Transcript of Pesten op de basisschool tegengaan: drie typen interventies
Pesten op de basisschool tegengaan: drie typen interventiesFemke
Nagtegaal (11178302)
Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave Abstract
......................................................................................................................................
3
Pesten op de basisschool tegengaan: drie typen interventies
..................................................... 4
Interventies Gericht op de Gehele Klas en/of School
................................................................
8
Interventies Gericht op de Klas en/of School en Individuele
Leerlingen ................................ 11
Interventies Gericht op Individuele Leerlingen
.......................................................................
14
Discussie
..................................................................................................................................
16
Abstract
Pesten is een probleem wat tot diverse nadelige
ontwikkelingsuitkomsten kan leiden.
Nederlandse scholen zijn verplicht pesten tegen te gaan, maar
hiervoor kunnen verschillende
soorten interventies worden ingezet. Huidig literatuuronderzoek
onderzoekt de effectiviteit
van drie typen interventies om pesten tegen te gaan: interventies
die zich richten (1) op de
klas en/of school als geheel, (2) op zowel de klas en/of school als
geheel als op individuele
leerlingen en (3) op individuele leerlingen. Op basis van de
literatuur lijkt de evidentie voor
de effectiviteit voor het eerste type interventies tegenstrijdig en
ook het derde type
interventies lijkt niet altijd effectief. Daarentegen lijken er
sterkere aanwijzingen aanwezig
voor de effectiviteit van interventies die zich zowel op de klas
en/of school als geheel richten
als op individuele leerlingen.
Pesten op de basisschool tegengaan: drie typen interventies
Uit antwoorden van 12.373 kinderen uit groep zeven en acht van het
primair
(speciaal) onderwijs op een webenquête namens de Veiligheidsmonitor
Sociale Veiligheid in
en Rond Scholen, blijkt dat 10,3% van de kinderen in het
Nederlandse primair (speciaal)
onderwijs eens per maand of vaker gepest wordt. Bovendien heeft 3%
van de kinderen
aangegeven dat zij zelf (ook) pesten op school (Scholte, Nelen, De
Wit, & Kroes, 2016).
Echter zijn er grote verschillen in de mate waarin kinderen worden
gepest tussen klassen en
scholen (Orobio de Castro et al., 2018).
Van pesten op school is sprake wanneer een leerling herhaaldelijk
wordt blootgesteld
aan negatieve handelingen, uitgevoerd door één of meerdere
medeleerlingen. Van een
negatieve handeling is sprake indien er opzettelijk schade
toegedaan wordt of ongemak wordt
bezorgd, of indien dit opzettelijk geprobeerd wordt (Olweus, 1993,
p. 9). Dit kan op diverse
manieren geuit worden (Wang, Ianotti, & Nansel, 2009).
Allereerst kan er sprake zijn van
verbaal pesten, bijvoorbeeld uitschelden of naroepen. Ook kan
sprake zijn van fysiek pesten,
bijvoorbeeld slaan en schoppen. Tot slot kan relationeel pesten
worden onderscheiden,
waarbij bijvoorbeeld roddels over het slachtoffer verspreid worden
of het slachtoffer wordt
buitengesloten en sociaal wordt geïsoleerd. Van deze vormen van
pesten worden verbaal en
fysiek pesten gerekend tot direct pesten en relationeel pesten
wordt gerekend tot indirect
pesten (Wang et al., 2009).
Binnen situaties van pesten op school kunnen diverse rollen van
leerlingen worden
onderscheiden: leerlingen kunnen pester, slachtoffer en
pester/slachtoffer zijn, waarbij de
laatste een combinatie is van zowel zelf pesten als gepest worden
(Salmivalli, 2010). Om van
pesten te spreken dient er een ongelijke machtsrelatie te zijn
tussen het slachtoffer en de
pester, waarbij het slachtoffer in het nadeel is (Olweus, 1993, p.
10).
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 5
Gepest worden hangt samen met diverse nadelige
ontwikkelingsuitkomsten, zowel op
de korte als op de lange termijn (Wolke & Lereya, 2015). Reeds
in de jeugd hebben kinderen
die gepest worden bijvoorbeeld vaker last van internaliserende
problemen, zoals angst- en
stemmingsproblemen, zelfs wanneer gecontroleerd is voor eerder
aanwezige internaliserende
problemen (Arsenault et al., 2008; Reijntjes, Kamphuis, Prinzie,
& Telch, 2010;
Zwierzynska, Wolke, & Lereya, 2013). Ook in de adolescentie
hebben jongeren die als kind
gepest zijn een grotere kans op zelfbeschadiging (Fisher et al.,
2012; Lereya et al., 2013).
Deze relatie tussen gepest zijn in de jeugd en zelfbeschadiging in
de adolescentie verloopt
mogelijk via de toegenomen kans op depressieve symptomen bij deze
adolescenten die in hun
kindertijd gepest zijn (Lareya et al., 2013). Tot slot hebben
volwassenen die op een leeftijd
van zeven tot elf jaar gepest zijn ook op volwassen leeftijd vaker
last van depressie,
angststoornissen en suïcidaliteit (Takizawa, Maughan, &
Arsenault, 2014).
Vanwege de verschillende negatieve gevolgen van pesten is het van
belang dat pesten
voorkomen wordt. Nederlandse scholen zijn dan ook verplicht om
beleid te hebben om een
veilige omgeving te zijn en pesten tegen te gaan (art. 4c lid 1c1°
WPO). Veel scholen doen dit
door het inzetten van preventieve interventies. Deze zijn geschikt
voor situaties waarin wel
sprake is van een risico op problemen, maar de problemen zelf nog
niet aanwezig zijn. Het
kan echter ook dat deze problemen reeds aanwezig zijn, maar nog
hanteerbaar (Nederlands
Jeugdinstituut, z.d.). Op het oog zijn de meeste preventieve
interventies tegen pesten op
school in te delen in een van de volgende drie groepen:
interventies voor de klas en/of school
als geheel, interventies die zich naast de klas en/of school als
geheel richten op individuele
leerlingen en interventies die zich enkel richten op individuele
leerlingen, bijvoorbeeld
leerlingen die pesten of gepest worden.
