15 * 4: Wonen

32
CUL juni 2008 Thema nummer THUIS Jaargang 15, nummer 4, juni 2008 uis in de ‘pracht- wijk’ Bos en Lommer De arrogan- tie van Amsterdam- mers Op bank met... Hester Dibbits De daklozen krant, één Euro maar!!

description

Het thema van deze uitgave is 'Wonen'.

Transcript of 15 * 4: Wonen

Page 1: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

Thema nummer

THUIS

Jaargang 15, nummer 4, juni 2008

Thuis in de ‘pracht-wijk’ Bos en Lommer

De arrogan-tie van Amsterdam-mers

Op bank met...Hester Dibbits

De daklozenkrant, één Euro maar!!

Page 2: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

2

Inhoudsopgave

Nkyinyim 12

De keuze van Bert 16

Mario Rutten 18

Op de Bank met... 20

Kwakiutl Times 26

Kookcul 28

Culturele Agenda 30

Recensie “Dit is geen 19

dakloze”

En Verder:

6 Thuis in de pracht-wijk Bos en Lom-

mer

9Thuis zijn...

Simpel of toch niet

14De daklozenkrant,

één Euro maar!

23Colour blind

24Emma-TV

Met bed en al de studio in

4“Een Amsterdammer

zijn”

10Grote en kleine

ruimtes

Page 3: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

Red

actio

neel

Colofon

CUL is het tijdschrift voor studenten en docenten van de opleiding culturele antropologie & niet-westerse sociologie aan de UvA.

OZ Achterburgwal 1581012 DK [email protected]

Hoofdredacteur:Rachèl Nieuwstede

Medewerkers:Mario Rutten, Bert Schijf, Sjoerd van Grootheest, Anneke van Walsem, Rogier Vlaar, Daniel Steinmann, Annika van Oostveen, Rebecca Bego, Jasmijn Rana, Stefanie Amirkhan, Freek Janssens, Kaya Bouma

Eindredactie:Sjoerd van Grootheest, Rebecca Bego, Freek Janssens

Lay-out:Anneke van Walsem, Kaya Bouma

PR:Annika van Oostveen, Stefanie Amirkhan

Penningmeester:Jasmijn Rana

Drukker:Drukkerij Wilco B.V.Amersfoort

Oplage:500

Foto omslag:Marijke van den Berg

ISSN

Met dank aan het AIM

3

-Hier ben je thuis-

Ik sta koud en verlorenin het neonlicht dat oranje/rood gloeitvoor me uit starend en zoekendnaar de warme zachte wind die mij voortstuwtnaar het vertrouwde dat mij zal omhelzen

zwijgend sta ik als een zwervende ziel tussen twee werelden inen zie ikbewegende vormen in de kampong die mij zeggen: ‘hier ben je thuis’

ik voel een klopje op mijn blote schouder en word meegesleurd diep het woud inbeelden tonen groene paradijselijke rivierstromende sawa’s voortdurend onder water totdat de rijst rijp ishet terrasvormige landschap vormt een doolhof onder de zonhet wakkert een gretig verlangen aan maar ik blijf bewegingloos

haastig worden alle brokstukken bij elkaar gebracht reverse, beelden vermengen zichhersenspinsels grijpen terug naar billboards, rode lichtenen mijn hap haring met ui en zuur

RachèlNieuwstede

Redactioneel

CU

L ju

ni 2

008

Page 4: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

4

Als Diemenaar werd ik op de middelbare school in Amsterdam gepest omdat ik na schooltijd weer terug moest fietsen naar het platteland. Toch ben ik uiteindelijk voornamelijk opgegroeid in Amsterdam en heb er een groot gedeelte van mijn leven gewoond. Ik voel me een echte Amsterdammer, maar kennissen herinneren mij er nog steeds aan dat ik geen ‘echte’ ben. Pas als je er geboren en getogen bent, mag je jezelf volgens sommigen Amsterdammer noemen. Toch noem ik mijzelf Amsterdammer, net als vele anderen die hier niet geboren zijn maar er wel al jaren wonen. Zelfs nu ik niet meer in Amsterdam woon, noem ik me nog steeds Amsterdammer, omdat Amsterdam de plek is waar ik me het meest thuis voel. Er zijn ook geboren en getogen Amsterdammers die zich niet meer thuis voelen in Amsterdam. Door het drukke verkeer, de grote aantallen allochtonen, de vele criminelen, de hoge huurprijzen, de parkeer-onmogelijkheden en het teveel of te weinig aan coffeeshops en bordelen zijn veel rasechte Amsterdammers gevlucht naar bijvoorbeeld Almere. Op het forum van de internetsite van De Telegraaf zijn tientallen verhalen te lezen van ex-Amsterdammers die nooit meer terug zouden willen naar de hoofdstad, ‘met zijn theedrinkende burgervader’2 Job Cohen. De nieuwe en oude Amsterdammers die nooit meer weg willen uit hun stad en er alleen maar goede woorden voor over hebben blijven echter in de meerderheid. Volgens hen wordt Amsterdam gekenmerkt door openheid, communicatie en internationale uitwisseling. Niemand zou zo ‘open-minded’ als de Amsterdammer zijn. Amsterdammers zijn niet bang voor multiculturalisme of het verleggen van hun grenzen. Ze maken graag lange reizen naar verre oorden om andere culturen op te snuiven. Amsterdammers doen ook graag weekendjes Londen

“Niemand kan zich beter wensen, dan een Amsterdammer te zijn”

Amsterdam is ‘thuis’ voor de ongeveer 750.000 inwoners van de stad. En daarnaast zijn er niet-Amsterdammers van over de hele wereld die zich van tijd tot tijd in onze stad thuis voelen. Dit zijn echter natuurlijk geen echte Amsterdammers en ook niet alle inwoners van Amsterdam zijn Amsterdammers. Aan de andere kant zijn er wel weer een heleboel Amsterdammers die niet in Amsterdam wonen. Wanneer mag je jezelf een Amsterdammer noemen? En waarom zijn Amsterdammers zo ongelofelijk trots op hun Amsterdams-zijn?

of Berlijn, om je even verbonden te voelen met inwoners van andere Grote Steden. Eenmaal terug van vakantie fietst de Amsterdammer van het Centraal Station naar huis door zijn lievelingsstraten: de Haarlemmerstraat of de Utrechtsestraat, de negen straatjes of de Pijp. Je snuift de Amsterdamse lucht op en je voelt je thuis. Volgens de gemeente en een aantal partners (zoals culturele instellingen, bedrijven en onderwijsinstellingen), kan het nooit genoeg zijn met het Amsterdam gevoel. Daarom is de campagne ‘I Amsterdam’ opgezet. Het motto I Amsterdam wordt gebruikt om te laten zien dat wij trots zijn op onze stad. De

marketingcampagne is er echter voornamelijk op gericht op meer bezoekers en investeerders in de stad te genereren. Dit is onder andere te merken aan de vele I Amsterdam merchandise die er bij hoort. Door de bewoners van de stad zich meer bewust te maken van hun stedelijke identiteit, hoopt de stad zich op een onderscheidende manier te profileren op de internationale markt. I Amsterdam is echter niet alleen gericht op Amsterdam,

maar ook op de ‘Amsterdam Area’. Wat dit gebied precies inhoudt, daar laat de website niets over los. Hoewel volgens I Amsterdam Oostzaan, Hoofddorp en Amstelveen misschien ook wel bij het Amsterdamse gevoel horen, zullen veel echte Amsterdammers het daar niet mee eens zijn. Het zuivere Amsterdamse gevoel is volgens mij het sterkst binnen de gordel, misschien met de stadsdelen Westerpark en Oud-Zuid en -West daar ook nog bij. Amsterdam-Noord, Geuzenveld, Slotermeer, Zuid-Oost, krijg je daar nog steeds dat Amsterdamse gevoel? Naar mijn idee komen veel Amsterdammers niet buiten hun eigen vertrouwde buurten en kennen ze daardoor Amsterdam eigenlijk niet. De bekende arrogantie van Amsterdammers is dus gebaseerd op een gevoel. Het trots zijn op je stad

Page 5: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

gaat in dit geval gepaard met minachting voor de rest. Er valt niet te tornen aan de hoofdstad. “Amsterdam vult mijn gedachte, als de mooiste stad in het land”1, zingt Wim Sonneveld. Maar is het ook de mooiste stad in het land? Verkiezingen over de mooiste stad van het land hebben natuurlijk geen zin, want er zijn maar weinig mensen die daar objectief in kunnen zijn. Iedereen vindt zijn eigen stad de mooiste. Zo zou een Bosschenaar nooit Den Bosch uit willen, omdat het simpelweg de mooiste en beste stad van het land is. Dat Amsterdammers hun eigen stad de mooiste vinden, is

dus niet vreemd. Het verschil met inwoners van andere steden is echter dat Amsterdammers geen oog hebben voor de minpunten van de stad en ook geen oog hebben voor andere steden. Voor een Amsterdammer bestaat Nederland uit Amsterdam en de rest van het land. Deze rest bestaat overigens uit boeren. De open-minded Amsterdammer, die de hele wereld gezien heeft en een paar keer per jaar buiten zijn land op vakantie gaat, minacht zijn eigen land. Amsterdammers zijn

5

trots op hun stad, precies zoals onze burgemeester dat wilt. Maar trots op Nederland? Dat platte, eentonige land, daar zal niets te vinden zijn wat Amsterdam niet heeft. Het lijkt mij dus niet vreemd dat Amsterdammers bekend staan om hun arrogantie. Iedereen heeft zijn eigen beeld van Amsterdam. De een is trots op de multiculturaliteit in de stad, de ander op de coffeeshops en de wallen. Veel Amsterdammers hebben echter weinig vergelijkingsmateriaal, omdat ze de rest van Amsterdam en Nederland nauwelijks kennen. Mijn oproep aan alle Amsterdammers: trek er

op uit! Gebruik je nieuwsgierigheid niet alleen buiten Nederland, maar spring op de fiets richting Durgerdam (Amsterdam Noord) en bezoek de markt in Kraaiennest (Bijlmer). Neem je ov-jaarkaart en ontdek Nederland! Wie weet wat je daardoor over Amsterdam leert...

Jasmijn Rana

Page 6: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

6

Differentiatie in Bos en Lommer Nederland kent een groot aantal wijken waar de sociale problemen zich opstapelen. Er is in deze wijken sprake van een overdaad aan armoede, verouderde woningen, criminaliteit en overlast. Volgens overheden en corporaties worden deze problemen in stand gehouden doordat de samenstelling van de wijken te ‘eenzijdig’ is. Botter gezegd, er wonen in de wijken te veel minima, vaak van allochtone afkomst. Om het tij te keren moeten er in de wijken weer aantrekkelijkere woningen worden gebouwd, waarmee rijkere bewoners worden aangetrokken of behouden.

Deze gedachtegang komt sterk overeen met het die van de Amerikaanse socioloog William Julius Wilson. Wilson stelt in zijn klassieke studie The Truly Disadvantaged (1987) dat het leven in de zwarte getto´s van de VS sinds de jaren ’50 steeds uitzichtlozer en gevaarlijker is geworden. Volgens Wilson komt dit doordat middenklasse er is weggetrokken, waardoor de positieve rolmodellen zijn verdwenen. Bovendien werd hierdoor het draagvlak aangetast voor belangrijke sociale instituties in de wijk, zoals kerken, scholen, en recreatieve voorzieningen. Alleen de armere bewoners bleven over, die nu geïsoleerd zijn geraakt van de rest van de maatschappij. Veel nota´s en beleidsdocumenten van Nederlandse overheidsorganen spreken een soortgelijke zorg uit over de zogenaamde ‘probleemwijken.’ De Kolenkitbuurt in de Amsterdamse wijk Bos en Lommer, net buiten de ring van de A10, is één van de veertig ‘probleemwijken’ van minister Vogelaar. De oorspronkelijke woningen zijn vlak na de oorlog gebouwd, met goedkope materialen en volgens achterhaalde stedenbouwkundige principes. Tegenwoordig wordt de wijk gekenmerkt door een troosteloze uitstraling. Sinds enkele jaren is de woningcorporatie Far West bezig huurders uit de wijk te verhuizen, om vervolgens hun woningen te slopen en te vervangen door nieuwbouw, of om die te renoveren. De eerste twee projecten zijn al afgerond. De Leeuw van

Vlaanderen, een flat aan de A10, is sinds eind 2005, begin 2006 opgeleverd en bewoond. De Nieuwe Akbar, een uniek complex gebouwd volgens de stijl van de Bossche School is na de renovatie eind 2006 opgeleverd. Een deel van de oorspronkelijke bewoners zijn na de renovaties teruggekeerd naar sociale huurwoningen in deze complexen. De overige woningen zijn verkocht of worden voor hogere prijzen in de vrije sector verhuurd, waarmee meer hogere inkomensgroepen naar de Kolenkit worden aangetrokken.

Vorig jaar heb ik stage gelopen bij Far West om te onderzoeken hoe de wooncomplexen en de

buurt hierdoor veranderd zijn. Far West was vooral geïnteresseerd in de sociale effecten van het mengen van goedkopere en duurdere wijken. De vraag was of de leefbaarheid van de complexen en de omgeving zou verbeteren of verslechteren als door het bouwen van duurdere woningen de bevolkingsamenstelling gewijzigd werd. Ik heb voor dit onderzoek bij 65 bewoners een enquête afgenomen en heb ik 14 bewoners en 7 professionals uit de wijk geïnterviewd.

Prachtwijk of probleemwijk? Het imago van wijken als Bos en Lommer is dat het onveilige en onleefbare getto’s zijn. De uitgebreide aandacht in de media voor rellen en verhalen van weggepeste bewoners wekt de suggestie dat de ‘witte vlucht’ uit deze wijken vooral het resultaat is van criminaliteit, burenruzies en overlast door jongeren op straat. Uit mijn onderzoek bleek al snel dat Bos en Lommer niet in dit beeld past. Een aantal bewoners heeft wel wat onprettige ervaringen opgedaan met de buren of jongeren op straat, maar de meeste bewoners lieten mij weten dat ze niets vervelends hebben meegemaakt. Of ze kozen ervoor het gedrag van jongeren te relativeren (‘Je hebt hier van die twaalfjarige jongetjes die hun eigen fantasiewereld denken dat ze de grootste gangsters van Bos en Lommer zijn.’).

