1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één...

15
PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 1/15 Van: NOAB Adviesgroeplid Marree & Van Uunen Belastingadviseurs Datum: Februari 2017 Onderwerp: Herstructurering gericht op holdingstructuren 1. Inleiding In een eerdere praktijknotitie (december 2016) is aandacht besteed aan de ruisende- en geruisloze omzet- ting van een in de inkomstenbelasting gedreven onderneming (eenmanszaak, VOF, maatschap) in een Be- sloten Vennootschap (hierna: een BV). Vanwege de lengte van die praktijknotitie is deze beperkt gebleven tot de inbreng in één enkele BV. In deze praktijknotitie komen diverse mogelijkheden voor aanpassing van de juridische structuur aan de orde, de zogenoemde herstructureringen. Deze notitie is met name relevant voor trajecten waarbij van één BV wordt toegewerkt naar een holdingstructuur. Ofwel een juridische structuur met een persoonlijke houdstervennootschap, een eventuele tussenholding en een werkmaatschappij. Maar ook voor zaken zoals bedrijfsopvolging of het aangaan van joint ventures kan deze notitie van pas komen. Aan de orde komen de aandelenfusie (herstructurering omhoog), de bedrijfsfusie (herstructurering omlaag), de juridische splitsing (herstructurering omlaag of opzij), en de fiscale eenheid (herstructurering omhoog of omlaag). De juridi- sche fusie, die veel raakvlakken heeft met de juridische splitsing, wordt in deze notitie niet besproken. Hoewel deze praktijknotitie met de grootst mogelijke zorg is opgesteld en als doel heeft om de problema- tiek van herstructureren zo praktisch mogelijk weer te geven, verzoeken wij u om bij iedere casus kritisch na te gaan of de uitgangspunten en conclusies overeenstemmen. Met name indien sprake is van een her- structurering met vastgoed dient voorzichtigheid betracht te worden. 2. Holdingstructuren in het algemeen 2.1. Juridisch Er is sprake van een zogenoemde holdingstructuur als de DGA niet de aandelen houdt in het kapitaal van één enkele BV, maar de aandelen houdt van een zogenoemde houdster-BV of holding-BV, die op haar beurt weer de aandelen houdt in één of wellicht meerdere separate werkmaatschappijen. De opzet van dergelij- ke structuren heeft meestal zowel een juridische- als een fiscale invalshoek, er wordt gestreefd naar flexibi- liteit. De vraag die op voorhand gesteld moet worden, is of deze beoogde voordelen opwegen tegen meer- kosten voor het opzetten en in stand houden van een holdingstructuur. Juridisch gezien kan via een holdingstructuur een beperking van de aansprakelijkheid bereikt worden. Dit wordt ook wel risicospreiding genoemd. Het aansprakelijk vermogen van de werkmaatschappij kan in be- ginsel relatief laag gehouden worden, door de resultaten structureel te laten toekomen aan de houd- ster/holding. De holding kan deze middelen vervolgens aanwenden voor grotere investeringen (zoals een bedrijfspand) die verhuurd kunnen worden aan de werkmaatschappij. Maar ook het oppotten van gelden of beleggingen bij de holding is gebruikelijk.

Transcript of 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één...

Page 1: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 1/15

Van: NOAB Adviesgroeplid Marree & Van Uunen Belastingadviseurs Datum: Februari 2017 Onderwerp: Herstructurering gericht op holdingstructuren

1. Inleiding

In een eerdere praktijknotitie (december 2016) is aandacht besteed aan de ruisende- en geruisloze omzet-

ting van een in de inkomstenbelasting gedreven onderneming (eenmanszaak, VOF, maatschap) in een Be-

sloten Vennootschap (hierna: een BV). Vanwege de lengte van die praktijknotitie is deze beperkt gebleven

tot de inbreng in één enkele BV.

In deze praktijknotitie komen diverse mogelijkheden voor aanpassing van de juridische structuur aan de

orde, de zogenoemde herstructureringen. Deze notitie is met name relevant voor trajecten waarbij van één

BV wordt toegewerkt naar een holdingstructuur. Ofwel een juridische structuur met een persoonlijke

houdstervennootschap, een eventuele tussenholding en een werkmaatschappij. Maar ook voor zaken zoals

bedrijfsopvolging of het aangaan van joint ventures kan deze notitie van pas komen. Aan de orde komen de

aandelenfusie (herstructurering omhoog), de bedrijfsfusie (herstructurering omlaag), de juridische splitsing

(herstructurering omlaag of opzij), en de fiscale eenheid (herstructurering omhoog of omlaag). De juridi-

sche fusie, die veel raakvlakken heeft met de juridische splitsing, wordt in deze notitie niet besproken.

Hoewel deze praktijknotitie met de grootst mogelijke zorg is opgesteld en als doel heeft om de problema-

tiek van herstructureren zo praktisch mogelijk weer te geven, verzoeken wij u om bij iedere casus kritisch

na te gaan of de uitgangspunten en conclusies overeenstemmen. Met name indien sprake is van een her-

structurering met vastgoed dient voorzichtigheid betracht te worden.

2. Holdingstructuren in het algemeen

2.1. Juridisch

Er is sprake van een zogenoemde holdingstructuur als de DGA niet de aandelen houdt in het kapitaal van

één enkele BV, maar de aandelen houdt van een zogenoemde houdster-BV of holding-BV, die op haar beurt

weer de aandelen houdt in één of wellicht meerdere separate werkmaatschappijen. De opzet van dergelij-

ke structuren heeft meestal zowel een juridische- als een fiscale invalshoek, er wordt gestreefd naar flexibi-

liteit. De vraag die op voorhand gesteld moet worden, is of deze beoogde voordelen opwegen tegen meer-

kosten voor het opzetten en in stand houden van een holdingstructuur.

Juridisch gezien kan via een holdingstructuur een beperking van de aansprakelijkheid bereikt worden. Dit

wordt ook wel risicospreiding genoemd. Het aansprakelijk vermogen van de werkmaatschappij kan in be-

ginsel relatief laag gehouden worden, door de resultaten structureel te laten toekomen aan de houd-

ster/holding. De holding kan deze middelen vervolgens aanwenden voor grotere investeringen (zoals een

bedrijfspand) die verhuurd kunnen worden aan de werkmaatschappij. Maar ook het oppotten van gelden

of beleggingen bij de holding is gebruikelijk.

Page 2: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 2/15

Dit wordt gerealiseerd door de werkmaatschappij haar resultaten (na vennootschapsbelasting) zoveel mo-

gelijk als dividend uit te laten keren aan de holding. Het aansprakelijk vermogen van de werkmaatschappij

wordt op deze manier zo gering mogelijk gehouden. Als de werkmaatschappij dan wordt aangesproken,

dan is in beginsel geen verhaal mogelijk op het vermogen dat bij de holding is vergaard. Immers, de aan-

deelhouders van een BV of NV zijn slechts beperkt aansprakelijk. Namelijk voor maximaal het ingelegde

kapitaal.1 In dit geval is de holding de aandeelhoudster van de werkmaatschappij.

