Post on 24-Jan-2020
PLANNING ALS MEERVOUDIGE OPDRACHT
IN DE DEMERVALLEI
Planning en uitvoering geïntegreerd in één investeringsproject
“Wil planning op Vlaams niveau een vertaling krijgen op terrein, dan zijn
partnerschap en coproductie in bepaalde gebieden van cruciaal belang”
Gerard Stalenhoef
Jana Van Hoyweghen
Mailadressen
gerard.stalenhoef@rwo.vlaanderen.be
jana.vanhoyweghen@rwo.vlaanderen.be
Werkzaam bij volgende instelling
Vlaamse overheid
Departement Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed
Afdeling Ruimtelijk Beleid
PLANNING ALS MEERVOUDIGE OPDRACHT IN DE DEMERVALLEI
Planning en uitvoering geïntegreerd in één investeringsproject
Gerard Stalenhoef en Jana Van Hoyweghen, Departement RWO Afdeling Ruimtelijk Beleid
Sinds de goedkeuring van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in 1997 heeft de Vlaamse overheid
voor verschillende gebieden meer concrete ruimtelijke visies uitgewerkt. Zo werd in 2006 de visie
voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in het Hageland door de Vlaamse Regering
goedgekeurd. Daarnaast hebben verschillende partners gewerkt aan hun eigen plannen. In de periode
2007-2010 werd een subsidie verleend door de Vlaamse overheid (RWO) voor de aanstelling van een
projectcoördinator in de Demervallei. Dit heeft geleid tot een belangrijk politiek en maatschappelijk
draagvlak voor een geïntegreerde aanpak in een eerste investeringsproject in het buitengebied.
Stelling. Vanaf het moment dat diverse actoren samen willen inzetten op de ontwikkeling van een
bepaald strategisch gebied, kan men spreken van een potentieel investeringsproject. Via samenwerking
in deze gebieden, zoals in de Demervallei, zullen verschillende uitdagingen of thema‟s een plaats
moeten krijgen in een gemeenschappelijke (ruimtelijke) visie en uitvoeringsprogramma. Het vraagt
een duidelijke besluitvorming en het betekent voor „de planning‟ een meervoudige planningsopdracht.
Pas nadat alle relevante actoren zich kunnen vinden in die visie en het programma, kunnen we
effectief spreken over een investeringsproject. Deze planning op maat vraagt alle partners en dus ook
van Ruimtelijke Planning een meer flexibele, meer geïntegreerde inzet van instrumenten en middelen.
Figuur 1
Situering Demervallei
Logo Demervallei
Figuur 2. Foto overstromingen. Planning als meervoudige opdracht in de Demervallei
Bron: OPD 2007, Agentschap Natuur en Bos en Regionaal Landschap Noord Hageland vzw
AARSCHOT
DIEST
1. De Demervallei in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
In 1997 keurde de Vlaamse Regering het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) goed als kader
voor het ruimtelijk ordeningsbeleid. In de gewenste ruimtelijke structuur werd een visie voor
Vlaanderen uitgewerkt, waaronder voor het buitengebied. Als algemeen principe werd hierbij gesteld
dat het fysisch systeem ruimtelijk structurerend is. Ruimtelijk structurerend betekent dat de intrinsieke
kenmerken van het bestaand fysisch systeem het richtinggevend kader zijn voor de ruimtelijke
ontwikkeling van structuurbepalende functies. In Vlaanderen wordt de ruimtelijke structuur van het
buitengebied onder andere bepaald door het samenhangend geheel van rivier- en beekvalleien en het
landschap. De vallei van de Demer maakt deel uit van dit fysisch systeem en is dus structuurbepalend.
Figuur 3. De Demervallei, onderdeel van het structuurbepalende rivierenstelsel in de gewenste ruimtelijke structuur,
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, 1997 Zie rsv.vlaanderen.be
Deze globale doelstellingen werden tussen 2004 en 2009 geconcretiseerd in een uniek planningsproces
voor dertien buitengebiedregio‟s, het zogenaamde proces voor de „Afbakening van de Gebieden van
de Natuurlijke en Agrarische Structuur‟ (AGNAS). Voor elke regio werd specifiek de gewenste
ruimtelijke structuur uitgetekend voor samenhangende landbouwgebieden, bosstructuren, valleien,
enz.