De oude bewoners die terugkeerden naar de sociale huurwoningen lieten zich over het algemeen tevreden uit over de veranderingen in de wijk. Zij zagen stadsvernieuwing niet als ‘wijken voor de rijken,’ maar

Thuis in de ‘prachtwijk’ Bos en LommerBos en Lommer in Amsterdam West is één van de veertig ‘probleemwijken’ die in de komende jaren een ‘prachtwijk’ moet worden. Voorheen waren er vooral goedkope huurwoningen die bewoond werden door grote gezinnen, vaak van Marokkaanse of Turkse afkomst. Nu worden er steeds meer huurwoningen gesloopt en komt er een gevarieerder aanbod aan woningen voor in de plaats, om hiermee meer welvarende mensen naar de wijk te trekken. Voelen de nieuwe en oude bewoners zich thuis in het vernieuwde Bos en Lommer? Rogier Vlaar heeft stage gelopen bij woningbouwcorporatie Far West om dit te onderzoeken.

Er wonen in de wijken te veel minima, vaak van allochtone afkomst.

Page 7: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

7

hoopten juist dat door de komst van de welgestelde autochtonen het imago en de leefbaarheid van de buurt zou verbeteren. Veel van de bewoners vonden het jammer dat de wijk vooral uit mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst bestaat, ook als die bewoners zelf die afkomst hebben. Ter illustratie, één vrouw vertelde dat haar zoontje een keer tot zijn verbazing zag dat er nu opeens zomaar een Nederlands jongentje in de wijk liep. ‘Hij is zeven jaar, hij had nog nooit hier in de buurt een Nederlands kindje gezien. Niet in zijn school, niet in de omgeving. En dat in Nederland...’ Als bewoners ergens wel ontevreden over waren, dan ging het meestal om het vuil op straat, de onaantrekkelijke architectuur, mankementen aan de woningen, of het gebrek aan voorzieningen. De alleenstaande autochtonen die er nu starterwoning hebben gekocht merkten op dat het straatbeeld werd bepaald door islamitische slagers en belwinkels, maar dat er in de Kolenkitbuurt niet een prettig terras of een

Nederlandse warme bakker te vinden was. Velen gaven aan na een aantal jaren hun huis weer te willen verkopen. De gebrekkige aantrekkingskracht van deze buurt heeft dus niet zoveel te maken met de burenruzies en onveiligheid waar de media uitgebreid over berichten, maar meer met de kwaliteit van de omgeving en het gebrek aan voorzieningen.

Integratie In hoeverre is het realistisch om te hopen dat het mengen van arm en rijk, of autochtoon en allochtoon, tot integratie van beide groepen leidt? Veel bewoners hebben namelijk helemaal niet zo veel contact met buren. Het blijft meestal beperkt tot groeten op straat. Sommige bewoners die net een huis hadden gekocht zijn ook nog wel eens bij elkaar over de vloer geweest. Deze bewoners waren er tegelijkertijd ingetrokken, waardoor ze voor dezelfde vraagstukken kwamen te staan met betrekking tot de inrichting van hun huizen. Dit maakte hen nieuwsgierig naar hoe buren die zaken hebben aangepakt. Maar uiteindelijk zijn de meeste kopers er toch niet het type voor om wekelijks bij de buren op de koffie te gaan. Voor de mensen die een er een huis gekocht hebben, was de Kolenkitbuurt in Bos en Lommer eigenlijk niet de eerste keus. Ze wilden het liefst binnen de ring van de A10 wonen, dicht bij de voorzieningen en hun sociale contacten in en om het centrum. Binnen de ring waren er geen betaalbare woningen te vinden, daarom kozen ze een locatie die daar net buiten lag. Het gaat hier dus om mensen die zich wel met Amsterdam verbonden voelen, maar niet zo zeer met de buurt in kwestie. Amsterdam is hun thuis, maar niet de Kolenkitbuurt van Bos en Lommer. Veel van de bewoners van de sociale huurwoningen hebben meer binding met de buurt. Ze hebben vaak vrienden en familie in de buurt. Ook bleken er onder de huurders meer gezinnen te zijn met

kinderen die naar een school in de buurt gingen. Wat dat betreft hebben deze bewoners wel meer sociale binding met de buurt, al is dit beperkt tot contacten binnen het eigen milieu. Wat dat betreft is de Kolenkitbuurt wel echt hun buurt. Velen gaven aan er wel de rest van hun leven te willen blijven wonen, terwijl de bewoners van de koopwoningen en duurdere huurwoningen lieten weten na enkele jaren weer te willen vertrekken. De oriëntatie op de buurt en stad is niet het enige punt waarop bewoners van koop- en sociale huurwoningen verschillen. Taalbarrières en subtiele verschillen in de omgangsvormen vermoeilijken vaak de omgang. Eén bewoner die net een huis had gekocht vertelde dat hij merkte dat ‘bij bewoners van koopwoningen, bij blanke buren, de humor hetzelfde is. Het zit hem vaak in kleine dingen. Even gemakkelijk contact hebben en je snapt elkaar meteen, waardoor je eerder zoiets hebt van, jongens willen jullie ook mijn plantjes doen als ik op vakantie ga. Het zit hem vaak in

kleine dingetjes, merk ik.’ Andersom vertelde een teruggekeerde sociale

huurder ook dat het contact met de nieuwe buren ook niet altijd even gemakkelijk verloopt. ‘Er zijn wel heel veel Nederlanders erbij gekomen, maar we hebben weinig contact. Ze begroeten je amper. Dat vind ik wel heel erg jammer, terwijl bij de buitenlanders eerder een glimlach komt en vraagt hoe het met je is, ook al gaan we niet zoveel met elkaar om. Wij hebben Nederlandse buren gekregen, maar die zijn alleen maar aan het klagen over de trap, over mijn kind dat lawaai maakt. En een buurvrouw die erover klaagt dat de andere buurvrouw Nederlands moet leren... Dat is wel vervelend.’ De twee complexen waar ik mijn onderzoek waren uniek omdat de bewoners van de duurdere en goedkopere woningen vaak de portieken delen. In de nieuwe complexen die gebouwd worden, zijn de portieken van de koop- en sociale huurwoningen doorgaans gescheiden. Als blijkt dat de contacten tussen beide groepen bewoners nauwelijks voorkomen of moeizaam verlopen bij gemengde portieken, valt er van woningen met gescheiden portieken al helemaal niet te verwachten dat die bij kunnen dragen aan de integratie van verschillende bevolkingsgroepen.

Gedeelde waardenEen populaire theorie stelt dat het goed is voor een buurt als er veel koopwoningen staan. Kopers moeten immers hun huis op een gegeven moment weer verkopen, en zodra het huis of de omgeving ervan er niet aantrekkelijk uitziet, kan de waarde van het huis dalen. Bewoners van sociale huurwoningen wonen in het eigendom van iemand anders en zijn daarom minder geneigd om het huis en de omgeving netjes te houden. Deze theorie bleek maar gedeeltelijk van toepassing op de situatie in Bos en Lommer. Tussen bewoners van koop- en sociale huurwoningen waren

“Je hebt hier van die twaalfjarige jongetjes die hun eigen fantasiewereld denken dat ze de grootste gangsters van Bos en Lommer zijn.”

Page 8: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

van jongeren op straat. Veel huurders proberen net als de kopers de situatie te veranderen door medebewoners op overlast aan te spreken. Rolmodellen zijn dus zowel onder de huurders als de kopers te vinden.

Toch bleken de meeste overlastgevers zich wel onder de huurders te bevinden. En diegenen die de

overlast veroorzaken, trekken zich er meestal niets van aan als ze daarop worden aangesproken. Verschillende bewoners meldden dat het geen zin heeft om het wangedrag van kinderen op straat of in de portieken te corrigeren, want ‘ze zeggen dat ze dan schijt aan je hebben. Dan zeg ik maar niks meer, anders kun je weer hun vaders op je dak krijgen.’ Er zijn dus genoeg mensen die zich als rolmodel opstellen, maar het lukt hen niet om lastige buren te beïnvloeden. Met de komst van de koopwoningen worden de problemen in de Kolenkitbuurt vooral verdund, maar niet opgelost.

RogierVlaar

8

er subtiele verschillen in opvattingen over hoe men om dient te gaan met de woningen en de omgeving. Kopers waren er vaak van overtuigd dat het belangrijk is voor de waarde van hun huis als het hele complex uniformiteit naar buiten toe uitstraalt. Bewoners van sociale huurwoningen hechten minder waarde aan een

uniform gebouw. Ze vinden dat andere bewoners er niets over te zeggen hebben over hoe ze met hun eigen woning omgaan. In het Akbarcomplex leidde deze verschillen in opvattingen tot kleine botsingen tussen kopers en sociale huurders. Tot ongenoegen van de kopers, plaatsten sociale huurders vaak kasten op het balkon, lieten ze hun kinderen in de tuin spelen, of nam een bewoner het eigen initiatief tot het bouwen van een schutting in de tuin. Maar over het algemeen bestaat er onder het gros van de kopers en sociale huurders grote overeenstemming over hoe bewoners horen om te gaan met de omgeving. Net als de kopers ergeren vele huurders zich aan de rommel op straat en het gedrag

“Er zijn wel heel veel Nederlanders bij gekomen, maar we hebben weinig contact. Ze begroeten je amper.”

Page 9: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

9

Thuis zijn.... simpel of toch niet?Thuis komen of thuis zijn... dat gevoel kennen we allemaal, ook op verschillende manieren. Niet alleen de huidige woning van iemand kan het thuisgevoel oproepen: het huis van de ouders, de geboortestad en het geboorteland: ze kunnen allemaal op verschillende niveau’s als “thuis” aanvoelen. Een begrip als “thuis’’, is dus zeker niet simpel. Voor bepaalde groepen in de samenleving is dit zeker het geval. Vooral voor de gekleurde geadopteerden die opgenomen zijn binnen Nederlandse gezinnen is het thuisgevoel complex.

In Nederland werd er voor de jaren ’70 vooral aan binnenlandse adoptie gedaan: het waren vooral ongewenste kinderen die door hun moeders werden afgestaan en hierdoor geadopteerd konden worden. Na de jaren ’70 namen deze gevallen sterk af, zo waren er minder ongewenste zwangerschappen door de verbeterde seksuele voorlichting en de toename in het gebruik van anticonceptie. De keuzevrijheid voor Nederlandse vrouwen nam ook toe: zo kon voor een abortus worden gekozen, maar ook voor het ouderschap, zelfs als de vrouw alleenstaand was. Het werd namelijk steeds minder een taboe om je kind alleen op te voeden. Met deze ontwikkelingen in de samenleving, was het adopteren van een kind uit het buitenland alleen wel nog beperkt: tot 1974 was het namelijk nog verboden in Nederland om kinderen afkomstig uit niet-Europese landen te adopteren. Maar met de vraag van Nederlandse koppels en gezinnen om vooral kinderen uit ontwikkelingslanden te adopteren, werd deze wet gewijzigd en bereikte het aantal van vanuit het buitenland geadopteerde kinderen een piek in 1980: het aantal van 1599 kinderen is tot op heden niet meer bereikt. Er werden in de eerste jaren na de wetswijziging vooral kinderen geadopteerd uit Azië en Latijns- Amerika, denk aan de landen: Zuid- Korea, Indonesië, India, Sri Lanka, Bangladesh, Chilli, Peru en Colombia. In de jaren ’90 vond er een verschuiving plaats en werden er steeds meer kinderen uit China geadopteerd.

Met de toename in buitenlandse adopties reisde al snel de volgende vraag op: hoe moeten deze kinderen zich thuis gaan voelen in Nederland? De adoptieouders die als eerst kinderen uit het buitenland adopteerden kregen al gauw het advies om het kind zo Nederlands mogelijk op te voeden. Uit het onderzoek van René Hoksbergen, oud-hoogleraar Adoptie aan de Universiteit van Leiden, getiteld “Vijftig jaar adoptie in Nederland” uit 2002 wordt beschreven hoe deze adoptieouders vooral vanuit idealistische motieven een kind adopteerden. Zij wilden dat de kinderen een goede toekomst bieden en hiervoor moesten zij het verleden achter zich laten liggen. Er was verder ook niet veel bekend over de mogelijke problemen die door deze aanpak zouden kunnen ontstaan en men nam aan dat de kinderen dus ook als volbloed Nederlanders probleemloos opgevoed konden worden. Maar in de jaren ’80 kwamen er verschillende boeken uit waarin openlijk gesproken werd over de opvoedingsproblemen waar adoptieouders tegen aan konden lopen. Bij de kinderen werden er namelijk hechtings- en gedragsproblemen

problemen geconstateerd.

Tegenwoordig is er dus meer bekendheid rondom deze problemen: de huidige hoogleraar Adoptie, Femmie Juffer, verklaart dat het met 70 procent van de geadopteerden uit het buitenland uitstekend gaat en dat er binnen de overgebleven 30 procent met problemen ook veel variatie bestaat. Ouders hebben nu veel meer literatuur bij de hand en worden niet meer geadviseerd om de achtergronden van hun kinderen te ontkennen of niet tot weinig ter sprake te brengen. De geadopteerden kunnen sinds de jaren ’90 ook gebruik maken van veel mogenlijkheden om hun ‘roots’ terug te vinden: zo zijn zoektochten naar biologische ouders, zoals in het bekende programma ‘Spoorloos’ van zijn niet meer weg te denken voor geadopteerden. Dat dit nodig is, blijkt wel uit het feit dat vrouwen in ontwikkelingslanden soms contracten moeten ondertekenen waarin zij beloven geen contact met het door hun afgestane kind zullen opnemen. Femmie Juffers pleit in 2000 al dat er zo onnodig leed veroorzaakt wordt bij zowel de biologische moeders als de afgestane kinderen, daarom is zij voor ‘open-adoptie’: hierbij wordt de biologische moeder meer betrokken bij de opvoeding van het kind, ongeacht haar verblijfplaats. Om dit een meer gangbare vorm van adoptie te laten worden, moeten hiervoor de geschikte protocollen worden ontwikkeld.