De effectiviteit van deze verschillende soorten interventies kan
mogelijk verklaard
worden vanuit verschillende theorieën. De eerste twee theorieën
zijn van origine gericht op
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 6
respectievelijk oorzaken van delinquentie en interventies bij
delinquent gedrag.
Desalniettemin kunnen deze modellen ook mogelijk bijdragen aan een
verklaring voor de
effectiviteit van interventies tegen pesten. Een eerste theorie die
een eventuele verklaring
biedt voor de effectiviteit van interventies in de klas in het
algemeen is de controletheorie.
Deze controletheorie stelt dat de kans op ontwikkeling van
delinquent gedrag groter is
wanneer een individu zich niet of niet sterk verbonden voelt met de
samenleving (Hirschi,
1969). Hoewel deze theorie zich richt op delinquent gedrag, kan
deze ook mogelijk
verklarend zijn voor pesten. Pesten kan, gezien het doelgerichte en
niet-uitgelokte karakter,
worden gezien als een subtype van proactieve agressie (Salmivalli,
2010; Volk, Dane, &
Marini, 2014). Ondanks dat het niet dezelfde concepten zijn, zijn
agressie en delinquentie wel
aan elkaar gerelateerd (De Haan, Prinzie, & Dekovi, 2010).
Gezien de klas kan worden
gezien als een samenleving in het klein (Stichting School &
Veiligheid, z.d.) kan dit dus
mogelijk inhouden dat er minder gepest wordt indien leerlingen zich
verbonden voelen met
de klas of school waarin of waarop ze zich bevinden. Hierom zouden
interventies die zich op
de klas en/of school als geheel richten mogelijk effectief kunnen
zijn in het tegengaan van
pesten.
Een tweede theorie vanuit de criminologie die mogelijk een
verklaring biedt voor de
effectiviteit van interventies die zich richten op individuele
leerlingen, is het Risk-Need-
Responsivity (RNR) model van Andrews en Bonta (2010). Het RNR-model
beschrijft dat bij
toepassing van een interventie gekeken dient te worden naar drie
verschillende aspecten,
waarvan met name het eerste aspect van belang kan zijn bij
interventies om pesten tegen te
gaan. Volgens dit eerste aspect is het belangrijk om te kijken naar
wie er moet worden
behandeld (Andrews & Bonta, 2010). In de originele theorie gaat
het hier met name om het
risico op daderschap, maar bij pesten voldoen de slachtoffers ook
aan een risicoprofiel. Het
gaat dan om de negatieve gevolgen die samenhangen met
slachtofferschap van pesten. Op
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 7
basis van het RNR-model zouden preventieve interventies tegen
pesten zich daarom moeten
richten op de leerlingen die het hoogste risico lopen om gepest te
worden.
Tot slot blijken er uit interviews met kinderen van 10 tot 13 jaar
oud zeven sociale
representaties met betrekking tot pesten te zijn die worden
gebruikt om pesten te verklaren
(Thornberg, 2010). De meest voorkomende sociale representatie is
pesten als een reactie op
een afwijking. Deze afwijkingen zijn in te delen in vier
categorieën: een afwijkend uiterlijk,
afwijkend gedrag, afwijkende eigenschappen en beperkingen.
Samenhangend met deze
sociale representatie is een angst om geassocieerd te worden met
diegene die afwijkt.
Hierdoor worden slachtoffers mogelijk vermeden of genegeerd, maar
ook wordt het
slachtoffer vaker gepest vanuit het idee dat vermeden dient te
worden dat anderen de dader
associëren met het slachtoffer (Thornberg, 2010). Hiermee is het
slachtoffer in een vicieuze
cirkel beland (Thornberg, 2015). Mogelijk leidt ook het afzonderen
van bepaalde leerlingen
tot een sociale representatie van afwijking, gezien deze leerlingen
anders worden behandeld
dan de rest van de groep. In tegenstelling tot het RNR-model, kan
vanuit dit theoretisch kader
worden opgemaakt dat interventies die zich richten op leerlingen
die gepest worden mogelijk
minder effectief in plaats van effectiever zijn.
Vanuit de bovenstaande theorieën zijn er dus verschillende
mechanismen mogelijk
waardoor interventies tegen pesten werkzaam zouden kunnen zijn. Het
is echter niet duidelijk
welke mechanismen al dan niet een rol spelen bij de effectiviteit
van interventies tegen pesten
op school. Tevens is niet duidelijk welk type interventie het meest
effectief is om pesten op
school tegen te gaan: interventies gericht op de klas of school als
geheel, interventies die zich
naast de klas en/of school als geheel richten op individuele
leerlingen of interventies die zich
enkel op individuele leerlingen richten. Daarom zal in huidig
literatuuronderzoek de volgende
vraag centraal staan: “In hoeverre kunnen verschillende typen
interventies bijdragen aan het
voorkomen en/of tegengaan van pesten op de basisschool?” Deze vraag
zal worden
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 8
beantwoord aan de hand van drie deelvragen. De eerste deelvraag is:
In hoeverre kan pesten
op de basisschool effectief worden voorkomen en/of tegengegaan met
behulp van
interventiemethoden voor de gehele klas of school?” De tweede
deelvraag is: “In hoeverre
kan pesten op de basisschool effectief worden voorkomen en/of
tegengegaan met behulp van
interventiemethoden die zich naast op de hele klas en/of school,
richten op specifieke
leerlingen?” De laatste deelvraag is: “In hoeverre kan pesten op de
basisschool effectief
worden tegengegaan met behulp van interventiemethoden die zich
enkel op individuen
richten?” Wanneer meer bekend is over de effectiviteit van
interventies die aansluiten bij de
eerder genoemde theorieën, kan mogelijk vanuit die achterliggende
theorieën gewerkt
worden aan effectievere preventieve interventies voor het tegengaan
van pesten op school.
Interventies Gericht op de Gehele Klas en/of School
Als eerste zal gekeken worden naar interventies die zich richten op
de klas of school
als geheel. Een eerste interventie die gericht is op de gehele
klas, is Defeat Bullying.
