Cicero (2013, nummer 1)

Post on 18-Mar-2016

271 views 0 download

description

Nieuwsmagazine van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)

Transcript of Cicero (2013, nummer 1)

NUMMER 129 JANUARI 2013

Een stap vooruit. Met zeven stevige profi elen krijgt het LUMC grip op onderzoek ● Haperende afweer. Hoe kunnen we het immuunsysteem beter afstellen? ● Nieuwe gereedschappen. Medical Delta zet techniek in voor betere zorg

TelwerkHoeveel witte bloedcellen zitten er eigenlijk in het bloed? “Voor wetenschappelijk onderzoek is het vaak nodig om de concentratie van cellen in een vloeistof te bepalen”, vertelt Annelies van Wengen, hoofdanalist van het lab Infectieziekten. Op de foto gebruikt zij hiervoor een microscoop met telkamer. “Een deel van de celsuspensie wordt behandeld met kleurstof en in een glazen telkamer gedaan. Onder de microscoop komen de cellen scherp in beeld, zodat je ze kunt tellen en vervolgens kunt uitrekenen hoeveel er per milliliter in zitten. Daarna kan het experiment worden ingezet.”Voor de patiëntenzorg is dit soort telwerk inmiddels geautomatiseerd. Bij wetenschappelijk onderzoek wordt dit ‘ouderwetse’ handwerk vaak nog wel toegepast. Het onderzoek van Infectieziekten valt nu onder het profileringsgebied Immunity, Infectious diseases and Tolerance (zie pag. 4 t/m 7). (RH) ■

2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

Cicero is een uitgave van het Leids Universitair Medisch Centrum

(lumc). Cicero wordt geproduceerd door het directoraat Communicatie.

Overname van artikelen, met bronvermelding, is toegestaan na

toestemming van de directeur Communicatie of diens

plaatsvervanger.Oplage: 9.000issn 0920-2900

R E DA c t I EMieke van Baarsel

Raymon HeemskerkDiana de Veld

Christi Waanders

E I n D R E DA c t I EDiana de Veld

A A n D I t n u m m E R W E R k t E n m E ECaroline Burger

Jan Hein van DierendonckDick DuynhovenAstrid Hageman

Ad KapteinMenno Kröse

Saskia MasselinkSandrine van Noort

Jos OverbeekeMasja de ReeMaaike RoefsAstrid Smit

Willy van StrienMarije Zomerdijk

F O t O g R A F I EMarc de Haan

Arno Massee (ook pag. 32)Dirk Ketting (omslag)

R E DA c t I E R A A DKees Bartlema – div. 1Jaap Fogteloo – div. 2

Thomas Donker – div. 3Tom Hammer (voorzitter) – div. 4

Roeland Dirks – div. 5Ruud Kukenheim – directeuren

Eldrid Bringmann – doo

Martie van Beuzekom – verpleegkundige adviesraadSabine Bezstarosti – m.f.l.s.Maaike Roefs – promovendi

V O R m g E V I n g E n L Ay O u tTigges strategie concept & ontwerp,

Voorburg

P R E P R E s s E n D R u kGroen Media, Leiden

c O n tA c tDirectoraat Communicatie,

Postbus 9600, 2300 rc Leiden071-5268005, fax 071-5248134

cicero@lumc.nlwww.lumc.nl/cicero

A B O n n E - m E n t s -

V O O R WA A R D E n :

Zie www.lumc.nl/cicero

A B O n n E m E n t E nJaarabonnement € 26,50

(studenten € 19,60)Postabonnementen voor medewerkers lumc € 9,55

cIcERO nR. 2 VERscHIJnt

OP 12 mA ARt.

