Uitleg Ratios
Transcript of Uitleg Ratios
5. Ratioanalyse
1
De jaarrekening doorgelicht: Financiële analyse en interpretatie in de praktijk
1
Inleiding
• Ratio’s zijn de indicator voor de prestaties en de financiële gezondheid van een onderneming
• Uiteenlopende berekeningen zijn mogelijk• Belangrijk: wat is doel van financiële analyse ?• Ratio’s moeten in onderling verband gebracht worden,
moeten vergeleken worden in de tijd en met de sector
2
Liquiditeit
Solvabiliteit
Liquiditeit
Toegevoegde waarde
Inleiding
Nut van ratioanalyse• Zicht op sterkten, zwakten, algemene evoluties• Verschillen in omvang van ondernemingen worden
geneutraliseerd (geen absolute getallen, maar ratio’s)• Normstelling mogelijk• Maar…slechts in beperkte mate predictiemodel voor
faillissement. Hiervoor zijn de softere symptomen betere signalen, bijv. dagvaardingen van RSZ.
3
Inleiding
Situering van de onderneming binnen de sector door de NBBgebeurt op basis van mediaanwaarden of kwartielwaarden vande sector• Ratio’s worden per sector gerangschikt in stijgende volgorde
en ingedeeld in 4 subgroepen a.h.v. kwartielwaarden• De kwartielwaarden vormen de referenties voor bepaling van de positie van een
onderneming in haar sector• Voorbeeld:
4
Liquiditeit van de onderneming
• Een onderneming is liquide als ze in staat is met haar beperkte vlottende activa haar betalingsverplichtingen op korte termijn (vreemd vermogen korte termijn) na te komen.
5
Liquiditeit van de onderneming
• Een onderneming is liquide bij een current ratio > 1. Dan is het nettobedrijfskapitaal (NBK) > 0.
• Opmerkingen− Normstelling afhankelijk van aard, activiteit en groeifase van de onderneming – Hoe groter het NBK, hoe groter de veiligheidsmarge bij problemen met
tegeldemaking– Ratio is een statisch getal, want parameters zijn balansposten– Bij tegeldemaking vormen voorraden en overlopende rekeningen zwakke
schakel, bijv. verouderde voorraden. Strengere ratio:
6
Current ratio = Beperkt vlottende activa vreemd vermogen korte termijn
Acid test = Vorderingen < 1 jaar + geldbeleggingen + liquide middelen vreemd vermogen korte termijn
Liquiditeit van de onderneming
• De behoefte/overschot aan NBK geeft weer in welke mate de onderneming in staat is de ondernemingsactiviteit (exploitatiecyclus) te financieren
7
Behoefte/overschot aan NBK =
Nettobedrijfsactiva =
Bedrijfsactiva – bedrijfspassiva =
Voorraden en BiU + handelsvorderingen < 1 j – handelsschulden < 1 jaar
Liquiditeit van de onderneming
8
Productie
Voorraad/BiU
Schulden Vorderingen
Nettothesaurieactiva
Aankopen
Uitgaven
Verkopen
Ontvangsten
Liquiditeit van de onderneming
Tijdens de exploitatiecyclus heeft de onderneming financiële middelen (bedrijfspassiva) nodig om
• handelsgoederen, grond-en hulpstoffen aan te kopen voor productie (voorraden, BiU)• de grond- en hulpstoffen, GiB en BiU te verwerken tot afgewerkt product• de verkopen aan klanten, die niet contant betalen, te financieren (vorderingen)
Deels zal financiering van deze bedrijfsactiva “vanzelf” gebeuren• door gebruik te maken van de betalingstermijnen, verleend door de leveranciers en dus
later dan de effectieve levering te betalen (handelsschulden)• door de werknemers en derden te betalen na levering van hun prestatie (overige
schulden)
In zoverre de financiering niet “vanzelf” gebeurt, is er behoefte aan nettobedrijfskapitaal. 9
Liquiditeit van de onderneming
Voorbeeld
10
Nettothesaurieactiva =
Nettokas =
Geldbeleggingen + liquide middelen – financiële schulden korte termijn =
Nettobedrijfskapitaal – behoefte aan nettobedrijfskapitaal
Geeft aan in welke mate men in staat is de behoefte aan NBK te voldoen.