Doelstellingen bij deze interventie zijn het aanmoedigen van
leerlingen om diversiteit te
omarmen en bewustzijn te vergroten over de gevoelens die
gerelateerd zijn aan pesten
(Herrick, 2012). Naar de effectiviteit van Defeat Bullying is
onderzoek gedaan onder 70
leerlingen van drie verschillende scholen (Herrick, 2012). De drie
deelnemende scholen
werden verdeeld over drie experimentele condities: (1) de
interventieconditie, (2) de
interventieconditie gecombineerd met ouderbetrokkenheid en (3) de
wachtlijst controlegroep.
De interventie werd in de eerste twee condities gedurende een
periode van vijf weken
aangeboden door de klassenleerkracht die werd ondersteund door de
onderzoeker. Bij het
onderzoek is gebruik gemaakt van een voor- en nameting, waarbij
vragenlijsten werden
afgenomen bij de leerlingen en er werd gewerkt met vignetten. In
groepjes van vier of vijf
leerlingen werd de leerlingen gevraagd manieren te verzinnen om het
slachtoffer van pesten
in het vignet te helpen. Hiermee werd gepoogd het aantal antwoorden
te meten wat elke
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 9
groep gaf. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek dat Defeat
Bullying niet leidde tot een
verbetering van de situatie aangaande pesten: er werd niet minder
gepest na afloop van de
interventie in de eerste twee experimentele condities dan in de
controlegroep. Bovendien
leidde Defeat Bullying niet tot een vermindering van agressie en
ook niet tot een verbetering
van prosociaal gedrag. Uit de opdracht met de vignetten is ook niet
naar voren gekomen dat
de leerlingen na afloop van de interventie meer manieren weten op
te noemen om het
slachtoffer op de vignetten te helpen. Tot slot heeft de
ouderbetrokkenheid niet geleid tot
positievere effecten (Herrick, 2012). Al met al bleek deze
interventie dus niet tot de gewenste
resultaten te leiden: er werd niet minder gepest na het aanbieden
van deze interventie.
Een tweede interventie die schoolbreed kan worden ingezet is
Friendly Schools. Het
doel van deze interventie is het opbouwen van de sociale
competentie en relaties van
leerlingen, wat ertoe moet leiden dat pesten en de schade die
leerlingen ondervinden van
pesten vermindert. Friendly Schools werkt op drie verschillende
niveaus: de school, de klas
en thuis (Cross et al., 2011). Naar deze interventie is in
Australië onderzoek gedaan door
Cross et al. (2011). Zij hebben 29 willekeurige basisscholen met
samen in totaal 2068
leerlingen (acht en negen jaar oud) willekeurig verdeeld over twee
condities: een
interventieconditie en een controleconditie. Friendly Schools werd
op de 15 scholen in de
interventieconditie aangeboden voor een periode van twee jaar en er
werd op drie momenten
gemeten: na één schooljaar, twee schooljaren en een follow-upmeting
na drie schooljaren. Op
deze drie momenten hebben de leerlingen vragenlijsten ingevuld. Aan
het einde van het eerste
schooljaar was de kans voor leerlingen in de controlegroep groter
dat ze gepest worden dan
voor leerlingen in de interventiegroep. Echter was er geen
significant verschil in de kans dat
een leerling frequent gepest wordt. Na het tweede schooljaar waren
er geen verschillen in
uitkomsten op pesten of gepest worden tussen de interventie- en
controleconditie. Na het
derde schooljaar was de kans voor leerlingen in de controleconditie
niet groter dat ze gepest
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 10
werden, maar zij hadden wel een grotere kans om frequent gepest te
worden. Samengevat
lijkt Friendly Schools dus niet effectief te zijn voor het
reduceren van het pesten van andere
leerlingen en lijkt het meest effectief bij het eerste meetmoment,
een jaar na implementatie
van de interventie (Cross et al., 2011).
Een derde interventie die klassikaal kan worden ingezet is Steps to
Respect. Deze
interventie streeft ernaar pesten te verminderen door bewustzijn en
responsiviteit bij het
schoolpersoneel te vergroten, sociaal verantwoorde overtuigingen te
stimuleren bij leerlingen
en sociaalemotionele vaardigheden aan te leren om weerstand te
bieden tegen pesten en
gezonde relaties te bevorderen (Frey et al., 2005; Low, Van Ryzin,
Brown, Smith, &
Haggerty, 2014). Ook tracht de interventie via de schoolbrede
component een positief
schoolklimaat aan te moedigen (Brown, Low, Smith, & Haggerty,
2011; Low et al., 2014).
Frey et al. (2005) hebben de effectiviteit van Steps to Respect
onderzocht onder 1126
leerlingen van zes basisscholen met behulp van een voor- en
nameting. Bij het onderzoek is
gebruik gemaakt van beoordelingen van leerkrachten over de
interactievaardigheden van de
leerlingen, vragenlijsten ingevuld door de leerlingen over hun
overtuigingen en gedrag en tot
slot hebben observanten gedrag op het schoolplein gecodeerd. Bij
vergelijking van de
resultaten van de experimentele met de controleconditie, bleek dat
de leerlingen die de
interventie gehad hebben een minder accepterende houding hebben ten
opzichte van pesten
en agressie. Bovendien vonden de leerlingen die de interventie
hebben gehad het minder
moeilijk om assertief op pesten te reageren in vergelijking met de
leerlingen in de
controleconditie. Echter waren er geen verschillen tussen de
interventie- en controlegroep
aangaande slachtofferschap van pesten (Frey et al., 2005).
Daarentegen bleken deze
verschillen wel uit onderzoek van Brown et al. (2011). Een
mogelijke verklaring voor de
verschillende uitkomsten tussen de onderzoeken van Frey et al.
(2005) en Brown et al. (2011)
ligt in de duur van de onderzoeken: in het onderzoek van Frey et
al. (2005) werd de
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 11
effectiviteit van Steps to Respect onderzocht na vier maanden
terwijl in het onderzoek van
Brown et al. (2011) de effectiviteit na een jaar werd onderzocht.
Steps to Respect lijkt dus op
de korte termijn een aantal gunstige effecten te hebben, maar
vooral op langere termijn lijkt
de interventie effectief te zijn in het tegengaan van pesten.