Van

de re

dact

iefo

to M

arc

de H

aan

4

20

24

6

Inho

ud

4

6

8

10

12

15

16

19

20

22

23

24

25

29

30

31

32

GripEen goed profi el is van groot belang. Dat werd me tijdens de vorst onlangs wel duidelijk toen ik met mijn niet-winterbanden uit een dichtgesneeuwde parkeerplaats probeerde te komen. kort gezegd: zonder profi el geen grip.Ook een umc kan tegenwoordig niet zonder pro-fi el als het niet wil uitglijden. We zijn geen een-heidsworsten; elk umc is uniek. Aan ons de taak om te laten zien waar wij als umc nu precies in uitblinken. Welk onderzoek voeren wij uit dat on-misbaar bijdraagt aan de medische wetenschap? Voor welke aandoeningen moet je nu echt in Lei-den zijn? De profi leringsgebieden brengen hierin duidelijkheid. We hebben er zeven, en we gaan ze in cicero stuk voor stuk aan u voorstellen. In dit eerste nummer van 2013 leggen decaan prof. Pancras Hogendoorn en prof. Wim Fibbe (coördi-nator van de profi leringsgebieden) uit waaróm het Lumc de profi leringsgebieden in het leven riep. Daarbij gaat het uiteraard niet alleen om onze boodschap naar buiten, maar ook om het vergro-ten van onze eigen kracht. Het spreekt voor zich: het bundelen van kennis en expertise maakt ster-ker onderzoek mogelijk. Dat geldt eveneens voor het gezamenlijk gebruik van de ingewikkelde - en dure! - technologie waar de medische wetenschap nu eenmaal niet meer zonder kan. In dit nummer verder aandacht voor het eerste profi leringsgebied: Immunity, Infectious Diseases and Tolerance. De drie trekkers ervan vertellen hoe hun onderzoeksgebied uitwaaiert van auto-im-muunziekten en chronische ontstekingen tot im-muuntherapie en vaccinaties. Een breed gebied dus, maar met volop dwarsverbanden. En nu de twintig onderzoeksgroepen gebundeld zijn in één profi leringsgebied, zullen daar ongetwijfeld nog nieuwe dwarsverbanden bij komen. Want onder-zoekers samenbrengen zorgt voor synergie, nieu-we ideeën, of, om in de sfeer van het jaargetijde te blijven: een sneeuwbaleffect.

Diana de Veld

Waar we in uitblinkenLUMC-onderzoek gebundeld in zeven profi leringsgebieden

Haperende afweer Hoe kunnen we het afweersysteem beter afstellen?

studeren 2.0Social media beïnvloeden het onderwijs

Wisselcolumn De EstafetteAart Hendriks, hoogleraar Gezondheidsrecht

Arts & Patiënt: staaroperatie is precisiewerk

Op ’t Hart: Waar blijven de vrouwen?

Pieken met eilandjes uit de pancreasOratie Eelco de Koning

toen en nu: Annemiek Versluys, researchverpleegkundige

Nieuwe gereedschappenMedical Delta zet techniek in voor betere zorg

Preventie is de toekomstDe wijken in met nieuwe onderwijsmodule

Bijna doodLiteraire column

Alles uit je studie halenAmbitieuze studenten ontvangen honourscertifi caat

competente dokters afl everenOratie Joep Dörr

Onvermoeibaar in de weerMasterclass Epidemiologie boeit studenten

Hora est: Een nieuwe borst

Blijvertje: martha van der Beek (medische microbiologie)

uit de kunst: Joost van den toornPraatje maken?

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 3 ]

[ 4 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

Waar we in uitblinken

Wie vaker de cicero leest, weet: aan wetenschappelijke activiteit geen gebrek in het Lumc. maar wat zijn nu onze aandachtsgebieden, onze sterktes? Waarin dragen wij op unieke wijze bij aan de we-tenschap, en hoe kunnen we dat aan de buitenwereld dui-delijk maken? graag stellen wij aan u voor: onze profi le-ringsgebieden.

door Diana de Veld illustratie Saskia Masselink

Niemand kan overal in uitblinken, ook het LUMC niet. Maar daar waar we wél tot de wereldtop beho-

ren, moeten we dat laten zien. Vanuit die ge-dachte zijn de zogenoemde profi leringsge-bieden in het leven geroepen. Binnen deze zeven gebieden (zie kader) smelten onder-zoeksgroepen van verschillende afdelingen samen. Met zoveel expertise en focus kan een profi leringsgebied ook internationaal sterk staan. Samenwerken moetDe tijden zijn veranderd, vertelt decaan prof. Pancras Hogendoorn (Raad van Bestuur). “De maatschappij wordt steeds individualis-tischer, maar binnen de wetenschap voltrekt zich het omgekeerde”, licht hij toe. “In 1882 ontdekte Robert Koch nog in zijn eentje de tuberculosebacterie. Daarna werden onder-zoeksgroepen met een kritische massa nood-zakelijk, en nu ontkom je niet aan veel bre-