Juridisch gezien zijn er wel wat aandachtspunten als de werkmaatschappij over gaat tot het uitkeren van

dividend aan de holding. Zeker sinds de flexibilisering van het BV-recht per 1 oktober 2012 is het doen van

een zogenoemde uitkeringstest feitelijk een voorschrift. De algemene vergadering (hierna: de AV) van de

werkmaatschappij is als orgaan van de BV (tenzij statutair anders is bepaald) bevoegd tot bestemming van

de winst die door de vaststelling van de jaarrekening is bepaald en tot vaststelling van (dividend)uitkering.

Daarbij gelden twee toetsen:

a. de balanstoets: de AV mag dividend uitkeren voor zover het eigen vermogen groter is dan de wettelijke

en statutaire reserves van de BV (artikel 2:216 lid 1 BW). Als er geen wettelijke of statutaire reserves

zijn, dan geldt geen balanstoets;

b. de liquiditeitstoets: het bestuur van de werkmaatschappij moet goedkeuring weigeren als het bestuur

weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de BV na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan

met het betalen van haar opeisbare schulden (artikel 2:216 lid 2 BW).

In de parlementaire geschiedenis van de flexibilisering van de bv-wetgeving wordt voor het mogen uitkeren

van dividend verwezen naar het rapport “Notitie uitkeringstoets wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibili-

sering bv-recht”, de dato 05 november 2008 van Werkgroep Fiscaal jaarrapport. Dat rapport bevat hand-

vatten aan de hand waarvan de uitkeringstest kan worden gedaan. Daarbij is de financiële positie van de BV

bepalend:

als de winstgevendheid in voorgaande jaren en naar verwachting voor komende jaren:

– positief is, dan hoeft slechts een marginale continuïteitstoets gedaan te worden;

– negatief is, dan dient een uitgebreide continuïteitstoets gedaan te worden;

de te nemen stappen zijn dan:

– eerst onderzoek naar continuïteit;

– gevolgd – in geval van geen discontinuïteit – door onderzoek naar het bedrag dat maximaal uitge-

keerd kan worden.

In de praktijk wordt de liquiditeitstoets als volgt ingevuld. Het bestuur van de werkmaatschappij dient te

toetsen of de vennootschap na de voorgestelde dividenduitkering zal kunnen blijven voortgaan met het

betalen van haar opeisbare schulden. Daarbij wordt doorgaans het volgende in aanmerking genomen:

de quick ratio2;

de liquiditeitsprognose;3

1 Uiteraard kan deze beperkte aansprakelijkheid een andere dimensie krijgen als de holding zich bijvoorbeeld borg stelt voor de werk-maatschappij, als de werkmaatschappij een grote vorderinging heeft op de holding of als de aandeelhouder als bestuurder aansprakelijk wordt gesteld (zie in dat kader de fiscale praktijknotitie over bestuurdersaansprakelijkheid). 2 De quick ratio is de verhouding tussen de vlottende activa (exclusief voorraden) en de korte termijn schulden. Die ratio hoort na de

dividenduitkering hoger dan 1 te blijven. De quick ratio dient te worden berekend ten tijde van de dividenduitkering. Als de berekening is

gebaseerd op een “oude” balans, dan is dat niet toereikend. Wat een “oude” balans is, is nog niet in de jurisprudentie uitgemaakt maar

in het algemeen wordt een termijn van twee maanden in acht genomen, tenzij er aanwijzingen zijn dat er in de laatste twee maanden

zich omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de ratio aanmerkelijk is gedaald. 3 Dit is een prognose van de operationele kasstroom voor een periode van in beginsel 12 maanden vanaf de uitkering van het dividend.

Page 3: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 3/15

en tot slot een onderzoek naar eventuele andere aanwijzingen op grond waarvan de vennootschap na

de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden.

De liquiditeitstoets is vooral belangrijk als er meerdere aandeelhouders en/of meerdere bestuurders zijn,

omdat elke aandeelhouder en elke bestuurder op grond van hoofdelijkheid (ieder voor het geheel) aan-

sprakelijk kan worden gesteld voor terugbetaling van het dividend dat ten onrechte aan de aandeelhouders

is uitgekeerd. De liquiditeitstoets is ook belangrijk als een werkmaatschappij dividend uitkeert aan een hol-

ding, omdat op grond van de bestuurdersaansprakelijkheid de DGA (als bestuurder van de holding) in privé

aansprakelijk kan worden gesteld als er onzorgvuldig getoetst is. Op grond van artikel 2:11 BW is immers de

bestuurder (DGA) van de bestuurder (holding) van de werkmaatschappij ook hoofdelijk aansprakelijk bij

bestuurdersaansprakelijkheid.

Kortom, een holdingstructuur maakt het mogelijk om vermogen buiten de risicosfeer van de onderneming

te brengen. Een ander juridisch voordeel van een holdingstructuur, is dat de verkoop van een onderneming

in juridische zin vergemakkelijkt wordt. In plaats van een overdracht van alle afzonderlijke activa en passiva

van de onderneming, kunnen simpelweg de aandelen in de werkmaatschappij verkocht en geleverd wor-

den. Met name als het gaat om een BV met intellectuele eigendomsrechten, vergunningen, bedrijfsvast-

goed en tot op zekere hoogte ook financieringen, is een levering van aandelen vele malen eenvoudiger dan

verkoop door middel van een activa-passiva transactie. Wel zal de koper in dat geval een zogenoemd due

diligence onderzoek willen instellen. Immers, de over te nemen BV is een zelfstandig drager van rechten en

verplichtingen. En Met de overname van de aandelen kunnen dus ok risico’s overgenomen worden, de

zogenoemde “lijken in de kast”. Dit zal de koper willen onderzoeken en waar nodig uitsluiten door middel

van goede garantiebepalingen.

2.2. Fiscaal

Naast juridische motieven, zijn er ook diverse fiscale argumenten die voor het opzetten van een holding-

structuur pleiten. Aanhakend op het bovenstaande over risicospreiding en dividenduitkering, kan toepas-

sing van de zogenoemde deelnemingsvrijstelling4 genoemd worden als een belangrijk voordeel van een

holdingstructuur. De deelnemingsvrijstelling stelt bij de holding vrijwel alle voordelen uit hoofde van een

deelneming (lees: de werkmaatschappij) vrij van vennootschapsbelasting. Voor deze notitie zijn twee facet-

ten van die regeling van belang. Namelijk de vrijstelling van winstuitkeringen (dividenden) en de vrijstelling

van verkoopopbrengsten van aandelen.

Fiscaal gezien vallen de dividenduitkeringen van de werkmaatschappij aan de houdster onder de deelne-

mingsvrijstelling. Dit betekent dat:

- de dividenduitkering bij de werkmaatschappij fiscaal gezien niet aftrekbaar is van de winst;

- het ontvangen dividend bij de houdster fiscaal gezien objectief is vrijgesteld;

- er geen dividendbelasting ingehouden en afgedragen hoeft te worden.

Door toepassing van de deelnemingsvrijstelling is het fiscaal gezien dus mogelijk om het aansprakelijk ver-

mogen van de werkmaatschappij gering te houden. Het vermogen wordt fiscaal vrijgesteld overgeheveld

van de werkmaatschappij naar de holding.

4 De deelnemingsvrijstelling is opgenomen in artikel 13 e.v. Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De deelnemingsvrijstelling is van toepassing als een holding een belang van 5% of meer heeft in de werkmaatschappij.

