Les 1 sociologie (versie van vorig jaar)

Post on 12-Jun-2015

119 views 1 download

description

Sociology - slides

Transcript of Les 1 sociologie (versie van vorig jaar)

SociologieDr. Orhan Ağırdağ

College 1 Inleiding + HS 1

Cursusmateriaal

Handboek: • Bracke et al. (2012)

Sociologie. Een hedendaagse inleiding. Academia Press.

• Te koop bij: Story-Scientia Sint-Kwintensberg 87, 9000 Gent, open ma. tot vrijd., 9-18u

Slides:• Beschikbaar op minerva

Overzicht te kennen hoofdstukken

1. Sociologie: Een eerste kennismaking2. Cultuur3. Sociale structuur4. Institutionalisatie en socialisatie5. Sociale controle en deviantie6. Sociale stratificatie7. Religie8. Sociale veranderingGeen deel van de leerstof: hoofdstukken 9 en 10

Ondersteuning

• Hulplijn: het monitoraat– Studiemethode (voorbereiding MC - examen)– Online test - curios– Proefexamen

• Fundamentele vragen? – Orhan.Agirdag@ugent.be

Examen• Multiple choice examen (duur = twee uur)• 40 vragen

– 20 situatieschetsen– 20 waar-vals-vragen

• 4 antwoordmogelijkheden per vraagtelkens 1 juist antwoordGISCORRECTIE– Juist = 3 ptn– Fout = -1 pt– Geen antwoord = 0 ptn

Voorbeeldvraag 1 (situatieschets)

In De Morgen van 21/11/2005 lazen we het volgende: – Het federale parket zal zich vanaf deze week

bezighouden met het onderzoek naar omkoping in het Belgische voetbal. Het lijkt er dus sterk op dat niet enkel Sint-Truiden, maar ook andere clubs bij de gokfraude betrokken zijn. Intussen maakte de sportkrant L'Equipe bekend dat er gesjoemeld zou zijn in de Franse eersteklassewedstrijd tussen Lyon en Metz, met een Belgische ex-profvoetballer als spilfiguur.

– Uiteraard zullen diegenen die voetbalfraude hebben gepleegd wel vervolgd worden en een gepaste straf krijgen.

Voorbeeldvraag 1 (situatieschets)

• Waarvan is de straf die ze zullen krijgen een voorbeeld?

• Analytisch gevolg• Innovatie• Synthetisch gevolg• Mores

Voorbeeldvraag 2 (waar-vals)

Welk van de volgende stellingen is WAAR?

• Durkheim stelt vast dat dieren net als mensen anomie kunnen ondervinden.

• In een meritocratie nemen mensen voornamelijk toegeschreven posities in.

• Bij omdat-motieven verloopt de voorbereiding onbewust. • Volgens het onderzoek van Margaret Mead zijn transities

zoals huwelijk en dood geen universele stresserende gebeurtenissen.

Basisprincipe

• INZICHT TOEPASSING!

• Vragen bestrijken de ganse cursus– Ook binnen elke vraag kunnen meerdere

hoofdstukken vertegenwoordigd zijn.

• DUS GEEN FOCUS OP:– Namen, data, precieze memorisatie van

definities van begrippen

Wat te kennen?• Namen altijd opgenomen samen met

begrip of theorie– NIET:

• “welke uitspraak klopt volgens Pareto”– WEL:

• “welke uitspraak klopt volgens Pareto’s elitetheorie”

– MAAR: • wel de absolute groten Durkheim, Weber, Marx• namen interessant om de leerstof aan op te

hangen…

Wat te kennen?

• Niet: hoofdstukken 9 en 10• Voor het overige: alles!

(dus ook wat niet in de les behandeld wordt)

• Grijze kaders (duiding) te kennen ‘slim leren’: de concepten zijn belangrijk

• Groene kaders (actua)– Hulpmiddel om kennis toepassen, zelf naar

voorbeelden zoeken bij studeren

Afspraken mbt de colleges

• Lessen beginnen stipt

• Eenmaal les begonnen of hervat, is het niet meer toegelaten de aula te betreden

• Indien vroeger vertrekken, bij een uitgang plaatsnemen

• Tegen storend gedrag zal worden opgetreden[artikel 48 OER — modaliteiten bij onderwijsactiviteiten]

Wat is sociologie?

[Hoofdstuk 1]

Persoon X

• Hoe heet h/zij?• Studeert h/zij?• Welke opvattingen houdt h/zij er op na?• Heeft h/zij een relatie? • Zal h/zij werk vinden?• Hoe lang zal h/zij leven?

