VESALIUS (1514-1564). BOUW DWARSGESTREEPTE SPIER Dwarsgestreepte spieren worden WILLEKEURIG...

Post on 13-May-2015

223 views 1 download

Transcript of VESALIUS (1514-1564). BOUW DWARSGESTREEPTE SPIER Dwarsgestreepte spieren worden WILLEKEURIG...

VESALIUS (1514-1564)

BOUW DWARSGESTREEPTE SPIER

Dwarsgestreepte spieren worden WILLEKEURIG bezenuwd, ze staan onder de controle van ons bewust zenuwstelsel. Spiercellen kunnen samentrekken en daardoor een kracht ontwikkelen. •Spierbuik met vlies en pezen•Pezen bestaan uit collageen en zijn NIET SAMENTREKBAAR•Spierbundels•Spiercellen of spiervezels•Spierfibrillen

SPIER MET OORSPRONG EN AANHECHTING

Spierbundel: groep spiervezels

Spiervezel of spiercel

Spierfibrillen (myofibrillen)

Bouw dwarsgestreepte spier

• Spierbundel

• Spiervezel of spiercel

• Spierfibrillen

BEZENUWING

Een spier kan pas samentrekken na een ‘elektrisch’ bevel vanuit de hersenen dat gaat via het ruggenmerg en de zenuwen en aankomt in de motorische eindplaat. Die zenuwprikkel kan vervangen worden door een elektrische prikkel uit een apparaat (elektrostimulatie).Een groep spiervezels die door één motorische eindplaat wordt bediend noemt men een motorische eenheid ( motor unit). Die varieert van 1 tot 100 spiervezels.

Motorische eindplaat

Motorische eindplaat

ELEKTROSTIMULATIE

BOTOX

Er zijn een groot aantal krachtige vergiften en geneesmiddelen die invloed uitoefenen op de neuromusculaire overgang, bijvoorbeeld BOTOX dat wordt gebruikt om aangezichtsspieren te verlammen, CURARE dat gebruikt wordt door Zuidamerikaanse indianenstammen op hun blaaspijltjes en ZENUWGASSEN.

HYPERTROFIE EN ATROFIE

Trainen van een spier zorgt voor meer fibrillen waardoor de spier dikker en sterker wordt: HYPERTROFIE bvb bodybuilderEen spier die een tijd lang niet gebruikt wordt bvb onder gips, gaat spierfibrillen verliezen, dunner worden en minder sterk: ATROFIE

Hypertrofie en Atrofie

Spierstofwisseling

Om een spier te laten samentrekken is er zuurstof en glycogeen (spiersuiker) nodig. De zuurstof vanuit de ademhaling ‘verbrandt’ de suiker. Dit verbrandingsproces levert energie onder de vorm van warmte en energie die nodig is om de spierfibrillen in elkaar te laten schuiven = spiercontractie

Glucosestofwisseling

Suikermoleculen komen in bloedbaanInsuline uit pancreas vormt glucose om tot glycogeen dat wordt opgestapeld in lever en spieren of wordt omgezet in vetdruppels die worden vervoerd naar de vetcellen

VOEDSEL ADEMHALING ADEMHALING

SPIJSVERTERINGBLOED BLOED

GLUCOSE WARMTEKOOLZUURGAS

SPIERSUIKER(Glycogeen) + ZUURSTOF

(O2) =ENERGIE + AFVALSTOFFEN

SAMENTREKKING MELKZUUR

LEVER

GLYCOGEEN

SPIERTONUS

Zelfs op een spier in rust staat nog altijd een spanning, de TONUS die er voor zorgt dat we zonder inspanning onze houding (zit, staan enz) kunnen behouden.Teveel tonus = hypertonie bvb spasticiteitTe weinig tonus = hypotonie bvb floppy child

Hypertonie - Hypotonie

ONDERBEEN DORSAAL: KUITSPIEREN

• m. gastrocnemius of tweelingspier

• m. soleus of scholspier

• m. plantaris longus of lange zoolspier

SKELET BENEN

FemurcondylenKuitbeenhoofd

Hielbeenknobbel

GASTROCNEMIUS of TWEELINGSPIER

• O: met twee koppen op uiteinden dijbeen (femurcondylen)

• A: samen met soleus en plantaris longus in een gemeenschappelijke achillespees op de hielbeenknobbel

