Post on 12-Mar-2016
description
GOEDE PRESTATIES
DOOR GOEDE RELATIES
Beleidsnotitie door Reinoud van Uffelen
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
2
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
3
VOORAF Voor u ligt het document “Goede prestaties door goede relaties” In augustus 2013 ben ik begonnen als Programmamanager VSV voor de regio Noordoost-‐Brabant. Daarbij ga ik uit van mijn eigen kracht. Vanuit die regionale functie maar vooral vanuit mezelf heb ik natuurlijk ook heel goed gekeken naar het Koning Willem I College. De afgelopen maanden heb ik er voor gekozen geen vaste werkplek te hebben, maar overal in het college rond te kijken. Ik heb met alle afdelingsdirecteuren gesproken en ik ben regelmatig in de afdelingen geweest. Op sommige afdelingen mocht ik met het team in gesprek. Op andere afdelingen gaf de directeur aan daar geen behoefte aan te hebben. Al met al kan ik zeggen dat het een voorrecht is zo door de organisatie te mogen lopen. Ik ben veel enthousiaste mensen tegengekomen, maar liep soms ook tegen ingesleten patronen aan. Scholen kunnen nog veel doen om uitval te voorkomen en het Koning Willem I College dus ook. In deze notitie begin ik hoofdstuk 1 met een persoonlijke invalshoek. De tekst is aangescherpt door input van diverse mensen binnen en buiten een door Jeanette Noordijk geformeerde stuurgroep. Zonder namen te noemen bedank ik een ieder voor zijn of haar bijdrage. In hoofdstuk 2 leg ik de koppeling met het landelijke en regionale VSV-‐beleid. Hoofdstuk 3 bevat een sterkte/zwakte-‐analyse. In hoofdstuk 4 doe ik een aantal aanbevelingen. Hoofdstuk 5 is een persoonlijk jaarplan en Hoofdstuk 6 gaat over het geld. Reinoud van Uffelen, januari 2014
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
4
HOOFDSTUK 1: EEN PERSOONLIJKE INVALSHOEK In dit hoofdstuk zet ik mijn persoonlijke gedachten op papier. Waarnemingen, meningen en hersenspinsels lopen soms door elkaar heen. In de volgende hoofdstukken worden de gedachten verzakelijkt. BETROKKEN BEGELEIDING TIJDENS DE GEHELE STUDIELOOPBAAN VSV-‐beleid staat in mijn ogen niet op zich maar zou een integraal onderdeel van ons collegebeleid moeten zijn. Op ons college staat de leerling centraal en die leerling verdient kansen en tweede kansen. Alles draait daarbij om betrokken begeleiding en tijd en aandacht voor leerlingen tijdens de gehele studieloopbaan. Daarbij gaan we ondermeer uit van een loopbaandialoog. DE LOOPBAANDIALOOG “Het voeren van begeleidingsgesprekken waarin met en niet tegen de lerende wordt gesproken over de sterke kanten, de waarden en het toekomstbeeld van de lerende, draagt bij aan een actieve loopbaanontwikkeling, een betere leermotivatie en meer passende keuzes van de lerenden” (Meijers, Kuijpers & Bakker, 2006). VISIE OP LOB VSV-‐beleid moet passen binnen onze LOB-‐visie. “Onze verantwoordelijkheid start niet pas bij de instroom en eindigt niet bij de diplomering. Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) is een actief, ervaringsgericht proces, dat een belangrijke bijdrage levert aan deze instroom, doorstroom en uitstroom èn talentontwikkeling binnen het onderwijs en richting de arbeidsmarkt. Het gaat hierbij om het sturing geven door de student aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs dat aansluit op zijn/haar eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven.”(Visie op loopbaanoriëntatie-‐ en begeleiding, KW1C, 2013)
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
5
VISIE OP ZORG Onze visie op zorg staat in ons Zorgbeleid: “De begeleiding en zorg binnen het Koning Willem I College is al in belangrijke mate in de onderwijsorganisatie geïntegreerd. Passend onderwijs vraagt een andere manier van kijken naar begeleidings-‐ en zorgvragen. Deze is het beste samen te vatten als minder problematiserend, meer faciliterend, minder curatief, meer preventief. Minder stigmatiserend, meer emanciperend, minder uniform, meer differentiërend.” (KW1C, augustus 2013) Vanaf 2014-‐2015 is er op iedere afdeling een zorgcoach. Ook komen de medewerkers van het ZAT vaker op de afdelingen. VSV-‐beleid dient goed afgestemd te worden met bovengenoemd zorgbeleid. Het KW1C heeft geen overkoepelend digitaal begeleidingsinstrument en dat zou er wel moeten zijn! VOORLICHTING Integraal VSV-‐beleid begint bij het begin en dus bij een goede objectieve voorlichting. Juist bij voorlichtingsmomenten dient er ruimte te zijn voor de dialoog met potentiele leerlingen. Behalve de centrale voorlichtingsmomenten zoals de jaarlijkse Open Dag, worden er ook door afdelingen voorlichtings-‐ en kennismakingsdagen georganiseerd voor aspirant-‐studenten. Daarin gaat de ene afdeling verder dan de andere. Dit is allemaal nog voorlichting en is bedoeld om de student een goed onderbouwde keuze te laten maken. AANMELDING De aanmelding van de leerling is een belangrijk moment voor ons college. (Het succes van) de leerling is immers de reden van ons bestaan. De tijd tussen aanmelding en inschrijving dient zo kort mogelijk te zijn. Alle activiteiten van het College en van afzonderlijke afdelingen dienen er op gericht te zijn de aanmelding zo vroeg mogelijk te laten plaatsvinden, zonder een sluitingsdatum te noemen. Het noemen van een uiterste datum kan ons leerlingen kosten. Er moet kritisch gekeken worden naar de problematiek van late aanmelders en hoe we de gemaakte keuzes kunnen verzakelijken. Late aanmelders zien we vooral op Niveau 1, op Niveau 2 en op bepaalde opleidingen van Niveau 3 en 4.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
6
INTAKE/PLAATSING/DEFINITIEVE INSCHRIJVING Uitgangspunt van een intake moet zijn dat de juiste leerlingen op de juiste opleiding komen en dat de leerling met het juiste beroepsbeeld aan een opleiding begint. Volgens Focus op Vakmanschap dient een leerling in te stromen in het hoogst mogelijke niveau. De formele intake en plaatsing loopt via het SSC. De beslissing of de leerling wettelijk toelaatbaar is of niet, ligt dus bij het SSC. (De enige uitzondering hierop vormen de opleidingen voor defensie en de politie omdat daarover afspraken zijn gemaakt met defensie en politie) BEGELEIDING IN HET EERSTE JAAR Loopbaanbegeleiding in het eerste leerjaar dient er mede op gericht te zijn leerlingen te begeleiden naar het tweede leerjaar van hun opleiding, dan wel naar het beëindigen van hun huidige opleiding en het doorstromen naar een nieuwe opleiding binnen of buiten ons college. Het studiepuntensysteem en een eventueel (bindend) studieadvies is ondersteunend. Natuurlijk zullen er incidenteel ook ouderejaars uitvallen, maar het streven moet zijn dat iedereen die door gaat naar het tweede leerjaar ook de eindstreep of als het echt niet anders kan, een eindstreep haalt.
