Post on 24-Jun-2020
1
NL
RAADPLEGING VAN EUROPESE REGIO'S & STEDEN
"Uw mening over Europa 2020"(Vervolg van de in 2009 door het CvdR gehouden raadpleging van Europese regio's en
steden over een nieuwe strategie voor duurzame groei)
Op 3 maart 2010 heeft de Europese Commissie 'Europa 2020 – Een strategie voor slimme,
duurzame en inclusieve groei' gepresenteerd als opvolger van de Lissabonstrategie (zie de
toelichting in bijlage 2).
De Europese Raad wordt nu verzocht om in te stemmen met de algemene opzet van de
strategie, alsook met de overkoepelende EU-doelstellingen, en om zijn definitieve
goedkeuring aan de strategie te hechten.
Sommige kwesties die van belang zijn voor lokale en regionale overheden, komen in de
strategie echter nog steeds niet aan bod, bijv.: de behoefte aan gedifferentieerde doelstellingen
op territoriaal niveau; de behoefte aan indicatoren die verder gaan dan het BBP; de huidige rol
van de lokale en regionale overheden in het uitstippelen en uitvoeren van de nieuwe strategie;
de relatie tussen Europa 2020, het cohesiebeleid en de EU-begroting, alsmede de noodzaak
om de nieuwe strategie bij alle EU-burgers onder de aandacht te brengen (zie bijlage 1).
Het is essentieel dat deze zaken goed worden geregeld voordat de Europese Raad van juni
definitief zijn goedkeuring hecht aan Europa-2020.
Geef uw mening te kennen aan de Europese en nationale leiders die tijdens de
Europese Raad van juni bijeenkomen: uw deelname is belangrijk.
Alle details zijn te vinden op: http://portal.cor.europa.eu/europe2020/
Bijdragen in één van de officiële talen van de EU zijn welkom en zullen in de
oorspronkelijke taal en in het Engels worden gepubliceerd op deze webpage (zonder uw
contactgegevens).
Gelieve uw reacties in Word-format (doc), gebruik makend van de open velden in ditbestand, op te sturen naar consultation@cor.europa.eu
uiterlijk op maandag 12 april 2010
2
Naam en voornaam van de afzender1:
Contactgegevens (adres, telefoonnr.,
email):
Orgaan: Vlaamse overheid
Land: België
1. Doelstellingen EUROPA 2020
De Commissie heeft de 3 prioriteiten van de Europa 2020-strategie (slimme,
duurzame en inclusieve groei) in 5 EU-streefcijfers op Europees niveau vertaald:
1. 75 % van de bevolking tussen 20-64 jaar moet werk hebben;
2. 3% van het EU-BBP moet worden geïnvesteerd in O&O;
3. de "20/20/20"-klimaat- en energiedoelstellingen moeten worden gehaald (dit
met inbegrip van een grotere reductie van 30% als aan de daartoe vereiste
voorwaarden wordt voldaan);
4. het percentage voortijdige schoolverlaters moet minder dan 10% bedragen,
terwijl minstens 40% van de jongere generatie een diploma van het hoger
onderwijs moet hebben;
5. het aantal mensen voor wie armoede dreigt, moet met 20 miljoen dalen.
Om ervoor te zorgen dat iedere lidstaat de Europa 2020-strategie op zijn eigen
situatie afstemt, rekening houdend met de nationale omstandigheden en de
verschillende uitgangssituaties, stelt de Commissie voor deze doelstellingen vóór de
Europese Raad van juni om te zetten in nationale streefcijfers.
1.1 Zijn de drie componenten van de strategie, te weten de economische, sociale en
ecologische, met elkaar in evenwicht? Zo niet, gelieve een en ander toe te
lichten.
Vlaanderen schrijft zich in in de algemene uitgangsprincipes en de keuze van de 3
prioriteiten, maar benadrukt dat de wisselwerking tussen de prioriteiten ook in de
verdere uitwerking van de strategie moet gegarandeerd worden. Vlaanderen vindt
dat de economische, sociale en milieucomponent elkaar onderling moeten versterken
zonder dat het ene ten koste gaat van het andere, als voorwaarde voor een duurzame
1Privacy Disclaimer Bij de verwerking van uw bijdrage moeten uw persoonlijke gegevens (naam,
contactgegevens enz.) in een bestand worden opgenomen. Mocht u meer informatie willen hebben of uw rechten
krachtens Verordening (EG) 45/2001 (bv. H100
et recht op toegang tot gegevens of het recht om gegevens te corrigeren) willen uitoefenen, dan kunt u zich wenden
tot de data controller (hoofd van de eenheid Netwerken en subsidiariteit) (analysis@cor.europa.eu). Ook kunt u
zonodig contact opnemen met de data protection officer van het Comité van de Regio's
(data.protection@cor.europa.eu). Verder kunt u te allen tijde beroep aantekenen bij de Europese data protection
supervisor (www.edps.europa.eu). Uw persoonlijke gegevens zullen niet online worden bekendgemaakt.
3
groeistrategie.
Een aantal aspecten die Vlaanderen in de strategie mist zijn de volgende:
-ook milieu en landbouw kunnen een bron van slimme en duurzame groei zijn, dit
komt niet aan bod in het voorstel van de Europese Commissie
-transport en mobiliteitsbeleid dragen niet alleen bij tot duurzame groei maar
kunnen ook actief bijdragen aan het realiseren van de andere twee prioriteiten van
de strategie.
-wat de prioriteit ‘inclusieve groei’ betreft mag de sociale dimensie niet uit het oog
verloren worden. Vlaanderen pleit daarom voor een sterke link met de sociale
zekerheidssystemen, en adequate aandacht voor de zwakkeren in de samenleving.
1.2 Is het aantal doelstellingen voldoende? Zijn zij duidelijk toegespitst?
Vlaanderen is van oordeel dat de focus op (slechts) 5 kwantitatieve doelstellingen de
efficiëntie van de strategie in belangrijke mate kan bevorderen. De Europese
doelstellingen moeten vertaald worden naar nationale/regionale doelstellingen en
trajecten al naargelang de startpositie, en dat laat toe de doelstellingen te verfijnen
naar een aantal (regionale) subdoelstellingen. In die subdoelstellingen kunnen dan
eigen klemtonen gelegd worden.
Vlaanderen is in het bijzonder tevreden omwille van de expliciete aandacht voor de
armoedeproblematiek. Werkgelegenheidsbeleid kan onmiskenbaar een belangrijke
bijdrage leveren aan het reduceren van de armoede. Wel meent Vlaanderen dat de
sociale dimensie ruimer bekeken dient te worden dan armoede. Immers, het
armoedebeleid, een beleid gericht op sociale inclusie en een sociaal
beschermingsbeleid gaan hand in hand.
1.3 Welke andere doelstellingen zou uw land als nationale doelstellingen willen
voorstellen om recht te doen aan de regionale omstandigheden en de
verschillende uitgangssituaties op lokaal en regionaal niveau?
Vlaanderen kan zich in grote mate vinden in de door de Europese Commissie
voorgestelde kwantitatieve doelstellingen, maar wenst een aantal verfijningen naar
voor te schuiven:
Tewerkstelling: Vlaanderen pleit voor een verfijning van deze doelstelling op
subniveau, zoals een ambitieuze werkzaamheidgraad voor kansengroepen
(vrouwen, ouderen,…) en een activeringsstrategie die inspeelt op de
opleidingsdeelname van werkzoekenden en werkenden, de problematiek van de
afstemming werk en gezin, evenals de werkbaarheid van jobs.
Onderzoek en ontwikkeling: de 3%-norm blijft beperkt tot een input-indicator.
(voorstel tot bijkomende indicatoren zie antwoord op vraag 2.1). Vlaanderen vindt
het vooral belangrijk dat er duidelijke outputindicatoren komen. Enkele voorbeelden
die op dit vlak aangegeven worden: een verdubbeling van de investeringen in
4
onderzoek, ontwikkeling en innovatie, een toename van het aandeel van
innoverende ondernemingen over alle sectoren tot 50%, en een stijging van het
aandeel van de hoogtechnologische sector in de uitvoer tot 20%. Ook ontbreken er
indicatoren op vlak van o.a. ondernemerschap.
Klimaat –en energie: deze doelstelling is te eenzijdig gericht op de klimaat –en
energiedoelstellingen, de milieudimensie ontbreekt in deze doelstelling volledig.
Onderwijs: de focus van deze doelstelling blijft sterk liggen op hoger onderwijs en
doorstroming naar de arbeidsmarkt. Daardoor is deze target te weinig
gedifferentieerd. Toename van de participatie aan onderwijs in het algemeen en aan
levenslang leren in het bijzonder zijn voor Vlaanderen essentieel. Voor levenslang
leren is er zelfs geen target geformuleerd.
Armoede: Deze doelstelling mag voor Vlaanderen ambitieuzer gesteld worden en
stelt daarom een versterking van de armoedereductie met 30% voor i.p.v. 25% en een
halvering van de kinderarmoede.
5
2. EUROPA-2020 indicatoren
De Commissie heeft verklaard dat zij jaarlijks een overzicht zal geven van de
resultaten van de strategie "aan de hand van een reeks indicatoren voor de algemene
vorderingen in de richting van de doelstelling van een slimme, groene en inclusieve
economie die voor sterke werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie zorgt".
De indicatoren worden in het voorstel echter niet uitgewerkt.
Voor de politieke richtsnoeren van de economische strategieën wordt gekeken naar
de gemeten prestaties. Momenteel heerst er al een brede consensus om het BBP te
combineren met indicatoren die de economische prestaties, de levensstandaard en de
levenskwaliteit beter in kaart brengen.
2.1 Welke indicatoren moeten er gebruikt worden om de voortgang te meten, gelet
op de doelstellingen op Europees niveau?
Voor het antwoord op deze vraag grijpt Vlaanderen terug op de input van de
Vlaamse Regering op de consultatie van de Europese Commissie (Zie bijlage VR2010
1501 MED0027)
Er is nood aan een reeks realistische indicatoren, die evolutief van aard zijn en die
goed gekoppeld zijn aan de beoogde doelstellingen. Bovendien moet erover gewaakt
worden dat de indicatoren transparant en meetbaar zijn. De voortgang moet
geregistreerd worden of zichtbaar gemaakt worden op eenvoudige wijze (huidige
werkwijze van de Europese Commissie verderzetten, nl. werken met rankings,
scoreboards – deze zouden kunnen verruimd worden tot de regio’s), zonder dat dit
gepaard gaat met bijkomende administratieve lasten.
Er is nood aan een kwalitatieve kijk op de economische, sociale en milieusituatie met
betere indicatoren op de verschillende geografische schaalniveaus. Dit houdt in dat
ook kwalitatieve indicatoren moeten ontwikkeld worden zoals duurzame
welvaartsindicatoren (belang van “beyond gdp” en indicatoren die de ongelijkheid
in de samenleving meten) of een governance indicator die aangeeft hoe/of andere
overheden en stakeholders bij de Europa 2020 strategie worden betrokken. Voor het
verbeteren van de efficiëntie en effectiviteit van de werking van de
overheidsorganisaties en het verhogen van de kwaliteit van de dienstverlening is het
wenselijk dat er zo snel mogelijk een set indicatoren ter beschikking komt, zodat
overheden hun prestaties, efficiëntie en effecten beter kunnen opvolgen en
internationaal kunnen ‘benchmarken’.
Vlaanderen doet ook een aantal voorstellen tot bijkomende indicatoren in haar
standpunt over de Europa 2020-strategie op basis van de Mededeling van de
6
Europese Commissie van 3 maart 2010 (VR2010 1903 MED 0121TER)
-Vlaanderen hecht belang aan de ontwikkeling van bijkomende indicatoren inzake
ondernemerschap (bv. verdubbeling van de oprichtingsratio), concurrentiekracht
van ondernemingen en kennistransfert tussen onderwijs, onderzoek en de
bedrijfswereld.
-Vlaanderen wenst een indicator die de milieudruk in kaart brengt;
-Vlaanderen wenst ook indicatoren op alle niveaus van opleiding waarbij rekening
wordt gehouden met de sociale dimensie.
2.2 Welke haken en ogen zitten er aan het gebruik van deze indicatoren?
De 3% norm voor onderzoek en ontwikkeling is een input-indicator. Zoals in
bovenstaande vraag geantwoord, pleit Vlaanderen voor bijkomende indicatoren die
outputgerelateerd zijn gericht zijn op innovatie-intensiteit.
Wat betreft de kwantitatieve doelstelling inzake onderwijs, nl. het percentage
voortijdige schoolverlaters moet lager zijn dan 10 % en minstens 40% van de jongere
generatie moeteen titel of hoger onderwijsdiploma hebben tegen 2020, wenst
Vlaanderen een technische opmerking te geven betreffende de gekozen
leeftijdscategorie (30-34 jaar) en de operationalisering van de benchmark. De 30-34-
jarigen van 2020 zijn de 20-24 jarigen van nu (2010). Beleidsinspanningen om meer
mensen naar hoger onderwijs te leiden, zullen dus maar weinig effect hebben op de
resultaten van de monitor want op 20-24 jarige leeftijd is de keuze meestal al
gemaakt. Landen die speciale maatregelen nemen om participatie aan hoger
onderwijs te doen toenemen, zullen dit nauwelijks merken bij de opvolging van deze
indicator. Zeker de inspanningen in de laatste jaren van het decennium zullen een
verwaarloosbaar effect hebben op de monitor. De benchmark mist dus (alleszins
voor Vlaanderen) zijn doel.
7
3. EUROPA-2020: de rol van de lokale en regionale
overheden
De Commissie stelt dat
"alle nationale, regionale en lokale autoriteiten het partnerschap zouden
moeten uitvoeren, "in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale
partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en een
bijdrage moeten leveren aan het uitwerken van de nationale
hervormingsprogramma’s en de uitvoering daarvan."
Tegelijkertijd stelt de Commissie voor om de praktische toepassing van dit beginsel
(werkzaamheden en initiatieven) – met name ten aanzien van de zeven
"kerninitiatieven", die de belangrijkste doelstellingen van Europa-2020 moeten
verwezenlijken (zie de info in de bijlage) - te coördineren op EU- en nationaal niveau,
terwijl de rol van het regionale en lokale niveau onvermeld blijft.
3.1 Zijn er in uw land institutionele mechanismen die regio's en steden
doeltreffend kunnen betrekken bij de uitwerking van de strategie
(formulering van nationale doelstellingen en hervormingsprogramma's), en bij
de uitvoering daarvan? Hoe kunnen regio's en steden bereiken dat de strategie
meer gericht wordt op en aangepast wordt aan lokale en regionale verschillen?
De Vlaamse Regering is altijd nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de
Belgische hervormingsprogramma’s en rapportages in het kader van de
Lissabonstrategie en leverde daartoe steeds een substantiële bijdrage. De inbreng van
de gemeenschappen en gewesten in België wordt structureel verzekerd via de
deelname aan het politiek begeleidingscomité en redactiecomité. Vlaanderen neemt
ook deel aan de jaarlijkse bilaterale ontmoeting met de Europese Commissie waar de
voortgang inzake de uitvoering van de hervormingsprogramma’s wordt besproken.
De eigen Vlaamse Lissabonrapportering maakt integraal onderdeel uit van het
nationaal voortgangsrapport, waar het als bijlage wordt toegevoegd en aan de
Europese Commissie bezorgd. Ook voor de voorbereiding van de nieuwe “Europa
2020 strategie” wordt deze constructieve samenwerking in federale context
verdergezet.
Vlaanderen stelt voor dat de gedifferentieerde doelstellingen ook tot op niveau van
regio’s kunnen uitgewerkt worden en dat deze ook in de benchmark-oefeningen
zichtbaar gemaakt worden.
(a) Algemeen kader
De Belgische federale regering en de gemeenschaps –en gewestregeringen hielden op
19 maart 2010 een gemeenschappelijke vergadering waar eerste stappen van de
8
Belgische 2020 agenda (BE2020-agenda) werden uitgetekend. De agenda werkt rond
5 assen: (1) competitiviteit en industrieel beleid, (2) innovatie en digitale
maatschappij, (3) klimaat, energie en mobiliteit, (4) werkgelegenheid, skills en
onderwijs en (5) gevecht tegen armoede en voor cohesie. De gezamenlijke agenda zal
in de komende maanden uitgewerkt worden aan de hand van een aantal concrete
samenwerkingsdossiers. Het bestaande begeleidingscomité (*) zal een centrale rol
spelen voor de verdere opvolging en realisatie van de samenwerkingsdossiers.
(*) Het begeleidingscomité wordt voorgezeten door de secretaris van het Overlegcomité en bestaat uit
de vertegenwoordigers van de Minister-presidenten van de gemeenschaps- en gewestregeringen, de
federale Vice Premiers en de betrokken ministers.
(b) Principes
- De Europa 2020 agenda is een agenda voor de Europese, federale, regionale
overheden en de sociale partners waarin ieder binnen zijn eigen bevoegdheid
gezamenlijke doelstellingen nastreeft met inachtneming van het
subsidiariteitsprincipe.
- Afstemming en gezamenlijke opvolging van het gehele proces middels (1) het
gezamenlijk vertalen van de EU doelstellingen in dialoog met de Europese
Commissie en (2) het detecteren en gezamenlijk aanpakken van de
samenwerkingsdossiers met oog voor haalbaarheid.
- De Belgische federale overheid is in dit proces facilitator
- Op niveau van het Vlaamse programma zijn inmiddels de voorbereidingen gestart
op vlak van de doelstellingen; deze zullen overlegd worden met de sociale partners
vooraleer de Vlaamse regering hieromtrent de beslissingen neemt.
(c) Timing
In aanloop naar de Europese Raad van juni zullen de volgende stappen worden
genomen:
- Maart: adviesvraag door begeleidingscomité aan neutrale instanties bijvoorbeeld
Nationale Bank van België en Federaal Planbureau in samenwerking met regionale
overheden over doelstellingen
- April: Overlegcomité (*) neemt voorlopige positie in over de doelstellingen
- Eind april: informeel consultatieproces met de Europese Commissie over gevraagd
niveau van ambitie bij vertaling EU-doelstelling
- Mei: Overlegcomité neemt definitieve positie in over de nationale doelstellingen
- Vakraden bediscussiëren coherentie nationale en EU-doelstellingen
- Juni: Europese Raad neemt de doelstellingen aan.
9
(*) Het Overlegcomité is een orgaan waarin vertegenwoordigers van de federale regering en de
gemeenschaps –en gewestregeringen zetelen om overleg te plegen.
Het Overlegcomité is als volgt samengesteld:
de premier, die de vergadering voorzit
vijf leden van de federale regering
de minister-president van de Vlaamse regering
een minister uit de Vlaamse regering
de minister-president van de Regering van de Franse Gemeenschap
de minister-president van de Waalse Gewestregering
de minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke regering
een minister uit de Brusselse Hoofdstedelijke regering, van een andere taalgroep dan de minister-
president
wanneer het gaat om een aangelegenheid die de Duitstalige Gemeenschap aanbelangt, woont ook de
minister-president van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap de vergadering bij.