• W: hiel heffen en voet strekken

M. soleus of scholspier:

O: kuitbeenhoofd A: met achillespees

op hielbeenknobbelW: hiel heffen en

voet strekken

M. plantaris longus of lange zoolspier:

O: laterale condyl dijbeen

A: met achillespees op hielbeenknobbel

W: hiel heffen en voet strekken

Voet strekken of extensie voet

GASTROCNEMIUS

ACHILLESPEES

ACHILLESHIEL

DIJ DORSAAL: HAMSTRINGS

• m.biceps femoris of tweehoofdige dijspier

• m.semimembranosus of halfvliezige spier

• m. semitendinosus of halfpezige spier

SKELET HEUP/DIJBEEN

Zitbeenknobbel

Mediale condyl scheenbeen

Kuitbeenhoofd

BICEPS FEMORIS

• O: zitbeenknobbel• A: kuitbeenhoofd• W: buigen knie en

strekken heup

SEMIMEMBRANOSUS

• O: zitbeenknobbel• A: mediale condyl

scheenbeen• W: buigen knie en

strekken heup

SEMITENDINOSUS

• O: zitbeenknobbel• A: binnenkant

scheenbeen• W: buigen knie en

strekken heup

DE BILLEN

BILSPIEREN

• Gluteus maximus of grote bilspier• Gluteus medius of middenste bilspier• Gluteus minimus of kleine bilspier

Bilspieren: glutei

SKELET HEUP/DIJBEEN

• Heupbeen

• Trochanter major

• Ruwe lijn dijbeen

GLUTEUS MAXIMUS

• O: achterkant heupbeen

• A: ruwe lijn dijbeen• W: strekken heup en

abductie dij

:GLUTEUS MEDIUS en GLUTEUS

MINIMUSO: heupbeenA: grote trochanterW: strekken heup en

abductie dij

O: heupbeenA: grote trochanterW: strekken heup en

abductie dij

DE RUG

RUGSPIEREN

• M. trapezius of monnikkapspier• M. latissimus dorsi of brede rugspier• Spieren van de wervelzuilgoot

SKELET RUG

• Achterhoofd• Schoudertop• Kleine knobbel

opperarmbeen• Heupbeen

LATISSIMUS DORSI

• O: doornuitsteeksels laatste 6 borstwervels, heupkam en laatste 3 ribben

• A: kleine knobbel opperarmbeen

• W: trekt de opgeheven arm omlaag en adduceert de arm. Hij vormt de achterste okselplooi

KLIMSPIER

LATISSIMUS DORSI

TRAPEZIUS

• O: van achterhoofd tot laatste borstwervel

• A: schoudertop• W: strekken van hoofd

en nek, heffen van de schouderbladen

TRAPEZIUS

ONDERBEEN VENTRAAL

SPIEREN VOORZIJDE ONDERBEEN

• M. tibialis anterior of voorste scheenbeenspier

• M. fibularis longus of lange kuitbeenspier• M. fibularis brevis of korte kuitbeenspier

SKELET ONDERBEEN

• Laterale condyl scheenbeen

• Buitenrand kuitbeen

• Middenvoetbeen I

TIBIALIS ANTERIOR

• O: laterale condyl scheenbeen

• A: middenvoetsbeen I• W: buigen voet en

heffen binnenrand van de voet

TIBIALIS ANTERIOR

FIBULARIS LONGUS

• O: buitenrand kuitbeen• A: de pees loopt achter

de buitenenkel naar de onderkant van middenvoetsbeen I

• W: voet strekken en heffen buitenrand voet

FIBULARIS BREVIS

• O: buitenrand kuitbeen

• A: onderkant middenvoetsbeen V

• W: voet strekken en heffen buitenrand voet

BOVENBEEN:VENTRAAL

SPIEREN VOORZIJDE DIJBEEN

• M. quadriceps femoris of vierhoofdige dijspier• M. sartorius of kleermakerspier• M. tensor fasciae latae of spanner van de

dijschede• De groep van de adductoren of aanvoerders

van de dij

SKELET HEUP EN DIJBEEN

• Darmbeen• Voorste en bovenste

darmbeenknobbel• Grote trochanter

SKELET BEEN

• Knieschijf• Binnenkant scheenbeen• Scheenbeenknobbel

QUADRICEPS: RECTUS FEMORIS

• O: voorste, bovenste darmbeenboord

• A: voorste scheenbeenknobbel

• W: strekken knie en buigen heup

Knie strekken

Flexie heup

RECTUS FEMORIS

VASTUS MEDIALIS en VASTUS LATERALIS

VASTUS MEDIALISO: binnenzijde dijbeen

VASTUS LATERALISO: grote dijbeenknobbel

(trochanter)

VASTUS INTERMEDIUSO: bovenkant dijbeen 

RECTUS FEMORIS

Deze 4 spieren samen vormen de quadriceps. Ze hechten aan in één eindpees aan de voorste scheenbeenknobbel. Ze dienen voor het strekken van de knie.