OUDERBETROKKENHEID Ouderbetrokkenheid speelt een cruciale rol als het gaat om het begeleiden van leerlingen. Activiteiten van het college dienen er op gericht te zijn alle ouders in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken bij de loopbaan van hun zoon of dochter. Hierdoor verbeter je de samenwerking op het moment dat er problemen ontstaan of zijn. Het is daarnaast belangrijk ouders aanleiding te geven trots te zijn op hun kind. Ook moeten we als school aandacht geven aan datgene wat goed gaat bij het kind. Hiermee geef je als school voeding aan het gesprek tussen ouders en het kind thuis.
Extra zorg en begeleiding kost tijd en vereist een veilig pedagogisch klimaat en heldere onderwijsstructuur.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
7
VERZUIM Verzuim is vaak een voorbode van uitval. Ongeoorloofd verzuim dient op tijd gemeld te worden. Bij alle afdelingen. Ondersteunend hier aan zal het Koning Willem I College zijn aanwezigheidsregistratie moeten ombouwen naar een afwezigheidsregistratie. Dit is een complex vraagstuk en vraagt om roosters die op orde zijn op alle afdelingen. Betrokken begeleiders die melden zouden geen eigen schaduwadministratie hoeven te voeren. Bij twijfelachtig ziekteverzuim dient de afdelingsdirecteur het gesprek aan te gaan met leerling en ouders. Afdelingen moeten voldoen aan de wettelijke verplichting te melden. SPECIFIEKE MAATREGELEN OP NIVEAU 3 EN 4 Er moet goed gekeken worden naar afstroommogelijkheden voor leerlingen die het niet redden op het niveau waarop ze binnenkomen. Het streven is en blijft dat leerlingen die het tweede leerjaar halen ook de eindstreep of een eindstreep gaan halen. Door Governance & Control is er inmiddels gekeken naar de opleidingenportefeuille. Er moet goed gekeken worden naar extra instroom-‐ en afstroommogelijkheden op Niveau 3. DE SUCCESKLAS De Succesklas is een belangrijk instrument als het gaat om het blootleggen van de achterliggende problematiek bij uitval van N3 en N4-‐leerlingen. De Succesklas werkt samen met de studieadviseurs op het SSC. Zij verwijzen leerlingen naar de Succesklas. Wie komen er in aanmerking voor de Succesklas?
Leerlingen (niveau 3 en 4) van het Koning Willem I College, die op zoek zijn naar een nieuwe opleiding.
Leerlingen (niveau 3 en 4) van het Koning Willem I College die vastlopen in hun opleiding vanwege persoonlijke, psychische of sociale problemen en die een time-‐out kunnen gebruiken om zaken op een rijtje te krijgen.
Het traject van de Succesklas duurt zes tot acht weken. In die periode werken leerlingen onder persoonlijke begeleiding, aan de keuze van een nieuwe opleiding of aan een terugkeer naar hun huidige opleiding en in ieder geval aan het verbeteren van hun persoonlijke situatie.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
8
Dat doen ze d.m.v. testen, spellen, gesprekken, opleidingsinformatie en snuffelstages. Daarbij staan hun positieve eigenschappen en kwaliteiten centraal.
STARTKLASSEN Het fenomeen startklas is een curatieve maatregel. De Startklassen zouden een laatste redmiddel kunnen zijn als het gaat om afstroom. Hierbij moet voldaan worden aan wet-‐ en regelgeving. Een startklas geeft de leerling de kans uit te stromen met een N2-‐diploma. Er zijn 3 startklassen mogelijk. Een Startklas Telefonist/Receptionist is een mogelijkheid voor leerlingen van veel verschillende afdelingen. Stages zijn vaak maatschappelijk georiënteerd en dienen te voldoen aan een ECABO-‐erkenning. Een mogelijke Startklas DTP is specifiek bedoeld voor afstromers van de afdelingen MAP, ICT, M&C en mogelijk BAM. De erkende stage kan via een eigen werkbedrijf. In schooljaar 2013-‐2014 start deze niet. Een mogelijke Startklas Facilitair zou in samenwerking met Kloosterhotel “de Soete Moeder” kunnen worden opgezet. SPECIFIEKE MAATREGELEN OP NIVEAU 2 Maatregelen op het KMVO dienen er op gericht te zijn leerlingen te begeleiden volgens een aanpak die gericht is op het behoud van schoolse vaardigheden en behoud van schoolvoortgang. Afstroom is immers niet mogelijk. Er zal interactie moeten zijn tussen de N2-‐opleidingen op het KMVO en andere N2-‐opleidingen. De problematiek van late aanmelders speelt vooral op niveau 2 en hierbij zouden de diverse afdelingen samen op kunnen trekken. Op niveau 2 zou er meer ruimte kunnen zijn waarmee recht gedaan wordt aan de individualiteit en eigenheid van leerlingen. Tijd en aandacht voor leerlingen is (ook) hier heel belangrijk.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
9
SPECIFIEKE MAATREGELEN OP NIVEAU 1 Maatregelen op niveau 1 dienen er op gericht te zijn leerlingen te begeleiden naar een N2-‐opleiding, dan wel naar werk voor minimaal 12 uur per week. Leerlingen die gestart zijn in een reguliere niveau 1 opleiding kunnen door tal van redenen tijdelijk of structureel uitvallen. Leerlingen hebben zodanige leer of gedragsstoornissen dat zij(tijdelijk of structureel) niet kunnen functioneren binnen een reguliere groep. Ook zijn er leerlingen met meer capaciteiten dan de gemiddelde niveau 1 leerlingen waardoor zij onvoldoende lesstof uitdaging hebben in het huidige niveau 1 programma. Deze diverse problematiek vereist een individuele benadering waarvoor tijd en ruimte nodig. Momenteel is vanuit de VSV-‐maatregelen gekozen voor een coachklas. Vorm en opzet worden verder ontwikkeld. SPECIFIEKE AANDACHT VOOR TECHNIEK Maatregelen in de techniek dienen er op gericht te zijn leerlingen die dreigen uit te vallen goed en efficiënt te begeleiden naar een startkwalificatie en meer dan dat. De ontwikkelingen binnen het techniekonderwijs laten zich samen vatten onder de noemer “Breed waar het kan, smal waar het moet”. Een project als “de techniekmakelaar” is er ook op gericht leerlingen volgens onze LOB-‐visie te begeleiden naar een nieuwe opleiding. SPECIFIEKE AANDACHT VOOR ZORG EN WELZIJN De afdeling Verpleging en Verzorging is een zeer goed scorende afdeling als het gaat om VSV. Dat komt ook door de aanwezigheid op de afdeling van een support-‐klas en door de goede afstroommogelijkheden. De afstroommogelijkheid naar N2 staat echter onder druk, omdat het werkveld geen N2-‐leerlingen meer vraagt. SPECIFIEKE MAATREGELEN PER AFDELING Op basis van de cijfers van 2012-‐2013 kan er een korte analyse per afdeling gemaakt worden. De uitval op bepaalde afdelingen kan specifieke maatregelen vragen. Ook de analyse van de opleidingenportefeuille kan hier om vragen.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
