Post on 19-Jul-2015
Wij die onszelf verhardden, verzwegen wie wij zijn:verduisterden, verwarden, verdwaald in schone schijn,wij die ons geld ons leven verkozen bovenal —wie zal er om ons geven, of kennen ons getal
Diep in ons hart verraden woont licht van eeuwigheid,en al wat wij aanbaden blijkt angst, onzekerheid.Wat zou ik dan verlangen dan, koste wat het kost,niet meer te zijn gevangen: kind van dat licht, verlost.
Wij die onszelf verhardden, verzwegen wie wij zijn:verduisterden, verwarden, verdwaald in schone schijn,wij die ons geld ons leven verkozen bovenal —wie zal er om ons geven, of kennen ons getal
Diep in ons hart verraden woont licht van eeuwigheid,en al wat wij aanbaden blijkt angst, onzekerheid.Wat zou ik dan verlangen dan, koste wat het kost,niet meer te zijn gevangen: kind van dat licht, verlost.
Wij die onszelf verhardden, verzwegen wie wij zijn:verduisterden, verwarden, verdwaald in schone schijn,wij die ons geld ons leven verkozen bovenal —wie zal er om ons geven, of kennen ons getal
Diep in ons hart verraden woont licht van eeuwigheid,en al wat wij aanbaden blijkt angst, onzekerheid.Wat zou ik dan verlangen dan, koste wat het kost,niet meer te zijn gevangen: kind van dat licht, verlost.
Wij die onszelf verhardden, verzwegen wie wij zijn:verduisterden, verwarden, verdwaald in schone schijn,wij die ons geld ons leven verkozen bovenal —wie zal er om ons geven, of kennen ons getal
Diep in ons hart verraden woont licht van eeuwigheid,en al wat wij aanbaden blijkt angst, onzekerheid.Wat zou ik dan verlangen dan, koste wat het kost,niet meer te zijn gevangen: kind van dat licht, verlost.
( ? / Berthier Jacques)
(naar
Jan v
an O
pberg
en / ‘zo v
riendelij
k e
n v
eili
g’)
Geloofsbelevenis
(Taizé)
Jij die onze gedachten raadt, ons bidden woordeloos verstaat.
Als Jij ons niet hoort, wie dan wel?
Waar staat een gedekte tafel?
Waar is brood dat mij verzadigd?
Zonder eten ga ik dood.
Wie, wie geeft mij van zijn brood?
Of heb ik genoeg voor velen
maar geen mens om mee te delen,
geen die naast mij zit of staat
en mijn brood mij breken laat?
Ben ik boordevol van woorden,
niemand vind ik die mij horen -
niemand die mij kan verstaan,
geen waar ik naartoe kan gaan.
Ben ik leeg, ik hoor ze zwijgen
hoor geen woorden dan mijn eigen,
hoor geen mens die mij iets zegt,
ander die zich tot mij richt.
Mens is dorst en mens is honger,
mens is leven van verlangen,
wachtend tot iemand hem vindt
die zich geeft, die zich verbindt.
Heb ik alles, overdadig,
ben, dan nog, ik onverzadigd
tot ik er van delen mag
met een die op iemand wacht.
Waar staat een gedekte tafel?
Waar is brood dat mij verzadigd?
Zonder eten ga ik dood.
Wie, wie geeft mij van zijn brood?
Of heb ik genoeg voor velen
maar geen mens om mee te delen,
geen die naast mij zit of staat
en mijn brood mij breken laat?
Ben ik boordevol van woorden,
niemand vind ik die mij horen -
niemand die mij kan verstaan,
geen waar ik naartoe kan gaan.
Ben ik leeg, ik hoor ze zwijgen
hoor geen woorden dan mijn eigen,
hoor geen mens die mij iets zegt,
ander die zich tot mij richt.
Mens is dorst en mens is honger,
mens is leven van verlangen,
wachtend tot iemand hem vindt
die zich geeft, die zich verbindt.
Heb ik alles, overdadig,
ben, dan nog, ik onverzadigd
tot ik er van delen mag
met een die op iemand wacht.
Waar staat een gedekte tafel?
Waar is brood dat mij verzadigd?
Zonder eten ga ik dood.
Wie, wie geeft mij van zijn brood?
Of heb ik genoeg voor velen
maar geen mens om mee te delen,
geen die naast mij zit of staat
en mijn brood mij breken laat?
Ben ik boordevol van woorden,
niemand vind ik die mij horen -
niemand die mij kan verstaan,
geen waar ik naartoe kan gaan.
Ben ik leeg, ik hoor ze zwijgen
hoor geen woorden dan mijn eigen,
hoor geen mens die mij iets zegt,
ander die zich tot mij richt.
Mens is dorst en mens is honger,
mens is leven van verlangen,
wachtend tot iemand hem vindt
die zich geeft, die zich verbindt.
Heb ik alles, overdadig,
ben, dan nog, ik onverzadigd
tot ik er van delen mag
met een die op iemand wacht.
Waar staat een gedekte tafel?