Page 4: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 4/15

Ook de verkoop van een werkmaatschappij valt onder de deelnemingsvrijstelling. Dit betekent dat:

- een verkoopwinst op de aandelen van de werkmaatschappij bij de holding onbelast is;

- maar tevens dat een verkoopverlies op de aandelen van de werkmaatschappij niet aftrekbaar is.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de verkoop van aandelen door een natuurlijk persoon wel belast

is, als het gaat om rechtstreeks gehouden aandelen in de werkmaatschappij. Het opzetten van een goede

holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk

meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming. Zo is er flexibiliteit in de keuze van de over-

drager. De DGA kan besluiten om:

- de aandelen in de holding te verkopen. Dit kan resulteren in box 2 heffing (tarief 25%) als de verkoop-

opbrengst van de aandelen hoger is dan de verkrijgingsprijs. Als de verkoopopbrengst echter lager is

dan de verkrijgingsprijs, dan ontstaat een compensabel verlies;

- de aandelen in de werkmaatschappij te verkopen. Deze transactie valt onder de deelnemingsvrijstelling

en is derhalve onbelast cq. niet aftrekbaar. Wel komt het voor dat de koper van de aandelen een belas-

tinglatentie in mindering wil brengen op de koopsom. Dit speelt met name als er ook een goodwillcom-

ponent in de koopsom van de aandelen is verwerkt. Vanwege de toepassing van de deelnemingsvrij-

stelling kan de koper namelijk fiscaal gezien niet afschrijven over die goodwill;

- vanuit de werkmaatschappij de onderneming te verkopen (activa/passiva transactie). In dat geval is een

eventueel verkoopresultaat regulier belast (maximaal 25%), maar kan eventueel een herinvesteringsre-

serve gevormd worden.

Naast deze fiscale aspecten voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting, kan via een goede

holdingstructuur ook de heffing van overdrachtsbelasting voorkomen worden. Als sprake is van een onder-

neming waarbij het bedrijfsvastgoed in eigendom is, dan is het gebruikelijk om de juridische structuur als

volgt vorm te geven.

Page 5: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 5/15

Met een juridische structuur als bovenstaand wordt maximale flexibiliteit bereikt als het gaat om de moge-

lijkheden tot bedrijfsoverdracht. Als de wens bestaat om ook het bedrijfspand over te dragen, dan is een

besparing van overdrachtsbelasting mogelijk. Het is echter ook mogelijk om de onderneming zonder het

bedrijfspand te verkopen. De DGA kan besluiten om:

- de aandelen in de Holding BV te verkopen. En daarmee indirect de aandelen in de Vastgoed BV en de

Werkmij BV. Zoals reeds aangegeven kan dit resulteren in box 2 heffing. Omdat het bedrijfspand van

Vastgoed BV en de activiteiten van Werkmij BV in deze situatie toegerekend mogen worden aan de

Holding BV, is voor de overdrachtsbelasting sprake van vastgoed in eigen gebruik. De levering van de

aandelen leidt dan niet tot heffing van overdrachtsbelasting;

- de aandelen in de Vastgoed BV te verkopen. Deze transactie valt onder de deelnemingsvrijstelling en is

derhalve vrijgesteld bij de Holding BV. Omdat de activiteiten van Werkmij BV in deze situatie toegere-

kend mogen worden aan de Vastgoed BV, is voor de overdrachtsbelasting sprake van vastgoed in eigen

gebruik. De levering van de aandelen leidt dan niet tot heffing van overdrachtsbelasting;

- de aandelen in de Werkmij BV te verkopen (deelnemingsvrijstelling). Bij deze transactie wordt het be-

drijfspand dus behouden als belegging. Omdat de band met de onderneming wordt doorgeknipt, kan

de Vastgoed BV (maar ook de Holding BV) vanaf dat moment een zogenoemd vastgoedlichaam voor de

overdrachtsbelasting worden. Bij een toekomstige overdracht van de aandelen is in de meeste gevallen

dan overdrachtsbelasting verschuldigd;

- vanuit de werkmaatschappij de onderneming te verkopen (activa/passiva transactie). In dat geval is een

eventueel verkoopresultaat regulier belast (maximaal 25%), maar kan eventueel een herinvesteringsre-

serve gevormd worden. Eventueel kan de Vastgoed BV ook het bedrijfspand verkopen. Ook dat ver-

loopt met fiscale gevolgen. Zowel voor de vennootschapsbelasting als voor de overdrachtsbelasting.

Page 6: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 6/15

Een drietrapsstructuur is derhalve uitermate geschikt om spaargelden, beleggingen en oudedagsvoorzie-

ningen in de holding aan te houden, vastgoed in een tussenholding en de ondernemingsactiviteiten in een

werkmaatschappij. Het komt voor dat men naast een bedrijfspand ook waardevolle bedrijfsmiddelen in een

tussenholding wil aanhouden (vanwege risico afbakening). In dat geval is zelfs een viertrapsstructuur aan te

bevelen, zodat de mogelijkheid om het vastgoed wel of niet mee te verkopen behouden blijft als ook ma-

chines mee verkocht worden.

Naast fiscale kansen kunnen er bij het opzetten van een holdingstructuur ook fiscale bedreigingen zijn. Te

denken valt aan het verspelen van het recht op investeringsaftrek als de holding investeert in bedrijfsmid-

delen die aan de werkmaatschappij verhuurd worden. Of een beperking van de mogelijkheden tot verlies-

verrekening (tenzij holding en werkmaatschappij een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting aan-

gaan). Verder kan een beperking ontstaan in de overdrachtsmogelijkheden nadat een herstructurering

heeft plaatsgevonden (tijdsklemmen). Deze tijdsklemmen spelen dan ook een belangrijke rol in de wijze

waarop een herstructurering vormgegeven kan of moet worden.

Bij een goede herstructurering is er oog voor de fiscaliteit, voor eenvoud (in uitvoering en eindresultaat) en

voor flexibiliteit. Zo is bijvoorbeeld een herstructurering binnen fiscale eenheid voor de vennootschapsbe-

lasting5 weliswaar fiscaal vrijgesteld en eenvoudig in de uitvoering, maar nadien is de flexibiliteit ver te zoe-

ken. En er dient altijd oog te zijn voor een overdracht waarbij compensabele verliezen benut kunnen wor-

den voor de overdrachtswinst, of overdrachten van aandelen waarop de deelnemingsvrijstelling van toe-

passing is.

In het onderstaande zullen de diverse herstructureringsfaciliteiten en hun voor- en nadelen aan de orde

komen. Dit kan een richting geven aan de te hanteren denkwijze, maar herstructureren blijft vaak maat-

werk. Wij raden dan ook aan om bij het uitwerken en uitvoeren van een herstructurering altijd een fiscalist

te betrekken. Zeker als sprake is van een herstructurering met vastgoed.

3. Faciliteiten voor herstructurering

3.1 Aandelenfusie (artikel 3.55 Wet inkomstenbelasting 2001)

Het uitgangspunt is een situatie waarin de DGA rechtstreeks enig aandeelhouder is van één werkmaat-

schappij, terwijl een holdingstructuur gewenst wordt. Deze werkmaatschappij kan zijn ontstaan doordat de

ondernemer ooit direct zijn onderneming vanuit de BV is gestart. Maar ook een ruisende of geruisloze in-

breng van een voorheen in de inkomstenbelasting gedreven onderneming is een veel voorkomende situa-

tie. En deze inbreng kan in het verleden hebben plaatsgevonden, of juist zeer recent.

