Transcript of En route - RVO.nl route! In 2030...besparing is te realiseren bij de koeling in de horeca. Neem voor...
2 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
houdIn
3 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Industrie neemt energie-efficiëntie serieus
en de Green Deal. Zo heeft de Topsector Energie een Topconsortium
voor Kennis en Innovatie (TKI) over energiebesparing in de
industrie. Daarin zal ruimte moeten komen om de innovatiestappen
uit de routekaarten uit te voeren. Daarnaast hebben verschillende
sectoren in hun routekaarten belemmeringen geconstateerd om de
energie- efficiëntie te verbeteren. Zij hebben met het kabinet al
enkele Green Deals gesloten om deze belemmeringen weg te nemen. Dat
geldt bijvoorbeeld voor de metallurgische, papier-, koffie-, en
zuivelsector. Met deze en andere stappen kunnen sectoren de
routekaarten omzetten in realiteit.
Grondstoffen en energie worden in de toekomst steeds schaarser,
terwijl Nederland relatief veel energie-intensieve industrie kent.
Bovendien zal de internationale concurrentie nog heviger worden dan
nu het geval is. Daarom kijkt de Nederlandse industrie nu vooruit
naar 2030, om te zien hoe ze op deze ontwikkelingen kan inspelen.
Vertrekpunt daarbij is een verbetering van de concurrentiekracht,
onder andere door een verdubbeling van de
energie-efficiëntie.
Routekaart wijst de weg Negentien sectoren hebben het afgelopen
jaar een route- kaart gemaakt met daarin een palet aan strategische
keuzes en maatregelen. Gericht op efficiëntere technologie in de
eigen fabrieken, maar vooral ook door samen met klanten en
toeleveranciers de keten slimmer in te richten. Het gaat hierbij
niet alleen meer om stapsgewijze verbeteringen, maar om grote
doorbraken in technologie en samen werking over sectoren heen.
Bijvoorbeeld het sluiten van kringlopen, het realiseren van de
biobased economy of het ontwikkelen van nieuwe producten en
diensten.
Tijd voor de uitvoering Nu de routekaarten er liggen zullen de
sectoren er samen met de overheid en kennisinstellingen alles aan
moeten doen om deze uit te voeren. De overheid zal daarbij
duidelijk moeten maken dat de industrie in Nederland haar
internationale concurrentiepositie kan behouden en versterken. Dat
betekent commitment om belemmeringen weg te nemen, innovatie te
stimuleren én toegang tot internationaal concurrerende prijzen voor
energie- en grondstoffen veilig te stellen. Bedrijven hebben
daarbij grote behoefte aan langjarige zekerheid.
Aansluiten op Topsectorenbeleid & Green Deal We hoeven gelukkig
niet bij nul te beginnen, maar kunnen direct aansluiten op
initiatieven zoals het Topsectoren beleid
Meerjarenafspraken De routekaarten zijn een belangrijk resultaat
van de Meerjarenafspraken energie-efficiëntie die meer dan 1.000
grote en middelgrote bedrijven hebben gesloten met de
Rijksoverheid. Het gaat hier om bedrijven uit achttien industriële
sectoren, negen voedings-en genotsmiddelen- sectoren, vier diensten
sectoren en de spoorsector. VNO- NCW is samen met de branches nauw
betrokken geweest bij het tot stand brengen van deze afspraken, en
wij zullen ook betrokken blijven bij de verdere uitvoering daarvan.
De bedrijven hebben niet alleen een actieplan voor 2030, maar
verbeteren jaar in en jaar uit hun energie-efficiëntie zoals is
afgesproken in het convenant. De monitoringsresultaten laten elk
jaar zien dat de aange- sloten bedrijven in Nederland structureel
meer energie besparen dan andere bedrijven. Ze blijven daardoor
competitief en leveren een belangrijke bijdrage aan de
noodzakelijke verduurzaming van de economie. Andere bedrijven
kunnen daar een voorbeeld aan nemen.
Bernard Wientjes, voorzitter van werkgeversorganisatie
VNO-NCW
“We hoeven gelukkig niet bij nul te beginnen, maar kunnen direct
aansluiten op initiatieven zoals het Topsectoren beleid en de Green
Deal”
4 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Inleiding
Een routekaart bevat niet alleen de visie van een sector op 2030,
maar laat ook zien welke strategische keuzes nodig zijn om deze
visie te realiseren. Deze keuzes zijn vervolgens, in dialoog met
toeleveranciers, afnemers en andere partners, vertaald naar een
serie maatregelen. Deze maatregelen hebben betrekking op de nog te
ontwikkelen producten, processen of technologieën. Alle maatregelen
komen samen in het actieplan van de sector.
Het routekaarttraject kent grofweg twee stappen. De eerste stap
bestaat uit een voorstudie ofwel een ver- kennend onderzoek waarin
de sector haar visie op 2030 ontwikkelt. Waarmee wordt de sector de
komende jaren geconfronteerd, is de sector daarop voorbereid? Welke
oplossing richting ziet de sector en is er vol doende (ener-
getisch) potentieel en draagvlak om dit gezamenlijk verder uit te
werken? Dit zijn vraagstukken die in dit traject aan bod komen. In
de tweede stap, de routekaart, worden oplossingsrichtingen verder
uitgediept door een grotere groep deelnemers. Zo ontstaat er
daadwerkelijk een actieplan.
Negentien sectoren hebben het volledige traject inmiddels doorlopen
(tabel 1). Voor elf sectoren gaf de voorstudie al voldoende inzicht
om aan de slag te gaan: zij hebben geen routekaart ontwikkeld
(tabel 2). Beide tabellen zijn te zien op de volgende pagina.
Circa duizend bedrijven uit 36 verschillende industriële en
dienstensectoren hebben zich in Nederland aangesloten bij één van
de energie convenanten (MJA3 en MEE). Daarmee dekken de convenanten
80 procent van het energiegebruik van de industrie in Nederland. In
het kader van deze convenanten hebben al deze sectoren de kans
gekregen een zogenaamde routekaart op te stellen: een actieplan om
in het jaar 2030 slag vaardiger en nog meer concurrerend te
zijn.
Negentien sectoren hebben zo’n actieplan opgesteld. Een belangrijk
onderdeel van dit plan is dat alle sectoren vaststellen hoe ze in
de toekomst aanzienlijk duurzamer kunnen opereren. Met de
werkhypothese ‘50 procent energie-efficiënter in 2030’ zijn de
sectoren aan de slag gegaan.
In deze brochure informeren de verschillende sectoren niet alleen
elkaar, maar ook de maatschappij en politiek over hun ambities voor
de toekomst. Door kort aan te geven op welke vlakken elke sector
aan de slag gaat ontstaat inzicht in mogelijke inspirerende
samenwerkingsverbanden.
“Een belangrijk onderdeel van dit plan is dat alle sectoren
vaststellen hoe ze in de toekomst aanzienlijk duurzamer kunnen
opereren”
5 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Sectoren die enkel een voorstudie hebben opgesteld zijn:
Tabel 2: Sectoren die enkel een voorstudie hebben opgesteld
Een uitgebreide versie van alle routekaarten is hier terug te
vinden op de website van Agentschap NL.
Sector MJA/MEE
5. Kalkzandsteen- en Cellenbetonindustrie MJA
6. Koel- en vrieshuizen MJA
7. Oppervlaktebehandelende industrie MJA
Tabel 1: Sectoren die een routekaart hebben opgesteld
Sector MJA/MEE
2. Afvalwaterzuivering Waterschappen MJA
4. Fijn- en Grofkeramische industrie MJA
5. Glasindustrie MEE
7. High tech sector MJA
8. ICT-sector MJA
10. Metallurgische industrie incl. staal en gieterijen MJA &
MEE
11. Margarine, Vetten en Oliën-sector MJA
12. Papier- en Kartonindustrie MEE
13. Rubber- en Kunststofindustrie MJA
14. Tapijtindustrie MJA
15. Textielindustrie MJA
16. Textielservicebedrijven MJA
18. Vleesverwerkende industrie MJA
Elf sectoren
Voor studies
7 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Bloemlezing van de voorstudies
Bierbrouwerijen Significante mogelijkheden tot besparing zijn
volgens de bierbrouwerijen onder andere te vinden op de volgende
terreinen: • Procesverbetering. Met een verdere ontwikkeling van
het
zogeheten gerstebier kan de stap van het mouten volledig uit het
proces verwijderd worden. Acceptatie van de consument is hierbij
van belang. Daarnaast is veel winst te boeken door een intensievere
en betere samen werking met toeleveranciers van apparatuur voor de
brouwerijsector.
• Koeling in de horeca. De verwachting is dat op dit vlak
aanzienlijke besparingen mogelijk zijn door de introductie van
nieuwe, efficiëntere koelapparatuur. Deze besparing is niet
eenvoudig te realiseren, omdat ze ingaat tegen de trend onder
consumenten om bier steeds kouder te willen drinken.
Uit de voorstudie blijkt dat een energie-efficiëntie- verbetering
van ongeveer 20 procent mogelijk is. Maar alleen daar waar de
brouwers invloed kunnen uitoefenen. Een belangrijk deel van deze
ingeschatte besparing is te realiseren bij de koeling in de
horeca.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Taco Juriaanse,
Nederlandse Brouwers, tjuriaanse@dranken.org, + 31 (0)70
3180710
Voor elf sectoren was het opstellen van een voorstudie voldoende om
direct aan de slag te gaan. In sommige gevallen gebeurde de
uitvoering van de plannen door de sector als geheel, in andere
gevallen door individuele bedrijven uit de desbetreffende sector.
De voorstudie van de sector Spoor was nog niet afgerond bij de
verschijning van deze publicatie. Hieronder volgt per voorstudie
een beknopte samenvatting van de activiteiten die deze sectoren op
zullen pakken.
Asfaltindustrie De asfaltindustrie heeft voor 2030 de volgende
visie geformuleerd: • De keten voor aanleg en onderhoud van wegen
(energie)
efficiënter en veiliger maken. Dit kan door intensievere
ketensamenwerking en inzet van product- en proces- innovaties.
Hinder voor weggebruikers en omwonenden neemt af.
• Wegen slimmer aanleggen en veiliger, geluids- en emissie- armer
maken. Dit is mogelijk dankzij nieuwe soorten asfalt en aanvullende
innovatieve producten die de wegenbouw- sector aan het ontwikkelen
is.
• De beschikbaarheid van grondstoffen voor de wegenbouw is
gegarandeerd door de inzet van gerecyclede en nieuwe
grondstoffen.