Resultaat van persoonlijke keuzes?

Voorbeeld: Naamkeuze

Welke namen kiezen ouders voor hun kinderen?

Wat ze zelf mooi vinden?

Persoonlijke keuze?

ASO of BSO?Kevin

Maarten

Kimberly

Ahmet

Victor

Kenny

Isabelle

Tatjana

18%

32%

51%

Papa is fabrieksarbeider

ASO TSO BSO

71%

19%

10%

Papa is dokter, advocaat, manager

ASO TSO BSO

Voorbeeld:Opleidingsniveau en levensverwachting

Persoon X

• Hoe heet h/zij?• Studeert h/zij?• Welke opvattingen houdt h/zij er op na?• Heeft h/zij een relatie? • Zal h/zij werk vinden?• Hoe lang zal h/zij leven?

Resultaat van persoonlijke keuzes?

Vrije wil?

De sociologische verbeelding (1.2.)

De sociologische verbeelding

3 Elementen

1. Biografie

2. Sociale omgeving

3. Historische ontwikkeling

1. De biografie

Levensloop van een individu…kiezen van studierichting x

werken bij bedrijf y

vriend hebben in stad z

Vraagt om verklaringenWaarom vinden sommigen werk, anderen niet?

Waarom belanden sommigen in de gevangenis?

2. De sociale omgeving

Levensloop gekoppeld aan de samenleving

= geheel aan sociale relaties waarin mensen samenleven

Bv. familie, vrienden, arbeidsmarkt, vrijetijdsindustrie,

3. Historische ontwikkeling

Onze huidige samenleving is het resultaat van een historische ontwikkeling

Bv. industrialisatie, verstedelijking, democratisering onderwijs, emancipatie vrouwen, globalisering …

Continue sociale verandering

De Sociologische verbeelding

Individuele keuzes en gebeurtenissen (biografie)

Verklaren vanuit het geheel van sociale relaties (samenleving)

Samenleving heeft een specifieke historische oorsprong

“Aantal studenten sinologie verdubbeld” (DM)

Biografie Studiekeuze: Sinologie

Sociale omgeving • In gezin van herkomst is verder studeren de norm

• Grote vraag naar arbeidskrachten die Chinees kunnen spreken

Historische ontwikkeling

• Groeiende Chinese economie voorbije decennia

Vrije wil bestaat wel…

… maar de samenleving leidt de vrije wil in banen

-->Hoe is de samenleving opgebouwd?

Zienswijze sociologen

Van Gedrag tot Samenleving (1.3.)

InteractieSociaal

handelen

Handelen

GedragStructuur

Cultuur

Context

Bouwstenen van de samenleving

Gedrag (1.3.1)Iedere actie of reactie van het individu:

• Externe, objectieve component (waarneembaar)

• Interne, subjectieve component

Sociaal handelen (1.3.2)

Handelen = gedrag + doelgerichtheid

= betekenisvol gedrag

bvb. aula verlaten

Sociaal handelen = handelen + rekening houden met handeling van anderen

bvb. aula verlaten via deur waar minste volk staat

Types van sociaal handelen (Max Weber)

• Instrumenteel

• Waarde rationeel

• Affectief

• Traditioneel

• Reflexief

Instrumenteel rationeel handelen

• Actor wil doel bereiken …• Wil dat efficiënt doen• Moet rekening houden met:

• Condities: niet manipuleerbaar • Middelen: te wijzigen

Waarde rationeel handelen

• Handelen volgens (bindende) waarden

• Waarde = ethisch, esthetisch, religieus, ideologisch …

• Efficiëntie minder belangrijk dan waardevolle handeling

Affectief handelen

• Gedreven door emoties

≈ automatische, ongecontroleerde reactie

• Grensgeval tussen gedrag en handelen

(bvb.) passionele moord

Traditioneel handelen

• Gewoontehandelen• Geen individuele maar sociale gewoontes

= tradities• Verleden bepaalt toekomst• Vaak onbewust (!)