Liquiditeit van de onderneming
De voorraadrotatie (inventory turnover ratio) geeft weer hoeveel keer de voorraad jaarlijks gemiddeld verkocht wordt.
11
Rotatie van de aangekochte voorraden =Kosten voor verbruik van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen
Voorraad handelsgoederen, grond- en hulpstoffen
Rotatie van de geproduceerde voorraden =Bedrijfskosten van de verkochte goederen
Voorraad afgewerkte producten, goederen in bewerking, BiU
Liquiditeit van de onderneming
Opmerkingen• Check de vooruitbetalingen op BiU: ze financieren de BiU• Alternatieve berekeningen zijn mogelijk, bijv. gemiddelde voorraden in plaats van
voorraden op balansdatum• De omgekeerde breuk geeft aan:
• Hoe hoger de voorraadrotatie, hoe beter de liquiditeit• Hoge voorraadrotatie kan betekenen: dynamische verkooppolitiek. Maar: risico op
voorraadbreuk, en dus meer bestelkosten. Voorraad en bestelkosten afwegen !• Lage voorraadrotatie kan betekenen: verouderde,moeilijk verkoopbare voorraden• Sterk activiteitsgebonden ratio
12
Aantal dagen voorraad =Voorraadrotatie
365 dagen
Liquiditeit van de onderneming
De liquiditeit van de handelsvorderingen wordt uitgedrukt door het aantal dagen klantenkrediet.
Opmerkingen• Hoe lager het aantal dagen klantenkrediet, hoe beter de liquiditeit• Omgekeerde ratio: Receivables turnover ratio• Vergelijken met algemene verkoopvoorwaarden is interessant. Want de ratio
vertoont een systematische scheeftrekking van toegestane krediettermijnen:• Contante betalingen zitten niet in de vorderingen • Dubieuze en oninbare vorderingen werden geëlimineerd
• Sterk activiteitsgebonden ratio• Korte inningsperiode kan betekenen: strenge kredietpolitiek. Lange inningsperiode
kan betekenen: veel dubieuze klanten, maar ook laks debiteurenbeheer. 13
Aantal dagen klantenkrediet =Handelsvorderingen < 1 jaar * 365 dagen
Omzet + btw op omzet
Liquiditeit van de onderneming
Opmerkingen:• Zie klantenkrediet• Omgekeerde ratio: Payables turnover ratio• Vergelijken met algemene verkoopvoorwaarden, geldig in sector, is interessant. De
ratio vertoont immers een systematische scheeftrekking van krediettermijnen.• Sterk activiteitsgebonden ratio• Hoe hoger het leverancierskrediet, hoe beter de liquiditeit. Lange inningsperiode
kan betekenen: vertrouwen in leveranciers, maar ook problemen met betaling.
14
Aantal dagen leverancierskrediet =Handelsschulden < 1 jaar *365 dagen
Aankopen handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, DDG, BTW op aankopen
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
15
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
16
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
17
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
18
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
19
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
20
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
21
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
22
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
23
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
24
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
25
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
26
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
27
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
28
Conclusies
• Naessens is zeer liquide onderneming• 2002-2004: Current ratio in Q3 van sector• 2005: current ratio in Q2• 2006: opkrikken van liquiditeit
•Weinig verschil tussen acid en current ratio: geen “schijnbaar hoge liquiditeit”. Dit is wel het geval in de sector
Liquiditeit bij Naessens Industriebouw nv
29
• Hoge voorraadrotatie ten opzichte van de sectormediaan, wel vrij grillig verloop
• Klanten- en leverancierskrediet liggen lager dan mediaan in sector (uitz. 2004)
• 2005: snellere inning van klanten dan betaling aan leverancier. De onderneming financiert op die manier haar uitstaande schulden via klanten.