(d) Bijdrage van Vlaanderen aan Europa 2020 en BE2020
Ook op Vlaams niveau werden de voorbereidingen inmiddels opgestart om de
Europese doelstellingen vanuit regionale invalshoek te bekijken. Hierbij wordt o.m.
teruggegrepen naar het Pact 2020 (zie www.vlaandereninactie.be), het toekomstpact
voor Vlaanderen, afgesloten door de Vlaamse Regering en de sociale partners dat 20
doelstellingen bevat met concrete streefcijfers, o.m. inzake werkgelegenheid,
logistiek, onderzoek en ontwikkeling enzovoort.
De federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen zullen op gepaste
tijdstippen samen zitten om de ‘BE2020 agenda’ verder uit te werken en zodat de
regionale overheden kunnen bijdragen aan de vaststelling van de doelstellingen op
Belgisch niveau.
Wat de Europese streefcijfers betreft, beschikt Vlaanderen over belangrijke
bevoegdheden om deze te realiseren. Zo is bijvoorbeeld onderwijs in België een
exclusieve gemeenschapsbevoegdheid.
3.2 Hoe ziet u uw rol in de uitvoering van EUROPE-2020 (in het algemeen, en met
name voor de uitwerking van kerninitiatieven)?
Vlaanderen vindt het positief dat de rol van de regio’s in de strategie wordt erkend,
maar deze rol wordt echter niet concreet ingevuld binnen de 7 kerninitiatieven. Zo
worden regio’s bijvoorbeeld niet vermeld in het kerninitiatief “Jongeren in
beweging” terwijl onderwijs in verschillende lidstaten een regionale bevoegdheid is.
Wat Vlaanderen betreft zal toch wel een belangrijke taak weggelegd zijn aangezien
onderwijs maar o.a. ook werkgelegenheid, milieubeleid bevoegdheden zijn die in
10
België aan de deelstaten zijn toegewezen.
Zoals hoger reeds gesteld werd op 19 maart 2010 een gemeenschappelijke
vergadering gehouden waar de federale regering samen met de gewestregeringen de
eerste stappen heeft bepaald naar de BE2020 strategie, in aanloop naar de Europese
Raad van juni 2010. Daar werden een reeks samenwerkingsdossiers bepaald
Vlaanderen van haar kant is gestart met de voorbereidingen van haar specifieke
programma. In eerste instantie zullen de targets bepaald worden. Vlaanderen kan
daarvoor terugvallen op het Pact 2020, dat in januari 2009 ondertekend werd door de
Vlaamse regering, de sociale partners en het ruime middenveld in Vlaanderen. In
tweede instantie, nadat Vlaanderen de doelstellingen met de sociale partners
besproken heeft, zal het programma opgemaakt worden. Een deel daarvan zal
bestaan uit de samenwerkingsdossiers die samen met de federale overheid en de
andere gewesten worden uitgewerkt.
11
4. EUROPA-2020, EU-financiering en cohesiebeleid
Het Comité van de Regio's benadrukt dat het cohesiebeid bedoeld is om
"de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's
(…) te verkleinen" (Verdrag betreffende de Europese Unie, art. 174). Wil men
dat de in Europa-2020 opgenomen prioriteit van "inclusie" de belangrijkste
schakel wordt tussen groei en (economische, sociale en territoriale) cohesie,
dan moet zij dus in geloofwaardige doelstellingen vertaald worden.
Het voorstel voor Europa-2020 van de Europese Commissie stelt het volgende:
"Cohesiebeleid en structuurfondsen zijn op zichzelf al belangrijke
beleidsinstrumenten, maar ook doorslaggevend voor de verwezenlijking van
de prioriteiten op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei in de
lidstaten en regio's."
Hieraan wordt het volgende toegevoegd:
"Er moet niet alleen worden gesproken over de omvang van de financiering,
maar ook over de wijze waarop verschillende financieringsinstrumenten –
zoals structuurfondsen, fondsen voor landbouw en plattelandsontwikkeling,
het kaderprogramma voor onderzoek, het kaderprogramma voor
concurrentievermogen en innovatie – moeten worden benut om de
doelstellingen van Europa 2020 te bereiken met maximale resultaten,
efficiëntie en EU-meerwaarde."
Anderzijds wordt het volgende erkend:
"In verband met de territoriale samenhang is het ook van groot belang dat de
economische groei alle delen van de Unie ten goede komt, ook de meest
afgelegen regio's."
4.1 Hoe, en onder welke voorwaarden, zou het cohesiebeleid de belangrijkste
doelstelling uit het Verdrag, nl. het "verkleinen van verschillen", kunnen
verwezenlijken en tegelijk kunnen bijdragen aan de prioriteiten van Europa-2020,
nl.: slimme, duurzame en inclusieve groei?
Vlaanderen staat positief ten aanzien van de koppeling tussen het cohesiebeleid en
de Europa 2020 strategie. De link moet wel verder versterkt worden. Zo kunnen
naast de versterking van de oormerking, ook positieve incentives ingevoerd worden
om de lidstaten die op goede weg zijn om de doelstellingen te behalen, belonen.
12
4.2 Hoe zou de EU-financiering moeten bijdragen aan territoriale cohesie en aan
slimme, duurzame en inclusieve groei, gelet op (A) de totale omvang ervan en (B)
op de verdeling ervan over verschillende financieringsinstrumenten, zoals de
structuurfondsen, de fondsen voor landbouw en plattelandsontwikkeling, het
kaderprogramma voor onderzoek en het kaderprogramma voor
concurrentievermogen en innovatie (CIP)?
Vlaanderen hoopt op een maximale afstemming met en coherentie tussen de inhoud
van de Europa 2020 strategie en andere lopende en geplande EU-agenda’s
(bijvoorbeeld, strategie voor duurzame ontwikkeling, plattelandsbeleid,
stedenbeleid, industrieel beleid etc.) en de benodigde financiering hiervoor.
Het aanwenden van de middelen uit het Kaderprogramma voor Onderzoek als
stimuli voor de Europa 2020 strategie mag echter geen afbreuk doen aan het
excellentiecriterium dat de verdeling van die middelen beheerst.
Vlaanderen vraagt ook dat in de Europa 2020 strategie voldoende aandacht zou
besteed worden aan de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Een
duurzame toekomst voor de landbouw bewerkstelligen in alle regio’s zal ertoe
bijdragen dat de energie-afhankelijkheid van Europa naar grondstoffen uit derde
landen afneemt en de graad van voedselzekerheid toeneemt.
13
5. EUROPA-2020 voor het voetlicht brengen
In 2009 merkten respondenten van de CvdR-raadpleging over de toekomst van de
Lissabonstrategie op dat de strategie door de gemiddelde burger niet als relevant
werd beschouwd.
De Commissie erkent dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de regio's om uit
te leggen waarom we ons moeten inzetten voor EUROPA-2020 en waarom Europa
en de lidstaten van de "burgers, bedrijven en de hen vertegenwoordigende
organisaties" bijdragen verwachten om de nodige hervormingen gestalte te geven.
Hiervoor zal zij "gemeenschappelijke communicatiemethoden" voorstellen, met
inachtneming van de "nationale omstandigheden en tradities".
5.1 Denkt u dat de communicatie over het voorstel Europa-2020 vlotter kan
verlopen dan die over de Lissabonstrategie? Welke delen van de Europese
samenleving en regio's komen in aanmerking voor doelgerichte communicatie,
gelet op de ervaringen met de Lissabonstrategie?
Communicatie over de strategie is essentieel. De Lissabonstrategie die éen van de
belangrijkste strategieën was van het voorbije decennium, was nauwelijks of niet
gekend bij de Europese burger. Regio’s kunnen hierin een schakel zijn om een
horizontale strategie als de Europa 2020 strategie te doen doorstromen naar de
sociaaleconomische stakeholders, de lokale overheden en de burger. Complementair
hieraan kunnen regio’s een bottom-up functie, om goede initiatieven van lokale
overheden op Europees niveau kenbaar te maken. De structurele betrokkenheid van
de regio’s aan de nieuwe strategie kan zo bijdragen aan het mobiliseren van lokale
actoren. De regio’s hebben als het ware een brugfunctie en creëren op die manier
nieuwe partnerschappen.
Het feit dat de Europa-2020 strategie zich van bij het begin zal focussen op 5
kwantitatieve doelstellingen tegen 2020 maakt dat de strategie ‘zichtbaarder’ wordt
en gemakkelijker communiceerbaar, in vergelijking met de Lissabonstrategie, met
haar amalgaam van doelstellingen.
5.2 Welke elementen dienen de door de Commissie voorgestelde
communicatiemethoden te bevatten? Hoe moet recht worden gedaan aan de
economische, sociale, territoriale en culturele verschillen in de landen en regio's
van de EU?
14
- links naar websites van regionale en lokale overheden die actief werken rond de
strategie op de website van de Europese Commissie ter bevordering van de
informatiedeling en uitwisseling van best practices
- Grotere structurele betrokkenheid van regionale overheden
- Vlaanderen pleit ook voor een versterking van het LMP-platform
- Meer aandacht voor de regionale bevoegdheden tijdens de Fact Finding Missions
van de Europese Commissie aan de lidstaten.
Aanvullingen:
Meer informatie over de Vlaamse Lissabonstrategie is te vinden op
www.vlaandereninactie.be/lissabon
Bijlagen:
(1) Input van de Vlaamse Regering ten aanzien van het raadplegingsdocument van de
Europese Commissie (VR2010 1501 MED0027) (p.15)
(2) Standpunt van Vlaanderen over de Europa 2020 strategie op basis van de Mededeling van
de Europese Commissie van 3 maart 2010: “Europe 2020. A strategy for smart, sustainable
and inclusive growth” COM(2010)2020 final (VR2010 1903 MED0121 TER) (p.43)
15
Input van de Vlaamse Regering ten aanzien van het
raadplegingsdocument van de Europese Commissie
betreffende de EU 2020 strategie
15 januari 2010
Vlaamse Regering
Martelaarsplein 19
1000 Brussel VR 2010 1501 MED.0027
16
Input van de Vlaamse Regering t.a.v. de consultatienota van de Europese
Commissie
1.1. Inleidend
De Vlaamse Regering verwelkomt het initiatief van de Europese Commissie om een
raadpleging te houden betreffende de toekomst van de Lissabonstrategie, of de
EU2020-strategie zoals deze nu wordt genoemd. De toekomst stelt ons voor grote
uitdagingen op economisch, sociaal en ecologisch vlak. Dit overtuigt de Vlaamse
Regering dat een raadpleging van allerlei belanghebbenden een absolute
meerwaarde kan betekenen. Door lidstaten, regionale en lokale overheden,
institutionele actoren en andere geïnteresseerden de kans te geven hun visie op het
ontwerpvoorstel aan de Europese Commissie kenbaar te maken, kan het draagvlak
voor deze nieuwe strategie bij deze actoren reeds in de beginfase worden
opgebouwd.
1.2. Terugblik op de implementatie van de Lissabonstrategie door Vlaanderen
Vlaanderen toonde zich de afgelopen tien jaar een zeer geëngageerde partner
betreffende de Lissabonstrategie. Als regio met eigen wetgevende bevoegdheden is
zij immers actief op heel wat terreinen die nauw bij de Lissabonstrategie aansluiten
(op bijvoorbeeld het vlak van onderwijs, werkgelegenheid, mobiliteit en openbare
werken, leefmilieu, onderzoek en ontwikkeling, enzovoort).
De uitdagingen waarop de Lissabonstrategie een antwoord tracht te geven, zijn ook
de uitdagingen waarmee Vlaanderen in een steeds meer globaliserende wereld te
maken krijgt. De financieel-economische crisis maakte dit het afgelopen jaar ook
voor Vlaanderen zeer duidelijk.
Vlaanderen volgde de voorbije tien jaar de Europese Lissabonstrategie van nabij op.
Eén sleutelwoord stond hierbij centraal, nl. het opnemen van ownership o.a. door
middel van volgende acties:
De Vlaamse Regering stelde een eigen Vlaams hervormingsprogramma 2005-2008 (oktober 2005) op en voerde in september 2008 een update door voor deperiode 2008-2010.
Sinds oktober 2005 werd elk jaar aan de Vlaamse Regering een gedetailleerddocument voorgelegd dat de stand van zaken betreffende de uitvoering van hetVlaams Hervormingsprogramma weergeeft.
De Vlaamse Regering ontwikkelde ook een eigen Lissabonwebsite(www.vlaandereninactie.be/lissabon) waar deze hervormingsprogramma’s envoortgangsrapporten raadpleegbaar zijn.
De sociale partners worden in Vlaanderen nauw bij de Lissabonstrategiebetrokken zowel bij de opmaak van het programma als bij de jaarlijkserapportering en evaluatie.
Elk jaar wordt door de Vlaamse minister-president een terugkoppeling aan hetVlaamse Parlement gegeven betreffende de uitvoering van de Lissabonstrategiein Vlaanderen.
In 2008 werd een conferentie georganiseerd “Lisbon is a region”. Vlaanderen is ook een actieve partner binnen het Lisbon Monitoring Platform van
het Comité van de Regio’s.
17
De Vlaamse Regering was en is bijzonder nauw betrokken bij de opmaak enredactie van het Belgisch nationaal hervormingsprogramma’s envoortgangsrapporten en levert voor deze rapporten een substantiële bijdrage.Vlaanderen nam ook de redactie van het hoofdstuk betreffende de bijdrage vande structuurfondsen tot Lissabonstrategie in het nationaal voortgangsrapport van2009 voor haar rekening.
De Vlaamse Regering is ook zeer nauw betrokken bij en neemt deel aan debilaterale ontmoetingen met de Europese Commissie inzake de uitvoering van deLissabonstrategie in België. De Vlaamse Regering zal in de toekomst meeraandacht besteden aan de opvolging van de aanbevelingen en deaandachtspunten die de Europese Commissie aan België (en degemeenschappen en gewesten) bezorgt, zodat deze daadwerkelijk aanleidingzullen geven tot het nemen van effectieve en concrete maatregelen. Regionaaltoegespitste aanbevelingen kunnen daartoe bijdragen.
In 2006 legde Vlaanderen ook de basis voor Vlaanderen in Actie (ViA), een
actieprogramma dat Vlaanderen tegen 2020 een duurzame plaats moet geven
binnen de Europese topregio’s. ViA vormde daarmee de concrete vertaling op het
terrein van de Lissabonstrategie. Om de uitvoering van de doorbraken uit het ViA-
plan te verzekeren, werd het Pact 2020 gelanceerd. Dit Pact bevat 20 doelstellingen2
met concrete streefcijfers en wil onder andere meer mensen aan de slag krijgen, in
meer werkbare jobs en in gemiddeld langere loopbanen, een betere levenskwaliteit
creëren en een efficiënt en doeltreffend bestuur verzekeren.
Met deze bijdrage aan de consultatieronde bouwt de Vlaamse Regering voort op een
mededeling inzake de Lissabonstrategie post 2010 waarvan ze op 29/05/2009
akte nam. In deze mededeling werden een aantal voorstellen betreffende de nieuwe
Lissabonstrategie post 2010 ontwikkeld. Deze voorstellen vormden eveneens de
basis voor de input van de Vlaamse Regering op de bevraging die het Comité van de
Regio’s3 in maart 2009 betreffende de Lissabonstrategie post 2010 opstartte.
Samenvattend hadden deze voorstellen betrekking op een aantal aanpassingen op
procesmatig en inhoudelijk vlak voor de opvolger van de Lissabonstrategie:
Op procesmatig vlak dient er gesleuteld te worden aan het governanceluikvan de Lissabonstrategie. De Lissabonstrategie post 2010 moet eeninspirerend en mobiliserend project zijn waarbij alle overheidsniveaus(Europees, nationaal, regionaal en lokaal) betrokken worden en er“ownership” voor opnemen. Voor Vlaanderen is een grotere en meerstructurele betrokkenheid van de regionale overheden prioritair, omdat hettoekomstige succes van de nieuwe Lissabonstrategie immers ook sterkafhankelijk zal zijn van de uitvoering ervan door de Europese regio’s.
Op inhoudelijk vlak moet de centrale doelstelling voor de Lissabonstrategiepost 2010 “duurzame groei en jobs” zijn. De duurzaamheidsdimensie moettransversaal in alle beleid en maatregelen van de Lissabonstrategie terug tevinden zijn en de Lissabonstrategie post 2010 moet blijven inzetten op
2De 20 doelstellingen van het Pact 2020 zijn : (1) Duurzame top-regio, (2) Solidaire open regio, (3)
Internationalisering, (4) Innovatie, (5) Ondernemerschap, (6) Logistiek en infrastructuur, (7) Energie,
(8) Eco-efficiëntie, (9) Werkzaamheid, (10) Werkbaarheid, (11) Talent, (12) Zorg, (13) Armoede, (14)
Milieu, (15) Natuur, (16) Mobiliteit, (17) Gezondheidsbevordering, (18) Overheid, (19)
Maatschappelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid, (20) Begroting.3 Zowel de input van de ongeveer 80 regionale en lokale overheden (waaronder Vlaanderen) als het
eindrapport betreffende de bevraging is raadpleegbaar op http://lisbon.cor.europa.eu
18
duurzame en structurele hervormingen en maatregelen om de centraledoelstelling te realiseren. Op economisch vlak staan drie speerpuntencentraal: (1) maatregelen inzake ondernemerschap; (2) maatregelen inzakeinnovatie, wetenschap, onderzoek en ontwikkeling; en (3) maatregelen inzakelogistiek, mobiliteit en infrastructuur. Op milieuvlak moet worden ingezet opmaatregelen inzake klimaatverandering en energie. Op sociaal vlak staanvolledige werkgelegenheid, onderwijs en opleiding. centraal. Een hogerewerkgelegenheid en de versterking van onderwijs en opleiding vormen daarbijde beste garantie voor het wegwerken van armoede en een grotere socialecohesie en inclusie. Ten slotte wordt ook voorgesteld om aandacht tebesteden aan de organisatiebrede maatregelen van de Lissabonstrategie, dieverband houden met het bevorderen van de overheidsefficiëntie eneffectiviteit, de link met het cohesiebeleid en de externe dimensie van deLissabonstrategie.
Met betrekking tot de nieuwe Lissabonstrategie of de EU2020-strategie blijft de
Vlaamse Regering aanpassingen op procesmatig en inhoudelijk vlak4 noodzakelijk
vinden.
De Vlaamse Regering vindt ook zeer waardevolle elementen terug in de Opinie van
het Comité van de Regio’s over de toekomst van de Lissabonstrategie.5 In haar
opinie formuleert het Comité van de Regio’s voorstellen betreffende het investeren in
groene economie, de sociale cohesie en inclusie, het belang van multilevel
governance, het meten van de impact van de strategie en de evidence-based
benadering.