• Bewust + waardering = waarderationeel handelen

Bvb: huwelijk

Reflexief handelen

• Herdefiniëren van traditie reflexief handelen

• Reflexiviteit: disruptief (stop, denk en beslis) Reflecteren over eigen handelen van verleden

Voorbeeld koffie kopen

Typologie van sociaal handelen (Weber)

Instrumenteel rationeel handelen

Waarde rationeel handelen

Affectief handelen

Traditioneel handelen

Reflexief handelen

Denkproces

Interactie (1.3.3)

Sociaal handelen Y

Sociaal handelen X

Interactie

• Persoon A: handelt opdat iets zou gebeuren– doel bereiken– waarde realiseren– traditie volgen – emotie uiten

• Persoon B: reageert omdat persoon A iets deed

keten van sociale handelingen

= interactie

Vormen van interactie (1.3.4)

1. Conformiteit

2. Coöperatie of samenwerking

3. Conflict

4. Ruil

1. Conformiteit

• 2 aspecten:– Wederzijds akkoord over wat er in de

interactiesituatie zal gebeuren– Akkoord over hoe dit gebeurt

• Wanneer minstens 1 van de interactiepartners zich niet aan de afgesproken regels houdt deviantie of afwijking

Voorbeeld conformiteit

2. Samenwerking

• Actieve inspanningen van interactiepartner om iets te bereiken

• Akkoord om samen doel te bereiken

• Wederzijdse bereidheid tot samenwerking en navolgen afspraken

Voorbeeld samenwerking

3. Conflict

• Tegengestelde van samenwerking• Ten minste 2 partijen niet akkoord over hoe

interactie moet verlopen– Voorwerp conflict: verdeling schaarse middelen,

waarden, aanzien, macht …

• Ook productief– Nieuwe oplossingen (bv. nieuwe wetgeving)– Conflict met externe vijand

interne eenheid (groepscohesie)

Voorbeeld conflict

4. Ruil

• Economische <-> sociale ruil• Uitwisseling goederen én immateriële

zaken• Mensen doen iets voor een

ander, en verwachten iets terug Principe van wederkerigheid• Kosten en baten vaak ongelijk verdeeld

Voorbeeld ruil

Belangrijke opmerkingen

• Deze vormen verklaren vaak gewoonten

• Interacties maken geordend samenleven mogelijk

• Bijgevolg kernobject van de sociologie

• Sociologie: concrete interacties verklaren a.d.h.v. algemene vormkenmerken

Van interactie naar samenleving (stolling. 1.3.5)

CULTUUR

STRUCTUUR

INTERACTIE

= gedeelde opvattingen

= geheel van posities

• Ontwikkeling van cultuur: – Gedeelde betekenissen die mensen toekennen

aan het handelen en objecten in omgeving– Geformaliseerd in waarden, normen,

overtuigingen, wetten

Zie verder Hoofdstuk 2

• Ontwikkeling van structuur:– Geheel van posities die mensen innemen en de

vorm van interacties en relaties tussen actoren– Bv. arbeidsspecialisatie, delegeren

beslissingsmacht naar bepaalde actor, statusverschillen tussen mensen, …

Zie verder Hoofdstuk 3

Invloed samenleving op interactie

CULTUUR

STRUCTUUR

INTERACTIE

= gedeelde opvattingen

= geheel van posities

Van interacties naar samenleving

… en terug

• Dus: cultuur en structuur ontstaan en bestaan enkel omdat er onderliggende interacties zijn

• Niettemin zijn ze een realiteit waarmee we geconfronteerd worden en als individu weinig vat op hebben

• M.a.w.: de samenleving (cultuur + structuur) is op haar beurt een determinant van interactie en gedrag

Sociale orde vs. verandering

• Structuren en culturen bewegen pas na langdurige en massale ‘niet-conformistische’* handelingen

• Mechanisme van ‘stollen’ en ‘weer vloeibaar’ worden van structuur en cultuur via sociale interacties = vraagstuk van sociale orde vs. sociale verandering

Voorbeeld Arabische Lente

De ruimere context (1.3.6)• Sociologie: analyse van structurele en culturele

context bij het verklaren van interacties en gedrag

Maar context is ruimer dan dat …

1. Demografische factoren

– Primaire demografische factoren (vruchtbaarheid, sterfte, migratie)

– Secundaire demografische factoren (leeftijdsstructuur, bevolkingsdichtheid)

Voorbeeld: bevolkingspiramide

http://nl.wikipedia.org/wiki/Bevolkingspiramide

2. Ecologische factoren

– De natuurlijke omgeving: klimaat, natuurlijke begroeiing

– Cultuur/structuur passen zich aan (bv. herders in bergstreken)

• Vb. Siesta in warmere landen

De ruimere context

3. Materiële en technologische factoren

Gericht op beheersing omgeving en behoeftebevrediging

Transport en communicatie, ontwikkeling ICT

Bvb. Skype & Facebook voor sociale interactie

De ruimere context

Samenvattend …

• Sociologische verbeelding:– Biografie + Sociale omgeving + Historische

ontwikkeling

• Bouwstenen samenleving:– Sociaal handelen (5 types)– Sociale interactie (4 vormen)– Structuur, cultuur, ruimere context

De sociologie en haar aanverwante

disciplines (1.4.)