De uitspraak dat de aanpak om de eerste adoptiekinderen uit het buitenland zo Nederlands mogelijk op te voeden helemaal gefaald is, is ook niet correct te noemen. Een recent onderzoek van prof. dr. Gloria Wekker en drs. Nathalie Frederiks ‘’ Je hebt een Kleur, maar je bent Nederlands” toont aan dat niet zozeer de bespreking van adoptie binnen het gezin van geadopteerden complexiteit bij de vorming van het thuisgevoel kan oproepen, maar dat vooral de reactie van de buitenwereld hierbij een rol speelt. Binnen het onderzoek zijn tien geadopteerden geïnterviewd die aangeven dat vooral buitenstaanders ze confronteerden met het feit dat zij misschien wel Nederlands waren, maar ook nog ‘’anders’’ waren.

Thuis zijn of je ergens thuis voelen is dus van vele factoren afhankelijk, maar één ding lijkt duidelijk: het moet niet geforceerd worden. Stefanie Amirkhan

Page 10: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

10

Uiteraard staat de homepage van de Cul op mijn computer, als ook op de computer van anderen die zich bezig hebben gehouden met het ontwerp. Ook staat de Cul op de server van onze webhost; dit is ook de plek waar u hem vindt. Toch stelt dit antwoord mij niet tevreden. Als de Cul hier op mijn scherm verschijnt, is de Cul dan ook echt op mijn scherm? En hoe kan die dan tegelijkertijd ook op uw scherm zijn? Als we Gilles Deleuze’s inzichten volgen, moeten we ervan uit gaan dat we alleen iets kunnen weten over de homepage van de Cul door onze ervaringen. Hoe lang we ook over dit probleem blijven tobben, alleen de empirie kan ons volgens Deleuze kennis verschaffen. Echter, zo stelt Deleuze ook, we moeten ons niet, zoals de filosofie voor zo lange tijd heeft gedaan, bezig houden met de vraag waar de homepage van Cul ‘is.’ In plaats van ons te concentreren op identiteit moeten we ons bezig houden met de relaties tussen diegene die de homepage van Cul bezoeken. Met andere woorden, we moeten ons richten op hoe de Cul ‘wordt’ in het web van de gebruikers. Ondanks dat we kunnen bepalen waar iedere gebruiker van de homepage van Cul zich bevindt, kunnen we hiermee nog altijd niet de ruimte die deze homepage beslaat bepalen. Immers, zo zegt De Certeau, ruimte is juist de praktijk van plaatsen, van locaties – het is de wijze waarop wij als gebruikers van de homepage van Cul met elkaar om gaan. Doordat ik de homepage van Cul bezoek of er een link plaats met betrekking tot de Kookcul, en doordat u vervolgens op deze link klikt tijdens uw bezoek aan de homepage creëren wij samen een netwerk van relaties. Bij antropologen, die over het algemeen veel gereisd hebben en dus een grotere wereld kennen dan

de gemiddelde niet-antropoloog, is dit netwerk zelfs nog groter. Als zodanig is de ruimte die gemaakt wordt via het Internet dus inderdaad oneindig. Het netwerk van relaties, van interactie tussen mensen die de site bezoeken is niet ‘wat’ de homepage van Cul is, maar veeleer ‘hoe’ de homepage van Cul ‘wordt.’

***

In de fysieke wereld scheppen wij ook een wereld om ons heen die wij kennen door onze ervaringen. Deze perspectief afhankelijke ervaringen, zo beargumenteert Deleuze, creëren de ‘werkelijkheid.’ De relaties die wij aangaan – relaties van vriendschap, haat, academische interesse, maar ook afstand en prijs – bepalen hoe wij ons in de wereld kunnen begeven. In de lift, bijvoorbeeld, stap ik naar de zijkant als er iemand bij mij instapt, ondanks dat er genoeg ruimte is om te blijven staan waar ik stond. Doordat er iemand mijn wereld binnentreedt pas ik mijn ruimte, mijn praktijk van plaatsen, aan. Dit werd mij duidelijk toen ik mij laatst in het Turks stoombad van sauna Fenomeen bevond. In de sauna zijn mensen naakt, zij laten hier veel meer van zichzelf zien dan wat zij in andere situaties doen. Ondanks dat men slechts zijn naakte lichaam blootgeeft in de sauna en niet noodzakelijkerwijs ook

een deel van zijn diepste gevoelens of gedachten, heeft men in de sauna het gevoel kwetsbaarder te zijn dan anders. Daar waar vreemden, zoals in een lift, iemands ruimte kunnen beïnvloeden op twee meter afstand, kunnen vreemden in de sauna elkaars werelden binnentreden op grotere afstand, juist doordat er geen kleding tussen zit.

Grote en Kleine Ruimtes

In navolging van het thema van deze Cul heeft ons tijdschrift nu eindelijk ook een ‘thuis’ op het web gevonden. Je komt er door naar www.tijdschriftcul.nl te gaan. Ondanks dat de Cul al lang bestaat is er nu pas een eigen website en het zou wellicht bijzonder interessant zijn om het verhaal te vertellen wat schuil gaat achter deze website, ware het niet dat elk verhaal, zo laat Michel de Certeau zien, in wezen een reisverhaal is, een ‘ruimtelijke praktijk.’ Tijdens het downloaden van een Cul uit het archief op de website vroeg ik mij daarom ook het volgende af: waar is deze ‘homepage’ van de Cul eigenlijk?

Page 11: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

11

In het stoombad, een ruimte niet groter dan twee vierkante meter, zie je geen hand voor ogen. Ook mijn niet getrainde, wellicht wat luie oren waren niet in staat het gebrek aan zicht hier te compenseren. Zoaf en toe voel je een koude wind langs je benen en dan weet je: er is iemand het stoombad binnen gekomen. In elke andere situatie zou je je ruimte van twee vierkante meter anders indelen als iemand deze betrad. Echter,

in het Turks stoombad is dit niet op dezelfde manier mogelijk, aangezien ik de ander niet zie. Ik blijf dan ook stug zitten als ik merk – of mezelf verbeeld? – dat er iemand binnen komt. Pas als het stoombad helemaal vol is en ik links en rechts van mij mensen kan ontwaren, moet ik uit deze alternatieve ruimte stappen en rekenschap nemen van het feit dat zelfs in het Turks stoombad mensen mijn wereld kunnen betreden. Om toch enigszins de baas te blijven over mijn

eigen ruimte en te compenseren voor het feit dat ik in mijn blote kont rondloop, beperk ik mijn ruimte in de sauna kunstmatig tot enkele centimeters buiten mij. Door net te doen alsof ik andere mensen niet waarneem als zij tegenover mij in de sauna zitten voorkom ik dat deze anderen mijn wereld binnentreden. Ik ga geen relaties aan met mensen op een meter afstand van mij, ik verbeeld mij slechts de mooie warenhuizen van begin twintigste eeuw Parijs als ik bijkom na een dompelbad in Sauna Deco. Zo lang ik doe alsof ik andere mensen niet zie of hoor blijf ik alleen in mijn eigen wereld. Het is dus ook niet voor niets dat de sauna mij het gevoel geeft nergens te zijn, in plaats van ergens. Zodra ik rustig in de sauna zit, ga ik er weer uit. Vervolgens ga

ik, wanneer ik gewend ben aan het ijskoude water van het dompelbad, naar het stoombad, wat ik al snel weer verruil voor de sauna. Hierna herhaalt de hele cyclus zich meerdere keren. Dit ‘in-between’ zijn – niet in de sauna maar ook niet uit de sauna – wordt pas mogelijk doordat ik alleen ben in de sauna, doordat ik geen relaties aanga met anderen. In het Turks stoombad – waar ik geholpen wordt door het slechte zicht – en in de sauna in het

algemeen, pas ik mijn praktijk van plaatsen, mijn ruimte, aan. Iemand moet mij praktisch aanraken alvorens ik diegene toelaat met mij in een relatie te treden. Zodoende vormen we in de sauna geen netwerk; we creëren geen ruimte en gedragen ons alsof we niet met andere mensen in een wereld zijn.

***

Het Internet en de sauna verschillen enorm van elkaar. In het eerste geval worden ruimtes gecreëerd zonder dat relaties zich in de fysieke wereld afspelen – immers, ik zie niet wie tegelijkertijd met mij de homepage van Cul bezoekt. De ruimte op het Internet is oneindig en altijd veranderend – het is, in Andrew Wood’s woorden, een omnitopia. In de sauna daarentegen trek ik mij terug in mijn eigen wereld, niet door negatieve relaties met anderen aan te gaan – ik ontloop anderen niet, ik ga niet voor ze aan de kant of kijk de andere kant op – maar door simpelweg geen relaties met anderen

aan te gaan. Deze individuele cosmologieën vormen, wat Marc Augé noemt, non-places. Het Internet is een grote wereld waarin iedereen in dezelfde ruimte met elkaar leeft – zodoende is de homepage van Cul dus niet ‘ergens,’ maar overal. Daar tegenover is de sauna een verzameling van minuscule werelden die, zodra men de sauna verlaat, weer opgerekt worden tot de ruimte van de Amsterdamse stadsmens – zeg, twee meter.

Freek Janssenswww.tijdschriftcul.nl is de nieuw opgezette oneindige wereld van de Cul.www.saunafenomeen.nl is de met sluiting bedreigde collectie van kleine werelden.

Zo af en toe voel je een koude wind langs je benen en dan weet je: er is iemand het stoombad binnen gekomen.

Page 12: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

Nkyinkyim

12

Sjoerd van Grootheest

Vorig jaar ben ik definitief bij mijn vriendin ingetrokken. Ze woonde al enkele jaren in de Rivierenbuurt en heeft in al die tijd niet bijzonder veel gedaan om het huisje een beetje op orde te houden. Sinds kort zijn we aan het klussen geslagen. Het versleten tapijt is vervangen door een mooie houten vloer, de bijna zwart geblakerde muren hebben een zonnig likje verf gekregen en er is zelfs een nieuw bankstel op komst. Tegenwoordig vind ik het heerlijk om vroeg in de ochtend beneden te komen en weer te ontdekken dat het huis in buitengewone staat verkeert. Een krantje in de keuken, de balkondeur open als de zon het toestaat, vrolijk Caribische muziek of ontspannen klassiek; sinds jaren niet zo’n zin gehad om vroeg uit bed te stappen in de morgen. Totdat ik mijn voordeur uitloop: de Rivierenbuurt.

Wat een apathisch volgevreten volk loopt hier soms rond. De opschepperige verhalen onder de vrijgezelle dertigers over hoe blij men wel niet is met de rust in de buurt, de solide bouw van de huizen en de blijvende stijging van de koopprijzen. ‘Dit wordt een A-buurt’ wordt er gezegd en men klopt zich trots op de borst. Ondertussen is er in het verlengde van de Pijp geen spreekwoordelijke reet te doen en ademt het wat mij betreft de sfeer van een goed bijgehouden kerkhof in plaats van een gezonde stadsbuurt.

Het moge duidelijk zijn dat ik me niet bijzonder thuis voel in het zuiden van onze stad. Voor de stilte en de rust ben ik niet naar Amsterdam verhuisd. Maar het thuis gevoel is niet al te ver buiten bereik. Als ik de Berlagebrug oversteek en langs de Weesperzijde richting het Amstelhotel fiets voel ik me weer in Amsterdam, de stad waar ik me als kind tijdens een dagje uit met mijn moeder al thuis voelde. Helemaal op mijn plek ben ik wanneer ik na 300 meter op de Weesperzijde de fiets neerzet en een biertje en een krant in café Hesp ga halen. Het doet me denken aan mijn oude stamkroeg ‘de Jug.’ De verweerde donkere houten vloer, het makkelijke contact met de barman, de grote tafels om met vrienden te eten en het kleine hoekje voor een avond met mijn vriendin; of ik nu alleen ben of met een hele groep, vaak voel ik me hier thuis.

Ik probeer er met regelmaat de vinger op te leggen wat het nu is om ‘thuis te zijn.’ Zowel binnen de Nederlandse grenzen als daarbuiten heb ik op verschillende plaatsen gewoond, maar ik kom er toch altijd weer achter dat het thuisgevoel maar van betrekkelijke aard is en veelal bij jezelf te vinden is. Zowel de herinneringen aan het ‘oude vertrouwde’ als de zoektocht naar het avontuur en het onbekende doen mij me op mijn plaats voelen. Als ik alert moet zijn, bijna op mijn tenen moet lopen om niet het leven aan me voorbij te laten schieten, dan voel ik me op me op mijn gemak; vertrouwend op en ‘thuis’ met mezelf. Nu maar hopen dat de nieuwe inboedel me niet gaat vervelen.

‘De Relativithuistheorie’

Naar het centrale thema in deze editie van de CUL wordt in de terugkerende dubbele column ‘Nkyinkyim’ ditmaal het begrip ‘thuis’ besproken. Beide

auteurs geven een visie over in dit geval de rekbaarheid van het begrip thuis en willen u aansporen tot creatief denken. Indien u zich geroepen voelt bent u meer

dan welkom uw reactie aan de redactie te doen toekomen.

Page 13: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

Nkyinkyim‘De Relativithuistheorie’

Naar het centrale thema in deze editie van de CUL wordt in de terugkerende dubbele column ‘Nkyinkyim’ ditmaal het begrip ‘thuis’ besproken. Beide

auteurs geven een visie over in dit geval de rekbaarheid van het begrip thuis en willen u aansporen tot creatief denken. Indien u zich geroepen voelt bent u meer

dan welkom uw reactie aan de redactie te doen toekomen.

