Wie heeft er nog dorst

Post on 12-Jul-2015

152 views 0 download

Transcript of Wie heeft er nog dorst

Welkom bij deze dienst op dankdag

voor gewas en arbeid.

Voorganger ds mevr Kramer van Urk

Organist Joh de Vries

Thema: “Wie heeft er nog dorst?”

VDD G 351

Zie ons heden

voor U treden,

1

Zie ons heden

voor U treden,

God die goedheid zijt,

die ons hebt gegeven

Christus, 't eeuwig leven,

eens en voor altijd.

2

God van zegen,

onzentwege

hebt Ge uw Zoon gezaaid;

en het zaad werd wakker:

op de wereldakker

wordt met vreugd gemaaid.

3

Ach, wij smeken:

in dit teken,

Heer, maak ons gewis,

dat Gij ons zult schenken

boven alle denken

wat ons nodig is.

4

Laat wie zaaien

straks ook maaien

naar uw goede wet.

Zegen onze landen;

't werk van onze handen,

God, bevestig het!

Welkom bij deze dienst op dankdag

voor gewas en arbeid.

Voorganger ds mevr Kramer van Urk

Organist Joh de Vries

Thema: “Wie heeft er nog dorst?”

P 145 – 1, 5

O Heer, mijn God, Gij koning

van 't heelal,

O Heer, mijn God, Gij koning van 't heelal,

ik wil uw naam verheffen boven al.

Van dag tot dag roem ik uw majesteit,

ik zegen U voor eeuwig en altijd.

Groot is de HEER, zijn grootheid zij

geprezen,

groot is zijn naam, zijn ondoorgrondlijk

wezen.

Van mond tot mond gaan uw geduchte

daden,

van eeuw tot eeuw slaat men uw werken

gade.

Zie, aller ogen zijn op U gericht,

HEER, die te rechter tijd hun nood

verlicht.

Gij opent uwe hand, en al wat leeft

vindt voedsel, vindt al wat het nodig heeft.

Rechtvaardig is de HEER in al zijn wegen,

in al zijn daden is Hij ons genegen.

Al wie Hem aanroept, schenkt Hij zijn

ontferming;

wie Hem in waarheid aanroept, vindt

bescherming.

Stil gebed

Votum en groet

Ere zij de Vader en de Zoon

En de Heilige Geest,

Als in den beginne, nu en immer,

En van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Amen.

G 350 – 1, 2, 3, 4

God, die leven

hebt gegeven

1

God, die leven

hebt gegeven

in der aarde schoot,

alle vrucht der velden

moeten we U vergelden,

dank voor 't daaglijks brood.

Gez. 350 : 2

Niet voor schuren,

die niet duren,

gaaft Gij vruchtbaarheid,

maar opdat op aarde,

in uw goede gaarde,

niemand honger lijdt.

3

Maar wij rijken,

ach, wij blijken

hard en onverstoord.

Open onze oren,

Heer, opdat wij horen

't roepen aan de poort.

4

Wil dan geven,

dat ons leven

zelf ook vruchtbaar zij.

Laat in goede daden

't woord van uw genade

opgaan, sterk en vrij.

Gebed om Gods nabijheid.

Daarna lezen Lev. 23 : 39 – 43

39 Neem dit in acht: Op de vijftiende dag van de zevende maand, wanneer je de oogst van het land hebt gehaald, begint het feest van de HEER, dat zeven dagen duurt. De eerste dag en de achtste dag moeten voor jullie rustdagen zijn. 40 De eerste dag moeten jullie mooie vruchten plukken en takken afsnijden van dadelpalmen, loofbomen en beekwilgen.

Zeven dagen lang moeten jullie feestvieren ten overstaan van de HEER, jullie God. 41 Elk jaar moet dit feest ter ere van de HEER zeven dagen lang gevierd worden. Dit voorschrift geldt voor altijd, generatie na generatie. Vier dit feest in de zevende maand.

42 Zeven dagen lang moeten jullie in hutten wonen, elke geboren Israëliet moet in een loofhut wonen, 43 om jullie kinderen eraan te herinneren dat ik de Israëlieten in hutten liet wonen toen ik hen uit Egypte wegleidde. Ik ben de HEER, jullie God.”’

P 67 – 1, 3

God zij ons gunstig en genadig.

1

God zij ons gunstig en genadig.