Voor de regio Hageland, waarin de Demervallei gelegen is, werd dit planningsproces opgestart in
februari 2005. De betrokken gemeenten, provincies en voornaamste belangengroepen werd naar hun
visie op de natuurlijke en agrarische structuur gevraagd. Samen met de inzichten vanuit de Vlaamse
administraties en binnen het kader van de richtinggevende bepalingen van het Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen, werd vorm gegeven aan de „Gewenste Ruimtelijke Structuur, regio
Hageland‟ (figuur 4). Op 19 juli 2007 nam de Vlaamse Regering kennis van het eindvoorstel van
„Gewenste Ruimtelijke Structuur, regio Hageland‟ en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van
de bestaande gewestplannen voor ca. 37.100 ha agrarisch gebied én een operationeel
uitvoeringsprogramma goed. Deze drie zaken vormen vanaf dat moment de leidraad in het Vlaams
ruimtelijk beleid voor dit gebied.1
1 Deze documenten kunnen worden geraadpleegd op www.vlaanderen.be/agnas (rubriek Hageland)
Figuur 4. Links: deel van de kaart van het Operationeel Uitvoeringsprogramma Hageland, waar de Demervallei met
eerste prioriteit is aangeduid (oranje kleur). Rechts: Gewenste ruimtelijke structuur regio Hageland - deelruimte 3.
Demervallei, centraal deel. Zie www.vlaanderen.be/agnas
2. Plannen en uitdagingen in de Demervallei
De Demervallei is van oudsher het decor geweest van waterverhalen, ontspanningstaferelen en
natuurwandelingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat verschillende actoren zich rond dit water-,
recreatie- en natuurverhaal hebben geëngageerd en hun visie op de gewenste ontwikkelingen hebben
uitgewerkt. Het natuur- en waterverhaal zijn in de Demervallei, zoals in alle riviervalleien, sterk
verweven.
De Demervallei is in de vorige decennia rechtgetrokken en sinds de jaren „70 is er ook sprake van
verdroging. Toch zijn er heel wat natuurwaarden terug te vinden voor fauna en flora en in talrijke
reservaten. Voor de natuurontwikkeling werden op Vlaams niveau door het Agentschap Natuur &
Bos en de Vlaamse Milieumaatschappij plannen uitgewerkt in de studie ‘Ontwikkelingsplan Demer’,
die in 2003 van start ging. Hierin werd de problematiek van overstromingen en de verdroging van de
bodem belicht en werd een ecologische visie uitgeschreven voor een meer natuurlijk karakter van de
Demerloop. Het „Ontwikkelingsplan Demer‟ resulteerde in 2007 in een aantal kerngedachten,
voorgesteld in het zogenaamde „FIN-scenario‟.
Ook Europese bepalingen spelen een rol in het natuurverhaal van de Demervallei. De bescherming als
vogel- en habitatrichtlijngebied werd opgetekend in de Instandhoudingsdoelstellingen van het
Natura2000-netwerk. Deze doelstellingen krijgen in 2011 hun gebiedsspecifieke vertaling waarbij
aangeven zal worden welke natuurlijke elementen er op welke plek in de vallei ontwikkeld of versterkt
moeten worden. Voor het deel van de vallei tussen Diest en Aarschot werden deze
natuurdoelstellingen inmiddels verfijnd in het „Natuurrichtplan Demervallei tussen Diest en
Aarschot’. Dit plan werd door de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu en Natuur op 5 februari
2008 definitief goedgekeurd.
Figuur 5. Synthese eindstreefbeeld, Ontwikkelingsplan Demer, Agentschap Natuur en Bos, 2007
Het waterverhaal werd verder uitgewerkt in het ‘Bekkenbeheerplan van het Demerbekken 2008-
2013’, dat op 30 januari 2009 door de Vlaamse Regering werd vastgesteld. Het Bekkensecretariaat
Demerbekken schreef voor de Demervallei de opdracht uit een integraal waterproject op te starten. Als
aanzet van zo‟n integraal project werd in het Bekkenbeheerplan reeds de afstemming gemaakt met het
voorheen uitgeschreven FIN-scenario. Het aspect veiligheid werd door Waterwegen & Zeekanaal in
2010 meer in detail onderzocht aan de hand van modellen en haalbaarheidscenario‟s. De
overstromingen van november 2010 hebben ervoor gezorgd dat er specifiek rond de thema‟s water,
wateroverlast en waterveiligheid. Een denkoefening hierover vond plaats in een parlementaire
commissie waar de Demervallei door verschillende instellingen als voorbeeld van geïntegreerde
aanpak werd voorgesteld.2
.