29
De financiële structuur en solvabiliteit
(capital structure ratio’s of gearing)• Indien een onderneming in staat is AL haar schulden, zowel
KT als LT, terug te betalen, is ze solvabel. • Centraal: verhouding tussen eigen en vreemde
financieringsbronnen (schuldgraad)• Mate van solvabiliteit geeft o.a. een indicatie voor het
financiële risico, bepaald door:– Kapitaalaflossing– Intrestkost– Betalingstermijn 30
De financiële structuur en solvabiliteit
• Vreemd vermogen Eigen vermogen
Lagere kost van schuldkapitaal Notionele intrestaftrekIntrest fiscaal aftrekbaar
Schuldgraad = vreemd vermogen of vreemd vermogen x 100% eigen vermogen totaal vermogen
Solvabilteitsgraad = eigen vermogen of eigen vermogen x 100% vreemd vermogen totaal vermogen
Zelffinancieringsgraad = reserves + overgedragen winst /verlies x 100% totaal vermogen
31
De financiële structuur en solvabiliteit
• Dekkingsratio’s geven weer in welke mate de onderneming financiële risico’s loopt, met name risico op
• Onvoldoende resultaat om intrestkosten op vreemd vermogen te dekken. Dan is de intrestdekkingsratio < 1
• Onvoldoende (potentiële operationele) cashflow om schulden terug te betalen. Dan is de dekking van het vreemd vermogen door de cashflow < 1.
intrestdekkingsratio = nettoresultaat + financiële kosten van schulden financiële kosten van schulden
Dekking VV door CF* = potentiële operationele cashflow vreemd vermogen
32
De financiële structuur en solvabiliteit
• De kapitaalkost bestaat uit– Opbrengst die de aandeelhouder-eigenaar verwacht voor inbreng van eigen
vermogen– Opbrengst die de financier van vreemd vermogen verwacht op de toegestane
leningen
en wordt gewogen met de financiële structuur (gemiddelde kapitaalkost of WACC).
33
WACC *= intrestkost op vreemd vermogen * (1 – belastingvoet) * (vreemd vermogen/totaal vermogen) +
(OLO-rente 10 jaar + risicopremie) * (1- belastingvoet) *(eigen vermogen/totaal vermogen)
De financiële structuur en solvabiliteit
• Het CAPM model is een instrument om de kapitaalkost van het eigen vermogen te bepalen
• De risicopremie is het verschil tussen de verwachte rente op een alternatieve (risicovrije) belegging en de risicoloze rente
34
Kost van het eigen vermogen = risicoloze rente + equity β * risicopremie
De financiële structuur en solvabiliteit
• Equity β geeft het risico van financiering met eigen vermogen weer en wordt bepaald door– Rendement van het aandeel op de financiële markt. Hoe hoger het rendement
op de financïële markt, hoe hoger de equity β.– De mate van schuldfinanciering (schuldgraad)– Het operationele risico of het risico bij de exploitatie van de onderneming
• De asset β is de maatstaf voor risico van financiering met eigen én vreemd vermogen
(Uit deze formule blijkt dat de equity β bepaald wordt door de schuldfinanciering, die steeds rekening houdt met het risico bij de exploitatie van de onderneming) 35
Equity β = asset β * (1+ (1 – belastingvoet) * vreemd vermogen ) eigen vermogen
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
3636
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
3737
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
3838
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
3939
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
4040
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
4141
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
42
Conclusies• Toename schuldgraad van 2004 naar 2005 door toename van
vreemd vermogen (leveranciers en ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen)
• Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen > bestellingen in uitvoering. Daarom worden bij berekening van schuldgraad de ontvangen vooruitbetalingen vaak weggelaten
• In 2006: verbetering schuldgraad omwille van toename eigen vermogen
42
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
43
• Voorzichtig zijn bij interpretatie solvabiliteit, omwille van:• Ontvangen vooruitbetalingen op bestelling• Kapitaal dat niet volledig volstort is• Vreemd vermogen dat voor groot deel bestaat uit schulden aan
moederonderneming• Verschillen tussen bevoorrechte, gewone en achtergestelde
schulden• Naessens nv: hoge zelffinancieringsgraad door voortdurende
toevoeging van winst aan reserves/overgedragen winst
43
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
44
• Hoge intrestdekkingsratio in 2006 ruime veiligheidsmarge tegen dalingen in nettoresultaat
• Sterke schommelingen intrestdekkingsratio doorheen de jaren• Dekking vreemd vermogen door cashflow 2005 +/- = 2004.