10
KENNISDELING Ook op het KW1C moet er intern aan kennisdeling gedaan worden. Ik heb inmiddels in diverse teamvergaderingen een presentatie mogen geven. Ik wil in het voorjaar een expertisemeeting organiseren en een handboekje uitbrengen. De inmiddels door mij geïntroduceerde regionale nieuwssite www.aanvalopschooluitval-‐regio36.nl kan uiteraard ook intern op ons college ingezet worden. STUREN OP CIJFERS Scholen worden gestuurd op cijfers volgens wettelijke normen. Daarbij blijven de normen in het VO gelijk en worden de normen in het MBO aangescherpt. (zie bijlage 1).Het KW1C dient dit te vertalen op afdelingsniveau. Per afdeling dient op basis van het leerlingenaantal van 1 oktober 2013 de ambitie voor dit schooljaar geformuleerd te worden. Dit gebeurt in de jaarplannen. Het is belangrijk om transparant te zijn naar elkaar. (Zie bijlage 2). Daarbij gaat het niet om benchmarking. Op N3/N4 dienen we als college te voldoen aan de norm van 2,75%. Dat betekent dus niet dat iedere afzonderlijke afdeling hier aan zal voldoen. Het is duidelijk dat het voor sommige afdelingen moeilijker zal zijn de norm te halen dan voor andere afdelingen. Afdelingen die nu al heel goed scoren kunnen niet achterover leunen. We hebben die goede scores als college nodig om samen de norm te halen.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
11
EXIT-‐PROCEDURE Sommige leerlingen redden het niet op hun opleiding bij het KW1C. Als leerlingen het KW1C verlaten zonder startkwalificatie dient er een juiste exitprocedure te worden gevolgd. De exitprocedure dient er op gericht te zijn leerlingen die het college verlaten ergens anders een doorstart te laten maken. Volgens de huidige regels kan een exit-‐gesprek gevoerd worden door de studie-‐adviseur en/of de afdelingsdirecteur. Door dat er en/of staat gaat dat nu soms niet goed. Afdelingsdirecteuren geven nu vaak aan dat ze het niet eens zijn met de gekozen reden. Er moet kritisch gekeken worden naar de huidige uitschrijfredenen. Het exitgesprek zou plaats moeten vinden op de afdeling door de afdelingsdirecteur. De afdelingsdirecteur draagt het dossier over aan de studieadviseur. De studieadviseur verricht de definitieve uitschrijving. De afdelingsdirecteur bepaalt in overleg met de studieadviseur of er ook nog een daadwerkelijk gesprek moet volgen met de studieadviseur. Er kan ook gekozen worden voor een gezamenlijk exit-‐gesprek. De studieadviseur dient bij de daadwerkelijke uitschrijving te inventariseren of alle juiste stappen op het KW1C zijn genomen. De leerlingen die zonder startkwalificatie worden uitgeschreven verschijnen maandelijks in de DUO-‐rapportage. Sinds 1 oktober zijn dat inmiddels alweer 39 leerlingen. Deze leerlingen zijn potentiële VSV-‐ers. Als ze namelijk op 1 oktober weer ergens staan ingeschreven zijn ze geen VSV-‐er. Daarom worden deze leerlingen nog maandelijks gemeld bij de diverse gemeenten. SAMENWERKING MET HET VO EN ANDERE MBO’S Uitgangspunt moet zijn dat we samen verantwoordelijk zijn om jongeren kansen en tweede kansen te bieden. Er moet specifiek gekeken worden naar de instroom vanuit het HAVO. In die zin zou ook onze Succesklas weer een rol voor HAVO4-‐leerlingen vervullen, maar alleen na 1 maart en onder bepaalde voorwaarden. Tegelijkertijd gaan we het debat aan met het VO over de HAVO-‐instroom. Hier moet lokaal en regionaal nog goed naar gekeken worden.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
12
SAMENWERKING MET GEMEENTES Het Koning Willem I College werkt intensief samen met de gemeente ’s-‐Hertogenbosch en een aantal omliggende gemeentes. Het is belangrijk te blijven investeren in een goede relatie met de gemeente ’s-‐Hertogenbosch en omliggende gemeentes. INZET VAN LEERLINGEN EN OUD-‐LEERLINGEN Bij VSV-‐maatregelen kun je gebruik maken van leerlingen en oud-‐leerlingen die ooit VSV-‐er waren of dreigden te worden. Landelijks zijn er een aantal projecten waarbij dit structureel gebeurt. Bij ons is er geen sprake van een structurele aanpak op dit gebied. TOT ZOVER Ruim 8 pagina’s vol persoonlijke waarnemingen, stellingen, meningen en gedachtenspinsels. Nu door naar hoofdstuk 2.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
13
