1.1 Elke generatie kiest opnieuwwjvanderzanden.nl/sites/default/files/Sheets Klas 4...verandert de...

18
1.1 Elke generatie kiest opnieuw Op elk moment in je leven moet je keuzes maken: De keuze naar welke middelbare school je gaat; De keuze waar je op vakantie gaat; De keuze waar je gaat wonen als je het huis uit gaat; De keuze of je veel wilt werken of wat minder wilt werken en daardoor meer vrije tijd hebt; De keuze wat je gaat doen na je pension. Economie gaat over het maken van keuzes. Je moet keuzes maken omdat de hoeveelheid tijd en geld die je hebt maar beperkt is. 1 Willem-Jan van der Zanden

Transcript of 1.1 Elke generatie kiest opnieuwwjvanderzanden.nl/sites/default/files/Sheets Klas 4...verandert de...

1.1 Elke generatie kiest opnieuw

Op elk moment in je leven moet je keuzes maken: • De keuze naar welke middelbare school je gaat; • De keuze waar je op vakantie gaat; • De keuze waar je gaat wonen als je het huis uit gaat; • De keuze of je veel wilt werken of wat minder wilt werken en daardoor meer vrije tijd hebt; • De keuze wat je gaat doen na je pension.

Economie gaat over het maken van keuzes. Je moet keuzes maken omdat de hoeveelheid tijd en geld die je hebt maar beperkt is.

1 Willem-Jan van der Zanden

1.2 Welke kosten tellen mee?

Mensen en bedrijven maken steeds keuzes: Consumeren = Iemand (een consument) koopt iets om het te gebruiken (en niet om er geld mee te verdienen); Bv. je ouders kopen een huis. Investeren = Een bedrijf koopt iets om er geld mee te verdienen; Bv. een bedrijf koopt een gebouw. Consumenten en bedrijven hebben maar een beperkte hoeveelheid geld. Er moeten dus steeds keuzes gemaakt worden. Schaarste = De spanning tussen de oneindige behoeften en de beperkte middelen. In de economie is een product schaars als er een inspanning geleverd moet worden om dit product te maken.

2 Willem-Jan van der Zanden

1.2 Welke kosten tellen mee?

Schaarse goederen =Er moet een inspanning geleverd worden om dit goed te maken. Bv. brood is een schaars goed. Er is meel, een oven, een gebouw en personeel voor nodig om het te maken. Let op: Brood is overal verkrijgbaar. Toch is het volgens de economie een schaars goed. Er moet immers een inspanning geleverd worden om het te maken. Vrije goederen = Er hoeft geen inspanning geleverd te worden om dit goed te maken. Bv. De lucht die je in ademt, zonlicht. Economie gaat over de keuzes van consumenten en producenten. Wanneer je uit een aantal mogelijkheden kunt kiezen, is het handig om deze keuzes in Geld uit te kunnen drukken.

3 Willem-Jan van der Zanden

1.2 Welke kosten tellen mee?

Voorbeeld: Peter heeft de keuze tussen: a) Een weekend weg met zijn vrienden (Kosten € 100,-); b) In het weekend werken bij een restaurant (Loon € 120,-).

Als Peter kiest voor een weekend weg met zijn vrienden kost hem dit € 100,-. Peter loopt dan ook het geld mis (€ 120,-) wat hij zou kunnen verdienen met werken. Deze € 120,- noemen we de opofferingskosten van een weekend weg. Opofferingskosten = de gederfde (niet ontvangen) opbrengsten van de niet gemaakte keuze. De totale kosten van een weekend weg voor Peter zijn dus: €100,- + €120,- = €220,-

4 Willem-Jan van der Zanden

1.3 Het budget, wat koop je ervoor?

Voorbeeld 1: Petra krijgt van haar ouders elke maand € 20,- beltegoed voor haar mobiele telefoon. Dit bedrag van €20,- is haar budget. Ze geeft dit bedrag elke maand volledig uit. Het bellen kost per minuut € 0,10. Een sms kost per keer € 0,05. Mogelijkheid 1: Petra belt 100 minuten. Kosten € 0,10 x 100 = € 10,- Petra stuurt 200 SMS’jes. Kosten €0,05 x 200 = € 10,- Mogelijkheid 2: Petra belt 150 minuten. Kosten €0,10 x 150 = € 15,- Petra stuurt 100 SMS’jes. Kosten €0,05 x 100 = € 5,- Beide keren zijn de totale kosten € 20. Zo zijn er een heleboel mogelijke combinaties waarvan de totale kosten € 20,- zijn.