Cashflow én vreemd vermogen zijn verdubbeld• Schommelingen in deze ratio doorheen de jaren• Potentiële operationele cashflow voldoende om vreemd vermogen
korte termijn terug te betalen• Terugbetaling lange termijnschulden kan binnen het jaar
gerealiseerd worden (bij gelijkblijvende cashflow)
44
Solvabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
45
• 2002-2006: hogere solvabiliteitsratio dan sectormediaan. In 2005 sterke daling.
We verwachten• Geen problemen inzake terugbetaling van vreemd vermogen en
betaling intresten• Dat deze ondernemingen nog bijkomende leningen aankan, mits
nodige voorzichtigheid
45
Rendabiliteit van de onderneming
46
• Financiële rendabiliteit: winstgevendheid t.o.v. eigen vermogen
• Indicator voor de financiële groeikracht en overlevingskansen van de onderneming
− Rendabiliteit is de bron van vermogen die nodig is voor toekomstige investeringen
− Rendabiliteit vergemakkelijkt de toegang tot andere vermogensbronnen, waar mogelijkheid tot dividenduitkering en/of aflossing van kapitaal en intresten wordt beoordeeld aan de hand van rendabiliteit
• Kan voor en na belasting berekend worden
Financiële (netto)rendabiliteit =Nettoresultaat x 100Eigen vermogen
Rendabiliteit van de onderneming
47
• Economische rendabiliteit: winstgevendheid van ALLE ingezette middelen
• Houdt geen rekening met financieringswijze en fiscaliteit.• Wordt vóór belasting en vóór aftrek financiële kosten
berekend. Daarom wordt in teller vaak het bedrijfsresultaat beschouwd (uitzonderlijke resultaten worden genegeerd).
Economische (netto)rendabiliteit =Nettoresultaat + financiële kosten x 100
Totaal vermogen
Rendabiliteit van de onderneming
48
• Varianten• In teller: potentiële operationele cashflow in plaats van
nettoresultaat. Men spreekt dan van brutorendabiliteit.
• In noemer: eigen vermogen + financiële schulden KT en LT in plaats van eigen vermogen of totaal vermogen.
Rendabiliteit van de onderneming
49
• Rendabiliteit van de verkopen: maatstaf voor efficiëntie van bedrijfsactiviteit: commerciële, productie en personeelspolitiek
• Bedrijfsresultaat als basis voor rendabiliteit.• Brutoverkoopmarge = nettoverkoopmarge +
afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen• Bruto en netto gezamenlijk beschouwen
Brutoverkoopmarge vóór belastingen = brutobedrijfsresultaat x 100 verkopen
Nettoverkoopmarge vóór belastingen = nettobedrijfsresultaat x 100 verkopen
Rendabiliteit van de onderneming
50
• Break-even-puntanalyse• Centraal: break-even = verkoopvolume waarbij het
nettobedrijfsresultaat = 0• Geeft antwoord op de vraag: In welke mate varieert
het resultaat in functie van de verkopen ?
