01052001

download 01052001

of 10

Transcript of 01052001

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

PROCEDURE:

UTILITEITEN STOOM, LUCHT, ELEKTRICITEIT & KOELWATER (PERNIS)Doel / scope

Wec : Veiligheidsrapport : WWW-Aannemers : Noodplan : SOX gerelateerd :

Nee Nee Nee Nee Nee

Comm. Index : Risico : Classificatie : HSE-kritisch :

B/D M Unrestricted Ja

Deze procedure beschrijft de achtergronden die de basis vormen voor de zekerstelling van leverantie van de Utilities stoom, lucht,elektriciteit en koelwater. Het omschrijft een beschrijving van de relevante systemen voor de klanten en de daarbij behorende noodprocedures, welke er van uitgaan dat er niet gelijktijdig een storing optreedt bij meerdere installaties. De doelgroep zijn alle producenten en consumenten op Pernis van Utilities. RHP/UC, ROM/85, RT/5, RT/7, RDU/50 en RHP/10. M(idden). Bij het niet volgen van de beheersmaatregelen, zoals beschreven in deze handleiding is er ingeval van storingen in de productie-units met als gevolg afschakelen van systemen en opregelen van productiecapaciteit om de gegarandeerde condities te handhaven niet zeker gesteld. Laatste revisie F Datum 23-12-2008 Reden Algehele revisie. Aanpassingen door transitie Utilitie verantwoordelijkheden van RDU naar RHP en nieuwe Utilitie producent AirLiquide (PerGen) en uit bedrijf nemen van Ketelhuis-4.

Doelgroep Toetsers Risico

Revisie info

Meer revisie info

Inhoudsopgave 1.

ACTIVITEITENBESCHRIJVING.......................................................... 21.1 1.2 1.3 1.4 1.5 STOOMSYSTEMEN ......................................................................................... 2 INSTRUMENTENLUCHT- EN WERKLUCHTSYSTEEM ................................. 3 ELEKTRICITEITSVOORZIENING .................................................................... 3 KOELWATERNET ............................................................................................ 6 INFORMEREN UTILITY BEDRIJF ................................................................... 6

2. 3. 4.

REFERENTIE...................................................................................... 7 DEFINITIES EN AFKORTINGEN........................................................ 8 LOADSHEDDING................................................................................ 84.1 STOOM LOAD SHEDDING .............................................................................. 8

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 1 van 10 Niveau: 2

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

1.1.1

0

ACTIVITEITENBESCHRIJVING

STOOMSYSTEMEN De stoomproductie in Pernis wordt verzorgd door de afdelingen RHP en AirLiquide (PerGen). De verantwoordelijkheid voor het distributiesysteem en kwaliteit van de geleverde stoom ligt bij de afdeling RHP. De stoomproductie bij RHP wordt voornamelijk verkregen uit waste heat (vaste hoeveelheid) en zgn. bijstookketels, waarmee men extra snel stoom kan maken bij de PGP, de productie van PerGen geschiedt met vier Heat Recovery Steam Generators (HRSG). Alle variaties in stoomvraag worden door de PGP en PerGen installaties opgevangen. Deze stoom wordt via het distributiesysteem getransporteerd naar de gebruikers.4

Het MP-(Medium Pressure) stoomsysteem wordt op druk gehouden door de PerGen installatie die regelend staat op de druk in het MP-stoomnet. Door PerGen wordt eveneens stoom op 4 barg LP-(Low Pressure) stoom niveau geproduceerd wat geleverd wordt aan de chemische fabrieken van COD/CMR. Op het DEG-terrein wordt stoom van 7 barg IP-(Intermediate Pressure) stoom niveau, verkregen door het aflaten van 18 barg stoom via een tegendruk turbogenerator of via een reduceer, gedistribueerd naar de diverse klanten. Op het ABC-terrein wordt stoom van 7 barg (IP-stoom) niveau, verkregen door het aflaten van 18 barg stoom via een tegendruk turboluchtcompressor, gedistribueerd naar de diverse SNR klanten. 1.1.1 Storingen in MP-stoom leverantie Om de gevolgen van een storing met een of meerdere van de stoom producerende units te kunnen minimaliseren beschikken PGP en PerGen units over een aantal mogelijkheden zoals bijstoken en Stoomloadshedding. Stoomloadshedding houdt in dat er afhankelijk van de ernst van de storing verbruikers worden afgeschakeld en tegelijkertijd reserve productie capaciteit wordt opgeregeld. Het opregelen van de draaiende reserve (on-line reserve) capaciteit kost altijd enige tijd , om dit te overbruggen wordt tijdelijk stoom naar niet belangrijke afnemers (Z/1-Ldg/11 = verwarming) afgeschakeld. In geval van een ernstige storing worden steeds meer afnemers (de zgn NON-preferente stoom gebruikers) voor kortere of langere tijd afgeschakeld volgens procedure. De verdeling tussen Non-preferente en Preferente afnemers is gemaakt aan de hand van de risicos die afschakeling van stoom met zich meebrengt op gebied van veiligheid, gezondheid en milieu.10

