1 0506140806 130430%20noordelijke%20lustwarande%20langs%20roodbaards%20parken trouw

1
Utrecht en Gelderland hebben de naam maar ook de noordelijke provicies herbergen een, deels vergeten, schat aan 19de eeuwse landschapsparken en tuinen. Onderzoekers spoorden er 147 op, waarvan meer dan de helft ontworpen is door Lucas Pieters Roodbaard. Noordelijke Lustw Cokky van Limpt ‘E erlijk gezegd had ik nog nooit van Roodbaard ge- hoord”, zegt landschapsar- chitect Els van der Laan, “toen ik in 1987 de vraag kreeg om het land- schapspark bij Ropta State in Wijnal- dum in oude glorie te herstellen. Ik was onder de indruk van deze parel van Roodbaards hand, van de prach- tige hoogten en glooiingen van het park in de klei aan de Zeedijk, het weiland met schapen en bomen er- omheen, de vijverpartij, de brug, het prieel. Er bleek nog een tekening te zijn van het oorspronkelijke ontwerp van Roodbaard uit 1832. Op basis daarvan voerden we het herstelplan uit. Ook de verloren gegane moes- tuin legden we opnieuw aan.” Hoe kan het, vroeg Van der Laan zich af, dat we zo weinig van de tuin- en landschapsarchitect Lucas Pieters Roodbaard (1782-1851) weten? Het duurde nog tot 2010 voor zij kon be- ginnen aan haar onderzoek, samen met landschapshistoricus Willemie- ke Ottens, naar de sporen van Rood- baard in de landschapsparken van Friesland, Groningen en Drenthe. Ook studenten uit Groningen, Wa- geningen en Delft hielpen bij het on- derzoek, dat werd gefinancierd door het Stimuleringsfonds voor Architec- tuur. Met giften van een aantal noor- delijke gemeenten kon de website www.roodbaardsrijkdom.nl worden gebouwd. Het drie jaar durende speurwerk resulteerde in het overzichtswerk ‘Roodbaards Rijkdom. Landschaps- parken Noord Nederland 1800-1850. Friesland, Groningen en Drenthe’. Veel van Roodbaards verloren gegane groene erfenis kwam in het onder- zoek boven tafel, en het aantal tui- nen en parken waarbij hij betrokken is geweest als aanlegger, ontwerper of inspirator, kan nu worden verdub- beld tot ruim honderd. De onderzoekers deden ruimtelijk onderzoek, aan de hand van oude kaarten, waarop veel buitenplaatsen stonden aangegeven, en bestudeer- den Roodbaards ontwerpmethodiek. Ook deden ze historisch onderzoek. Omdat er zo weinig bekend is over Roodbaard, moesten ze daarvoor gaan spitten in archieven, dagboek- en en familielijnen tussen zijn op- drachtgevers. Behalve gemeentebe- sturen waren dat rijke kooplieden en adellijke families, die veelal met el- kaar verbonden bleken te zijn. Van de 35 bewaard gebleven origi- nele ontwerptekeningen van Rood- baard werden legenda gemaakt. Wat tekende hij en wat bedoelde hij daar- mee? “Je ziet dan”, zegt Van der Laan, “dat hij steeds frivoler wordt. Hij te- kende vanuit het ruimtelijke bele- ven, steeds meer open en naar buiten gericht. Ook gaat hij in de loop der jaren in zijn ontwerpen steeds meer details toevoegen. Dat is bijvoorbeeld goed te zien als je twee tekeningen vergelijkt die hij maakte voor de Prinsentuin op het bolwerk van Leeu- warden. Die uit 1820 is nog tamelijk gesloten, met hoeken en grote vlak- ken, terwijl die uit 1842 veel meer kleine elementen bevat, geen hoe- ken meer heeft maar rondingen en organische vormen en opvallende vista’s, zichtlijnen, die hij tekent als kattensnorren.” Roodbaard, die vóór zijn carrière als landschapsarchitect hovenier was en portretschilder, kon echt prachtig tekenen, vindt zijn hedendaagse col- lega. Kenmerkend voor zijn land- schappelijke stijl noemt ze zijn kat- tensnor-vista’s, reliëfs in het land- schap, slingerpaden en