In al deze gevallen is een zogenoemde aandelenfusie in principe een mogelijkheid om te komen tot een

holdingstructuur. Een aandelenfusie wordt ook wel een gefacilieerde aandelenruil genoemd. De DGA

brengt zijn aandelen in de werkmaatschappij in in de holdingvennootschap. En krijgt (in ruil voor zijn aande-

len in de werkmaatschappij) aandelen6 in de holding terug.

Als hoofdregel is de overdracht van de aandelen in de werkmaatschappij een vervreemding van aanmerke-

lijk belang aandelen. Ofwel een afrekeningsmoment in box 2 (tarief 25% inkomstenbelasting) over het ver-

5 Artikel 15 e.v. Wet op de vennootschapsbelasting 1969 6 Volgens de wettekst moeten er aandelen (meervoud) worden uitgereikt. De uitreiking van één aandeel is echter ook toegestaan. Het

is niet toegestaan om geen aandelen uit te reiken en de inbreng volledig als agiostorting te verwerken.

Page 7: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 7/15

schil tussen de waarde in het economisch verkeer van de aandelen en de fiscale verkrijgingsprijs van de

aandelen. Dit verschil wordt het vervreemdingsvoordeel genoemd.

Onder omstandigheden kan het afrekeningsmoment echter uitgesteld (doorgeschoven) worden. Namelijk

indien sprake is van een aandelenfusie die voldoet aan de volgende voorwaarden:

- de holding verkrijgt meer dan 50% van de stemrechten in de werkmaatschappij. Dit criterium betekent

dat een aandelenfusie bijvoorbeeld niet mogelijk is als twee DGA’s ieder hun 50% belang overdragen

aan eigen persoonlijke holdings, omdat die holdings slechts 50% van de stemrechten krijgen en niet

meer dan 50% zoals vereist. Een aandelenfusie is wel mogelijk als die twee DGA’s samen het 100% be-

lang in de werkmaatschappij overdragen aan een gezamenlijke holding;

- de DGA mag naast aandelen in de holding ook betaald krijgen voor de overdracht van de aandelen in de

werkmaatschappij. Maar die betaling mag niet groter zijn dan 10% van de nominale waarde van de

aandelen die de DGA in de holding verkrijgt. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat een bijbetaling

vrijwel nooit voorkomt, omdat deze belast is;

- er moeten zakelijke motieven zijn voor de aandelenfusie. Bijvoorbeeld de wens om te komen tot een

structuur waarbij risicospreiding mogelijk is. In de wet is geen harde termijn genoemd waarbinnen de

aandelen niet vervreemd mogen worden, zoals bij veel andere faciliteiten wel het geval is. Op grond

van de jurisprudentie is slechts van belang of er op het moment van het sluiten van de obligatoire

overeenkomst voor de aandelenfusie al een voornemen bestond om de aandelen in de werkmaat-

schappij te vervreemden. De praktijk gaat er van uit dat er na ommekomst van drie jaren sowieso geen

discussie meer zal zijn als de aandelen in de werkmaatschappij vervreemd worden.

Het fiscale gevolg van de aandelenfusie is dat er niet afgerekend hoeft te worden over het vervreemdings-

voordeel. De fiscale claim van de ingeleverde aandelen in de werkmaatschappij wordt doorgeschoven naar

de in ruil daarvoor ontvangen aandelen in de holding. Bij een positief vervreemdingsvoordeel vindt die

doorschuiving van de verkrijgingsprijs op verzoek plaats (artikelen 4.41 en 4.42 Wet inkomstenbelasting

2001) en bij een negatief vervreemdingsvoordeel is de doorschuiving verplicht (artikel 4.24 Wet inkom-

stenbelasting 2001, toevoeging negatief vervreemdingsvoordeel aan verkrijgingsprijs). Het is praktisch en

voor de toekomst duidelijk als de holding voor het bedrag van de doorgeschoven verkrijgingsprijs aande-

lenkapitaal uitreikt. Omdat creditering niet mogelijk/gewenst is, wordt de meerinbreng bij de holding dan

als agiostorting geboekt.

Voorbeeld

Geert heeft in 2010 Geert Advies BV opgericht en is een adviesbureau begonnen. Toen was nog vereist dat

er minimaal € 18.000 aandelenkapitaal werd geplaatst bij oprichting. Geert is toen zelfs een stapje verder

gegaan en heeft vanuit privé € 20.000 in de BV gestort, waarvan € 18.000 als aandelenkapitaal is aange-

merkt en € 2.000 als agiostorting. De fiscale verkrijgingsprijs van zijn aandelen is dus € 20.000.

De afgelopen jaren is het erg goed gegaan met Geert Advies BV, dit ondanks de crisis. Geert wil nu gaan

investeren in een kantoorpand, dus het wordt tijd voor een holdingstructuur. Omdat Geert Advies BV een

zeer goede naam heeft opgebouwd wil Geert dat de identiteit van die BV ongewijzigd blijft. Er moet dus

een holding boven Geert Advies BV komen. Maar een verkoop van de aandelen Geert Advies BV aan Geert

Holding BV resulteert in belastingheffing. Want de aandelen Geert Advies BV zijn inmiddels € 100.000

waard. De vervreemding aan Geert Holding BV resulteert dan in een belastingheffing van 25% x (€ 100.000

-/- € 20.000) = € 20.000.

Page 8: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 8/15

Met de aandelenfusie kan deze heffing voorkomen worden. Dit verloopt als volgt:

- Geert richt Geert Holding BV op;

- Het aandelenkapitaal van Geert Holding BV wordt volgestort in natura. Namelijk door inbreng van de

aandelen Geert Advies BV, tegen uitreiking van aandelen Geert Holding BV. Ook dit is een vervreem-

ding van zijn aandelen Geert Advies BV, maar omdat Geert Holding BV daarmee meer dan 50% van de

stemrechten verkrijgt in Geert Advies BV, wordt in principe aan de vereisten van de aandelenfusie vol-

daan;

- Om een fiscale afrekening te voorkomen, dient Geert een verzoek in bij de belastingdienst. In dat ver-

zoek wordt in ieder geval opgenomen dat Geert graag het voordeel uit vervreemding van de aandelen

Geert Advies BV niet in aanmerking wil nemen. En dat hij in dat kader vraagt om de verkrijgingsprijs van

de aandelen Geert Advies BV (€ 20.000) door te schuiven naar de aandelen Geert Holding BV;

- Hoeveel aandelenkapitaal Geert Holding BV uitgeeft is niet relevant, als er maar aandelen worden uit-

gereikt. Eén aandeel zou zelfs al volstaan op grond van een goedkeuring. Maar het is wel raadzaam en

overzichtelijk om bij Geert Holding BV een aandelenkapitaal te plaatsen van € 20.000. Dit om in de toe-

komst misverstanden over de verkrijgingsprijs van deze aandelen te voorkomen;

- Omdat de ingebrachte aandelen Geert Advies BV echter een waarde van € 100.000 hebben, moet

Geert Holding BV naast het aandelenkapitaal van € 20.000 nog een andere tegenprestatie geven. Om-

dat een koopsom/creditering niet mogelijk of gewenst is, wordt het meerdere dan als agiostorting ge-

boekt.