1.3. Standpunt van de Vlaamse Regering t.a.v. het raadplegingsdocument
1.3.1 Inleidend
Zoals hierboven al werd aangegeven verwelkomt de Vlaamse Regering het
raadplegingsdocument van de Europese Commissie en erkent ze de bijzondere
meerwaarde ervan.
De Vlaamse Regering vindt in het consultatiedocument veel elementen terug die
aansluiten bij wat Vlaanderen belangrijk acht voor het post 2010 scenario. Deze
reactie bouwt daarom voort op de hoger geformuleerde mededeling van 29/05/2009.
Er kan hier bijvoorbeeld verwezen worden naar de aandacht voor de
governancedimensie van de strategie (o.a. betrokkenheid van regionale actoren, de
aandacht voor de verschillen tussen lidstaten die een praktische weerslag heeft op
het vlak van indicatoren en doelstellingen..) en een aantal inhoudelijke punten van de
strategie zoals de aandacht voor duurzaamheid van de strategie, het inzetten op
groei en jobs, de aandacht voor onderwijs, de transportproblematiek enzovoort.
In het Vlaams Regeerakkoord 2009-2014 dat op 15 juli 2009 werd goedgekeurd,
wordt het belang van de nieuwe Lissabonstrategie benadrukt: “De regering zal op
4De mededeling van de Vlaamse Regering van 29/05/2009 is raadpleegbaar op
www.vlaandereninactie.be/lissabon.5 Opinion of the Committee of the Regions on the future of the Lisbon Strategy post 2010, 82nd
plenary session, 3-4 december 2009, ECOS-IV-032.
19
basis van de doelstellingen en de doorbraken van Vlaanderen in Actie, in overleg
met de sociale partners en de federale regering, de sociaaleconomische
hervormingen in het kader van de Lissabonstrategie voortzetten. Vlaanderen zal, met
Vlaanderen in Actie als referentiekader, ook meewerken aan de verdere
voorbereiding van een nieuwe Lissabonstrategie op Europees niveau. De klemtoon
voor Vlaanderen ligt daarbij op het realiseren van economische innovatie en op een
geïntegreerd arbeidsmarktbeleid.”
Deze visie wordt verder uitgewerkt in de Beleidsnota Buitenlands beleid. Met het
oog op een meer competitieve Europese Unie wordt daar gesteld: “Bruggen slaan
tussen Vlaanderen in Actie en het Pact 2020 en de Europese accenten in de post-
Lissabonstrategie is daarom een prioriteit. Deze processen lopen onafhankelijk van
elkaar maar zijn niettemin nauw met elkaar verweven. In de vernieuwde
Lissabonstrategie blijft een koppeling en afstemming met de strategie duurzame
ontwikkeling van belang om de synergie tussen economische, sociale en ecologische
objectieven verder te versterken. De essentiële uitdaging daarbij is om de
ontwikkeling van een efficiënte en innovatieve economie te combineren met
effectieve antwoorden op sociale en ecologische bezorgdheden. Het beleid van de
Vlaamse Regering wil zich ten volle inschrijven in de Europese post-
Lissabonstrategie.”
De Vlaamse Regering geeft hieronder aan waar voor haar de positieve nieuwe
elementen uit het raadplegingsdocument liggen, en voor welke thema’s meer
aandacht en verdieping cruciaal is.
1.3.2 Governance en inhoud moeten voor de Vlaamse Regering bij de EU2020-
strategie voorop staan
De drie hoofddoelstellingen van de strategie worden in het raadplegingsdocument
duidelijk aangegeven en uitgewerkt maar daarna wordt overgegaan tot een snelle
opsomming van relevante thema’s en geraakt het algemeen beeld en daardoor de
slagkracht van de nieuwe EU2020-strategie wat zoek. De meeste elementen komen
aan bod, maar de samenhang tussen de elementen ontbreekt soms of is
onvoldoende uitgewerkt. Er wordt ook weinig of geen aandacht besteed aan een
evaluatie van de Lissabonstrategie tot op heden. Door dit wel te doen zou de
Europese Commissie kunnen aangeven op welke wijze de EU 2020-strategie aan de
tekortkomingen van de bestaande Lissabonstrategie zou kunnen tegemoetkomen.
In haar reactie op het raadplegingsdocument van de Europese Commissie wil de
Vlaamse Regering focussen op twee dimensies, nl. de governancedimensie (A) en
de inhoudelijke dimensie (B). Op het einde van deze bijdrage aan de consultatie
wordt het standpunt van de Vlaamse Regering samengevat.
20
A. Beheer van de strategie: Governance
A.1. Nood aan duidelijke regels
De Vlaamse Regering verwelkomt het feit dat het raadplegingsdocument van de
Europese Commissie bijzondere aandacht besteed aan de governancedimensie
o.m. in de subparagraaf “Vaststelling van duidelijke regels om de nieuwe strategie
doeltreffend te maken”. Vlaanderen heeft in het verleden steeds aangedrongen op
een goed uitgebouwde governancedimensie omdat deze cruciaal is voor het
welslagen van de strategie. Wat de implementatie van de strategie betreft wordt dan
ook terecht gepleit voor meer beleidscoördinatie –en integratie.
Volledigheidshalve wil de Vlaamse Regering een opmerking maken bij de
voorgestelde hiërarchie (pag.12). De Europese Raad staat in voor het uittekenen
van de grote beleidslijnen en de algemene sturing en ECOFIN en andere relevante
thematische Raden, staan vervolgens in voor de uitvoering van de beslissingen. De
Vlaamse Regering wil wijzen op de in het verdrag neergelegde
bevoegdheidsverdeling. Zo heeft de EU op vlak van onderwijs en beroepsopleiding
slechts aanvullende bevoegdheden, en worden de Europese doelstellingen terzake
op vrijwillige basis geïmplementeerd binnen de open coördinatiemethode. Het ware
wenselijk geweest dat de raadplegingsnota ook was ingegaan op de sterke en
minder sterke punten betreffende de open coördinatiemethode en ook op dit vlak een
aantal voorstellen had geformuleerd.
De herziening van de huidige governancemethodiek, vergt een grondige
evaluatie van de huidige richtsnoeren alsook van de performantie van de open
coördinatiemethode, opdat de EU2020 strategie een breed mobiliserend project
wordt, waarvan de doelstellingen gedragen worden door alle overheidsniveaus en
waarbij het middenveld, de sociale partners en de Europese bevolking sterker
betrokken zijn. De open coördinatiemethode (OCM) is voor de Vlaamse regering van
groot belang. Deze aanpak verzekert een continue opvolging zowel per lidstaat als
op niveau van de Europese Unie. De Vlaamse Regering vindt het daarom
aangewezen dat de OCM op een aantal punten nog verder wordt versterkt. Zo kan
door de Europese Commissie nog meer geïnvesteerd worden in zowel de bilaterale
ontmoetingen als Fact Finding Missions met de lidstaten en de regio’s (in België).
Tijdens deze bilaterale ontmoetingen en Fact Finding Missions wordt de
implementatie van de Lissabonstrategie besproken. Analyses per beleidsdomein
(bijvoorbeeld inzake werkgelegenheid, onderwijs,…) en het werken met
regiospecifieke aanbevelingen kunnen hierbij een bijzondere meerwaarde
betekenen.
In 2015 zal een eerste tussentijdse evaluatie moeten plaatsvinden om na te gaan of
de uitvoering van de EU2020-strategie op koers zit, wat inderdaad aangewezen is.
A.2. Ambitieuze maar realistischere doelstellingen
De Vlaamse Regering staat positief ten opzichte van het doel met de EU2020-
strategie “een beperkte reeks belangrijke doelstellingen te bereiken” en is
21
voorstander van realistische, resultaatgerichte en gedifferentieerde
doelstellingen. Daarom is de Vlaamse Regering bijzonder tevreden met de
impliciete acceptatie van de verschillen tussen de lidstaten en de mogelijkheid tot
differentiatie van de streefdoelen op lidstaatniveau, rekening houdende met de
nationale context. Dit is een belangrijke stap voor de lidstaten om zich de EU2020-
strategie ‘eigen’ te maken.
Dit was nl. een zwak punt in de vorige Lissabonstrategie, waar de 14 structurele
indicatoren voor alle lidstaten van toepassing waren. Een doelstelling was voor de
ene lidstaat weinig inspirerend omdat ze te ver stond van de realiteit, terwijl een
andere lidstaat die doelstelling reeds had gehaald. De nieuwe aanpak kan zeker
vruchten afwerpen. Peer-pressure zal in dit geval ook noodzakelijk blijven.
Naast de nood aan duidelijke EU2020-doelstellingen is een optimale
governancestructuur vereist die optimaal bijdraagt aan de doelstellingen en ze ook
efficiënt integreert. De Vlaamse Regering is vragende partij voor afdwingbare en
resultaatsgerichte doelstellingen.
Regio’s spelen steeds meer een sleutelrol bij de realisatie van de gezamenlijke
doelstellingen en dit in uiteenlopende situaties. In heel wat gevallen zal het dus
wenselijk zijn dat naast de nationale objectieven ook regionale objectieven6 (en
regionale indicatoren) worden vastgelegd, zeker in deze lidstaten waar de regio’s
over exclusieve bevoegdheden beschikken. Maatwerk (een ‘variabele geometrie’) zal
vereist zijn. Dit biedt voor de Europese Commissie trouwens ook het voordeel dat ze
de ontwikkelingen op een meer gedetailleerde wijze kan opvolgen. Zo kan de
Europese Commissie ook tijdens bilaterale ontmoetingen of Fact Finding Missions
doelgerichter vragen formuleren, zowel aan de nationale overheden als aan de
betrokken deelstaten. Hoger werd al verwezen naar het actieprogramma Vlaanderen
in Actie en het Pact 2020. De daarin concreet opgenomen becijferde doelstellingen
geven in feite al uitvoering aan grote onderdelen van de Lissabonstrategie.
De doelstellingen van de EU2020-strategie stellen ook uitdagingen voor het
Europees regionaal beleid: bijvoorbeeld de aanpassingen aan klimaatverandering,
het behoud van biodiversiteit, werken naar het verduurzamen van het gebruik van
materialen vormen belangrijke regionale uitdagingen waarvoor ook het Europese
beleidsinstrumentarium meer inzetbaar moet gemaakt worden / aangepast worden.
A.3. Structurele betrokkenheid van de regio’s
De Vlaamse Regering stelt met genoegen vast dat het belang van de strategie
voor de regionale overheden wordt erkend. Zo stelt het raadplegingsdocument
(pag. 12) “Alleen via partnerschap kunnen de specifieke maatregelen en
doelstellingen worden bereikt: het is immers essentieel op te treden op het niveau
van de EU, de lidstaten en de regio’s, en dankzij de interactie tussen deze niveaus
zal het potentieel van de strategie volledig kunnen worden geactualiseerd.” De
6De Vlaamse Regering volgde 13 van de 14 structurele Lissabonindicatoren tijdens de afgelopen
Lissabonstrategie van nabij op.
22
meerwaarde die regionale actoren aan de Lissabondimensie kunnen verlenen, bleek
trouwens ook heel duidelijk uit de resultaten van een high level conferentie7 die door
het Zweeds EU-voorzitterschap werd georganiseerd. Deze aandacht voor de
betrokkenheid van regionale en lokale overheden bij de nieuwe Lissabonstrategie
werd ook in het trio-voorzitterschapsprogramma van Spanje – België – Hongarije
(goedgekeurd door de Raad Algemene Zaken op 7 /12/2009) opgenomen.
De regio’s spelen steeds meer een sleutelrol bij de realisatie van de
doelstellingen. Gelet op de verregaande autonomie van sommige regio’s zoals
Vlaanderen, moeten deze regio’s in de EU2020-strategie een (aan)gepaste rol
krijgen. Net als het Comité van de Regio’s (Europolitics 8/12/2009 ‘Regions want to
be fully involved’) dringt de Vlaamse Regering erop aan dat de Europese Commissie
ook structurele oorstellen aanreikt om de betrokkenheid van de regionale actoren
daadwerkelijk en structureel te verzekeren.
De Vlaamse Regering kijkt uit naar initiatieven van de Europese Commissie
m.b.t. de vormgeving van structurele betrokkenheid van de regio’s en doet
hierna alvast enkele voorstellen ter overweging. Zo is de Vlaamse Regering
alvast bereid haar ervaringen in o.a. de Belgische context te delen met andere
overheden (Europees, nationaal, regionaal en lokaal). Vlaanderen stelt concreet het
aanduiden van regionale ‘Lissaboncoördinatoren’ voor die ownership willen
opnemen voor de Lissabonstrategie in hun regio. Vooral de regio’s die eigen
bevoegdheden hebben kunnen hier een prominente plaats opnemen. Deze regionale
Lissaboncoördinatoren worden op deze manier ook voor de Europese Commissie
een gesprekspartner, kunnen in nauwe samenwerking met de nationale
Lissaboncoördinatoren de nieuwe EU2020 strategie opvolgen en deze ook
doorvertalen naar de regionale praktijk, kunnen overleg plegen met de lokale
overheden enzovoort. De structurele betrokkenheid van regio’s vormt een win-win
situatie.
Hoewel het op dit ogenblik nog niet duidelijk is of binnen een herziene governance-
methodiek van de EU2020-strategie ook met hervormingsprogramma’s en
voortgangsrapporten zal worden gewerkt, ziet de Vlaamse Regering een
toegevoegde waarde voor regio’s (die dit wenselijk achten) om een eigen regionaal
EU2020-rapport aan de Europese Commissie te bezorgen. In dit rapport kan dan
aangegeven worden welke maatregelen de regio neemt ter implementatie van de
EU2020-strategie en op deze manier kan binnen de regio het draagvlak en
mobilisatie voor de strategie worden verhoogd. Dit regionale EU2020-rapport kan
dan de regionale vertaling zijn van de Europese EU2020-strategie, die in een
regionale context werd doorvertaald (voor Vlaanderen d.m.v. "Vlaanderen in Actie"
en het "Pact 2020").
Hoe kan het partnerschap tussen de verschillende actoren in de multilevel
governance structuur effectief gevormd worden, en hoe kan de ‘interactie tussen
deze niveaus’ bewerkstelligd worden, zodat de kans op slagen van de strategie het
7 Growing together for a sustainable Europe – Local and regional implementation of the strategy for
growth and jobs after 2010”
23
grootst is? Dit zal een centrale uitdaging voor de EU2020-strategie zijn. Het
structureel betrekken van de regio’s bij de nieuwe EU2020-strategie kan bijdragen
aan het mobiliseren van de lokale actoren en op die manier kan de regio de brug
vormen naar de lokale overheden en bijdragen aan nieuwe partnerschappen. Op het
vlak van partnerschappen moet ook de link worden gelegd met de beschikbare
budgetten. Om binnen het Europese kader gezamenlijke doelstellingen te bereiken,
moeten de nationale/federale en regionale prioriteiten dus variëren naargelang de
specifieke nationale of regionale context. De Europese middelen moeten daarbij
vooral ingezet worden voor het bereiken van die gemeenschappelijke of transversale
Europese doelstellingen, zonder daarbij aanleiding te geven tot
concurrentievervalsing of ‘dubble spending’. Om te komen tot een efficiënter en
effectiever gebruik van de middelen moeten de verschillende overheidsniveaus de
middelen als het ware op complementaire wijze inzetten, zodat Europese,
nationale/federale en regionale instrumenten elkaar optimaal versterken door
hefboomeffecten binnen een gezamenlijk kader. Vlaanderen stipt het belang aan van
partnerschappen waarbij acties op niveau van de Unie, de lidstaten en de regio’s
efficiënt worden gecoördineerd.
A.4. Communicatie van de strategie
De Lissabonstrategie die één van de belangrijkste EU-strategieën van het voorbije
decennium was, was nauwelijks of niet gekend bij de Europese burger. In haar
raadplegingsdocument gaat de Europese Commissie echter niet in op de
meerwaarde die de strategie voor de Europese burger kan betekenen en hoe ze
daarover zal communiceren. Ook hier kunnen regio’s een belangrijke zijn schakel om
een horizontale strategie als de EU2020-strategie te doen doorstromen naar de
sociaaleconomische stakeholders, de lokale overheden en de burger.
Complementair hieraan kunnen regio’s een bottom-up functie opnemen, om goede
initiatieven van het lokale overheden op Europees niveau kenbaar te maken.8 De
regio’s kunnen hieromtrent een aangepaste communicatie ontwikkelen. Dit kan
gefaciliteerd worden door bijvoorbeeld de aanduiding van regionale coördinatoren
voor de strategie, zoals hoger voorgesteld. Ook parlementen, zowel nationale als
regionale parlementen, kunnen hierin een belangrijke rol opnemen.
A.5. Kwantitatieve targets
De Vlaamse Regering zet hierna haar eerder geformuleerde voorstellen voor
‘Europese’ operationele doelstellingen (mededeling Vlaamse Regering van
29/05/2009) in de vorm van richtsnoeren/targets, deels gebaseerd op de Pact
2020-doelstellingen/ViA-doorbraken, uiteen en dit voor het werkgelegenheidsdomein
van de EU2020-strategie. Wat de andere domeinen (zoals economie en milieu) van
de EU2020-strategie betreft, is de Vlaamse Regering graag bereid om ook daar in de
nabije toekomst voorstellen rond te formuleren en deel te nemen aan initiatieven van
de Europese Commissie op dit vlak.
8 Ook het Comité van de Regio’s hecht belang aan bottom-up initiatieven van de lokale overheden in
haar advies over de toekomst van de Lissabonstrategie post 2010, § 22.
24
Meer specifiek wenst de Vlaamse Regering dus alvast de volgende focal points in
het werkgelegenheidsdomein van de EU2020 strategie te beklemtonen en
concreet uitgewerkt te zien (zie mededeling Vlaamse regering 28 mei 2009 ‘eerste
aanzet van visie van de Vlaamse overheid mbt Lissabonstrategie na 2010’).
Focus op werkzaamheid en eindeloopbaan
Een verdere toename van de werkzaamheidsgraad (bvb. tot dedoelstelling van 70% of meer in 2020);
Toename van de gemiddelde Europese uittredeleeftijd als maatstafvoor gemiddeld langere loopbanen (bvb. tot 65 jaar in 2020);
Een cruciaal aandachtspunt is het inzetten op zowel het stimulerenvan ondernemerschap als op een kwalitatief ingevuldondernemerschap. Bijv. een toename van het totale aantal/aandeelexporterende bedrijven, inclusief KMO’s (verdubbeling t.a.v. 2007).