Samenvattend kan er geen eenduidige conclusie getrokken worden
betreffende
interventies die zich op de klas of school als geheel richten. Zo
blijkt Defeat Bullying niet tot
een vermindering van pesten te leiden, maar worden voor Friendly
Schools en Steps to
Respect wel positieve effecten gevonden. In onderzoeken naar de
effectiviteit van Friendly
Schools en Steps to Respect zijn echter niet voor alle
onderzoeksdomeinen enkel positieve
uitkomsten gebleken: op sommige onderzoeksdomeinen kon voor deze
interventies geen
effect worden aangetoond.
Interventies Gericht op de Klas en/of School en Individuele
Leerlingen
Behalve interventies die zich richten op de klas en/of school als
geheel, zijn er ook
interventies die zich hiernaast ook op individuele leerlingen
richten. Een eerste interventie die
zich zowel op de gehele klas richt als op specifieke leerlingen is
het in Finland ontwikkelde
KiVa. De doelen van KiVa zijn het voorkomen van pesten en op
individueel niveau ingrijpen
wanneer pesten wel voorkomt (Kärna, Voeten, Little, Poskiparta,
Alanen et al., 2011; Kärnä,
Voeten, Little, Poskiparta, Kaljonen et al., 2011). Uit onderzoek
in Finland zelf, is KiVa
effectief gebleken in het reduceren van pesten op school (Kärnä,
Voeten, Little, Poskiparta,
Alanen et al., 2011; Kärnä, Voeten, Little, Poskiparta, Kaljonen et
al., 2011; Yang &
Salmivalli, 2015). Een voorbeeld van Fins onderzoek naar de
effectiviteit van KiVa is het
onderzoek van Kärnä, Voeten, Little, Poskiparta, Kaljonen et al.
(2011). Zij hebben 78
deelnemende scholen willekeurig verdeeld over een interventie- en
controleconditie. 8166
leerlingen (10 tot 12 jaar oud) hebben vragenlijsten ingevuld,
waaronder de Olweus
Bully/Victim vragenlijst. Voor het onderzoek werd er op drie
momenten gemeten: een
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 12
nulmeting voorafgaand aan de interventie, een tweede meting vier
maanden na de start van de
interventie en een derde meting negen maanden na de start van de
interventie. Uit de
resultaten komt naar voren dat leerlingen op KiVa-scholen bij zowel
de tweede als derde
meting minder vaak slachtoffer waren van pesten dan leerlingen op
de controlescholen.
Tijdens het derde meetmoment bleek ook dat leerlingen op
KiVa-scholen minder vaak
medeleerlingen pestten dan leerlingen op de controlescholen.
Daarnaast bleek, bij het tweede
meetmoment, dat leerlingen op KiVa-scholen slachtoffers van pesten
vaker verdedigden.
Hoewel dit effect tijdens het derde meetmoment niet meer zichtbaar
was, werd tijdens het
derde meetmoment wel gevonden dat leerlingen op KiVa-scholen minder
vaak pesters
steunen. Dit werd echter tijdens het tweede meetmoment nog niet
gevonden. Tot slot hadden
leerlingen van KiVa-scholen vaker een anti-pesthouding en toonden
meer empathie voor de
slachtoffers van pesten. Echter bleek dit effect niet langer
aanwezig tijdens het derde
meetmoment (Kärnä, Voeten, Little, Poskiparta, Kaljonen et al.,
2011). Ook uit vergelijkbaar
onderzoek bij leerlingen van zeven tot negen jaar oud blijkt KiVa
te leiden tot minder pesten
(Kärnä et al., 2013). Uit ander Fins onderzoek blijkt op basis van
zowel zelf- als peer-
rapportages dat KiVa effectief is in niet alleen het aantal pesters
en slachtoffers vermindert,
maar dat KiVa ook leidt tot een vermindering in
pester/slachtoffers. Hierbij bleek de
vermindering van de proportie pester/slachtoffers bovendien groter
dan de afname van pesters
en slachtoffers (Yang & Salmivalli, 2015).
Ook in Nederland is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van KiVa
(Veenstra,
2015). Hieruit blijkt dat KiVa ook in Nederland effectief is in het
terugdringen van
slachtofferschap van pesten. Wanneer gekeken wordt naar specifieke
vormen van pesten,
blijkt dat KiVa heeft gezorgd voor een afname in slachtofferschap
van verbaal en relationeel
pesten, maar niet van fysiek pesten (Veenstra, 2015). Hoewel in
Finland ook effecten werden
gevonden voor daderschap van pesten (Kärnä, Voeten, Little,
Poskiparta, Kaljonen et al.,
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 13
2011), bleek hier in Nederland nauwelijks een verschil tussen de
interventie- en
controlegroep (Veenstra, 2015).
Een andere interventie die zich naast de klas of school als geheel
ook op individuele
leerlingen richt is het Olweus Bullying Prevention Program (OBPP),
de eerst ontwikkelde
pestinterventie van de wereld. De algemene doelen van deze
interventie zijn het verminderen
van bestaande pestproblemen onder leerlingen, het voorkomen van
pesten in de toekomst en
het verbeteren van relaties met leeftijdgenoten (Limber, Olweus,
Wang, Masiello, & Breivik,
2018). Sinds de eerste implementatie van de interventie in
Noorwegen in 1983 is de
interventie in meerdere onderzoeken in Noorwegen effectief gebleken
(Olweus, 1993;
Olweus & Limber, 2010). Ook is de effectiviteit van het OBPP
onderzocht in de Verenigde
Staten, bijvoorbeeld door Limber et al (2018). Met behulp van
vragenlijsten onderzochten zij
bij 31.620 leerlingen van 210 Amerikaanse scholen of er een
verandering was in de
zelfrapportage van gepest worden en het pesten van andere
leerlingen na het invoeren van het
OBPP. Hierbij werd gebruik gemaakt van de Olweus Bullying
Questionnaire (OBQ), welke
op drie momenten werd afgenomen: een nulmeting voorafgaand aan
implementatie van het
OBPP, een jaar na implementatie en twee jaar na implementatie. Voor
klassen drie tot en met
zes (Nederlandse groep vijf tot en met acht) was er een
vermindering van slachtofferschap
van pesten en hierbij waren de effectgroottes groot tot erg groot.