13

Daniel Steinmann

Wanneer ik zo nu en dan nog eens in de trein stap om mijn ouders te bezoeken, merk ik dat ik me steeds meer vervreemd heb van het huis waar ik zo’n twintig jaar heb gewoond. Omdat alle kinderen na bijna drie decennia het huis uit zijn, willen mijn ouders eindelijk het droomhuis maken waar ze jaren voor gewerkt hebben. Nu pakken ze hun kans. Door al die veranderingen voel ik me er echter niet meer echt thuis en nadat ik zelf vier keer ben verhuisd in de afgelopen twee jaar begint dit bekende gevoel steeds meer te vervagen. Ik ben me in mijn woonruimtes steeds minder op mijn gemak gaan voelen, daarentegen voel ik me op een andere manier steeds meer geborgen op plekken die niets met het bovenstaande idee van thuis te maken hebben. Dit kan zowel een nieuwe plek zijn of een plek waar ik al jaren kom.

Tijdens mijn reizen in oost en west Afrika heb ik mij meerdere malen en op verschillende manieren thuis gevoeld. In Afrika kwam ik elke keer aan op een warm en tropisch vliegveld en na het afstempelen van mijn paspoort door een norse douanebeambte viel de Afrikaanse lucht als een warm deken om mij heen. Iets wat elke keer weer bij mij naar boven komt is het gevoel van thuis komen. Maar ook wanneer ik dan met tegenzin mijn eerste stappen in Nederland zet bekruipt mij een gevoel van bekendheid. En hoezeer ik ook hoopte dat ik nog met een biertje tussen de palmbladeren zat, dit vertrouwde gevoel betreft ook een soort thuis. In de lijn van Benedict Anderson zou ik hier kunnen spreken van Imagined Homes.

Maar naast het bekende en onbekende thuis op de schaal van een land of zelfs continent kan dit thuis gevoel ook plaats vinden op microniveau. Vaak werd ik in Afrika uitgenodigd om bij iemand op een bankje te komen zitten en een praatje te maken. Gewoon langs de kant van de weg, zonder dat tijd en plaats enige invloed op mij uitoefenden: I made myself at home. En dit thuisgevoel wordt nog sterker als je na een dag, week of zelfs jaar terug kom in dat ene spotgoedkope hotelletje waar de kakkerlakken je gezamenlijk groeten en waar je welkom en op je gemak in slaap valt op het bed met een gat in het midden.

Nu is natuurlijk de vraag: wat maakt een thuis een thuis. Het kan een land zijn als je op een vliegveld aankomt; het vertrouwde huis waar je al twintig jaar woont en de weg in het donker weet te vinden; of elke plek, waar dan ook ter wereld, waar je na een lange reis kan neerploffen en heerlijk in slaap kan vallen. Een gevoel dat je welkom bent, een vertrouwd gevoel, bekendheid, rust en gelukzaligheid zijn kernwoorden die voor mij gerelateerd zijn aan thuis. In mijn geval zal het onvermijdelijk zijn dat ik in een impulsieve daad naar een willekeurige plek zal vluchten om de grenzen op te zoeken van het rekbare thuis.

Page 14: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

14

De daklozen krant, één euro maar!Bij thuisgevoel zie ik onmiddellijk mijn eigen huis voor me: soms is dat het huis waar ik nu woon, soms het huis waar ik ben opgegroeid, maar thuis staat voor mij altijd gelijk aan een gebouw. Hoe zit dit bij mensen die niet zo’n gebouw hebben, mensen zonder huis. Waar voelt een dakloze zich thuis?Met deze vraag in mijn hoofd melde ik mij bij Z-Magazine, de Amsterdamse daklozen krant. Vlak bij het Oosterpark zit het kantoor van deze krant, hier kunnen de verkopers hun kranten inkopen, een kop koffie krijgen, een praatje maken of naar de Nederlandse les gaan. Ik voerde gesprekken met vier totaal verschillende personen. Het nodige leed kwam voorbij: mishandeling, misbruik, ontslag en eenzaamheid. Maar we hadden het ook over het leven in Israël, de democratisering in Bhutan, het verschil tussen zwervers en daklozen en weer een eigen huis krijgen. Het ene gesprek duurde meer dan een uur, het ander maar tien minuten. Met de één kon ik lachen, naar de ander zat ik ademloos te luisteren. Maar allemaal hadden ze iets te vertellen wat de moeite meer dan waard was.

Maurice (34)Waar woon je op dit moment?Op dit moment heb ik een huurwoning. Ik ben in 2004 officieel dakloos geworden en ik heb twaalf maanden op de straat gezworven, dankzij mijn werkgever. Ik werkte bij een zorgverzekeraar die

ging fuseren en in die tijd zijn ze heel slordig met het personeel omgegaan. Ik kreeg het in mijn schoenen geschoven dat ik een kunstwerk gestolen zou hebben. Ik zat zelf op dat moment al bijna acht maanden met een burn out thuis, omdat ik gewoon over kwam in het werk. Die kans hebben zij aangegrepen om mij te ontslaan. Uiteindelijk werd ik drie dagen voor mijn salaris uitbetaling geschorst, dat betekent dat je geen uitkering of geen salaris krijgt, dus het water stond me aan de lippen, het geld was bijna op. Mijn koopwoning moest betaald worden, mijn hypotheek en de lopende leningen en dat ging allemaal niet meer. Ik ben lang bezig geweest om volledige schuldsanering te krijgen, dat is nu rond. Uiteindelijk zijn we vier jaar verder en kan ik de draad eindelijk weer oppakken.

Hoe zag een gewone dag er voor jou uit?Normaal gesproken zou het zo zijn dat je redelijk vroeg opstaat, zodat je om negen uur bij de Z (Z-magazine – red.) bent, even bakje koffie drinken, om tien uur met je krantjes naar de supermarkt toe, daar tot een uur of vier vijf staan, hopen dat je wat geld gemaakt heb, dan kun je een slaapplek zoeken, wat eten en zorgen dat je nog genoeg geld hebt om je kranten te kunnen kopen, de volgende dag. Er gaan dagen voorbij dat je er geen één verkoopt.

Waar sliep je toen je dakloos was?Ik heb in portiekjes geslapen, ik heb de Leger des Heils

container gekraakt, zodoende had ik een plek waar ik warm kon liggen en niet gevonden werd door de politie, want als je gevonden wordt, zit je op tachtig euro per keer. Op straat slapen mag officieel niet, maar er is ook niet genoeg opvang voor al die daklozen.

Waar voel je je thuis?Mijn thuis is merendeels voor deuren hangen bij winkels, om het warm te houden, bij blowertjes, bij koffiehuizen en inloophuizen.. Het verschil dat veel mensen niet zien is dat daklozen mensen zijn die noodgedwongen op straat raakten, terwijl zwervers er echt voor kiezen.

Henry (41)Waar woon je op dit moment?Op het moment woon ik bij een vriend, maar vroeger woonde ik in een caravan, of op straat. Ik ben geboren in Slowakije en ik ben hier nu drie jaar. Mijn kinderen zitten in Tsjechië, bij mijn

ex-vrouw. Mijn vrouw en ik zijn gescheiden, daarna wilde ik iets anders doen. Ik wilde graag naar Nieuw Zeeland, maar ik had geen geld. Toevallig kende ik wat mensen in Nederland. Ik vind het leuk hier, er zijn goede mensen, het is een open land, mensen praten hier en er is werk voor mij. Maar ik weet niet hoe lang ik blijf hier, ik weet niet wanneer ik weer wat anders vind.

Hoe ziet een gewone dag er voor jou uit?Op een werkdag sta ik op, ga ik ontbijt maken, met brood, met salami of met kaas of eieren, later ga ik naar de badkamer en douchen, dan ga ik de hond uitlaten, dan ga ik naar de krant. Twee tot drie uurtjes verkoop ik kranten, dan houd ik pauze en daarna werk ik nog twee of drie uurtjes. Als ik klaar ben ga ik naar huis en ga ik eten maken, met mijn vriend koffie drinken, of ik ga internetten; chatten met mijn kinderen, of een boek lezen. Dat is alles, daarna ga ik slapen.

Waar voel je je thuis?Ik heb geen thuis, ik woon bij mijn vriend, ik heb een klein kamertje daar. Ik heb geen eigen thuis. Als mijn vriend zegt: ‘morgen moet je weg’, dan moet ik weg. Vroeger in Slowakije had ik wel een huis, een huurhuis, daarvoor woonde ik met mijn ouders. Ik wil me graag inschrijven in een andere stad dan Amsterdam, daar is een kortere wachttijd voor een woning.

Page 15: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

15

Shiva (47)Waar woon je op dit moment?Ik ben in de Verenigde Staten geboren, daarna heb ik veertig jaar in Israël gewoond, de laatste paar jaar heb ik weer in de Verenigde Staten gewoond en nu woon ik hier in Nederland. In Israël

was altijd geweld, sommige dagen waren normaal, maar meestal waren er aanslagen of iets anders. In de Verenigde Staten is er geen visuele oorlog, maar het dagelijks leven is daar oorlog, het is daar niet veilig. Ik ben naar de Verenigde Staten verhuisd, omdat ik een alleenstaande moeder ben, ik wilde nog een kind, maar ik wilde niet opnieuw trouwen. Daarom wilde ik dus adopteren, maar in Israël zijn ze heel conservatief, daar kon ik als alleenstaande moeder niet adopteren. Ik ben oogarts, ik wist daarom dat ik ook in de Verenigde staten een goede baan zou kunnen krijgen. Naar Nederland ben ik gekomen om een klacht in te dienen bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Ik wil Israël en de Verenigde Staten aanklagen: ze hebben

chips geplaatst in het hoofd van mij en mijn zoon, zonder dat we dat wisten. Met die chips willen ze ons onder controle te houden. Het is onderdeel van een groot experiment, waar veel landen bij betrokken zijn. Ik ben hierachter gekomen door mijn beroep, als dokter weet ik veel van hersens af.

Waar voel je je thuis?In de VS heb ik in drie verschillende staten gewoond, dat was heel moeilijk voor mijn zoon, maar hij kon zich goed aanpassen, hij sprak binnen een paar maanden vloeiend Engels. Het is niet makkelijk om een land te verlaten; als je een land verlaat, verlaat je je familie. Ik voel me al dakloos sinds ik Israël verlaten heb. Ik had wel een huis in de VS, maar ik voelde me er niet thuis: sloten en deuren betekenen niets daar. Ik was niet dakloos maar thuisloos. Nu ben ik ook dakloos: ik woon op het moment in een daklozen-centrum. Hopelijk kan ik mijn appartement in Israël verkopen, zodat ik hier een huis kan kopen. In Nederland zijn de mensen goed, ze hebben gevoel voor humor, ze zijn niet te rijk, niet te arm, het land is niet te mooi, niet te lelijk, alles is in het midden hier. Alles klopt. Ik voel me hier thuis, Nederland doet me goed. In Israël en de VS werd ik niet geaccepteerd omdat ik een alleenstaande moeder was. Ik werd gediscrimineerd, hier in Nederland gebeurt dat niet. Het is hier warm, ze accepteren me omdat ik een eerlijk persoon ben: ik steel niet, ik gebruik geen drugs, ik drink niet, ik ben een verantwoordelijk persoon. Ik ben een normaal persoon, die gewoon wat rust wil, een normaal leven.

Ronald (41)Waar woon je op dit moment?Ik woon overal en nergens, een beetje rond Amsterdam. Het is òf slapen bij de snelweg, òf ergens waar het koud is. Totdat het zomer is, is het gewoon behelpen. Het leven buiten is zwaar. Ik heb een hond en daarom ben ik niet welkom in de meeste daklozen-instellingen. Ook wil ik gewoon alleen zijn. Als dakloze moet je altijd maar op een zaal met dertig man slapen en ik ben

juist een heel eenkennig raar mannetje, ik heb veel mishandelingen thuis moeten doorstaan, op mijn zesde heb ik al geprobeerd zelfmoord te plegen. Ik groeide op in zo’n ‘aso buurt,’ dat heeft mij toch wel een beetje gestempeld… Ik ben best wel afgeknapt op het leven.

Waar voel je je thuis?Vroeger voelde ik me meestal thuis bij de vader en moeder van mijn beste vriend, daar hingen dan ook de tekeningen die ik op school gemaakt had. Een

vrouwelijke dakloze, die ook een schrijfster was, heeft een keer gezegd: ‘Mijn thuisgevoel is mijn twee tassen die ik altijd mee neem.’ Een thuisgevoel is ook niet meer dan een klein fotootje ergens neerzetten. Mijn thuisgevoel nu is het gebied van Nederland, België en Frankrijk. Ik ben als zwerver een aantal keer in Parijs terecht gekomen. De daklozen zijn daar heel anders met elkaar: in Parijs heb ik een keer met dertig mensen onder één brug geslapen en niemand kwam iemand lastig vallen. Aan de Seine kon ik ook zo met een paar daklozen mee-eten. In Nederland is dat niet mogelijk, hier is het soort-zoekt-soort. Ik blow veel, het liefst zit ik daarom bij mensen die na zessen ook zoiets hebben van ‘mijn hoofd zet ik op half elf en morgen ochtend zie ik wel weer.’ Ook ben ik best wel radicaal links. Ik vind bijvoorbeeld dat elk volk dat onafhankelijk wil worden, dat moet kunnen. Als de aboriginals willen dat de Australiërs weggaan, vind ik dat dat moet. Al die primitieven moeten flatgebouwen en andere bullshit over zich heen laten komen om maar mee te ontwikkelen, ja dat vind ik zo’n verarming van dingen. Heel veel kleine beschavingen, zoals Bhutan dat nu moet democratiseren, raken op die manier hun complete eigenheid kwijt. Als dakloze heb je dit ook, je zult je wel moeten aanpassen, of je wilt of niet.

Toen ik na deze interviews thuis kwam, hoorde ik dat ik een nieuw thuis zou krijgen: een kamer in Amsterdam, eindelijk! Nu, ruim twee weken later, schrijf ik deze interviews uit in mijn nieuwe huis en kan ik me volledig aansluiten bij Ronald: ‘Een thuisgevoel is niet meer dan een klein fotootje ergens neerzetten.’