Figuur 6. De gewenste open ruimtestructuur in het Figuur 7. Demer door Diest Bron: www.vmm.be
gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Aarschot
Niet te vergeten zijn ook de talrijke initiatieven op lokaal niveau. Acties van gemeenten en provincie
werden vooral geïnspireerd door de aanpak van wateroverlast en de kansen voor toerisme en recreatie.
Voortvloeiend uit de ruimtelijke structuurplannen van gemeenten en provincie werden verschillende
projecten opgestart en gerealiseerd. Voorbeelden hiervan zijn het gemeentelijk project ‘Demer door
Diest’ of de uitwerking van het recreatieverhaal door de provincie Vlaams-Brabant met een fiets- en
wandelnetwerk met recreatieve poorten zoals de stationsomgevingen. Ook niet-overheidsinstanties
zijn actief in de Demervallei, zoals vzw Natuurpunt die met het ‘Laakproject’ de Laak opnieuw
watervoerend wil maken.
2 Mededeling aan de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, betreffende het eerste evaluatierapport CIW overstromingen
13-16 november 2010 – zie www.vlaamsparlement.be
3. Samenwerking in een strategisch project
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen van 1997 zijn
strategische projecten geïntroduceerd als nieuw instrument
om de realisatie van de planning te verzekeren. Toch werd
enkele jaren later vastgesteld dat veel plannen maar
moeilijk tot uitvoering kwamen.
Om hier verandering in te brengen bracht de Vlaamse Regering op 4 juni 2004 een subsidiestelsel tot
leven dat het mogelijk maakte de loon- en werkingskosten te bekostigen van een projectcoördinator
voor strategische projecten in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Deze subsidie
kon op aanvraag verkregen worden en werd getoetst aan verschillende criteria. Dankzij dit systeem,
dat op 5 oktober 2007 door de Vlaamse Regering verder op punt werd gezet, zijn in de loop der jaren
25 strategische projecten geselecteerd.3 Bij de aanvragen in 2006 bevond zich ook het project
Demervallei, dat ingediend was door het Regionaal Landschap Noord-Hageland en mede ondertekend
door de vijf betrokken gemeenten.4 In die aanvraag werd aangegeven dat het strategisch project voor
de Demer en de ruimere Demervallei streefde naar een gestroomlijnde afstemming tussen
verschillende beleidsplannen en concrete initiatieven. De waterberging, de verweving tussen natuur en
landbouw en de recreatie in de vallei waren de belangrijkste thema's waar rond gewerkt zou worden.
Vanaf mei 2007 ontving dit strategisch project gedurende drie jaar een jaarlijkse subsidie van 62.000
euro. De projectcoördinator nam zijn intrek in het kantoor van het Regionaal Landschap Noord-
Hageland te Aarschot. Hiermee was de Demervallei het eerste strategisch project in het buitengebied,
een pilootproject als het ware, dat in een Dagelijks Overlegcomité intensief opgevolgd werd. Via dit
overleg konden de belangrijkste partners zijnde Agentschap voor Natuur en Bos, Waterwegen &
Zeekanaal, Bekkensecretariaat Demerbekken, Afdeling Ruimtelijke Planning, provincie Vlaams
Brabant en de gemeenten (vertegenwoordigd door het Regionaal Landschap) hun respectievelijke
plannen en projecten verder detailleren en op elkaar afstemmen. Daarnaast werd bilateraal overleg
gevoerd met o.a. de Vlaamse Landmaatschappij en werd gewerkt met thematisch werkgroepen,
bijvoorbeeld voor landbouw.