Indien een storing optreedt die het noodzakelijk maakt dat er fabrieken afgeschakeld worden die Non-Preferente stoom gebruiken, wordt dit gemeld via de meldkamer aan alle afnemers met het zgn. utility alarm. Zodra de storing verholpen is, moet het utility alarm via de meldkamer ingetrokken worden. Het afschakelen van afnemers geschied door middel van het sluiten van een elektrisch bediende afsluiter in de hoofdleiding waar deze afnemers op geschakeld staan. Het melden en opheffen van Utility Alarm wordt door de RHP Utility Cordinator gedaan. 1.1.2 Storingen in IP-stoom levering Deze kwaliteit stoom wordt gegenereerd op het DEG-terrein ten behoeve van diverse chemiefabrieken (zie lijst). De IP-stoom kan, in geval van tekorten in het MP-stoomnet, afgeschakeld worden volgens de in hoofdstuk 2 beschreven activiteiten en op verzoek van RHP/Utility Cordinator. Dit afschakelen gebeurt door RSP. De bypass-reduceer, die dan opent, zal door middel van setpointverlaging, door operation RSP, gesloten moeten worden.11

Door uitval van de tegendrukturbine als gevolg van een mechanisch of elektrisch probleem aan de unit zelf wordt de stoomleverantie overgenomen door de by-pass reduceer. IP-stoom DEG-terrein HexionAC/E HexionVersat CH ics COD/COF 1 SNC Shin-etsu CWZ PVC CVP

Op het ABC-terrein wordt deze stoom gegenereerd door n turbine gedreven luchtcompressor. Als deze unit buiten bedrijf is zal de IP-stoom leverantie worden overgenomen door het reduceren vanuit het MP-stoomnet naar het IP-stoomnet.

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 2 van 10 Niveau: 2

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

1.1.3

Storingen in LP-stoom levering Deze stoomsoort doet niet mee met de loadshedding procedure. Er zijn geen mogelijkheden om dit af te schakelen en afschakeling lijdt in principe tot reduceren van MP-stoom op lokaal niveau wat het probleem in het MP-stoomnet alleen maar groter maakt.12

1.2

INSTRUMENTENLUCHT- EN WERKLUCHTSYSTEEM De productie van instrumentenlucht en werklucht vindt net als de stoomproductie plaats bij RHP (2 luchtcompressoren) en PerGen (3 luchtcompressoren). Tijdens normaal bedrijf staan er 4 units bij terwijl de vijfde koud stand-by staat of in onderhoud is. De aangezogen buitenlucht wordt gecomprimeerd tot ca. 10 barg en daarna gedroogd in drogerinstallaties tot een dauwpunt van 40C is bereikt. Het HD-perslucht systeem wordt via het instrumenten en werkluchtnetwerk over het terrein van Pernis gedistribueerd naar de gebruikers. Op deze systemen zijn de fabrieken aangesloten. De kwaliteit van de lucht is in alle gevallen hetzelfde (zie BBS doc.id.:01.05.3001) Utiliteiten spec. boek).5

1.2.1

Instrumenten lucht/leeflucht Instrumentenlucht wordt geleverd voor de bediening van de instrumenten/kleppen en regelaars. Tevens wordt deze lucht gebruikt als beademingslucht (leeflucht) voor het betreden van ruimtes met een schadelijke atmosfeer.13