Bovendien was er voor alle
leerjaren een afname in daderschap van pesten. Tot slot was er op
scholen waar het OBPP
werd ingezet meer empathie voor slachtoffers en waren leerlingen
minder vaak bereid om
deel te nemen aan pesten: de houding tegenover pesten was
negatiever op interventiescholen.
Echter bleek dat de interventie tot betere resultaten leidde onder
blanke leerlingen dan onder
leerlingen die zich identificeren als Latijns-Amerikaans of
Afro-Amerikaans (Limber et al.,
2018). Al met al biedt dit onderzoek van Limber et al. (2018) dus
onderbouwing voor de
effectiviteit van het OBPP, maar met name bij blanke leerlingen.
Hiernaast bleek uit
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 14
vervolgonderzoek van dezelfde onderzoekers bleek ook een verband
tussen de duur van het
OBPP en de effectiviteit: hoe langer de interventie werd
geïmplementeerd, hoe groter de
effecten (Limber et al., 2018).
Al met al lijken er meer aanwijzingen voor effectiviteit van
interventies die zich naast
de klas of school ook op individuele leerlingen richten dan voor
interventies die zich enkel op
de klas of school als geheel richten. Zowel KiVa als het OBPP
lijken effectief in het
verminderen van slachtofferschap van pesten. Ook wat betreft pesten
lijken beide interventies
effectief, al werd dit voor KiVa enkel in Fins onderzoek gevonden
en werd dit in Nederlands
onderzoek niet teruggevonden.
Interventies Gericht op Individuele Leerlingen
Tot slot zijn er interventies die zich enkel op specifieke
individuen richten. Voor deze
interventies worden bepaalde leerlingen geselecteerd die voldoen
aan het risicoprofiel voor
de interventie (Rigter, 2016). Een eerste interventie die zich
richt op specifieke individuen
richt, is het Lunch Buddy programma (Elledge, Cavell, Ogle, &
Newgent, 2010). In
onderzoek hiernaar door Elledge et al. (2010) werden 12
basisschoolleerlingen van vier
Amerikaanse basisscholen gekoppeld aan een individuele mentor. Deze
12 leerlingen waren
geselecteerd omdat uit zelfrapportage en rapportage door hun
leerkrachten bleek dat zij
gepest werden. De mentor kwam twee keer per week langs tijdens de
lunchpauze op school.
Er werd een vergelijking gemaakt tussen de 12 leerlingen in de
interventieconditie en de 24
leerlingen die dienden als controlegroep: 12 van deze
controleleerlingen zaten op dezelfde
scholen als de 12 leerlingen die de interventie ontvingen en de
andere 12 controleleerlingen
zaten op andere scholen. Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt
van drie bronnen voor
informatie over slachtofferschap van pesten: rapportage door
leeftijdsgenoten, zelfrapportage
en rapportage door de leerkracht. Enkel uit rapportage door
leeftijdgenoten is gebleken dat de
leerlingen die gekoppeld waren aan een mentor minder gepest werden.
Dit effect werd niet
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 15
gevonden vanuit zelfrapportage en rapportage door de leerkracht
(Elledge et al., 2010).
Slachtofferschap van pesten kan echter het beste worden onderzocht
vanuit rapportage door
de leerlingen zelf, gezien pesten een subjectieve ervaring is
(Orobio de Castro et al., 2018).
Bovendien werd slechts een afname van pesten zoals gerapporteerd
door leeftijdgenoten
gevonden wanneer het ging om de vergelijking tussen de leerlingen
met een mentor en
controleleerlingen van andere scholen: er was geen verschil met
medeleerlingen van dezelfde
school (Elledge et al., 2010). Uit het onderzoek van Elledge et al.
(2010) komen dus geen
sterke aanwijzingen voor de effectiviteit van het Lunch Buddy
programma naar voren.
Ander onderzoek naar interventies die zich specifiek op individuen
richten, is gedaan
naar een onderdeel van het Emotional Literacy Assessment and
Intervention Ages 7-11 Pack
(Knowler & Fredrickson, 2013). Dit is een interventie voor
pesters, waarbij in kleine groepjes
gewerkt wordt aan vaardigheden voor emotionele geletterdheid
gedurende een periode van 12
weken. Voor het onderzoek werden leerlingen van acht en negen jaar
geselecteerd die door
tenminste 10% van hun klasgenoten werden gerapporteerd als pester.
Er werd een groep van
22 leerlingen in de interventieconditie vergeleken met 23
leerlingen in de controleconditie.
Zowel voorafgaand aan implementatie van de interventie als na het
doorlopen van de
interventie werden vragenlijsten afgenomen. Bij leerlingen die ten
tijde van het eerste
meetmoment een lage score hadden voor emotionele geletterdheid was
een sterke afname in
pesten zichtbaar. Dit gold echter niet voor leerlingen die bij het
eerste meetmoment een hoge
score hadden voor emotionele geletterdheid: voor deze leerlingen
was de interventie niet
effectief (Knowler & Fredrickson, 2013). De interventie ter
verbetering van de emotionele
geletterdheid van pesters om pesten te voorkomen lijkt dus
voornamelijk effectief voor
pestende leerlingen die laag scoren op emotionele
geletterdheid.
Alles samengenomen lijkt er dus geen eenduidige evidentie voor de
effectiviteit van
interventies die zich enkel op specifieke individuen richten.
Enerzijds lijkt de interventie
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 16
gericht op slachtoffers van pesten, het Lunch Buddy programma, niet
tot een afname van
slachtofferschap te leiden indien gemeten met zelfrapportage,
terwijl dit de meest
betrouwbare methode is om slachtofferschap te onderzoeken. Hier
tegenover staat een
interventie gericht op het verbeteren van emotionele geletterdheid
van pesters om pesten te
verminderen. Deze is enkel effectief gebleken voor pesters met een
lage emotionele
geletterdheid voorafgaand aan de interventie.