5 Willem-Jan van der Zanden

1.3 Het budget, wat koop je ervoor?

Voorbeeld 1: Petra krijgt van haar ouders elke maand € 20,- beltegoed voor haar mobiele telefoon. Dit bedrag van €20,- is haar budget. Ze geeft dit bedrag elke maand volledig uit. Het bellen kost per minuut € 0,10. Een sms kost per keer € 0,05. b = het aantal minuten dat Petra per maand belt; s = het aantal sms’jes dat Petra per maand verstuurd. Er geldt nu de volgende budgetvergelijking: 0,10b + 0,05s = 20 Dit is de formule van de budgetlijn van Petra. Hier kun je een grafiek van tekenen. Stap 1: Maak een tabel:

b 0 100 150 200

s 400 200 100 0

6 Willem-Jan van der Zanden

1.3 Het budget, wat koop je ervoor?

Voorbeeld 1: Petra krijgt van haar ouders elke maand € 20,- beltegoed voor haar mobiele telefoon. Dit bedrag van €20,- is haar budget. Ze geeft dit bedrag elke maand volledig uit. Het bellen kost per minuut € 0,10. Een sms kost per keer € 0,05. Stap 2: Teken de grafiek:

Let op: • Als het budget van Petra verandert verschuift de budgetlijn evenwijdig; • Als één van de prijzen verandert, verandert de helling van de budgetlijn.

7 Willem-Jan van der Zanden

1.3 Het budget, wat koop je ervoor? Voorbeeld 2: Jan krijgt per maand € 100,- van zijn ouders. Dit bedrag geeft hij elke maand uit aan boeken. In 2014 kostte het gemiddelde boek € 10,- In 2015 is de gemiddelde prijs van een DVD met 10% gestegen. In 2014 kon Jan € 100,-/€ 10,= 10 boeken per maand kopen. In 2015 kan Jan € 100,-/€ 11,= 9,09 boek per maand kopen. In de economie zeggen we nu dat de koopkracht of reële waarde van het budget (het aantal producten wat je met je budget kunt kopen) is afgenomen. Procentuele verandering koopkracht = De koopkracht van Jan is met 9,1% afgenomen.

Koopkracht nieuw Koopkracht oudx100%

Koopkracht oud

9,09 10x100% 9,1%

10

8 Willem-Jan van der Zanden

1.3 Het budget, wat koop je ervoor?

9 Willem-Jan van der Zanden

De ontwikkeling van de koopkracht voor verschillende soorten huishoudens per maand in 2015.

1.4 De invloed van andermans keuze

10 Willem-Jan van der Zanden

1.4 De invloed van andermans keuze Bij het spelen van spellen zoals schaken, dammen, Monopoly, Colonisten van Catan, …. hebben de beslissingen van een speler invloed op de andere spelers en omgekeerd. In de economie is dit ook het geval. Als de overheid de belastingen verhoogt, zullen de mensen minder geld uit gaan geven omdat ze minder te besteden hebben. Speltheorie = Een onderdeel van de wiskunde waar het nemen van beslissingen centraal staat. PDF – Levensloop Hoofdstuk 1 – Prisoner’s Dilemma Voorbeeld 1 (Prisoner’s dilemma): Twee misdadigers A en B die samen een bank hebben beroofd worden gepakt. Als A bekent en B niet, wordt A getuige en daarom vrijgelaten en krijgt B 20 jaar cel. Andersom als B bekent en A niet wordt B vrijgelaten en krijgt A 20 jaar cel. Als beiden niet bekennen krijgen ze elk 1 jaar cel (gebrek aan bewijs). Als beiden bekennen krijgen ze elk 5 jaar cel.

11 Willem-Jan van der Zanden

1.4 De invloed van andermans keuze

12 Willem-Jan van der Zanden

1.4 De invloed van andermans keuze Maak een opbrengstenmatrix waarin je de gegevens overzichtelijk weergeeft: Bij speltheorie gaan we uit van de volgende regels: 1) “spelers” van het “spel” nemen rationele beslissingen, ze willen een zo hoog mogelijke uitbetaling; (Een zo hoog mogelijke uitbetaling is hier een zo laag mogelijke straf) 2) De “spelers” weten evenveel van elkaar (symmetrische informatie); (De gevangenen zitten in afzondering van elkaar en weten dus allebei niets).