Focus op kansengroepen/evenredige arbeidsdeelname en diversiteit
Een uitgesproken toename van de werkzaamheidsgraad voorkansengroepen (bvb. De Europese doelstelling van 55% voor 55-plussers in 2020 of de doelstelling om de nationaliteitskloof weg tewerken tegen 2020).Ook doelstellingen voor personen met eenarbeidshandicap of een welzijnsproblematiek kunnen wordenuitgewerkt;
Ook in de uitwerking van nieuwe doelstellingen en benchmarks onderandere focal points moet aandacht uitgaan naar de kansengroepen;
Meer maatwerk in het Europese doelstellingenkader vooractiveringsbeleid, door indicatoren voor een aangepasteactiveringsaanpak naar werkzoekende 50-plussers, naarwerkzoekenden met een arbeidshandicap, naar werkzoekenden metmedische, mentale, psychische en psychiatrische problemen (MMPP)en ten slotte naar werkzoekenden die moeilijk inzetbaar zijn vanwegeeen sociale problematiek;
Herziening van het huidige onderscheid in de doelstelling van eennieuwe start voor -25 jarigen en +25 jarigen.
Focus op actief arbeidsmarktbeleid:
Toename van de bestedingen voor actief arbeidsmarktbeleid (bvb. tothet niveau van minstens 1,5% van het BBP in 2020);
Aandacht voor de (kosten-) efficiëntie van de ‘nieuwe start’indicatoren;
Het toevoegen van resultaatsindicatoren voor actiefarbeidsmarktbeleid, zoals uitstroomdoelstellingen endoorstroomindicatoren;
Aandacht voor de impact van de economische crisis en het gevoerderelancebeleid;
Verdere toename van het activeringspercentage voor langdurigwerklozen (bvb. Aan de hand van een nieuwe benchmark (25% ofmeer in 2020).
Ontwikkeling/operationalisering van het rugzakprincipe op Europeesniveau: Het rugzakprincipe wordt opgenomen om enerzijdsdoorstroom van kansengroepen te ondersteunen en stimuleren vansociale economie naar reguliere economie en anderzijds de instroom
25
van kansengroepen op de arbeidsmarkt te bevorderen. De rugzak iseen recht op ondersteuning, begeleiding en opleiding (op dewerkvloer) en/of een redelijke aanpassing van de arbeidspost moetkunnen meegaan met de gerechtigde werknemer/werkzoekende.
Focus op een brede levensloopbaanbenadering (van jobzekerheid naarloopbaanzekerheid):
Ontwikkeling van een coherent indicatorenkader voor flexizekerheid(en transitionele loopbanen) in het werkgelegenheidsbeleid van delidstaten (en de regio’s), o.b.v. een duidelijk gespecificeerde engedragen omschrijving van het begrip.
Een verdere afname van het aantal kortgeschoolden op dearbeidsmarkt (bvb. Met de helft tegen 2020);
Een verdere afname van de ongekwalificeerde uitstroom uit hetonderwijs (bvb. Een halvering tegen 2020);
Een groeipad voor het aantal jongeren dat deelneemt aan hoger(beroeps)—onderwijs;
Ontwikkelen van een strategische visie m.b.t. opleidingsdeelname enstreven naar een verdere toename van deze deelname (bvb. Tot 15%of meer in 2020);
Ontwikkelen van Europese indicatoren voor ‘life long guidance’, alsaanvulling op het eenzijdige doelstellingenkader in de huidigeLissabonstrategie (enkel ‘life long learning’);
Ontwikkelen van Europese indicatoren voor ‘niet-formeel leren’, alsaanvulling op het eenzijdige doelstellingenkader in de huidigeLissabonstrategie (enkel ‘toename van de formeleopleidingsdeelname’);
Ontwikkelen van Europese indicatoren voor ‘informeel leren’, alsaanvulling op het eenzijdige doelstellingenkader in de huidigeLissabonstrategie;
Het belang van ‘Eerder en elders verworven competenties’ moetworden erkend en verder uitgewerkt teneinde de arbeidsmobiliteit teverhogen en de positie van mensen op de arbeidsmarkt te versterken.Europese initiatieven zoals Europass, Eures en buitenlandse stagesmoeten sterker worden ondersteund en verder worden uitgebreid;
Het ontwikkelen van indicatoren, definities en targets op het vlak vanklimaat en werkgelegenheid, in het kader van het anticiperen op‘future skills’.
Focus op sociale economie
Met het oog op duurzame werkgelegenheid voor de meest kwetsbarenin de samenleving, de optimalisering van hetinschakelingsinstrumentarium vanuit sociale economie. Hierbij dientaandacht besteed te worden aan de kwaliteit van de arbeid, deduurzaamheid van de inschakeling en in casu de doorstroom naar hetnormaal economisch circuit;
Er dienen inspanningen geleverd te worden om de maatgerichteaanpak van bij de screening van de werkzoekende tot op de effectievetewerkstellingsplaats eenduidig en geïntegreerd aan te pakken.
Als onderdeel van het activeringstraject op maat voor de uiterstkwetsbare groepen (mensen in armoede en MMPP) dienen eraangepaste en maatgerichte trajecten te worden ontwikkeld waarbijde zorgaspecten en de randvoorwaarden tot het slagen van hetwerktraject op een consistente en geïntegreerde wijze wordtaangepakt. Een groeipad voor bijkomende trajecten en arbeidszorg
26
dient uitgewerkt te worden op langere termijn afgestemd op eengeïntegreerd beleidskader.
Focus op werkbaar werk:
Ontwikkelen van Europese indicatoren betreffende de kwaliteit van dearbeid, in het bijzonder m.b.t. werkbaarheid van en welbevinden ophet werk;
Ontwikkelen van een kader voor een duurzaam HR-beleid met daarinoog voor competentieontwikkeling, diversiteit en de sociale aspectenvan maatschappelijk verantwoord ondernemerschap.
De Vlaamse Regering wenst ook het investeren in zowelkwaliteitsvolle kinderopvang als kleuteronderwijs naar voor teschuiven in de Lissabonstrategie post 2010.
A.6. Monitoring
Er wordt vermeld dat de lidstaten doelstellingen voor vijf jaar zullen opstellen en datde vooruitgang in de richting van deze doelstellingen elk jaar door de EuropeseCommissie en de Europese Raad zullen worden gemonitored. De Vlaamse Regeringdringt er echter op aan de huidige werkwijze van de Europese Commissie verder tezetten, nl om rankings en scoreboards op te stellen om de voortgang van de lidstatende vooropgestelde benchmarks te kunnen opvolgen. De Vlaamse regering stelt voordeze scoreboards te verruimen naar de regio’s. Op basis van deze gegevenskunnen vervolgens niet enkel landen- maar ook regiospecifieke aanbevelingen doorde Europese Commissie worden geformuleerd.
Boven werd al het belang van de structurele betrokkenheid van regionale overheden
vermeld. Gelet op de steeds belangrijkere rol en de verregaande autonomie van
sommige regionale overheden, moeten deze in de nieuwe EU 2020 strategie
voortaan een (aan)gepaste rol krijgen (voorbereiding, uitvoering, verslaggeving m.b.t.
de doelstellingen). In het bijzonder geldt dit voor Vlaanderen omdat het als deelstaat
zelfs een hele reeks exclusieve bevoegdheden uitoefent, ook op het domein van de
structurele hervormingen en doelstellingen binnen de EU 2020 strategie (innovatie,
onderzoek, opleiding, onderwijs, arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, sociale
inclusie, en groene economie…).
De Vlaamse Regering vindt dat de rol van indicatoren moet verduidelijkt worden. Er
is nood aan een reeks realistische indicatoren, die rekening houden met de
verschillende startposities van lidstaten, die evolutief van aard zijn, beter gekoppeld
worden aan de beoogde doelstellingen. Bovendien moet er ook over gewaakt
worden dat de indicatoren transparant en meetbaar zijn en de voortgang (of het
gebrek eraan) kan geregistreerd en zichtbaar gemaakt worden op eenvoudige wijze.
Dit vergt noodzakelijke technische ontwikkelingen. Belangrijk aandachtspunt is dat dit
niet gepaard gaat met bijkomende administratieve lasten.
Het is onvoldoende om enkel kwantitatieve doelstellingen en indicatoren op sociaal-
economisch en milieuvlak op te stellen. Er is nood aan een gelijkwaardige en vooral
kwalitatieve kijk op de economische, sociale en milieusituatie met betere indicatoren
op de verschillende geografische schaalniveaus. Dit houdt in dat ook kwalitatieve
indicatoren zoals duurzame welvaartsindicatoren (belang van ‘beyond GDP’ en
(meet)indicatoren die de ongelijkheid binnen de samenleving) moeten ontwikkeld
27
worden, of een governance-indicator die aangeeft hoe/of andere overheden en
stakeholders bij de EU2020-strategie worden betrokken. Indien in de toekomst met
landenspecifieke aanbevelingen wordt gewerkt, zou dit ook één van de te beoordelen
criteria door de Europese Commissie kunnen zijn. Zoals verder zal blijken hecht de
Vlaamse Regering ook belang aan de bijdrage die een efficiënte en effectieve
overheid aan de EU2020-strategie kan leveren. Voor de verbetering van de
efficiëntie en effectiviteit van de werking van de overheidsorganisaties en het
verhogen van de kwaliteit van de dienstverlening in de Europese Unie is het
wenselijk dat er zo snel mogelijk een set indicatoren ter beschikking komt zodat de
overheden hun prestaties, efficiëntie en effecten beter kunnen opvolgen en
internationaal kunnen ‘benchmarken’ aan de hand van geijkte methodieken.
De Vlaamse Regering stelt dat de 3% norm in het kader van onderzoek en
ontwikkeling zijn rol kan blijven spelen en wil hierbij opmerken dat het in het Vlaams
regeerakkoord 2009-2014 heeft aangegeven om in 2014 de 3% norm te bereiken. De
Vlaamse Regering wil volledigheidshalve ook aangeven dat er een betere koppeling
moet komen met onderzoeks- en innovatie-doelstellingen in de EU2020 strategie
dan tot op heden het geval is. De gangbare inputindicator van 3% alleen is te
algemeen om het volledige veld van onderzoek en ontwikkeling en innovatie af te
dekken. Er is op dit specifieke terrein nood aan een realistische reeks van input,
throughput en output-outcome indicatoren.
De Vlaamse Regering onderschrijft grotendeels het nieuwe strategische kader van
de EU2020 strategie betreffende het werkgelegenheidsbeleid maar is bezorgd over
het gebrek aan kwantificeerbare operationele doelstellingen op het vlak van
werkgelegenheid. Het is teleurstellend dat de strategische doelstellingen m.b.t.
werkgelegenheidsbeleid zich niet vertalen in heldere, kwantificeerbare en
mobiliserende richtsnoeren voor duurzame groei en jobs en met o.a. een nieuw
baanbrekend objectief inzake werkzaamheidsgraad hoger dan 70%..
A.7. Relatie met andere strategieën, beleid en begroting
De Vlaamse Regering wenst aan te geven dat er nood is aan synergie en
afstemming tussen de EU2020-strategie en andere Europese strategieën en
beleidsvelden. In het bijzonder kan verwezen worden naar de Europese Strategie
Duurzame Ontwikkeling, het EU plattelandsontwikkelingsbeleid, het stedenbeleid
(Charter van Leipzig), de Industrial Policy, het Innovation Plan, de Europese
onderzoeksruimte enzovoort.
Belangrijk is ook het feit dat de institutionele component bij dit alles niet uit het oog
wordt verloren. Bij de nieuwe EU2020-strategie zal er binnen de Europese
Commissie een duidelijke coördinatie nodig zijn. Ook tussen de verschillende
raadsformaties zal er een voortreffelijke coördinatie bij de EU2020-strategie moeten
zijn. Bij de bestaande Lissabonstrategie is de huidige coördinatie tussen de
verschillende raadsformaties onvoldoende. De Europese Raad moet hieromtrent in
de toekomst een zeer belangrijke taak op zich nemen. Binnen de Commissie dient er
één verantwoordelijke te zijn voor de EU2020-strategie. Dat kan de Voorzitter zijn.
28
Een ander belangrijk aandachtspunt vormt ook link met de begroting. Het is
belangrijk dat de Europese begroting duidelijk de prioriteiten weerspiegelt van de
EU2020-strategie en dat er zicht komt op de (bijkomende) middelen die voor de
nieuwe strategie worden uitgetrokken. Een ambitieuze EU2020-strategie moet
immers worden ondersteund met voldoende middelen. Het is van belang is dat de
EU2020-strategie voor de verschillende betrokken beleidsvelden richtinggevend is,
ook inzake het vrijmaken en aanwenden van middelen. Zo was het bijvoorbeeld een
goede zaak dat een aantal jaar geleden de structuurfondsen werden georiënteerd
richting de Lissabonstrategie.
A.8. Institutionele partners
De Vlaamse Regering is verheugd dat de Europese Commissie een grotere rol ziet
weggelegd voor het Europees Parlement. Het EP wordt expliciet uitgenodigd ook te
reageren op de raadpleging en dit kan belangrijk zijn om het draagvlak voor de
strategie te vergroten. Er moet verder geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van
strategische partnerships met actoren die de Lissabonstrategie kunnen
ondersteunen.
Voor de Vlaamse Regering kan ook het Comité van de Regio’s (CoR) een
belangrijkere en meer structurele rol in het governanceluik worden toebedeeld. De
activiteiten (o.a. de uitwisseling van goede praktijken) die binnen het Lisbon
Monitoring Platform van het CoR inzake de Lissabonstrategie worden ontwikkeld,
kunnen ook binnen de EU2020-strategie een meerwaarde betekenen voor heel veel
regionale en lokale actoren. De rol van het LMP kan nog verder worden uitgebouwd
en versterkt. Het CoR kan ook een belangrijke rol spelen in het nagaan hoe binnen
verschillende lidstaten de regionale en lokale overheden worden betrokken en
hieromtrent voorstellen formuleren, zodat best practices ruim binnen de Europese
Unie verspreid worden. Indien de Europese Commissie wenst verder te werken met
landenspecifieke aanbevelingen en aandachtspunten, mogen deze niet beperkt
blijven tot het macro- en micro-economische beleid en het beleid inzake
werkgelegenheid. Ook inzake governance van de strategie binnen de lidstaat moet
het mogelijk zijn dat er aanbevelingen en aandachtspunten worden geformuleerd.
Sociale partners. Ook de betrokkenheid van het Europees Economisch en
Sociaal Comité (EESC) kan van belang zijn om het draagvlak voor de EU2020-
strategie te versterken. De Europese Commissie besteedt onvoldoende aandacht
aan het betrekken van de sociale partners bij de strategie. Ze zegt wel de actieve
steun van de sociale partners en het middenveld nodig te hebben maar gaat daar
niet verder op in. In Vlaanderen is het zo dat de sociale partners actief bij de
Lissabonstrategie worden betrokken. Zowel bij de bijdrage van de Vlaamse Regering
aan de enquête van het Comité van de Regio’s, als bij het opstellen van een
antwoord op deze raadpleging werden de sociale partners betrokken. Dit gebeurde in
het kader van VESOC (Vlaams economisch en sociaal overlegcomité).
De Europese Commissie hoopt ook op meer belangstelling van de nationale
parlementen, maar vergeet eraan toe te voegen dat ook de belangstelling van
regionale parlementen moet worden gewekt. Ook hier kan een rol weggelegd zijn
29
voor de regionale Lissaboncoördinator. Er kan op dit vlak ook gewezen worden op
het subsidiariteitsprincipe, waarbij in Vlaanderen het parlement een belangrijke rol
speelt in materies zoals onderwijs en beroepsopleiding, waar de Europese Unie
slechts beperkte, aanvullende bevoegdheden heeft.
Concluderend
Een goed uitgebouwde en uitgebalanceerde governancedimensie moet dus een
essentieel onderdeel zijn van de strategie. Het welslagen van de nieuwe strategie zal
ervan afhangen. De governancedimensie moet concreet worden vormgegeven. Zo
zal het bijvoorbeeld niet langer volstaan dat, zoals de vorige jaren tijdens de
Europese lenteraden het geval was, eerder beleefdheidshalve naar de structurele
betrokkenheid van regionale en lokale overheden wordt verwezen, maar deze
betrokkenheid niet concreet wordt ingevuld.
30
B. Inhoud
B.1. De EU2020-strategie als duurzame strategie
De Vlaamse Regering schrijft zich in het algemene uitgangsprincipe in dat de
opvolger van de Lissabonstrategie het kader moet zijn om de exit uit de crisis te
bewerkstelligen en structurele hervormingen op lange termijn te blijven doorvoeren
(pag. 2): “Het einde van de crisis moet het begin zijn van een nieuwe duurzame
sociale markteconomie, een slimmere, groenere economie, waarin onze welvaart
voorkomt uit innovatie en uit een beter gebruik van de hulpbronnen, en waarin kennis
de basis is van alles”.
Deze strategie sluit aan bij de toekomststrategie die de Vlaamse regering, de sociale
partners en diverse maatschappelijke bewegingen in het Pact 2020 uitgewerkt
hebben..Het gekozen tijdsperspectief van de EU2020-strategie is bovendien ideaal,
omdat op deze manier ook een synergie kan beoogd worden met de 20-20-20
doelstellingen van de Europese Unie. Toch wenst de Vlaamse Regering enkele
maatschappelijke evoluties beklemtonen die nu onvoldoende in het document aan
bod komen en die dit decennium een nog grotere rol zullen spelen dan nu reeds het
geval is. Deze zullen ongetwijfeld van invloed zijn op de ruime economische, sociale
en ecologische ontwikkelingen en dus van belang voor de EU2020-strategie. De
Vlaamse Regering wenst in het bijzonder volgende thema’s onder de aandacht te
brengen:
Naast de acute financieel-economische crisis blijven er ook zeer manifeste milieu-
uitdagingen waaraan de Europese Commissie onvoldoende aandacht besteedt. Het
klimaatprobleem is prioritair, maar andere belangrijke milieu-uitdagingen (toestand
van natuurlijke hulpbronnen, hier en elders, duurzaam gebruik van materialen in de
economie, verlies van biodiversiteit, milieu en gezondheid) mogen niet naar de
achtergrond verdwijnen. Deze uitdagingen genereren zowel directe economische
problemen (stijgende prijzen voor energie, grondstoffen, landbouwproducten en
voedsel) en bemoeilijken het perspectief van duurzame ontwikkeling (verlies van
natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit, sociale ongelijkheid). Toenemende
verstedelijking is een andere uitdaging waaraan in de EU2020- strategie aandacht
moet besteed worden. Dit fenomeen biedt enerzijds kansen (de steden als motor
voor sociale en economische ontwikkeling), maar stelt ons ook voor nieuwe
uitdagingen (omtrent de realisatie van milieudoelstellingen). Een ander punt dat te
weinig aandacht krijgt, is de Europese demografische situatie. Ontgroening en
vergrijzing worden weliswaar als een probleem aangeduid, maar de gevolgen van
deze evoluties zullen ingrijpend zijn en een impact hebben op een brede waaier
beleidsterreinen. Zo vormt in Vlaanderen de demografische situatie nu reeds een
grote uitdaging voor de arbeidsmarkt. De toenemende migratie, vaak als gevolg van
demografische ontwikkelingen zal ook implicaties hebben op sociaal en economisch
vlak. Uitdagingen op vlak van taal en taalverwerving, op vlak van integratie maar ook
op sociaal vlak zullen op vele plaatsen in Europa toenemen, ook in Vlaanderen.