KayaBouma

“Ik ben een normaal persoon, die gewoon wat rust wil, een normaal leven.”

Page 16: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

16

In het grote museumcomplex in Dahlem zijn prachtige muurschilderingen van gestileerde Boeddha’s te bewonderen die afkomstig zijn uit steden langs de noordelijke zijderoute. Hoe zijn deze muurschilderingen in dat Berlijnse museum terecht gekomen? Peter Hopkirk schreef in zijn Foreign devils on the silk road (Oxford University Press 1984) over ontdekkingsreizigers aan het begin van de twintigste eeuw die op zoek gingen naar schatten en verdwenen steden langs de zijderoute. Het is een spannend boek vol avontuur, ontdekking en roof. Ooit zag ik een documentaire over archeologische vondsten uit het graf van een rijke Romeinse dame in het Engeland van rond 140. Ze bleek een sjaal van zijde te hebben gedragen toen ze werd begraven. Via de zijderoute en daarna Rome was die sjaal uiteindelijk in

Londinium beland. De naam zijderoute voor de historische handelsroutes tussen China en het Romeinse rijk is pas in de negentiende eeuw bedacht. De naam is misleidend omdat er in werkelijkheid vele routes bestonden, afhankelijk van al of niet uitgedroogde waterbronnen in

oases of het gevaar van lokale roofbendes. Bij die handel in zijde, maar overigens ook in goud en ivoor, tussen China en het verre Westen waren de Romeinen en de Chinezen nauwelijks van elkaars bestaan op de hoogte. De handel verliep via tussenhandelaren en eindelijk in Rome aangekomen was de zijde peperduur geworden, evenals de peper zelf trouwens. Een Romeinse schrijver beschuldigde vrouwen er zelfs van dat hun hartstocht voor het nieuwe materiaal een gevaar voor de economie opleverde. Hij vond bovendien dat die zijde te doorschijnend was om met goed fatsoen door een vrouw gedragen te worden. Maar afgezien van de zijde naar het Westen gebeurde er nog iets anders van mondiaal belang. Vanuit India reisden monniken langs de route om in het verre China het boeddhisme te

verspreiden. Het interessante van deze vroege mondiale handel, en uiteraard ook van die mondiale kennisuitwisseling, is dat daarbij handelaren van diverse etnische afkomst, zoals Chinezen, Perzen, Turken, Indiërs, Joden en Syriër, met elkaar handel bedreven op marktplaatsen langs de routes. Hetzelfde fenomeen is te zien bij andere h a n d e l s n e t w e r k e n , zoals de Kula-ring of trans-Saharische karavaanroutes. De zijdehandelaren volgden principes die ook

vandaag de dag gelden, namelijk dat handel alleen goed verloopt bij wederzijds voordeel en wederzijds vertrouwen, de basisprincipes van iedere geslaagde relatie tussen mensen. Het wederzijds vertrouwen bij handelsrelaties wordt vaak bestendigd en versterkt door rituelen, een gemeenschappelijke godsdienst en natuurlijk door familiebanden.

De Keuze van Bert...

Zijde en Boeddha’s

Page 17: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

17

Onder de vele ontdekkingsreizigers die rond 1900 op zoek gingen naar vergeten en verloren gewaande steden, was ook de Duitser Albert von Le Coq. Hij stamde uit een Hugenotenfamilie van wijnhandelaren. (Hoe die Franse Hugenoten in Duitsland terecht waren gekomen, is weer een ander verhaal.) Aanvankelijk volgde hij zijn vader in het bedrijf op, maar dat beviel hem niet. Hij had al enige jaren medicijnen gestudeerd, toen, al ver in de dertig, hij besloot om Arabisch, Turks en Persisch te gaan studeren en als onbetaalde vrijwilliger bij het Etnografisch Museum in Berlijn te werken. In 1904 startte hij zijn eigen expeditie, slechts in het gezelschap van één landgenoot. Karakhoja in Turkistan is een oude ruïnestad en daar aangekomen werden door hen vele schatten, waaronder muurschilderingen en manuscripten gevonden. Op een dag kwamen twee lokale hoofden op bezoek die hen vertelden dat het niet goed voor hen was om alleen te leven en daarom hun dochters als bruiden aanboden. Von Le Coq bedankte uitvoerig, maar merkte op dat ze al getrouwd waren en van de Duitse keizer 25 zeer zware stokslagen zouden krijgen als die zou ontdekken dat ze nog een tweede vrouw hadden getrouwd. Iedere ervaren antropoloog heeft zo’n soort beleefde smoes bij de hand. En iedere avond vulde de binnenhof van hun woning zich met zieke mensen die onmiddellijke genezing van hen verwachtten. Nieuwe expedities volgden en de fraaiste muurschilderingen werden in stukken uit de muur gezaagd om ze naar Berlijn te transporteren en in het Etnografische Museum op te stellen.Tegenwoordig is het mogelijk om een geheel verzorgde reis langs die oude zijderoutes te boeken. Behalve wat ruïnes valt er niet veel meer te zien, maar de landschappen zijn adembenemend - voor wie van droge kale landschappen houdt. De romanschrijver en reiziger Colin Thubron deed de route in zijn eentje en met een minimum aan bagage. Hij reisde van Xian in China naar het Turkse Antakya, bij de grens met Syrië. Zijn verslag heeft een prachtig journalistiekboek opgeleverd, The shadow of the silk road (Chatto & Windus 2006), over de huidige situatie in de landen waar de routes lang geleden doorheen liepen. Het boek bevat vele korte gesprekken met mensen die, Tubhron spreekt redelijk mandarijn, hij onderweg ontmoet. Deze zijn aangevuld met korte historische schetsen.’Veel mensen die hij ontmoet zijn werkelijk stomverbaasd dat hij helemaal naar Europa wil reizen. In Irak en Iran

beginnen jongetjes de schrijver over Manchester United uit te vragen. Kennis van Brits voetbal is cultureel kapitaal dat mondiaal van pas komt. Voor de moderne reiziger is de zijderoute heel wat comfortabeler af te leggen dan wekenlang op een kameel te zitten. Niet alles is echter veranderd. Zo reist Thubron een tijdje met een moderne bus vol onverzorgde handelaren die voortdurend luidruchtig met hun GSM in de weer zijn. Hun drukke bedrijvigheid zal in de tijd van de zijderoutes niet veel anders zijn geweest. En in een oasedorpje raakt hij verzeilt in discussies over de prijzen van dingen. Thubron kan zich nooit

prijzen herinneren en bedenkt dat kennis van prijzen op de zijderoutes van essentieel belang moet zijn geweest.Aan het begin van de reis, als hij nog in China is, bezichtigt Thubron veel Boeddhabeelden. Het boeddhisme kon met zijn nadruk op een volstrekt individuele verlossing in het oude China op veel vijandigheid rekenen van het Confucianisme met zijn nadruk op absolute verplichtingen jegens de familie en de staat. Pas toen Boeddha veranderde in een lachend dikbuikig mannetje omringd door vrolijke kinderen was hij volledig gedomesticeerd en dus ongevaarlijk gemaakt.Kashgar was een stad waar de noordelijke en de zuidelijke routes weer versmolten. Tegenwoordig valt de stad onder Chinees gezag en Thubron spreekt met Ahmadjan die er door de week werkt en in het weekend terugkeert naar de oase waar hij woont. De schrijver vraagt hem hoe het tegenwoordig is.

“Communism has changed nothing,” is het anwoord. De moslim Ahmadjan vertelt dat hij slechts met een vrouw wil trouwen. Ken je haar, vraagt Thubron. “Well, there’s a girl I’m chasing, very pretty. She is working in a cement factory.” Thubron stelt zich een oude Sovjet poster voor. “She’s a builder?” vraagt hij. “Oh no. She operates a computer, computing the cement components. Experimental work.” Thubron is een meesterlijk schrijver die goed kan luisteren.Von Le Coq werd voor zijn vele ontdekkingen beloond met een hoogleraarschap. Een deel van de muurschilderingen die hij had meegenomen (geroofd is de huidige Chinese opvatting) werd gedurende de Tweede Wereldoorlog tijdens bombardementen verwoest, maar belangrijke stukken zijn nog steeds te zien. Wanneer ik in Berlijn ben ga ik altijd even kijken.

Bert Schijf

Page 18: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

18

“Ik heb veel aan antropologie gehad, het heeft me niet alleen veel geleerd over mensen ver weg, maar ook over mijn eigen familie,” zei Keiko toen ik met haar in een restaurant in Singapore zat te eten. Keiko is een 31 jarige Japanse antropologe die het grootste deel van haar leven buiten haar geboorteland heeft gewoond. We waren die middag naar een lezing over kosmopolitisme en wereldburgerschap geweest op de Nationale Universiteit van Singapore. Het ging daarbij vooral over internationaal opererende kunstenaars, diplomaten, zakenlieden en intellectuelen. De zaal had vol gezeten met ‘wereldburgers’; vrijwel geen van de aanwezigen was in Singapore geboren en de meesten zouden waarschijnlijk over vijf jaar alweer ergens anders op de wereld wonen. Door instemmend te knikken en door de opmerkingen tijdens de discussie, had het publiek laten merken dat men veel herkende in de voorbeelden die werden gegeven. Keiko daarentegen had zich tijdens de lezing steeds meer zitten opwinden.

Aan het eind van de discussie had ze een kritische kanttekening geplaatst, maar was er helaas geen tijd meer daar verder op door te gaan. Pas tijdens het eten ’s avonds werd het mij duidelijk dat haar kritische opmerking voortkwam uit een antropologische analyse van haar persoonlijke ervaringen. Het grootste deel van haar jeugd heeft Keiko in Europa gewoond. Haar vader was als scheikundige in de jaren zeventig en tachtig werkzaam op verschillende universiteiten en onderzoeksinstituten in Europa. Samen met zijn gezin woonde hij achtereenvolgens in Rusland, Duitsland, Italië, Zwitserland en Frankrijk. Keiko ging in die landen naar een internationale school en had vriendinnen en vrienden uit de hele wereld. Haar ouders hadden door het werk van haar vader veel contact met wetenschappers uit allerlei landen. Sommigen kwamen bij hen thuis en af en toe maakten

ze gemeenschappelijke uitstapjes. “Het was een heerlijke tijd,” zo vertelde Keiko. “Ik had het goed naar mijn zin in Europa en dacht dat mijn ouders zich ook prima thuis voelden in de internationale omgeving waarin wij leefden. Maar dat bleek op een gegeven moment toch niet het geval te zijn. Op mijn veertiende jaar werd ik naar Japan gestuurd omdat ik teveel verwesterd zou zijn. Ik kan me nog goed herinneren hoe geschokt mijn moeder reageerde toen ze zich voor het eerst realiseerde dat ik niet goed met stokjes kon eten. Vlak voordat Franse collega’s van mijn vader zouden aankomen voor een etentje bij ons thuis, vroeg mijn moeder mij om de gasten voor te doen hoe ze met stokjes moesten eten. Toen ik aangaf dat ik dat niet kon omdat ik zelf niet goed wist hoe dat moest, schrok mijn moeder enorm. Ze kon het niet geloven. Ondanks het feit dat wij thuis nooit met stokjes aten, was ze ervan uitgegaan dat ik dat als Japanse ‘van nature’ wist, omdat het bij ‘onze cultuur’ hoort,” zo gaf

Keiko aan. Daarbij waren haar ouders erg ontdaan over het feit dat Keiko hen soms durfde tegen te spreken en dat zij zelfs daarbij haar armen over elkaar voor haar lichaam hield. Ze waren ervan uitgegaan dat ook dat aspect van de Japanse cultuur ‘als vanzelfsprekend’ naar hun dochter zou zijn overgedragen. Toen ze er bovendien achter kwamen dat Keiko’s vriendenkring niet alleen bestond uit Westerse meisjes maar ook uit Westerse jongens besloten ze haar naar Japan te sturen om van haar grootmoeder een ‘echte’ Japanse opvoeding te krijgen. Van haar veertiende tot haar eenentwintigste jaar woonde Keiko in Japan, de eerste vier jaar alleen met haar grootmoeder, daarna weer bij haar ouders die naar Japan waren teruggekeerd. “Ik paste me aan, maar had het er zeer moeilijk mee. Ik miste mijn vrijheid en mocht geen contact meer hebben met mijn

Mario Rutten:

Keiko

Het is misschien wel de tragiek van de antropologie: het geeft je inzicht in de complexiteit van het menselijke gedrag, maar het geeft je vaak weinig inzicht hoe je daar verandering in

zou kunnen aanbrengen.