waterpartij- en, die zo zijn aangelegd dat ze on- eindig lijken. “De krulletjes in het haar van Anna Habina Alberda van Menkema, een van de weinige por- tretten die Roodbaard maakte, lijken wel op de rondingen in zijn latere tuinontwerpen. Hij maakte in zekere zin ‘portretten’ van tuinen, met vor- men waarin je menselijke ingewan- den kunt zien, nieren, aderen, een kloppend hart.” Drie jaar onderzoek brachten 147 parken en tuinen in beeld, waarvan ongeveer tweederde met zekerheid aan Roodbaard kan worden toege- schreven. Op een kaart van de drie noordelijke provincies vormen de buitenplaatsen een brede band van Harlingen tot Winschoten. De land- goederen ontstonden op de overgan- gen in het landschap tussen laag en hoog, nat en droog en open en beslo- ten, tussen de lage zeeklei van Gro- ningen en het hoge zand en veen van Drenthe. Nu deze vergeten groene erfenis aan het licht is gebracht, moeten we er ook iets mee gaan doen, vindt Van der Laan. “Utrecht heeft zijn Lustwa- rande, Gelderland zijn Arcadië langs de Rijn, Kennemerland zijn buiten- plaatsen. Met zoveel rijkdom aan parken en tuinen zouden ook Fries- land, Groningen en Drenthe hun his- torische groen moeten gaan benut- ten. Het wordt tijd voor een Noorde- lijke Lustwarande.” Ze is al in gesprek met de drie land- schapsorganisaties om te zien of er partijen te vinden zijn om het idee van een lustwarande op te pakken. Landschapsbeheer Friesland zet zich actief in voor het plan, de eigenaren willen heel graag meedoen om hun oude buitens nieuw elan te geven en ook de lokale bewoners zijn enthou- siast en denken en fantaseren lustig mee. “Zij worden zich bewust van de kwaliteit van de parken en tuinen en gaan zich er mede verantwoordelijk voor voelen.” Als voorbeeld noemt ze de animo van de inwoners van Oldeberkoop voor hun Koepelbos. Dit bos is in de negentiende eeuw ontworpen en aangelegd door Roodbaard, in op- dracht van de familie Willinge. Jan Reconstructietekening van het door Roodbaard ontworpen Koepelbos bij Oldeberkoop BEELD NO.ORDPEIL ‘Het groene erfgoed is tot nu toe onbenut gebleven’ Albert Willinge was grietman, een soort burgemeester, hij had veel grond en was ook sociaal bewogen. Het Koepelbos werd daarom een van de eerste voor publiek toegankelijke parken. Na jaren van verwaarlozing heeft NO.ORDPEIL landschap.steden- bouw, het bureau waaraan Van der Laan is verbonden, op verzoek van Landschapsbeheer Friesland een her- stelplan gemaakt. En de enthousiast geworden Oldeberkopers hebben daarop hun Koepelbos ‘emotioneel geadopteerd’. “Op een informatieavond in het dorp zat de hele zaal bomvol,” vertelt Van der Laan. “Wij schetsten het toe- komstplan en het dorp dacht mee. Schoolkinderen maakten tekeningen en iedereen had er zo zijn fantasieën bij. Inmiddels is het hertenkamp met hulp van de dorpsbewoners opge- knapt. Landschapsbeheer Friesland heeft geld gekregen voor het opknap- pen van het bos. Samen met eigenaar Staatsbosbeheer en vrijwilligers uit het dorp is inmiddels veel dood hout weggehaald en zijn er struiken ge- rooid. Daardoor worden de zichtlij- nen van Roodbaard weer zichtbaar, de glooiingen in het bos en de water- partijen die volledig waren dichtge- groeid.” Aan de rand van het Koepelbos staat een horecagelegenheid. Met de voorkant naar de weg gericht en de – dichte – achterkant naar het bos ge- keerd. “Doodzonde,” vindt Van der Laan. “In onze plannen voor een Noordelijke Lustwarande willen we dit soort plekken veel meer gaan uit- baten. Het erfgoed is volop aanwezig maar veel is tot nu toe onbenut ge- bleven.” Het