Voorbeeld (vervolg)

De openingsbalans van Geert Holding BV ziet er dan als volgt uit:

Balans Geert Holding BV

Deelneming Geert Advies BV 100.000,00€ Aandelenkapitaal 20.000,00€

Agio 80.000,00€

Totaal 100.000,00€ Totaal 100.000,00€

Het voordeel van een aandelenfusie is dat deze herstructureringsfaciliteit in de uitvoering relatief eenvou-

dig is. Het vereist kort gezegd een inbrengbeschrijving van de aandelen, naar een toestand niet ouder dan

zes maanden. Daarmee kunnen de akte van inbreng en de akte van oprichting (bij inbreng in nieuwe hol-

ding) of akte van aandelenemissie (bij inbreng in bestaande BV) gepasseerd worden. Verder dient een ver-

zoek aan de belastingdienst gezonden te worden voor doorschuiving van de verkrijgingsprijs. Het is moge-

lijk (maar niet verplicht) om in dat verzoekschrift ook te vragen om een beschikking waarin de inspecteur

bevestigt dat sprake is van een aandelenfusie.

Bij een aandelenfusie blijft de werkmaatschappij de werkmaatschappij. Dit heeft als voordeel dat zaken

zoals het BTW-nummer, het bankrekeningnummer, het track-record, vergunningen en de diverse gesloten

contracten onaangepast blijven. Dit kan echter ook nadelen hebben, bijvoorbeeld:

- als de werkmaatschappij heeft geïnvesteerd in waardevolle bedrijfsmiddelen die men liever bij de hol-

ding onder brengt. Zoals een bedrijfspand of kostbare machines. Deze moeten dan overgedragen wor-

den naar de holding. Als de boekwaarde van deze bedrijfsmiddelen lager is dan de werkelijke waarde,

dan kan verplaatsing naar de nieuwe holding alleen zonder fiscale afrekening plaatsvinden als dat bin-

Page 9: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 9/15

nen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting gebeurt. En dat gaat ten koste van de flexibiliteit

(vanwege de sanctietermijn van veelal 6 kalenderjaren, zie verder bij de behandeling van de fiscale

eenheid);

- als er bij de werkmaatschappij een zogenoemde inbrenglijfrente is bedongen. Een dergelijke lijfrente

wordt bij voorkeur ondergebracht in een persoonlijke holding. Maar verplaatsing van de lijfrente van

werkmaatschappij naar holding is niet mogelijk. Ook niet binnen fiscale eenheid voor de vennoot-

schapsbelasting;

- als er bij de werkmaatschappij een pensioen in eigen beheer is bedongen. Ook een pensioenvoorzie-

ning wordt bij voorkeur ondergebracht in een persoonlijke holding. Verplaatsing van de pensioenvoor-

ziening van werkmaatschappij naar holding is mogelijk, maar levert uitsluitend bij verplaatsing binnen

fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting geen problemen op. Wel merken wij op dat er wetge-

ving klaar ligt voor uitfasering van de pensioenvoorziening. De pensioenvoorziening zou dan omge-

vormd kunnen worden tot een zogenoemde oudedagsverplichting (ODV). Het lijkt erop dat deze ODV

niet altijd verplaatsbaar zal zijn, alleen bij een herstructurering met zakelijke motieven. Het is op dit

moment nog niet duidelijk of ook een verplaatsing na een aandelenfusie tot de mogelijkheden behoort.

In situaties zoals de bovengenoemde voorbeelden vinden wij de aandelenfusie meestal ongeschikt als mid-

del voor het opzetten van een holdingstructuur. En ook bij een omzetting van een IB-onderneming in een

BV-structuur wordt de aandelenfusie vrijwel nooit toegepast, al is dat wel mogelijk. In dergelijke gevallen

wordt meestal gekozen voor het alternatief van de bedrijfsfusie, welke hierna wordt besproken.

3.2 Bedrijfsfusie (artikel 14 Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Een bedrijfsfusie wordt ook wel een uitzak genoemd. De werkmaatschappij draagt (een zelfstandig deel

van) haar onderneming over aan een nieuw opgerichte dochtervennootschap.7 Dit moet gebeuren tegen de

waarde in het economisch verkeer. In ruil voor overdracht van de onderneming krijgt de (oude) werkmaat-

schappij aandelen in de dochtervennootschap uitgereikt. De dochtervennootschap wordt dan de nieuwe

werkmaatschappij. En de oude werkmaatschappij wordt de holding.

Als hoofdregel is de winst die wordt behaald bij overdracht van de onderneming belast met vennoot-

schapsbelasting. Ofwel een afrekeningsmoment over stille reserves, fiscale reserves (zoals HIR), goodwill en

eventueel desinvesteringsbijtelling.

Onder omstandigheden kan het afrekeningsmoment echter uitgesteld (doorgeschoven) worden. Namelijk

indien sprake is van een bedrijfsfusie die voldoet aan de volgende voorwaarden:

- er wordt een (zelfstandig deel van een) onderneming overgedragen;

- de tegenprestatie bestaat vrijwel geheel uit aandelen (waaronder ook agiostortingen). Er mag slechts

zeer beperkt (ter afronding) gecrediteerd worden. Namelijk maximaal 1% van hetgeen op de aandelen

wordt gestort, met een absoluut maximum van € 4.500;

- er moeten zakelijke motieven zijn voor de bedrijfsfusie. Bijvoorbeeld de wens om te komen tot een

structuur waarbij risicospreiding mogelijk is. In de wet is een termijn genoemd waarbinnen de aandelen

niet vervreemd mogen worden aan niet verbonden lichaam, namelijk een periode van drie boekjaren.

Als er toch binnen die termijn een vervreemding plaatsvindt, dan moet aannemelijk gemaakt worden

7 Wederom wordt uitgegaan van de situatie waarin er maar één BV is, waarvan de DGA rechtstreeks enig aandeelhouder is. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat een bedrijfsfusie ook mogelijk is naar een reeds bestaande BV. Zelfs naar een bestaande BV die een andere aandeelhouder heeft. In dat geval moet getoetst worden of er bij de uitzak een adequate tegenprestatie wordt ontvangen. De zakelijkheid van de transactie ligt dan onder de loep.

Page 10: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 10/15

dat aan de uitzak toch zakelijke motieven ten grondslag lagen. Dit mag ook gedaan worden vooraf-

gaand aan de voorgenomen overdracht, zodat daarover op voorhand zekerheid kan worden verkregen.

Na ommekomst van drie jaren zal er geen discussie meer zijn als de aandelen in de werkmaatschappij

vervreemd worden;

- voor bepaalde bijzondere omstandigheden worden er nadere regels opgelegd. Bijvoorbeeld als de

overnemende BV beschikt over compensabele verliezen. In dat geval is het indienen van een verzoek-

schrift bij de belastingdienst noodzakelijk.

Het fiscale gevolg van de bedrijfsfusie is dat de nieuwe werkmaatschappij verder gaat met de fiscale boek-

waarden van de oude werkmaatschappij en dat er geen desinvesteringsbijtelling in aanmerking genomen

hoeft te worden. Op die manier blijven de fiscale claims in stand en gaan over op de overnemer, de fiscale

boekwaarde wijzigt niet. Omdat de overdracht (inbreng) commercieel wel tegen de waarde in het econo-

misch verkeer heeft plaatsgevonden zal er een verschil ontstaan tussen de commerciële- en de fiscale ba-

lans. En kan er fiscaal gezien een negatieve winstreserve ontstaan.