Instrumentenlucht kan in principe niet uitvallen tenzij de leidingen het zouden begeven of bij uitval van twee of meer compressoren. Bij uitval van n van de vier in bedrijf staande luchtcompressoren wordt in eerste instantie de reservecapaciteit op de overige 3 compressoren aangesproken en in tweede instantie het werklucht verbruik geminimaliseerd. Beademingslucht moet afgetakt worden/aangesloten zijn op, instrumentenluchtsystemen. De luchtcompressoren zuigen lucht uit de omgeving aan. Deze lucht kan verontreinigd zijn met koolwaterstoffen al dan niet giftig. Hiervoor is detectie-apparatuur geplaatst die alarmeert in geval van een te hoge concentratieverontreinigingen (CH, H2S, CO etc) die gevaarlijk kunnen zijn voor de gezondheid. Indien de concentratie verontreinigingen te hoog oploopt (kan gebeuren bij een gaslek in de omgeving van de aanzuig) wordt er door de RHP Utilitie Cordinator utility alarm gegeven voor beademingslucht. In dat geval moeten de werkzaamheden waarbij beademingslucht gebruikt wordt worden beindigd. 1.2.2 Werklucht Werk-/proceslucht is net als instrumentenlucht afgetakt van de HD-perslucht transportleidingen. Werk-/proceslucht wordt voor alle overige toepassingen gebruikt waar geen instrumentenlucht voor nodig is. Zoals bijvoorbeeld gereedschappen, transportsystemen, zakkenvulmachines, agitatiedoeleinden etc. In tegenstelling tot instrumentenlucht kan werk-/proceslucht wel afgeschakeld worden als er een storing is met een van de persluchtcompressoren. Werk/proceslucht wordt dus afgeschakeld ten gunste van instrumentenlucht.14

Trip compressoren Indien op PerGen alle luchtcompressoren trippen zal de Hogedrukleiding A (weg 115/102) en Hogedrukleiding B(weg 39/30) naar behoefte geknepen worden ten behoeve van Hogedruk/Instrumentenluchtnet ABC-terrein en DE-terrein. Indien op de PGP (RHP) alle luchtcompressoren trippen zal de Hogedrukleiding A (weg 17/24) en Hogedrukleiding B (weg 17/24) naar behoefte geknepen worden ten behoeve van Hogedruk/Instrumentenluchtnet KLMN-terrein en DE-terrein. 1.3 ELEKTRICITEITSVOORZIENING Het hoogspanningsnet te Shell Pernis is opgebouwd uit een distributiesysteem op spanningsniveaus 66kV, 25kV, 10kV, 6kV en 3kV. Over het gehele Shell Pernis terrein zijn 10 generatoren opgesteld die op het Shell hoogspanningsnet invoeden. De totale capaciteit van deze generatoren bedraagt ongeveer 200MW. Dit is onder normaal bedrijf voldoende om te voorzien in de energiebehoefte van Shell Pernis. Bij een tekort zal energie worden gemporteerd uit het openbare net en bij een overschot zal energie worden gexporteerd naar het openbare net. De opgewekte elektrische energie wordt via de centrales naar de hoofdstations gedistribueerd. In figuur 1 is het elektrisch distributienet in een blokschema weergegeven.6

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 3 van 10 Niveau: 2

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

1.3.1

15

Centrale 2 (2)

Distributie C2 is het 25kV station aan weg 17 hoek weg 10 dat de fabrieken op het ABC terrein van elektrische energie voorziet. C2 is via twee transformatoren verbonden met C3. Op C2 zijn diverse 25kV hoofdstations verspreid over het ABC terrein aangesloten. Opwekking Op C2 zijn drie generatoren aangesloten, te weten generator 7, 11 en 12. Deze eenheden bevinden zich respectievelijk in de units 4600, 7200 en 7300 van RHP-PGP. Generator 7 wordt gedreven door gasturbine GT2. Generator 11 en 12 worden door stoomturbines gedreven. De generatoren leveren elektrische energie aan de op C2 aangesloten gebruikers. Daarnaast wordt met de restwarmte van de uitlaat van de gasturbine stoom geproduceerd. Noodbedrijf C2 is voorzien van een 25 kV stand-by voeding met een capaciteit van ongeveer 20MVA. Deze voeding wordt betrokken vanuit station Hoogvliet 1 en voedt in geval van calamiteit in op de secured power rail in C2. Indien geheel C2 spanningsloos zou vallen schakelt de stand-by secured power voeding in. De vital utility stations, aangesloten op de secured power rail, worden op deze manier weer op n voeding van spanning voorzien. De betreffende stations zijn uitgerust met een ACO (Automatic Change-Over) en herstart inrichtingen. Deze inrichtingen zorgen voor automatische herstart van onder andere de koelwaterpompen zodat in geval van calamiteit (spanningsuitval) voldoende koelwater voor de fabrieken beschikbaar blijft. 1.3.216