13 Willem-Jan van der Zanden

B

Bekennen Zwijgen

A

Bekennen 5 EN 5 0 EN 20

Zwijgen 20 EN 0 1 EN 1

1.4 De invloed van andermans keuze 3) Bij een coöperatief “spel” werken de spelers samen; Bij een niet-coöperatief “spel” beconcurreren spelers elkaar; (Als de gevangenen kunnen overleggen is er een coöperatief spel als ze elkaar vertrouwen, anders is het spel niet-coöperatief. We gaan hier verder uit van een niet-coöperatief spel) 4) De strategie geeft aan wat een “speler” in een bepaalde situatie gaat doen. De strategie is gericht op een zo hoog mogelijke uitbetaling; (De gevangenen moeten elk de keuze maken of ze bekennen of zwijgen) 5) De uitbetaling is de verwachte opbrengst van een strategie; (Deze is te vinden in de tabel, uitbetaling is nu de straf die een gevangene krijgt) 6) Een dominante strategie is een strategie die het meeste oplevert, ongeacht de strategie van de ander; (Als A bekent, krijgt hij 5 of 0 jaar straf. Als A zwijgt, krijgt hij 20 of 1 jaar straf; Als B bekent, krijgt hij 5 of 0 jaar straf. Als B zwijgt, krijgt hij 20 of 1 jaar straf; Voor beide gevangenen is het, het beste om te bekennen. Bij zwijgen is de straf altijd langer, wat de andere gevangene ook doet)

14 Willem-Jan van der Zanden

1.4 De invloed van andermans keuze 7) Het evenwicht is de voorspelling van de uitkomst van het “spel”; (De uitkomst van het spel is dat beide gevangenen zullen bekennen) 8) De gedomineerde strategie is de strategie die in alle gevallen het minst oplevert; (Zwijgen is de gedomineerde strategie, want deze levert in alle gevallen de meeste straf op. 9) Als beide partijen dezelfde dominante strategie hebben is er een evenwicht in dominante strategieën; (Beide gevangenen kunnen het beste bekennen) Let op: De meest ideale situatie kan bereikt worden, als beide gevangenen samenwerken en er sprake is van een coöperatief spel. Beide krijgen dan 1 jaar straf. Als beide gevangenen niet samenwerken, zijn ze dus allebei slechter af, want dan volgt 5 jaar straf. Voorbeeld 2 (Split or Steal Video) http://www.youtube.com/watch?v=p3Uos2fzIJ0

15 Willem-Jan van der Zanden

1.4 De invloed van andermans keuze Voorbeeld 2 (Split or Steal Video) http://www.youtube.com/watch?v=p3Uos2fzIJ0 Op het moment dat Steven kiest voor SPLIT is voor Sarah STEAL de beste strategie. In dit voorbeeld is er geen dominante strategie. Op het moment dat een speler voor STEAL kiest, krijgt de andere speler onafhankelijk van zijn keuze altijd niets. Als beide spelers van plan zijn om SPLIT te kiezen, zal dit een niet stabiele strategie zijn. Een speler kan er beter van worden om STEAL te kiezen.

16 Willem-Jan van der Zanden

Sarah

SPLIT STEAL

Steven

SPLIT 50% / 50% 0% / 100%

STEAL 100% / 0% 0% / 0%

1.4 De invloed van andermans keuze Voorbeeld 3 (Tit-for-tat): Joyce en Irene zijn twee zussen, die samen hun kamer delen. De onderstaande tabel Geeft weer hoeveel tijd ze per week in minuten kwijt zijn met het opruimen en zoeken van spullen. Het verschil met het “prisoner’s dilemma” is nu dat ze elke week de keuze moeten maken om wel of niet op te ruimen. Ze zijn gezamenlijk het beste uit als ze allebei opruimen. Als Joyce dus begint met opruimen is dit voor Irene het signaal dat ze Dit ook moet gaan doen. Op deze manier ontstaat een coöperatieve strategie. Als Joyce opruimt en Irene niet, levert dit Irene eenmalig 25 minuten tijd op. In de weken Hierna kost het haar per week echter 20 minuten, omdat Joyce dan niet meer opruimt.

17 Willem-Jan van der Zanden

Joyce

Ruimt op Ruimt niet op

Irene

Ruimt op 40 EN 40 70 EN 15

Ruimt niet op 15 EN 70 60 EN 60

1.4 De invloed van andermans keuze Voorbeeld 4 (Prisoner’s dilemma): In het voorbeeld van het prisoner’s dilemma kunnen de beide misdadigers van te voren de afspraak maken om beide te zwijgen. Als ze weten dat de ander ze zal straffen als hij toch praat, zullen ze zich aan deze afspraak houden. Straffen is een manier om coöperatief gedrag te krijgen. Voorbeeld 5 (Meer persoonsspel): Een dorp van 500 personen spreekt af om jaarlijks een dorpsfeest te organiseren. Elke inwoner van het dorp draagt €10,- bij. Op de website van de dorpsvereniging komt te staan welke inwoners van het dorp een financiële bijdrage geleverd hebben. Op deze manier wordt duidelijk wie er niet betaald heeft. Voorkomen wordt dat mensen niet betalen maar toch van het feest profiteren (free-ridergedrag). Het indirect bekend maken van de mensen die niet betalen is een vorm van straf om coöperatief gedrag te krijgen. Voorbeeld 6 (DSB Bank) Video Goedemorgen Nederland met Pieter Lakeman, 1 oktober 2010

18 Willem-Jan van der Zanden