Hij schenke ons 't gezegend licht

dat overvloedig en gestadig

straalt van zijn heilig aangezicht:

opdat hier op aarde elk uw weg

aanvaarde

en tot U zich wend',

zo, dat allerwegen ieder volk de

zegen

van uw heil erkent.

3

De aarde heeft de vrucht gegeven,

die door de hemel werd verwekt,

en uit haar schoot ontspruit nieuw leven

waar God zijn hand houdt uitgestrekt.

God is ons genegen, / onze God geeft

zegen,

Hij die alles geeft,

Hij zal zijn geprezen, / Hem zal alles

vrezen

wat op aarde leeft.

Lezen Joh. 7 : 37 t/m 44

37 Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! 38 “Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’ 39 Hiermee doelde hij op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen;

de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven. 40 Toen de mensen in de menigte dit hoorden zeiden ze: ‘Dit moet wel de profeet zijn.’ 41 Anderen beweerden: ‘Het is de messias,’ maar er werd ook gezegd: ‘De messias komt toch niet uit Galilea?

42 De Schrift zegt toch dat de messias uit het nageslacht van David komt en uit Betlehem, waar David woonde?’ 43 Zo ontstond er verdeeldheid in de menigte, 44 en sommigen wilden hem grijpen, maar niemand deed hem iets.

ELB 150 – 1, 3

Ruis, o Godsstroom der genade

1

Ruis, o Godsstroom der genade

in gemeent' en huis en hart!

Laat in U gezond zich baden,

wat gebogen gaat door smart!

Stroom, o heil'ge Geest, terneder

op het uitgedroogde land;

en de bloemen bloeien weder,

haast verwelkt door zonnebrand.

3

Komt, gij dorstigen, hier drinken

uit die milde heilfontein!

Laat uw ziel in 't stof niet zinken,

maar in haar gereinigd zijn.

Laat U door haar golven dragen

tot waar liefde nooit verkoelt,

waar de kust der aardse dagen

door Gods vreugde wordt omspoeld.

Wie heeft er nog dorst?

ELB 411

Jezus leeft in eeuwigheid,

1

Koor:

Jezus leeft in eeuwigheid,

zijn sjaloom wordt werkelijkheid.

Alle dingen maakt Hij nieuw.

Hij is de Heer van mijn leven.

2

Straks als er een nieuwe dag begint,

en het licht het van het duister wint,

mag ik bij Hem binnengaan,

voor zijn troon gaan staan.

Hef ik daar mijn loflied aan:

Koor:

Jezus leeft in eeuwigheid,

zijn sjaloom wordt werkelijkheid.

Alle dingen maakt Hij nieuw.

Hij is de Heer van mijn leven.

4

Straks wanneer de grote dag begint,

en het licht voor altijd overwint,

zal de hemel opengaan,

komt de Heer er aan.

Heffen wij dit loflied aan:

5

Jezus komt in heerlijkheid,

zijn sjaloom wordt wereldwijd.

Alle dingen maakt Hij nieuw.

Hij is de Heer van ons leven.

Dankgebeden

Collecte

1ste diaconie

2de eigen gemeente

G 390 – 1, 2, 3

'k Wil U, o God, mijn dank betalen,

1

'k Wil U, o God, mijn dank betalen,

U prijzen in mijn avondlied.

Het zonlicht moge nederdalen,

maar Gij, mijn licht, begeeft mij niet.

Gij woudt mij met uw gunst

omringen,

meer dan een vader zorgdet Gij,

Gij, milde bron van zegeningen:

zulk een ontfermer waart Gij mij.

2

Uw trouwe zorg wou mij bewaren,

uw hand heeft mij gevoed, geleid;

Gij waart nabij in mijn bezwaren,

nabij in elke moeilijkheid.

Deez' avond roept mij na mijn zorgen

tot rust voor lichaam en voor geest.

Heb dank, reeds van de vroege

morgen

zijt Gij mijn heil en hulp geweest.

3

Ik weet, aan wie ik mij vertrouwe,

al wisselen ook dag en nacht.

Ik ken de rots waarop ik bouwe:

hij feilt niet, die uw heil verwacht.

Eens aan de avond van mijn leven

breng ik, van zorg en strijden moe,

voor elke dag, mij hier gegeven,

U hoger, reiner loflied toe.

Zegen

3 x amen