Voorbeeld

Net als in bovenstaand voorbeeld heeft Geert in 2010 Geert Advies BV opgericht en wil hij nu een naar een

holdingstructuur vanwege zijn voornemen om een bedrijfspand te kopen. Nu wordt echter gekozen voor

een uitzak.

Voorbeeld (vervolg)

Geert Advies BV richt een nieuwe werkmaatschappij op, genaamd Geert Advies BV. Tegelijkertijd wijzigt de

(oude) Geert Advies BV haar statuten, waarbij zij onder meer haar naam verandert in Geert Holding BV.

Het aandelenkapitaal van de nieuwe Geert Advies BV wordt volgestort door inbreng in natura. Namelijk

door overdracht van de onderneming (activa en passiva). In principe leidt die overdracht tot een fiscale

afrekening in de vennootschapsbelasting, tenzij een beroep wordt gedaan op de bedrijfsfusiefaciliteit.

Nogmaals, dat is alleen mogelijk als een (zelfstandig deel van een) onderneming wordt overgedragen tegen

uitreiking van aandelenkapitaal (waaronder ook agio) in de werkmaatschappij. In dit geval is niet relevant

hoeveel aandelenkapitaal of agio er wordt uitgereikt. Wel relevant is dat er maar zeer beperkt gecrediteerd

mag worden ter afronding (maximaal 1%).

Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 14 lid 2 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (er

zijn bijvoorbeeld compensabele verliezen bij de overnemer), dan dienen de overdrager en de overnemer

verplicht een gezamenlijk verzoek aan de inspecteur te richten. Verder is het is mogelijk (maar niet ver-

plicht) om middels een verzoekschrift te vragen om een beschikking waarin de inspecteur bevestigt dat

sprake is van zakelijke motieven.

Het voordeel van een bedrijfsfusie is dat deze herstructureringsfaciliteit in de uitvoering eveneens relatief

eenvoudig is. Het vereist kort gezegd een inbrengbeschrijving waarop de over te dragen onderneming

wordt beschreven, naar een toestand niet ouder dan zes maanden. Daarmee kunnen de akte van inbreng

en de akte van oprichting (bij inbreng in nieuwe werkmaatschappij) of akte van aandelenemissie (bij in-

breng in bestaande BV) gepasseerd worden.

Page 11: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 11/15

Het verschil met een aandelenfusie, is dat er bij een aandelenfusie alleen aandelen overgedragen worden,

terwijl er bij een bedrijfsfusie een hele onderneming (activa en passiva) geleverd moet worden. De leve-

ringshandeling is dus in juridische zin complexer. Bij een bedrijfsfusie gaat de onderneming over op een

nieuwe (of andere) werkmaatschappij. Dat gaat niet van rechtswege. Contractspartijen zullen benaderd

moeten worden. Er is instemming van iedere contractspartij nodig om de overeenkomst om te zetten naar

de nieuwe werkmaatschappij. Met name de (financierings)overeenkomsten met de bank zijn een aan-

dachtspunt. Het is onverstandig pas achteraf de omzetting aan de orde te stellen. Ook wijzigen zaken zoals

het BTW-nummer, het bankrekeningnummer en het track-record bij instellingen die de kredietwaardigheid

beoordelen.

Omdat een bedrijfsfusie bewerkelijker is, wordt deze in de praktijk bij voorkeur alleen toegepast als de

aandelenfusie ongeschikt blijkt te zijn. De bedrijfsfusie wordt in de praktijk met name toegepast nadat een

geruisloze inbreng van een IB-onderneming (artikel 3.65 Wet inkomstenbelasting 2001) heeft plaatsgevon-

den. Eerst wordt dan de gehele onderneming geruisloos ingebracht in een nieuw opgerichte holding. Ver-

volgens zakt een zelfstandig deel van de onderneming dan middels bedrijfsfusie door naar een werkmaat-

schappij. In de holding worden dan de waardevolle bedrijfsmiddelen achtergelaten.

Als men een zogenoemde drietraps-structuur wil opzetten, dan is er bijzondere aandacht nodig voor de toe

te passen faciliteiten. In dat geval kan er namelijk -na een geruisloze inbreng in holding en de daarop vol-

gende bedrijfsfusie in tussenholding- nog een dooroverdracht plaatsvinden aan de beoogde werkmaat-

schappij. Ansich kan die dooroverdracht wederom een bedrijfsfusie zijn, een tweede bedrijfsfusie derhalve.

Maar als er als gevolg van die tweede bedrijfsfusie bij de tussenholding bijvoorbeeld alleen een waardevol-

le machine met een stille reserve is achtergebleven, dan wordt bij de eerste bedrijfsfusie niet meer aan de

voorwaarden voor toepassing van de bedrijfsfusiefaciliteit voldaan. Er is per saldo namelijk alleen een ma-

chine overgedragen, en dus geen onderneming. In dat geval moet er ergens in de schakel gebruik gemaakt

worden van een overdracht binnen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, in plaats van een uit-

zak middels bedrijfsfusie (route bijvoorbeeld: geruisloze inbreng, bedrijfsfusie, fiscale eenheid). Of er dient

een aandelenfusie ingelast te worden (route: geruisloze inbreng, aandelenfusie, bedrijfsfusie).

Overdrachtsbelasting

Ook voor de overdrachtsbelasting zij er bij het opzetten van een drietraps-structuur met een bedrijfsfusie

wat fiscale aandachtspunten. Bij een herstructurering met vastgoed is het daarom raadzaam om een fisca-

list te raadplegen en te betrekken. Een inbreng van een onderneming met vastgoed is onder bepaalde

voorwaarden vrijgesteld. Wij verwijzen op dit punt naar onze notitie over inbreng van een IB-onderneming

in een BV. Analoog aan het bovenstaande over doorinbreng van de onderneming, waarbij in de tussenhol-

ding per saldo alleen het bedrijfspand wordt achtergelaten, doet zich voor de overdrachtsbelasting op dat

moment in principe ook een probleem voor. In dat geval kan er onder bepaalde omstandigheden echter

een beroep gedaan worden op een goedkeuring op grond van de hardheidsclausule (besluit 12 augustus

1997 VB1997/964).

3.3 Fiscale eenheid (artikel 15 Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Als een holding tenminste 95% van de juridische en economische eigendom va de aandelen in een werk-

maatschappij heeft, dan is het mogelijk om een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting aan te

vragen. Het fiscale gevolg is eenvoudig gezegd dat holding en werkmaatschappij als één belastingplichtige

Page 12: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 12/15

worden aangemerkt voor de heffing van vennootschapsbelasting. De holding doet dan aangifte voor beiden

en de winst wordt geconsolideerd aangegeven. Dit betekent dat transacties tussen holding en werkmaat-

schappij fiscaal gezien niet zichtbaar zijn. Fiscaal gezien is worden holding en werkmaatschappij immers

behandeld als één.

In beginsel maakt het dus niets uit als er vermogensbestanddelen of zelfs hele ondernemingen binnen fis-

cale eenheid worden overgedragen. Zelfs als de ene BV bij overdracht naar de andere BV een winst behaalt.