dere samenwerking. In splendid isolation be-reik je niets meer; je moet je aansluiten bij (inter)nationale netwerken.” “Dat heeft alles te maken met de complexiteit van het onder-zoek”, voegt prof. Wim Fibbe (Immunohe-matologie en Bloedtransfusie) toe. Hij is co-ordinator van de profi leringsgebieden. “Wil je meedraaien in de wereldtop, dan moet je net als andere topgroepen alles geïntegreerd hebben: hoogwaardige technologieën en een uitstekende infrastructuur.” “Samenwerken scheelt daarnaast fl ink in de kosten”, aldus Hogendoorn. “De huidige on-derzoeksapparatuur - sequencers, massaspec-trometers - is zeer kostbaar en bijna al verou-derd als je de doos eraf haalt. Zulke appara-ten moeten daarom 24 uur per dag, zeven dagen per week draaien. Dat vereist ook een andere infrastructuur binnen het LUMC. Technologieën zijn niet meer ‘van iemand’, maar staan ten dienste van alle onderzoe-kers.”

OnderzoeksvisitatieWaar winnaars zijn, zijn ook verliezers. Fib-be: “Profi leren is een vorm van concentreren en selecteren, want we kunnen niet alles blij-ven doen. Dus zal er veel geld gaan naar het toponderzoek: investeringsaanvragen, excel-lente studenten, promovendi... maar aan de onderkant, bij minder succesvol onderzoek, moet óók een herprofi lering plaatsvinden. Er zullen groepen verdwijnen, of ze moeten zich goed aansluiten bij sterke groepen.” Niet leuk voor de desbetreffende onderzoe-kers, toch? “Iedereen werkt hier natuurlijk met de intentie om zijn beste beentje voor te

De zeven profi leringsgebieden van het Lumc• Vascular & Regenerative Medicine (prof. ton Rabelink, prof. Wim Fibbe, prof. christine mummery, prof. Pieter Reitsma)• Immunity, Infectious Diseases and Tolerance (prof. Jaap van Dissel, prof. René toes, prof. maria yazdanbakhsh) • Translational Neurosciences (prof. michel Ferrari, prof. sylvère van der maarel) • Ageing (prof. Rudi Westendorp, prof. Eline slagboom)• Cancer Pathogenesis and Therapy (prof. cock van de Velde, prof. Peter Devilee) • Innovation in Health Strategy and Quality of Care (prof. Anne stiggelbout)• Biomedical Imaging (prof. mark van Buchem, prof. Hans tanke)

Technological focus areas (tFA’s)• Biobank (BBMRI en Parelsnoer)• Biostatistiek en –informatica• Leiden Genome Technology Center• Proteomics & Metabolomics

Faciliteiten• Good Manufacturing Practice-faciliteit• Proefdiercentrum• Stamcelcentrum• Walaeus Bibliotheek

Voor onderzoeksgroepen is kritische massa nodig

LUMC-onderzoek gebundeld in zeven profi leringsgebieden

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 5]

Waar we in uitblinken

zetten”, beaamt Hogendoorn. “Maar die mindere groepen krijgen zonder stevige in-bedding in een sterk netwerk ook nauwelijks externe subsidies los.”Op welke manier passen de profi leringsge-bieden in de organisatie? “Elk gebied krijgt twee trekkers, een arts en een biomedisch onderzoeker, en daarbij een of twee leden van een managementteam”, antwoordt Fib-be. “De gebieden bestaan uit meerdere on-derzoeksprogramma’s die al bestonden bin-nen afdelingen. De teams van de profi le-ringsgebieden stellen samen een langeter-mijnplan op en gaan daaraan werken. Wie zijn plan af heeft, krijgt als beloning direct twee promovendi toegewezen - schrijf dat maar op!” Bij de evaluatie van onderzoek - bijvoorbeeld de onderzoeksvisitatie die elke zes jaar langs komt - kijkt men naar de profi -leringsgebieden, en níet meer naar de afde-lingen.

Leids gezichtBehalve de profi leringsgebieden introduceert het LUMC ook technological focus areas (TFA’s) en ondersteunende faciliteiten. Aan welk soort eenheden moeten we denken? “Aan Biostatistiek en Informatica, de Bio-bank, het Leiden Genome Technology Cen-tre oftewel LGTC, en Proteomics en Meta-bolomics. De TFA’s moeten zorgen dat ze state-of-the-art blijven, maar daarnaast ook aansluiten op het onderzoek binnen de pro-fi leringsgebieden”, benadrukt Hogendoorn. “En ze moeten bijzonder toegankelijk zijn.” Fibbe: “Bij thematisch onderzoek horen ook themagebonden labs. Nu heeft bijna ieder-een nog zijn eigen lab, maar dit is onze kans om op langere termijn naar grotere eenhe-den te groeien. We zullen de komende vijf, zes jaar een fl ink aantal klappen moeten ma-ken. Liefst ook buiten Leiden. Denk aan NE-CEN, een landelijke faciliteit voor nanosco-