Rendabiliteit van de onderneming
51
• De operationele hefboom geeft weer hoe het netto bedrijfsresultaat fluctueert in functie van activiteitsvolume
• Theoretische berekening
Pragmatisch
• Hoe hoger de vaste kosten (in verhouding tot de verkopen), hoe gevoeliger het bedrijfsresultaat is voor fluctuaties in het activiteitsvolume
• Verhouding vaste/variabele kosten sectorafhankelijk
Omzet + andere bedrijfsopbrengsten – variabele kostenOmzet + andere bedrijfsopbrengsten – variabele kosten – vaste kosten
Bruto toegevoegde waardeNettobedrijfsresultaat
Rendabiliteit van de onderneming
52
Voorbeeld:
Bij productie en verkoop van 200 eenheden
Product vaste kosten
variabele kosten per stuk
A 100.000 200B 120.000 200
bedrijfsopbrengsten nettobedrijfsresultaatvast variabel
A 200.000 100.000 40.000 60.000 B 200.000 120.000 20.000 60.000
bedrijfskosten
Rendabiliteit van de onderneming
53
Operationele hefboom bij 200 stuks•voor A: 160.000 = 2,7
60.000•Voor B: 180.000 = 3
60.000
Rendabiliteit van de onderneming
54
• Nadruk ligt op prestaties op gebied van verkoop en productie van producten en diensten, zonder financiële investeringen
• Verband met verkoopmarge: rotatie van de activa
verkoopmarge rotatie van bedrijfsactiva
Rendabiliteit van de bedrijfsactiva =Bruto en nettobedrijfsresultaat
Bedrijfsactiva*
Rendabiliteit van de bedrijfsactiva =Bedrijfsresultaat * Verkopen
Verkopen Bedrijfsactiva
Rendabiliteit van de onderneming
55
Schema van Dupont De Nemours:
Rendabiliteit van de onderneming
56
Enkele ratio’s voor aandelen
Winst per aandeel = winst/aantal aandelen
Cashflow per aandeel = potentiële operationele cashflow/aantal aandelen
Dividend per aandeel = de uitgekeerde winst/aantal aandelen
Winstuitkeringspercentage = dividend * 100/winst
Price-earningsratio = koers/winst
Rendabiliteit van de onderneming
57
Financiële hefboom• Duidt het verband aan tussen rendabiliteit van het eigen
vermogen en rendabiliteit van het totaal vermogen• Indien een onderneming in staat is de intrestkosten,
verbonden aan de schulden ter financiering van haar activa, met de gerealiseerde winst te dekken, dan is de financiële hefboomwerking positief (> 1). Of: dan is de rendabiliteit van het eigen vermogen groter van die van het totaal vermogen.
Rendabiliteit van de onderneming
58
Voorbeeld 1:
ConclusieBedrijf B heeft door het aangaan van schulden een hogererentabiliteit op het eigen vermogen dan A.
Bedrijf A Bedrijf Bbalanstotaal 1000 1000eigen vermogen 1000 500vreemd vermogen 0 500rente op het vreemd vermogen 10% 10%nettoresultaat 200 200financiële kosten 0 50winst voor belasting 200 150
nettorendabiliteit op totaal vermogen 20% 20%nettorendabiliteit op eigen vermogen 20% 30%
Rendabiliteit van de onderneming
59
Voorbeeld 2: Situatie ABalanstotaal: 1.000.000 €Nettoresultaat vóór aftrek van financiële kosten: 80.000 €Rentelast op vreemd vermogen: 6%
ConclusieFinanciële hefboomwerking werkt positief want de rendabiliteit op het totaal vermogen is hoger dan de intrestlast.
Conclusie:Bedrijf B heeft door het aangaan van schulden een hogererentabiliteit op het eigen vermogen dan A.