HOOFDSTUK 2: LANDELIJK EN REGIONAAL BELEID LANDELIJK BELEID Landelijk zijn we goed op weg in de strijd tegen schooluitval. “Het aantal jongeren dat de school verlaat zonder startkwalificatie is in tien jaar gehalveerd: van 5,5% in 2002 naar 2,7% in 2012. Door toewijding en gezamenlijke inspanningen van alle partijen is dit resultaat bereikt. Ons streven is dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie behalen. We zetten daarom in op een verdere verlaging van de schooluitval: in 2016 maximaal 25.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters. Deze doelstelling is eerder geformuleerd door het kabinet Rutte I. De uitdaging voor de komende jaren is vasthouden en doorgaan. Succes van jaar op jaar is niet vanzelfsprekend. Maar als alle 39 RMC-‐regio’s, 69 instellingen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en alle scholen in het voortgezet onderwijs (vo) zich blijven inspannen en de dalende trend in dit tempo doorzet, is de doelstelling haalbaar.” (brief aan de tweede kamer 12 februari 2013) Bij mijn start in augustus 2013 viel me al snel op dat er op het KW1C en in onze regio veel goede dingen gebeuren. Ik constateerde echter ook dat er vaak nog fragmentarisch te werk wordt gegaan. Vanuit het ministerie had Monaim Benrida mij nadrukkelijk gezegd mijzelf geen Projectleider te noemen maar programmamanager. Onderstaande citaat uit bovengenoemde kamerbrief verklaart waarom. “Terugdringen van schooluitval is geen project met een begin en een eind. Het vergt een structurele verbetering van de kwaliteit van het onderwijs: van primair onderwijs tot en met middelbaar beroepsonderwijs. De doelstelling is ambitieus, maar haalbaar. We streven het doel na om jongeren een betere positie te geven op de arbeidsmarkt en voldoende kansen op succesvolle participatie in de maatschappij. Iedere jongere telt.” BEKOSTIGING IN DRIE DELEN De bekostiging vanuit het ministerie voor de strijd tegen schooluitval bestaat uit 3 componenten. (zie bijlage 3, 4 en 5) Een vaste voet per school op basis van het leerlingenaantal Een prestatiebeloning per school op basis van streefpercentages per schooljaar Een regionale subsidie die bedoeld is als aanjaagmiddel
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
14
DE REGIONALE SUBSIDIE: EEN AANJAAGMIDDEL Als Programmamanager beheer ik de regionale subsidiegelden voor regio 36, waarbij er ook een Programmamanager is voor regio 36B. Daarbij leg ik verantwoording af aan het bestuur waar namens het KW1C Cor van Gerven in zit en namens de gemeentes ’s-‐Hertogenbosch en Oss de wethouders Jeroen Weyers en René Peters. Ik zie het als mijn taak kennis te delen, verbindingen tot stand te brengen, met elkaar te praten over de inhoud en dan pas over het geld ter ondersteuning van die inhoud. Mijn belangrijkste taak is het integreren van het Programma van Maatregelen in het regulier proces. Het moet niet gaan om losse projecten maar over een eenduidig programma! 5 MAATREGELEN De huidige projecten in de regio zijn op basis van een gedegen regio-‐analyse gegroepeerd volgens 5 thema's. 1. Toezicht en handhaving: geld gaat naar gemeenten 2. Loopbaanoriëntatie en loopbaanleren: geld gaat naar het VO en MBO 3. Bevorderen van een positieve doorstroom: geld gaat naar het MBO 4. Voorkomen uitval MBO Niveau 3 en 4: geld gaat naar het MBO 5. Plusvoorziening: geld gaat naar het VO en MBO De regionale gelden zijn verdeeld over de diverse scholen volgens een meerjarenbegroting. In bijlage 3 de bedragen die voor het KW1C van toepassing zijn uit die meerjarenbegroting. MAATREGEL 1 De gelden uit maatregel 1 gaan niet naar de scholen, maar naar de gemeenten. Zij zetten hierbij in op de aanpak verzuim 18+ alsmede op het zogenaamde outreachend RMC. Als Programmamanager zie ik het als mijn taak ook de gemeenten te sturen op cijfers. Dat gebeurde in het verleden niet!
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
15
MAATREGEL 2A De gelden uit maatregel 2A gaan voor 75% naar het VO. De gelden in de regio 36A gaan op dit moment naar een drietal projecten waarbij talentontwikkeling centraal staat. De gelden voor ons college zijn beperkt. Er gebeurt heel veel op het gebied van LOB in ons college en daar zijn ook weer andere gelden voor beschikbaar, maar wat er gebeurd lijkt gefragmenteerd en niet altijd even goed op elkaar afgestemd. Exacte besteding van deze gelden staan voor mij ter discussie. Het sectorwerkstuk verdient mijn speciale aandacht. Gaat het hier wel om de vraag “wie ben ik?” en is er sprake van talentontwikkeling? MAATREGEL 2B De gelden uit maatregel 2B zijn specifiek bestemd voor loopbaanleren voor BBL-‐2 leerlingen en de entreeopleidingen. Op ons college zijn pas in het najaar 2013 de eerste projecten opgestart. Ze verdienen mijn aandacht en monitoring. MAATREGEL 3 De gelden uit maatregel 3 zijn bestemd voor het bevorderen van een positieve doorstroom. In het verleden gingen de gelden in regio 36A en 36B naar twee afzonderlijke regionale systemen: “VSV-‐manager” in 36A en “Stick Together” in 36B. In de twee subregio’s zijn de VMBO-‐decanen tevreden over deze systemen en ik stop geen energie in het technisch bij elkaar brengen van de systemen. Daar is in het verleden al teveel geld aan gespendeerd. Systemen zijn nooit een doel op zich, maar dienen een doel. Het doel dat leerlingen zich eerder aanmelden, dat decanen zich meer betrokken voelen en dat het fenomeen VSV ook in het VMBO is gaan leven is voor een groot gedeelte bereikt. Er vallen nog wel leerlingen uit bij de overstap VMBO-‐MBO, maar het aantal is nihil en de leerlingen die het niet redden zijn in beeld. Het is binnen deze maatregel belangrijk om nu te focussen op de overstap HAVO4-‐MBO, op de overstap MBO-‐MBO, maar ook bijvoorbeeld intern op de overstap N1-‐N2 die nu niet goed gaat.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
16