Discussie
In huidig literatuuronderzoek is onderzocht in hoeverre
interventies kunnen bijdragen
aan het voorkomen en/of tegengaan van pesten op de basisschool. Dit
is onderzocht aan de
hand van drie deelvragen, waarbij gekeken werd naar interventies
die zich op de klas en/of
school als geheel richten, naar interventies die zich zowel op de
klas en/of school als geheel
richten als op individuele leerlingen en naar interventies die zich
enkel op specifieke
individuele leerlingen richten. Voor interventies die zich richten
op de klas en/of school als
geheel kon geen eenduidige conclusie getrokken worden. Daarnaast
lijkt er voor interventies
die zich richten tot individuele leerlingen geen duidelijke
evidentie voor de effectiviteit van
dit type interventies. Daarentegen lijken interventies die zich
zowel op de klas en/of school
als op individuele leerlingen richten wel effectief bij het
tegengaan van pesten op de
basisschool.
Voor het verklaren of interventies al dan niet effectief zouden
zijn in het tegengaan
van pesten waren drie mogelijke theorieën. Allereerst zou vanuit de
controletheorie van
Hirschi (1969) beredeneerd kunnen worden dat interventies voor de
klas en/of school als
geheel effectief kunnen zijn in het tegengaan van pesten.
Interventies die voor de klas als
geheel worden aangeboden blijken niet altijd effectief wanneer deze
op zichzelf staand
worden ingezet. Echter lijken interventies die ook op individuele
leerlingen gaan, naast de
klas en/of school als geheel, wel effectief bij het tegengaan van
pesten. Gezien deze positieve
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 17
aanwijzingen voor de effectiviteit van interventies die zich op de
klas en/of school als geheel
richten, kan mogelijk de controletheorie van Hirschi (1969) bij dit
type interventies van
toepassing zijn. Gezien bij deze interventies met de klas en/of
school als geheel wordt
gewerkt, leidt dit mogelijk tot meer onderlinge verbondenheid
tussen leerlingen. Als gevolg
van deze verbondenheid komt pestgedrag mogelijk minder vaak
voor.
Interventies die gericht zijn op individuele leerlingen lijken wel
effectief wanneer er
ook een combinatie is met een klassikale interventie, zoals
onderzocht bij de tweede
deelvraag. Wanneer gekeken wordt naar interventies die zich enkel
richten op individuele
leerlingen, zoals onderzocht met de derde deelvraag, lijkt er geen
duidelijk bewijs te zijn voor
de effectiviteit van dit type interventies. Hiermee is geen
duidelijke onderbouwing gevonden
voor de toepasbaarheid van het RNR-model van Andrews en Bonta
(2010) op interventies
voor pesten.
Een derde en laatste theoretisch kader wat mogelijk verklarend zou
kunnen zijn voor
het al dan niet effectief zijn van bepaalde typen pestinterventies
zijn de sociale representaties
die worden gebruikt om pesten te verklaren, waarbij de meest
voorkomende representatie is
dat pesten een reactie is op een afwijking (Thornberg, 2010). Voor
de toepasbaarheid van dit
theoretisch kader zijn wisselende resultaten gevonden. Enerzijds
lijken interventies die zich
zowel op de klas en/of school als geheel en op individuen richten
effectief, zoals onderzocht
met de tweede deelvraag. Hierbij worden individuele leerlingen dus
niet vaker slachtoffer van
pesten en dus is bij dit type interventies de effectiviteit niet
goed te verklaren vanuit het
theoretische kader van sociale representaties. Anderzijds lijkt er
geen sterk bewijs voor de
effectiviteit van interventies die zich enkel op individuele
leerlingen richten, zoals onderzocht
met de derde deelvraag in huidig onderzoek. Dit zou een
onderbouwing kunnen vormen voor
de toepasbaarheid van het theoretisch kader op de effectiviteit van
interventies tegen pesten.
Echter is in het onderzoek van Elledge et al. (2010) naar het Lunch
Buddy programma ook
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 18
onderzocht of de deelnemende leerlingen het als schadelijk
ervaarden om een mentor te
hebben. Hierbij is het mogelijk dat het afgezonderd worden voor een
interventie niet of
nauwelijks als schadelijk wordt ervaren door de leerlingen, maar
dat de leerlingen door
andere leerlingen wel worden gezien als afwijkend. Hierover zijn
echter geen
onderzoeksgegevens beschikbaar en daarom kan geen sluitende
conclusie worden geboden
betreffende de toepasbaarheid van het theoretisch kader van de
sociale representatie waarbij
pesten een reactie op een afwijking is.
Huidig literatuuronderzoek kent echter diverse beperkingen welke
mogelijk van
invloed zijn op de uitkomsten van het onderzoek. Zo zijn er
allereerst, met name voor
interventies die zich enkel op individuen richten bij het tegengaan
van pesten, weinig
onderzoeken beschikbaar. Hierbij zijn met name onderzoeken die
gebruik maken van een
experiment schaars. Desondanks is het gebruik van een experiment
belangrijk voor het
vergroten van de validiteit van de onderzoeksresultaten (Maruyama
& Ryan, 2014; Van
Yperen, Bijl, & Veerman, 2017). Een tweede beperking is dat de
onderzoeken naar
verschillende interventies tegen pesten allen een andere methode
volgen. Hierdoor zijn
onderzoeksresultaten van onderzoeken naar verschillende
interventies moeilijker met elkaar
te vergelijken. Dit verschil in methode bij het doen van
effectiviteitsonderzoek is mogelijk
van invloed geweest op de verschillen in onderzoeksresultaten
tussen twee
effectiviteitsonderzoeken naar de interventie Steps to Respect
(Brown et al., 2011; Frey et al.,
2005). Specifiek voor pestinterventies geldt bovendien dat het
fundament van (onderzoeken
naar) pestinterventies is gelegd in Scandinavische landen. Het
onderwijs op Scandinavische
scholen is van hoge kwaliteit en de leerkrachten zijn vaak goed
opgeleid. Dit is mogelijk van
invloed op de effectiviteit van interventies om pesten tegen te
gaan (Kärnä, Voeten, Little,
Poskiparta, Kaljonen et al., 2011; Smith). Bovendien verschilt de
effectiviteit van interventies
tussen landen en culturen (Sundell, Ferrer-Wreder, & Fraser,
2013) en hierom dient
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 19
voorzichtig omgegaan te worden met conclusies van
effectiviteitsonderzoeken uit andere
landen.