Centrale 3 (3)

Distributie C3 is het 66kV station aan weg 1B dat het hoogspanningsnet van Shell Pernis via twee transformatoren met het openbare net verbindt. Tevens wordt vanuit C3 het hoofd motorbord van de HCU gevoed. Daarnaast is C2 direct op C3 aangesloten. C4 is via LC4 op C3 aangesloten. Opwekking Op C3 zijn twee generatoren aangesloten, te weten generator 13 en 14. Deze eenheden bevinden zich respectievelijk in de units 4700 en 4800 van RHP-PGP. De generatoren worden gedreven door gasturbines GT4 en GT5. De generatoren leveren elektrische energie aan de op C3 aangesloten gebruikers. Daarnaast wordt met de restwarmte van de uitlaat van de gasturbine stoom geproduceerd. Noodbedrijf In C3 is geen noodvoorziening beschikbaar. Uitval van C3 betekent uitval van alle fabrieken op het SNR terrein met uitzondering van de utility stations waarvoor een noodvoorziening in de vorm van eilandbedrijf of secured power is getroffen. 1.3.317

Centrale 4 (4)

Distributie C4 is het 25kV station aan weg 109 dat de fabrieken op het KLM terrein van elektrische energie voorziet. C4 is via LC4 verbonden met C3. Op C4 zijn diverse 25kV hoofdstations verspreid over het KLM terrein aangesloten. Opwekking Op C4 zijn vier generatoren aangesloten, te weten generator 5, 9, 20 en 21. Generatoren 5, 20 en 21 vallen onder beheer van Air Liquide en worden gedreven door stoomturbines. Generator 9 valt onder beheer van RDU-CD6 en wordt gedreven door gasturbine GT3. De generatoren leveren elektrische energie aan de op C4 aangesloten gebruikers. Daarnaast wordt met de restwarmte van de uitlaat van de gasturbine stoom geproduceerd.

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 4 van 10 Niveau: 2

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

Noodbedrijf C4 is voorzien van een eilandbedrijf functie. In geval van wegvallen van spanning en frequentie op de voedingen naar centrale 4 wordt eilandbedrijf genitieerd. Dit houdt in dat de eilandrail wordt los geschakeld van de niet-eiland rail en daarmee wordt los geschakeld van het gestoorde systeem. De vital utility stations, aangesloten op de eiland rail, blijven op deze manier op n voeding van spanning voorzien. De generatoren die op de eilandrail geschakeld staan zorgen voor stabiele spanning en frequentie en voldoende elektrische energie binnen het eiland. Indien onvoldoende elektrische energie beschikbaar is binnen het eiland tijdens eiland bedrijf zullen non-utility stations door automatische loadshedding afgeschakeld worden. De betreffende utility stations zijn uitgerust met een ACO en herstart inrichtingen. Deze inrichtingen zorgen voor automatische herstart van onder andere de koelwaterpompen zodat in geval van calamiteit (spanningsuitval) voldoende koelwater voor de fabrieken beschikbaar blijft. 1.3.418

Load Centre 4 (LC4)

Distributie LC4 is het 25kV station op de parkeerplaats voor het CK dat centrale 4 via twee transformatoren verbindt met centrale 3. Tevens worden vanuit LC4 de stations op het DEG terrein van elektrische energie voorzien. Opwekking Op LC4 zijn geen generatoren aangesloten. Op het DEG terrein wordt enkel elektrische energie opgewekt door generator 8. Deze generator is op een hoofdstation van LC4 aangesloten. De generator wordt gedreven door een stoomturbine, genaamd de DEG turbine (onder beheer van RSP). Noodbedrijf In LC4 is geen noodvoorziening beschikbaar. Uitval van LC4 betekent uitval van alle fabrieken op het DEG terrein. Uitzondering hierop zijn WPH5 en een deel van Shin Etsu, welke in geval van calamiteit overgeschakeld kunnen worden naar het eilandbedrijf van Centrale 4. 1.3.519