Aldus resulteerde de werking van het strategisch project in een geïntegreerde visie van allerhande
plannen en beleidsopties (zie hieronder), een uitvoeringsprogramma en de realisatie van acties op
terrein. De lokale samenwerking nam de laatste jaren verder toe rond projecten zoals de aanleg van
een fietspad, de aanpak van wateroverlast, de problematiek van weekendverblijven of de strijd tegen
vervuiling van de rivier. Ook met de afbakening van de kleinstedelijke gebieden Aarschot en Diest,
twee belangrijke Demergemeenten, was afstemming en overleg nodig. Het Regionaal Landschap nam
samen met de provincie het initiatief om de samenwerking sterker te formaliseren. Door de
projectcoördinator van het strategisch project werd daartoe het Demercharter voorbereid, dat op 12
juni 2009 werd ondertekend. 5
3 BVR van 4 juni 2004 houdende de voorwaarden voor de erkenning en/of subsidiëring van strategische projecten in het
kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, inmiddels geïntegreerd in het vernieuwd BVR van 5 oktober 2007 – zie rsv.vlaanderen.be (rubriek strategische projecten)
4 Een Regionaal Landschap betreft een vereniging van gemeenten die samenwerken rond landschapszorg 5 Demercharter tussen de vijf Demergemeenten, provincie Vlaams Brabant en het Regionaal Landschap Noord-Hageland,
getekend op 12 juni 2009
GLOBALE VISIE DEMERVALLEI
De globale visie voor de Demervallei werd vanuit verschillende bestaande plannen opgebouwd en
werkt rond drie krachtlijnen die verder in ruimtelijke concepten zijn doorvertaald.
1. Versterken van de ruimtelijke samenhang tussen Demer en Demervallei - De Demervallei op de kaart
zetten als blauw-groen lint
Blauw… De Demervallei heeft een belangrijke functie op vlak van waterberging en -afvoer.
Integraal waterbeheer en preventie van wateroverlast zijn belangrijke Vlaamse, provinciale en
gemeentelijke beleidsthema’s. Integraal waterbeleid in de Demervallei schept mee de
randvoorwaarden voor een doorgedreven biodiversiteitsbeleid.
Groen… De Demervallei is een groot uniek gebied met een hoge natuur- en landschapswaarde en
met grote potenties op vlak van natuurontwikkeling gekoppeld aan waterveiligheid
2. Duurzaam toerisme en recreatie in de Demervallei kansen geven
Demervallei als oranje lint
De vallei herbergt niet alleen heel wat kansen als blauw-groen lint, maar biedt met haar unieke
landschappen en natuur een mooi kader voor natuurgerichte recreatie. Ook de aanwezigheid van
een aantal cultuurhistorische steden, dorpskernen of gehuchten en historische monumenten,
onderstreept de unieke troeven in de Demervallei voor de ontwikkeling van allerlei vormen van
zachte recreatie.
3. Versterken van de streekidentiteit - een dynamisch lint van alle Demeractoren
De hoge natuur- en landschapswaarden van de Demer en de Demervallei kunnen een
maatschappelijke meerwaarde betekenen voor verschillende domeinen. Het duurzaam
voortbestaan van deze maatschappelijke meerwaarde is slechts verzekerd als alle actoren actief
meewerken aan de bescherming en ontwikkeling van die hoge natuur- en landschapswaarden.
Daartoe moeten alle betrokken lokale besturen, overheden en diverse partners samenwerken in
een hecht Demernetwerk. Deze samenwerking levert schaalvoordelen zoals een eenduidige
communicatie, een effectievere, snellere en meer klantgerichte dienstverlening vanuit de diverse
overheden en een meer kwaliteitsvolle besluitvorming. De verschillende plannen voor de
Demervallei kunnen slechts verfijnd en gerealiseerd worden binnen een participatief proces.
Een andere belangrijke taak die door het strategisch project werd opgenomen, is de
identiteitsversterking en de communicatie naar het brede publiek. Op deze manier leren vele bewoners
dit gebied beter kennen. Met tentoonstellingen op bijvoorbeeld de Open Monumentendag,
wandelingen en wandelgidsen, fietstochten, een Demerkrant die breed wordt verspreid en een website
is het project en het gebied aan de mensen voorgesteld. Als finale toets werden helikopterfoto‟s
genomen en werd een Demer-eigen logo ontworpen.6
6 Voor actuele info en activiteitenagenda van het Regionaal Landschap Noord-Hageland, zie www.rlnh.be
Figuur 9. Foto’s Demervallei Bron: Jaarlijkse activiteitenrapport strategisch project Demervallei, 2010
4. Draagvlak leidt tot agendering en besluitvorming
Eén van opdrachten voor de Ruimtelijke Planning bij de realisatie van het project Demervallei is de
herbestemming door middel van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. In het operationeel
uitvoeringsprogramma voor de regio Hageland (zie hoofdstuk 1) werd aangegeven welke gewestelijke
ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid in het Hageland de komende jaren prioritair zal
opmaken voor de afbakening van de landbouw-, natuur- en bosgebieden.
Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de Demervallei zal kaderen binnen de tweede fase van
de „Afbakening van de Gebieden van de Natuurlijke en Agrarische Structuur‟ (AGNAS) dat in mei
2010 van start ging met een vernieuwd plan van aanpak voor de beleidsperiode 2009-2014. Waar
voorheen het finaliseren van een AGNAS-proces voornamelijk de verantwoordelijkheid van de
Afdeling Ruimtelijke Planning was, wordt nu uitgegaan van een gedeelde verantwoordelijkheid. Om
te komen tot een optimale participatie van belanghebbenden worden in dit vernieuwde plan van
aanpak ook de vertegenwoordigers van gemeenten en provincies en van de natuur- en
landbouworganisaties betrokken. Zij zetelen samen met de betrokken departementen, agentschappen
en kabinetten van de betrokken ministers in het zogenaamde coördinatieplatform AGNAS. Dit
coördinatieplatform stuurt het afbakeningsproces AGNAS op Vlaams niveau beleidsmatig aan, volgt
het op en evalueert de voortgang.
Het is ook deze groep die jaarlijks bepaalt voor welke gebieden in Vlaanderen een planningsproces
opgestart zal worden. Deze werkwijze heeft als gevolg dat enkel die gebieden geselecteerd worden
waar de betrokken actoren de tijd rijp achten om de procedure voor een gewestelijk ruimtelijk
uitvoeringsplan echt op te starten. Met andere woorden, als er voor het planningsproces een draagvlak
is. De vertegenwoordigers in het coördinatieplatform zijn bovendien in belangrijke mate ook de
actoren die instaan voor de uitvoering op terrein.
Voor de Demervallei betekende dit dat de actoren via de samenwerking in het strategisch project een
uitvoeringsprogramma hadden opgesteld waarin agenda‟s gecombineerd en concrete acties op punt
waren gezet. Het draagvlak was dus aanwezig om een volgende stap te zetten en de realisatie van het
AGNAS-proces te verwezenlijken. De agendering in het coördinatieplatform AGNAS van de
Demervallei als prioritaire actie in 2011, betekende de verdere verankering van de engagementen van
de drie bestuurlijke niveaus en de middenveldorganisaties.
Momenteel wordt ook gewerkt aan een nota over „de realisatie door de betrokken overheden en
actoren van een integraal uitvoeringsprogramma voor de Demervallei van Diest tot Werchter‟ die als
een principiële beslissing of overeenkomst zal worden voorgelegd aan zowel de vijf betrokken
Colleges van Burgemeester & Schepenen, de Deputatie van de provincie Vlaams-Brabant (drie
betrokken deputés), de Raad van Bestuur van W&Z en aan de vier betrokken ministers in de Vlaamse
Regering. Deze wijze van bekrachtiging kan beschouwd worden als een nieuwe weg van
samenwerking en is een primeur in Vlaanderen.
Figuur 10. Betrokken besturen bij de voorliggende principiële beslissing of overeenkomst, april 2011
5. Coproductie in eerste investeringsproject in het buitengebied
Planning is geen lineair gebeuren (meer), maar een permanente activiteit. Het is een hele opgave om
zaken die op korte termijn spelen te relateren aan acties die op langere termijn pas concreet kunnen
worden gemaakt. Bovendien blijven er altijd plaatsen waarover nog geen consensus is bereikt, of waar
nog verder onderzoek nodig is. Het is een hele oefening om dan alle planningsopdrachten parallel te
schakelen. De bundeling en afstemming van de verschillende instrumenten en middelen van de actoren
blijken doorslaggevend voor succes.