Naast beperkingen kent huidig onderzoek ook sterke kanten. Zo maken
de gebruikte
empirische studies voor huidig literatuuronderzoek veelal gebruik
van dezelfde definitie voor
het construct pesten. Dat de onderzoeken een op elkaar lijkende
definitie van pesten
aanhielden kwam de vergelijkbaarheid van de resultaten te goede.
Bovendien maken de
meeste gebruikte studies gebruik van een experimenteel design om de
effectiviteit van de
interventies te meten. Dit type onderzoeksdesign heeft meer
bewijskracht dan andere typen
designs voor effectiviteitsonderzoek (Van Yperen et al.,
2017).
Om meer duidelijkheid te krijgen omtrent de effectiviteit van de
verschillende typen
interventies om pesten tegen te gaan op basisscholen is meer
onderzoek nodig. Een eerste
aanbeveling voor vervolgonderzoek is het doen van meer onderzoek
naar interventies die zich
richten op individuen. Over de effectiviteit van dit type
interventies is nog niet veel bekend.
Bovendien is het van belang dat bij nieuw effectiviteitsonderzoek
naar pestinterventies
gebruik wordt gemaakt van zelfrapportage door leerlingen om
slachtofferschap van pesten te
meten. Leerlingen kunnen volgens Orobio de Castro et al. (2018) het
beste zelf aangeven of
zij slachtoffer zijn van pesten, gezien gepest worden een
subjectieve ervaring is. Om een
betere vergelijking tussen verschillende effectiviteitsonderzoeken
naar eenzelfde interventie
mogelijk te maken, is het bevorderlijk dat de meetmomenten voor
effectiviteit op hetzelfde
moment in het interventietraject worden geselecteerd. Deze
verschillen in methode zijn
mogelijk een verklaring voor de verschillende onderzoeksuitkomsten
bij de twee
effectiviteitsonderzoeken naar de interventie Steps to Respect
(Brown et al., 2011; Frey et al.,
2005). Uit onderzoek naar het OBPP blijkt ook dat de effecten van
de interventie steeds
groter worden wanneer de interventie langer ingezet wordt (Limber
et al., 2018). Onduidelijk
is of eenzelfde effect ook geldt bij andere interventies.
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 20
Gezien interventies die zich zowel op de klas en/of school als
geheel als op
individuele leerlingen richten het meest effectief lijken te zijn,
is het aanbevolen voor
basisscholen om interventies van dit type te kiezen wanneer zij een
preventieve interventie
willen inzetten om pesten tegen te gaan. Voorbeelden van dit type
interventies zijn KiVa en
het Olweus Bullying Prevention Program. Bovendien is het goed om
deze interventies voor
een langere periode in te zetten, gezien er indicaties zijn dat
interventies effectiever zijn
wanneer ze voor een langere periode worden ingezet.
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 21
Literatuur
Andrews, D.A., & Bonta, J. (2010). Rehabilitating criminal
justice policy and practice/
Psychology, Public Policy, and Law, 16(1), 39-55.
doi:10.1037/a0018362
Arsenault, L., Milne, B.J., Taylor, A., Adams, F., Delgrado, K.,
Caspi, A., & Moffitt, T.E.
(2008). Being bullied as an environmentally mediated contributing
factor to children’s
internalizing problems. Archives of Pediatrics & Adolescent
Medicine, 162(2), 145-
150. doi:10.1001/archpediatrics.2007.53
Brown, E.C., Low, S., Smith, B.H., Haggerty. K.P. (2011). Outcomes
from a school-
randomized controlled trial of Steps to Respect: A Bullying
Prevention Program.
School Psychology Review, 40(3), 423-443.
Cross, D., Monks, H., Hall, M., Shaw, T., Pintabona, Y., Erceg, E.,
… Lester, L. (2011).
Three-year results of the Friendly Schools whole-of-school
intervention on children’s
bullying behavior. British Educational Research Journal, 37(1),
105-129. doi:10.1080
/01411920903420024
De Haan, A.D., Prinzie, P., Dekovi, M. (2010). How and why children
change in aggression
and delinquency from childhood to adolescence: moderation of
overreactive parenting
by child personality. Journal of Child Psychology and Psychiatry,
51(6), 725-733.
doi:10.1111/j.1469-7610.2009.02192.x
Elledge, L. C., Cavell, T. A., Ogle, N. T., & Newgent, R. A.
(2010). School-based mentoring
as selective prevention for bullied children: A preliminary test.
Journal of Primary
Prevention, 31(3), 171-187. doi:10.1007/s10935-010-0215-7
Fisher, H.L., Moffitt, T.E., Houts, R.M., Belsky, D.W., Arsenault,
L., & Caspi, A. Bullying
victimization and risk of self harm in early adolescence:
longitudinal cohort study.
British Medical Journal, 344, e2683. doi:10.1136/bmj.e2683
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 22
Frey, K.S., Hirschtein, M.K., Snell, J.L., Van Schoiack Edstrom,
L., MacKenzie, E.P., &
Broderick, C.J. (2005). Reducing playground bullying and supporting
beliefs: An
experimental trial of the Steps to Respect program. Developmental
Psychology, 41(3),
479-491. doi:10.1037/0012-1649.41.3.479
Herrick, C. (2012). An investigation into the effectiveness of an
anti-bullying curriculum
(Doctoral thesis). Verkregen van
http://eprints.nottingham.ac.uk/28685/1/575078.pdf
Hirschi, T. (1969). Causes of Delinquency. Berkeley en Los Angeles:
University of California
Press.
Kärnä, A., Voeten, M., Little, T. D. Poskiparta, E., Alanen, E.,
& Salmivalli, C. (2011). Going
to scale: A nonrandomzed nationwide trial of the KiVa antibullying
program for
grades 1-9. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 79(6),
796-805.
doi:10.1037/a0025740
Kärnä, A., Voeten, M., Little, T. D., Alanen, E., Poskiparta, E.,
& Salmivalli, C. (2013).
Effectiveness of the KiVa antibullying program: Grades 1-3 and 7-9.