Die transactie (en dus ook die winst) is fiscaal gezien namelijk niet zichtbaar. En dat betekent dat er in prin-

cipe ook geen beperkingen of voorschriften zijn ten aanzien van creditering, stemrechten, soort uit te rei-

ken aandelen of zelfs helemaal geen aandelen of anderszins. Dit betekent dat er sprake is van een grote

mate van vrijheid en dat er dus gekozen kan worden voor de meest eenvoudige manier van overdracht. Of

de wijze van overdracht met de laagste kosten.

Op het eerste oog lijkt de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting dus de ideale faciliteit voor een

herstructurering. Toch is het tegenovergestelde naar onze mening het geval en dient de fiscale eenheid als

herstructureringstool alleen ingezet te worden als de alternatieven slechter zijn. De eenvoud van de fiscale

eenheid is namelijk niet onvoorwaardelijk. Bij verbreking van de fiscale eenheid moet namelijk beoordeeld

worden of er in de afgelopen zes kalenderjaren vermogensbestanddelen met een stille reserve binnen fis-

cale eenheid zijn overgedragen. Als dat het geval is, dan moet bij ontvoeging uit fiscale eenheid van de

overdrager of de overnemer alsnog winst genomen worden. Het overgedragen vermogensbestanddeel

moet dan te boek gesteld worden op de waarde in het economisch verkeer. Zodat er dus vennootschapsbe-

lasting verschuldigd is over het verschil tussen die waarde en de boekwaarde.8 Dit volgt uit artikel 15ai Wet

op de vennootschapsbelasting 1969.

Het verschil met alle andere herstructureringsfaciliteiten, is dat het bij een fiscale eenheid niet mogelijk is

om zogenoemd tegenbewijs te leveren. Er vangt na de verschuiving derhalve een starre periode aan, waar-

in ontvoeging in principe altijd resulteert in heffing. Deze inflexibiliteit maakt de fiscale eenheid in de prak-

tijk minder geschikt voor herstructureringen.

Die starre periode (ook wel de sanctietermijn) is als hoofdregel zes kalenderjaren. Maar deze periode kan

verkort worden tot drie kalenderjaren als een onderneming binnen fiscale eenheid is overgedragen tegen

uitreiking van aandelen. In feite dus een bedrijfsfusie zonder creditering, maar dan binnen fiscale eenheid.

En dan gaat de faciliteit van de fiscale eenheid voor. Bij een overdracht van een onderneming binnen fiscale

eenheid is er dus toch een belang bij de wijze waarop de overdracht plaatsvindt.

In de uitvoering (kosten, complexiteit levering, wijze van inbreng) biedt de fiscale eenheid in dat geval geen

voordelen ten opzichte van de bedrijfsfusie. Maar slechts nadelen, omdat de fiscale eenheid in dat geval

een starre sanctietermijn van drie kalenderjaren kent, terwijl er bij de bedrijfsfusie een periode van drie

boekjaren geldt met de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat de bedrijfsfusie was ingegeven door

zakelijke motieven (tegenbewijs).

8 Het is ook mogelijk om het vermogensbestanddeel te boek te stellen op de waarde die het zou hebben als rekening gehouden wordt met de afschrijving bij de overnemer tussen het moment van overname en ontvoeging. Deze waarde moet dan aannemelijk gemaakt worden. Dit volgt uit art 15ai lid 2 Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Page 13: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 13/15

Bij voorkeur wordt de fiscale eenheid wordt bij herstructureringen alleen toegepast als de herstructurering

niet mogelijk of gewenst is op andere wijze. Voorbeelden daarvan zijn:

- een geruisloze inbreng waarbij een drietrapsstructuur wordt opgezet;

- een overdracht binnen fiscale eenheid in een situatie waarbij men volledig zeker is dat er geen ontvoe-

ging binnen de sanctietermijn zal plaatsvinden;

- de overdracht van een afzonderlijk vermogensbestanddeel (geen onderneming) als de meerkosten van

een juridische splitsing (hierna te behandelen) als onevenredig worden beschouwd. Zoals bijvoorbeeld

een bedrijfspand. Voor de overdrachtsbelasting is een dergelijke overdracht binnen concern overigens

voorwaardelijk vrijgesteld op grond van de zogenoemde interne reorganisatievrijstelling (artikel 15 lid

1 sub h Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 en verder artikel 5b Uitvoeringsbesluit belastingen

rechtsverkeer 1971.

De conclusie is dat een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting niet altijd geschikt is bij het opzet-

ten van een holdingstructuur. Aan de andere kant kan een fiscale eenheid juist wel van pas komen als de

wens bestaat om vennootschappen op te ruimen in een structuur die te uitgebreid is geworden. In dat ge-

val worden de activa en passiva binnen fiscale eenheid overgedragen, gevolgd door een liquidatie van de

overdragende vennootschap binnen fiscale eenheid (artikel 15ai Wet op de vennootschapsbelasting 1969

treedt daarbij niet in werking omdat geen ontvoeging plaatsvindt). Dit is minder kostbaar dan bijvoorbeeld

een herstructurering waarbij vennootschappen worden samengesmolten middels een juridische fusie.

3.4 Juridische splitsing (artikel 14a Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Een juridische splitsing is een veelgebruikte faciliteit bij herstructureringen met vastgoed en bij bedrijfsop-

volgingen. Omdat een splitsing in de uitvoering wat bewerkelijker kan zijn dan bijvoorbeeld een bedrijfsfu-

sie, wordt minder vaak voor een splitsing gekozen bij het opzetten van een holdingstructuur (één DGA met

één BV wordt holdingstructuur). Hierna zullen wij steeds uit gaan van de splitsing van een BV, waarbij ook

de verkrijgende rechtspersoon steeds een BV is.

Bij een juridische splitsing gaan er vermogensbestanddelen onder algemene titel (dus van rechtswege) over

van de splitsende BV op de verkrijgende BV(‘s). Dit in tegenstelling tot een reguliere levering (bijzondere

titel), waar in juridische zin een leveringshandeling nodig is. De verkrijgende BV kan bij de splitsing ont-

staan, maar het is ook mogelijk om een reeds bestaande BV als verkrijger aan te wijzen. De juridische split-

sing komt voor in twee hoofdvarianten:

- een zuivere splitsing, waarbij de splitsende BV ophoudt te bestaan;

- een afsplitsing, waarbij de splitsende BV voort bestaat.

