Semantiek 1 college 2 - Faculteit der Letteren | Over ons ... semantiek 1.9.pdf · Verantwoording...

Post on 26-Feb-2019

214 views 0 download

Transcript of Semantiek 1 college 2 - Faculteit der Letteren | Over ons ... semantiek 1.9.pdf · Verantwoording...

Semantiek 1college 9

Jan Koster

1

Vandaag

Vorige keer: taalhandelingstheorie

Vandaag: conceptuele structuur en semantische decompositie

Overslaan: Saeed 3e dr.: 9.4.2, 9.6.7, 9.7.1

Voorbeeld van decompositie:

legen = leeg maken (waarbij maken een “causatief” is

2

Meer voorbeelden

kill = “cause to die”

die = “become not alive”

pork = “meat from pigs”

vrijgezel = “ongetrouwde man”

echtgenote = “getrouwd, volwassen, menselijk wezen van het vrouwelijk geslacht”

3

Woordenboekdefinities

Tot nu toe gegeven voorbeelden wijken niet erg af van traditionele woordenboek-definities

Twee soorten:

– Formele definities (essenties, noodzakelijke en voldoende voorwaarden)

– parafrases

4

Verschil

Definities (Artistoteles) worden geacht noodzakelijke en voldoende voorwaarden te geven (lukt bijna nooit):

mens = “ongevederde tweevoeter”

Parafrases geven geen noodzakelijke en voldoende voorwaarden:

Amsterdam = “de hoofdstad van Nederland”

5

Grondgedachte decompositie

Woorden staan voor concepten die opgebouwd zijn uit meer “primitieve” concepten

Primitieven: concepten die niet te analyseren zijn in nog kleinere concepten (soort semantische atomen)

6

Probleem

Waar zijn concepten te vinden?

Plato: buiten de empirische werkelijkheid (universalia, ideeën)

Descartes, Locke (17e eeuw): in de menselijke geest

Saussure (1916): sociaal-culturele realiteit

7

Plato’s inzicht

Lijn (wiskunde) heeft geen bepaalde lengte of dikte

Zoiets is in de empirische realiteit niet te vinden

Probleem van de universalia; Peirce’s on-

derscheid tussen type en token

Empirisch: alleen particularia (tokens)

8

Traditie

Ideeën (concepten) bestaan los van woorden

Wat hebben Engelse woord “tree” en Franse woord “arbre” gemeen”?

Traditioneel antwoord: concept BOOM (vaak met hoofdletters geschreven om aan te geven dat het om een metataal gaat: BOOM is dus hier geen Nederlands)

9

Kritiek (1)

Natuurlijke taal wordt gebruikt zowel als objecttaal als als metataal

BOOM is een verkapt woord, bv. een technische term om de overeenkomst tussen “arbre” en “tree” te beschrijven

Maar dan kun je vragen wat de overeenkomst tussen BOOM en “tree” is

BOOM2 ?

10

Kritiek (2)

Schiet niet erg op: oneindige regressie

Niet te bewijzen dat er concepten bestaan los van echte woorden en hun interpretaties

Veel traditionele lexicale semantiek doet net alsof zulke woord-onafhankelijke concepten wèl bestaan

11

Kritiek (3)

Als concepten verkapte woorden zijn, dan zijn decomposities verkapte definities en parafrases

Vb.: pork = [MEAT FROM PIGS]

Gebruik van hoofdletters, kenmerken en quasi-wiskundige formules verhult het traditionele karakter van de onderneming

12

Probleem

Parafrases zijn gebruiker-afhankelijk

Parafrases zijn nooit volledig

Parafrases geven niet per se noodzakelijkekennis over onze conceptuele vermogens maar toevallige kennis van de wereld

Voorbeeld: pork = [MEAT FROM PIGS]

13

Drie traditionele redenen voor decompositie

Economische verantwoording van entailments en contradicties

Correspondentie met morfologische categorieën (bv. meervoud)

Vinden van semantische primitieven zegt iets fundamenteels over de menselijke geest

14

Entailment en contradictie

John ate pork John ate meat

(decompositie: pork = meat...)

John is dead vs. John is alive

(decompositie: dead = not-alive)

15

Binaire kenmerken

Kenmerk met waarden “plus” en “min” om minimaal verschil te beschrijven

Wife: [+female] [+adult] [+human] [+married]

Spinster: [+female] [+adult] [+human] [-married]

16

Redundantieregels

Algemeen geldige hiërarchieën gebruikt om kenmerkrepresentaties te vereen-voudigen:

married adult animate

Wife: [+female] [+ married] [+adult] [+animate]

17

Theorie van Katz

Katz en Fodor (1963)

Kenmerken: markers en distinguishers

Verantwoording entailment en contradictie, etc.