pie. Dat is zó duur dat je zo’n centrum maar op één plek in Nederland wilt hebben, deze keer toevallig in Leiden.” Onderzoek binnen een ziekenhuis is uiter-aard gericht op zorgvernieuwing. “Weten-schap kan helpen om onze topreferente zorgfunctie overeind te houden - dat wil zeg-gen, de zorg waarvoor andere ziekenhuizen naar ons verwijzen”, aldus Fibbe. Denk aan typisch Leids onderzoek als exon-skipping voor de spierziekte van Duchenne (prof. Gert-Jan van Ommen), of therapeutische kankervaccins (prof. Kees Melief ). “Daar zal iedereen in de buitenwereld ook van zeggen: ja, dát is gewoon echt Leids. Dat Leidse ge-zicht van het fundamentele onderzoek ver-taalt zich terug naar de zorg”, zegt Hogen-doorn.

Aansluiting zoekenOok buiten het LUMC zoekt men naar aan-sluiting. “Bijvoorbeeld met de Universiteit Leiden”, zegt Hogendoorn. “Samen met de decanen van de faculteit Wiskunde en Na-tuurwetenschappen en de faculteit Sociale Wetenschappen wezen we tien gebieden aan waarin we kunnen samenwerken. Denk aan de proefdierenfaciliteit, die veel geld kost. Of aan MRI-onderzoek bij Sociale Weten-schappen, uitgevoerd bij onze afdeling Radi-ologie. Moleculaire imaging: heel sterk bij Wiskunde en Natuurwetenschappen, maar ook bij ons. Zou het niet effi ciënter zijn om de apparatuur te combineren?”Er wordt ook buiten Leiden gebuurt, bij-voorbeeld binnen de Medical Delta. “Een

mooi voorbeeld is de GMP-faciliteit voor de productie van experimentele medicijnen - dat gaan we samen doen met Rotterdam”, vertelt Fibbe. “En genoom-sequencing: ei-genlijk kun je met één centrum toe voor heel Nederland.” Het LUMC probeert zoiets op te zetten met het bedrijf ServiceXS op het Bio Science Park. “Ook Oxford wil zich daar graag bij aansluiten”, weet Hogendoorn. Meer op de patiënt gericht is het Holland Particle Center voor protonentherapie, waar-over de politiek momenteel beslissingen voorbereidt. HijgerigheidTot slot moet de heren iets van het hart. “De maatschappij kijkt erg naar de toepassing van onderzoek en de economische waarde-creatie”, zegt Fibbe. “Maar we hebben ook fundamenteel onderzoek nodig dat zich niet direct op toepassing richt. Zulk onderzoek zal pas in de toekomst leiden tot nieuwe the-rapieën. Ook dát onderzoek moet een UMC overeind houden - de pijplijn moet vol blij-ven, zodat je ook over vijf à tien jaar nieuwe toepassingen kunt brengen.” De hijgerigheid van de huidige bekostigingsmodellen maakt dat mensen dat wel eens vergeten, merkt Ho-gendoorn op. Fibbe beaamt dat: “De grote fondsen als KWF Kankerbestrijding, de Nierstichting en de Hartstichting neigen er allemaal naar om vooral het laatste stukje onderzoek te steunen.” Maar niemand weet van tevoren wat over tien jaar succes zal heb-ben. Fibbe: “Je moet dus een zekere balans houden tussen dat eindproces - de patiënt die nu ziek is en morgen beter wil worden - en de zaken waarvan je geen idee hebt hoe ze tot een klinische toepassing moeten ko-men. Onderzoek is als een boom: er zitten net zoveel wortels onder de grond als takken aan de stam.” ■www.lumc.nl/profi leringsgebieden

Een umc moet óók fundamenteel onderzoek overeind houden

LUMC-onderzoek gebundeld in zeven profi leringsgebieden

Haperende afweer

[ 6 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

Het grote belang van het af-weersysteem merk je pas als het steken laat vallen. Dan ontstaan aandoeningen als reuma, een infectie, coeliakie of chronische ontstekingen. De vele Lumc-onderzoekers die zich hiermee bezighouden zijn nu verenigd in een pro-fi leringsgebied.

door Raymon Heemskerk foto Marc de Haan

Het profi leringsgebied Immunity, Infec-tious Diseases and Tolerance is heel breed, zeggen de drie hoogleraren

Jaap van Dissel, René Toes en Maria Yaz-danbakhsh. Zij zijn de zogenaamde trekkers van dit gebied. Zelf behoren ze respectieve-lijk tot de afdelingen Infectieziekten, Reu-matologie en Parasitologie. In totaal zijn er meer dan twintig onderzoeksgroepen op tien afdelingen betrokken. “Wat ons bindt is dat we allemaal bezig zijn met ziektes waar-bij het afweersysteem een belangrijke rol speelt. Die ziektes kunnen ontstaan doordat de afweer tekortschiet, maar ook door een te sterke of ongewenste afweerreactie”, zegt Jaap van Dissel.