Waar is brood dat mij verzadigd?
Zonder eten ga ik dood.
Wie, wie geeft mij van zijn brood?
Of heb ik genoeg voor velen
maar geen mens om mee te delen,
geen die naast mij zit of staat
en mijn brood mij breken laat?
Ben ik boordevol van woorden,
niemand vind ik die mij horen -
niemand die mij kan verstaan,
geen waar ik naartoe kan gaan.
Ben ik leeg, ik hoor ze zwijgen
hoor geen woorden dan mijn eigen,
hoor geen mens die mij iets zegt,
ander die zich tot mij richt.
Mens is dorst en mens is honger,
mens is leven van verlangen,
wachtend tot iemand hem vindt
die zich geeft, die zich verbindt.
Heb ik alles, overdadig,
ben, dan nog, ik onverzadigd
tot ik er van delen mag
met een die op iemand wacht.
[Vg]
God, drie leerlingen mochten met Jou samen zijn
bovenop een berg.
Het was een moment van stilte en rust,
van innerlijk geluk,
van uitzicht op wat komen zal.
De tenten werden toen niet opgeslagen,
want hun geloof was nog te broos.
Maar hun verlangen naar een wereld van vrede en
geluk
werd aangewakkerd.
Rond de tafel
[al]
Zo mogen ook wij hier samen zijn om,
gedragen door God en elkaar,
vol verlangen uit te zien
naar een nieuwe wereld
gedragen door liefde en goedheid.
[Vg]
Boven op die berg toonde Jezus aan zijn vrienden
een nieuw gelaat, een nieuw uitzicht
uitstijgend boven de soms pijnlijke werkelijkheid.
‘Kijk boven de ellende uit,
laat je niet langer raken door het kwaad,
geef het geen kans.
Er komt een nieuwe tijd.
Zie, Ik ga iets nieuws beginnen.
Merk je het nog niet?’
Dit was zijn nieuw verbond.
[al]
Daarom
bracht Hij zijn leerlingen regelmatig samen
om te eten, om te bidden,
om zichzelf uit handen te geven
voor een nieuwe wereld zonder haat.
(rechtstaan
)
[Vg]
Zo heeft Hij het ook gedaan die avond voor zijn
sterven,
toen Hij met zijn leerlingen
voor een laatste maal aan tafel zat.
…
Ook dit samenzijn is getekend door leed en pijn,
zoals overal waar mensen samen zijn.
Moge Jezus’ verrijzenis kracht en steun geven
om te geloven in Gods goedheid.
[al]
God, geef dat we mogen geloven
tegen alle twijfel in.
Geef dat we mogen blijven hopen en
vertrouwen.
Geef ons Jouw liefde
die sterker is dan het kwaad en de dood.
[Vg]
God, aarzel niet Jouw belofte waar te maken
van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde,
aan ons gegeven om voor altijd in vrede te
leven.
[al] Wij bidden voor onze onvolmaakte mensenwereld.
Laat ons dromen boven fouten en pijn uitdat wij hem zullen vernieuwen
en aan een veilige toekomst zullen bouwenvoor groot en klein.Jouw droom, God,
met die zekerheid dat Jij dicht bij ons wilt zijn.Wij vragen het Jou, omwille van Jezus, Jouw Zoon.
Want door Hem en met Hem en in Hemzal Jouw naam geprezen zijn, God, almachtige
Vader,in de eenheid van de heilige Geest,
hier en nu en tot in eeuwigheid. Amen.
Vader van alle mensen
onzichtbaar, toch dichtbij.
Jouw naam is heel bijzonder:
"Je bent er steeds voor mij"
Doe Jouw dromen komen,
Jouw hemels mooie plan.
Die vrede wil ik brengen
en helpen waar ik kan.
Leer ons wat er nodig is,
brood voor elke dag
Leer ons te vergeven
zodat Je weer lacht.
Maak ons sterk en zeker
en toon de juiste weg.
Ik wil er echt voor gaan. Ik
geloof wat ik nu zeg.
(Pete
r Bie
sbro
uck)
Sjaloom chaverim, sjaloom chaverim,
sjaloom, sjaloom,
lehitraoth, lehitraoth, sjaloom, sjaloom. (Schollaert Paul)
( Joods lied)
1.
Nu wij uiteen gaan,
vragen wij God
ga met uw licht
voor ons uit.
Nu wij uiteengaan
wens ik jou toe:
Ga met God
Vaya con Dios
en à Dieu
2.
Voor wie ons lief zijn
vragen wij God:
ga met uw licht
vóór hen uit!
Al onze vrienden
wensen wij vrede:
3.
Voor alle mensen
in deze stad:
Vrede en goeds
in elk huis!
Voor alwie kwamen
onder dit dak:
2. Voor wie ons lief zijn vragen wij God: ga met uw licht
voor hen uit! Al onze vrienden wensen wij vrede:
3. Voor alle mensen in deze kerk: Vrede en goeds
in je huis! Voor al wie kwamen onder dit dak
(de V
ries S
ytz
e /
Win
ter
Christiaan)