Journal of
Educational Psychology, 105(2), 535-551. doi:10.1037/a0030417
Kärnä, A., Voeten, M., Little, T. D., Poskiparta, E., Kaljonen, A.,
& Salmivalli, C. (2011). A
large-scale evaluation of the KiVa antibullying program: Grades
4-6. Child
Development, 82(1), 311-330.
doi:10.1111/j.1467-8624.2010.01557.x
Knowler, C. & Frederickson, N. (2013). Effects of an emotional
literacy intervention for
students identified with bullying behaviour. Educational
Psychology, 33(7), 862-883.
doi:10.1080/01443410.2013.785052
Lereya, S.T., Winsper, C., Heron, J., Lewis, G., Gunnell., D.,
Fisher, H.L., & Wolke, D.
(2013). Being bullied during childhood and the prospective pathways
to self-harm in
late adolescence. Journal of the American Academy of Child &
Adolescent Psychiatry,
52(6), 608-618.e2. doi:10.1016/j.jaac.2013.03.012
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 23
Limber, S. P., Olweus, D., Wang, W., Masiello, M., & Breivik,
K. (2018). Evaluation of the
Olweus Bullying Prevention Program: A large scale study of U.S.
students in grades
3-11. Journal of School Psychology, 69, 56-72.
doi:10.1016/j.jsp.2018.04.004
Low, S., Van Ryzin, M.J., Brown, E.C., Smith, B.H., & Haggerty,
K.P. (2014). Engagement
matters: Lessons from assessing classroom implementation of Steps
to Respect: A
Bullying Prevention Program over a one-year period. Prevention
Science, 15(2), 165-
176. doi:10.1007/s11121-012-0359-1
Maruyama, G., & Ryan, C. S. (2014). Research Methods in Social
Relations. Chichester:
John Wiley & Sons, Ltd.
https://www.nji.nl/Gedragsproblemen-Praktijk-Erkende-interventies
Olweus, D. (1993). Bullying at school: What we know and what we can
do. Oxford:
Blackwell Publishers.
Olweus, D., & Limber, S. P. (2010). The Olweus Bullying
Prevention Program:
Implementation and evaluation over two decades. In S. R. Jimerson,
S. M. Swearer, &
D. L. Espelage (red.), Handbook of bullying in schools: An
international perspective
(pp. 377-402). New York: Routledge.
Orobio de Castro, B., Mulder, S., Van der Ploeg, R., Onrust, S.,
Van den Berg, Y., Stolz, S.,
… Scholte, R. (2018). Wat werkt tegen pesten? Effectiviteit van
kansrijke
programma’s tegen pesten in de Nederlandse onderwijspraktijk.
Verkregen van:
https://www.uu.nl/onderzoek/watwerkttegenpesten
Reijntjes, A., Kamphuis, J. H., Prinzie, P., & Telch, M. J.
(2010). Peer victimization and
internalizing problems: in children: A meta-analysis of
longitudinal studies. Child
Abuse & Neglect, 34, 244-252.
doi:10.1016/j.chiabu.2009.07.009
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 24
Rigter, J. (2016). Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij
kinderen en jeugdigen.
Bussum: Coutinho.
Salmivalli, C. (2010). Bullying and the peer group: A review.
Aggression and violent
Behavior, 15, 112-120. doi:10.1016/j.avb.2009.08.007
Scholte, R., Nelen, W., De Wit, W., & Kroes, G. (2016). Sociale
veiligheid in en rond
scholen. Nijmegen: Praktikon B.V.
19 maart 2019 van
https://www.schoolenveiligheid.nl/po-vo/thema/polarisatie-
groeiend-wijzij-denken/
Sundell, K., Ferrer-Wreder, L., & Fraser, M. W. (2013). Going
global: A model for evaluating
empirically supported family-based interventions in new contexts.
Evaluation & the
Health Professions, 37(2), 203-230.
doi:10.1177/0163278712469813
Takizawa, R., Maughan, B., Arsenault, L. (2014). Adult health
outcomes of childhood
bullying victimization: Evidence from a five-decade longitudinal
British birth cohort.
The American Journal of Psychiatry, 171(7), 777-784.
doi:10.1176
/appi.ajp.2014.13101401
in Schools, 47(4), 311-327. doi:10.1002/pits.20472
Thornberg, R. (2015). School bullying as a collective action:
Stigma processes and identity
struggeling. Children & Society, 29(4), 310-320.
doi:10.1111/chso.12058
Van Yperen, T., Bijl, B., & Veerman, J. W. (2017). Verzamelen
van empirische aanwijzingen
voor effectiviteit. In T. van Yperen, J. W. Veerman, & B. Bijl
(red.), Zicht op
effectiviteit: Handboek voor resultaatgerichte ontwikkeling van
interventies in de
jeugdsector (pp. 267-303), Rotterdam: Lemniscaat.
EFFECTIVITEIT PESTINTERVENTIES OP DE BASISSCHOOL 25
Veenstra, R. (2015). Signaleren en tegengaan van pesten: het KiVa
antipestprogramma:
Eindrapportage voor Onderwijs Bewijs. Groningen: Rijksuniversiteit
Groningen.
Volk, A.A., Dane, A.V., & Marini, Z.A. (2014). What is
bullying? A theoretical redefinition.
Developmental Review, 34, 327-343.
doi:10.1016/j.dr.2014.09.001
Wang, J., Ianotti, R.J., & Nansel, T.R. (2009). School bullying
among adolescents in the
United States: Physical, verbal, relational, and cyber. Journal of
Adolescent Health,
45, 368-375. doi:10.1016/j.jadohealth.2009.03.021
Wolke, D., & Lareya, S.T. (2015). Long-term effects of
bullying. Archives of Diseases in
Childhood, 100(9), 879-885.
doi:10.1136/archdischild-2014-306667
Yang, A., & Salmivalli, C. (2015). Effectiveness of the KiVa
antibullying programme on
bully-victims, bullies and victims. Educational Research, 57(1),
80-90. doi:10.1080
/00131881.2014.983724
Zwierzynska, K., Wolke, D., & Lereya, T.S. (2013). Peer
victimization in childhood and
internalizing problems in adolescence: A prospective longitudinal
study. Journal of
Abnormal Child Psychology, 41(2), 309-323.
doi:10.1007/s10802-012-9678-8