Daarnaast is het belangrijk te blijven investeren in een goede overdracht van leerlingen. Het kan niet zo zijn dat door allerlei mooie projecten de fysieke doorstroom geregeld is, maar dat de leerlingen vervolgens in het MBO uitvallen, omdat er geen goede warme overdracht is geweest. Inmiddels is afgesproken met ROC de Leijgraaf dat de gelden in maatregel 3 niet meer naar die afzonderlijke projecten gaan, maar wel dat er samen goed gekeken wordt naar de ontwikkeling van een digitaal doorstroomdossier. MAATREGEL 4 Maatregel 4 gaat specifiek over de uitval op MBO 3 en MBO 4. Het afgelopen jaar gingen deze gelden in zijn geheel naar een aantal (goede) curatieve projecten. De Succesklas bestaat al sinds 2006 en er zitten jaarlijks zo’n 150 leerlingen die uit zijn gevallen op hun N3 of N4 opleiding. Er wordt gewerkt met de methodiek van het “Innerlijk Kompas”. Van de 50 leerlingen die in schooljaar 2012/2013 in de Startklas Telefonist/Receptionist zaten, haalden 35 een diploma en daarmee een startkwalificatie. 1, leerling werd VSV-‐er, 14 leerlingen haalden hun diploma niet, maar zijn (nog) geen VSV-‐er. Er is onderzoek gedaan naar een Startklas DTP, maar na consultatie van G&C hebben de betreffende afdelingsdirecteuren besloten dit jaar niet door te gaan met een dergelijke startklas. Het fenomeen Startklas blijft onze aandacht verdienen. Wet-‐ en regelgeving zijn leidend. De Succesklas (sinds 2006) en de Startklas (sinds 2011) zijn inmiddels ingedaald in de organisatie. Momenteel is hier 3,0 FTE mee gemoeid. De Succesklas en Startklas vallen momenteel onder de afdeling KMVO. Ik heb het CvB voorgesteld de formatie van de Succesklas en de Startklas in zijn geheel uit de regionale middelen te halen en vanaf nu alleen in te zetten op preventie.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
17
MAATREGEL 5 Maatregel 5 verdient onze speciale aandacht. Het gaat hier om de zogenaamde plusvoorziening. We praten dan over een voorziening die bestaat uit een gecombineerd programma van onderwijs leidend naar het behalen van een startkwalificatie, zorg, hulpverlening en waar nodig arbeidstoeleiding, dat wordt aangeboden aan jongeren van 12 tot 23 jaar, die zodanig ernstige problemen ondervinden op het gebied van financiën, gezondheid, huisvesting, sociale omgeving of maatschappelijk functioneren dat zij de onderwijsinstelling zonder diploma dreigen te verlaten. In regio 36B worden de gelden voor VO en MBO samengevoegd en is er sprake van een Multidisciplinair Team. In regio 36A zijn de gelden verdeeld. De gelden voor het MBO worden verdeeld over het KW1C, Helicon en Sint Lucas, de gelden voor het VO gaan naar Samenwerkingsverband de Meierij. Er is geen inhoudelijke samenwerking. Ik heb me daar de afgelopen maanden over verbaasd en me oprecht afgevraagd of VO en MBO hier niet beter moeten samenwerken. Inmiddels ben ik tot de conclusie gekomen dat een gemeenschappelijke plusvoorziening er nu niet in zit. Dit geeft het KW1C de mogelijkheid om zich intern te beraden over de besteding van de gelden. In 2012/2013 werd er ingezet op het project “Supermentor” i.s.m. welzijnsorganisatie Divers en op het project “Focus” specifiek voor Niveau 2-‐leerlingen. Beide projecten kunnen effectief zijn, maar de vraag is gerechtvaardigd of de juiste jongeren worden bereikt. De projecten bestrijken maar 5 van de onderwijsafdelingen op ons college. Onderzocht moet worden of een multidisciplinair team binnen het KW1C kans van slagen heeft. Eventueel zou samenwerking met Sint Lucas en/of Helicon gezocht kunnen worden. DE TOEKOMST: KWALITEITSAFSPRAKEN Het regionale convenant eindigt dan misschien in 2015. Ook daarna zullen er vanuit het ministerie extra middelen zijn in de aanval op schooluitval. Vanuit het ministerie zal het daarbij gaan om kwaliteitsafspraken. De voorgenomen opzet voor de kwaliteitsafspraken is gebaseerd op drie uitgangspunten.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
18
DRIE UITGANGSPUNTEN VOOR KWALITEITSAFSPRAKEN “De voorgenomen opzet voor de kwaliteitsafspraken is gebaseerd op drie uitgangspunten Inhoudelijk: Focus op Vakmanschap is de rode draad voor het mbo voor de komende jaren. Betere resultaten is het centrale streven. Met een inhoudelijke focus op een beperkt aantal thema’s stimuleren de kwaliteitsafspraken het behalen van meetbaar betere resultaten. Prikkel: zowel een positieve ontwikkeling als het behoud van (zeer) goede resultaten wordt beloond. Zo wordt rekening gehouden met de uiteenlopende startsituatie van scholen. Daarmee zijn de kwaliteitsafspraken een prikkel voor alle scholen. Hoe de resultaten worden behaald is aan de school. De ervaring met de aanpak van vsv wordt benut. Budget: Het budget voor de kwaliteitsafspraken is een stimuleringsbudget, aanvullend op de reguliere bekostiging” (Uit: informatie voor deelnemers aan de conferentie over kwaliteitsafspraken MBO, 30 september 2013) In december 2013 bevestigde minister Jet Bussemaker nogmaals de kwaliteitsafspraken en werd er ook een landelijk bedrag genoemd. (zie bijlage 6) KWALITEITSAFSPRAKEN: EEN KANS VOOR HET KW1C De kwaliteitsafspraken zijn echt een kans voor ons college om een aantal zaken structureel aan te pakken. VSV-‐maatregelen hebben tot op heden nog teveel op zichzelf gestaan. De kwaliteitsafspraken geven ons de mogelijkheid om VSV-‐beleid écht te integreren in ons collegebeleid. Om een kwaliteitsslag te maken, moet je eerst heel goed kijken naar je eigen organisatie en een sterkte/zwakte-‐analyse maken. Over naar hoofdstuk 3.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
19
HOOFDSTUK 3: EEN STERKTE/ZWAKTE ANALYSE In hoofdstuk 1 zijn al veel zaken benoemd. In hoofdstuk 2 heb ik de koppeling gemaakt met het landelijke en regionale beleid. Nu is het zaak om sterke en zwakke punten te benoemen. STERKE PUNTEN • Het concept van het leerdorp bestaat echt, het KW1C is in feite een verzameling
scholen onder één krachtige merknaam. Anders gezegd: op ons grote ROC is ruimte voor kleinschaligheid en een betrokken band (zie bijlage 7) dus een goede relatie tussen docenten en studenten. Goede prestaties door goede relaties zijn dus mogelijk!