is de moeite waard, vindt Van der Laan, om alle noordelijke regio’s waar zich clusters van buitenplaat- sen bevinden nauwkeurig te gaan be- kijken: wat zit er nu – een museum, hotel, horecagelegenheid of niets – en welke nieuwe functies kunnen er eventueel aan de landschapsparken worden gegeven. Bij dat laatste denkt ze ook aan de eventuele herintroduc- tie van de moestuinen en boomgaar- den, die Roodbaard in zijn ontwer- pen opnam. “Ropta State in Wijnal- dum had een prachtige moestuin, in het Koepelbos waren boomgaarden en bij de Fraeylemaborg in Slochte- ren tekende hij zelfs graanvelden in. Roodbaard was daar uniek in. Hij maakte eetbare parken van de bui- tens – een concept dat, met alle her- nieuwde aandacht voor lokale voed- selproductie, naar mijn mening ook goed zou passen in het hier en nu.” Een toeristische route langs een lustwarande van noordelijke buiten- plaatsen kan volgend jaar zomer klaar zijn, denkt ze. “Veel parken zijn al publiek toegankelijk en ook particulieren zouden hun tuinen kunnen openstellen.” Zelfs voor het toerisme langs de Waddenkust kan een Noordelijke Lustwarande interes- sant zijn, vermoedt ze. “Wat willen de drie noordelijke provincies met deze kostbare groene erfenis? Om die vraag zou het moe- ten gaan”, vindt Van der Laan. “Een mooie kans om over provinciegren- zen heen te kijken.” Els van der Laan-Meijer en Willemieke Ottens: Roodbaards Rijkdom. Land- schapsparken Noord Nederland 1800- 1850. Friesland, Groningen en Dren- the. Uitgave Bonas, ISBN 9789076643557, 232 pag, 30 euro. 11 deVerdieping dinsdag 30 april 2013 Trouw duurzaamheid & natuur Els van der Laan: ‘Friesland, Groningen en Drenthe moeten historisch groen gaan benutten’. FOTO SJAAK VERBOOM warande langs Roodbaards parken De tuin- en landschapsarchitect Lucas Pieters Roodbaard (1782- 1851), geboren als zoon van een arme hovenier in het Drentse Rol- de, was een pionier op het gebied van de landschappelijke aanleg van tuinen en parken – een kunst die hij zichzelf geleerd heeft. In de voetsporen van zijn vader ging hij aanvankelijk als hovenier aan de slag, onder meer op het Groningse buiten Zandvoort. Vanaf 1807 volgde hij zes jaar lang gratis avondlessen op de Groningse tekenacademie. In 1813 trouwde hij en vestigde zich als portretschil- der. Er zijn wel enkele portretten van hem bekend, maar Roodbaard ontwikkelde zich niet verder als schilder. Hij ging zich toeleggen op het ontwerpen en aanleggen van tuinen en parken. Vanaf 1824 noemde hij zich dan ook ‘aanleg- ger en architect van buitens’. Het gezin Roodbaard verhuisde in datzelfde jaar van Groningen naar Leeuwarden, waar hij vier jaar eer- der zijn eerste grote opdracht – de Prinsentuin – had voltooid. Vele opdrachten volgden en Roodbaard groeide uit tot een gevierd archi- tect van buitens in Friesland, Gro- ningen en Drenthe. Bekende voorbeelden van zijn ont- werpkunst zijn de Engelse Tuin op het Bolwerk van Harlingen (1843), Stania State in Oenkerk (1821 en 1834), Ropta State in Wijnaldum (1827 en 1832) en de Algemene Begraafplaats in Leeuwarden (1829) waar hij in 1851 ook zelf is begra- ven. Roodbaard behoorde tot de groten van zijn tijd, maar is veel minder bekend dan andere negentiende- eeuwse tuinarchitecten zoals L.A. Springer (1855-1940) en J.D. Zocher jr. (1791-1870). Waarschijnlijk omdat er weinig van hem op schrift staat. Springer was erg onder de indruk van het werk van Roodbaard. En Zocher zal hij vrij- wel zeker persoonlijk hebben gekend. Tekening van Stania State in Oenkerk, gemaakt door Roodbaard in 1821. Wie was Roodbaard?