Promovendi en masterclasses“Er waren al wel dwarsverbanden tussen de onderzoeksgroepen, maar nu we expliciet als profi leringsgebied zijn aangewezen verwach-ten we meer synergie. Dat bleek ook het af-gelopen jaar al. Er kwamen meer mogelijkhe-den op het netvlies, waaronder het doen van gezamenlijke aanvragen.” Parasitoloog Maria Yazdanbakhsh vult aan: “Het LUMC heeft veel technologische mogelijkheden. Het is goed om die zoveel mogelijk samen te ge-bruiken.” Concrete plannen zijn het aanstel-len van twee promovendi die op meer dan één afdeling thuis zijn en het organiseren van gezamenlijke thema-avonden, studen-tenonderwijs en masterclasses. Samen staan we sterker, wordt het devies.

Spannend onderzoekHet LUMC is natuurlijk niet het enige UMC dat onderzoek doet naar het immuunsys-teem. “Daarom zijn we verder gaan kijken: waar zijn wij binnen dit terrein als LUMC echt goed in, ook volgens de buitenwereld?”, zegt René Toes. Naar voren kwamen auto-immuniteit en chronische ontstekingen enerzijds en immuuntherapie en vaccinaties anderzijds. Daarnaast hebben de drie trek-kers van het profi leringsgebied twee onder-zoeksgebieden benoemd waarbinnen ze de komende jaren belangrijke ontwikkelingen verwachten: immuunmetabolisme en chemi-sche immunologie. “Een link tussen het af-weersysteem en de stofwisseling verwacht je misschien niet direct. Maar die is er wel en er is nog weinig onderzoek naar gedaan. Dat maakt het onderzoek spannend”, aldus Yaz-danbakhsh. “Hoe gaat vetweefsel om met het afweersysteem?”, noemen de onderzoe-kers als voorbeeld bij immuunmetabolisme. “Maar ook: hoe gaan afweercellen om met een tekort aan glucose? Of: wanneer besluit een afweercel over te gaan op een andere vorm van stofwisseling, en wat betekent dat voor de immuunrespons?” Voor Toes’ vakge-bied, reumatologie, liggen er veel concrete vragen. “Een ontstoken gewricht is slecht doorbloed en bevat daardoor weinig zuur-stof. Hoe gaan afweercellen daarmee om?” Bij osteoartritis, vaak artrose genoemd, lijkt de stofwisseling ook van belang. Mensen met overgewicht krijgen deze vorm van reu-ma namelijk vaker. “Je zou kunnen denken dat dat komt omdat hun knieën en heupen meer te lijden hebben, maar ook hun han-den zijn vaker aangedaan. Hoe dat komt be-grijpen we nog niet goed.”

Afweerreactie uitzettenHet andere veld waar de onderzoekers veel van verwachten is chemische immunologie. “Denk aan bepaalde moleculen op cellen die je kunt targetten met een chemische struc-tuur, waardoor je een afweercel misschien aan- en uit kunt zetten. Zo zou je een ave-

rechts werkende afweerreactie kunnen uit-schakelen.” Ook voor het bestrijden van on-gewenste gasten die infectieziekten veroorza-ken is dit interessant. Van Dissel: “Bacteriën maken allerlei eiwitten waarmee ze hun gast-heer beïnvloeden. Samen met de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen probe-ren we stoffen te ontwerpen die de interactie tussen ziekteverwekker en gastheercel veran-deren. Zo kun je misschien voorkomen dat een bacterie of virus veel ziekte en weefsel-schade veroorzaakt, zonder dat je ’m per se met grof geschut hoeft te doden, met alle ‘collateral damage’ van dien. Het is een aan-pak die ook succes had bij hiv/aids.”