Sociale cohesie, inzonderheid in de steden, is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
31
Op inhoudelijk vlak moeten voor Vlaanderen de economische, sociale en
milieucomponent van de EU2020-strategie elkaar onderling versterken zonder dat de
ene ten koste gaat van de andere, als voorwaarde voor een duurzame groeistrategie.
Er moet dus naar synergieën gezocht worden. Vlaanderen stelt met genoegen vast
dat een aanzet hiervoor wordt opgenomen, met name: “Onze sociale, economische
en milieudoelstellingen moeten op elkaar zijn afgestemd als we resultaat willen
boeken ten aanzien van onze thematische prioriteiten voor 2020”.
Voor de Vlaamse Regering moet duurzaamheid het uitgangspunt van de nieuwe
strategie zijn. Duurzaamheid moet daarbij als een transversale prioriteit in de
EU2020-strategie worden opgenomen en verfijnd worden binnen de drie grote pijlers:
de economische, de sociale en de milieupijler. De Vlaamse Regering bevestigt dat
de EU2020 strategie moet blijven inzetten op duurzame groei en jobs en daarbij
moet blijven voortbouwen aan structurele hervormingen.
De Vlaamse Regering meent dat er een efficiënte, gecoördineerde en
geïntegreerde wisselwerking van de verschillende doelstellingen (meerwaarde
van kennis als basis voor groei, kansen bieden in een samenleving die niemand
uitsluit, een competitieve en groene netwerkeconomie creëren) moet zijn voor deze
duurzame groeistrategie. De integratie in de “EU 2020” strategie van de sociale
dimensie en de klimaatverandering moet samengaan met duurzame groei en
jobcreatie.
De Vlaamse Regering kan zich daarom aansluiten bij de keuze van de door de
Europese Commissie voorgestelde 3 inhoudelijke prioriteiten. Hierbij acht de
Vlaamse Regering het van bijzonder belang dat deze prioriteiten verder worden
aangepast en ingevuld in functie van de maatschappelijke uitdagingen van deze tijd.
Drie belangrijke thema’s die de Vlaamse Regering in de voorliggende EU2020
strategie mist zijn het bestrijden van sociale ongelijkheid en armoede en de
meerwaarde die een efficiënte en effectieve overheidsorganisatie kan opleveren
voor de EU2020-strategie.
Sociale gelijkheid is een belangrijke factor voor het realiseren van een duurzame
economische groei. Alle vormen van ongelijkheid moeten bestreden worden. In het
bijzonder moet ook aandacht besteedt worden aan gendergelijkheid omdat dit in het
bijzonder van belang is voor de verwezenlijking van de EU-doelstellingen ten aanzien
van de economische en sociale samenhang en een hoog niveau van
werkgelegenheid, alsook voor het verwezenlijken van duurzame groei en
concurrentievermogen, en voor het aanpakken van de demografische uitdagingen.
De Vlaamse Regering pleit voor een inclusieve en integrale benadering van het
fenomeen armoede 9, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de diversiteit
van het fenomeen. 2010 is het jaar van de bestrijding van de armoede en de sociale
uitsluiting. Daarom is dit het ideale moment om armoedebestrijding structureel in de
9 Ook het Comité van de Regio’s hecht belang aan de bestrijding van de armoede in haar advies over de
toekomst van de Lissabonstrategie post 2010, § 25 en 28.
32
EU2020-strategie op te nemen. Dit vereist dat er ook nieuwe indicatoren worden
ontwikkeld op het vlak van armoede en inkomensongelijkheid, en dat deze ook
worden gemonitored. Er moet ook worden nagegaan op welke wijze de
armenorganisaties kunnen betrokken worden bij de uitvoering van de EU2020
strategie.
In het raadplegingsdocument ontbreekt een duidelijke visie over de bijdrage die
de publieke sector en dienstverlening kan betekenen voor de realisatie van de
EU2020-strategie. De "dienstensector" wordt quasi-exclusief in de particuliere sector
gesitueerd. De dienstensector en de andere economische sectoren zijn de motoren
voor de groei, maar de economische en sociale bekommernissen van de burgers
zullen gerespecteerd worden "met het juiste beleidskader" (pag. 4). Dat blijft zeer
vaag, zoals ook het signaal over de gewenste evolutie van de publieke
dienstverlening. De Vlaamse Regering vindt dat een efficiënte en effectieve
overheidsadministratie een essentiële bijdrage kan leveren aan de realisatie van
duurzame groei en jobs. Dit houdt o.m. in: verdere aandacht voor better regulation,
e-government, de overheid als innoverende en lerende organisatie, onderbouwde
beleidsvoorbereiding door gebruik van ex ante en ex post evaluaties, de overheid als
voortrekker op een aantal terreinen (bvb. inzake de energie-efficiëntie van
overheidsgebouwen, transportinfrastructuur, bevordering van het gebruik van
groene, duurzaam geproduceerde producten,..) enz.
Tenslotte wil de Vlaamse Regering beklemtonen dat voor de uitvoering de nodige
middelen en financiële stabiliteit van belang zijn en benadrukt in dit verband de
bijdrage die het cohesiebeleid10 kan leveren bij de realisatie van de EU2020
strategie. Uit de operationele plannen van de lidstaten voor de
programmeringsperiode 2007-2013, blijkt reeds een duidelijke accentverschuiving in
de richting van de belangrijkste ‘Lissabonprioriteiten’.
Een efficiënt werkend openbaar bestuur is bovendien cruciaal om de
doeltreffendheid en doelmatigheid van de openbare financiën te verbeteren en
aldus op dit terrein een belangrijke bijdrage te leveren aan de EU2020 strategie en
de exit uit de crisis. De Vlaamse Regering heeft haar verantwoordelijkheid
genomen om de financieel-economische crisis te bestrijden. Om de financiële
gezondheid van Vlaanderen ook in de toekomst te waarborg zal de Vlaamse
Regering tijdens de regeerperiode 2009-2014 een besparingspad op de uitgaven
volgen met het oog op het bereiken van een begrotingsevenwicht in 2011.
De Vlaamse Regering staat hierna stil bij de drie voorgestelde
hoofddoelstellingen van de EU2020-strategie.
B.2. Meerwaarde van kennis als basis van groei
10 Ook het Comité van de Regio’s onderlijnt het belang van het cohesiebeleid voor de EU2020 strategie
in haar advies over de toekomst van de Lissabonstrategie post 2010, § 26.
33
De Vlaamse Regering stelt tevreden vast dat de Europese Commissie het begrip
‘innovatie’ vanuit brede maatschappelijke tendensen en uitdagingen benadert, naast
technologie en onderzoek en ontwikkeling. Toch mist Vlaanderen het verband met de
andere ‘pijlers’ van de EU2020 en meerbepaald over innovatie in de generieke
betekenis van het woord. Het inspelen op sociale inclusie, opleiding, vergroening van
de economie en duurzaamheid vereist immers dat niet alleen aandacht wordt
besteed aan technologische innovatie, maar ook innovatieve toepassingen worden
ontwikkeld in andere domeinen zoals de sociale economie, de creatieve en
ontspanningsindustrie, cultuur, media als in functie van procesmatige transities naar
duurzame productie- en consumptiepatronen. Gunstige voorwaarden moeten
gecreëerd worden opdat innovatie kan gespreid worden over alle sectoren en
beleidsvelden. Innovatie moet vanuit de maatschappelijke uitdagingen en noden
worden gedreven (‘societal driven innovation’). Dit houdt een reoriëntatie in van de
onderzoeksactiviteiten naar strategische domeinen.
Onderwijs is éen van de drie hoeken van de kennisdriehoek en wordt voor het eerst
aangevuld met ‘creativiteit’. Belangrijk is dat via kennis de omslag naar innovatie
wordt gemaakt. Een andere positieve ontwikkeling is dat onderwijs niet langer
beperkt wordt tot hoger onderwijs en universiteiten. De basis voor het deelnemen
aan het hoger onderwijs aan het levenslang leren wordt immers gelegd in het
basisonderwijs en secundair onderwijs. Daar worden de kennis, basisvaardigheden
én attitudes verworven die het fundament vormen voor vervolgopleidingen,
creativiteit, innovatie en onderzoek. Bovendien wordt mobiliteit niet langer gezien als
prioriteit op zich, maar als een instrument om andere doelstellingen te bereiken. Dit
getuigt van een meer realistische visie.
De samenvattende zin (pag. 6): “Doel van de 2020-strategie is een echte
kennisruimte, die steunt op een kennisinfrastructuur van wereldklasse, en waarin alle
partijen (studenten, docenten, onderzoekers, onderwijs –en onderzoeksinstellingen)
profiteren van het vrije verkeer van personen, kennis en technologie (de vijfde
vrijheid).” negeert echter bovenstaande ruimere kijk op het verwerven van
competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) en reduceert de eerste
thematische prioriteit tot het realiseren van een Europese kennisruimte.
Daarenboven is de Europese samenwerking op het terrein van onderwijs sinds 2001
verbreed naar onderwijs en beroepsgericht onderwijs en beroepsopleidingen. De
Vlaamse Regering vraagt de Europese Commissie deze benadering te handhaven
voor de toekomst. Ook het beroepsgericht onderwijs en de beroepsopleidingen
(“vocational education and training”) leveren een bijdrage tot de ontwikkeling van
toekomstgerichte kennis, vaardigheden en hebben aandacht voor creativiteit en
innovatie.
De Vlaamse Regering wil haar bijdrage leveren tot de creatie van een Europese
kenniseconomie en de circulatie van kennis over de grenzen. In dit kader wil de
Vlaamse Regering ook het belang van de Europese Digitale Bibliotheek, Europeana,
benadrukken en pleit ervoor dat Europa blijft werk maken van een adequate
financiering van de digitalisering van het rijke culturele en wetenschappelijke
Europese erfgoed. Deze ontwikkeling moet wel gekoppeld zijn aan een adequate
oplossing van de problematiek van het intellectuele eigendom dat rekening houdt
34
met aspecten van bescherming, maar ook met de nieuwe mogelijkheden en vragen
naar terbeschikkingstelling.
Wat levenslang leren (LLL) betreft is Vlaanderen akkoord dat de toegang tot LLL
moet vergemakkelijkt worden. Toegang bevorderen tot LLL is echter onvoldoende
om een hogere participatie aan LLL te realiseren. Daartoe moeten er eveneens
‘incentives’ ter beschikking gesteld worden. De Vlaamse Regering wil er tenslotte op
wijzen dat ‘afstandsleren’ een correctere Nederlandse vertaling is van het
Engelstalige begrip ‘distance learning’ dan ‘afstandsonderwijs’.
B.3. Kansen bieden in een samenleving die niemand uitsluit
De Vlaamse Regering kan zich in grote mate vinden in de strategische
doelstellingen inzake werkgelegenheid zoals beschreven in het
consultatiedocument. Deze komen immers in grote mate tegemoet aan de
belangrijkste aandachtspunten van de Vlaamse Regering (actief arbeidsmarktbeleid,
verhogen van de werkbaarheid en de kwaliteit van het werk, een
levensloopbenadering, een breed competentiebeleid, evenredige arbeidsdeelname
en diversiteit en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt voor de
kansengroepen).
De Vlaamse Regering onderschrijft dus grotendeels de strategische visie dat
de huidige en nieuwe richtsnoeren voor groei en jobs in eerste instantie tegemoet
moeten komen aan de uitdagingen op lange termijn. Vooral de vergrijzing van de
bevolking noopt tot een versnelde modernisering van het Europees sociaal model,
door verhoogde inspanningen om meer mensen aan de slag te krijgen, in meer
werkbare banen en in gemiddeld langere loopbanen (zie ook Pact2020 en
Vlaanderen in Actie).
De Vlaamse Regering is tevreden dat “kansen bieden in een samenleving die
niemand uitsluit”, éen van de drie centrale doelstellingen is voor de uit te stippelen
EU2020 strategie.
De Vlaamse Regering is bezorgd dat de beoogde ‘inclusiviteit’ beperkt wordt tot
werknemers die door de crisis hun werk hebben verloren. Het raadplegingsdocument
besteedt onder deze paragraaf immers geen aandacht aan kwetsbare
kansengroepen zoals o.a. personen met een handicap, ouderen en jongeren.
Nieuwe ict-technieken in een zgn. digitale economie, waarvan sprake onder ”de
meerwaarde van kennis als basis van groei” kunnen voor kwetsbare kansengroepen
zoals personen met een handicap een manier zijn om opnieuw aansluiting te vinden
bij een werkende samenleving. Daarom lijkt het voor de Vlaamse Regering gepast
het belang van ‘assistive technologies’ te benadrukken in de EU2020-strategie.
Zoals hoger betreffende de monitoring van de strategie reeds werd
aangegeven, ziet de Vlaamse Regering een aantal blinde vlekken betreffende
werkgelegenheid en stelt voor dat de volgende focal points in de EU2020
strategie worden opgenomen en uitgewerkt :
35
Een focus op werkzaamheid en eindeloopbaan: In het licht van de vergrijzing zijn
versterkte richtsnoeren noodzakelijk die bijdragen tot een structurele verhoging van
het arbeidsaanbod in het algemeen en van 50-plussers in het bijzonder.
Focus op kansengroepen in een perspectief van evenredige arbeidsdeelname en
diversiteit. De Vlaamse Regering wenst expliciet dat de achtergestelde positie van
bepaalde groepen op de Europese arbeidsmarkt wordt aangegrepen om
richtsnoeren (en targets) voorop worden gesteld met het oog op evenredige
arbeidsdeelname en diversiteit.
Focus op actief arbeidsmarktbeleid. Er is nood aan een versterkt activeringsbeleid,
met focus op intensieve arbeidsbemiddeling en het aanbieden van werkervaring
(work first) en opleidingskansen (train-first) voor werklozen en inactieven. Ook de
meest kwetsbare groepen moeten vandaag worden voorbereid op (snelle
inzetbaarheid bij) een toekomstige economische heropleving.
Focus op een inclusieve arbeidsmarkt, waarbij discriminatie actief bestreden wordt.
Focus op een brede levensloopbenadering. De maatschappelijke ‘onderinvestering’
in competenties moet worden omgebogen om de productiviteit en de slagkracht van
de Europese economie te versterken. Traditioneel heeft de Europese Commissie
hiervoor terecht veel aandacht. Nu komt het erop aan om deze aandacht om te
zetten in werkgelegenheidsrichtsnoeren, die niet alleen oog hebben voor het formele
leren (maar bijv. ook voor de erkenning van kwalificaties, de aansluiting onderwijs-
arbeidsmarkt, de inbedding in een loopbaanbenadering, …).
Focus op de sociale economie. Omwille van de afstand tot de arbeidsmarkt van
diverse kansengroepen is moeten de lidstaten de kans krijgen om binnen het
Europese kader een aangepast tewerkstellingscircuit op maat te organiseren.
Focus op werkbaar werk. Via investeringen in kwaliteitsvolle kinderopvang, sociale
innovatie, competentieontwikkeling, ondersteuningsinstrumenten in de combinatie
van arbeid en gezin, enz. Meer werkbaar werk is essentieel in de strategie om
mensen langer aan het werk te houden, om een goede werk-gezin-relatie te
bevorderen en bij te dragen aan armoedebestrijding en sociale inclusie, in het
bijzonder om de problematiek van werkende armen te keren. Zo is investeren in
kwaliteitsvolle kinderopvang, naast onderwijs, een cruciale factor in een samenleving
die niemand uitsluit. Het is tevens een belangrijke investering voor economische
groei, een fundament voor toekomstig levenslang leren, en creëert kansen op de
arbeidsmarkt voor ouders.
B.4. Een competitieve en groenere netwerkeconomie creëren
De Vlaamse Regering wenst het aanzienlijke belang te onderlijnen van innovatie in
de EU 2020 strategie, en ziet voor innovatie meerbepaald een drievoudige rol
weggelegd:
36
een antwoord helpen bieden op de belangrijke maatschappelijke uitdagingenzoals de overgang naar een meer kennisgedreven, lage koolstof- enkringloopeconomie, de klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit, deenergievoorziening en de vergrijzing;
de internationale concurrentiepositie verder versterken; afstemming binnen het kader van EU 2020 op de doelstellingen van uitbouw van
een duurzaam maatschappelijk en economisch weefsel en deze met betrekkingtot sociale inclusie en duurzaamheid-vergroening mee ondersteunen.
Het instrumentarium voor innovatie en onderzoek moet daartoe worden verfijnd om
beter afgestemd te zijn op al deze doelstellingen. Tegelijk moet innovatie binnen de
overheidsorganisaties verder geïntegreerd en horizontaal uitgebouwd worden en ook
de “open innovatie” worden aangemoedigd binnen de globale governance van de
Europese Onderzoeksruimte.
De Vlaamse Regering stelt vast dat aan het industrieel beleid een belangrijke rol
wordt toebedeeld in het raadplegingsdocument en wenst het daarbij het belang van
de band innovatie met industrieel beleid aan te stippen voor de transformatie van
de industrie en de overgang naar een lage koolstof –en kringloopeconomie. Ook
moeten ondernemerschap, kmo’s, en groeisectoren zich ten volle kunnen ontplooien.
De Vlaamse Regering vindt dat het stimuleren van ondernemerschap en een
kwalitatiever ingevuld ondernemerschap (vereenvoudiging van het
ondernemingsklimaat, maatschappelijk verantwoord ondernemen, stimuleren van
kennisontwikkeling, groei en internationalisering) cruciale aandachtspunten voor de
EU2020 strategie moeten zijn.
Het raadplegingsdocument focust op de vergroening van de economie en legt daarbij
sterk het accent op de nieuwe technologieën zonder daarbij de traditionele industrie
te vergeten, die moet transformeren. Een aantal andere sectoren komen echter
onvoldoende aan bod. Er kan concreet verwezen worden naar bijvoorbeeld de
landbouwsector, die ook aan een transitie bezig is die vergelijkbaar is met de
transitie van de industrie. De landbouwsector en bij uitbreiding het gehele
agrovoedingscomplex speelt een belangrijke rol in het plattelandsontwikkelingsbeleid
en als basis voor een biobased economy. Ook in deze sector is verdere
verduurzaming aan de orde en in dat kader zal het vernieuwd gemeenschappelijk
landbouwbeleid vanaf 2013 een belangrijke rol moeten spelen.
De Vlaamse Regering wil ook het belang van sociale innovatie in de verf zetten.
Het aanboren en inzetten van alle talenten is noodzakelijk om het succes van de
EU2020 strategie te verzekeren. Daartoe dienen –naast investeringen in toegankelijk
en kosteloos kwalitatief onderwijs- ook nieuwe innovatieve strategieën ontwikkeld te
worden, die de talenten en participatie versterken van degene die niet (meer) actief
(kunnen) zijn op de reguliere arbeidsmarkt. Een waardige competitieve
netwerkeconomie zal ook pas optimaal renderen als de toegang tot de gecreëerde
welvaart voor iedereen gegarandeerd wordt.