Page 19: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

19

vrienden en vriendinnen in Europa. Zodra ik mijn bachelor-diploma had gehaald heb ik er dan ook alles aan gedaan om in het buitenland te kunnen studeren. Gelukkig gaven mijn ouders mij toestemming voor een master-opleiding antropologie in Australië. Ze gingen er daarbij vanuit dat ik na afloop van mijn studie zou terugkeren naar Japan om te trouwen met de man die zij voor mij hadden uitgekozen. Het is echter heel anders gelopen.” Na haar master-opleiding antropologie kreeg Keiko een beurs voor promotie-onderzoek en besloot in Australië te blijven. Ze werd verliefd op een Australiër met wie ze uiteindelijk is getrouwd. Toen ze destijds het nieuws over haar nieuwe vriend aan haar ouders probeerde te vertellen, brak de hel los. Haar moeder was woedend en schreeuwde: “Die Australische man kan geen vrouw krijgen, vandaar dat hij jou neemt. Hij is waarschijnlijk van lage afkomst. Aziatische vrouwen worden nooit geaccepteerd in Australië, je blijft daar altijd een tweederangs burger.” Vanaf dat moment wilden haar ouders niets meer met hun dochter te maken hebben en heeft zij ze niet meer gezien. Het was aan deze confrontatie met haar moeder dat Keiko moest denken toen zij die kritische opmerking maakte bij de lezing over kosmopolitisme en wereldburgerschap die middag: “Vaak wordt de indruk gewekt dat alle kosmopolieten open en progressieve wereldburgers zijn die zich weinig gelegen laten liggen aan tradities en gewoontes. Maar we zien

vaak alleen de buitenkant van het gedrag en niet wat er achter schuil gaat. Sommige mensen die een groot deel van hun leven op verschillende plaatsen in de wereld hebben gewoond, proberen juist veel sterker vast te houden aan wat zij denken dat de traditionele normen en waarden van hun land zijn. Ze zien cultuur vaak als iets dat statisch is en dat je van nature meekrijgt. Door mijn studie antropologie ben ik daar anders tegenaan gaan kijken. Ook begrijp ik door de antropologie beter waarom mijn ouders zich zo gedragen. Ter compensatie van hun internationale leven probeerden zij na verloop van tijd juist bij de opvoeding van hun kinderen met alle macht vast te houden aan wat zij als Japanse cultuur zagen. Later is me duidelijk geworden dat mijn moeder refereerde aan haar eigen ervaringen en gevoelens van niet geaccepteerd worden als Japanse vrouw in Europa, toen zij aangaf dat Aziatische vrouwen nooit echt worden geaccepteerd in westerse samenlevingen. Antropologie heeft me meer inzicht gegeven in het gedrag van mijn ouders, hoewel de pijn er niet minder om is geworden. Zelfs na de geboorte van mijn dochter hebben mijn ouders geen contact met me opgenomen. Dat is misschien wel de tragiek van de antropologie: het geeft je inzicht in de complexiteit van het menselijke gedrag, maar het geeft je vaak weinig inzicht hoe je daar verandering in zou kunnen aanbrengen.”

Wytske Versteeg (2008): Dit is geen dakloze, Rotterdam: Lemniscaat

In haar boek Dit is geen dakloze gaat de 24-jarige politicologe Wytske Versteeg de confrontatie aan met het unheimische gevoel dat (wij) huisbewoners doorgaans van daklozen krijgen. Deze confrontatie begint wanneer ze, zonder het echt te willen, kennis maakt met Marco, een straatkrant verkoper. De ontmoeting loopt als rode draad door het boek en is aanleiding om verschillende aspecten van dakloosheid kritisch onder de loep te nemen. Onderwerpen als de haast instinctieve neiging om van daklozen weg te kijken, kwesties van identiteit en status, altruïsme en egoïsme, problemen van zingeving en verslaving, dilemma’s van hulpverlening en het opjaagbeleid van de grote steden, passeren de revue. En dat doen ze niet zo maar: Versteeg krijgt het voor elkaar om in haar essayistische hoofdstukken de ideeën van filosofen en intellectuelen als Aristoteles, Plato, De Tocqueville, Nietsche, Goffman en Mead moeiteloos te verbinden met de verhalen van bijvoorbeeld Dickens, Shakespeare, Orwell, en Annie M.G. Schmidt. Al deze beroemde namen zouden je kunnen doen denken dat het boek aan elkaar hangt van hoogdravendheid, wat echter zeker niet het geval is. Ook de visies van de daklozen Maurice en Marco, gebruikers Donald en Mehmet, schuldhulpverleners en straatadvocaten, voormalig burgemeester Deetman, buurtbewoners en raadsleden krijgen een plek. En ook hedendaagse sociologen en antropologen worden in Versteegs analyses betrokken.Al met al is Dit is geen dakloze een vlot en origineel geschreven, rijk boek, waar je als je het uit hebt, eigenlijk meteen weer opnieuw mee wil beginnen. Een prachtig voorbeeld van making the exotic familiar and the familiar exotic en wat mij betreft een aanvulling op de boekenkast van elke antropoloog.

Anneke van Walsem

Page 20: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

begon het instituut een groot samenwerkingsproject met verschillende universiteiten, dat zich afspeelde in Utrecht, Lombok. Het zogenaamde TCULT project, “Talen en Culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal”. Er konden verschillende mensen van het instituut meedoen en dat leek me wel wat. Ik had jaren in het archief en de boedels gezeten, en nu wilde ik gewoon weer eens mensen van vlees en bloed om me heen hebben.Veldwerk doen zag ik wel zitten: ik ben geen antropoloog maar ik vond dat wel heel spannend. Ik ben met wat antropologen gaan praten, en heb om wat

tips gevraagd. Het waren leuke gesprekken en ik kreeg er al snel heel veel zin in. We begonnen met een grote deur- tot- deur enquête in Lombok, met veel concrete vragen. Het was een enquête over uitwisseling op het gebied van taal en cultuur in deze multi-etnische wijk; wat weten mensen over elkaar en wat nemen ze van elkaar over. Het bleek een goede manier om bij mensen binnen te komen. Ik ben toen bij heel veel mensen over de vloer geweest voor interviews en ik merkte dat dit mij lag. Het contact verliep goed in die buurt en ik kreeg helemaal de smaak te pakken. Door mijn enthousiasme wilde ik met dit soort onderzoeken doorgaan. Samen met Kitty Roukens en Carolien Bouw van Siswo (het aan de Uva gelieerde, onlangs opgeheven interuniversitaire instituut voor gedrags- en

maatschappijwetenschappen, red.) hadden we een idee om iets te doen met het thema verhuizen. We wisten nog niet precies wat maar we zijn toen begonnen om een werkgroep op te zetten. Er waren verschillende mensen bij betrokken, antropologen en historici. We hebben toen een voorstel voor een onderzoeksproject over migratie en materiële cultuur voor NWO geschreven. Wat nemen migranten mee uit het land van herkomst? En wat hebben nakomelingen van migranten in hun huis staan? En hoe positioneren zij zich hiermee in de samenleving? We vonden het belangrijk dat het niet alleen over de migranten zelf

20

Op de bank met…

Hester Dibbits

Hoe bent u bij het Meertens Instituut terecht gekomen?Nadat ik klaar was met mijn studie Geschiedenis in Amsterdam zag ik een advertentie in de krant staan voor een postdoc-onderzoeker op het terrein van de materiële cultuur . Zo’n postdoc-plaats is voor onderzoekers die al gepromoveerd zijn, maar toen ik belde voor informatie, hoorde ik dat er later ook een advertentie zou komen voor een promotieplek. Ik heb toen direct gezegd dat ik geïnteresseerd was en vervolgens een brief geschreven. Het ging om een onderzoek naar de materiële cultuur in de zeventiende en achttiende eeuw, op basis van een groot databestand met boedelbeschrijvingen. Een onderzoek naar meubels, kleding, serviesgoed, boeken en schilderijen uit die tijd, de manier waarop men daarmee omging en wat voor een rol deze objecten speelden in het dagelijks leven. Het is een interessant onderzoeksterrein omdat er in de zeventiende en achttiende eeuw ontzettend veel veranderde op het gebied van huisinrichting en kleding. Het is onder andere de tijd waarin het porselein, de koffie, thee en andere exotica werden geïntroduceerd. Omdat ik naast de boedels ook andere bronnen wilde gebruiken, heb ik het onderzoek afgebakend en mij voor mijn promotie vooral gericht op twee plaatsen in de Republiek; Doesburg en Maassluis. Het onderzoek sloot heel mooi aan bij mijn studie, omdat ik al veel met materiële cultuur bezig was en stage had gelopen bij het Rijksmuseum. Daar had ik gewerkt aan een tentoonstelling over de VOC.

U heeft onderzoek gedaan naar interieurs van twintigste-eeuwse migranten en hun nakomelingen. Waarom heeft u hiervoor gekozen? Toen ik klaar was met mijn promotieonderzoek was dat net in de tijd dat op het instituut het onderzoek naar de hedendaagse samenleving een belangrijker rol ging spelen. Het instituut moest zich opnieuw profileren en het heden werd nu belangrijker. Op dat moment

Hester Dibbits is als historicus werkzaam aan het Meertens Instituut, een onderzoekinstituut dat zich richt op de bestudering en documentatie van de Nederlandse taal en cultuur. Afgelopen jaar gaf zij een gastcollege bij M&T 1 over migratie en materiële cultuur, met als onderwerp: de interieurs van twintigste-eeuwse migranten en hun nakomelingen. Samen met de oio Hilje van der Horst heeft zij vorig jaar het boekje ‘Turkse en Marokkaanse Nederlanders Thuis’ uitgebracht. Ik spreek met Hester over haar promotieonderzoek, de tweedeling in het interieur van Marokkaanse families en andere migranten in Nederland en wat ‘thuis’ voor haar betekent.

De twee zithoeken in de woonkamer van een Marokkaans gezin. Amsterdam: februari 2007. Foto: Marijke van den Berg

Page 21: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

21

ging maar ook over hun nakomelingen. We wilden kijken naar wat er tussen de generaties verandert. Dat plan werd dus goedgekeurd en dat was het project waar we het tijdens dat college over hadden.

Tijdens het gastcollege bij M&T 1 zei u dat het tijdens uw veldwerk opviel dat jongere generaties ‘back to their roots’ gingen en dat dit één van de aanleidingen voor dit onderzoek was. Kun je zeggen dat er sprake is van een ‘revival of culture’ onder de jongere generaties Marokkanen en Turken met betrekking tot hun interieur?Dat was wel de indruk die ik in Lombok kreeg, dat de tweede of jongere generatie opnieuw bezig was om uit te zoeken waar ze vandaan komen. Dat is ook wat je uit de literatuur haalt; de eerste generatie was veel meer bezig met geld verdienen en overleven, en dus minder met het interieur dan de tweede generatie. Het ingewikkelde is wel dat veranderingen in de interieurmode en het aanbod in meubelwinkels en dergelijke ook veel invloed hebben. Je hebt nu allerlei winkels waar ze ‘koloniale’ teakmeubels verkopen, en bij de Blokker struikel je over de spulletjes voor het Oosterse of ‘duizend en één nacht’ interieur. Je kan aan het interieur niet

altijd zien of bewoners gewoon de mode volgen en kopen wat er in de dichtstbijzijnde winkel te krijgen is, of dat men heel bewust terug grijpt naar het land van herkomst. Sommige mensen met wie we spraken vonden het heel belangrijk om zelf de stoffen voor hun bank of een speciaal Berbertapijt in Marokko te halen. En voor anderen maakte het helemaal niets uit. Dan kochten ze de stoffen of andere spullen op De Bazaar in Beverwijk of in één bepaalde straat in Brussel, een soort klein Marokko waar je alles kunt krijgen. Daar bleken duidelijk verschillen in te bestaan. Zelf heb je altijd het idee dat Marokkaanse kommetjes oud moeten zijn of ambachtelijk gemaakt moeten worden. Maar dat bleek helemaal niet zo te zijn, het mocht juist machinaal vervaardigd zijn en nieuw zijn, als het maar in de afwasmachine kon.

Er komt duidelijk een tweedeling in het interieur naar voren; migranten combineren de Westerse en de Oosterse cultuur. Betekent dat zij zich hier juist wel of niet thuis voelen?

Als je kijkt naar hoe daar over gesproken werd dan was het zo dat mensen die juist heel erg met hun interieur bezig zijn, ook investeren in het hier zijn. Op het moment dat je zegt ‘ik ga hier een leuk hoekje inrichten of een mooie bank kopen die me herinnert aan het land van herkomst’, dan is dat misschien omdat je dat land mist,

maar het betekent ook dat je hier investeert. Je maakt dan toch hier je thuis. En dat is ook wat in de gesprekken naar voren kwam. Veel mensen bleken het fijn te vinden om beide sferen om hen heen te hebben, die van hier en die van daar. Naast kleine hoekjes waarin wat spullen uit het vaderland stonden opgesteld, kwamen we ook grotere ruimtes tegen die helemaal in de sfeer van het land van herkomst waren ingericht. Dit kwamen we vooral tegen bij Marokkaanse families. Sommige van hen hadden twee zithoeken in één kamer: een Marokkaanse en een Europese.Een leuk voorbeeld van die verschillende zithoeken en de verscheidenheid in het gebruik hiervan trof ik aan bij een Marokkaanse vrouw die ik kende van een school. Zij vertelde dat bij haar de vrouwen altijd op de

traditionele Marokkaanse banken zaten en de mannen aan de andere kant van de kamer, want daar stond de televisie. Het liefst had zij trouwens twee aparte

zitkamers gehad. Die wens werd vaker geuit. Soms was het omdat men mannen en vrouwen apart, van elkaar gescheiden dus, wil kunnen ontvangen, maar vaker gaven de geïnterviewden aan dat zij het praktischer vonden omdat er dan één kamer altijd netjes gehouden kan worden. We hoorden ook vaak dat men het gewoon gezelliger vond om als vrouwen onder elkaar te zijn. Als er maar één kamer was bleken de vrouwen vaak naar de slaapkamer te gaan, en zaten de mannen in de woonkamer. Ik had het idee dat de mannen vaak op de Marokkaanse banken zaten voor het bezoek, want de mannen zijn dan op dat moment het bezoek in huis. Maar bij deze vrouw was het weer andersom, omdat de televisie in de andere hoek stond.

Is er in Marokko of Turkije ook sprake van een tweedeling in hun interieur? Het verlangen naar nieuwe Westerse meubels in combinatie met hun Oosterse traditionele interieur?Ja, bij de middenklasse of welgestelde families in Marokko zie je dat veel. Daar is het ook een trend om

Hester Dibbits op de bank. Foto: Marijke van den Berg

Ik had jaren in het archief en de boedels gezeten, en nu wilde ik gewoon weer eens mensen van vlees en bloed om me heen hebben.