Resistentieloos eilandVoor sommige ziektes is er in korte tijd veel kennis opgedaan, die mogelijk vertaald kan worden naar vergelijkbare ziektebeelden. De

nu we expliciet als profi leringsgebied zijn aangewezen verwachten we meer synergie

Haperende afweer

foto

Mar

c de

Haa

nfo

to A

rno

Mas

see

foto

Arn

o M

asse

e

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 7 ]

behandeling van reumatoïde artritis bijvoor-beeld, vaak kortweg reuma genoemd, is nu veel beter dan twintig jaar geleden. “Doordat we steeds vroeger behandelen en er betere medicijnen zijn, belanden patiënten nauwe-lijks nog in een rolstoel. In sommige geval-len lukt het zelfs om reuma te genezen. Dat zou je voor andere chronische ontstekings-ziektes natuurlijk ook willen”, aldus Toes. Op het gebied van infectieziekten is toene-mende resistentie een heet hangijzer. “De globalisering heeft grote impact op het be-

stige infectie oploopt, maar als je verder in-zoomt zie je dat het afweersysteem in zo’n geval meestal onvoldoende of op het ver-keerde moment actief is. Als je doelgericht de defensie kunt versterken, voorkom je mo-gelijk veel problemen. Ik denk dat dat de toekomst is, net als bij reuma: problemen voorkomen in plaats van behandelen.” “Dat geldt ook voor het onderzoek naar vaccins tegen tuberculose en malaria”, voegt Yaz-danbakhsh toe.

Wormen in de darmMeer kennis van een ziekte kan tot een heel andere behandeling leiden. Dat (parasitaire) infecties soms misschien wel gunstig zijn is een tamelijk recent inzicht, waar Yazdan-bakhsh zich mee bezighoudt. “Zo gek is het niet, want onze voorouders hebben altijd worminfecties gehad. Ons immuunsysteem is geëvolueerd op het hebben van wormen. Als je die allemaal weghaalt kun je je voor-stellen dat het systeem uit balans raakt, met allergische ziektes zoals astma tot gevolg.” De grote vraag is nu of mensen met ziektes die mogelijk samenhangen met een verkeer-de afweer, zoals chronische darmontstekin-gen, baat hebben bij wormen. “We weten niet of je met een paar wormen bij iemand die al ziek is hetzelfde kunt bereiken als met worminfecties van jongs af aan. Er lopen we-reldwijd veel klinische trials naar de effecten van wormen. In het LUMC zoeken we voor-al naar de moleculen van de worm die mo-gelijk gunstige effecten geven.” Als parasitai-re infecties ons meer kunnen leren over hoe het immuunsysteem geremd kan worden, dan is dat natuurlijk ook interessant voor bij-voorbeeld reuma en andere ziektes binnen Immunity, Infectious Diseases and Tole-rance. Want er gebeurt veel op dit gebied binnen het LUMC, benadrukken Van Dis-sel, Toes en Yazdanbakhsh. Onderzoek naar de afweer bij transplantaties, coeliakie, en chronische ontstekingen in de longen en het maag-darmstelsel bijvoorbeeld. Over dit on-derzoek en de patiëntenzorg die eruit voort-vloeit kunt u blijven lezen in Cicero, en bin-nenkort in de digitale LUMC-nieuwsbrief. ■

In de volgende cicero leest u meer over het profi leringsgebied Ageing.

Dat infecties soms mis-schien gunstig zijn, is een tamelijk recent inzicht

foto

Arn

o M

asse

efo

to M

arc

de H

aan

foto

Arn

o M

asse

e

handelen van infectieziekten. Een op de drie reizigers komt terug met resistente bacteriën die hij eerder niet had en die in ons milieu terechtkomen. De tijd dat Nederland een re-sistentieloos eiland was, is voorbij”, aldus Van Dissel. Een thema dat bij andere ziektes ook speelt is vergrijzing. “Wat voor gevolgen heeft ouderdom op verloop en behandeling van ziektes?” Net als in andere vakgebieden wordt ook hier gepersonaliseerd. “Nu zeggen we vaak nog dat iemand ‘pech heeft’ als hij een ern-

René Toes

Jaap van Dissel

Maria Yazdanbakhsh

Studeren 2.0studenten zijn dankzij internet en sociale media altijd bereik-baar en altijd verbonden met medestudenten. Dat is anders dan vroeger. De invloeden van sociale media dringen ook door in het onderwijs. Hoe? Dat bepalen studenten zelf.

door Masja de Ree

De Leidse universiteit heeft sinds ruim tien jaar een eigen online com-munity, Blackboard. In dit uit Ame-

rika afkomstige systeem wordt per cursus een module voor de studenten en docenten aangemaakt. Daarbij is het ook mogelijk een blog of een forum op te zetten. Maar van die laatste twee mogelijkheden wordt weinig gebruik gemaakt. “Daarvoor gebruiken we Facebook”, zegt derdejaars student Shaaji Kanagasabapathy. In de praktijk gebruiken docenten Blackboard vooral om informatie en studiemateriaal door te geven aan de stu-denten. “Het is een wat ouder systeem, niet zo handig in het gebruik”, aldus Andries de Man, softwareontwikkelaar bij het directo-raat Onderwijs en Opleiding (DOO).