Bijzondere aandacht vragen we ook voor de social profit sector, in het bijzonder de
performante gezondheidssector die een sterk innovatiepotentieel kent. Met een
37
versterkt innovatiebeleid kan er ingezet worden op een competitieve ‘witte
economie’.
In het Vlaams regeerakkoord 2009-2014 wordt ingezet op de transitie naar een
groene economie en de Vlaamse Regering meent dat de totstandbrenging van een
milieuefficiënte economie een essentieel onderdeel van EU2020-strategie moet zijn.
Eco-innovatie is een noodzaak voor een verbeterende milieuperformantie en voor de
bijdrage aan de concurrentiepositie van de bedrijven. Hoewel het klimaatprobleem
prioritair is, vindt de Vlaamse Regering, zoals hierboven al werd aangegeven, dat
andere belangrijke milieudoelstellingen (toestand van natuurlijke hulpbronnen hier en
elders, duurzaam gebruik van materialen in de economie, biodiversiteit, milieu en
gezondheid) niet naar het achterplan mogen verdwijnen, o.a. omdat ze onderling
verweven zijn. Er zijn wettelijk bindende doelstellingen die deze vertalen, op
klimaat/energie zowel als op andere vlakken (water, lucht, afval, …). Het
bedrijfsleven kan commerciële kansen benutten die met al deze terreinen te maken
hebben.
De Vlaamse Regering vindt het positief dat in de EU2020 strategie meer aandacht
wordt besteed aan het vervoer- en infrastructuurbeleid. In de bestaande
Lissabonstrategie was de aandacht hiervoor tamelijk beperkt en werd hieraan enkel
in richtsnoer 16 aandacht besteed.
De maritieme sector – en meer algemeen het watergebonden vervoer – zal
ongetwijfeld een bijdrage leveren aan het bereiken van een concurrerend en
welvarend Europa dat snel en duurzaam groeit en veel werkgelegenheid en sociale
vooruitgang oplevert. De binnenscheepvaart wordt door de Vlaamse Regering
aanzien als een potentieel volwaardig en milieuvriendelijk alternatief voor het vervoer
van goederen over de weg, en zal ook verder gestimuleerd worden met het oog op
een modale verschuiving in de richting van duurzame vervoersmodi maar ook met
het oog op een grotere eco-efficiëntie binnen deze deelsector. Aangezien vervoer
een essentiële component is van de Europese economie, moet evenwel worden
benadrukt dat de gehele vervoersector, en dus ook de andere vervoersmodi (weg,
spoor, lucht, ondergronds transport), een bijdrage zullen leveren tot het creëren van
een competitieve en groenere netwerkeconomie. Het zou echter verkeerd zijn om op
dit punt alle heil te verwachten van de vervoersector, aangezien transport op de
eerste plaats een middel is ten dienste van de economie. Toch dient vanuit het
oogpunt van werkgelegenheid bijzondere aandacht te worden besteed aan de
toegangspoorten, noodzakelijke overslagcapaciteit en goederenlogistiek.
Investeren in de infrastructuur van de toekomst en het wegwerken van missing links
is – mits een goede, voorafgaandelijke maatschappelijke kosten-baten analyse –
absoluut noodzakelijk. Prioriteit mag daarbij weliswaar niet uitsluitend gegeven
worden aan het aanleggen of moderniseren van de harde infrastructuur. Financiële
ondersteuning moet ook geboden worden voor de ontwikkeling van zachte
infrastructuur en de interactie tussen beide infrastructuurvormen. Het verbinden van
de infrastructuur en het integreren van de vervoersnetwerken vergt immers niet
alleen extra investeringen in het water-, spoor- en wegennet, maar ook bijvoorbeeld
in de grensoverschijdende en intermodale operabiliteit van de ICT-toepassingen die
38
door de verschillende modi worden gebruikt. Het raadplegingsdocument legt
bovendien een te eenzijdige nadruk op infrastructuur. De Vlaamse Regering vindt
dat eveneens aandacht moet worden besteed aan de vervoersdiensten die van de
harde en zachte infrastructuur gebruik maken. Vanuit het oogpunt van de
dienstverlening moet onder andere gewerkt worden aan slimme en tegelijk
praktische oplossingen (bvb. e-mobiliteit of een “one stop shop”).
De Europese Commissie ziet het toekomstige vervoer- en infrastructuurbeleid op deeerste plaats bijdragen aan de realisatie van het derde prioritaire thema: de creatievan “een competitieve en groenere netwerkeconomie”. Voor de Vlaamse Regeringdienen een slimme logistiek, mobiliteit en infrastructuur inderdaad één van deeconomische speerpunten te worden van de “EU 2020”-strategie, waarin deduurzaamheidsdimensie transversaal in alle beleid en maatregelen terug te vindenis. De sociale, economische en milieudoelstellingen moeten m.a.w. op elkaar zijnafgestemd. Daarom kan en moet het vervoerbeleid ook een bijdrage leveren aande overige twee prioritaire thema’s “kansen bieden in een samenleving dieniemand uitsluit” en “de meerwaarde van kennis als basis van groei”. Bovendienheeft een verhoogde aandacht voor de uitdagingen die voornoemde thema’s aan hetvervoerbeleid stellen, zonder twijfel een positieve invloed op de bijdrage van desector aan een duurzame economische groei. Dit wordt in het consultatiedocumentonvoldoende belicht, omdat het vervoerbeleid uitsluitend vanuit een economische enecologische invalshoek wordt benaderd.
Vanuit het oogpunt van vervoer wijst de Vlaamse Regering op een spanningsveld
tussen de prioritaire thema’s. Vooruitgang in het ene thema, zorgt ook voor
bijkomende uitdagingen in een ander thema. Bij het bevorderen van de modal shift
van de weg naar de waterweg en van de co-modaliteit (thema groenere economie),
botst men bijvoorbeeld op het probleem van de vergrijzing van de bemanning en de
te beperkte instroom in het technisch en beroepsgerichte onderwijs en vorming die
we aanpakken door transities te faciliteren tussen sectoren/opleidingen.
Ook kan de introductie van allerhande technologieën in het vervoer (thema
onderzoek) mogelijks ten koste gaan van de toegankelijkheid van het
vervoersysteem (het sociale thema). Er moet in dat verband dus een evenwicht en
synergie worden gevonden worden tussen enerzijds een duurzame economie die
technologische vooruitgang realiseert en anderzijds een gebruiksvriendelijk
vervoersysteem dat ten dienste staat van een inclusieve samenleving. De Europese
Commissie moet er rekening mee houden dat soortgelijke spanningsvelden zich
waarschijnlijk ook in andere beleidsdomeinen dan vervoer zullen manifesteren.
Concluderend
De Vlaamse Regering is positief over de keuze van de drie grote hoofddoelstellingen
die de Europese Commissie met betrekking tot de EU2020-strategie vooropstelt.
Toch spoort ze de Commissie aan het evenwicht tussen de 3 dimensies in de
verdere uitdieping van de EU2020 strategie te waarborgen, en naar meer synergiëen
te streven. Voorts geeft de Vlaamse Regering een aantal thema’s aan die te weinig
of niet belicht werden in het raadplegingsdocument en die toch een plaats moeten
krijgen in de EU2020 strategie. Het duurzame karakter van de hervormingen moet
daarbij centraal staan.
39
Kris PEETERS
Minister-president van de Vlaamse Regering
40
Samenvatting van het standpunt van de Vlaamse Regering en de sociale
partners betreffende de EU2020-strategie.
De Vlaamse Regering verwelkomt in samenwerking met de sociale partners het
consultatiedocument inzake de EU2020-strategie van de Europese Commissie en is
van oordeel dat bij de nieuwe EU2020-strategie governance én inhoud voorop
staan. Met de voorgestelde strategie kunnen we vanuit het Pact 2020 voor
Vlaanderen nauwe aansluiting zoeken. Toch willen we een aantal klemtonen leggen
ten aanzien van het Europese document.
Wil de EU2020-strategie kans op slagen hebben, zal ze volgens de Vlaamse
Regering vooral moeten inzetten op een goed uitgebouwde governancedimensie.
Dat is nodig opdat de EU2020 strategie een breed mobiliserend project wordt,
waarvan de doelstellingen gedragen worden door alle overheidsniveaus en waarbij
het middenveld, de sociale partners en de Europese bevolking sterker betrokken zijn.
Op de eerste plaats vindt de Vlaamse regering het daarbij belangrijk dat er
duidelijke regels bepaald worden. Daarom wil de Vlaamse regering een versterking
van de Open Coördinatiemethode. Werken met realistische, resultaatgerichte en
waar nodig en relevant, gedifferentieerde doelstellingen zijn daarin essentieel. Omdat
de Vlaamse regering zelf veel belang hecht aan concrete doelstellingen doet ze een
aantal voorstellen voor Europese operationele doelstellingen in de vorm van
richtsnoeren en targets. O.a. inzake werkzaamheidsgraad wordt de Commissie
gevraagd een uitdagend objectief te formuleren dat verder gaat dan het huidige
Europese objectief. Zonder monitoring kunnen resultaten niet opgevolgd worden. Het
is daarbij onvoldoende om enkel kwantitatieve doelstellingen en indicatoren op
sociaal-economisch en milieuvlak op te stellen. Er is nood aan een gelijkwaardige en
vooral kwalitatieve kijk op de economische, sociale en milieusituatie met betere
indicatoren op de verschillende geografische schaalniveaus. Dit houdt in dat ook
kwalitatieve indicatoren zoals duurzame welvaartsindicatoren en governance-
indicator moeten ontwikkeld worden. De Vlaamse regering dringt er tenslotte
uitdrukkelijk bij de Europese Commissie op aan om de methodiek van rankings en
scoreboards verder te zetten om op basis daarvan de vooropgestelde benchmarks te
kunnen opvolgen.
Op de tweede plaats wil de Vlaamse regering de structurele betrokkenheid van de
regio’s bij de EU2020-strategie versterken. De regio’s spelen immers steeds meer
een sleutelrol bij de realisatie van de doelstellingen. Bovendien kunnen de regio’s
een belangrijk rol spelen om lokale actoren te mobiliseren en bijgevolg een
belangrijke rol spelen om interactie tussen verschillende niveau via
partenerschappen te bevorderen. Voor de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale
partners is het wenselijk zijn dat naast de nationale objectieven ook regionale
objectieven11 (en regionale indicatoren) worden vastgelegd, zeker in deze lidstaten
waar de regio’s over exclusieve bevoegdheden beschikken. Regionale EU2020-
rapporten, regionale Lissabon-coördinatoren zijn daarbij belangrijke instrumenten.
11De Vlaamse Regering volgde 13 van de 14 structurele Lissabonindicatoren tijdens de afgelopen
Lissabonstrategie van nabij op.
41
Essentieel is dat de scoreboards en rankings op basis waarvan vooruitgang kan
vastgesteld worden, uitgebreid worden naar de regio’s. Op basis van deze gegevens
kunnen dan ook regio-specifieke aanbevelingen door de Europese Commissie
geformuleerd worden.
Tenslotte beklemtonen de Vlaamse Regering en de sociale partners inzake
governance de nood aan synergie en afstemming van de EU2020-strategie met
andere Europese strategieën en beleidsvelden en aan betrokkenheid van andere
institutionele actoren op Europees, nationaal en regionaal niveau m.n. de
parlementen en de sociale partners.
Naast deze voorstellen die de Vlaamse Regering aan de Europese Commissie
aanreikt m.b.t. de governance van de strategie, formuleert ze ook verschillende
voorstellen die betrekking hebben op de inhoudelijke dimensie van de strategie.
De Vlaamse Regering schrijft zich in het algemene uitgangsprincipe in dat de
opvolger van de Lissabonstrategie het kader moet zijn om de exit uit de crisis te
bewerkstelligen en structurele hervormingen op lange termijn te blijven
doorvoeren. Voor de Vlaamse Regering moet duurzaamheid het uitgangspunt van
de nieuwe strategie zijn. Duurzaamheid moet daarbij als een transversale prioriteit in
de EU2020-strategie worden opgenomen en verfijnd worden binnen de drie grote
pijlers: de economische, de sociale en de milieupijler. De Vlaamse Regering
bevestigt dat de EU2020 strategie moet blijven inzetten op duurzame groei en jobs
en daarbij moet blijven voortbouwen aan structurele hervormingen. De Vlaamse
Regering schaart zich achter de drie voorgestelde hoofddoelstellingen van de
EU2020-strategie, zijnde meerwaarde van kennis als basis van groei, kansen bieden
in een samenleving die niemand uitsluit en een competitieve en groenere
netwerkeconomie creëren.
Drie thema’s die de Vlaamse Regering in de voorliggende EU2020 strategie mist zijn
het bestrijden van sociale ongelijkheid en armoede en de meerwaarde die een
efficiënte, effectieve en kwaliteitsvolle overheidsorganisatie kan opleveren voor de
EU2020-strategie. De Vlaamse regering wenst ook het bijzondere belang te
benadrukken van het cohesiebeleid en gezonde openbare financiën voor het
welslagen van de EU2020-strategie.
Binnen de drie terreinen worden nog een aantal specifieke aandachtspunten
geformuleerd.
Wat de meerwaarde van kennis als basis van groei betreft, geeft de Vlaamse
Regering aan dat gunstige voorwaarden moeten gecreëerd worden opdat innovatie
kan gespreid worden over alle sectoren en beleidsvelden. Innovatie moet in dit
verband ook vanuit de maatschappelijke uitdagingen en noden worden gedreven
(‘societal driven innovation’). Onderwijs is éen van de drie hoeken van de
kennisdriehoek en wordt voor het eerst aangevuld met ‘creativiteit’. Belangrijk is dat
via kennis de omslag naar innovatie wordt gemaakt. Een andere positieve
ontwikkeling is dat onderwijs niet langer beperkt wordt tot hoger onderwijs en
universiteiten. In het basisonderwijs en secundair onderwijs worden immers de
42
kennis, basisvaardigheden én attitudes verworven die het fundament vormen voor
vervolgopleidingen, creativiteit, innovatie en onderzoek. Om hogere participatie aan
levenslang leren te bevorderen moeten er eveneens ‘incentives’ ter beschikking
gesteld worden.
Wat het bieden van kansen betreft in een samenleving die niemand uitsluit, kan
de Vlaamse Regering kan zich in grote mate vinden in de strategische doelstellingen
inzake werkgelegenheid zoals beschreven in het consultatiedocument. De Vlaamse
Regering wijst echter op een aantal blinde vlekken betreffende werkgelegenheid en
stelt voor dat bovenvermelde zes focal points in de EU2020 strategie worden
opgenomen en uitgewerkt, in het bijzonder de focus op werkzaamheid en
eindeloopbaan, evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, actief
arbeidsmarktbeleid, brede levensloopbenadering, sociale economie en werkbaar
werk. De Vlaamse Regering wil bovendien haar bezorgdheid uiten over het gebrek
aan aandacht voor kwetsbare kansengroepen in het raadplegingsdocument.
Wat tenslotte de competitieve en groenere netwerkeconomie betreft, wenst de
Vlaamse Regering de aanzienlijke rol van innovatie in de EU 2020 strategie te
benadrukken en wijst op het belang van de band innovatie met industrieel beleid voor
de herstructurering van de industrie en de overgang naar een lage koolstof –en
kringloopeconomie. Daarnaast wil de Vlaamse Regering ook het belang van sociale
innovatie in de verf zetten. Het aanboren en inzetten van alle talenten is noodzakelijk
om het succes van de EU2020 strategie te verzekeren. Bijzondere aandacht vragen
we ook voor de social profit sector, waar met een versterkt innovatiebeleid kan
ingezet worden op een competitieve ‘witte economie’.Hoewel het klimaatprobleem
prioritair is, vindt de Vlaamse Regering, zoals hierboven al werd aangegeven, dat
andere belangrijke milieudoelstellingen (toestand van natuurlijke hulpbronnen hier en
elders, duurzaam gebruik van materialen in de economie, biodiversiteit, milieu en
gezondheid) niet naar het achterplan mogen verdwijnen. De Vlaamse Regering vindt
het positief dat in de EU2020 strategie meer aandacht wordt besteed aan het
vervoer- en infrastructuurbeleid. De gehele vervoersector, en dus ook de maritieme
sector en andere vervoersmodi (weg, spoor, lucht, ondergronds transport), kunnen
een bijdrage leveren tot het creëren van een competitieve en groenere
netwerkeconomie. Het raadplegingsdocument legt echter een te eenzijdige nadruk
op infrastructuur. Wat betreft het wegwerken het verbinden van de infrastructuur en
het integreren van de vervoersnetwerken vergt dit niet alleen extra investeringen in
het water-, spoor- en wegennet, maar ook bijvoorbeeld investeringen in de
grensoverschijdende en intermodale operabiliteit van de ICT-toepassingen die door
de verschillende modi worden gebruikt.
43
De minister-president van de Vlaamse Regering
MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING
Betreft: Standpunt van Vlaanderen over de Europa 2020 strategie op basis van
de Mededeling van de Europese Commissie van 3 maart 2010: “Europe 2020. A
strategy for smart, sustainable and inclusive growth” COM(2010)2020 final
1. Inleiding
De Europese Commissie maakte op 3 maart 2010 haar langverwachte Europa 2020
strategie bekend (bijlage 1). De strategie is opgebouwd rondom drie prioriteiten die
moeten worden omgezet in concrete maatregelen op Europees en nationaal niveau:
slimme groei, duurzame groei en inclusieve groei. In vijf streefcijfers wordt geschetst
hoe de Europese Unie er in 2020 voor moet staan:
75% van de bevolking tussen 20-64 jaar moet werk hebben 3% van het EU-BBP moet worden geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling De 20/20/20 klimaat en energiedoelstellingen moeten worden gehaald Het percentage voortijdige schoolverlaters moet lager zijn dan 10% en
minstens 40% van de jongere generatie moet een titel of hogeronderwijsdiploma hebben
Het aantal mensen voor wie armoede dreigt moet met 20 miljoen dalen
Deze streefcijfers zullen door de lidstaten in hun hervormingsprogramma’s moeten
vertaald worden naar nationale streefcijfers en nationale trajecten, rekening
houdende met de verschillende startposities. Om deze streefcijfers te halen stelt de
Europese Commissie een Europa 2020 agenda voor in de vorm van een 7-tal
kerninitiatieven of zogenaamde ‘flagship initiatives’. De Europa 2020 strategie zal op
de Europese Raad van 25 en 26 maart 2010 door de staats –en regeringsleiders van
de Europese Unie worden besproken en goedgekeurd. Er zijn 3 prioriteiten, 5
doelstellingen en 7 vlaggenschepen.