Figuur 1: Blokschema elektrisch distributienet Shell Pernis

Oudeland

Waalhaven / Botlek Openbaar net

Secured power

Shell Pernis Centrale 3

Centrale 2

HCU Motorbord

GEN 13 (GT4) GEN 14 (GT5)

DEG terrein

Load Centre 4

GEN 8 (TG DEG)

ABC terrein

GEN 7 (GT2) GEN 11 (TG7200) GEN 12 (TG7300)

KLMN terrein GEN 5 (TG Air Liquide) GEN 9 (GT3) GEN 20 (TG Air Liquide) GEN 21 (TG Air Liquide)

Centrale 4

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 5 van 10 Niveau: 2

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

1.4

KOELWATERNET Het terrein van Shell Pernis wordt van koelwater voorzien door 3 waterpomphuizen t.w.:7

ABC-terrein = WPH/3. Hier wordt water opgepompt uit de Oude Maas en gedistribueerd over het ABC-terrein. Het gebruikte koelwater wordt weer geloosd in de eerste petroleumhaven via twee hoofdrioolsystemen. (tekening R174753 sh-1/2) Waterpomphuis 3 heeft drie (15 kTon/hr) pompen en drie (5 kTon/hr) pompen, de pompen kunnen op afstand vanuit CCR-1 gestart worden.

DEG-terrein = WPH/5. Hier wordt water opgepompt uit de Nieuwe Waterweg en gedistribueerd over het DEG-terrein. Het gebruikte koelwater wordt weer geloosd in de Eerste Petroleumhaven via diverse lozingspunten. Er zijn twee verbindingsleidingen met het ABC-terrein waardoor een relatief kleine hoeveelheid koelwater wordt overgestort naar het ABC-terrein. Hoeveelheid is afhankelijk van het seizoen. (tekening R174753 sh- 3) Waterpomphuis 5 heeft drie (15 kTon/hr) pompen waarvan twee in bedrijf en een automatisch stand-by.

KLMN-terrein = WPH/4. Hier wordt water opgepompt uit de Tweede Petroleumhaven en gedistribueerd naar de gebruikers op het KLMN-terrein. Het koelwater wordt weer geloosd deels in de Tweede Petroleumhaven en deels in de Eerste Petroleumhaven via het metro riool. (tekening R174753 sh-4) Waterpomphuis 4 heeft drie(15 kTon/hr) pompen en twee (5 kTon/hr), een kleine pomp staat automatisch stand-by en koelwaterpomp 7 (15 kTon/hr) kan vanuit de CCR-11 op afstand gestart worden.

Het netwerk bestaat geheel uit ondergrondse leidingen, deels van staal,beton en deels van staal met betonnen binnenmantel. Het ontwerp is zodanig gemaakt dat een aantal fabrieken van 2 hoofdleidingen gevoed kunnen worden dus in principe niet zonder koelwater kunnen komen. Eventuele lekkages in het ondergrondse leidingwerk worden indien mogelijk met behulp van noodreparaties tijdelijk gedicht, definitieve reparatie kan dan gepland worden uitgevoerd. Uitval van een pomp betekent alleen tijdelijk wat minder aanvoer (lagere aanvoerdruk). Alle pompen zijn elektrisch gedreven en op alle waterpomphuizen kunnen de pompen via 2 onafhankelijke voedingen spanning krijgen. Het beheer van het koelwaternet is geregeld in 01.05.1038 Procedure operatie en beheer off-plot leidingen (SNR/SNC Pernis). Schakelingen aan het koelwaternet moeten worden opgegeven bij: ABC-terrein : DE-terrein : RHP netwerkoperator ROM/8 netwerkbeheerder RSP/RHP netwerkoperator ROM/8 netwerkbeheerder KLM-terrein : RDU netwerkoperator ROM/8 netwerkbeheerder De druk- en temperatuur specificaties van het koelwater zijn omschreven in 01.05.3001 Utiliteiten specificatieboek Shell Pernis (SNC/SNR Pernis). De cordinatie wordt uitgevoerd door de RHP/UC, de schakelingen worden in overleg met de netwerkbeheerder ROM/8 uitgevoerd. Voor het gehele terrein geldt wanneer door RHP en/of RSP en/of RDU met koelwater geschakeld wordt, of er een koelwater tekort optreedt, of een koelwater verontreiniging is opgetreden deze meldingen door de RHP/Utility Cordinator met de meldkamer Pernis gecommuniceerd worden. 1.5 INFORMEREN UTILITY BEDRIJF Het utility-bedrijf streeft naar optimaal gebruik van stoomketels, koelwaterpompen, luchtcompressoren en leidingsystemen. Om dit mogelijk te maken dienen de individuele operationele afdelingen van SNR en third-parties de volgende handelingen in acht nemen.8