Om toekomstige plannen effectief op het terrein gerealiseerd te krijgen, heeft het Vlaams parlement in
2010 in een tweetal commissies (Berx en Sauwens) voorstellen uitgewerkt voor het versnellen van
zogenaamde „investeringsprojecten‟. Een „investeringsproject‟ werd nog niet concreet gedefinieerd,
maar op dit ogenblik wordt in de eerste plaats aan (verkeers-) infrastructuurprojecten gedacht. Het
Vlaams beleid formuleert zo enkele principes en acties die in de toekomst niet alleen een snellere,
maar ook betere uitvoering van projecten moeten opleveren. De focus ligt o.a. op maatwerk op
projectniveau, een gefaseerde aanpak, een breed voortraject, administratie overschrijdende
samenwerking, communicatie en participatie van belanghebbenden. Opvallend is dat wordt verwezen
naar het belang van samenwerking over de bestuursniveaus heen bij het vinden van een draagvlak,
naar de rol van een projectleider en naar ambtenaren in de rol van „oplossingsgerichte begeleiders‟.7
Terugkijkend naar het gevoerde procesverloop in de Demervallei kan worden gesteld dat er een sterke
relatie bestaat met de principes die voor de investeringsprojecten in de parlementaire commissies
werden uitgetekend. In de Demervallei wordt echter gewerkt rond zowel „zachte‟ als „harde‟
infrastructuur. Deze combinatie is interessant en biedt aanknopingspunten voor een bredere invulling
van de definitie van een „investeringsproject‟. De Demervallei is als het ware het eerste
investeringsproject in het buitengebied.
7 Mededeling aan de Vlaamse Regering van 8 oktober 2010 betreffende de “Visienota versnellen van investeringsprojecten”.
De principes worden momenteel nog verder geconcretiseerd in procedureverbeteringen, instrumentaanpassingen en
beslissingen – zie www.vlaamsparlement.be
Voor het vervolgtraject zijn ook al concrete afspraken gemaakt die eveneens in lijn liggen met de
voorgestelde maatregelen van de commissies Berx en Sauwens. Coproductie, samenwerking en
gebiedsgericht maatwerk zijn alvast centrale begrippen. De aanpak voor het komende jaar (2011-2012)
is onder meer op volgende punten vernieuwend:
1. Voor wat betreft de planning wordt de AGNAS-procedure voor de opmaak van het gewestelijk
ruimtelijk uitvoeringsplan afgestemd op het reeds geleverde werk. Aangezien de opmaak van een
plan-MER noodzakelijk is, zal de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan het integratiespoor
volgen. De timing van de plan-MER-procedure zal de kapstok zijn waaraan de andere opdrachten in
het komende jaar opgehangen zullen worden. Deze vooropgestelde timing zal voor de partners een
extra stimulans zijn om het detailonderzoek voor ankerplaatsen, natuurdoelstellingen, landbouw,
recreatie en stedelijke gebieden in een vroeger stadium uit te voeren.
2. De realisatie van ALLE acties op het terrein van zowel lokale organisaties als van de drie
bestuursniveaus, zal worden versneld door een permanente opvolging en uitvoering van het
overeengekomen actieprogramma. De opvolging die de AGNAS-werking voorziet, wordt gekoppeld
aan de bestaande overlegstructuur van het strategisch project (kernteam, klankbordgroep en
thematische werkgroepen). Deze aanpak voorkomt dubbel overleg en bevordert de afstemming. De
reeds lopende projecten kunnen zo samen gecoördineerd uitgevoerd worden. Toekomstige projecten
kunnen beter worden voorbereid en op gestructureerde wijze versneld tot stand worden gebracht. Via
deze efficiënte aanpak wordt bovendien gehoopt nieuwe middelen te kunnen aantrekken.
3. Coproductie en partnerschap zal bij de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan centraal staan.
Vanuit de behoefte om het proces op een transparante wijze gestalte te geven, zal extra aandacht gaan
naar een participatietraject waarbij zowel belangenorganisaties als de bevolking betrokken worden.
Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat de kernactoren het bestek voor de aanbesteding van het plan-
MER samen zullen schrijven. Ook zal het voortraject dat de AGNAS-werking voorziet, ruimer
bekeken worden door op twee kantelmomenten een participatiemoment te voorzien:
Tijdens de plan-MER-procedure zal de nota voor de publieke consultatie in ontwerpvorm in een
publiek moment toegelicht en besproken worden. Op die manier kunnen lokale actoren en het
middenveld (bijvoorbeeld Natuurpunt en Boerenbond) andere alternatieven inbrengen die
vervolgens mee verwerkt kunnen worden in de officiële nota voor publieke consultatie.
Een tweede informatiemoment wordt georganiseerd nadat de resultaten van alle studies bekend
zijn en het de bedoeling is tot één voorkeursalternatief te komen. Er zal dan gemotiveerd moeten
worden waarom dit alternatief het beste is en wat dat zal inhouden naar de toekomst: welke dijken
worden verlegd, hoe wordt met het water omgegaan, welke natuurontwikkeling, hoe krijgen de
toeristische poorten vorm, de fietspaden, etc. Dit moment zal voorafgaan aan een volgende
beslissing: de voorkeursbeslissing.