De sociologie en haar aanverwante disciplines

Specifieke benadering sociologie: 2 stelregels

1. Geen enkelvoudige verklaringen, maar algemene wetmatigheden

vgl. Geschiedenis, culturele antropologie:– Concrete gebondenheid tijd en ruimte

(bv. beschrijving leven en denken in historisch dorp of Afrikaanse cultuur)

– Focus op het specifieke en het unieke

De sociologie en haar aanverwante disciplines

2. Het sociale moet door het sociale verklaard worden

– Microsociologie• Studie van groepen en de interactie tussen individuen

Bv. kans dat iemand een diefstal pleegt onderzoeken in functie van aantal criminelen in vriendengroep

– Macrosociologie• Studie van grotere sociale eenheden (organisaties, landen, regio’s)

Bv. verband tussen mate van sociale ongelijkheid in een land, en criminiliteitscijfer

De sociologie en haar aanverwante disciplines

2. Het sociale moet door het sociale verklaard worden

« Biologie, psychologie: ‘intra-individuele’ benaderingen(gedrag ‘van binnen uit’ verklaren)

! Maar wel verweving studieobject Bv. leerprestaties, depressiviteit

=> subdisciplines op grens verschillende disciplines

Sociale psychologie

• Grensvlak sociologie en psychologie

• Studie van attitudevorming en -verandering– Attitude = houding tov anderen= wisselwerking intra- en inter-individuele

vb. Etnocentrisme: volgens de sociale contacttheorie leiden interetnische contacten tot een vermindering van etnische vooroordelen (interactie houding)

De sociobiologie

Gedrag en sociaal handelen bekijken vanuit een evolutionair tijdsperspectief:

–Resultaat van eeuwenlange aanpassing aan externe omgeving–Processen van genetische evolutie en natuurlijke selectie–Bv. Waarom is incest taboe?

Biosociale benadering

• Niet verwarren met sociobiologie!– Hier geen focus op evolutieleer

• Focus op de wisselwerking tussen biologische en sociale factoren

• Eerder dan evolutionaire adaptatie, aanname dat biologische processen aan de basis liggen van interactie

• Bv. echtscheiding en mannelijk testosteron

Sociologie als wetenschap

Sociologie als wetenschap

• 6 principes van ‘bewijsvoering’

• 2 soorten methoden– Kwantitatief– Kwalitatief

• De plaats van de socioloog in de samenleving

Basisregels bij de uitvoering sociologisch onderzoek (1.5)

• Wat maakt sociologie tot wetenschap?

1. Objectieve dataverzameling

2. Gebruik van concepten

3. Generalisatie

4. Empirisch materiaal

5. Cumulativiteit

6. Verifieerbare rapportering

1. Objectiviteit (1.5.1)

• Geldigheid is gedeelde geldigheid

– bevinding niet afhankelijk van de onderzoeker

– replicatie door andere onderzoekers mogelijk

• Typische sociologische begrippen en concepten

• ‘Mentale vangnetten’ die sociologen in staat stellen bepaalde aspecten uit de werkelijkheid te belichten

• Dagelijks taalgebruik: onzuiver– Bv. ‘migrant’

2. Concepten (1.5.2)

Voorbeeld concepten

• Cultureel Kapitaal(meten door: diploma, aantal boeken thuis, taalkennis).

• Economisch Kapitaal(meten door inkomen)

• Sociaal Kapitaal(meten door hoeveel connecties iemand heeft)

3. Generalisatie (1.5.3)

• Algemene regels ter verklaring sociaal leven meerdere situaties tegelijk verklaren

• ‘Theories of the middle range’: geen allesomvattende eengemaakte theorie

die het sociale leven kan verklaren(bv. evolutieleer vs. sociale contacttheorie)

4. Empirisch materiaal (1.5.4)

• Elke wetenschappelijk gemotiveerde uitspraak moet gebaseerd zijn op gegevens/data

• Primaire en secundaire gegevens

• Kwalitatieve en kwantitatieve gegevens

5. Cumulativiteit (1.5.5)

• Voortbouwen op resultaten van voorgaand onderzoek

• Wat is er nog niet onderzocht?