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 6 van 10 Niveau: 2

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

1.5.1

Geplande start-stop fabrieken Bij veranderingen in de utility-gebruik die voorzien zijn, bijvoorbeeld start/stop van fabrieken of productie units, moet ten alle tijde de RPH/Utility Cordinator tijdig gewaarschuwd worden. Bij een geplande start of stop van een fabriek moet minimaal 1 week van tevoren gewaarschuwd worden. Deze tijd is nodig om een Utility planning te maken. Melding moet telefonisch gemaakt worden (RHP/Utility Cordinator toestel 2337) met een e-mail bevestiging aan de RHP Utilitie Cordinator en RT/7.20

1.5.2

Specificatie afwijkingen en/of lokale storingen Bij afwijking van kwantiteit en/of kwaliteit specificaties of bij storingen/lekkages van een utility dient de daarbij betrokken fabriek contact op te nemen met de RHP/Utility Cordinator. De afwijking moet telefonisch gecommuniceerd worden met een e-mail bevestiging. De e-mail bevestiging moet aan de RHP/Utility Cordinator en RT/7 verstuurd worden met verwijzing naar de operationele specificaties waaraan niet voldaan worden en de gepaard gaande impact van de afwijking.21

1.5.3

Calamiteit gemeld door een Utility Alarm Wanneer de Utilitiy Cordinator een Utility alarm via de meldkamer doorgeeft, hebben de diverse fabrieken de verantwoordelijkheid om hun gebruik van de desbetreffende utility te beperken of te stoppen naar mate het in de utility alarm gecommuniceerd wordt. Hieraan moet gehoor gegeven worden totdat de utility alarm door de Utility Cordinator is ingetrokken. Nadat de Utility alarm terug getrokken is, moeten de geaffecteerde fabrieken hun verzoek om weer normale niveaus van utility verbruik in te nemen met behulp van het BBS Doc. Id.formulier 01.05.7059 Vezoek tot inname van Utilities door faxen naar de Utility Cordinator faxnummer 2840Met hierbij de volgende informatie:22

naam fabriek, naam persoon, de functie, te bereiken onder toestelnummer, de benodigde utility die nodig is voor opstarten, de doorzet beperking/kosten/verliezen, de eventuele starttijd die nodig is.

De Utility Cordinator zal dan de goedkeuring van deze verzoeken cordineren.

2.

1

REFERENTIEOperatie/beheer offplotleidingen, doc.id 01.05.1038. Utiliteiten specificatieboek, doc.id. 01.05.3001. Aanvraag formulier voor Utility inname, BBS Doc.Id formulier 01.05.7059.

Definities On line reserve Onder on-line reserve wordt verstaan die stoom die on-line beschikbaar is om het uitvallen van een stoom producent op te kunnen vangen. Loadshedding reserve Onder loadshedding reserve wordt verstaan stoom die snel beschikbaar gemaakt kan worden om tijdens een trip de drukschommelingen in het net te minimaliseren. Deze stoom is voor een korte tijd beschikbaar.

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 7 van 10 Niveau: 2

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

3.