description

http://www.roodbaardsrijkdom.nl/library/media/1-0506140806-130430%20Noordelijke%20Lustwarande%20langs%20Roodbaards%20parken_Trouw.pdf

Transcript of 1 0506140806 130430%20noordelijke%20lustwarande%20langs%20roodbaards%20parken trouw

Page 1: 1 0506140806 130430%20noordelijke%20lustwarande%20langs%20roodbaards%20parken trouw

natuurdagboek 30 april 2013

Bonte vliegenvangers wachten op beter weer

FOTO

JEANET

TEES

SINK

Twee nachten vliegenDat de lente aan de frisse kant was,en dat de bloemen laat bloeiden ende vogels laat broedden. Dat nemenwe dan ook zomaar aan hè, dat dievogels later broeden. Natuurlijk, hetis koud, er zijn geen rupsjes, ze kun-nen maar beter even wachten. Des-noods slaan ze een seizoen over, ofde eerste leg, als ze vaker leggen.Want al die inspanning – bij lage sla-gingskans zou het verspilling zijn.Maar neem nou de bonte vliegen-

vangers. Hoewel u er misschien nognooit een gezien heeft, steekt debonte vlieg zo onderhand de kool-mees naar de kroon als gevierd on-derzoeksobject. Christiaan Both on-derzoekt ze met zijn collega’s al ja-ren.In Drenthe hangen honderden

nestkasten die jaarlijks worden be-woond door bonte vliegenvangers.Alleen al daarom moet het onder-zoek een stimulans zijn voor debonte-vliegenvangerstand. En datkunnen ze wel gebruiken, want de

bonte zangvogels overwinteren inAfrika en kunnen het naar vorenopschuivende begin van de lenteniet bijbenen. Daardoor komen zete laat voor de rupsenpiek.Maar deze lente kwamen ze te

vroeg voor rupsen. En net als veelandere Afrikagangers hielden zezich gedeisd. Maar zodra het zondag14 april warmer werd, kwam de in-vasie op gang. Die zondag kwamende eerste bonte vliegenvangers, alwaren het er nog maar drie. Bothschat dat de volgende vier dagendriekwart arriveerde. Van de man-netjes dan, de vrouwtjes komen al-tijd later. Hoewel die dit jaar ookvroeg zijn. Ze slaan meteen al aanhet nestelen.Alles wijst er volgens Both op dat

de vogels ongeveer twee nacht-vluchten van Nederland hebben ge-wacht op een weersomslag. Haddenze vlakbij gezeten, dan waren er 14april al wel meer gezien.

Koos Dijksterhuis

Rotterdamgaatmeer, in plaatsvanminder CO2 uitstoten

Sharon van Oost

Het ambitieuze Rotterdam ClimateInitiative gaat er niet in slagen om deuitstoot van CO2 terug te dringen.Dat staat in een rapport van het on-afhankelijke energie-onderzoekscen-trum ECN. De havenstad zal de ko-mende jaren zelfs meer dan tweekeer zoveel broeikasgassen uitstoten.Het Rotterdam Climate Initiative is

een initiatief van de gemeente Rot-terdam, het Havenbedrijf Rotterdamen DCMR Milieudienst Rijnmond.Deze organisaties hebben samen eenserie afspraken gemaakt, waarmeehet milieu in en rond de havenstadverbeterd moet worden.Het belangrijkste voornemen is dat

de uitstoot van koolstofdioxide in2025 gehalveerd moet zijn ten op-zichte van het basisjaar 1990.De uitstoot van alle Rotterdamse

gebouwen moet daarom met vijftigprocent omlaag en schonere brand-stoffen en alternatieve voertuigenmoeten voor een flinke CO2-reductiezorgen. Daarnaast is er een promi-nente rol weggelegd voor biomassaen windenergie.De oorzaak voor de forse verhoging

ligt volgens Jan Rotmans, hoogleraartransitiekunde aan de Erasmus Uni-versiteit, bij de twee kolencentralesdie volgend jaar hoogstwaarschijn-lijk opengaan.De eerdere plannen om CO2-uit-

stoot af te vangen en onder de grondop te slaan – ook wel aangeduid alsCCS (Carbon Capture and Storage) –zijn volgens de studie van het ECNniet haalbaar, waardoor de koolstof-dioxide zo de lucht in gaat.Het onderzoek, dat overigens werd

gedaan in opdracht van het klimaat-initiatief zelf, is uitgevoerd in de sec-toren energie & industrie en vracht-vervoer, binnen de gemeentegrenzenvan Rotterdam. Een van de conclu-sies is dat alleen al deze twee secto-ren onder het huidige beleid de doel-stelling met een factor 2,5 overschrij-den.Rotmans denkt dat Rotterdamse in-

dustriebedrijven nog lang niet vanCO2 af willen omdat zij er zelf veelgeld mee verdienen.Welke maatregelen er op de agen-

da staan, kan milieuwethouderAlexandra van Huffelen nog niet zeg-gen. Zij verdiept zich op dit momentin de onderzoeksresultaten, meldthaar woordvoerster Anna Feiner.“Het zijn inderdaad spannende uit-

komsten, maar daarmee is nu noghelemaal niet gezegd dat het initia-tief faalt.” Volgens Feiner is het groot-ste probleem inderdaad dat het af-vangen en opslaan van de CO2, die dede toekomstige kolencentrales gaanuitstoten, niet te realiseren is. “Wezijn afhankelijk van een aantal facto-ren, waar we later deze week meerover zullen zeggen.”