0% 30% 60%eigen vermogen 1.000.000 700.000 400.000vreemd vermogen 0 300.000 600.000
nettorendabiliteit op eigen vermogen 8,00% 8,86% 11,00%nettorendabiliteit op totaal vermogen 8,00% 8,00% 8,00%
Schuldgraad
Rendabiliteit van de onderneming
60
Voorbeeld 2: Situatie BBalanstotaal: 1.000.000 €Nettoresultaat vóór aftrek van financiële kosten: 80.000 €Rentelast op vreemd vermogen: 6%
ConclusieFinanciële hefboomwerking werkt negatief want de rendabiliteit op het totaal vermogen is lager dan de intrestlast.
Conclusie:Bedrijf B heeft door het aangaan van schulden een hogererentabiliteit op het eigen vermogen dan A.
0% 30% 60%eigen vermogen 1.000.000 700.000 400.000vreemd vermogen 0 300.000 600.000
nettorendabiliteit op eigen vermogen 4,00% 3,14% 1,00%nettorendabiliteit op totaal vermogen 4,00% 4,00% 4,00%
Schuldgraad
Rendabiliteit van de onderneming
61
• De financiële hefboommultiplicator is de factor waarmee de rendabiliteit van het totaal vermogen moet vermenigvuldigd worden om de rentabiliteit van het eigen vermogen te verkrijgen
• Positieve hefboomwerking kan omslaan in negatieve hefboomwerking, bijv. bij stijgende rentevoet
• Voorzichtig met hefboomwerking indien het operationele risico groot is
• Solvabiliteit Rendabiliteit
Rendabiliteit van de onderneming
62
• De financiële hefboomwerking volgens de berekening van de NBB
(* vóór belasting en uitzonderlijk resultaat)
Financiële hefboomwerking =Nettorendabiliteit van het eigen vermogen *
Nettorendabiliteit van de aangetrokken middelen *
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
6363
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
6464
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
6565
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
6666
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
6767
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
6868
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
6969
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
70
• 2003: dieptepunt rendabiliteit op eigen vermogen (onder sectormediaan), na 2003 stijgend (boven sectormediaan), omwille van resultaatsverbetering (eigen vermogen nam niet in dezelfde verhouding toe)
• Toename resultaat is te wijten aan stijging bedrijfsresultaat• Idem voor de rendabiliteit van totaal vermogen:
• 2002: netto- en brutorendabiliteit boven sectorniveau• 2003: daling• 2005: jaar van herstel• 2006: verdere opwaartse evolutie (4e kwartiel)
• Rendabiliteit op eigen vermogen is in periode 2003-2006 hoger dan rendabiliteit op totaal vermogen
70
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
7171
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
7272
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
7373
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
74
Verkoopmarges• Daling in 2003, daarna stijging• Verklaring voor 2003: kosten handelsgoederen en grond- en hulpstoffen
stijgen meer dan proportioneel• 2005 en 2006: stijging van verkoopmarges omwille van grote stijging
verkopen. Enkel variabele kosten stijgen stijging van het bedrijfsresultaat stijging van de verkoopmarge
• Netto- en brutoverkoopmarge in 4e kwartiel van sector
74
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
7575
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
76
Operationele hefboom (zie p 174)• Voor 2006: onderneming 2,22 sector 6,2
Betekenis: een toe-/afname van de verkopen met 1% betekent een toe-/afname van het nettoresultaat met 2,2%
• Kritische drempelwaarde = 5• Operationele hefboom > 5: hoog operationeel risico• Operationele hefboom < 5: laag operationeel risico
Naessens nv heeft dus een lage operationele hefboom
76
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
7777
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
7878
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
79
Nettorendabiliteit van de bedrijfsactiva (tabel 32 blz 175)
• Laagst in 2003 omwille van daling nettoverkoopmarge• Verbetering in 2004 door:
• betere rotatie van de bedrijfsactiva: kleine toename verkopen en daling van de bedrijfsactiva (door daling van voorraden)
• Verhoging van de nettoverkoopmarge• Hoogste nettorendabiliteit van de bedrijfsactiva in 2006 door:
• Betere nettoverkoopmarge• Stijging verkopen
79
8080
8181
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
8282
Rendabiliteit bij Naessens Industriebouw nv
83
Financiële hefboom (tabel 33 blz. 178)• Positieve financiële hefboomwerking
• Het aangaan van bijkomende schulden heeft een positief effect op de rendabiliteit (van het eigen vermogen)
• De onderneming haalt voordeel uit financiering met vreemd vermogen
83
Toegevoegde waarde
84
• Toegevoegde waarde is de waarde die de onderneming toevoegt aan de waarde van de verbruikte goederen en diensten door de inzet van de productiefactoren
• Opbrengstwaarde bestaat uit:− Waarde van verkochte productie (code 70+ 74 - 740)− Waarde van productie in voorraad (code 71)− Waarde van geproduceerde vaste activa (code 72)
• Intermediair verbruik is de som van:− Kosten van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen (code 60)− Kosten van diensten en diverse goederen (code 61)
Bruto toegevoegde waarde =Opbrengstwaarde van de productie – intermediair verbruik
Toegevoegde waarde
85
Toegevoegde waarde
• Bruto toegevoegde waarde als absoluut bedrag is moeilijk vergelijkbaar en wordt daarom vaak uitgedrukt als volgt
• Bruto toegevoegde waarde wordt verdeeld in haar bestanddelen om het belang per productiefactor te kennen
− Is de onderneming arbeidsintensief of kapitaalintensief ?− Hoeveel gaat naar de vreemdvermogenverschaffers ? Naar de overheid ?
86
Bruto toegevoegde waarde marge =Bruto toegevoegde waarde
Bedrijfsopbrengsten
• Formules
87
Bezoldigingen, soc.lasten,pensioenen + voorzieningen pensioenen x 100Bruto toegevoegde waarde
Niet kaskosten van bedrijfsaard x 100Bruto toegevoegde waarde
Financiële kosten x 100Bruto toegevoegde waarde
Belastingen op het resultaat + belastingen,taksen op bedrijfsoefening x 100Bruto toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde
• Naast de personeelskosten dient ook de productiviteit van de ondernemers vergeleken te worden met de bruto toegevoegde waarde. Formule:
• Voor de kosten van infrastructuur is bijkomende analyse aangewezen. Formule:
88
Bruto toegevoegde waarde per personeelslid =Bruto toegevoegde waarde
Gemiddeld aantal personeelsleden in VTE
Investeringsgraad =Bruto toegevoegde waardeBruto materiële vaste activa
Toegevoegde waarde
• De bruto toegevoegde waarde die overblijft na vergoeding van personeel, infrastructuur, financiers en overheid is de vergoeding die overblijft voor het ondernemerschap (aandeelhouder-eigenaar). Dit overblijvend deel is de toegevoegde winst.
89
Toegevoegde winst =Bruto toegevoegde waarde - Bezoldigingen, soc. lasten, pensioenen+ voorz. voor pensioenen- Niet kaskosten van bedrijfsaard- financiële kosten- belastingen op het resultaat + belastingen en taksen op de bedrijfsoefening
Toegevoegde winst x 100Bruto toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
90
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
91
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
9292
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
93
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
94
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
95
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
96
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
97
Conclusies
• Laagst in 2003, nadien stijging omwille van stijging in bedrijfsopbrengsten (omzet)
• Idem voor toegevoegde waardemarge• Hoge toegevoegde waardemarge leidt tot stevigere concurrentiepositie• Arbeidsintensieve onderneming: aandeel van de personeelskosten is
grootst in de toegevoegde waarde• Verschuiving van vergoeding werknemers naar overheid en
aandeelhouders
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
98
Componenten van de bruto toegevoegde waarde
• De stijging van de personeelskosten als gevolg van een stijging van de personeelsleden wijst op een verhoogde productiviteit van de werknemers
• Bruto toegevoegde waarde per werknemer > gemiddelde personeelskost• Van 2003 tot 2005: gestadige groei van de investeringsgraad• Investeringskosten onder controle: het aandeel van de niet-kaskosten in de
bruto toegevoegde waarde blijft +/- constant (maar is vrij hoog)• Kosten van schulden bedragen slechts 1% van de toegevoegde waarde• Jaarlijkse winststijging vertegenwoordigen steeds groter aandeel in
toegevoegde waarde• Idem voor het aandeel van de belastingen
98
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
9999
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
100100
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
101101
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
102102
Toegevoegde waarde bij Naessens Industriebouw nv
103
Sectorvergelijking
• Toegevoegde waarde/bedrijfsopbrengsten in 1e kwartiel en beneden het gemiddelde. Dieptepunt in 2003, daarna verbetering
• Toegevoegde waarde per personeelslid hoog in vergelijking met sector (4e kwartiel), aandeel personeelskosten zeer laag ten opzichte van de sector (1e kwartiel)
• Investeringsgraad laag in vergelijking met de sector, maar stijgende tendens
• Aandeel niet-kaskosten groot in vergelijking met sector, maar blijft in 4e kwartiel
• Aandeel schulden beneden sectorgemiddelde, maar wel in 3e kwartiel.
103
Impact van IFRS op berekening en interpretatie van liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit
104
Ratio’s op basis van Belgische jaarrekening en IFRS jaarrekeningmoeilijk vergelijkbaar
Impact op: voorraden en materiële vaste activa
liquiditeit
Belgisch IFRSWaarderingsmethode LIFO mag LIFO niet toegestaanKosten directe en indirecte kosten directe en indirecte kosten
of: enkel directe kostenBestellingen in Uitvoering PoC PoC
of: completed contractCriterium financiële leasing eigendom risico's verbonden aan eigendom
Impact van IFRS op berekening en interpretatie van liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit
105
Impact op: resultaat rendabiliteit
resultaatbestemming
eigen vermogen
solvabiliteit
Belgisch IFRSActivering kosten activering oprichtingskosten, Deze kosten mogen niet
kosten van onderzoek, geactiveerd wordenherstructureringskosten
Waardering directe en indirecte kosten full costof: enkel directe kosten
Immateriële vaste activa geen herwaardering toegestaan herwaardering mag
Voorzieningen strengere definitieAfschrijvingen Geen residuwaarde residuwaarde
jaarlijkse test op afschrijvingenen residuwaardemeer uitgestelde belastingen
Kapitaalsubsidies deel van eigen vermogen onder het betreffende actief
Andere bronnen voor financiële kengetallen
106
Deloitte Fiduciaire KMO-Kompas: positioneringsroos• Vergelijking onderneming t.o.v. sector, die enkel bestaat uit ondernemingen,
door Deloitte Fiduciaire geanalyseerd• Middelpunt is zwakst scorende onderneming (percentiel 0), buitenrand is best
scorende onderneming (percentiel 100)• 10 ratio’s, aangepast met (onder andere):
• R/C aandeelhouders, vennoten, bestuurders of zaakvoerders• Intresten op deze R/C• Recuperatie sociale lasten, interimkosten en bestuurdersvergoedingen
• Mooie veelhoek wijst op evenwichtige financiële structuur• Hoe groter de veelhoek, hoe beter de financiële performantie
Andere bronnen voor financiële kengetallen
107
Naessens 2005:
Naessens 2006:
Andere bronnen voor financiële kengetallen
108
Databank Bel-First (Bureau Van Dijk Electronic Publishing)“Financial Reports and Statistics on Belgian and Luxembourg Companies”
• Meer dan 330.000 bedrijven, over laatste 10 boekjaren• Informatie
− Contactgegevens− Activiteitscode− Ratio’s− Mandatarissen met adres− Aandeelhouderschapsstructuren− Jaarverslagen met rapport bedrijfsrevisoren− Rapport Raad Van Bestuur
− Rapporten, grafieken, boomstructuren, enz.
Andere bronnen voor financiële kengetallen
109