• Door middel van literatuuronderzoek– Overbodig onderzoek vermijden– Onderzoeksvraag verscherpen

6. Verifieerbare rapportering (1.5.6)

• Berichtgeving over onderzoek via wetenschappelijk artikel

• Gespecialiseerde tijdschriften–Peer review

Kwantitatief of kwalitatief? (1.6)

De kwantitatieve benadering:het positivisme

• 4 principes:– Kennis obv observatie– Causale verklaringen– Eenheid van wetenschappelijke methode– Strikte scheiding feiten en waarden

Statistische technieken

Kwantitatieve benadering

Vertrek: onderzoeksvraag

1. Theoretisch model (of meerdere)

2. Concepten Variabelen

Door operationaliseren

3. Causaal ordenen

Door tijd + theorie

4. Statistische analyse

Voorbeeld: zijn allochtone jongeren crimineler?

1. Twee theoretische modellen:

1. Etniciteit criminaliteit

(directe effect)

2. Etniciteit armoede criminaliteit

(indirect effect of schijneffect)

Voorbeeld: zijn allochtone jongeren crimineler?

2. Operationaliseren

CONCEPT OPERATIONALISEREN VARIABELE

Etniciteit Geboorteland grootouders Allochtoon / Autochtoon

Armoede Inkomen ouders Arm / Rijk

Criminaliteit Geregistreerde inbreuken op strafwet

Wel strafblad / Geen strafblad

Voorbeeld: zijn allochtone jongeren crimineler?

3. Causaal ordenen

Determinanten = verklarende variabelen = onafhankelijke variabelen

etniciteit

armoede

Uitkomst = te verklaren variabele = afhankelijke variabele

Criminaliteit

Voorbeeld: zijn allochtone jongeren crimineler?

4. Statistische analyse

Armoede

Etniciteit Criminaliteit

Samenhang ~ Covariantie Samenhang ~ Covariantie

De kwantitatieve benadering: het positivisme

• Algemene wetmatigheden?

– Herhaald testen

– Bijsturen model

De kwalitatieve benadering (1.6.2)

Alternatief: ‘Verstehende’ sociologie: Begrijpen van de betekenis van menselijk handelen

Motieven, argumentaties, … die zin geven in ons leven

Inzicht in interactieprocessen Grip krijgen op delicate onderwerpen/groepen

Vertrouwen winnen!!

Participerende observatie, diepte-interview, focusgroepen

De kwalitatieve benadering

Verschillen met positivisme:•Deductief inductief•Reductie complexiteit•Reïficatie interpretatie•Reflexiviteit, openheid

noodzakelijke aanvulling voor het positivistisch onderzoek

Becker (1963) Becoming a marihuana user.

Voorbeeld: Het leren roken van marihuana

De plaats van de socioloog in de maatschappij (1.7)

De plaats van de socioloog in de maatschappij

• Probleem

– Sociologen leven in de samenleving die ze bestuderen, ze maken er deel van uit

waarden, belangen, …

1. Eigen waarden?• Waarderingsvrij

– Resultaten niet beïnvloed door waarden onderzoeker

volgen van wetenschappelijke regels

• Waardegebondenheid– Waarden bepalen keuze van onderwerpen

2. Wiens brood men eet… … andermans waarden

• Financiering van onderzoek– Overheid– Wetenschappelijke comités– Industrie

• Toegang tot data

3. Toepassing resultaten?

• Onderscheid tussen theorie en praktijk?

Moet sociologie op basis van haar wetenschappelijke inzichten een leidende rol spelen in maatschappelijke verandering?

Verschillende opvattingen

Actieve rol in de maatschappij

Frankfurter Schule– Marcuse, Horkheimer, Adorno– maatschappelijk engagement– theorie van revolutie

Radical sociology (VS)

“Neutraal” = ten dienste van het status quo

Vandaag: 3 visies op ingrijpen• 1. Fundamenteel onderzoek

Sociologische problemen

Waarom is de kerk vandaag minder aantrekkelijk?

Vandaag: 3 visies op ingrijpen

2. Toegepast onderzoek

Sociale problemenBv. Armoede

beleids-interventie

Vandaag: 3 visies op ingrijpen

• 3. Klinische sociologie– Gericht op concrete interventie in individuele

cases

Echtscheiding en kinderen?

Kinderen ‘lijden’ niet indien: - contact beide ouders - goede relatie met beiden- geen loyaliteitsconflicten co-ouderschap

Op basis hiervan: counseling