• Het college heeft een goede naam onder medewerkers en in de regio. • Het bestaan van een SSC, onze centrale dienst Studentenzaken, met een interne
verwijzingsstructuur naar onder meer het eigen Zorgadviesteam. • Schoolmaatschappelijk Werk, GGD en GGZ . • Een centraal verzuimloket. • De samenwerking met leerplichtambtenaren en RMC-‐ambtenaren in de gemeente ’s-‐
Hertogenbosch en in een aantal omliggende gemeentes. • Het nieuwe zorgbeleid zoals dat vanuit het SSC is ontwikkeld. Er komen zorgcoaches
op de afdelingen en het ZAT gaat meer de teams in. • Leerlingen die bij de aanmelding een behoefte aan zorg aangeven krijgen een
zorgintake. • Er is een uitgebreid scholingsaanbod vanuit het ATL • Er is een collegebrede visie op LOB en een beleidsstuk over dit onderwerp vanuit
het ATL. • Het bestaan van een Succesklas. Ooit begonnen als VSV-‐maatregel, maar ingedaald
in de organisatie • Het bestaan van een Startklas. • Het bestaan van een aantal goede VSV-‐maatregelen die momenteel lopen zoals daar
zijn de Techniekmakelaar, de Coachklas op N1 en het project Focus op N2
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
20
ZWAKKE PUNTEN
• Onderwijsstructuur niet overal evengoed aanwezig • Het KW1C kent te weinig N3-‐opleidingen • Het KW1C heeft geen goed verzuimregistratiesysteem waardoor teveel
administratie bij mentoren ligt. • Niet iedere afdeling voldoet aan de wettelijke eis dat ongeoorloofd verzuim van
meer dan 16 uur gemeld moet worden • Er is vaak nog ruis tussen afdelingen, suc6punt en leerplicht • Het KW1C heeft geen overkoepelend digitaal begeleidingsinstrument of
leerlingvolgsysteem. • Er bestaat nog geen digitaal doorstroomdosssier • Er gebeurt veel op het gebied van LOB, maar het oogt fragmentarisch, vertoont
weinig samenhang en lijkt niet goed geïmplementeerd te zijn in de organisatie. • Nog geen duidelijke, heldere visie op ouderbetrokkenheid. • Er gebeurt veel op het gebied van ouderbetrokkenheid, maar het oogt
fragmentarisch, vertoont weinig samenhang en lijkt niet goed geïmplementeerd te zijn in de organisatie.
• Het scholingsaanbod bereikt maar een beperkt gedeelte van het personeel. • Verbindingen op diverse beleidsterreinen zijn niet optimaal. • Verbindingen tussen afdelingen en diensten zijn niet altijd goed. • Diensten werken niet altijd efficiënt (samen). • Het begrip VSV leeft op veel afdelingen, maar zit nog niet in de aderen. • De overdracht N1-‐N2 is niet goed geregeld. • Nog geen strakke exit-‐procedure. • De huidige exit-‐procedure wordt niet altijd goed gevolgd. • Gebrekkige sturing mogelijk op cijfers mede door gebrekkige informatievoorziening
m.b.t. VSV in het Dashboard. • Er zijn een aantal goede VSV-‐maatregelen en voorzieningen, maar de
overkoepelende visie ontbrak nog. • Er is binnen de VSV-‐maatregelen geen structurele inzet van leerlingen als rol-‐model
voor andere leerlingen. • Het pedagogisch klimaat dat hier en daar binnen ons college heerst. Er zijn in mijn
beleving nog teveel collega's die bezig zijn met hun eigen ego en zich niet.ondergeschikt durven maken aan het ontwikkelproces van onze leerlingen.
• Dit geldt zeker ook voor afdelingsdirecteuren. Zij zouden hun docenten meer persoonlijk moeten ( laten) begeleiden/ coachen door goede collega 's. Daarbij doel ik op extra pedagogische begeleiding voor leerlingen en medewerkers.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
21
KANSEN • De kwaliteitsafspraken • VSV-‐beleid integreren met het Zorgbeleid, het LOB-‐beleid en een nog uit te werken
beleid op ouderbetrokkenheid. • Vanuit een geïntegreerd beleid meer tijd en ruimte maken voor structuur, zorg en
begeleiding van leerlingen op de afdelingen • Een plusvoorziening integreren binnen het bestaande zorgbeleid • Jeugdhulpverlening integreren tussen de leerlingen, niet door docenten, maar door
professionals • Een nieuwe digitaal verzuimregistratiesysteem met een machinekoppeling naar
DUO • Een digitaal begeleidingsinstrument of leerlingvolgsysteem BEDREIGINGEN • HAVO als concurrent voor veel MBO-‐opleidingen • Verschraling van het MBO-‐opleidingsaanbod • Geen arbeidsmarkt voor N2 Zorg en Welzijn • Te weinig BBL-‐banen in de techniek • Arbeidsmarktperspectief voor economische opleidingen is onduidelijk
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
22
HOOFDSTUK 4: AANBEVELINGEN
Deze zin staat halverwege hoofdstuk 1 en je kunt mij verwijten dat ik lang van stof ben, want ik had wellicht met deze zin kunnen volstaan. De belangrijkste woorden zitten in deze zin. ZORG BEGELEIDING TIJD PEDAGOGISCH KLIMAAT ONDERWIJSSTRUCTUUR ZORG Mijn belangrijkste aanbeveling is dat we in ons VSV-‐beleid aan moeten sluiten bij het zorgbeleid van ons college. In het nieuwe zorgbeleid is er sprake van zorgcoaches op de afdelingen en dit zijn mensen op de afdeling die ondersteunend gaan werken aan de mentoren. De zorg voor deze specifieke groep LGF-‐leerlingen gaat naar de afdelingen, maar natuurlijk verdienen alle leerlingen onze zorg. BEGELEIDING Eerst zal de begeleidingsstructuur van elke afdeling in beeld moeten worden gebracht en in de huidige structuur kun je dan veranderingen aanbrengen als team. In een goede begeleidingsstructuur zou er ook ruimte kunnen zijn voor een coördinator per afdeling of team die net als de zorgcoach ondersteunend werkt aan de mentoren. Maar bij een goede begeleidingsstructuur kun je ook denken aan intervisie, casus-‐besprekingen in teamverband, senior leraar adviseert/begeleidt junior leraar. Daarbij moet de interne verwijzingsstructuur nogmaals goed onder de aandacht gebracht worden en hier en daar aangescherpt worden. Het is belangrijk dat afdelingen accenten kunnen leggen en hun eigen begeleidingsmodel kunnen kiezen, maar er moet per afdeling wel zo’n model zijn. Het beleidsplan “Studentbegeleiding bij Kind en Educatie” en onderliggend implementatieplan zou als voorbeeld kunnen dienen.