4. Door het synchroniseren van planning en uitvoering, is het mogelijk om samen en op hetzelfde
moment te landen. Zo kan men komen tot een gekoppelde besluitvorming over de gerichte en
efficiënte inzet van instrumenten en middelen. Zo kunnen bij de voorkeursbeslissing de engagementen
vastgelegd worden voor het grondbeleid, financiële constructies, investeringen in natuur, dijken,
veiligheid, recreatie en beheersmaatregelen voor de landbouw. Voor Ruimtelijke Planning betekent dit
het engagement voor het garanderen van bestemmingen en het verlenen van stedenbouwkundige
vergunningen. Door deze aanpak, waarbij tevens een politieke stuurgroep een rol zal spelen, zal de
besluitvormingsfase vlotter verlopen (er is immers een breed draagvlak), zullen de procedures effectief
korter zijn en de realisaties gestroomlijnd.
planning
uitvoering
onderzoeken (planMER)
principiëlebeslissing
voorkeurs-beslissing
projectbesluit
1 2participatietraject
besluitvormingstraject
Figuur 11. Schema met timing 2011-2012, opmaak planMER, concretisering uitvoeringsprogramma en opmaak van
gewestelijk RUP met drie beslismomenten en twee participatieronden, april 2011
6. Demerlessen
Elk gebied is anders en er zijn geen vaste recepten om tot een goed resultaat te komen. Toch is de
werking rond het gebied Demervallei van de afgelopen jaren in vele opzichten een interessante
leerschool gebleken. Er is in ieder geval aangetoond dat aan een aantal voorwaarden voldaan moet zijn
vooraleer gesproken kan worden van een effectief investeringsproject. Meest opvallende lessen zijn:
1. Initiatief. Verschillende betrokken actoren (binnen en tussen de beleidsniveaus) moeten bereid
zijn actie te ondernemen in het gebied.
2. Samenwerking. Deze actoren engageren zich in een structurele samenwerking in het gebied en
bouwen actief een draagvlak op. De (subsidiëring van een) projectcoördinator blijkt hierbij een
stimulerende factor te zijn.
3. Formalisering. Op bepaalde momenten is er nood aan formele stappen. De opgezette
samenwerking, engagementen en acties (met instrumenten en middelen) moeten regelmatig
politiek en maatschappelijk worden verankerd in verklaringen, charters, beslissingen of
overeenkomsten.
4. Meervoudige opdracht. Voor een complex gebied als de Demervallei zal er pas een (politiek)
draagvlak ontstaan als diverse ruimtelijk aanspraken zijn geïntegreerd in een samenhangende visie
en uitvoeringsprogramma. Deze aanspraken moeten in evenwicht zijn en een oplossing bieden aan
de belangrijkste uitdagingen in het gebied. Voor de Ruimtelijke Planning betekent dit een
meervoudige planningsopdracht bij de vertaling naar een ruimtelijk uitvoeringsplan.
5. Meervoudige rol. De rol die Ruimtelijke Planning hierin speelt is gevarieerd en vaak intensiever
dan bij de klassieke (lineaire) planningsprocessen. Er moet ook meer tijd en werk geïnvesteerd
worden in dergelijke complexe planningsopdrachten. Gelet op de beperkte capaciteit van de
overheden zullen er prioriteiten moeten worden bepaald: welke gebieden zijn strategisch? De
huidige administraties moeten bijgevolg versterkt worden om die uitdagingen echt aan te kunnen.
6. Lange termijn. Voorgaande vraagt bijgevolg een investering voor een resultaat op lange termijn.
De Demerlessen zijn bruikbaar in het debat over de toekomstige beleidslijnen en de organisatie van de
Ruimtelijke Planning. De (voorlopige) resultaten in de Demervallei zijn een gevolg van een
doorgedreven aanpak en samenwerking, gestimuleerd door het strategisch project. Ze tonen aan wat
een investeringsproject kan inhouden in een strategisch belangrijk gebied. Hopelijk zullen de
procedures ook echt verbeteren in ALLE strategische gebieden. Want investeringsprojecten in het
buitengebied zijn ons inziens essentieel voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van
Vlaanderens landschap.