Page 22: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

22

een Europese kamer of zithoek te hebben, gecombineerd met een Marokkaanse salon. Een van de twee kamers kan fungeren als ‘de nette diner-kamer’ en de andere gebruik je als je thee gaat drinken. In Turkije heb je bij Turkse families ook vaak een Europese salon en een Turkse kamer, maar het gekke is dat je dat weer niet terugziet in Nederland. Je gaat ervan uit dat als je dat fenomeen daar ook hebt, dat het dan hier wordt overgenomen. Maar de meeste Turkse gezinnen die Hilje van der Horst voor haar promotieonderzoek heeft gesproken, gaven de voorkeur aan een extra kinderkamer boven een ontvangkamer. Toch kun je eigenlijk niet meer spreken van een Westerse stijl, want wat is dat? Het is eigenlijk één grote mengelmoes, Van die Marokkaanse banken bijvoorbeeld bestaan allerlei modellen die helemaal

aan de Europese markt, en Europese woningen zijn aangepast. Ze hebben vaak rugleuningen, zodat ze niet altijd tegen de muur hoeven te staan, wat handig is in ruimtes met lage ramen en centrale verwarming.

Wat weet u van het interieur van andere migrantengroepen in Nederland, zoals Indische/ Indonesische Nederlanders, Surinamers of Hindoestanen? Kun je zeggen dat daar hetzelfde proces in het interieur heeft plaatsgevonden? Ik weet wel dat Surinamers en Indische Nederlanders ook vaak verschillende hoekjes inrichten. Daar wil ik ook nog wel wat over schrijven. Je ziet interessante overeenkomsten in het soort voorwerpen dat mensen neerzetten. Wat we bij vrijwel alle groepen wel tegenkwamen, waren bijvoorbeeld flesjes met zand, schelpen, planten of houtsnijwerk. Dat zijn niet alleen verwijzingen, het zijn ook daadwerkelijk stukjes land van herkomst. Bij sommige groepen kwamen we veel nationale symbolen tegen, bij anderen juist heel weinig. Bij Indische Nederlanders hangen vaak landschapsschilderijen. Ook de kist die meekwam uit Indië neemt bij veel nakomelingen van Indische Nederlanders een belangrijke plaats in het interieur in. Je hebt eigenlijk een vast repertoire aan voorwerpen dat je steeds ziet terugkomen. Bij Afro-Surinamers zie je veel houtsnijwerk, dat zijn vaak ook bijna toeristische souvenirs. Als je naar Suriname op vakantie zou gaan, zou je die ook meenemen. Een Suriname-kaart met een Surinaams vlaggetje erop of een klok uit Suriname. Wat bij deze groep ook opviel waren de vele planten in huis, klimop langs de muren en hoekjes met allerlei planten uit Suriname. Sommige van die planten worden gebruikt bij religieuze rituelen. Interessant is dat die planten dus een bijzondere betekenis kunnen hebben, maar als je dat niet weet, het niet te zien is. Bij Hindoestaanse Surinamers is religie ook voor buitenstaanders vaak veel zichtbaarder aanwezig, in de vorm altaars, beeldjes en afbeeldingen. Daar zie je verder dat, naast Suriname, ook India belangrijk is als referentiekader. Jantine Messing doet onderzoek naar deze groep. Eén van de vragen van het onderzoek was: wat zeggen

die voorwerpen nou eigenlijk? Wat betekenen ze voor die mensen zelf? Twee jaar terug is er een boek van Annemarie Cottaar verschenen: ‘Indisch Leven in Nederland’. Daar staan verhalen in van bekende Indische Nederlanders. Het is een mooi verhaal waarin Helga Ruebsamen vertelt dat zij als dochter veel bij haar moeder op bezoek ging. En dat haar moeder een souterrain had omgebouwd als een Indische kamer met objecten uit Indië. Als ze daar was dan gingen ze herinneringen ophalen. Maar op een gegeven moment kwam ze weer bij haar langs en toen was die kamer ineens opgedoekt, in één keer alles weg. Die moeder was het in een keer zat, die rotzooi moest eruit. Dat vond ik zo mooi, als onderzoeker denk je dat zo’n kamer heel diep gaat. Dat vind ik heel fascinerend aan de materiële cultuur, hoe zit dat nou verankerd?

Wat is ‘thuis’ voor u en wat betekent het voor u?Amsterdam is erg thuis. Dat is zo vertrouwd, ik ben hier geboren en getogen. Maar wat is thuis voor mij? Moeilijk. Ik heb niet zo heel veel gereisd, en ik ben al helemaal nooit echt lang weggeweest, maar ik weet wel dat ik mij op vakantie in Marokko en in New York snel thuis voelde. Ik denk dat ik dan wel snel op zoek ga naar dingen die ik ken, en naar een soort kleinschaligheid. New York vond ik heel Europees, terwijl ik me eigenlijk op iets heel anders had ingesteld. Ik kwam aan en er was daar een of ander biologisch marktje dat leek op de Noordermarkt en toen dacht ik: is dit nou New York? Als je de kleinschaligheid ervan inziet dan voel je je al snel thuis. Wat het in Marokko was, weet ik niet precies. Misschien waren het daar vooral de mooie kleuren die ervoor zorgden dat ik mij direct heel erg prettig en op mijn gemak voelde. Maar ik weet niet of dat hetzelfde is als je ‘thuis’ voelen. Ik weet wel dat toen ik met mijn promotieonderzoek bezig was, ik met een groepje mede-promovendi naar een boerderij in Diepenheim ben gegaan en toen ontzettend ben uitgelachen. We gingen een weekend werken aan ons proefschrift en ik kwam daar binnen, en het zag er vreselijk uit! Overal varkentjes en koetjes in de vensterbank. Ik kan heel slecht tegen lelijkheid. Dat heb ik van thuis meegekregen, mijn ouders zijn allebei estheten, vooral mijn vader. Als we vroeger in een vakantiehuisje waren, dan werden de schilderijtjes omgekeerd of van de muur gehaald als ze lelijk waren. En ik ging exact hetzelfde doen. Er was daar een kast en die heb ik helemaal volgezet met al die varkentjes, koetjes en prullaria. (lacht) Iedereen moest daar erg om lachen, maar ik moest dat gewoon doen om me thuis te kunnen voelen. Ik weet dus wel wanneer ik me niet thuis voel. Dus dan kom je toch weer terug op objecten. Ja eigenlijk wel. Ik kan me heel erg storen aan het laminaat hier thuis bijvoorbeeld. Ik vind het vreselijk, ik vind het zo lelijk. Dat is heel onhandig...(zucht). Lelijkheid kan ervoor zorgen dat ik me niet thuis voel.

RachèlNieuwstede

Dat vind ik heel fascinerend aan de materiële cultuur, hoe zit dat nou verankerd?

Page 23: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

23

Page 24: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

24

Helaas is een tafereel als deze, na een dagje buitenspelen rennend naar huis, niet voor alle kinderen weggelegd. Als je namelijk in het ziekenhuis ligt mag je niet naar huis, terwijl je het juist wel graag wilt. Thuis is dan heel ver weg. In ziekenhuizen wordt altijd veel gedaan om het kinderen toch naar hun zin te maken. Zo ook in het Emma Kinderziekenhuis, de kinderafdeling op de achtste verdieping van het AMC in Amsterdam. Hier worden elke week live programma’s uitgezonden op Emma TV, te vinden op het interne kanaal 25. De programma’s duren ongeveer een uurtje en worden opgenomen in de studio van Emma TV, gelegen in de kelder van het ziekenhuis. Het is een relatief kleine studio met alles erop en eraan, van regie- en montagekamer tot decor- en geluids-hok. Er wordt met professionele apparatuur gewerkt en elke week werken vrijwilligers samen om er weer een leuke uitzending van te maken met de meest uiteenlopende onderwerpen en gasten. Veel bekende Nederlanders zijn al eens op Emma TV verschenen, maar ook onbekende gasten zoals dierenverzorgers, goochelaars en sporters passeren de revue. Tijdens de uitzending mogen de kinderen natuurlijk in de studio zijn. Ze komen met bed en al naar beneden en stellen vragen aan de gasten, beantwoorden quiz-vragen, doen de groetjes en ‘schilderen’ uiteindelijk het programma ‘dicht.’ Elke woensdag presenteer ik het programma ‘Babbels.’ In plaats van de college-banken schaar ik mij dan tussen camera’s, lichten, decorstukken, microfoons en niet te vergeten de kinderen in het ziekenhuis.

Het idee achter Emma TVEmma TV is er om de kinderen even te doen vergeten dat ze ziek zijn. We werken samen met de pedagogisch medewerkers van de kinderafdeling. Zij weten welke kinderen lekker in hun vel zitten en het leuk zouden vinden om een uitzending bij te wonen, omdat het onderwerp hen misschien wel heel erg aanstaat. Pas wanneer de pedagogisch medewerkers toestemming

geven, overleggen wij met de verpleegkundigen welke kinderen ook daadwerkelijk in staat zijn te komen, met betrekking tot medicijnen, geplande onderzoeken en fysieke fitheid. Het is voor veel kinderen vermoeiend om een uur in de studio te zijn, maar tegelijkertijd biedt het ook afleiding. Alleen al het feit dat de kinderen even van de afdeling af zijn, geeft een soort van vrijheid. Emma TV geeft de kinderen ook iets om naar uit te

kijken. In het Emma K i n d e r z i e k e n h u i s liggen alleen kinderen die gedurende lange tijd opgenomen zijn, dus de kinderen maken vaak meerdere uitzendingen mee en staan, zitten of liggen vaak al klaar om weer naar Emma TV te gaan. Ook worden de uitzendingen nog regelmatig herhaald dus zien de kinderen zichzelf terug. Wat Emma TV nastreeft is dat zoveel mogelijk kinderen op de tv komen. Er zijn

drie live programma’s voor verschillende leeftijden, maar ook aan de kinderen die niet in de studio kunnen komen wordt gedacht. Er wordt voor elke week een vast item voor ‘Babbels’ opgenomen. Dit item, Laat je Laken Los, wordt op de afdeling zelf gefilmd. Dus als je niet naar Emma TV kunt komen, komt Emma TV naar jou. Aan het bed worden dan allerlei vragen gesteld over het onderwerp van die week. Dit filmpje wordt ook op zo’n manier verwerkt dat de kinderen zelf zoveel mogelijk in beeld zijn. Hier wordt ook rekening mee gehouden tijdens de uitzending. Er is echter wel een streng beleid rondom het extern uitzenden van de programma’s. Vaak vragen ouders of het mogelijk is de uitzending op DVD te ontvangen. Hiertoe zijn we helaas niet in staat vanwege de privacyrechten van de andere kinderen in beeld. We weten immers niet waar het filmpje uiteindelijk terecht komt. Alleen voor ouders waarvan het kind is overleden worden de beelden van Emma TV op DVD gezet. AfstandTelevisie maken in een ziekenhuis is niet altijd leuk. Het heeft een schaduwzijde waar je mee om moet

Emma TV : Met bed en al de studio in

Als je kinderen buiten ziet spelen herken je vast dat gevoel dat je nooit meer naar huis wilt. Het is zo heerlijk in de zon, met stoepkrijt, touwtje springen en voetballen. Je moeder roept vanaf het balkon dat het nu toch echt wel tijd is en schoorvoetend ren je met rode wangen naar huis.

Page 25: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

leren gaan. Je wordt geconfronteerd met ernstig zieke kinderen die je veel liever rond zou zien rennen op het schoolplein. Het is heel belangrijk dat je dit voor jezelf een plek kan geven en het vooral ook weer los kan laten als jij om vijf uur het ziekenhuis uitloopt op weg naar een gezellig uitje in de stad. Je raakt snel tot een bepaald niveau emotioneel betrokken bij een kind. Je moet leren een bepaalde afstand te houden. Dit merk je wanneer er kinderen naar huis mogen. Je voelt aan

de ene kant grote blijdschap voor het kind, maar het betekent voor ons ook een kind minder voor Emma TV. Het ziekenhuis is voor de kinderen een onnatuurlijke omgeving. Dit in tegenstelling tot thuis, op school en in de speeltuin. Je moet zorgen dat jij bij die onnatuurlijke omgeving blijft horen. Hier wordt ook over gesproken bij je sollicitatiegesprek. Wat voorkomen moet worden is dat je buiten Emma TV om een persoonlijke relatie met de kinderen houdt. Je weet als vrijwilliger dan ook meestal niet wat er precies met een kind aan de hand is. Dat is niet relevant voor wat je met ze doet. Waar ook rekening mee wordt gehouden zijn onderwerpen als ziek zijn, doodgaan en ziekenhuis. Die onderwerpen zijn taboe in de studio. Zo blijven we trouw aan de doelstelling om de kinderen het ziek

zijn even te laten vergeten. Dit betekent verder concreet in dat we infuuspalen en bedden versieren en verhullen met stoffen. Emma TV is altijd heel intensief, maar tegelijkertijd is het een perfecte mengelmoes van emoties, die ervoor zorgt dat je met een voldaan gevoel naar huis kan gaan.

Annika van Oostveen

Wil je altijd op de hoogte zijn van de gebeurtenissen in het Spinhuis?Wil je thuis verrast worden met de nieuwste antropologische artikelen?

Wil je, kortom, nooit meer de Cul mislopen?

Neem dan nu een abonnement!

Voor vijftien euro per jaar ontvang je vier keer de Cul thuis op je deurmat. Voor tien euro erbij steun je bovendien ook het enige echte Amsterdamse

antropologen tijdschrift!

Stuur een e-mail naar [email protected] of ga naar www.tijdschriftcul.nl

De Cul is gratis af te halen op het Spinhuis. Iedereen die wel geïnteresseerd is in antropologie, maar niet altijd de Cul op het Spinhuis kan ophalen, kan een abonnement nemen voor € 15,- per jaar, waarbij alle vier de nummers van Cul thuis worden gestuurd. Het is tevens mogelijk een steun-abonnement te nemen

van € 25,- per jaar.

25

Page 26: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

26

Liftwedstrijd wederom hoogtepuntDit jaar vond de jaarlijkse liftwedstrijd plaats naar Rostock, een universiteitsstad in het noorden van Duitsland. Net als vorig jaar werd de bestemming pas op de ochtend van vertrek bekendgemaakt.