2. Vlaams standpunt
Deze mededeling aan de Vlaamse Regering geeft het standpunt van Vlaanderen
weer ten aanzien van de Europa 2020 strategie. De visie kwam tot stand tijdens een
gemengde interkabinettenwerkgroep (bijlage 2) van 4 maart 2010 (die gehouden
44
werd om een gedragen Vlaamse insteek te kunnen doen op de Ad Hoc DGE-
coördinatievergadering van 4 maart 2010) en een bijkomende IKW, die plaatsvond
op 10 maart 2010.
Het Vlaams standpunt volgt de structuur van de Commissiemededeling.
45
2.1 Drie prioriteiten
Vlaanderen schrijft zich in in de algemene uitgangsprincipes en de keuze van de 3
prioriteiten slimme groei, duurzame groei en inclusieve groei. Deze prioriteiten
passen immers in de lange termijn-doelstellingen waartoe de Vlaamse Regering zich
engageerde, met name het Pact 2020 en Vlaanderen in Actie.
Wat de prioriteit “inclusieve groei” betreft mag de sociale dimensie niet uit het oog
verloren worden. Vlaanderen pleit daarom voor een sterke link met de sociale
zekerheidssystemen, en adequate aandacht voor de zwakkeren in onze
samenlevingen.
De Europese Commissie geeft aan dat deze prioriteiten elkaar onderling versterken.
Vlaanderen benadrukt dat die wisselwerking ook bij de verdere uitwerking van de
strategie moet gegarandeerd worden. Enkele voorbeelden:
- De Europese Commissie onderkent dat transport- en mobiliteitsbeleid eenbelangrijke pijler is voor een duurzame groei en een groenere economie.Vlaanderen wenst aan te stippen dat het transport- en mobiliteitsbeleid nietalleen bijdraagt aan duurzame groei, maar ook actief kan bijdragen aan hetrealiseren van de andere twee prioriteiten van de nieuwe strategie
- Hetzelfde geldt voor de prioriteiten milieu en landbouw die ook bron vanwerkgelegenheid en smart growth kunnen zijn; hetzelfde geldt voorwerkgelegenheid en arbeidsmarktbeleid dat ook essentieel is om smartgrowth en duurzame groei te realiseren.
2.2 Vijf kwantitatieve doelstellingen
Vlaanderen hecht belang aan een maximale aansluiting tussen de prioriteiten, de
kwantitatieve doelstellingen en de vlaggenschepen.
Tewerkstelling: The employment rate of the population aged 20-64 should
increase from the current 69% to at least 75%, including through the greater
involvement of women, older workers and the better integration of migrants in
the work force
De kwantitatieve doelstelling van 75% werkzaamheidsgraad is haalbaar, want
Vlaanderen realiseert nu reeds 72,3% (20-64 jaar). Deze target is niet zo ambitieus
als het lijkt want de leeftijdscategorie is teruggebracht tot 20-64 jaar, in plaats van 15-
64 jaar voorheen.
Vlaanderen pleit voor de verfijning van deze target op subniveau: ambitieuze
werkzaamheidsgraad voor kansengroepen (vrouwen, ouderen,…). Een verhoging
van de werkzaamheidsgraad vereist evenwel een parallele aanpak gericht op
werkbaarheid, voorkomen van langdurige werkloosheid etc.
Onderzoek en ontwikkeling: The Commission proposes to keep the 3% target
while developing an indicator which would reflect R&D and innovation
intensity
46
De 3% norm voor onderzoek en ontwikkeling is een minimum, blijft beperkt tot een
‘inputindicator’ en houdt geen rekening met innovatie. Vlaanderen wenst ook
indicatoren die gericht zijn op innovatie-intensiteit zoals de mededeling aangeeft en
éen die output-gerelateerd is. Daarom worden de volgende bijkomende indicatoren
voorgesteld : een verdubbeling van de investeringen in R&D&I (research,
development, innovation), een toename van het aandeel van innoverende
ondernemingen over alle sectoren tot 50%, een stijging van het aandeel van de
hoogtechnologische sector in de uitvoer tot 20%.
Daarnaast hecht Vlaanderen ook belang aan de ontwikkeling van bijkomende
indicatoren inzake ondernemerschap (bv verdubbeling van de oprichtingsratio),
concurrentiekracht van ondernemingen en kennistransfert tussen onderwijs,
onderzoek en de bedrijfswereld.
Klimaat en energie: Reduce greenhouse gas emissions by at least 20%
compared to 1990 levels or by 30%, if the conditions are right; increase the
share of renewable energy sources in our final energy consumption to 20%;
and a 20% increase in energy efficiency
Vlaanderen vindt dat deze doelstelling te eenzijdig gericht is op de klimaat -en
energiedoelstellingen. De milieudimensie, die ook kan bijdragen aan de
competitiviteit, ontbreekt in deze doelstelling volledig. Daarom vraagt Vlaanderen de
ontwikkeling van een indicator om de milieudruk in kaart te brengen (Beyond GDP)..
Onderwijs: A target on educational attainment which tackles the problem of
early school leavers by reducing the drop out rate to 10% from the current
15%, whilst increasing the share of the population aged 30-34 having
completed tertiary education from 31% to at least 40% in 2020
Vlaanderen is tevreden met deze doelstelling. Onderwijs komt aan bod binnen de 3
grote prioriteiten, met het zwaartepunt in het vlaggenschip “Youth on the move”. Er
gaat aandacht voor voortijdige schoolverlaters, beroepsonderwijs –en
beroepsopleiding. Toch blijft de focus liggen op het hoger onderwijs en de transitie
naar de arbeidsmarkt (Youth employment framework) en is de target te weinig
gedifferentieerd. Er zijn ook andere redenen om participatie en succesvolle
doorstroom in hoger onderwijs aan te moedigen dan louter economische redenen,
bijvoorbeeld vanuit het perspectief van sociale inclusie, burgerschap en
democratisering.
Vlaanderen maakt een technische opmerking betreffende de gekozen
leeftijdscategorie (30-34 jaar) en de operationalisering van deze benchmark. De 30-
34-jarigen van 2020 zijn de 20-24 jarigen van nu (2010). Beleidsinspanningen om
meer mensen naar hoger onderwijs te leiden, zullen dus maar weinig effect hebben
op de resultaten van de monitor want op 20-24 jarige leeftijd is de keuze meestal al
gemaakt. Landen die speciale maatregelen nemen om participatie aan hoger
onderwijs te doen toenemen, zullen dit nauwelijks merken bij de opvolging van deze
47
indicator. Zeker de inspanningen in de laatste jaren van het decennium zullen een
verwaarloosbaar effect hebben op de monitor. De benchmark mist dus zijn doel.12
Armoede: The number of Europeans living below the national poverty lines
should be reduced by 25%, lifting over 20 million people out of poverty
Deze doelstelling mag voor Vlaanderen ambitieuzer gesteld worden. Daarom wordt
volgende streefcijfer voorgesteld: de armoedegraad met 30% te verminderen i.p.v.
25% en een halvering van het aantal kinderen dat in armoede geboren wordt.
Daarnaast zou deze doelstelling eerder in relatieve termen moeten worden
geformuleerd, en niet in absolute termen (cf. 20 miljoen).
2.3 Zeven vlaggenschepen
Algemeen
Vlaanderen stelt dat de vlaggenschepen onderling goed samenhangend moeten zijn,
en niet mogen losstaan van elkaar. De indruk leeft dat elk Directoraat Generaal van
de Europese Commissie zijn eigen vlaggenschip heeft opgesteld en dat zo in de
Europa 2020 mededeling heeft ingevoegd. De coherentie tussen de vlaggenschepen
moet wel worden versterkt om win-winsituaties te bevorderen. Zo moet o.m.
gendergelijkheid meer horizontaal in de Europa 2020 strategie naar voor komen,
doorheen alle prioriteiten, vlaggenschepen, terwijl dit nu enkel in de prioriteit
“inclusieve groei” aan bod komt.
Daarnaast heerst er onduidelijkheid over de afstemming van de inhoud van deze
vlaggenschepen met lopende en geplande overkoepelende en sectorale EU
agenda’s en de benodigde financiering hiervoor.
Als er geen extra middelen komen, kunnen er spanningen optreden tussen de
maatregelen die in uitvoering van de Europa 2020 strategie moeten worden
genomen en de beperkte budgettaire mogelijkheden waarmee heel wat lidstaten
worden geconfronteerd als gevolg van de crisis.
Flagship Initiative “Innovation Union”
Vlaanderen onderstreept het aanzienlijke belang van innovatie in de Europa 2020
strategie, en is verheugd dat innovatie een prominente rol krijgt doorheen de
verschillende thema’s. De concrete uitwerking van de “Innovation Union” vereist
echter de nodige budgetten en coherentie tussen de EU instrumenten onderling.13
Zo moet het instrumentarium voor innovatie en onderzoek worden verfijnd om beter
afgestemd te zijn op al deze doelstellingen. Vlaanderen hoopt dat het Innovatie
Actieplan een gepaste rol aan de regio’s zal toebedelen. Het aanwenden van de
middelen uit het Kaderprogramma voor Onderzoek als stimuli voor de Europa 2020
strategie mag echter geen afbreuk doen aan het excellentiecriterium dat de verdeling
van die middelen beheerst.
12 Vlaanderen behaalt nu reeds 43,64% in de leeftijdsgroep 30-34 (EAK 2008).13 KP voor OTO, KCI, GTI, GP, EIT, …
48
Flagship Initiative: “Youth on the move”
Vlaanderen stelt voor de focus (mobiliteit van studenten) te verruimen naar mobiliteit
van jongeren en jeugdwerkers.
Flagship Initiative: “A Digital Agenda for Europe”
De Europese Commissie geeft aan de fondsen voor onderzoek en innovatie te
hervormen en innovatie op vlak van ICT te stimuleren “across all business sectors”.
Ook de social profit-sector zou aan de scope moeten toegevoegd worden.
Er moet voor gewaakt worden dat de acties binnen dit vlaggenschip de digitale kloof
niet doen vergroten, maar juist doen verkleinen. Daarom moet specifieke aandacht
gaan naar de mensen die geen of moeilijke internettoegang hebben of niet vertrouwd
zijn met werken via internet.
Flagship Initiative: “Resource efficient Europe”
Vlaanderen stelt voor dat in het verder procesverloop kwantitatieve streefcijfers
worden opgenomen die een bredere milieudimensie geven aan de Europa 2020
strategie om een verdere achteruitgang van het milieu en biodiversiteitsverlies te
voorkomen en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en materialen te
stimuleren. Specifiek vraagt Vlaanderen dat in dit initiatief meer aandacht gaat naar
het ‘duurzaam gebruik van materialen. Daarnaast wenst Vlaanderen de
hoofddoelstelling 2020 voor biodiversiteit en het belang van ecosysteemdiensten
explicieter in het initiatief op te nemen.
Vlaanderen vraagt om in de Europa 2020 strategie aandacht te besteden aan de
herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), die het GLB na 2013
efficiënter en doeltreffender te maken en een grotere rol te laten spelen in de
klimaats- en energieuitdagingen. Een duurzame toekomst voor de landbouwsector in
alle regio’s bewerkstelligen zal ertoe bijdragen dat de energieafhankelijkheid van
Europa naar grondstoffen uit derde landen afneemt en de graad van
voedselzekerheid toeneemt.
Hinderpalen voor een snellere en hoogwaardige ontwikkeling van de goederen-
logistiek in Europa moeten in kaart worden gebracht en versneld worden
weggewerkt. Om multimodale logistieke diensten aan te moedigen, zijn de
verbindingen tussen de verschillende transportmodi van bijzonder belang. In die
optiek zijn zowel de infra-structuur (o.m. overslagfaciliteiten) als de wijze waarop de
logistieke sector van deze infrastructuur gebruik maakt (nieuwe logistieke concepten,
bvb. “extended gateways”, en ICT) van belang. Door de voordelen van afzonderlijke
transportmodi te gaan combineren en te zorgen voor een optimale afstemming,
ontstaan de meest concurrentiële logistieke ketens. Voor Vlaanderen is een
gecoördineerde inzet van de Europese middelen voor transport- en mobiliteitsbeleid
een belangrijk aandachtspunt.
49
Het gebruik van ICT en intelligente vervoerssystemen (ITS) in de bevoorradingsketen
moet verder worden aangemoedigd en dient bij te dragen aan een performant
gebruik van de bestaande capaciteit en een geïntegreerd vervoers-systeem.
Interoperabiliteit tussen de verschillende vervoersmodi moet deze intelligente
transportsystemen mee mogelijk maken.
Flagship Initiative: “An industrial policy for the globalisation era”
Vlaanderen apprecieert sterk de prioriteit voor industrieel beleid. Ook dit vergt echter
een geïntegreerde aanpak waarbij de band tussen innovatie en het industrieel beleid
gestimuleerd wordt, maar evenzeer de link met werkgelegenheidsbeleid en
duurzame ontwikkeling. Dit komt echter in het voorstel van de Europese Commissie
niet duidelijk naar voor.
Vlaanderen ziet graag dat niet enkel de Europese toerismesector vermeld wordt als
sector waarvan de competitiviteit moet verbeterd worden maar ook de
dienstensector, het ondernemerschap en high tech-ondernemingen dienen hierin aan
bod te komen.
Vlaanderen wil werk maken van een ondersteuning op Europees vlak van het
industrieel beleid waar Europa samen met de Lidstaten/regio’s tot win-win-projecten
kan komen. Ook hiervoor zullen de nodige budgetten voorzien moeten worden op
Europees niveau.
Flagship Initiative “An Agenda for new skill and jobs”
De tekst van de Europese Commissie hanteert een te algemene benadering. Het is
van cruciaal belang om vorm en inhoud van de vlaggenschepen onder het
werkgelegenheidsluik (An Agenda for new skills and jobs, European platform against
poverty) verder te verfijnen naar aanloop van de adoptie van de richtsnoeren op de
Europese Raad van juni 2010 (en naar aanloop van het Belgisch EU-
voorzitterschap). Er ontbreekt nl. een visie over de instrumenten die een pro-actief
arbeidsmarktbeleid versterken (maatwerk, herstructurering, employability, etc.).
Indien deze prioriteiten niet gekoppeld worden aan concrete instrumenten is de kans
groot dat de doeltreffendheid van de strategie wordt ondermijnd.
Flagship Initiative: "European Platform against Poverty"
Vlaanderen is tevreden omwille van de expliciete aandacht voor de
armoedeproblematiek. De klemtoon ligt sterk op economie en werk, maar een
efficiënte bestrijding van de armoede vergt een integrale aanpak. Meer werk alleen
volstaat immers niet om armoede effectief te bestrijden (problematiek van ‘werkende
armen’). Het vlaggenschip “European Platform against poverty” kon inhoudelijk beter
worden uitgebouwd. Het is belangrijk dat voldoende aandacht gaat naar
kinderarmoede, intergenerationele armoede, maatschappelijke integratie en sociale
zekerheidssystemen. Actieve inclusie14 zou in dit vlaggenschip moeten worden
14 Aanbeveling van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de
arbeidsmarkt zijn uitgesloten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 5737)
50
meegenomen, evenals de sociale economie, een sector die een belangrijke bijdrage
kan leveren aan de bestrijding van de armoede.
2.4 Missing Links and bottlenecks
Koppeling Europa 2020 en Stabiliteits- en Groeipact
De koppeling tussen de Europa 2020 strategie en het Stabiliteits –en Groeipact, o.m.
door simultane rapportering, wordt over het algemeen positief onthaald. Dit voorstel
kan immers opgevat worden als een strakkere houding/opvolging van de Europese
Commissie hetgeen in zekere mate tegemoet komt aan de vraag om meer
‘afdwingbaarheid’, waarvoor Vlaanderen reeds herhaaldelijk heeft gepleit. De
koppeling moet dus vooral een versterking inhouden: het minder functioneren van
het ene mag niet leiden tot een verzwakking van het andere.
Koppeling Europa 2020 en cohesiebeleid
De koppeling tussen de Europa 2020 strategie en het cohesiebeleid, werd over het
algemeen positief onthaald. De link moet wel verder versterkt worden. Zo kunnen,
naast een versterking van de oormerking inzake ‘Lisbonisering’, ook positieve
incentives ingevoerd worden om lidstaten die op goede weg zijn om de doelstellingen
te behalen, te belonen. Vlaanderen dringt ook aan op een snelle aanpak op vlak van
financiële perspectieven en budget review.
2.5 Governance
Het is positief dat de rol van de regio’s in de nieuwe strategie wordt erkend, maar
deze rol wordt niet concreet ingevuld in de zeven vlaggenschepen. Zo worden de
regio’s niet vermeld in het vlagschip “Youth on the Move”, hoewel onderwijs in
verschillende lidstaten een regionale bevoegdheid is. De regio’s kunnen bij al de 7
vermelde vlaggenschepen een belangrijke rol opnemen. Wat “ownership” betreft,
wordt te vaag gerefereerd naar het belang van regionale actoren.
Wat de uitwerking van de Nationale Hervormingsprogramma’s en de implementatie
van de nieuwe strategie betreft, vermeldt de Commissie dat er een ‘permanente
dialoog’ tot stand moet worden gebracht tussen alle overheidsniveaus. Afgezien
daarvan worden geen concrete voorstellen gedaan en/of instrumentarium ontwikkeld
om de betrokkenheid van de regio’s bij de nieuwe strategie structureel te verankeren,
zoals regionale Lissabonindicatoren en/of een regionaal EU2020 rapport 15.
Vlaanderen dringt er dan ook op aan dat bij de gedifferentieerde nationale
doelstellingen, die nu mogelijk gemaakt worden, ook regionale objectieven
opgenomen kunnen worden.
Wat betreft het samenspel stabiliteits- en convergentieprogramma’s en
hervormingsprogramma’s stelt zich de vraag waarom de landenrapporteringen geen
betrekking kunnen hebben op de vlaggenschepen. De aandacht lijkt in dit verband
15 VR2010 1501 MED 0027
51
vooral uit te gaan naar het bewerkstelligen van macro-economische stabiliteit, terwijl
vooruitgang inzake arbeidsmarkthervormingen minder prioritair lijkt te zijn.
Er moet bovendien voldoende tijd voorzien worden om de nieuwe nationale
hervormingsprogramma’s op te stellen, bijvoorbeeld indiening in december 2010.16
De timing die gangbaar was in het kader van de Lissabonstrategie, nl. midden
oktober, zou weinig realistisch zijn voor de lidstaten om een kwaliteitsvol nieuw
programma te kunnen neerleggen bij de Europese Commissie. De tussentijdse
evaluatie van de Europa 2020 strategie, zou bij voorkeur nu reeds in de EU-agenda
ingepland worden.