Extra zorg en begeleiding kost tijd en vereist een veilig pedagogisch klimaat en heldere onderwijsstructuur.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
23
Loopbaanbegeleiding in het eerste leerjaar dient er op gericht te zijn leerlingen te begeleiden naar het tweede leerjaar van hun opleiding, dan wel naar het beëindigen van hun huidige opleiding en het doorstromen naar een nieuwe opleiding binnen of buiten ons college. Dit vereist (investeren in) de beste mentoren in het eerste jaar, met een heldere en korte verwijzingsstructuur als mentoren er zelf niet uitkomen. TIJD Er moet een duidelijke keuze gemaakt worden in extra begeleiding op afdelingsniveau. Hierbij moeten we niet verzanden in discussies over uren en geld. PEDAGOGISCH KLIMAAT Het pedagogisch klimaat op iedere afdeling dient doorgelicht te worden. Afdelingsdirecteuren dienen kritisch naar hun medewerkers te kijken en medewerkers dienen kritisch naar zichzelf te kijken. ONDERWIJSSTRUCTUUR De onderwijsstructuur op iedere afdeling moet kritisch worden bekeken. Weten leerlingen iedere week, iedere dag, ieder uur waar ze aan toe zijn. Weten leerlingen aan welke (examen)eisen ze moeten voldoen.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
24
HOOFDSTUK 5: PERSOONLIJK JAARPLAN Om tot goede prestaties te komen moet ook ik, of juist ik, investeren in goede relaties met alles en iedereen op het KW1C en daarbuiten. Ik breng mijn enthousiasme en ervaring mee en ben in augustus gewoon begonnen. Nu is het tijd voor een pas op de plaats en belangrijk om datgene wat ik heb gedaan, wat ik doe en wat ik wil gaan doen te omschrijven in een jaarplan. Eerst noem ik de taken en verantwoordelijkheden van de “Programmamanager VSV” TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN In de werkstructuur is er sprake van een contactgemeente en een contactschool. Het KW1C is de contactschool en “levert” de programmanager voor de regio. In het convenant zijn de volgende taken voor de contacschool vastgelegd: Het informeren van de contactgemeente en de onderwijsinstellingen over deelname aan het regionale programma VSV dat in de regio wordt uitgevoerd. Mede namens de overige onderwijsinstellingen optreden als aanvrager en ontvanger van de regiosubsidie. Het uitvoering geven aan de afspraken in de samenwerkingsovereenkomst inzake de besteding van de subsidie. Daarbij komen: Coördinatie van de inhoudelijke onderbouwing van de subsidieaanvraag Samenbrengen van de subsidieaanvragen in de regio Ter goedkeuring voorleggen van de subsidieaanvraag bij de contactgemeente. Subsidieaanvraag indienen bij OCW. Evaluatie uitzetten voor verplicht evaluatie onderzoek ministerie OCW. Evaluatie formulieren verzamelen en indienen bij het onderzoeksbureau. Bewaken van de uitvoering van de projecten en de resultaten zoals vastgelegd in het programma VSV. Opstellen van projectplannen bij de projecten. Aansturen van de diverse projecten op de diverse scholen. Rapporteren van de voortgang en de resultaten van de projecten in het regionale Stratego-‐overleg. Bewaken van relaties van de projecten met gerelateerde projecten en werkzaamheden buiten het programma VSV. Kennisdeling
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
25
PERIODE 1: AUGUSTUS 2013-‐DECEMBER 2013 Deze periode stond in het kader van snel leren, kennismaken, mezelf presenteren en investeren in relaties.
• Het “dossier” eigen maken • Strategisch leren handelen, maar mezelf blijven • ACTIVITEITEN: • Bezoek aan alle afdelingen • Gesprek met alle afdelingsdirecteuren (m.u.v. OSLO) • Presentaties in meerdere teams • Samenwerking gezocht met ATL (Josee, Imre) en SSC (Maria, Desiree) • 2x aanwezig bij studieadviseursoverleg • Bijwonen landelijke bijeenkomst over de kwaliteitsafspraken • Presentatie in Bestuurlijk overleg (1x) • Voorzitten regionaal Stratego-‐overleg (3x) • Bijwonen Bestuurlijk overleg Regio Rivierenland (2x) • Presentatie voor Voortgezet onderwijs in regio 36B (Hoflleveranciersoverleg) • Presentatie voor Voortgezet onderwijs in regio 36A (DOVO+overleg) • Bezoek aan 6 specifieke scholen en aan “Samenwerkingsverband de Meierij” • Bezoek aan Sint Lucas en Helicon • Samenwerking gezocht i.v.m. de plusgelden • Presentatie voor VMBO-‐decanen i.h.k.v. VSVmanager.nl • Presentatie voor regionaal RMC-‐overleg • Kennismaken met de mensen bij de diverse gemeentes (ook in Oss) • Periodiek contact met Liesbeth (gemeente) Han (Leijgraaf) en Monaim (Ministerie) • Organiseren werkbijeenkomst “LOB in de regio” op 14 november in Veghel • Opzetten regionale nieuwssite • Meerdere informerende e-‐mails, regionaal en binnen het KW1C • 2 notities geschreven voor een integrale aanpak op N2 • Project op N1 in gang gezet • Project Techniekmakelaar in gang gezet • Ondersteuning aan Erwin Brouwer bij zijn master-‐opleiding • Kritisch gekeken naar Project Supermentor van Divers en verder in gang proberen
te zetten. (Dit lijkt nu te lukken) • Kritisch gekeken en meegedacht over het fenomeen Startklas • Verzuimprotocol herschreven (in samenwerking met SSC)
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
26
PERIODE 2: JANUARI 2014-‐JULI 2014 Een aantal belangrijke data: 7 januari 2014: “Goede prestaties door goede relaties” in de Stuurgroep. 29 januari 2014: Presentatie in directeurenoverleg 30 januari 2014: Bestuurlijk Overleg Regio 36 10 februari 2014: KW1C-‐stuurgroep VSV 20 maart 2014: Expertisemeeting voor medewerkers 26 maart 2014: “Goede prestaties door goede relaties” voor gemeentes en andere stakeholders 8 april 2014: KW1C-‐Stuurgroep VSV 10 juni 2014: KW1C-‐Stuurgroep VSV Belangrijkste aandachtspunt in deze periode:
Concretiseren van het beleid. Daarvoor wil ik me in deze periode ook meer naar buiten richten om inspiratie op te doen. Hier ben ik tot nu toe nog niet goed aan toe gekomen. Ik heb afspraken staan in Eindhoven, Ede, Arnhem, Breda en wil ook eens gaan kijken bij het Friesland College waar ze met “de school als werkplaats” al goede resultaten lijken te boeken.
Te plannen: • Nieuwe ronde langs de afdelingsdirecteuren (met de ambities uit de
jaarplannen) • Nog meer de teams in • Maandelijks sturen op cijfers • Exit-‐procedure vast laten stellen en afdelingen en SSC hierop sturen Verdere taken: • Monitoren diverse maatregelen • Bezoek aan meer scholen in regio 36A • Samenwerking met SSC verstevigen • Organisatie expertisemeeting • Uitbrengen handboekje voor medewerkers Belangrijkste taak: • Blijven investeren in relaties
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
27
• Draagvlak creëren voor een begeleidingsmodel op de afdelingen dat wordt gekoppeld aan ons nieuwe zorgbeleid. Daarbij is de autonomie van iedere afdeling belangrijk.
• Implementeren van dit nieuwe model.
