Geografische uitleg en vraagstellingen

Post on 15-Apr-2017

221 views 4 download

Transcript of Geografische uitleg en vraagstellingen

Geografische uitleg en vraagstellingen

Vakdidactiek aardrijkskunde10 september 2015

Aan wie?

Wat? (en waarom)

Hoe? (en waarmee)

Context

Concept

Context

Concept

Context

Concept

Context aanbieden• Foto• Artikel• Uit krant, tijdschrift

• Film (-fragment)• Journaal, stukje documentaire, youtube

• Muziek (-fragment)• Experiment• Zie bijvoorbeeld geoproeven.nl

• Het boek• Maar, snel gedateerd…

Concepten aanbieden• Het bord!• Je diashow• Het boek

Je hebt een artikel en het bord• Lees het artikel en voer een leerstofanalyse uit. • Wat zijn de ‘concepten’ (begrippen, regels, modellen) die je moet kennen of

begrijpen om het artikel te snappen?• Stel een leerdoel op. Wat kunnen leerlingen aan het eind van de les?• “Leerlingen kunnen met behulp van de atlas uitleggen of een bepaald gebied

kwetsbaar is voor verzilting.”• Ontwerp een uitleg of leergesprek. Daarin werk je vanuit het artikel om

het leerdoel te bereiken.• Dus: gebruik de contextuele kennis om tot de structurele kennis te komen.

• Gebruik bij je uitleg het bord op een heldere wijze.• Maak alvast een ‘storyboard’ of tekening van hoe het bord eruit komt te zien.

Handboek VD p. 110

Vraagstelling

“Is het aangekomen?”Vraag niet: ‘Wie snapt het niet?’Vraag ook niet: ‘Hebben jullie het begrepen?’

Vraag gericht: gesloten of korte open vragen.• ‘Dus: bij wat voor soort plaatgrens heb je nou de zwaarste

aardbevingen? En kun je ook uitleggen waarom?’• ‘Migranten uit Mexico gaan naar de VS, niet Europa. Bij welk deel van

de interactietheorie hoort dat dus? En waarom niet bij complementariteit?’

Handboek VD p. 152

Handboek VD p. 152

Handboek VD p. 152

Je hebt een artikel gelezen met de klas• Maak een werkblad met vijf vragen op de vijf niveaus.• Je mag ook meerdere vragen per niveau maken.

• Ga uit van het rijtje op p. 152 van het handboek: • Lokaliseren: waar gebeurt het? • Beschrijven: wat gebeurt daar?• Verklaren: waarom gebeurt het? Waarom juist daar?• Beoordelen: wat moet daar gebeuren, hoe moet dat daar gebeuren?• Toepassen: waar gebeurt dit nog meer? Waarom ook daar? Waar gebeurt dit

juist niet? Waarom daar niet? Etc.