Verantwoording compositionaliteit(projectieregels)

18

Beroemd voorbeeld

{ }: grammaticale categorie

( ): markers

[ ]: distinguishers

19

Van alles mis hiermee

Statisch: geen polysemie

Onderscheid markers-distinguishers tamelijk willekeurig

Markers onderscheiden woord nauwelijks van andere woorden

Distinguishers: ouderwetse woordenboek-omschrijvingen

Niet volledig (als alle parafrases)

20

Compositionaliteit

Projectieregels volgen syntactische structuur en combineren dingen volgens selectierestricties

John plays golf

*Golf plays John

Betekenis niet altijd compositioneel Idiomen:

Marie timmert aan de weg

21

Selectierestricties

Tussen haken: < >

22

Kritiek

James McCawley: “iemand die zegt dat zijn tandenborstel hem probeert te vermoorden moet naar een psychiater, niet naar een taalcursus”

Selectierestricties zijn niet hanteerbaar: onbegonnen werk

23

Bewegingscodering volgens Leonard Talmy

Semantische componenten geassocieerd met bewegingswerkwoorden:

24

Charlotte swam away from the crocodile

Componenten verschillend verwerkt

Manner samengevoegd met motion in werkwoord (path in satelliet):

He ran out of the house

Motion en path samengevoegd in werkwoord (path in werkwoord):

Salió de la casa corriendo

Ging uit het huis rennend

25

Talmy (1991, 2000)

Ten aanzien van path:

Verb-framed languages (als Spaans) vs. satellite-framed languages (als Engels)

Moet opgevat worden als “meest karakteristiek patroon”, want Engels bv. kent beide typen:

He left the house running

26

Ray Jackendoff

Typische vertegenwoordiger van conceptuele semantiek

Mentalist: conceptuele structuren gesitueerd in brein, gecodeerd d.m.v. taal

Aanhanger localistische theorie

27

Universele semantische categorieën

Gebeurtenis

Toestand

Materieel ding (object)

Pad

Plaats

Eigenschap

Hoe af te bakenen en hoe universeel?28

Voorbeeld van analyse

Bill went into the house

[Event GO ([Thing BILL], [Path TO ([Place IN ([Thing HOUSE])])])]

Syntaxis predicatenlogica met concepten (hoofdletters) plus annotaties

Annotaties triviaal en weinig verhelderend

29

Localisme

Piaget, Lyons en nu Jackendoff: noties van plaats (als bij werkwoord zijn) uitgebreid naar andere gebieden (vgl. metaforiek)

Piet is in het café (plaats)

Het feest is op zondag (tijd)

Het theater is vol (eigenschap)

Het boek is van Jan (bezit)

30

Verder van “state”naar “event”

Hij ging het huis in (plaats)

Die vergadering gaat naar maandag (tijd)

Het ging van kwaad tot erger (eigenschap)

Die oude klok gaat naar Marie (bezit)

Probleem: bezit etc. is ook eigenschap

31

Dingen

[± begrensd]

[+ begrensd]: banaan, auto (count)

[- begrensd]: water, zuurstof (mass)

[± interne structuur]

[+ interne structuur]: pl count, group

[- interne structuur]: mass, sg count

32

Classificatie volgens [±b] en [±i]

33

Probleem: begripsafbakening

Waarom hebben auto (onderdelen) of water (moleculen) geen interne structuur?

Begrippen lijken hier enigszins willkeurig

Wat is überhaupt een ding? Waarom een persoon? Is geluk een ding? “Element” als in verzamelingleer is nog abstracter. Verschil? Materieel? Zinvol onderscheid?

34

Nog meer problemen

Waar gaan deze theorieën over?

Taalkennis? Prewetenschappelijke kennis van de wereld?

Hoe universeel dan wel cultuur-afhankelijk zijn deze begrippen?

35

Pustejovsky (1995)

Moedige poging om theorie over polysemie te ontwerpen

Dynamische in plaats van statische woordsemantiek

Werkt op eigenschappen van woorden (“qualia”) die geactiveerd worden in combinaties (ongelukkige term)

36

Voorbeeld

Goede maaltijd, goede voetballer, goed boek, goede typiste, etc.

37

Kritiek

Door vaste “qualia” aan woorden te verbinden wordt semantiek juist weer relatief statisch

“Goed” in “een goede typiste” kan van alles betekenen, afhankelijk van context

Dynamische benadering juist, maar onmogelijk geheel te expliciteren

38

Jerry Fodor contra definities

Volgens Fodor kloppen definities nooit en hebben alle woorden “primitieve, ondeelbare betekenis”

Decompositie foute benadering

39

W.V.O. Quine

Geen scherp onderscheid tussen analytisch en synthetisch (kennis taal en kennis wereld) (omstreeks 1950)

Geen waarheidsbehoud onder substitutie bij propositionele attitudes:

John believes that this is pork ≠

John believes that this is meat from pigs

40

Conclusie

Decompositie is uiteindelijk vorm van parafrase in woorden

Verhuld door pompeus gebruik van kenmerken en aan de logica ontleend formalisme

Alle parafrases zijn incompleet

Parafrases geven geen noodzakelijke analytische kennis maar toevallige, gebruikersafhankelijke kennis van de wereld

41