PERIODE 3: AUGUSTUS 2014-‐OKTOBER 2014 In het nieuwe schooljaar starten met het sturen op de aanbevelingen. In die periode strak sturen op cijfers en zeer kritisch kijken naar inschrijvingen en uitschrijvingen Half oktober: Presentatie voorlopige cijfers 2013/2014 in directeurenoverleg Eind oktober: KW1C Stuurgroep VSV
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
28
HOOFDSTUK 6: WAT KOST DAT? Ik wil praten over de inhoud en dan pas over het geld ter ondersteuning van die inhoud. Daarom ook ga ik dit voorjaar een nieuwe ronde maken langs de afdelingsdirecteuren. Toch ontkom ik er niet aan ook over geld te praten. In bijlage 3 staan de bedragen die het college krijgt uit de regionale middelen. In bijlage 4 staat het bedrag dat het college krijgt als vaste voet en in bijlage 5 staat het bedrage dat het college kan krijgen als prestatiebeloning. Over het schooljaar 2012/2013 hebben we de prestatiebeloning op N2 en N3/N4 gehaald. Op N1 (nog) niet. De prestatiebeloning voor N2 verdient onze aandacht. Het aantal leerlingen zoals wij het berekenen bedraagt namelijk 2012. 12 leerlingen minder betekent € 150.000 minder. Een goede begeleidingsstructuur vraagt een investering. Er wordt nu geïnvesteerd in een goede afwezigheidsregistratie en er dient geïnvesteerd te worden in een digitaal begeleidingsinstrument. Een aantal maatregelen of interventies uit het verleden zijn inmiddels in het college ingedaald. We hebben een SSC met een interne verwijzingsstructuur. We hebben een Succesklas en een Startklas voor leerlingen van N3 en N4 en zijn nu ook begonnen met een aantal zaken op N1 en N2. Extra begeleiding op de afdeling kost iets. Het vereist een goede begeleidingsstructuur en een inspanning van alle medewerkers.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
29
SLOTWOORD: “Goede relaties geven het vertrouwen dat nodig is voor goede prestaties” (zie bijlage 8) Als college hebben we al een grote slag gemaakt de afgelopen jaren. Het aantal VSV-‐ers was in 2005-‐2006 nog 909 en in 2012-‐2013 (voorlopige cijfers) nog maar 519. Terugdringen van het aantal VSV-‐ers is geen project met een begin en een eind. Het vergt een structurele verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. De doelstelling is ambitieus, maar haalbaar. Cijfermatig ligt die ambitie in schooljaar 2014-‐2015 op maximaal 441 leerlingen. Voor het schooljaar 2013-‐2014 heeft iedere afdeling zijn of haar ambitie uitgesproken in het jaarplan. Die laatste slag kunnen we maken en dat dient op de afdelingen te gebeuren. Daarom ook pleit ik voor een versterking van de begeleidingsstructuur op alle afdelingen, waarmee we ook aansluiten bij het nieuwe zorgbeleid op ons college. Om samen tot een goede prestaties te komen moeten we investeren in goede relaties. Goede relaties met elkaar. Goede relaties van onderwijsafdelingen met diensten, diensten met diensten en onderwijsafdelingen met onderwijsafdelingen. Maar bovenal dienen we te investeren in goede relaties met onze leerlingen. Als onze leerlingen tot goede prestaties komen dan komen wij dat als college ook. Om te investeren in een goede relatie dien je altijd eerst kritisch naar jezelf te kijken. En dat is iets wat we samen moeten doen! Reinoud van Uffelen, januari 2014
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
30
BIJLAGE 1:
Nieuwe&vsv)aanpak&2012)2015&Nieuw&3)jarig&convenant&vanaf&schooljaar&2012/2013:&
– Ministerie(OCW,(RMC.regio((contactgemeente)(en(onderwijs((MBO/VO)((
– Resultaatafspraken(op(basis(van(streefpercentages(per(schooljaar(
(((
Onderbouw( Bovenbouw(Vmbo(
Bovenbouw(Havo/Vwo(
2012/13((2013/14(2014/15(
1,0%(1,0%(1,0%(
4,0%(4,0%(4,0%(
0,5%(0,5%(0,5%(
Mbo1( Mbo2( Mbo3/4(
32,5%(27,5%(22,5%(
13,5%(11,5%(10%(
4,25%(3,5%(2,75%(
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
31
BIJLAGE 2: VSV-‐ers 2012-‐2013 op basis van de voorlopige cijfers van 1 oktober 2013.
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
32
BIJLAGE 3: Bedragen voor het Koning Willem I College aldus de regionale meerjarenbegroting.
TOTAAL 2013 2014 2015 Maatregel 2A € 20.753 € 20.753 € 20.753
Maatregel 2B € 84.282 € 84.282 € 84.282
Maatregel 3 € 58.870 € 58.870 € 58.870
Maatregel 4 € 96.425 € 96.425 € 96.425
Maatregel 5 € 123.628 € 123.628 € 123.628
€ 1.151.874 € 383.958 € 383.958 € 383.958 BIJLAGE 4: Een vaste voet per school op basis van het leerlingenaantal Aantal deelnemers tot 22 jaar per onderwijsinstelling
Bedrag per onderwijsinstelling
10-‐1000 € 10.000,= 1001-‐2000 € 20.000,= 2001-‐6000 € 35.000,= 6001-‐10.000 € 75.000,= Meer dan 10.000 € 150.000,=
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
33
BIJLAGE 5: Een prestatiebeloning per school op basis van streefpercentages per schooljaar N1: Deelnemers tot 22 jaar Bedrag per onderwijsinstelling 10-‐50 € 25.000,= 51-‐250 € 50.000,= 251-‐500 € 100.000,= 501-‐1000 € 200.000,= Meer dan 1000 € 300.000,= N2: Deelnemers tot 22 jaar Bedrag per onderwijsinstelling 10-‐50 € 12.500,= 51-‐250 € 25.000,= 251-‐500 € 50.000,= 501-‐1000 € 100.000,= 1001-‐2000 € 150.000,= 2001-‐4000 € 300.000,= 4001-‐6000 € 400.000,= 6001-‐8000 € 500.000,= 8001-‐10.000 € 600.000,= Meer dan 10.000 € 700.000,= N3-‐N4: Deelnemers tot 22 jaar Bedrag per onderwijsinstelling 10-‐50 € 12.500,= 51-‐250 € 25.000,= 251-‐500 € 50.000,= 501-‐1000 € 100.000,= 1001-‐2000 € 150.000,= 2001-‐4000 € 300.000,= 4001-‐6000 € 400.000,= 6001-‐8000 € 500.000,= 8001-‐10.000 € 600.000,= Meer dan 10.000 € 700.000,=
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
34
BIJLAGE 6:
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
35
BIJLAGE 7: Sheet uit de presentatie van Pedro de Bruyckere bij de opening van ons schooljaar.
GOEDE PRESTATIES DOOR GOEDE RELATIES
36
BIJLAGE 8: