de Hebreeën-brief (26)

Post on 22-Feb-2016

47 views 0 download

description

de Hebreeën-brief (26). 3 juli 2014 Rijnsburg. terugblik: Hebr.11: de vele geloofsgetuigen Hebr.12:1-3: "de leidsman en voleinder van het geloof" = Jezus om de vreugde die Hem was voorgesteld de schande niet heeft geacht gezeten aan Gods rechterhand. Hebreeën 12. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of de Hebreeën-brief (26)

1

de Hebreeën-brief (26)

3 juli 2014Rijnsburg

2

terugblik:

Hebr.11: de vele geloofsgetuigen

Hebr.12:1-3: "de leidsman en voleinder van het geloof"= Jezus

om de vreugde die Hem was voorgesteld de schande niet heeft geacht

gezeten aan Gods rechterhand

3

Hebreeën 123 Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt.

4

Hebreeën 124 Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde,

5

Hebreeën 124 Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde,

6

Hebreeën 125 en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt,

7

Hebreeën 125 en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt,

8

Hebreeën 125 en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt,

9

Hebreeën 125 en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt,

10

Hebreeën 125 en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt,

11

Hebreeën 126 want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt.

12

Hebreeën 126 want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt.

lett. geselt> de verdrukkingen de Hebreeën)>>

13

14

Hebreeën 127 Als tuchtiging hebt gij dit te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet getuchtigd wordt?

= wat jullie verduren is discipline

15

Hebreeën 127 Als tuchtiging hebt gij dit te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet getuchtigd wordt?

lett. naartoe + brengenelders: offeren >>

16

17

Hebreeën 127 Als tuchtiging hebt gij dit te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet getuchtigd wordt?

18

Hebreeën 128 Blijft gij echter vrij van de tuchtiging, welke allen ondergaan hebben, dan zijt gij bastaards, en geen zonen.

19

Hebreeën 128 Blijft gij echter vrij van de tuchtiging, welke allen ondergaan hebben, dan zijt gij bastaards, en geen zonen.

= onechte zonen

20

Hebreeën 129 Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven?

lett.vaders van het vlees van ons

21

Hebreeën 129 Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven?

22

Hebreeën 129 Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven? vaders van het vlees

=> vader van de geesten

23

Hebreeën 129 Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven?

24

Hebreeën 1210 Want zij hebben ons voor luttele dagen naar hun beste weten getuchtigd, maar Hij doet het tot ons nut, opdat wij deel verkrijgen aan zijn heiligheid.

25

Hebreeën 1210 Want zij hebben ons voor luttele dagen naar hun beste weten getuchtigd, maar Hij doet het tot ons nut, opdat wij deel verkrijgen aan zijn heiligheid.

=afgezonderd<=> profaan, alledaags

26

Hebreeën 1211 Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid.

27

Hebreeën 1211 Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid.

28

Hebreeën 1211 Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid.

29

Hebreeën 1212 Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieen,

30

Hebreeën 1213 en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze.

> Spreuken 4:26

"Laat uw voet een effen pad inslaan en laten al uw wegen vast zijn."

31

Hebreeën 1213 en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze.

= de kreupele (lees: aarzelende)

LXX 1Kon.18:21 >

32

1Kon.18:21

Toen naderde Elia tot het gehele volk en zeide: Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de HERE God is, volgt Hem na; maar indien het de Baal is, volgt hem na.

33

Hebreeën 1214 Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien.

34

Hebreeën 1214 Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien.

heiliging = de Heer zien

35

Hebreeën 1215 Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.

36

Hebreeën 1215 Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.

37

Hebreeën 1215 Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.

38

Hebreeën 1215 Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.

> Deut.29:18>>

39

Deuteronomium 29:18

Laat er daarom onder u geen man of vrouw, geen geslacht of stam zijn, wier hart zich nu van de HERE, onze God, afwendt om de goden dezer volken te gaan dienen; laat er onder u geen wortel zijn, die gif of alsem voortbrengt.

40

Hebreeën 1215 Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.

41

Hebreeën 1215 Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.

42

Hebreeën 1216 Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor een spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht.

figuurlijk?> afgoderij(judaïsme > Gal.4:3,8-10)

of letterlijk?zoals in Hebr.13:4

43

Hebreeën 13:4

Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen.

44

Hebreeën 1216 Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor een spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht.

= onheilige, profaan

45

Hebreeën 1216 Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor een spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht.

vergl. Hebr.11:23

46

Hebreeën 1217 Want gij weet, dat hij later, toen hij toch de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht.

47

Hebreeën 1217 Want gij weet, dat hij later, toen hij toch de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht.

lett. bezinningnl. van Izaak

48

Hebreeën 1217 Want gij weet, dat hij later, toen hij toch de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht.

bezinning om gezegend te worden