• Imagoverbetering van de asfaltwegenbouwsector. De sector
bekendmaken als dé leverancier van betere (auto)mobiliteit voor
burger en consument. Maar ook als betrouwbare partner voor de
overheid en als aan trekkelijke werkgever.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Harry Roos, Vakgroep
Bitumineuze Werken (VBW), hroos@vbwasfalt.nl, +31 (0)79
3252225
Frisdranken, waters en sappen De voorstudie heeft uitgewezen dat
zowel de branche- vereniging als de deelnemende bedrijven zich
willen inspannen om energie-efficiëntie te realiseren. De bedrijven
zijn het unaniem eens dat de ingezette koers op het gebied van
duurzaamheid en energie-efficiëntie moet worden voortgezet. Tot nu
toe waren energie- efficiëntiemaatregelen voornamelijk toegespitst
op het optimaliseren van het productieproces. Voor verdere
verbeteringen zijn revolutionaire doorbraaktechnologieën
noodzakelijk. Om die reden acht de sector het zinvol toekomstige
inspanningen meer te richten op die delen van de keten waarop men
invloed kan uitoefenen. Een andere vorm van samenwerking die
potentie heeft, zijn de zogenaamde dwarse ketens. Dit zijn ketens
waarbij bedrijven uit verschil- lende ketens van elkaars
restenergie en afvalstromen gebruik kunnen maken.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Taco Juriaanse,
Nederlandse vereniging Frisdranken, Waters en Sappen (FWS),
tjuriaanse@dranken.org, + 31 (0)70 3180710
8 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Kalkzandsteen- en cellenbetonindustrie Op basis van
toekomstverwachtingen heeft de sector de volgende kansen en
mogelijkheden gesignaleerd: • Efficiëntere inzet van stoom • Inzet
van duurzame energie • Temperatuur van de autoclaaf verlagen
beneden 200°C • Restwarmte benutten • Inzet van afval en
reststromen • Veranderen van de samenstelling van bouwconstructies
• Bijdrage leveren aan energetisch concept van woningen •
Verschuiving naar vervangende nieuwbouw naast renovatie
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Michiel Nieuwenhuys,
Vereniging Nederlands Kalkzandsteenplatform (VNK), mhn@vnk.nl, +31
(0)35 6720581
Koel- en vrieshuizen De sector wil een zo optimaal mogelijke
bijdrage leveren aan de logistieke dienstverlening ten behoeve van
tem pera- tuurgevoelige producten. Dit is mogelijk door op een
maatschappelijk verantwoorde wijze nieuwe technologieën, arbeid en
middelen toe te passen. Met verbeteringen van flexibiliteit en
kwaliteit kan de supply chain worden geoptimaliseerd.
Daarvoor moet in 2030 voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: •
Voldoende opgeleide mensen om installaties te bedienen • Nieuwe
bewaartechnieken om uitval te verminderen • Verdergaande toepassing
van robotisering • Energie-efficiëntieverbetering van 30 procent in
2020
en 50 procent in 2030 • 100 Procent gebruik van duurzame energie •
Uitwisseling van koeltechnische en productkennis
binnen de sector via één kennisbestand
Neem voor meer informatie contact op met dhr. René van Luytelaar,
Vereniging van Nederlandse Koel- en Vrieshuizen (Nekovri),
r.van.luytelaar@nekovri.nl, +31 (0)40 2565263
Oppervlaktebehandelende industrie In 2030 wil de industrie
uitgegroeid zijn tot een sterke en vitale keten. Mooi duurzaam
(langdurig beschermen oppervlakken) en duurzaam mooi
(verfraaien/design) zijn daarbij belangrijke ambities. De industrie
levert duurzame toegevoegde waarde aan haar klanten en behaalt
daarmee een gezond rendement. Door te fungeren als een verbinden-
de ketenschakel kan energiezuinige verduurzaming op maat worden
gerealiseerd. Dit is mogelijk door middel van toepassing van de
meest geschikte (nieuwe) materialen en technieken. De selectie of
ontwikkeling daarvan is afhanke- lijk van een sterke kennisbasis
die gerealiseerd wordt door samenwerking en (open) uitwisseling van
kennis.
De ambitie vertaalt zich concreet in de volgende thema’s: • Sluiten
van de materiaalketen. De sector levert de infor-
matie aan om bij 80 procent van de koopbeslissingen een afweging te
kunnen maken over het sluiten van de keten. Dit heeft betrekking op
recyclebaarheid en duurzaamheid van de oppervlaktelaag.
• Verlenging gebruiksfase. De sector draagt bij aan een besparing
van 30 procent materiaal en energie door vernieuwende oplossingen
te genereren voor verlenging van de gebruiksfase.
• Energieverbetering van het eigen proces. De sector besteedt
aandacht aan continue verlaging van het energiegebruik in het eigen
proces en in de keten om daarmee de MJA3-doelstelling te
realiseren.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Paul ter Haar,
Vereniging voor Oppervlaktetechnieken van Materialen (VOM),
haar@vom.nl, +31 (0)30 630 03 90
Raffinaderijen De Nederlandse raffinaderijen hebben al grote
stappen gezet op het gebied van energie-efficiëntie. Daarnaast is
de uitstoot van SO2, NOx, VOC en fijnstof de afgelopen tien jaar
met respectievelijk 55, 41, 53 en 86 procent gedaald. Hoewel het
laaghangend fruit grotendeels is geplukt, ziet de sector nog ruimte
voor meer besparingen en CO2- emissiereductie. De sector heeft
hiertoe zes opties gedefinieerd: • Energie-efficiëntieverbetering
en toepassing van nieuwe
technologieën • Regionale efficiëntieverbetering:
warmtekrachtkoppeling
grondstof voor raffinaderijen • Plant-to-wheel: efficiënte
distributie naar de klant en
energie-efficiënte en biobased brandstoffen
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Philip van der Want,
Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI), pvdwant@vnpi.nl,
+ 31 (0)70 3155 230
Suikerindustrie In de voorstudie zijn de horizontale en verticale
ketens van de industrie onderzocht. Hieruit blijkt dat Suiker Unie
bij de bestaande bedrijfsvoering in technologisch opzicht kan
voldoen aan de doelstelling van 50 procent energie besparing binnen
de keten tot 2030. Ten opzichte van 1990 is er al ruim 40 procent
energie bespaard, ruim twee keer de Europese doel stelling voor
2020. Bedrijfseconomisch zijn een aantal besparingen echter (nog)
niet haalbaar.
9 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Voorbeelden van maatregelen die nog mogelijk zijn: • Minder drogen
van bietenpulp door afzet van meer
natte perspulp als diervoeder. • Productie van bio-ethanol uit
suikerstropen, zoals het
tussenproduct diksap of het eindproduct melasse. • Benutten van
restwarmte voor de glastuinbouw. • Benutten van energie van
bietenloof dat bij de oogst
van de bieten op het land achterblijft. • Verdere
energiebesparingen bij bietenteelt en -transport
door het verhogen van de suikeropbrengsten per hectare en het
verhogen van het suikergehalte van de bieten.
• Enkele energiebesparingopties in de suikerfabriek, vooral door
het benutten van restwarmte.
De bestaande suikerproductie voor de retailmarkt en voedings- en
genotsmiddelenbedrijven krijgen een steeds grotere invloed op de
bedrijfsvoering van de suikerindustrie. Dat geldt ook voor de
biobased economy -processen en -pro- ducten. Suiker, bijproducten
en reststoffen zijn geschikt voor diverse chemische processen in
deze biobased economy. Het verwerken van biomassa voor de chemie en
de productie van materialen kunnen en zullen van grote waarde zijn
voor de sector. Ook de productie van duurzame energie en wel- licht
de uitbreiding ervan zullen een belangrijke rol spelen.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Bertram de Crom,
Suiker Unie, Bertram.de.Crom@suikerunie.com, +31 (0)165
525096
Tankopslagbedrijven In de voorstudie zijn de bekende en beproefde
technologieën voor energiebesparing aan bod gekomen. Dit betrof
onder andere isolatie, (rest) warmte-uitwisseling en
warmtekrachtkoppeling. Ook is gekeken naar nieuwe technologieën
voor het duurzaam opwekken van de benodigde energie. Hieruit rijst
het volgende beeld op.
Ten eerste blijkt dat zonne-energie die opgewekt wordt met lokale
of centrale zonnecollectoren, althans voor deze sector geen
belangrijke bijdrage kan leveren, noch individueel, noch
collectief. Elektriciteitsopwekking met behulp van windturbines zou
voor collectieve afname interessant kunnen zijn, maar zoiets zelf
opzetten ligt buiten de exper- tise en kernactiviteit van de sector
en dat blijft natuurlijk zo bij eventuele deelname in zo’n project.
Op individueel niveau zijn er geen interessante mogelijkheden te
melden. Over biomassa en biobrandstoffen is ten derde de conclusie
dat er mogelijkheden bestaan maar alleen bij geschikte
omstandigheden op individueel bedrijfsniveau. Tenslotte kan men
stellen dat voor wat betreft omgeving en geothermische warmte,
alsmede restwarmte, er technisch en economisch goede mogelijkheden
lijken te zijn.
Neem voor meer informatie contact op met Mw. Erica Rodi, Vereniging
van Onafhankelijke Tankopslag Bedrijven (VOTOB), rodi@votob.org,
+31 (0)70 3378750
Hoger Beroepsonderwijs en Wetenschappelijk Onderwijs Hoe ziet het
hoger onderwijs eruit in 2030? Wat zijn hierbij de mogelijkheden om
een duurzame campus te realiseren? Welke maatregelen horen hierbij?
Dit zijn een aantal vragen die zijn uitgewerkt in het onderzoek
Toekomstvisie Hoger Onderwijs.
De resultaten uit dit onderzoek zijn geïntegreerd in een on-line
applicatie ‘Naar een duurzame campus’. Vier toekomstscenario’s en
drie campusmodellen leiden de gebruiker door middel van voorbeelden
en richtlijnen naar een duurzame campus voor een hogere
onderwijsinstelling. Via de mogelijke twee ingangen, namelijk via
de scenario’s en campusstrategieën, komt de gebruiker tot twaalf
poten- tiële toekomstbeelden voor de duurzame campus.
Aan deze toekomstbeelden zijn concrete maatregelen verbonden die
ook via een database zijn te raadplegen.
Het interactieve karakter van de tool biedt de mogelijkheid om te
reageren op de maatregelen voor de campus, nieuwe maatregelen toe
te voegen en te discussiëren met andere bezoekers via het forum. De
tool is te bekijken op www.duurzamecampus.plado.nl
Neem voor meer informatie contact op dhr. Benjamin Hoeboer,
HBO-raad, hoeboer@hbo-raad.nl, +31 (0)70 3122132 of dhr. Piet-Jan
Klijn, Vereniging van Universiteiten (VSNU), klijn@vsnu.nl, +31
(0)6 27013924.
Spoor Voor meer informatie over de voorstudie Spoor kunt u contact
opnemen met dhr. Frans Slats, Nederlandse Spoorwegen,
Frans.Slats@ns.nl, + 31 (0)6 47149004
“Om substantieel CO2 te reduceren zijn in de transport sector,
onze voornaamste klant, rigoureuze veranderingen nodig. Denk aan
volledig elektrisch transport”
draad Innovaties in producten en diensten Innovaties in
grondstofmanagement Innovaties in energie Rode
10 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Rode draad Een bijzonder aspect van het voorstudie- en
routekaarttraject is dat dertig industriële en diensten sectoren
ongeveer gelijktijdig aan de slag zijn geweest met het opstellen
van een toekomstvisie. Dit heeft geleid tot een positieve, toekomst
gerichte dynamiek in en tussen deze sectoren zelf en daarmee ook in
het overgrote deel van de industrie. Door dit proces zijn ook
diverse nieuwe sector overstijgende verbanden gevormd en bestaande
banden verstevigd.
sectoren actief een dialoog aangegaan met afnemers en potentiële
nieuwe afnemers uit onbekende sectoren.
Dit heeft geleid tot vele ideeën voor nieuwe product- en
marktcombinaties. Hierbij is ook rekening gehouden met toekomstige
innovaties die extra functionaliteiten toevoegen aan producten. De
textielservicebedrijven werken bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van
intelligent textiel (electronisch, chemisch) waarbij ook
innovatieve reinigings- en refunctionaliseringsprocessen ontwikkeld
zullen worden. Nanotechnologie biedt hierin kansen voor de
ontwikkeling van nieuwe finishes van tapijt en textiel. Innovaties
op ICT-gebied zijn bekeken op hun bijdrage aan de ontwikkeling van
intelligentere producten en diensten.
Ontwikkeling van duurzame producten en diensten Binnen alle
sectoren is de verwachting dat de consument in de toekomst steeds
meer zal letten op kwaliteit, duurzaam- heid en gezondheid. Deze
vraag vertalen de sectoren naar duurzame producten en diensten, of
combinaties hiervan. Hieronder verstaan we alle product- en
marktconcepten die resulteren in een lagere impact op mens en
milieu. Afhankelijk van sector en product kun je dit verder
specificeren. Voor de rubber- en kunststofindustrie komt dit
bijvoorbeeld neer op de volgende aandachtspunten:
• Optimalisatie van de levensduur van producten • Minder
energieverbruik en onderhoud in de gebruiksfase •
Materiaalbesparing • Aandacht voor de fase na gebruik door
bijvoorbeeld
kringloopsluiting • Gebruik van materialen met een lage
(fossiele)
energie-inhoud • People friendly: geen gebruik van toxische stoffen
Dit geeft een goed overzicht van de thema’s die ook door andere
sectoren belangrijk zijn bevonden.
De milieu-impact wordt vaak gekwantificeerd met behulp van een
levenscyclusanalyse (LCA). Een LCA geeft een over- zicht van de
milieubelasting van een product in de hele keten, dus van
grondstoffase tot recycling en hergebruik. Niet alleen de
metallurgische, de chemische en de rubber- en kunststofindustrie
hebben LCA ontdekt als een belangrijk instrument bij het
productontwikkelingsproces.
Elke sector heeft zijn eigen uitdagingen om de komende decennia
concurrerend te blijven. Echter, als je alle route- kaarten op een
rij zet, zijn er een drietal rode draden te identificeren die in
veel routekaarten terugkomen.
’Rode draden’ De volgende onderwerpen komen veelvuldig terug in de
verschillende routekaarten: • Innovaties in producten en diensten •
Innovaties in grondstofmanagement • Innovaties in energiemanagement
Deze hoofdindeling met bijbehorende deelonderwerpen is weergegeven
in tabel 3 op pagina 15.
Uit de onderstaande toelichting blijkt dat tussen al deze
onderwerpen ook weer verbanden te leggen zijn. Productontwikkeling
en marketing zijn bijvoorbeeld sterk verweven met ontwikkelingen in
materiaal- en procestechnologie.
Innovaties in producten en diensten
Tijdens de voorstudies hebben de sectoren zich door middel van
scenario’s een beeld gevormd van de mogelijke wensen van hun
toekomstige afnemers. Deze beelden zijn in de routekaarten verder
uitgewerkt. Hierbij is door veel
“Binnen alle sectoren is de verwachting dat de consument in de
toekomst steeds meer zal letten op kwaliteit, duurzaamheid en
gezondheid”
11 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Dat geldt ook voor sectoren als de tapijt-, textiel- en
textielservicebedrijven en de keramische industrie. De chemie heeft
een ‘doel and scope’ document ontwikkeld dat ook beschikbaar is
gesteld voor andere sectoren en bedrijven. Het document helpt bij
het maken van keuzes bij het opzetten van een LCA. De high tech
industrie heeft zelfs een duurzaamheidskompas ontwikkeld met een
scala aan hulpmiddelen voor bedrijven om zelf met duurzame
productontwikkeling verbeterslagen te maken.
Dit leidt tot verschillende concepten om het model van ondernemen
te verduurzamen. De oppervlaktebehan de- lende industrie wil
vernieuwende oplossingen genereren voor verlenging van de
gebruiksfase om daarmee een bijdrage te leveren aan besparing van
materiaal en energie bij haar klanten. Materiaalproducenten en de
automobiel- industrie kunnen met hogesterktestaal en kunststof-
composieten lichtere producten op de markt brengen die minder
energie verbruiken in de gebruiksfase. Ook de ICT-sector wil zich
inspannen om software zo te programmeren dat deze minder energie
verbruikt.
Innovaties in grondstofmanagement
Veel sectoren verwachten dat de leveringszekerheid van grondstoffen
onder druk komt te staan door een groeiende economische schaarste.
Uitputting van grondstoffen, een toenemende wereldbevolking en een
stijgende vraag zullen tot gevolg hebben dat grondstoffen minder
gemakkelijk en alleen tegen hogere prijzen verkrijgbaar zullen
zijn. Ook geopolitieke kwesties en een disbalans in vraag en aanbod
zullen leiden tot meer en sterkere fluctuaties in de prijs van
grondstoffen.
Vooral geopolitieke kwesties kunnen van invloed zijn op schaarste
van metalen die in de technologische industrie worden gebruikt.
Daarbij gaat het bijvoorbeeld om materialen die cruciaal zijn voor
de productie van zonne- cellen, windturbines, elektrische auto’s en
touchscreens.
Het sluiten van de kringloop is een regelmatig terugkerende
strategische keuze om deze schaarste het hoofd te bieden. Dit
betreft onder andere de asfalt-, chemische, textiel-, tapijt- en
rubber- en kunststofindustrie: sectoren die fossiele grondstoffen
gebruiken. Maar ook sectoren waarin mineralen en metalen een
belangrijke rol spelen, zoals de bouwkeramische, glas-, en
metallurgische industrie en de high tech sector. Deze sectoren
zetten in op recycling en het ontwerpen van makkelijker te scheiden
producten om zo de toelevering van materialen zeker te stellen. Zo
wordt er in de metallurgische industrie steeds intensiever samen-
gewerkt met afnemers om fabrieksnieuw restmateriaal terug te nemen
voor herverwerking, zodat direct de juiste grondstofsamenstelling
eindeloos opnieuw voor dezelfde afnemer kan worden ingezet.
De vraag naar duurzame producten vindt ook zijn weerslag in de
ontwikkeling van duurzame grondstofproductie. De
voedingsmiddelenindustrie geeft aan dat zij hier belang aan hecht,
zoals ook aan certificering van de toeleverings- keten. In 2011 was
38 procent van de Nederlandse koffie- consumptie al duurzaam
gecertificeerd. Koffiebranderijen willen hier op blijven inzetten
vanwege de gegarandeerde kwaliteit van de koffie en verbetering van
de leef- omstandigheden van de toeleveranciers. Voor palmolie en
soja is verduurzaming van de productie ook een belangrijk streven
binnen de Margarine, Vetten en Oliën-sector.
Biobased economy Door schaarste van fossiele energiebronnen
ontstaat een nieuwe markt voor grondstoffen van niet-fossiel,
organisch materiaal. Meerdere sectoren zien kansen hierop in te
spelen door nuttige toepassingen te zoeken voor hun reststromen,
bijvoorbeeld voor de productie van duurzame energie. Goede
voorbeelden hiervan zijn de zuivelindustrie die plannen ontwikkeld
heeft om door vergisting van mest, afkomstig van melkveehouderijen,
het volledige energie- verbruik in haar keten te vergroenen; de
suikerindustrie vergist eigen reststromen en stromen van derden
en
wordt een van de grootste producenten van groen gas in
Nederland.
Door raffinage kunnen ook elementen met een hogere toegevoegde
waarde uit de stromen worden gehaald. Zo wil de vleesverwerkende
industrie onderzoeken of haar neven- stromen toepasbaar zijn voor
biopolymeren en cosmetische en farmaceutische producten. De
suikerindustrie ziet suiker- bieten en bietenloof als potentiële
grondstoffen voor de productie van biopolyethyleen, polymelkzuur en
bio-ethanol. Deze toepassingen zijn ook geschikt voor de
reststromen binnen de aardappelverwerkende industrie. De restanten
kunnen bovendien ingezet worden voor andere toepassingen. Hierdoor
zullen nieuwe ketens tussen voorheen onbekende partners gecreëerd
moeten worden. De afstemming over een optimale cascadering van de
stromen is een tweede belangrijke uitdaging binnen de biobased
economy.
De eerste uitdaging is om elementen met een hogere toegevoegde
waarde uit reststromen te halen. Zo wil de vleesverwerkende
industrie onderzoeken of haar nevenstromen toepasbaar zijn voor
biopolymeren en cosmetische en farmaceutische producten. De
suiker-
“Door schaarste van fossiele energiebronnen ontstaat een nieuwe
markt voor grondstoffen van nietfossiel, organisch
materiaal”
12 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
To eg
ev oe
gd e
w aa
rd e
Volum e
Farmacie Fijnchemicaliën
Chemie en Materialen
Brandstof, Elektriciteit Warmte
Energie
industrie ziet suikerbieten en bietenloof als potentiële
grondstoffen voor de productie van biopolyethyleen, polymelkzuur en
bio-ethanol. Deze toepassingen zijn ook geschikt voor de
reststromen binnen de aardappelverwerkende industrie. De restanten
kunnen bovendien ingezet worden voor andere toepas - singen.
Hierdoor zullen nieuwe ketens tussen voorheen onbekende partners
gecreëerd moeten worden. De afstem- ming over een optimale
cascadering van de stromen is een tweede belangrijke uitdaging
binnen de biobased economy. In figuur 1 zijn de verschillende
toepassings gebieden afgezet tegen hun toegevoegde waarde. Dit
noemen we de waardepiramide.
Figuur 1: De waardepiramide van de biobased economy
Onder de routekaartsectoren bevinden zich ook de
materiaalproducenten, de chemische industrie en pro ducenten van
producten waarin biopolymeren kunnen worden toegepast. De textiel-
en tapijtindustrie en de rubber- en kunststofindustrie hebben
hiertoe ambitieuze plannen ontwikkeld. De papier- en
kartonindustrie is juist op zoek naar alternatieve vezels voor haar
producten.
Innovaties in energiemanagement
Doorbraaktechnologieën Vernieuwing van de huidige
productietechnologieën is een belangrijke pijler van dit thema.
Innovaties op het gebied van conserveren, procesintensificatie,
scheidingstechno logie en thermische processen (drogen, bakken en
branden) zijn in kaart gebracht en op hun waarde geschat. De bouw-
keramische industrie gaat bijvoorbeeld op basis hiervan werken aan
de realisatie van een verlengde tunneloven. Hierbij wordt door het
ontkoppelen van het stook- en droogproces een sprong in
energiebesparing gemaakt. De metallurgische industrie werkt aan
meerdere nieuwe processen voor ovens, smelten, verzinken en gieten.
De groente- en fruitverwerkende industrie heeft onder andere
hogedrukpasteurisatie en -sterilisatie in beeld als nieuwe
conserveringsmethode. De bierbrouwerijen gaan bekijken of de
volledige stap van het mouten uit het proces kan worden
gehaald.
Niet alleen de ontwikkelingen binnen de eigen technologie- cluster
zijn onderzocht, ook is gekeken naar relevante innovatieve
ontwikkelingen in andere sectoren. De tapijt- en textielindustrie
en de textielservicebedrijven hebben bijvoorbeeld ambities om met
nanotechnologie en (2D/3D-) printtechnologie een belangrijke
vernieuwing op de kwaliteit en functionaliteit van finishes en
bedrukkingen te realiseren. Ook de papier- en kartonindustrie kijkt
hiernaar en verwacht daarnaast veel van enzymtechnologie voor
bewerking van vezels om nieuwe materiaalstromen toepasbaar te maken
voor papierproductie.
Het energieverbruik van de dienstensectoren, de univer- sitaire
medische centra en de HBO-instellingen en de universiteiten, is
minder afhankelijk van een dominante productietechnologie maar meer
van het gebruikte oppervlak en de kwaliteit van de gebouwen.
Innovatieve
strategieën die deze sectoren hebben geformuleerd richten zich
onder meer op een hogere bezetting en benutting van deze gebouwen.
De universitaire medische centra richten zich bijvoorbeeld op een
nieuwe manier van het leveren van hoogwaardige zorg dicht bij de
patiënt. Hiervoor zijn ver- gaande ICT-oplossingen noodzakelijk en
moet het proces anders worden ingericht. Dit leidt tot een afname
van het benodigde vloeroppervlakte. Dit kunnen de universitaire
medische centra niet alleen doen, hiervoor is de gehele zorgketen
van belang. Samenwerking met de ICT-sector ligt hierbij voor de
hand. Deze sector ziet voor zichzelf een belangrijke rol in het
mogelijk maken van energiebesparing in gebouwen en voor het
realiseren van efficiëntie- verbetering op het gebied van
mobiliteit en logistiek. Zie de film over Energiemanagement:
hier
“Door schaarste van fossiele energiebronnen ontstaat een nieuwe
markt voor grondstoffen van nietfossiel, organisch
materiaal”
13 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Duurzame energie De tweede oplossingsrichting die sectoren voor
ogen hebben om de beschikbaarheid en kosten van energie onder
controle te houden is de toepassing van duurzame energie. Een derde
van de sectoren die een voorstudie of routekaart hebben opgesteld
zet in op het gebruik van (eigen) rest stromen voor het opwekken
van duurzame energie. Vergisting is hiervoor voorlopig nog de
belangrijkste techniek. Vergassing wordt als interessante optie
voor de langere termijn gezien. Dit betreft bijna alle sectoren uit
de voeding- en genotsmiddelenindustrie.
Ook heeft ongeveer een derde van de sectoren de ambitie op langere
termijn gebruik te maken van zonne-energie. Een paar sectoren ziet
perspectief in windenergie, diepe geothermie en/of warmte-
koudeopslag. De tankopslag- sector streeft naar een volledige
verduurzaming van zijn energieverbruik door middel van warmtepompen
en zonne- cellen. Met het slimmer maken van de energienetten (Smart
Grids) draagt de ICT-sector bij aan deze transitie naar een
duurzame energiehuishouding. Ook is er een aantal sectoren die
inzetten op de inkoop van duurzame energie.
Andere voorbeelden van sectoren met grote ambities op het gebied
van duurzame energie zijn onder andere de koel- en vrieshuizen en
de afvalwaterzuivering water- schappen. De eerste sector geeft in
hun voorstudie aan in 2030 voor 100 procent duurzame energie te
willen gebruiken, zowel door inkoop van elektriciteit als door
eigen opwekking. De water schappen hebben zich met de ‘RWZI als
Energiefabriek’ tot doel gesteld rioolwater- zuiveringen te bouwen
die minimaal evenveel energie opwekken uit het slib als de
hoeveelheid die nodig is voor het zuiveren van het
afvalwater.
Continue aandacht en verbetering Energiebesparing binnen de
bedrijfspoort blijft een belangrijk aandachtspunt voor alle
sectoren die een routekaart hebben opgesteld. Niet alleen door
innovaties in procestechnologie, maar vooral ook door continue
aandacht voor energie- efficiëntie. Alle sectoren onderschrijven
het belang van energiemanagement en optimaal beheer van bestaande
installaties. Zeker de helft van de sectoren schenkt hierbij
speciale aandacht aan een optimale benutting van hun (rest) warmte.
Deze warmte kan zowel binnen het bedrijf als buiten
Energiebesparing (PJ)
Ketenefficiëntieverbetering 355 23
Gebruik van niet-fossiele, organische materialen 165 12
Tabel 3: Geschatte totale ambitie in 20302
1 Het totale energieverbruik van de MEE- en MJA3-deelnemers in 2010
was 845 PJ
2 De getallen zijn indicaties op basis van de informatie in de
individuele routekaarten.
de poort ingezet worden. De laatste optie is een van de
belangrijkste maatregelen die de raffinaderijen voor ogen hebben.
Interne warmteoptimalisatie is een onderwerp bij onder andere de
producenten van kalkzandsteen- en cellenbeton.
Ambities in cijfers De ambities die de sectoren in hun voorstudies
en routekaarten neerleggen zijn groot. Een procesefficiëntie-
verbetering in 2030 van 230 PJ en 15 Mton CO2. Bij de dertig
sectoren die een voorstudie of routekaart hebben opgesteld is
sprake van een energiegebruik van circa 750 PJ1 en een uitstoot van
45 Mton CO2 (cijfers 2010). Daarnaast hebben de sectoren grote
ambities voor de verduurzaming van hun eigen energieverbruik en dat
van hun materiaal ketens. De grootste ambitie is weggelegd voor
energie-efficiëntieverbetering in de keten. Zie voor de details
tabel 3.
14 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
In deze ‘rode draad tabel’ is door middel van ingekleurde vakjes
aangegeven of een sector actief is op een deelon- derwerp of niet.
Zo kunt u in één oogopslag zien welke sec- toren er met hetzelfde
thema aan de slag gaan en dus waar samenwerking mogelijk is.
15 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Het toevoegen van nieuwe functionaliteiten Innovaties in
verpakkingen Nieuwe product-marktcombinaties Herinrichten van
dienstverleningconcept Ontwikkelen duurzame producten en diensten
Activiteiten m.b.t. het meten van de milieu-impact (bijv.
levenscyclusanalyse) Het ontwikkelen van producten met een langere
levensduur Het ontwikkelen van producten met minder materiaal Het
ontwikkelen van energie-efficiënte producten (incl. energie-inhoud
materialen) Innovaties in grondstofmanagement (Certificering &)
kwaliteitsverbetering grondstoffen Het nuttig toepassen van
organische reststromen (excl. duurzame energie) Het sluiten van de
materiaalkringloop inzet (alternatieve) biotische materialen Het
toepassen van alternatieve anorganische materialen Innovaties in
energiemanagement Het optimaal beheren van bestaande proces- en
energieproductie installaties Het in- en extern nuttig toepassen
van (rest)warmte Innovaties in thermische processsen (ontwateren,
bakken, drogen, branden) Innovaties in bioprocestechnologie (o.a.
raffinage) Innovaties in conserveringstechnieken Innovaties in
koelen & vriezen Innovaties in scheidingstechnologie (ook tbv
recycling) Innovaties in procesintensificatie Overige innovaties in
procestechnologie (enzym- nano-, 3d- printen, RFID etc.) Duurzame
Energie Inzet van (eigen) niet-fossiele, organische reststromen
Toepassing van geothermie & warmtekoudeopslag (wko) Toepassing
van windenergie Toepassing van zonne-energie
Aa rd
ap pe
lv er
w er
ke nd
e in
du st
rie (R
Innovaties in producten en diensten
16 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Route ka ar
17 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Aardappelverwerkende industrie
koelverse producten, vlokken en granulaat, snacks en overige
producten
• Deelnemers: 7 (2010) • Omzet: 1,25 miljard euro (2010)
Energiegegevens Energieverbruik MJA deelnemers: 8,2 PJ (2011)
Energieambities: Besparing van 30% (3,7 PJ) in het jaar 2030
Meer informatie: Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie
(VAVI), Hans Leerssen, info@vavi.nl, +31 (0)70 3365272,
www.vavi.nl
Projectvoorbeelden: • Feasability scan voor secundaire reststromen
om
inzicht te krijgen in kansrijke toepassingsmogelijk- heden. Inzicht
is bruikbaar voor de selectie van kansrijke toe passingen en deze
verder uit te diepen.
• Haalbaarheidsonderzoek restwarmtebenutting. Dat onderzoek moet
leiden tot bruikbare business- cases voor een aantal relevante
technieken en processen. Daarmee kunnen individuele VAVI-leden de
warmtehuishouding optimaliseren.
Doel en ambitie Binnen de aardappelverwerkende industrie bestaan
hoog- waardige toepassingen van reststromen zoals verwerking tot
veevoer of vergisting tot biogas. In het kader van een thematische
routekaart is gekeken naar een bredere toe passing van deze
reststromen waaronder die in de biobased economy. De ambitie is om
door verwaarding van rest stromen te komen tot een reductie in
energieverbruik van 30 procent in 2030.
Thema’s De aardappelverwerkende industrie heeft in het kader van de
thematische routekaart drie feasibility scans uitgevoerd met het
oog op verdere verwaarding van reststromen. Het betrof scans voor:
• secundaire reststromen (stoomschillen,
aardappelsnippers en zetmeel) • tertiaire reststromen
(zuiveringsslib, digestaat en struviet) • restwarmte
Meer waarde uit aardappelen Nederland is een aardappelland.
Jaarlijks verwerkt deze sector maar liefst drieënhalf miljoen ton
aard- appelen tot onder meer frites, krieltjes, schijfjes en chips.
Om de toekomst duurzaam in te gaan, wil de sector zoveel mogelijk
waarde uit de aardappel halen. De Vereniging voor de
Aardappelverwerkende Industrie (VAVI) onderzocht hoe restproducten
zoals schillen, snippers en zetmeel nuttig en duurzaam kunnen
worden ingezet.
Er is een inventarisatie uitgevoerd van de toepasbaarheid van
zuiveringsslib, struviet en digestaat als meststof in Nederland,
België, Duitsland en Frankrijk. Daarnaast is de economisch meest
haalbare optie uitgewerkt van de winning van biopolymeren en
fermentatieproducten. Ook is er een haalbaarheidsonderzoek
restwarmtebenutting uitgevoerd. De conclusie: kansen voor een
nuttige en economisch interessante toepassing van reststoffen uit
de aardappel industrie zijn groot. De reststromen zijn schoon en
hebben nauwelijks of geen toevoegingen.
Acties Op basis van de resultaten uit de thematische routekaart
zijn er drie verdiepende branchebrede studies opgezet op de
volgende thema’s: • Opwerking van zuiveringsslib, digestaat en/of
struviet
tot meststof • De winning van biopolymeren en
fermentatieproducten
uit rauwe aardappelreststromen • Doorrekening van de
restwarmtebenutting door het
gebruik maken van innovatieve restwarmtetechnieken als
twin-coilsysteem, compressiewarmtepomp, en/of
absorptiewarmtepomp
“Restproducten die nuttig én economisch interessant zijn”
Aardappelverwerkende industrie 2
19 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Afvalwaterzuivering Waterschappen
en 1,9 miljard m3 afvalwater
Energiegegevens Energieverbruik MJA deelnemers: 7,9 PJ in 2011
Energieambities: 75%, volledige verduurzaming door middel van
energiefabrieken
Meer informatie: Unie van Waterschappen, Ruud van Esch,
resch@uvw.nl en rlazaroms@uvw.nl, www.uvw.nl
Doel en ambitie Hoe ziet in 2030 de gehele afvalwaterketen eruit?
Waterschappen en gemeenten leveren een grote bijdrage aan de
verduurzaming van de Nederlandse samenleving door afval om te
zetten in schone grondstoffen, energie en schoon water. Terugwinnen
staat hierbij centraal. De afvalwaterketen is een duidelijk
zichtbare speler door co-locatie, decentrale zuiveringsunits en een
sterke profi- lering op duurzaamheid. Het gebruik van fossiele
grond- stoffen voor chemie, transport, warmte en elektriciteit te
vervangen door biomassa is hierbij een speerpunt.
Thema’s De visie van de afvalwaterketen is opgebouwd uit een aantal
thema’s.
Efficiënt zuiveren voor volksgezondheid en waterkwaliteit De
afvalwaterketen zuivert op een efficiënte manier water voor de
volksgezondheid en de waterkwaliteit.
Integrale oplossingen De ketenpartners hebben een integrale blik.
De sector kiest voor ruimtelijke oplossingen die passen bij het
natuurlijk systeem en de bebouwde omgeving.
Gevarieerde inzameling Er zijn veel verschillende concepten en
technieken om afval in te zamelen. Welk concept en welke techniek
in een bepaalde situatie wordt gekozen, hangt af van de aard en
hoeveelheid van de afvalstromen en de lokale omstandig- heden. Denk
aan aspecten als landschap, ruimtelijke ordening en ecologische
uitdagingen.
20 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Gespecialiseerd onderhoud Gespecialiseerde bedrijven verzorgen een
deel van het onderhoud. Dit is samen met de bouw in de keten
geïntegreerd. De eisen aan onderdelen lopen uiteen en een stevige
regie is noodzakelijk. Een centrale controle- kamer - vooral
virtueel ingericht - is verantwoordelijk voor deze regie. De
controlekamer zorgt voor een goede balans tussen kosten, kwaliteit
en risico’s.
Strategische samenwerking met klanten, bedrijven,
onderzoeksinstellingen en overheden.
Op de bres voor innovatie Waterschappen en gemeenten lopen voorop
bij de inzet van zuiverings- en energietechnologie. Door
intelligente sensoren bijvoorbeeld kunnen waterschappen en
gemeenten realtime monitoren.
Acties De visie van de afvalwaterketen is vertaald in vijf
actielijnen 1 Ontwikkelen van een lokale visie in presentaties
Nationale en regionale ambassadeurs geven hiervoor
presentaties aan waterschappen, gemeenten en
samenwerkingsverbanden.
2 Samenwerking versterken In kaart brengen van kansrijke markten en
toepassingen
is noodzakelijk, evenals het activeren van potentiële afnemers en
marktpartners. Dit kan door:
- Analyseren van onderzoeken en plannen in andere sectoren
- Opzetten en versterken van netwerken - Ontwikkelen van een
transparante markt en businesscases
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van
Waterschappen hebben samen de schouders onder het visietraject
gezet. De sector ziet volop kansen om duur zaamheid en
doelmatigheid met elkaar te verbinden. Deze toekomst is nu al
begonnen. De veranderingen in de afval waterketen hangen nauw samen
met ontwikkelingen buiten de keten. Gemeente n en waterschappen
willen slimme coalities met andere partijen aangaan. Denk aan
coalities voor bouwen, industrie, landbouw en energie, zoals; • Een
visie op de waterketen in 2050:
Verbindend water • Lokale Klimaatagenda • Green Deal en een
Ketenakkoord Fosfaat.
3 Uitvoeren van onderzoeken, experimenten en pilots Aansluiten bij
onder andere onderzoeken van het biobased
platform en het Bio Refinery Cluster. Aansluiting bij bestaande
initiatieven is gewenst. Innovatie vindt vaak plaats op de
snijvlakken van disciplines.
4 Faciliteren van transitie en kennisuitwisseling Door middel van
trainingen, leer- en intervisiebijeen- komsten en instrumenten voor
experimenten vindt er kennisuitwisseling plaats. Het wegnemen van
wettelijke en institutionele belemmeringen is eveneens een
speerpunt.
5 Monitoren en communiceren van voortgang De voortgang van de
transitie monitoren is essentieel.
Daarbij is de terugkoppeling van de prestaties een belangrijk
element. In 2013 wordt er een routekaartteam ingesteld en een
aantal bijeenkomsten georganiseerd.
“Terugwinnen staat centraal met behulp van integrale oplossingen en
strategische samen werkings verbanden”
Afvalwaterzuivering Waterschappen 2
21 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Chemische industrie
(intermediates, speciality chemicals, consumer en performer
products)
• Deelnemers: 71 (2010) • Omzet: 47 miljard euro (2010)
Energiegegevens - Energiegebruik: 359 PJ (2011) - Energieambities:
40% CO2 eq. emissiereductie
Meer informatie: Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie
(VNCI), Reinier Gerrits, Gerrits@vnci.nl, +31 (0)70 337 87 25,
www.vnci.nl
Doel en ambitie De chemische industrie wil een sleutelrol spelen
bij de verduurzaming van de samenleving. Zij stelt zich ten doel om
samen met de overheid te werken aan de noodzakelijke
randvoorwaarden om de volgende ambitie te realiseren: 40 procent
broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 2005. Belangrijke
randvoorwaarden zijn onder meer; - de mogelijkheid tot het doen van
nieuwe investeringen
door economische groei - een gunstig investeringsklimaat en een
level playing field
(Nederland binnen Europa en Europa binnen de wereld) - dat
innovatie gestimuleerd blijft worden
- het terugbrengen van de kosten van technologische opties -
politieke randvoorwaarden voor bijvoorbeeld CCS.
Met het opstellen van de Routekaart Chemie Industrie 2030 heeft de
sector de opties voor CO2 eq3 emissiereductie nader gekwantificeerd
en geconcretiseerd. Ook is hiermee de haalbaarheid van deze ambitie
getoetst. De routekaart geeft een overzicht van voorgenomen en
mogelijke nieuwe pro- jecten in verschillende oplossingsrichtingen.
Deze projecten kunnen tot een broeikasgasreductie van 40 procent
leiden in 2030 leiden, mits passende randvoorwaarden en
condities.
Gerard van Harten, voorzitter Topteam Chemie, over de routekaart:
“De routekaart geeft richting aan de ambitie die de Regiegroep
Chemie enkele jaren geleden heeft geformuleerd om te komen tot een
duurzame en vitale chemiesector in 2030. Het vormt de perfecte
input voor het Topteam Chemie bij het maken van een businessplan
voor de chemische sector.”
3 C02 en CO2-equivalenten van andere broeikasgassen zoals CH4, N2O,
CxFyCLz, SF6
“Sleutelrol bij verduurzaming samenleving”
22 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Acties De mate van invloed die de chemische industrie heeft op de
zes oplossingsrichtingen is verschillend. Deze invloed is hoog waar
het de eigen installaties en grondstoffen betreft, maar is
beperkter voor sluiten van de materiaalketen en het effect van
duurzame producten bij de eindgebruiker. Er is een duidelijk
potentieel voor broeikasgasreductie zichtbaar bij de samenwerking
in de keten en de sector. Daarom zet de chemische sector erop in om
waar mogelijk haar directe invloed te vergroten. Hiervoor zal de
sector de komende jaren onder meer de transparantie in deze ketens
verbeteren door meer gebruik te maken van LCA’s (Life Cycle
Analysis), best practices binnen en buiten de sector te delen en
verder in te zetten op innovatie voor het creëren van duur- zamere
oplossingen via de topsector chemie.
Thema’s De routekaart kent de volgende zes oplossingsrichtingen: 1
Energie-efficiëntie: het tegengaan van energieverspilling
in het eigen proces. Recycling van bijproducten op de fabriek valt
hier ook onder.
2 Vervanging fossiele grondstoffen: door inzet van hernieuwbare
grondstoffen (biomassa) voor de productie van chemische
producten.
3 Carbon Capture and Storage (CCS) en Carbon Capture and Usage
(CCU).
4 Recycling van materiaalstromen, ofwel het sluiten van de
materiaalketen: door het hergebruiken van producten en materialen
na het gebruik (post-use recycling).
5 Duurzame producten: bijdragen aan ontwikkeling van duurzame
producten voor eindgebruikers.
6 Duurzame energie: inkopen of zelf opwekken van duurzame
energie.
Glass fiber/Epoxy composiet bladveer voor zware vrachtwagens
Potentiële voordelen: geen corrosie, verhoogd rij comfort en als
belangrijkste: brandstofbesparing door een gewichts reductie van
100 kg door toe passing van deze bladveren in zware trucks.
Chemische industrie 2
23 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Fijn – en Grofkeramische industrie
Kerngegevens sector • MJA-sector • Producten: metsel- en
straatbakstenen, keramische
dakpannen, keramische wand- en vloertegels en keramische
rioleringsbuizen (gresbuizen)
• MJA deelnemers: 14 (2010). Echter 20 KNB-leden staan achter de
routekaart
• Omzet: Circa 260 miljoen (exclusief fabrikanten van keramische
dakpannen, rioleringsbuizen en wand- en vloertegels, 2010)
Energiegegevens Energieverbruik: 8,9 PJ (2011) Energieambities: 26%
in 2030 ten opzichte van 2010
Meer informatie: Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek
(KNB, voorheen VKO), Durk Smink, info@knb-keramiek.nl, +31(0)26
3845630
Bekijk hier het filmpje over de routekaart.
“Een stevig fundament voor een gezamenlijke toekomst in
Nederland”
De routekaart voor de bouwkeramische industrie heeft de
verschillende keramische productgroepen bijeen gebracht. Er is
kennisdeling en uitwisseling van ervaringen op het gebied van
productietechnologie en verduurzaming. De gezamenlijke
product-marktcombinaties maken het mogelijk om gezamenlijk een
duurzame productie en gebouwde omgeving te realiseren.
Ketenpartners als grondstofleveranciers, producenten van productie-
apparatuur, kennisinstituten en afnemers slaan de handen
ineen om dit te bereiken. Een voorbeeld: ovenbouwers ontwikkelen
een nieuw concept tunneloven waardoor de oven en droger niet meer
de onderlinge afhankelijkheid hebben die er nu is.
Doel en ambitie De sector richt zich op twee aandachtsgebieden:
Fabriek van de toekomst en Gebouw/Product van de toekomst. De
energiebesparingsopties voor de Fabriek van de
24 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Dunnere tegels en bakstenen Naast tegelwerk met grootformaat tegels
vinden ook dunnere tegels meer en meer ingang als wand- en vloer
afwerking. De toepassing hiervan is mogelijk door de constante
verbetering van materiaal- eigenschappen, met name op het gebied
van sterkte en maatvastheid. De verwachting is dat deze trend zich
zal blijven ontwik kelen. Ook bij metselbaksteen is
dematerialisatie een uitdaging; per m2 gevelwerk minder
energiegebruik zonder de aantasting van de technische
eigenschappen.
Toekomst (1,2 PJ per jaar in 2030) en het Product/Gebouw van de
Toekomst (1,4 PJ) leiden in 2030 tot een gezamenlijk
besparingspotentieel van 2,6 PJ/jaar (26 procent), afgaand op het
energieverbruik van 2010. De keramische industrie verwacht dat ook
in de komende decennia nog volop gebruik gemaakt zal worden van
keramische bouwproducten. Deze producten maken in de toekomst
onderdeel uit van een energiebesparend totaal systeem of concept.
Keramiek levert in 2030 een belangrijke bijdrage aan
energiebesparende concepten zoals energie zuinige gevels,
energieleverende daken en comfort- woningen. Er zijn dan
ontwikkelingen gerealiseerd op het gebied van dunnere tegels, de
toepassing van straatstenen als regeneratiemedium voor warmtepompen
en het ver- groten van het aandeel duurzame gresriolering. Een
grote samenwerking met ketenpartners en (eind)gebruikers is
hiervoor een essentiële voorwaarde.
Thema’s Onderwerpen waar de sector zich voor gaat inzetten:
• Verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering door onder andere
verdergaande isolatie van de ovens, procesintegratie, verbeterde
vochtgeleiding bij het droogproces, minder vuurvaste massa in de
ovenwagens, verbeterde brander- technologie, warmtewisselaars bij
droger uitlaten en in combinatie met rookgasreiniging op oven
uitlaten
• Warmteuitwisseling c.q. warmteterugwinning • Samenwerking met
toeleveranciers van productie apparatuur
gericht op een oven die een minimaal warmteoverschot heeft, de
Verlengde TunnelOven (VTO)
• Onderzoek naar alternatieve droogmethoden zoals
omgevingsluchtdrogen en semi-stoomdrogen
• Specialisatie van onderzoek naar brandertechnologie • Stimuleren
van kennisdeling en uitwisseling van
ervaringen tussen de leden • Lobby voor meer bouwruimte voor VTO in
de uiterwaarden
• Inventariseren van de samenwerking op het gebied van onderzoek
met andere industriesectoren
• Promoten van bouwconcepten in plaats van producten bij
leveranciers en gebruikers
• Faciliteren van samenwerking met andere sectoren (workshops,
lezingen etc.)
• Promoten van energiebesparing door bouwkeramische producten in
renovatie(concepten)
• De toepassing van reële levensduur bouwkeramiek en total cost of
ownership in duurzaamheidsafwegingen/ -modellen promoten
• Lobby voor aanpassing van de wetgeving voor toepassen van
reststoffen
Acties Op de korte termijn zal de sector zich richten op
• Verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering • Warmteuitwisseling
• Alternatieve droogmethoden • Bakken: tijdgefaseerd bakken
(verlengde tunneloven
of aanpassen van huidige brandcurve bij zeer lang verblijf in de
oven)
Fijn – en grofkeramische industrie 2
25 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Glasindustrie
en glaswol • Deelnemers: 6 • Omzet: € 0,8 miljard (raming
2010)
Energiegegevens Energieverbruik MEE deelnemers: 12,5 PJ (2011)
Energieambitie routekaart: 25,2%
Meer informatie: Vereniging Nederlandse Glasfabrikanten (VNG), Jaap
van der Woude, vanderwoude@ppg.com, +31 (0) 598 313420
Zie de film over de verduurzaming van deze sector: hier
Doel en ambitie De Nederlandse glasindustrie is wereldwijd leidend
op het gebied van energie en innovatie en wil deze positie
behouden. Duurzaamheid en energie spelen een belangrijke rol en dit
komt tot uitdrukking in de dimensies schoon, zuinig en rendabel. De
sector wil de komende jaren verschil- lende (r)evolutionaire
verbeteringen realiseren waarmee ze een ambitie van 25,2 procent
energie efficiëntie wil realiseren. Energiebesparing in de
gebruiksfase van glas- producten is hierin –ondanks de mogelijke
potentie- nog niet verwerkt vanwege de grote diversiteit aan
producten.
Grotere verbeteringen zijn te bereiken als doorbraaktechno- logieën
binnen bereik komen. Hierbij moet vooral worden gedacht aan
revolutionair innovatieve ovenontwerpen. De potentie hiervan
bedraagt nog eens 300-400 TJ bij industriële implementatie. Er zijn
ook mogelijkheden door de inzet van restwarmte, met naar schatting
eveneens 300-400 TJ energiebesparing per jaar.
Thema’s Ondanks de grote productdiversiteit binnen de Nederlandse
glasindustrie zien de bedrijven verschillende terreinen waarin ze
gezamenlijk kunnen opereren:
1 Alternatieven voor primaire grondstoffen 2 Verhoogde inzet van
secundaire grondstoffen (scherven) 3 Innovaties in gemengde
voorbereiding 4 Innovaties in glassamenstelling 5 Innovatieve
procesregeling 6 Innovaties in ovendesign 7 Nieuwe methodes voor de
inzet van restwarmte 8 Verbeterde eigenschappen van
glasproducten
Efficiënte omgang met grondstoffen en fossiele brand stoffen is in
de toekomst noodzakelijk. Dit biedt uitdagingen voor de wijze van
produceren, maar ook voor de ontwik keling en verbetering van glas-
producten. Uitdagingen die de sector met beide handen aangrijpt.
Door het steeds schoner en zuiniger produceren is de sector op weg
om op een rendabele wijze een duurzamere samenleving te versnellen.
Glasproductie kost energie, maar glasproducten besparen de
maatschappij vaak (in veelvoud) energie. Dit gebeurt door tal van
‘transparante’ en ‘onzicht- bare’ toepassingen, zoals isolerend
glas en glaswol, versterkingsvezels voor licht gewicht kunststoffen
of verpakkingsmateriaal van exportproducten. Als oneindig
recyclebaar materiaal is glas essentieel voor een duurzame en
gezonde samenleving, nu en in de toekomst.
Op deze terreinen is gekeken naar (r)evolutionaire mogelijk- heden
voor de Nederlandse glasindustrie. Daarnaast is er gefocust op
structurele kansen in kennisontwikkeling en het imago voor de
sector.
Acties De glasindustrie is nu bezig om de in de routekaart gefor
muleerde hoofdlijnen (zie hierboven) te prioriteren en plannen.
Hierbij wordt specifieke samenwerking gezocht met o.a. de Duitse
glasindustrie en kennisinstituten zoals CelSian en universiteiten.
Ook vinden er gesprekken plaats met verschillende overheden.
Mogelijkheden in glassamenstellingen De sector kijkt naar
mogelijkheden om de glassamen- stelling aan te passen. De bedoeling
is dat dit leidt tot sterkere glazen waarbij het energieverbruik
dat nodig is om deze te maken gelijk blijft of lager wordt.
Wijziging van de samenstelling heeft invloed op het smeltgedrag van
het glas in de oven. Het heeft ook impact op vormgeving- en
nabehandelingprocessen. Daarbij komt dat een mogelijke aanpassing
slechts stapsgewijs kan worden doorgevoerd vanwege het hoge
percentage gerecylede glasscherven: deze zullen nog de oude
samenstelling hebben en moeten pro- bleemloos kunnen worden ingezet
in het productie- proces. Onderzoek op laboratorium en industriële
schaal is nodig om een samenstelling te ontwikkelen.
“Schoon, zuinig en rendabel zijn de thema’s voor de toekomst en de
hoekstenen van de routekaart. Deze thema’s leveren vooral in
geïntegreerde vorm het meeste voordeel op”
Glasindustrie 2
27 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
van de beschikbaarheid van grondstoffen 2) het verbeteren van
productieprocessen 3) het ontwikkelen van nieuwe producten 4) het
ontwikkelen van nieuwe gebruiks- momenten van de producten, en 5)
het aanboren van nieuwe consumenten groepen.
Meer dan ooit staat voor de groente- en fruitverwerkende industrie
de klantvraag centraal in de ontwikkelingen naar het jaar
2030.
Kerngegevens sector • MJA-sector • Groenten- en vruchtenconserven,
vruchtensappen,
champignonconserven, diepvriesgroenten, zuurkool, tafelzuren,
gedroogde groenten
• Deelnemers: 20 (2010) • Omzet: circa 650 miljoen euro
(2010)
Energiegegevens Energieverbruik: 2,6 PJ (2011) Energieambities: 50%
verbetering van de energie-efficiëntie in 2030 Meer informatie:
Vereniging van de Nederlandse Groente- en Fruitverwerkende
industrie (VIGEF), Peter Rijnhout, info@vigef.nl, +31 (0)70
3365270, www.vigef.nl/routekaart.html
Op www.vigef.nl/film.html is er een korte videopresentatie van de
routekaart.
Groenten- en Fruitverwerkende industrie
Twee ons groenten en twee stuks fruit: een trend waarvan de
groente- en fruitverwerkende industrie kan profiteren. Maar om de
toekomst met vertrouwen tegemoet te zien, moet de sector zijn
producten en processen duurzaam gaan innoveren. Met de Route- kaart
2012-2030 legt de Vereniging van de Nederlandse Groente- en
Fruitverwerkende industrie (VIGEF) een blauwdruk voor deze
ontwikkelingen. Secretaris VNGF Hans Leerssen “Dit traject heeft
gezorgd voor committment, perspectief en structuur. Een uitste-
kende basis om ambities te verwezenlijken.”
Doel en ambitie Via de routekaart zet de sector een belangrijke
stap om het energieverbruik in 2030 te halveren ten opzichte van
2005. De sector verwacht dat de consumptie van groenten en fruit
als gevolg van de adviezen van het Voedingscentrum de komende jaren
zal stijgen. De groente- en fruitverwerkende industrie wil een
groter aandeel behalen in de consumptie van groenten en fruit. Dit
resulteert in een afzetstijging van 30 procent. Om als sector mee
te kunnen groeien moeten er slagen worden gemaakt zoals 1) het
verbeteren
Thema’s Vijf consumententrends dienen als basis voor de verdere
activiteiten: • Internet biedt kansen om de producten op een
andere
manier dan via de grote retailers bij de consumenten thuis te
krijgen.
• Het communiceren van Nederlandse herkomst zal bij consumenten een
gevoel van transparantie en authenticiteit oproepen.
• Om de (jonge) consumenten te interesseren voor groenten en fruit,
dient de sector hen door onder andere informatie- voorziening meer
kennis over voeding bij te brengen.
• Gemak wordt steeds belangrijker en vraagt om producten die
geschikt zijn voor andere gebruiksmomenten dan de
avondmaaltijd.
• Doordat een groeiende groep consumenten geen of minder vlees eet
is er meer vraag naar alternatieve eiwitproducten. Peulvruchten
bevatten veel eiwitten en zijn inzetbaar als alternatief voor
vlees.
• Uit deze consumententrends blijkt dat thema’s als zaad veredeling
(smaak, diversiteit van gewassen, etc), innovatie door nieuwe
producten, eetmomenten en productie methoden, het gebruik van
duurzame energie en het inzetten van restromen van groot belang
zijn voor de sector.
Het routekaarttraject heeft een lijst met maatregelen opge leverd.
Nu is het tijd om deze te gaan uitvoeren. “We willen bijvoorbeeld
aansluiting zoeken bij het Topteam Agrofood en het Topteam
Tuinbouw. Die bepalen het onderzoeks beleid in de sector. Ons
project ‘Eiwit voor iedereen’ zou daar heel mooi in passen. Dit
kijkt hoe dierlijke eiwitten te vervangen zijn door plantaardige,
uit bijvoorbeeld bonen of erwten.” Leerssen ziet de implementatie
met ver- trouwen tegemoet: “Dankzij het routekaarttraject is er
veel enthou siasme. Daarmee gaan we nu aan de slag om de sector te
versterken.”
Acties Concrete adviezen en acties vormen het sluitstuk van de
routekaart. Deze acties zijn ingedeeld in korte termijn
(2012-2015), middellange termijn (2015-2020) en lange termijn
(2020-2030). Ze geven zo een compleet overzicht van wat er staat de
gebeuren op de route naar 2030: • De consument centraal zetten. •
In de volle breedte van de keten samenwerken. • Op concreet niveau
aan de slag gaan.
Voorbeelden van een aantal acties zijn: • Het innoveren samen met
zaaizaadveredelaars. • Het ontwikkelen van nieuwe flexibele
technieken
om snel op consumentenbehoeften in te spelen. • Nieuwe eetmomenten
creëren en nieuwe doelgroepen
aanspreken.
Groente- en fruitverwer- kende industrie 2
29 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Doel en ambitie Vanuit de voorstudie is een routekaarttraject onder
de naam FME Duurzaamheidkompas High Tech Ketens gedefinieerd. Dit
traject heeft een meer instrumenteel karakter en de resultaten
kunnen bruikbaar zijn voor veel bedrijven in de technologische
industrie. Het zijn geen concrete projecten, maar inzichten, visies
en met name tools voor individuele bedrijven. Zij kunnen op deze
manier invulling geven aan verdere energie-efficiëntie in vooral
hun productketen. De resultaten zijn verwerkt in het Handboek
Duurzaamheid.
Waar staan we in 2030? In alle markten van de high tech industrie
groeit de mondiale
Kerngegevens sector • MJA3-OI (Overige Industrie). Deze routekaart
is uitgewerkt
voor de high tech industrie in Nederland. Slechts een deel van de
MJA3 groep ‘overige industrie’ hoort hierbij. En slechts een deel
van de high tech is aangesloten bij MJA3
• Producten: machines, apparaten, instrumenten en trans-
portmiddelen: voor het deel van de OI werkzaam in de (high)
technologische industrie
Energiegegevens Energieverbruik: Overige Industrie: 14,4 PJ (2011)
Energieambities: Besparing van 25 PJ in de keten m.b.t. de hele
technologische industrie in Nederland Meer informatie: FME, Charlie
Droste, charlie.droste@fme.nl, +31 (0) 79 3531374,
www.fme.nl/duurzaam
High tech sector
“Zo’n 80 procent van de bedrijven uit de high tech industrie heeft
de afgelopen drie jaar ‘serieuze leverings problemen’ gehad met
grondstoffen, materialen of halffabricaten. Ze werden ineens
onbetaalbaar, kwamen te laat of waren tijdelijk helemaal niet
beschikbaar. Dat blijkt uit een steek- proef van TNO, de TU Delft
en materialeninstituut M2i, die dertig ondernemingen (in opdracht
van FME) hebben ondervraagd. Eén op de tien bedrijven zegt het
ontwerp van zijn producten aan te passen om minder afhankelijk te
worden van schaarse grond- stoffen.” (bron: de Volkskrant 11 april
2012)
concurrentie. Om deze race vol te houden, moet voortdurend een
hogere toegevoegde waarde worden gerealiseerd. Nederlandse Original
Equipment Manufacturers en toe- leveranciers kunnen zich nu nog
onderscheiden in innovatie, design en specialisatie in
nichemarkten, maar de opkomende economieën lopen in. Het is
belangrijk dat Nederland zijn hoogwaardige kennispositie behoudt en
verder uitbouwt om concurrerend te blijven.
Thema’s Duurzaamheid zal naar alle verwachting de komende decennia
een nog belangrijkere rol krijgen. Consumenten en bedrijven zullen
in de toekomst steeds vaker om duurzame producten vragen.
30 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
3 Om communicatie en kennisuitwisseling tussen bedrijven te
stimuleren roept de sector een digitale netwerk gemeenschap in het
leven.
4 Er wordt ingezet op het vergroten van het sluiten van
materiaalketens. Het belang van hernieuwd gebruik van materialen is
hierbij een speerpunt.
5 Ook brengt de sector materiaalschaarste en de beschikbaarheid van
zeldzame aardmetalen in het bijzonder, nadrukkelijker onder de
aandacht.
6 FME roept op tot sectoroverstijgende initiatieven op het gebied
van materiaalgebruik, waarbij sectoren en bedrijven elkaar kunnen
versterken.
7 Beter onder de aandacht brengen van duurzame productontwikkeling
en duurzame product-markt - combinaties. De FME Adviesgroep
ontwikkelt hiertoe extra diensten.
8 FME werkt mee aan de verdere ontwikkeling van de
CO2-prestatieladder.
9 De sector spant zich in voor een betere samenwerking tussen
universiteiten en kennisinstituten en de techno - logische
industrie.
10 De sector wil meer ervaring opdoen met levens - cyclus-analyses
(LCA’s).
Daarnaast is de toenemende schaarste van energie en materiaal een
belangrijke (economische) driver om steeds duurzamer met deze
grondstoffen om te gaan. Momenteel is er aandacht voor (her)gebruik
van materialen en energie- zuinige productie methoden en producten.
Op vele aspecten is verbetering nog mogelijk. Deze worden opgepakt
via vier hoofdrichtingen: 1 Het is van strategisch en energetisch
belang om de
ketencirkel van de hightechsystemen te sluiten en te streven naar
volledige recycling van gebruikte materialen.
2 Het is van strategisch en energetisch belang om de gebruiksfase
van eindproducten te beïnvloeden.
3 Het is van energetisch en economisch belang om bij de aanmaakfase
en de recyclefase zo min mogelijk energie te gebruiken.
4 Het is van belang om gebruik van schaarse grondstoffen te
minimaliseren.
In het handboek Duurzaamheid komen de volgende onderwerpen aan bod:
• Strategieontwikkeling- en implementatie met het oog
op duurzaamheid • Duurzame productontwikkeling bij bestaande
en/of
nieuwe producten met behulp van levenscyclusanalyse • Supply Change
Management met het oog op
duurzaamheid • Human Resource Management inrichten met
duurzaamheidfocus
Acties Wat gaan we doen om dit te bereiken? FME-CWM heeft naar
aanleiding van het duurzaamheid- kompas een tienpuntenplan
opgesteld: 1 De sector brengt de voordelen van duurzame(re)
producten en diensten nadrukkelijk onder de aandacht van haar
achterban.
2 Faciliteren van een platform waarin inspiratie en
kennisvalorisatie centraal staan.
”Het handboek duurzaamheid helpt high tech bedrijven bij het zetten
van stappen op het gebied van duurzaamheid”
De behoefte aan brainstormen en kennisuitwisseling vanuit de
praktijk op het thema duurzaamheid blijft groeien. In 2012 start
FME het Platform Succesvol Duurzaam dat ondernemers, experts en
kennis- instellingen met elkaar verbindt. Door deelname weet de
ondernemer de klantwens via duurzame productoplossingen om te
zetten naar een voor- sprong in de markt. FME faciliteert
laagdrempelige ontmoetingen, workshops, bedrijfsbezoeken en
intervisiesessies. Deelnemers sparren over thema’s als strategische
klant- en productinnovatie, duurzaam product(her)ontwerp en
communicatie. In dit plat- form brengt FME de opgebouwde
praktijkkennis vanuit eerdere initiatieven zoals de Rondetafels
Duurzaam Ondernemen en Ecodesign en het FME Duurzaamheidskompas bij
elkaar.
High Tech sector 2
31 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Doel en ambitie Tot het ijkpunt 2030 zal de vraag naar ICT sterk
blijven groeien. Deze aanhoudende groei zal onlosmakelijk samen
gaan met een groeiende vraag naar energie. Daarom is duurzaamheid
een belangrijk onderwerp op de agenda van de ICT-sector. Het doel
is niet alleen om het energie- gebruik in de sector efficiënter te
laten zijn, maar ook om andere sectoren met minder energie de
activiteiten uit te laten voeren.
Vooral in de bebouwde omgeving is met ICT veel verbetering haalbaar
van de energie-efficiëntie. Daarnaast liggen in de logistieke en
energiesector volop mogelijkheden om met innovatieve
ICT-toepassingen energie te besparen. Alleen al in de drie
onderzochte sectoren is een besparing van meer dan 2,5 miljard euro
mogelijk.
“Dé hefboom voor energieefficiëntie!”
Kerngegevens sector • MJA3 • Producten: Producten en diensten van
telecombedrijven,
datacenters en hardware- en softwareproducenten. • Deelnemers: 32
(2010) • Omzet: € 30 miljard (2010)
Energiegegevens Energieverbruik MJA deelnemers: 15,6 PJ (2011)
Energieambities: • 30% efficiëntie verbetering binnen de eigen
sector:
11,7 PJ bij een verwacht verbruik van 39 PJ • in de bebouwde
omgeving: 118,6 PJ • in de energiesector (slimme netten): 6,7 PJ •
in de logistieke sector: 10,3 PJ Meer informatie: ICT-Office, Bernd
Taselaar, bernd.taselaar@ictoffice.nl, +31 (0) 348 493636,
www.ictoffice.nl
Zie de film over de verduurzaming van deze sector: hier
32 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Acties In de Routekaart ICT 2030 zijn door de werkgroepen ICT
sector, gebouwde omgeving, slimme energie netten en
vervoersmanagement, acties geformuleerd. De markt zal een groot
aantal acties oppakken, omdat de ICT oplossingen al voorhanden
zijn. Bijvoorbeeld met geavan- ceerde technieken als virtualisatie,
cloud computing, data deduplicatie en thin provisioning wordt
bestaande opslag- capaciteit beter benut. De ontwikkeling van
efficiëntere hardware, software en netwerken zullen
ICT-toepassingen energie-efficiënter maken. De focus van de branche
ligt op precompetitieve acties in de ICT-sector. ICT kan een grote
bijdrage leveren aan energie- besparing in andere sectoren,
bijvoorbeeld door de opzet van samenwerkingsverbanden. Hier komen
spelers uit de ICT-sector samen met partijen uit de bebouwde
omgeving, de zakelijke mobiliteit, de logistieke sector, de
recycling- branche en energiesector.
Thema’s Greening of ICT Door de groeiende vraag naar ICT staat de
sector voor de uitdaging van een jaarlijkse verdubbeling van de
vraag naar ICT tot 2030. Daarnaast wil ze in deze periode tevens
energie-efficiënter te worden. Efficiëntere inzet van al
geïnstalleerde capaciteit, datacenters, hardwarecomponenten en
efficiënte software kunnen er voor zorgen dat in 2030 in de
ICT-sector zelf een energie-efficiëntieverbetering van minimaal 30
procent kan worden gerealiseerd ten opzichte van de huidige
situatie.
Greening by ICT • Bebouwde omgeving: Zowel zakelijke gebruikers
als
consumenten ervaren in 2030 meer woon- en werkcomfort door het
toepassen van geïntegreerde regelsystemen (slimme meters en
sensoren). Het energieverbruik neemt relatief af. Systemen voor
verwarming, beveiliging, klimaatbeheersing én apparaten zijn in de
toekomst via internet met elkaar verbonden.
• Slimme energienetten: In 2030 is energie in nieuwe huizen en
kantoren decentraal duurzaam opgewekt en lokaal opgeslagen. ICT
speelt een rol van betekenis. Verlichting past zich in de openbare
ruimte aan de ruimtebenutting aan dankzij ICT.
• Het elektriciteitsnet is in 2030 met behulp van ICT slimmer
gemaakt en ingericht op de opwekking van decentrale energie. Deze
slimme energienetten kunnen overbelasting voorkomen, lokaal
opgewekte energie teruggeven aan energieleveranciers en voorzien in
de energiebehoefte van elektrisch vervoer.
• Dynamisch en optimaal vervoersmanagement: In 2030 is de
logistieke keten met behulp van ICT geoptimaliseerd door
vermindering van de vervoersbewegingen. Ook het veilig en
gestandaardiseerd uitwisselen van informatie tussen transporteurs
en leveranciers is geoptimaliseerd.
De toegevoegde waarde vanuit de ICT-sector ligt onder meer op het
terrein van: 1 Sensoring, monitoring en netwerkmanagement 2
Realtime gebruiksgegevens en prijsinformatie
voor consument en organisatie 3 Beveiliging, privacy en
betrouwbaarheid 4 Efficiënt beheer door onderhoud op afstand
ICT-sector 2
33 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
huidige en toekomstige inspanningen zijn voor het verduur- zamen
van de koffieketen. Zo werkt de Nederlandse koffie- sector aan de
verduurzaming van de koffieteelt. Ook wil de sector op het gebied
van transport, de uitstoot van CO2 reduceren. De sector wil zich
richten op procesoptimalisatie, maar ook op het behalen van
milieuwinst in de keten. Hierbij zijn drie thema’s nader
onderzocht.
Thema’s Energiezuinig koffiezetten Energiezuinig koffiezetten is
één van de acties van het KNVKT Actieplan Duurzame koffie
2011-2015. Dit onderwerp geldt als speerpunt omdat uit eerder
onderzoek is gebleken dat meer dan vijftig procent van het totale
energieverbruik
Doel en ambitie Duurzaamheid is naast 'koffie en gezondheid' en
'voedsel- veiligheid en warenwet' één van de speerpunten van de
KNVKT. De routekaart sluit aan bij de intentieverklaring waarbij
Nederlandse koffiebedrijven hun doelstellingen hebben vastgelegd.