Utrecht en Gelderland hebben de naam maarook de noordelijke provicies herbergen een,deels vergeten, schat aan 19de eeuwselandschapsparken en tuinen. Onderzoekersspoorden er 147 op, waarvan meer dan de helftontworpen is door Lucas Pieters Roodbaard.

Noordelijke Lustw

Cokky van Limpt

‘Eerlijk gezegd had ik nognooit van Roodbaard ge-hoord”, zegt landschapsar-

chitect Els van der Laan, “toen ik in1987 de vraag kreeg om het land-schapspark bij Ropta State in Wijnal-dum in oude glorie te herstellen. Ikwas onder de indruk van deze parelvan Roodbaards hand, van de prach-tige hoogten en glooiingen van hetpark in de klei aan de Zeedijk, hetweiland met schapen en bomen er-omheen, de vijverpartij, de brug, hetprieel. Er bleek nog een tekening tezijn van het oorspronkelijke ontwerpvan Roodbaard uit 1832. Op basisdaarvan voerden we het herstelplanuit. Ook de verloren gegane moes-tuin legden we opnieuw aan.”Hoe kan het, vroeg Van der Laan

zich af, dat we zo weinig van de tuin-en landschapsarchitect Lucas PietersRoodbaard (1782-1851) weten? Hetduurde nog tot 2010 voor zij kon be-ginnen aan haar onderzoek, samenmet landschapshistoricus Willemie-ke Ottens, naar de sporen van Rood-baard in de landschapsparken vanFriesland, Groningen en Drenthe.Ook studenten uit Groningen, Wa-geningen en Delft hielpen bij het on-derzoek, dat werd gefinancierd doorhet Stimuleringsfonds voor Architec-tuur. Met giften van een aantal noor-delijke gemeenten kon de websitewww.roodbaardsrijkdom.nl wordengebouwd.Het drie jaar durende speurwerk

resulteerde in het overzichtswerk‘Roodbaards Rijkdom. Landschaps-parken Noord Nederland 1800-1850.Friesland, Groningen en Drenthe’.Veel van Roodbaards verloren geganegroene erfenis kwam in het onder-zoek boven tafel, en het aantal tui-nen en parken waarbij hij betrokkenis geweest als aanlegger, ontwerperof inspirator, kan nu worden verdub-beld tot ruim honderd.De onderzoekers deden ruimtelijk

onderzoek, aan de hand van oudekaarten, waarop veel buitenplaatsen

stonden aangegeven, en bestudeer-den Roodbaards ontwerpmethodiek.Ook deden ze historisch onderzoek.Omdat er zo weinig bekend is overRoodbaard, moesten ze daarvoorgaan spitten in archieven, dagboek-en en familielijnen tussen zijn op-drachtgevers. Behalve gemeentebe-sturen waren dat rijke kooplieden enadellijke families, die veelal met el-kaar verbonden bleken te zijn.Van de 35 bewaard gebleven origi-

nele ontwerptekeningen van Rood-baard werden legenda gemaakt. Wattekende hij en wat bedoelde hij daar-mee? “Je ziet dan”, zegt Van der Laan,“dat hij steeds frivoler wordt. Hij te-kende vanuit het ruimtelijke bele-ven, steeds meer open en naar buitengericht. Ook gaat hij in de loop derjaren in zijn ontwerpen steeds meer

details toevoegen. Dat is bijvoorbeeldgoed te zien als je twee tekeningenvergelijkt die hij maakte voor dePrinsentuin op het bolwerk van Leeu-warden. Die uit 1820 is nog tamelijkgesloten, met hoeken en grote vlak-ken, terwijl die uit 1842 veel meerkleine elementen bevat, geen hoe-ken meer heeft maar rondingen enorganische vormen en opvallendevista’s, zichtlijnen, die hij tekent alskattensnorren.”Roodbaard, die vóór zijn carrière

als landschapsarchitect hovenier wasen portretschilder, kon echt prachtigtekenen, vindt zijn hedendaagse col-lega. Kenmerkend voor zijn land-schappelijke stijl noemt ze zijn kat-tensnor-vista’s, reliëfs in het land-schap, slingerpaden en waterpartij-en, die zo zijn aangelegd dat ze on-eindig lijken. “De krulletjes in hethaar van Anna Habina Alberda van

Menkema, een van de weinige por-tretten die Roodbaard maakte, lijkenwel op de rondingen in zijn lateretuinontwerpen. Hij maakte in zekerezin ‘portretten’ van tuinen, met vor-men waarin je menselijke ingewan-den kunt zien, nieren, aderen, eenkloppend hart.”Drie jaar onderzoek brachten 147

parken en tuinen in beeld, waarvanongeveer tweederde met zekerheidaan Roodbaard kan worden toege-schreven. Op een kaart van de drienoordelijke provincies vormen debuitenplaatsen een brede band vanHarlingen tot Winschoten. De land-goederen ontstonden op de overgan-gen in het landschap tussen laag enhoog, nat en droog en open en beslo-ten, tussen de lage zeeklei van Gro-ningen en het hoge zand en veen vanDrenthe.Nu deze vergeten groene erfenis

aan het licht is gebracht, moeten weer ook iets mee gaan doen, vindt Vander Laan. “Utrecht heeft zijn Lustwa-rande, Gelderland zijn Arcadië langsde Rijn, Kennemerland zijn buiten-plaatsen. Met zoveel rijkdom aanparken en tuinen zouden ook Fries-land, Groningen en Drenthe hun his-torische groen moeten gaan benut-ten. Het wordt tijd voor een Noorde-lijke Lustwarande.”Ze is al in gesprek met de drie land-

schapsorganisaties om te zien of erpartijen te vinden zijn om het ideevan een lustwarande op te pakken.Landschapsbeheer Friesland zet zichactief in voor het plan, de eigenarenwillen heel graag meedoen om hunoude buitens nieuw elan te geven enook de lokale bewoners zijn enthou-siast en denken en fantaseren lustigmee. “Zij worden zich bewust van dekwaliteit van de parken en tuinen engaan zich er mede verantwoordelijkvoor voelen.”Als voorbeeld noemt ze de animo

van de inwoners van Oldeberkoopvoor hun Koepelbos. Dit bos is in denegentiende eeuw ontworpen enaangelegd door Roodbaard, in op-dracht van de familie Willinge. Jan

deVerdieping10 dinsdag 30 april 2013 Trouw

duurzaamheid&natuur

Reconstructietekening van het door Roodbaard ontworpen Koepelbos bij Oldeberkoop BEELD NO.ORDPEIL

‘Het groene erfgoedis tot nu toeonbenut gebleven’

Albert Willinge was grietman, eensoort burgemeester, hij had veelgrond en was ook sociaal bewogen.Het Koepelbos werd daarom een vande eerste voor publiek toegankelijkeparken. Na jaren van verwaarlozingheeft NO.ORDPEIL landschap.steden-bouw, het bureau waaraan Van derLaan is verbonden, op verzoek vanLandschapsbeheer Friesland een her-stelplan gemaakt. En de enthousiastgeworden Oldeberkopers hebbendaarop hun Koepelbos ‘emotioneelgeadopteerd’.“Op een informatieavond in het

dorp zat de hele zaal bomvol,” verteltVan der Laan. “Wij schetsten het toe-komstplan en het dorp dacht mee.

Schoolkinderen maakten tekeningenen iedereen had er zo zijn fantasieënbij. Inmiddels is het hertenkampmethulp van de dorpsbewoners opge-knapt. Landschapsbeheer Frieslandheeft geld gekregen voor het opknap-pen van het bos. Samenmet eigenaarStaatsbosbeheer en vrijwilligers uithet dorp is inmiddels veel dood houtweggehaald en zijn er struiken ge-rooid. Daardoor worden de zichtlij-nen van Roodbaard weer zichtbaar,de glooiingen in het bos en de water-partijen die volledig waren dichtge-groeid.”Aan de rand van het Koepelbos

staat een horecagelegenheid. Met devoorkant naar de weg gericht en de

– dichte – achterkant naar het bos ge-keerd. “Doodzonde,” vindt Van derLaan. “In onze plannen voor eenNoordelijke Lustwarande willen wedit soort plekken veel meer gaan uit-baten. Het erfgoed is volop aanwezigmaar veel is tot nu toe onbenut ge-bleven.”Het is de moeite waard, vindt Van