“Rostock? Rostock? Ligt dat in Zweden?” Een paar antropologen staan ietwat verward met hun kop koffie bij het Spinhuis, terwijl intussen de meest fanatieke koppels al zijn weggerend om de eerste lift te scoren. Het is 08:00 uur, vrijdag 4 april, en langzaam maar zeker vinden alle twaalf de koppels hun weg naar de snelweg. Alle koppels en Daan, want Daan is heldhaftig genoeg om, ook al heeft zijn liftpartner de avond van te voren afgezegd, toch nog mee te doen met de wedstrijd. Onderweg worden als vanouds de nodige telefoontjes gepleegd en smsjes verstuurd naar de tegenstanders om te verifiëren waar iedereen zich bevindt. Het blijkt een spannende race waarin veel mensen gelijk opgaan. Om 17:12 komt het eerste koppel aan in het Bräckföst hostel in Rostock: Mardjan en Sanna mogen zich de gelukkige winnaars prijzen.De eerste avond wordt gespendeerd in het café om de hoek, waarna wordt afgezakt naar een raadselachtige club in een grot.Zaterdagmiddag ligt er een rondvaartboot klaar met een tocht die qua uitzicht naar de mening van velen niet veel verschilt van het IJ. De Stubnitz, een feestboot die gemiddeld een maand per jaar in de Amsterdamse haven ligt, blijkt hier haar thuishaven te hebben. Het is geen verassing dat voor velen op deze boot de zaterdagavond begint.

Een memorabele avond, die zich voortzet in een reggaeclub en eindigt met antropologen die op straat sneeuwengeltjes proberen te maken in de regen.Kwakiutl voorspelt dat er over een paar jaar geen lifters meer worden meegenomen op zondag. Dit is een dag waarop merkwaardig genoeg alle lifters die je meeneemt een gigantische kegel achter laten in je auto… Het mag dus gezegd worden dat de liftwedstrijd ook dit jaar weer een succes was.

Pimp my borrelOp de reünie borrel van de liftwedstrijd werd eindelijk gedaan wat we al veel langer wilden doen: er werd eten geserveerd op de borrel.

Omdat dit zo’n groots succes bleek, is besloten hier een wekelijks terugkerend fenomeen van te maken. Na de eerste editie – de Rostocker bratwursten – heeft de Common Room, in samenwerking met Kwakiutl en enthousiaste studenten, onder meer hamburgers en sushi aangeboden tegen meer dan schappelijke prijzen. Uiteraard willen wij dit succes graag voortzetten, maar wij zijn niet elke week in staat het te realiseren. We zijn dus hard op zoek naar mensen die ideeën hebben voor leuke en makkelijk te realiseren maaltijden. Kun je koken voor veel mensen? Of heb je een idee? Of een mening? Laat het weten aan de mensen achter de bar in de Common Room!

Thou shall keepit campingHet lijkt een traditie te worden dat SEC en Kwakiutl elk jaar een van de themafeesten plaats laten vinden in de Catacomben onder de Posthoornkerk.

Ook dit jaar werd de kelder een avond lang bevolkt door sociologen en antropologen, dit keer kwamen de Spinhuisbewoners als doorgewinterde campinggangers. Het thema “keep it camping” bleek uitermate succesvol, de Sjonnie en Anita elementen waren volop

Page 27: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

27

vertegenwoordigd onder de feestgangers. Zoals blijkt zet een hoogwaardige, inspirerende academische omgeving als het Spinhuis aan tot het met trots dragen van trainingsbroeken en grote gouden bling. Al naar gelang de avond vorderde werd het als vanouds steeds warmer en benauwder in de Catacomben en kwamen de suggesties dat ze daar toch iets aan de ventilatie moeten doen van steeds meer kanten. Toch mocht het de pret niet drukken en eindigde de avond met een collectief protest toen om 3 uur de muziek uit ging en de lichten aangingen. No worries, het was niet het laatste feest van het jaar!

Kwakiutl zoekt bestuurHet einde van het jaar is bijna in zicht en dat betekent dat er zes nieuwe bestuursfuncties te vergeven zijn!

Voor ons zit het er bijna op, we moeten bijna plaats gaan maken voor een nieuw bestuur. Heb je interesse in een positie binnen het dagelijks bestuur (voorzitter, secretaris, penningmeester) of wil je een commissie voorzitten (activiteitencommissie, feestcommissie, studentencommissie),

laat het dan aan ons weten! Een bestuursfunctie binnen Kwakiutl is uiteraard hard werken, maar het betekent ook dat je deel uitmaakt van een enthousiast team, veel leuke activiteiten organiseert en bestuurlijke ervaring opdoet.Je hoeft natuurlijk nog niets te beslissen, ook voor vragen, informatie of een oriënterend gesprek kun je altijd bij ons terecht. Stuur een mailtje naar [email protected] of spreek ons aan in de wandelgangen van het Spinhuis of de studentenkamer (0.13)

Agenda voor de komende maanden

4 juni 17:00 Spinhuis Keuzevakkenavond

12 juni 18:00 Spinhuis Prijsuitreiking fotowedstrijd

26 juni 17:00 Spinhuis Laatste borrel met gratis BBQ!!

Page 28: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008

28

KookculHolle Vis

Jean-Paul Satre was een eenzame man. Omdat men, wanneer men relaties met anderen aan gaat, altijd zal proberen de ander te overwinnen door als bewustzijn deze ander tot object te maken, leiden ogenschijnlijke vriendschappen slechts tot oorlog. Liefde is bedrog. De mens is alleen.

Net als elke andere mens besloot Sartre zijn eenzaamheid te verzachten door te eten. Hij schreef er zelfs een kookboek voor wat gelukkig door Marty Smith van de vergetelheid gered is (lees: door Marty Smith geschreven is). Echter, elke voorganger op deze pagina zal weten dat het schrijven van recepten niet eenvoudig is. Pijn en moeite zijn noodzakelijke ingrediënten van een goed recept – en dan nog kom ik vaak niet verder dan ‘bonenprut.’

Achter de computer in Italië begrijp ik dat goede gerechten eigenlijk niet om recepten gaan. Het is de kwaliteit van de producten die een gerecht kunnen maken of juist kunnen verpesten. Sartre’s poging om een kookboek te schrijven was dus al vanaf het begin gedoemd te mislukken. Toch, Satre’s kookboek is het enige kookboek wat ik heb. Mijn vertaling van enkele passages luidt als volgt:

3 oktoberSprak met Camus over mijn kookboek. Ondanks dat hij nooit echt heeft gegeten, moedigde hij mij aan. Ik ben onmiddellijk naar huis gegaan om te beginnen. Hoe spannend! Ik ben begonnen aan mijn recept voor een Denver omelet.

4 oktoberIk werk nog altijd aan de omelet. Er waren problemen. Ik maakte de ene omelet na de andere, als soldaten die de zee in marcheren, maar elke leek leeg, hol, als steen. Ik wil een omelet maken die de betekenisloosheid van het bestaan uitdrukt, maar in plaats daarvan smaken ze aan kaas. Ik bleef naar ze staren, maar ze kijken niet terug. Ik heb geprobeerd ze met het licht uit te eten. Werkte ook niet. Malraux adviseerde paprika.

6 oktoberIk heb me gerealiseerd dat de traditionele omelet (ei en kaas) bourgeois is. Vandaag probeerde ik er een te maken van een sigaret, wat koffie en vier kleine stenen. Ik gaf het aan Malraux, die kotste. Ik ben gemotiveerd, maar mijn reis is nog lang.

10 oktober Ik maak steeds radicalere interpretaties van traditionele gerechten in een poging om op de een of andere manier de leegte uit te drukken die ik zo sterk voel. Vandaag probeerde ik dit recept: Tonijn Casserole. Ingredienten: 1 grote casserole Recept: Plaats de casserole in een koude oven. Plaats een stoel voor de oven en zit er in tot oneindigheid. Denk aan je honger. Als de nacht aanbreekt, doe de lichten niet aan.Ondanks dat dit recept leegte uitdrukt, blijf ik steken op de ontoepasbaarheid in de bourgeois levensstijl. Hoe kan een eter herkennen dat het eten wat hij niet krijgt tonijn casserole is en niet iets anders? Ik raak steeds meer gefrustreerd.

Page 29: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

29

18 novemberVandaag heb ik weer een andere variatie geprobeerd: sap, toast, melk en Cheetos. Alweer een mislukking. Ik heb alles geprobeerd. Sap, toast, melk en whisky, sap, toast, melk en kippenvet, sap, toast, melk en iemands speeksel. Niets helpt. Ik ben in pijn. Sap, toast, melk, ze schieten door m’n hoofd als vuur, als een heidense drieeenheid van wrede ontkenning. En het vierde ingrediënt? Wat kan het zijn? Het ontbreekt me als een laatste couplet, de Heilige Graal. Ik moet mijn taak voltooien, maar ik heb geen geld meer voor eten. Misschien is de mensheid niet bestemd te weten...

1 decemberIk ben vijfentwintig pond per week aangekomen voor twee maanden en ik ervaar nu lichte schommelingen. Het is stom dik te zijn. Mijn pijn en ultieme eenzaamheid zijn nog even authentiek als ze waren toen ik dun was, alleen imponeren ze meisjes nu minder. Vanaf nu zal ik leven op sigaretten en zwarte koffie.

Vanzelfsprekend zal ik dus hier deze keer geen recept optekenen. Ik zal niet spreken over hoe die lekkere tonijn met kappertjes en olijven klaar te maken. Ook zal ik mij niet wagen aan het schrijven van een recept voor venusschelpen met knoflook en saffraan, of voor krab en zeebaars en octopus. Ook mijn geld is op en ik wil niet, net als Sartre, vervallen in pure eenzaamheid.

Zoek het zelf maar uit. Ga naar de Kloveniersburgwal 13 voor Amsterdam’s beste vis.

Page 30: 15 * 4: Wonen

CU

L juni 2008C

ultureleAgenda30

-De Cul Agenda-

Muziek

1 juniKálmán Balogh en Petar Ralchev – Twee grootmeesters van de BalkanmuziekTwee muzikale grootmeesters: cimbalist Kálmán Balogh en Petar Ralchev op de accordeon, staan garant voor muzikale hoogstandjes, en momenten van je reinste magie. www.concertgebouw.nl

16 juniAlpha BlondyDe Afrikaanse koning van de reggae, afkomstig uit Ivoorkust, werd geïnspireerd door Bob Marley. Zijn songs zijn geschreven in een mengeling van Frans, Engels en Mandingue. Rootsreggae onder invloed van Afrika.www.melkweg.nl

14 juni tot en met 28 juliAfrikaans danscaféElke tweede en laatste zaterdag van de maand is er

dansbaar Afrikaans van het hele continent, gedraaid door wisselende dj’s. Maar liefst drie euro!www.afrikaansdanscafe.tk

Tentoonstelling

Tot en met 27 juniVan Senegal tot MaliFoto’s van Heleen van Dijke. Van Dijke heeft getracht, door juist op alledaagse situaties te focussen, Afrikanen op een bijzondere wijze vast te leggen: een gemêleerd gezelschap van mensen en hun omgevingwww.oba.nl( Bibliotheek Bos en Lommer)

13 juni tot en met 18 oktober Malick Sidibé- ChemisesFoam Fotografiemuseum Amsterdam presenteert deze zomer uniek werk van de beroemde Malinese fotograaf Malick Sidibé (1935).www.foam.nl

Film

6 tot en met 10 juniBeeld voor Beeld FestivalBeeld voor Beeld is een documentaire filmfestival waarbij cultuur en beeldvorming centraal staan. Voortgekomen uit de visuele antropologie, vertoont het festival documentaires over uiteenlopende (sub)culturen, en biedt het een ontmoetingsplaats voor filmmakers en publiek met verschillende culturele achtergronden.

7 juniBetween lines: India’s third genderAls vrouw en Indiase, slaagt fotografe Anita Khemka erin dicht bij de Hijras in India te komen, iets dat geen enkele westerling of man ooit zou kunnen bereiken. Als hermafrodieten die een eigen groep vormen, leven de Hijras aan de rand van de hindoeïstische maatschappij. Hoewel hun bestaan officieel wordt ontkend en ze onvruchtbaar zijn, hebben Hijras volgens de Hindu religie het talent om vruchtbaarheid te verspreiden. In de documentaire wordt Anita Khemka gevolgd door India samen met drie Hijras – Laxmi, Ramba en Asha – op een reis naar een fascinerende en bizarre wereld.

Thomas Wartmann (Germany) /India / 2005 / 95 min Beeld voor Beeld festival6 juniA life with Slate

Page 31: 15 * 4: Wonen

CU

L ju

ni 2

008

Cul

ture

leA

gend

a

31

Alampu is een prachtig en extreem geïsoleerd dorp in Nepal. De meerderheid van de bewoners behoren tot het Thami volk. Meer dan 90 % van hen is werkzaam in de productie van leisteen in Alampu. We zien de sociale verhoudingen, de samenwerking tussen de mijnwerkers en de intimiteit van de mijnwerkersfamilies. De film beschrijft tevens het sociaal-culturele leven in het dorp en de relatie tot de omgeving. De activiteiten van de mannen en vrouwen

zowel in de mijn als in het dorp hebben een bijna poëtische dimensie.

Dipesh Kharel (Nepal) /Nepal /2006 /59 min | Beeld voor Beeld festival9 juniRwanda, the Hills Speak OutElf jaar na de genocide volgt deze film de overlevenden en de martelaars voor en na de eerste Gacaca tribunalen, waar zij elkaar voor het eerst ontmoeten. Obede wordt aangeklaagd als kindmoordenaar. Gahutu, die geen spijt heeft, spreekt tegen de rechter over slangen als hij praat over degene die uitgeroeid worden. En uiteindelijk is er François, die zijn eigen broer moest doden om te overleven. Door middel van deze drie verhalen vormt zich een portret van een samenleving in oorlog tegenover de ideologie van genocide, die aanwezig blijft.

Bernard Bellefroid (Belgium) /Rwanda / 2006 / 52 min Beeld voor Beeld Festival

Meer informatie over het programma:www.beeldvoorbeeld.nl

CU

L ju

ni 2

008

Page 32: 15 * 4: Wonen

www.tijdschriftcul.nl