In 2015 wil de Nederlandse koffiesector driekwart duurzame koffie;
'van oorsprong tot koffiekopje'. De Nederlandse koffiesector werkt
hard aan de verduur- zaming van de keten door de koffieteelt te
verduurzamen, slim transport en energiezuinig koffiezetten. “De
routekaart sluit aan bij dit actieplan waarvan de
intentieverklaring op 9 november 2010 is getekend", stelt Tijmen de
Vries, algemeen secretaris van de KNVKT. Met deze
intentieverklaring geeft de sector weer wat de
Kerngegevens sector • MJA3-sector • Producten: gebrande koffie,
oploskoffie (koffiebonen en
gemalen koffie, ook gedecaffeïneerd), liquids en instants. Volume:
Circa 120.000 ton gebrande koffiebonen
• Deelnemers: 9 (2010)
Energiegegevens Energieverbruik MJA deelnemers: 1,1 PJ (2011)
Energieambities voor 2030: Driekwart duurzame koffie in 2015 Meer
informatie: Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Koffie en Thee
(KNVKT), Tijmen de Vries, vnkt@vnkt.nl, +31 (0) 70 336 51 61,
www.knvkt.nl
Zie de film over de verduurzaming van deze sector: hier
Koffiebranderijen
Green Deal De koffiesector ondertekende op 14 juni 2012 een Green
Deal met minister Verhagen en staats secretaris Atsma. Jantien
Rutte (vicevoorzitter van de KNVKT) onder tekende de Green Deal
namens de koffie- branche. De KNVKT vertegenwoordigt 98 procent van
de hele koffie- en theebranche. De Green Deal is gebaseerd op de
intentieverklaring waarin de gehele Nederlandse sector streeft naar
drie kwart duurzame koffie in 2015. De intentieverklaring
identificeert de belangrijkste actiegebieden in de keten: van oor-
sprong tot koffiekopje. Uitgangspunt is te komen tot een gezonde
koffiesector voor alle ketenpartners.
de lopende contacten met diverse maatschappelijke organisaties
evenals de thematrekkers vanuit lidbedrijven. Oorsprong: •
Initiatief Duurzame Handel: KNVKT is founding partner
van het Sustainable Coffee Program. • PTC+ / ministerie van EZ:
onderzoek of de kennis en
kunde van Nederlandse kennisinstellingen bruikbaar is om boeren
effectiever en efficiënter te trainen.
Transport: • Platform Agrologistiek/Connect: workshop medio
oktober
over duurzaam of ‘slim’ transport. Productie: • Agentschap NL /
ministerie van EZ: Meerjarenafspraken
Energie-efficiëntie (voor proces- en ketenefficiency focus op best
practices vanuit andere sectoren).
Consumptie: • Rondetafel Energiezuinig koffiezetten: ministerie van
EZ,
Agentschap NL, kennisinstellingen en VLEHAN
(apparatenbouwers).
Monitoring en Evaluatie: • Samenwerking met ministerie van EZ en
cacaosector
over meetmethoden met betrekking tot de intentie- verklaringen
koffie en cacao.
in de koffieketen, zit in het zetten en warm houden van de koffie.
Een geringe besparing levert daardoor al winst op in de keten. De
focus ligt vooralsnog op het koffiezetten ‘at home’ (ongeveer
tweederde van de Nederlandse koffie- stroom). KNVKT wil de rol van
katalysator vervullen met het bij elkaar brengen van relevante
stakeholders via een zogenaamde ketengesprek.
Efficiënt koffiebranden De routekaart heeft uitgewezen dat er nog
veel winst te behalen valt door: • Het voorverwarmen van de groene
koffiebonen. Dit is
een rendabele optie om het proces te optimaliseren en de capaciteit
van de brander te verhogen.
• De inzet van nieuwe technieken voor het bestrijden van
geuremissie. Nieuwe technieken zijn energie-efficiënter doordat de
vrijgekomen warmte wordt hergebruikt voor de geurbestrijding.
Op beide gebieden gaat de branche verder onderzoek verrichten, te
beginnen met haalbaarheidsonderzoeken bij pilotbedrijven.
Hergebruik koffiedik De KNVKT is geïnteresseerd in nieuwe,
winstgevende toepassingen voor koffiedik. In de routekaart is
onderzocht of deze toepassingen bestaan. Het blijkt dat
hoogwaardige toepassingen in de farma, food- en feedsector niet
aantrek- kelijk zijn. Laagwaardige toepassingen als de winning van
koffieolie en mannan zijn marginaal. Deze toepassingen zijn maar
interessant voor één koffiebedrijf waar koffiedik in grote
hoeveelheden vrijkomt en de logistieke kosten dus laag zijn. De
branche heeft daarom besloten hierop geen verdere actie te
ondernemen, maar de resultaten wel breed beschikbaar te stellen.
Andere geïnteresseerde markt- partijen kunnen hierdoor wel
initiatieven ontplooien.
Acties De volgorde van onderstaande acties is conform het actieplan
van de branche: van oorsprong tot koffiekopje. Niet opgenomen, maar
eveneens van groot belang zijn
Samenwerking voor behoud concurrentiepositie Europese partnering is
een belangrijke factor in het opschalen van duurzaamheid. De Vries:
“In Nederland is de hefboom voor het verduurzamen van teelt-
omstandigheden in koffieproducerende landen onvoldoende. Samen met
het Initiatief Duurzame Handel en Europese partners hebben we een
ambiti- eus project geïnitieerd waarbij we het wereldwijde aanbod
van duurzaam geproduceerde koffie in 2015 van 8 procent naar 25
procent willen brengen. We moeten wel samenwerken om onze
marktpositie te behouden.”
“Van oorsprong tot kopje koffie”
Koffiebranderijen 2
35 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
Doel en ambitie Het Productschap MVO heeft de routekaart in samen
werking met de bedrijven in de sector opgesteld en bouwt voort op
de voorstudie uit 2010. De sector heeft in 2010 al 8 procent
energiebesparing uit procesmaatregelen ten opzichte van 2005
gerapporteerd. Met de in deze routekaart benoemde innovaties en
innovatietrajecten kan de sector tot 2030 hier ongeveer 22 procent
(2,0 PJ) aan toevoegen.
Ambities • Eind 2015 worden er in het geval van palmolie, sojaolie
en dierlijk vet alleen nog maar duurzame grondstoffen
gebruikt. Voor andere grondstoffen zijn er concrete stappen gezet
voor verduurzaming
Kerngegevens sector • MJA-sector • Producten sector: Plantaardige
olien, dierlijke vetten,
margarine, frituurvet, sauzen, biodiesel, pindakaas, grondstoffen
voor zepen, wasmiddelen, smeermiddelen, plastics, medicijnen en
cosmetica, ingredienten voor diervoeder
• Deelnemers: 12 • Omzet: € 5 miljard
Energiegegevens Energieverbruik MJA -deelnemers: 7,9 PJ (2011)
Energieambities: een werkhypothese van 50% energie- efficiënte
verbetering in 2030. Meer informatie: Productschap MVO, Frank
Bergmans, bergmans@mvo.nl, +31 (0) 70 3195150.
Margarine, Vetten en Oliën-sector
Op weg naar energiezuinige processen en een biobased economy Een
biobased economy kan niet zonder plantaardige en dierlijke oliën en
vetten als grondstof. De basis is er. Een wereld aan mogelijkheden
wacht op ontdekking. De oleochemie biedt een boeiend perspectief.
Wat u ook wilt: sterker, lichter, elastischer, waterafstotender,
slijtvaster, chemisch bestendiger. Noem het maar op. Materialen op
basis van oliën en vetten bieden dé oplossing. Stap in de wereld
die oliën en vetten heet en innoveer!
• Stimuleren van goed opgeleide werknemers en interesse voor werken
in de MVO-sector
• Toename van het gebruik van duurzame oliën en vetten • De
toelating en acceptatie van genetisch gemodificeerde
organismen (GGO’s) in Europa loopt gelijk met die in de rest van de
wereld
• Toename van het gebruik van gezonde oliën en vetten in een
verantwoorde voeding
• Bevorderen van kennis over gezondheid en duurzaamheid van oliën
en vetten
• Inzameling van gebruikt frituurvet bij consumenten laten stijgen
naar 10 miljoen liter in 2015
• Een transparante sector in 2015 die kwaliteit en voedsel-
veiligheid goed heeft geborgd
36 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
2. Ontwikkelen van een waterrekentool en uitvoeren van een
waterbenchmark om meer inzicht in het water - gebruik van het
individuele MVO-bedrijf en de sector als geheel te krijgen.
3. Starten van een technoproject voor het testen van vibrerende
membraansystemen voor de scheiding van ruwe olie/hexaan.
4. Ontwikkelen van bioplastics in samenwerking met de keten van
afnemers in de chemie, kunststofproducenten, producenten van
kunststofproducten zoals textiel en tapijt, en
kennisinstellingen.
5. Ontwikkelen van hoogwaardige eiwitproducten voor de
diervoederindustrie.
Thema’s De routekaart omvat de volgende drie thema’s: • Efficiënter
procesbeheer - De 'energiebewuste operator' • Innovatieve
scheidingstechnologie - Terugdringen verbruik water en het
daaraan
gerelateerde energieverbruik - Toepassing van vibrerende membranen
• Innovaties naar de biobased economy - De productie van
bioplastics en ander kunststoffen
die langketenige koolstofketens vergen, zoals voor thermoharders en
textielvezels.
- Toepassing van eiwitten uit meel van raapzaad - zonnebloempitten
en dierlijk materiaal voor de productie van bioplastics - verhoging
van de verteerbaarheid door hydrolysering.
Acties De MVO-bedrijven werken zelf al hard aan ontwikkeling en
optimalisatie van processen en producten met bijbehorende
technologieën. Om de ontwikkelingen van nieuwe producten te
stimuleren is het programma Biobased Performance Materials (BPM) in
het leven geroepen. In diverse projecten werken kennisinstellingen
en bedrijven samen aan nieuwe biobased plastics en aan
toepassingsgericht onderzoek om de eigenschappen van bestaande
bioplastics te verbeteren. Het Productschap MVO richt zich op de
korte termijn op de volgende onderwerpen: 1. Stimuleren van
energiebesparing door gedrags -
veran dering door het ontwikkelen van een cursus 'Energiebewuste
operator'.
Biocres-project Bedrijven en onderzoekers zoeken naar een
polyester- hars en het bijbehorende oplosmiddel uit hernieuw- bare
grondstoffen om composiethars van te maken. Mobiosol-project In dit
project werken onderzoekers en bedrijven aan het gebruik van nieuwe
monomeren voor polymeren voor technische plastics en coatings uit
plantaardige oliën en suikers. Eiwitten als grondstof en nieuwe
grondstofbronnen Niet alleen olie, maar ook bepaalde eiwitten en
aminozuren kunnen als grondstof dienen voor materialen. Om te
voorzien in de groeiende vraag naar oliën en vetten doen tal van
bedrijven uit de MVO-keten een beroep op
biotechnologiebedrijven.
“Het Productschap MVO zet zich samen met het bedrijfs leven in
voor een inter nationale concurrerende sector die zijn maat
schappelijke verantwoor delijkheid neemt”
Margarine 2
37 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende
industrie
• Bestaande processen bij Tata Steel (9,8 PJ/jaar) • Vernieuwing
productieproces zinkplaat (0,01 PJ/jaar) • Hergebruik van
restwarmte (0,5 PJ/jaar) • Logistieke processen (1,9 PJ/jaar)
Daarnaast zijn verschille