ProfessioneelDr. Vincent Smit, patholoog en blok- en jaar-coördinator van het tweede jaar Geneeskunde, gaf gehoor aan de oproep van zijn studenten om lid te worden van hun Facebook-groep. “Docenten hebben de opdracht de discussies en vragen op Blackboard te volgen, maar in feite is dat forum volledig ingehaald door Fa-cebook.” Zijn eigen kinderen hadden al eens een account voor hem aangemaakt op Face-book, dus dat kon hij gebruiken. “De stu-denten hebben dit heel professioneel opge-zet. Voor docenten die geen eigen account willen, is een speciaal docent-account ge-maakt, waarmee je tijdelijk kunt inloggen. Na afl oop van het blok schrijf je je weer uit.” Er is afgesproken dat in deze aparte groep op Facebook alleen inhoudelijk over de stu-die wordt gesproken en dus niet over privé-zaken. Daar wordt onderling goed op gelet.

En veel tijd kost het ook niet, aldus Smit. “Juist niet, want je hoeft niet steeds in te log-gen in Blackboard. De onderlinge discussie op Facebook gaat heel snel en gemakkelijk, waardoor studenten een probleem vaker zelf oplossen. Nog niet alle studenten gebruiken Facebook, maar ik denk dat dat een kwestie is van tijd. Wij moeten hierin meebewegen.”

Minder controleDe vraag is welke rol de opleiding moet spe-len bij het ontwikkelen of faciliteren van so-ciale media in het onderwijs. Eenmaal maak-te de universiteit een Facebook-groep aan, voor het eerste jaar van Biomedische Weten-schappen. Daarvoor meldden zich drie stu-denten aan. Hoe dat dan komt weten derde-jaars studenten geneeskunde Lisa Meekes en Hylke Salverda niet. “Misschien dat je dat toch aan studenten zelf moet overlaten.” Ze zijn zelf erg enthousiast over het medium. Lisa: “Het grote voordeel van Facebook is dat het zo laagdrempelig is. Je bereikt heel veel studenten tegelijk, je kunt heel gemak-kelijk op elkaar reageren en plaatjes of fi lm-pjes uploaden, veel makkelijker dan op het Blackboard-forum. Daardoor ontstaat veel uitwisseling.” Hylke: “Dankzij Facebook gaat de stof meer leven. Je kunt heel makke-lijk met véél mensen discussiëren, ook met de studenten die niet in je directe groepje zitten. Dat levert veel inzicht op, het helpt je om dingen te begrijpen.”Als jaarvertegenwoordiging verzorgden Hyl-ke en Lisa vorig jaar tijdens de onderwijscon-ferentie een workshop over het gebruik van Facebook bij het onderwijs. “Tijdens de workshop hebben we geprobeerd docenten en medewerkers van DOO enthousiast te krijgen. Over Facebook heb je minder con-trole dan over Blackboard. De drempel om negatieve reacties te plaatsen zou bijvoor-beeld lager kunnen zijn. Maar we merken helemaal niet dat dat gebeurt.”

Documenten delenEr zijn meer sociale media dan Facebook, Twitter bijvoorbeeld. Maar hoewel het LUMC en DOO zelf wel twitteren, lijkt het erop dat studenten daar voor de studie wei-nig gebruik van maken. Lisa: “Ik ken eigenlijk geen mensen die twitteren. En LinkedIn is meer voor later, als we klaar zijn en een net-werk opbouwen.” Programma’s om docu-menten en andere bestanden te delen, zijn wél populair. Shaaji Kanagasabapathy maakte samen met een medestudent een Dropbox voor haar jaar: een gedeelde map op een ex-terne server waar alle leden bestanden in kun-nen plaatsen. “Ik heb drie maanden in Genè-ve gestudeerd en daar veel geleerd, ook over andere vormen van onderwijs. Studenten ma-ken daar veel gebruik van Dropbox om aan-tekeningen en proeftentamens te delen.” Toen Shaaji het idee op Facebook liet vallen, kreeg ze direct veel ‘likes’. “Er was ook wel aarzeling, maar nu zijn al 227 studenten lid van het mapje medicine!”Shaaji richtte samen met twee medestuden-ten messoc.com op. Messoc, dat staat voor Medical Education Support Society, is een community op internet, van en voor studen-ten. Shaaji: “Het doel is medische studenten van de Leidse universiteit te ondersteunen bij hun studie. Waarom ik daar zoveel tijd in-steek? Mijn levenservaringen hebben me ge-leerd dankbaar te zijn voor de mogelijkheid te kunnen studeren. Ik kom oorspronkelijk uit Sri Lanka en mijn leven had er ook heel anders uit kunnen zien. Daarom maak ik ge-bruik van elke mogelijkheid die ik krijg en wil ik mijn kennis ook inzetten voor anderen.”