2

DEFINITIES EN AFKORTINGEN: Asset Manager : Centrale-4 : Eigen Gebruik 3 : Intermediate Pressure : Middle Pressure : Low Pressure : Hoge Druk : Ploegleider : Pernis Generator : Utility Cordinator

AM C4 EB3 IP MP LP HD PL PerGen UC

4.4.1 4.1.1

3

LOADSHEDDINGSTOOM LOAD SHEDDING Verantwoordelijkheden PerGen, RHP en RSP bij loadshedding van MP-stoom

9

23

Verzoek tot Loadshedding De cordinatie van de handelingen ligt bij de RHP/Utility Cordinator. Bij het uitvoeren van deze maatregelen zo spoedig mogelijk de Meldkamer Pernis informeren via het algemeen alarmtelefoonnummer 2222. Bij hinder buiten de terreingrens Meldkamer Pernis via CIN-melding de overheden laten waarschuwen. Zie bedrijfsnoodplan BBS2 05.05.2090. Bij stoomstoringen veroorzaakt door het uitvallen van een stoomproducent van RHP, zal PerGen waar mogelijk ondersteuning geven aan het ABC-terrein. Bij stoomstoringen veroorzaakt door het uitvallen van een stoomproducent van PerGen, zal RHP waar mogelijk ondersteuning geven aan het DE-en KLMN-terrein. De uitvoering van deze loadshedding gebeurt in stappen afhankelijk van de nog actuele producties en afnames in het systeem, alsmede de line-up van het distributie systeem. De non preferente stoom van Leiding 11 en Zuid 1 kunnen indien nodig al dan niet tijdelijk op voorhand worden geknepen om tijd te winnen voor het starten en/of opregelen van bijstook installaties en/of online-units, dit is afhankelijk van de actuele bedrijfssituatie. De noodzakelijke acties bij PerGen worden op aangeven van de UC/RHP uitgevoerd en zijn vastgelegd in de operationele afspraken met PerGen. Procedure: RHP.02.7023. De noodzakelijke acties bij RSP worden ook op aangeven van de UC/RHP uitgevoerd. Voor een voorbeeld van de stappen in de loadshedding zie standaard stroomschema onder punt 4.1.2 .X

X

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 8 van 10 Niveau: 2

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

4.1.2

Standaard stroomschema load shedding De dienstdoende RHP/Utility Cordinator is verantwoordelijk voor de update van de actuele situatie van het stroomdiagram. Bij elke verandering wordt de paneloperator RSP voorzien van een up to date versie van het stroomdiagram. Formuliernummer: RHP.02.7022.24

Stroomschema Stoom LoadsheddingVolgorde opvoering stoomproduktie en Loadshedding RHP-PerGen-RSP

Aktie:

Wat:

PerGen

Stoomproduktie opvoeren

(1)

Spare HRSG

RHP

Bijstook bijnemen/opvoeren

(2 en 3) U-4700/4800/4600

RHP

Leiding 11

(4)

Dicht (700PC-052/053)

RHP

MOV 4

(5)

Zuid 1 dicht

RHP

Unit 7300

(6)

Terug regelen naar minimaal condenseren/stoppen U-4700 en U-4800

RHP

NOx stoom "stoppen"

(7)

RSP

Unit 800

(8)

RHP: Trip DEG turbine RSP: Setpoint IP-stoom verlagen

RHP

Overstort C-leiding

(9)

12-FRC-041 dicht

RHP

MOV-5/6/7 A/B/C-ldg Rubber dicht

(10)

Utility alarm algemeen

RHP

MOV-1/2 A/B-ldg De-terrein dicht

(11)

RHP

SCHEIDEN systeem

(12)

Scheiden ABC-terrein met DE/KLM-terrein (700-MOV-094)

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 9 van 10 Niveau: 2

UNCONTROLLED INDIEN GEPRINT

BBS procedure 01.05.2001

terug naar voorblad Revisie informatie Revisie Datum 0 A 01-02-2002 01-01-2003 Reden Eerste uitgave Toegevoegd verantwoordelijkheden schakelen MP-stoom RDU & RHP in hoofdstuk 6 en hoofdstuk 5.4. Informeren Utility bedrijf bij het starten en stoppen van fabrieken. Hiermee vervalt de procedure RDU.01.1006 op BBS niveau 3. Aanpassing hoofdstuk 5.1.2 t.a.v. IP-stoom ABC-terrein. Nieuwe lay-out en algehele toetsing op inhoud en actualiteit. Aanpassing hoofdstuk 1.4 t.a.v. communicatie bij calamiteiten. Diverse aanpassingen i.v.m. verandering organisatiestructuur SNR.

B C D E

24-06-2004 11-04-2006 05-12-2006 13-02-2007

Filenaam: 01052001.doc

Rev.: F

Inhoudelijk beheer: RHP Eigenaar: Voorzitter BBS proces 01

Pagina: 10 van 10 Niveau: 2