der Laan, om alle noordelijke regio’swaar zich clusters van buitenplaat-sen bevinden nauwkeurig te gaan be-kijken: wat zit er nu – een museum,hotel, horecagelegenheid of niets –en welke nieuwe functies kunnen ereventueel aan de landschapsparkenworden gegeven. Bij dat laatste denktze ook aan de eventuele herintroduc-

tie van de moestuinen en boomgaar-den, die Roodbaard in zijn ontwer-pen opnam. “Ropta State in Wijnal-dum had een prachtige moestuin, inhet Koepelbos waren boomgaardenen bij de Fraeylemaborg in Slochte-ren tekende hij zelfs graanvelden in.Roodbaard was daar uniek in. Hijmaakte eetbare parken van de bui-tens – een concept dat, met alle her-nieuwde aandacht voor lokale voed-selproductie, naar mijn mening ookgoed zou passen in het hier en nu.”Een toeristische route langs een

lustwarande van noordelijke buiten-plaatsen kan volgend jaar zomerklaar zijn, denkt ze. “Veel parkenzijn al publiek toegankelijk en ook

particulieren zouden hun tuinenkunnen openstellen.” Zelfs voor hettoerisme langs de Waddenkust kaneen Noordelijke Lustwarande interes-sant zijn, vermoedt ze.“Wat willen de drie noordelijke

provincies met deze kostbare groeneerfenis? Om die vraag zou het moe-ten gaan”, vindt Van der Laan. “Eenmooie kans om over provinciegren-zen heen te kijken.”

Els van der Laan-Meijer en WillemiekeOttens: Roodbaards Rijkdom. Land-schapsparken Noord Nederland 1800-1850. Friesland, Groningen en Dren-the. Uitgave Bonas, ISBN9789076643557, 232 pag, 30 euro.

11deVerdiepingdinsdag 30 april 2013Trouw

duurzaamheid&natuur

Els van der Laan: ‘Friesland, Groningen en Drenthe moeten historisch groen gaan benutten’. FOTO SJAAK VERBOOM

warande langs Roodbaards parken

De tuin- en landschapsarchitectLucas Pieters Roodbaard (1782-1851), geboren als zoon van eenarme hovenier in het Drentse Rol-de, was een pionier op het gebiedvan de landschappelijke aanleg vantuinen en parken – een kunst diehij zichzelf geleerd heeft. In devoetsporen van zijn vader ging hijaanvankelijk als hovenier aan deslag, onder meer op het Groningsebuiten Zandvoort.Vanaf 1807 volgde hij zes jaar langgratis avondlessen op de Groningsetekenacademie. In 1813 trouwdehij en vestigde zich als portretschil-der. Er zijn wel enkele portrettenvan hem bekend, maar Roodbaardontwikkelde zich niet verder alsschilder. Hij ging zich toeleggen ophet ontwerpen en aanleggen vantuinen en parken. Vanaf 1824noemde hij zich dan ook ‘aanleg-ger en architect van buitens’.Het gezin Roodbaard verhuisde indatzelfde jaar van Groningen naarLeeuwarden, waar hij vier jaar eer-

der zijn eerste grote opdracht – dePrinsentuin – had voltooid. Veleopdrachten volgden en Roodbaardgroeide uit tot een gevierd archi-tect van buitens in Friesland, Gro-ningen en Drenthe.Bekende voorbeelden van zijn ont-werpkunst zijn de Engelse Tuin ophet Bolwerk van Harlingen (1843),Stania State in Oenkerk (1821 en1834), Ropta State in Wijnaldum(1827 en 1832) en de AlgemeneBegraafplaats in Leeuwarden (1829)waar hij in 1851 ook zelf is begra-ven.Roodbaard behoorde tot de grotenvan zijn tijd, maar is veel minderbekend dan andere negentiende-eeuwse tuinarchitecten zoals L.A.Springer (1855-1940) en J.D. Zocherjr. (1791-1870). Waarschijnlijkomdat er weinig van hem opschrift staat. Springer was ergonder de indruk van het werk vanRoodbaard. En Zocher zal hij vrij-wel zeker persoonlijk hebbengekend.

Tekening van Stania State in Oenkerk, gemaakt door Roodbaard in 1821.

Wie was Roodbaard?