Vlaanderen stelt vast dat de Europese Commissie geen voorstellen doet ter
versterking van de open coördinatiemethode. De Vlaamse voorstellen m.b.t. fact
finding missions door de Europese Commissie met de lidstaten/regio’s en de
uitwerking van regionale scoreboards vonden geen ingang. De Europese Commissie
krijgt nu wel de mogelijkheid om bij een niet-afdoende respons van de lidstaten op
een aanbeveling van de Raad een zogenaamde ‘policy warning’ of waarschuwing uit
te vaardigen op basis van artikel 121.4 VEU. Het is echter onduidelijk hoe dit proces
zal verlopen en wat de impact ervan zal zijn voor de lidstaat in kwestie
Vlaanderen benadrukt de cruciale rol van de sectorale raden en wil in het bijzonder
haar bezorgdheid uiten wegens de afwezigheid van de raadsformatie Landbouw, als
éen van de betrokken raadsformaties om input te geven over de Europa 2020
strategie aan de Europese Lenteraad van 25 en 26 maart 2010.
2.6 Verdere aanpak
De Vlaamse Regering zal onmiddellijk de werkzaamheden opstarten ter
voorbereiding van een nieuw Vlaams hervormingsprogramma EU 2020. Aan de
Vlaamse Regering zal zo spoedig mogelijk een voorstel van aanpak worden
voorgelegd waarbij de IKW EU2020 de werkzaamheden zal coördineren en de
ambtelijke werkgroep binnen de administratie de werkzaamheden zal voorbereiden.
Met de sociale partners zal nagegaan worden op welke wijze ze bij de voorbereiding
betrokken willen worden. Inmiddels wordt ook dit standpunt overlegd met de sociale
partners.
Kris PEETERS
Minister-president van de Vlaamse Regering
16 De timing die de Europese Commissie in de haar mededeling hanteert: “during the last quarter of the
year” (p.26)
52
53
Bijlage I
Europa-2020: achtergrondnotavan het Europa-2020 Monitoringplatform van het Comité van de Regio's
1. De blauwdruk van de EC, Europa-2020, komt tegemoet aan enkele
belangrijke verzoeken van EU-steden en regio's
Het voorstel dat de Commissie heeft neergelegd in haar Mededeling "EUROPA 2020
- Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei"17 komt grotendeels
tegemoet aan vijf verzoeken van het CvdR en is een constructieve reactie op het
initiatiefadvies dat het CvdR tijdens zijn zitting van 3-4 december 200918 heeft
goedgekeurd, alsook op enkele van de "Vragen over de toekomst van de
Lissabonstrategie", behorend bij de CvdR-raadpleging van Europese steden en regio's
over een nieuwe strategie voor duurzame groei, die eerder in 2009 is gehouden19. Na
de 5e Territoriale dialoog, die op 18 januari 2010 plaatsvond, zijn deze zaken
samengevat in een brief van de voorzitter van het CvdR en het Spaanse
voorzitterschap van de Raad die verzonden is aan de voorzitter van de Europese Raad,
de heer Herman Van Rompuy, alsook aan de voorzitter van de Commissie, de heer
José Manuel Durão Barroso.
Eerst en vooral wordt in het voorstel erkend dat de lokale en regionale
overheden in de EU beschouwd moeten worden als permanente partners
voor het uitstippelen en uitvoeren van de strategie, hetgeen het CvdR al
sinds 2006 bepleit. Par 5.2 van het voorstel, "Wie doet wat?" vermeldt het als
volgt (onderstreping CvdR) "Alle nationale, regionale en lokale autoriteiten
zouden het partnerschap moeten uitvoeren in nauwe samenwerking met de
parlementen, de sociale partners en vertegenwoordigers van het
maatschappelijk middenveld, en een bijdrage leveren aan het uitwerken van
de nationale hervormingsprogramma’s en de uitvoering daarvan. Door een
permanente dialoog tussen de verschillende overheidsniveaus op te zetten,
komen de prioriteiten van de EU dichter bij de burger te staan en ontstaat een
breder draagvlak om het doel van de Europa 2020-strategie te bereiken."
Tevens wordt het volgende erkend: "Ook de uitwisseling van goede praktijken,
toetsingsmethoden en netwerken (zoals die door een aantal lidstaten worden
toegepast) is een goed middel gebleken om het draagvlak en de dynamiek die voor
de hervormingen nodig zijn, te vergroten." Ondanks de beweringen van de
Commissie zijn deze netwerken door tal van stakeholders opgericht, zoals
regio's en steden of het CvdR, meer dan door de lidstaten zelf. Hun rol
verdient meer erkenning en een platform waar hun bijdragen beter in kaart
kunnen worden gebracht.
17 COM(2010)2020 (3.3.2010).18 De toekomst van de Lissabonstrategie na 2010 (CdR 25/2009).19 www.cor.europa.eu/europe2020.
54
Ten tweede, zoals ook verlangd in het CvdR-advies20, vermeldt het voorstel
EUROPA-2020 dat het (Europees Economisch en Sociaal Comité en) het
Comité van de Regio's "sterker bij Europa 2020 moeten worden betrokken";
Ten derde worden de sociale en milieupijler net zo belangrijk als de
economische pijler, waarmee een eind komt aan de
stiefmoederlijke behandeling van sociale en ecologische aspecten (volgens de
meeste EU-steden en regio's een groot manco van de Lissabonstrategie). Het
voorstel van de Commissie wijst er terecht op dat de doelstellingen in verband
met de prioriteiten van Europa-2020 (slim, duurzaam en inclusief) "met elkaar
samenhangen" en elkaar wederzijds versterken. Het voorstel komt ook
tegemoet aan de oproep van het CvdR dat "Europa concurrentiekrachtiger
moet worden gemaakt in de groene economie"21;
Ten vierde wordt erkend dat de strategie flexibel moet kunnen worden
aangepast aan de verschillende uitgangssituaties. Door doelstellingen op
EU-niveau te hanteren voor de drie vermelde prioriteiten erkent de Commissie
dat "iedere lidstaat anders is en de EU van 27 lidstaten meer verscheidenheid
kent dan de EU van tien jaar geleden", en dat "traditionele sectoren en
landelijke gebieden" en "een diensteneconomie met veel hoogopgeleide
arbeidskrachten" van elkaar verschillen. Daarom stelt de Commissie voor dat
elke lidstaat de EU-doelstellingen vertaalt naar "nationale streefcijfers en
trajecten" zodat "Investeren in onderzoek en ontwikkeling, innovatie,
onderwijs en zuinige technologie (…) de economische, sociale en territoriale
cohesie (versterkt)";
Ten vijfde wordt erkend dat Europa-2020 solidariteit moet kweken tussen de
rijkste en de armste gebieden van de Unie; de resultaten van de strategie
moeten bijdragen aan de territoriale cohesie, een doelstelling uit het Verdrag
van Lissabon, te weten: "In verband met de territoriale samenhang is het ook
van groot belang dat de economische groei alle delen van de Unie ten goede
komt, ook de meest afgelegen regio's."
2. Andere kwesties die van belang zijn voor de lokale en regionale
overheden van de EU krijgen echter niet de aandacht die ze verdienen
Andere door het CvdR aangestipte kwesties die van belang zijn voor de lokale en
regionale overheden van de EU, krijgen in Europa-2020 niet de aandacht die ze
verdienen, met name:
terwijl ingezien wordt dat er behoefte is aan een sterker economisch bestuur,
gaat Europa-2020 niet in op de oproep van het CvR dat "Nationale
20 De toekomst van de Lissabonstrategie na 2010 (CdR 25/2009).21 Ibidem.
55
regeringen (…) meer prikkels (moeten) krijgen om zich te verbinden tot de
verwezenlijking van de (…) doelstellingen van de nieuwe strategie"22. In plaats
daarvan wordt vertrouwd op de doeltreffendheid van de mechanismen die zijn
gebaseerd op de landspecifieke aanbevelingen die de Europese Raad heeft
geformuleerd en op de bijbehorende waarschuwing die de Commissie kan
geven indien een lidstaat na twee jaar de aanbevelingen nog niet heeft
opgevolgd;
wat betreft de rol van de lokale en regionale overheden: in tegenstelling tot
de hiervoor vermelde positieve opmerkingen, gaat het voorstel voorbij aan de
noodzaak om hen permanent en gestructureerd te betrekken bij de opzet en
uitvoering van de kerninitiatieven;
ondanks de erkenning dat het CvdR (en het EESC) "sterker (bij Europa 2020)
moeten worden betrokken", wordt niet aangegeven hoe dit in zijn werk moet
gaan bij de opzet, uitvoering en monitoring van de nieuwe strategie;
het voorstel vermeldt dat er moet worden gesproken "over de wijze waarop
verschillende financieringsinstrumenten – zoals structuurfondsen (…) -
moeten worden benut om de doelstellingen van Europa 2020 te bereiken
(…)". De eenvoudige erkennning dat "cohesiebeleid en structuurfondsen op
zichzelf al belangrijke beleidsinstrumenten (zijn)" verdient nadere uitwerking.
Het CvdR heeft altijd al gewezen op het gevaar van de momenteel toenemende
regio-overschrijdende economische ongelijkheid (terwijl de verschillen tussen
landen afnemen) en bijgevolg de ongelijke sociale omstandigheden, die het
Europese sociale model schaden. Daarom moet in de context van de discussie
over de omvang en de uitgangspunten van de EU-begroting het verband
tussen cohesiebeleid en EUROPA 2020 nauwkeuriger tegen het licht
worden gehouden, rekening houdend met de betekenis van het cohesiebeleid
voor inclusiviteit;
het voorstel zwijgt over de oproep van het CvdR om verder te kijken dan "het
gebruik van het BBP als voornaamste maatstaf voor economische
prestaties"23 en de noodzaak om dit aan te vullen met nieuwe indicatoren, die
een betere weergave zijn van de diverse verschijnselen welke van invloed zijn
op de kwaliteit van het bestaan en op de (economische, sociale en ecologische)
aspecten van duurzaamheid. Er wordt in brede kring beseft (en overal ter
wereld wordt hierover volop gesproken) dat het BBP gecombineerd moet
worden met indicatoren die de economische prestaties, de kwaliteit van het
bestaan en de levensstandaard van burgers beter meten24. Het voorstel kondigt
22 Ibidem.23 Ibidem.24 Tal van onderzoeken hierover kunnen worden aangehaald (bijv. "Meten van de vooruitgang vansamenlevingen", een initiatief van de OESO, of de studie van de commissie Stiglitz-Sen-Fitoussi naar
56
dan ook het volgende aan: "De Europese Commissie geeft jaarlijks een
overzicht van de situatie aan de hand van een reeks indicatoren voor de
algemene vorderingen in de richting van de doelstelling van een slimme,
groene en inclusieve economie die voor sterke werkgelegenheid, productiviteit
en sociale cohesie zorgt", maar laat in het ongewisse hoe deze indicatoren
er uitzien;
Europa 2020 vermeldt dat de op EU-niveau voorgestelde doelstellingen " niet
volledig (zijn), maar (…) wel aan(geven) hoe de Commissie wil dat de EU er
(…) voor staat." De lidstaten worden opgeroepen zelf aanvullende indicatoren
en doelstellingen te formuleren, indien zij dat willen. In het voorstel wordt
evenwel geen steun uitgesproken voor aanvullende indicatoren op EU-
niveau, wat belangrijk is als de indicatoren in de gehele EU voor bestuurlijke
doeleinden toegepast moeten worden (vergelijkingen en benchmarking;
monitoring en evaluatie; uitvoering van regionaal beleid);
voor een doeltreffender communicatie met de burger en stakeholders
kondigt het voorstel "gemeenschappelijke communicatiemethoden" aan,
waarover echter geen details worden meegedeeld. Dit blijft een essentieel
onderdeel voor het succes van Europa 2020 in de praktijk. Het CvR heeft in
zijn advies25 gepleit voor "een efficiëntere communicatiestrategie (…)
Daardoor moet de nieuwe strategie in grotere kringen bekendheid gaan
genieten en dienen de voornaamste boodschappen ervan te worden
uitgedragen." De respondenten van de CvdR-raadpleging26 verzochten om een
strategie "die meer aansluit bij het dagelijks leven van de gewone burger".
het meten van economische prestaties en sociale vooruitgang), alsook het werk van de Commissie zelf(Mededeling "Het BBP en verder" - COM(2009) 433 final).25 De toekomst van de Lissabonstrategie na 2010 (CdR 25/2009).26 CvdR-raadpleging van Europese regio's en steden over een nieuwe strategie voor duurzame groei,www.cor.europa.eu/europe2020.
57
Bijlage II
Europa 2020: Commissie komt met nieuwe economische strategie voor Europa
(perscommuniqué IP/10/225, 3 maart 2010)
De Europese Commissie heeft vandaag het startsein gegeven voor de Europa 2020-strategie, die
de EU uit de crisis moet helpen en de Europese economie moet voorbereiden op de komende tien
jaar. De Commissie zet drie hoofdlijnen uit, die moeten worden omgezet in concrete maatregelen
op EU- en nationaal niveau: slimme groei (accent op kennis, innovatie, onderwijs en de digitale
maatschappij); duurzame groei (in ons productieproces zuiniger omgaan met hulpbronnen en
toch onze concurrentiekracht vergroten), en groei voor iedereen (arbeidsparticipatie verhogen,
beter onderwijs bieden en armoede bestrijden). Deze strijd om groei en banen vereist een stevig
draagvlak op het hoogste politieke niveau en de inzet van alle betrokken partijen in Europa. In
vijf streefcijfers wordt geschetst hoe de EU er in 2020 voor moet staan; hieraan kunnen de
vorderingen worden afgemeten.
Voorzitter Barroso zei: "Europa-2020 gaat over wat we vandaag en morgen moeten doen om de EU-
economie weer op gang te krijgen. De crisis heeft fundamentele problemen en onhoudbare tendensen
blootgelegd die we niet langer kunnen negeren. Europa heeft een groeiachterstand die een bedreiging
vormt voor onze toekomst. We moeten vastberaden onze tekortkomingen verhelpen en onze troeven
uitspelen. We moeten aan een nieuw economisch model werken op basis van kennis, een koolstofarme
economie en een hoge arbeidsparticipatie. Deze strijd vereist de inzet van alle betrokken partijen in
Europa."
Europa moet in de eerste plaats lering trekken uit de mondiale economische en financiële crisis. Onze
economieën zijn nauw met elkaar verweven. Geen enkele lidstaat kan zelfstandig mondiale problemen
oplossen. We staan sterker als we samenwerken, en als we de crisis echt achter ons willen laten, zullen
we het economisch beleid goed moeten coördineren. Doen we dat niet, dan kan dat leiden tot een
"verloren decennium" met relatieve achteruitgang, een permanent verlies aan groei en een structureel
hoge werkloosheid.
De Europa 2020-strategie biedt een visie op Europa's sociale-markteconomie voor de komende tien jaar
en is gebaseerd op drie samenhangende en elkaar versterkende prioriteiten: slimme groei – voor een
economie op basis van kennis en innovatie; duurzame groei – voor een koolstofarme, concurrerende
economie waarin zuinig wordt omgesprongen met hulpbronnen; en groei voor iedereen – voor een
economie met veel werkgelegenheid en sociale en territoriale cohesie.
De vorderingen ten aanzien van deze doelstellingen worden getoetst aan vijf centrale EU-streefcijfers,
die door de lidstaten moeten worden vertaald in nationale streefcijfers, naar gelang van hun
uitgangspositie:
75 % van de bevolking tussen 20-64 jaar moet werk hebben;
3% van het EU-BBP moet worden geïnvesteerd in O&O;
de "20/20/20"-klimaat- en energiedoelstellingen moeten worden gehaald;
het percentage voortijdige schoolverlaters moet lager zijn dan 10% en minstens 40% van
de jongere generatie moet een titel of diploma van het hoger onderwijs hebben;
het aantal mensen voor wie armoede dreigt, moet met 20 miljoen dalen.
Om de streefcijfers te halen, stelt de Commissie een Europa 2020-agenda voor in de vorm van een
aantal kerninitiatieven. Het uitvoeren van deze initiatieven is een gedeelde prioriteit en er zal op alle
niveaus actie moeten worden ondernomen: door EU-organisaties, lidstaten, en lokale en regionale
overheden. Het gaat om:
58
Innovatie-Unie: het accent in het O&O- en innovatiebeleid verleggen naar de
belangrijkste knelpunten en de kloof tussen wetenschap en markt overbruggen zodat
uitvindingen kunnen worden omgezet in producten. Het EU-octrooi zou ondernemingen
bijvoorbeeld 289 miljoen euro per jaar kunnen besparen;
Jongeren in beweging: de kwaliteit en de internationale aantrekkingskracht van het hoger
onderwijs in Europa verbeteren door de mobiliteit van studenten en jonge arbeidskrachten
te bevorderen. Concreet betekent dit dat vacatures in de lidstaten toegankelijker moeten
zijn vanuit geheel Europa en dat diploma's en ervaring erkend moeten worden;
een digitale agenda voor Europa: duurzame economische en sociale voordelen bieden
dankzij een digitale interne markt op basis van ultrasnel internet. Alle Europese burgers
moeten in 2013 toegang hebben tot een snel internet;
efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa: de verschuiving naar een zuinige en
koolstofarme economie ondersteunen. Europa moet vasthouden aan de 2020-
doelstellingen op het gebied van energieproductie, -efficiëntie en -verbruik. Dit leidt tot
een besparing van 60 miljard euro op olie- en gasimport in 2020;
een industriebeleid voor groene groei: zorgen dat de industriële basis van de EU de
concurrentie in de wereld van na de crisis aankan, door ondernemerschap te bevorderen
en nieuwe vaardigheden te ontwikkelen. Dit levert miljoenen nieuwe banen op;
een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: de voorwaarden scheppen voor
modernisering van de arbeidsmarkten, om meer werkgelegenheid te creëren en onze
sociale modellen te kunnen behouden, nu de babyboomers met pensioen gaan; en
Europees platform tegen armoede: sociale en territoriale cohesie bevorderen door armen
en anderen die langs de zijlijn blijven staan, te helpen en in staat te stellen een actieve rol
te spelen in de samenleving.
De ambitie van Europa-2020 vergt sterker leiderschap en meer verantwoording. De Commissie roept
de staatshoofden en regeringsleiders op zich achter deze strategie te scharen en er tijdens de
voorjaarsvergadering van de Europese Raad hun goedkeuring aan te hechten. Ook voor het Europees
Parlement is een grotere rol weggelegd.
De bestuursmethoden worden verbeterd om ervoor te zorgen dat woorden worden omgezet in daden.
De Commissie zal toezien op de geboekte vorderingen. Ter verbetering van de samenhang vinden de
verslaglegging en evaluatie van Europa-2020 en het stabiliteits- en groeipact gelijktijdig plaats (het
blijven echter aparte instrumenten). Zo kunnen beide strategieën soortgelijke
hervormingsdoelstellingen verwezenlijken, zonder te hoeven worden samengevoegd.
--------------------------------
De volledige tekst van het voorstel Europa 2020 en nadere informatie is te vinden op:
http://ec.europa.eu/eu2020/index_en.htm.