De juridische splitsing kan binnen deze hoofdvarianten op vele manieren uitgevoerd worden, ieder met een

ander eindresultaat als gevolg. Bijvoorbeeld:

- een normale zuivere splitsing, waarbij één BV ophoudt te bestaan en het vermogen over gaat op twee

of meer (nieuwe) verkrijgende BV’s naast elkaar. In dat geval worden de aandeelhouders van de split-

sende BV in gelijke verhoudingen weer aandeelhouder van de verkrijgende BV’s;

- een zogenoemde (zuivere) ruziesplitsing, waarbij één BV ophoudt te bestaan en het vermogen over

gaat op twee of meer bestaande verkrijgende BV’s. Bij een ruziesplitsing is het mogelijk om de wegen

van de aandeelhouders te laten scheiden. Zo kan bijvoorbeeld een gezamenlijke holding worden ge-

splitst in twee persoonlijke holdings;

Page 14: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 14/15

- een afsplitsing, waarbij een deel van het vermogen over gaat op één of meer nieuwe verkrijgende zus-

ter-BV’s. In dat geval worden de aandeelhouders van de splitsende BV in gelijke verhoudingen aandeel-

houder van de verkrijgende BV’s. Deze variant wordt veel toegepast om beleggingsvermogen af te

splitsen naar een door ouders te behouden BV bij bedrijfsopvolging;

- een uitzak-afsplitsing, waarbij een deel van het vermogen over gaat op een nieuwe verkrijgende doch-

ter-BV. In dat geval wordt de splitsende BV enig aandeelhouder van de verkrijgende BV’s. Dit wordt bij-

voorbeeld toegepast bij verplaatsing van vastgoed binnen de BV-structuur;

- een zuivere driehoeks-splitsing, waarbij het vermogen van de splitsende BV over gaat op één of meer

reeds bestaande of nieuwe verkrijgende BV’s en waarbij een groepsmaatschappij van die verkrijgende

BV’s aandelen uitreikt aan de aandeelhouders van de splitsende BV. In dat geval worden de aandeel-

houders van de splitsende BV dus aandeelhouder van bijvoorbeeld de moedervennootschap van de

verkrijgende BV’s.

In alle gevallen moet de volgende juridische procedure doorlopen worden:

- er wordt door het bestuur van alle bij de splitsing betrokken BV’s (de splitsende BV en reeds bestaande

verkrijgende BV’s) een splitsingsvoorstel opgesteld. In dit splitsingsvoorstel wordt onder meer beschre-

ven welke vermogensbestanddelen er over gaan op de verkrijgende BV;

- bij een afsplitsing moet ook beschreven worden welke vermogensbestanddelen door de splitsende BV

behouden worden. In dat geval is ook een accountantsverklaring nodig;

- het splitsingsvoorstel moet gedeponeerd worden bij de Kamer van Koophandel en ook ten kantore van

alle bij de splitsing betrokken BV’s moet een exemplaar ter inzage liggen. De Kamer van Koophandel

geeft hiervoor een zogenoemde deponeringsverklaring af;

- in een landelijk verspreid dagblad moet vervolgens aangekondigd worden dat het splitsingsvoorstel

gedeponeerd is en waar het ter inzage ligt;

- als niemand bezwaar maakt tegen de splitsing, dan kan er na een maand bij de Rechtbank verzocht

worden om een verklaring van non-verzet;

- na afgifte van die verklaring kan de BV gesplitst worden. De splitsing heeft een dag later effect.

Fiscaal gezien kan een splitsing diverse gevolgen hebben:

- er gaan vermogensbestanddelen onder algemene titel over van de splitsende op de verkrijgende BV.

Dit wordt als hoofdregel (bij fictie) als een vervreemding aangemerkt bij de splitsende BV, zodat er

vennootschapsbelasting verschuldigd is over stille reserves, goodwill en desinvesteringsbijtelling. Als

sprake is van zakelijke overwegingen (met tegenbewijsperiode van drie boekjaren), dan is het echter

mogelijk om de splitsing fiscaal geruisloos te laten verlopen. De verkrijgende BV gaat dan verder met de

fiscale boekwaarde van die vermogensbestanddelen bij de splitsende BV.

- voor een natuurlijk persoon (houder aanmerkelijk belang) is de splitsing van een rechtstreeks gehouden

BV als hoofdregel een fictieve vervreemding van zijn aandelen. Op verzoek kan fiscale afrekening echter

achterwege blijven. De verkrijgingsprijs van de splitsende BV wordt dan naar rato van het verkregen

vermogen verdeeld over alle bij de splitsing betrokken BV’s. Het is praktisch en voor de toekomst dui-

delijk als bij de verkrijgende BV’s voor het bedrag van de doorgeschoven verkrijgingsprijs aandelenkapi-

taal wordt geplaatst;

- als er bij de splitsing een pand over gaat op een verkrijgende BV, dan is als hoofdregel overdrachtsbe-

lasting verschuldigd. Als aan de splitsing echter zakelijke motieven ten grondslag liggen, dan kan een

beroep gedaan worden op een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting voor de verkrijging van het

pand. Het komt ook voor dat de verkrijgende BV als gevolg van de splitsing een zogenoemd vastgoed-

Page 15: 1. Inleiding - NOAB · holdingstructuur biedt ten opzichte van het rechtstreeks houden van één enkele BV dan ook aanzienlijk meer flexibiliteit als het gaat om verkoop van de onderneming.

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal

Praktijknotitie herstructurering gericht op holdingstructuren Pagina: 15/15

lichaam wordt. In dat geval kan de verkrijging van de aandelen in die BV ook als belastbaar feit worden

aangemerkt. Op die verkrijging is geen vrijstelling overdrachtsbelasting van toepassing. In sommige ge-

vallen kan er wel een beroep gedaan worden op beleid, namelijk als er vanuit de natuurlijk persoon be-

zien geen sprake is van een uitbreiding van het belang in het pand.

Het voordeel van een splitsing is dat deze herstructureringsfaciliteit in de uitvoering veel mogelijkheden en

flexibiliteit biedt, met name voor de overdrachtsbelasting. En in juridische zin gaat het vermogen onder

algemene titel over, wat bijvoorbeeld voor contracten praktisch kan zijn. Contractspartijen dienen geïnfor-

meerd te worden over de splitsing, maar in principe gaan de contracten van rechtswege over. Wel dient

altijd beoordeeld te worden of in het contract zelf een bijzondere bepaling van toepassing is bij een split-

sing. Met name banken maken daar in de kleine lettertjes melding van en grijpen de splitsing aan om op-

nieuw over de condities van een geldlening in discussie te gaan. Ook bij verleende vergunningen kan het

voorkomen dat een uitvoeringsinstantie simpelweg negeert dat er van rechtswege een nieuwe BV in de

plaats van de oude BV treedt. Het is verstandig om op voorhand na te gaan of een nieuwe aanvraagproce-

dure vereist is, of dat een naamswijziging voldoend eis. Tot slot is van belang dat er voor schuldeisers wet-

telijke beschermingsmaatregelen gelden bij een splitsing. Zij kunnen zich onder omstandigheden verhalen

op een andere bij de splitsing betrokken rechtspersoon.

4. Besluiten

De diverse genoemde herstructureringsfaciliteiten zijn opgenomen in wettelijke bepalingen, maar veelal

nader uitgewerkt in besluiten met (standaard)voorwaarden. Hierna volgt een overzicht de belangrijkste

besluiten:

- Bedrijfsfusie: 12 augustus 2015 (BLKB 2015/520M)

- Juridische afsplitsing: 27 januari 2015 (BLKB 2015/33M)

- Zuivere splitsing: 27 januari 2015 (BLKB 2015/38M)

- Besluit Fiscale Eenheid 2003 17 december 2002 (WDB 2002/563M)

5. Ten slotte

Mocht u vragen hebben over de inhoud van deze NOAB praktijknotitie, dan kunt u als NOAB-lid in het kader

van de NOAB-helpdesk contact opnemen met:

NOAB Adviesgroeplid Marree & Van Uunen Belastingadviseurs

Tel. 013 – 577 34 81

Voorwaarden en disclaimer

Deze praktijknotities zijn specifiek bedoeld voor NOAB-kantoren. Het is niet toegestaan deze te delen met

andere partijen.

Daarnaast is de disclaimer van kracht die u kunt vinden op www.noab.nl/disclaimer.