Knie-extensie

SARTORIUS

• O: voorste, bovenste darmbeenknobbel

• A: binnenkant scheenbeen naast de scheenbeenknobbel

• W: buigen knie en buitenwaarts draaien dijbeen (kleermakerszit)

Kleermakerszit

TENSOR FASCIAE LATAE

• O: voorste en bovenste darmbeenboord

• A: buitenste condyl van het scheenbeen

• W: flexie en abductie heup

TENSOR FASCIAE LATAE of SPANNER VAN DE DIJSCHEDE

SKELET HEUP en DIJBEEN: ADDUCTOREN

DE ADDUCTOREN of DIJAANVOERDERS

• M. adductor longus of lange dijaanvoerder• M. adductor magnus of grote dijaanvoerder• M. adductor brevis of korte dijaanvoerder• M. gracilis of slanke dijaanvoerder• M. pectineus of kamspier

ADDUCTOREN, stevig pak spieren aan de binnenzijde van de dij

ADDUCTOREN

• Adductor brevis• Pectineus• Adductor longus

• Adductor magnus• Gracilis

ADDUCTOREN

Training adductoren

DE SPIEREN VAN DE ROMP: VENTRAAL

BUIKSPIEREN

• M. rectus abdominis of rechte buikspier• M. obliquus abdominis externus of buitenste

schuine buikspier• M. obliquus abdominis internus of binnenste

schuine buikspier• M. transversus abdominis of dwarse buikspier• M. diafragma of middenrif

SKELET ROMP

• Borstbeen• Ribkraakbeen

• Schaambeen

RECTUS ABDOMINIS

• O: borstbeen en ribkraakbeen 5 tot 7

• A: schaambeen• W: buigt de romp naar

voor

OBLIQUUS EXTERNUS

BUITENSTE SCHUINE BUIKSPIER

TRANSVERSUS ABDOMINIS of DWARSE BUIKSPIER

SPIEREN VAN BORSTKAS EN HALS

• M. pectoralis major of grote borstspier• M. pectoralis minor of kleine borstspier

• M. sterno-cleido-mastoideus of borstbeen-sleutelbeen-tepelspier

• M. platysma of platte huidspier van de hals

PECTORALIS MAJOR en PECTORALIS MINOR

• O: sleutelbeen en borstbeen

• A: opperarmbeen• W: adductie armDe grote borstspier vormt

de voorkant van de oksel

• O: naast het borstbeen op ribben 2 tot 5

• A: ravenbekuitsteeksel schouderblad

• W: trekt het schouderblad naar beneden en naar voor

Borstbeen-sleutelbeen-tepelspierSterno-cleido-mastoideus

• O: borstbeen en sleutelbeen

• A: tepelvormig uitsteeksel slaapbeen

• W: buigen en draaien hoofd

PLATYSMA

SPIEREN VAN SCHOUDER EN ARM

SPIEREN VAN SCHOUDER EN ARM

• M. deltoideus of deltaspier• M. biceps brachii of tweehoofdige armbuiger• M. triceps brachii of driehoofdige armstrekker

SKELET SCHOUDER EN ARM

• Schoudertop

• Opperarmbeen/humerus

• Spaakbeen/radius• Ellepijp/ulna

DELTOIDEUS of DELTASPIER

• O: sleutelbeen, schoudertop en schouderbladgraat

• A: deltaknobbel opperarmbeen

• W: abductie arm

BICEPS BRACHII of TWEEHOOFDIGE ARMBUIGER

•O: de lange kop op de knobbel boven het schoudergewricht, de korte kop op het ravenbekuitsteeksel•A: spaakbeen•W: buigt de arm en supineert

TRICEPS of DRIEHOOFDIGE ARMSTREKKER

• O: met twee koppen op het opperarmbeen en met de lange kop op de knobbel onder het schoudergewricht

• A: uiteinde ellepijp• W: strekt de arm

TRICEPSOEFENING: armen strekken

BICEPS en TRICEPS