931.

27 .

Jugendcharakterkunde. 6. Auflage. Verlag F. Bahn, Sch werin

in M ecklenburg 1931.

28 .

Das dumme Kind. 2. Auflage. Verlag Am anderen

Dresden (Buchholz-Friedewald) 1929.

160

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 165/166

7/18/2019 1932 Fritz Künkel_Individu en Gemeenschap

http://slidepdf.com/reader/full/1932-fritz-kuenkelindividu-en-gemeenschap 166/166