Ethische vragenEr is nog geen protocol of advies over hoe docenten om moeten gaan met sociale me-dia. Peter de Jong, stafadviseur bij DOO: “Er is intern wel een discussie ontstaan. Het is prima dat studenten een gemeenschap vor-

Blackboard is volledig ingehaald door Facebook

[ 8 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

men, dat doen ze immers ook in een studen-tenhuis. Maar als docenten zich aanmelden voor Facebook-groepen, worden ze misschien ook ‘vrienden’ met hun studenten. Op Black-board is ieders rol duidelijk, op Facebook lo-pen privé en professioneel meer door elkaar. Wil je als docent bijvoorbeeld alle foto’s van het gala voorbij zien komen? Je stuit op aller-lei ethische vragen.” Blackboard blijft in elk geval het offi ciële kanaal van de universiteit. “Bij Blackboard log je in met je studentnum-mer en weet de docent dus wie hij voor zich heeft, bij Facebook kun je daar nooit zeker van zijn. En via Facebook verdwijnen alle ge-gevens op een Amerikaanse server, waarbij de voorwaarden niet altijd duidelijk zijn. Ik vind dat je dan voorzichtig moet zijn met bijvoor-beeld het plaatsen van patiëntgerelateerde in-formatie.” Zowel De Jong als De Man zit overigens privé wél op Facebook, en De Man meldt zich ook aan voor de Facebook-groe-pen van studenten. Meestal wordt hij geac-cepteerd. “Dat verbaast me wel, want ik heb niet veel informatie op mijn profi el staan. Ik vind het nuttig om via Facebook te horen wat studenten bezighoudt en technische vra-gen los ik graag meteen op. Aan de andere kant: het is ook een beetje alsof je staat af te luisteren bij de koffi eautomaat.” Maar vergeet niet, zegt De Jong: “In eerste instantie had de oude garde ook twijfels bij de opkomst van mobiele telefoons. We zien allemaal dat studenten niet alleen over feest-jes praten maar dat ze de nieuwe mogelijkhe-den inzetten om actief en met elkaar met hun studie bezig te zijn. Dat is wat het on-derwijs al jaren wil en dus een heel positieve ontwikkeling!” ■

Ik vind het nuttig om via Facebook te horen wat studenten bezighoudt

foto

Mar

c de

Haa

n

foto

Arn

o M

asse

e

foto

Arn

o M

asse

e

Hylke

Lisa

Peter

Shaaji

Andries

Vincent

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 9 ]

In De Estafette geven mensen hun me-ning over een maatschappelijk relevant aspect

van de gezondheidszorg. Vervolgens dragen zij het stokje over aan iemand van wie ze wel eens meer willen ho-

ren. Deze keer is het woord aan prof. mr. Aart Hendriks, hoog-leraar gezondheidsrecht (universiteit Leiden/Lumc) en coördinator

gezondheidsrecht bij de koninklijke nederlandsche maatschappij tot bevordering der geneeskunst (knmg) te utrecht.

JagtenOp een mooie avond toog ik verwachtingsvol naar de bioscoop. De Deense regis-seur Thomas Vinterberg, in Nederland bekend van Festen, heeft een nieuwe fi lm gemaakt: Jagten (de jacht). Het verhaal draait om een kleuterleider die ervan wordt beticht een meisje seksueel te hebben misbruikt. De directrice van de kleu-terschool neemt de beschuldiging serieus. Conform ‘het beleid’ informeert zij de politie en de ouders van alle kleuters. Dat beleid houdt kennelijk in dat je de per-soon in kwestie zelf niet hoeft te horen.

Op ongekend indringende wijze laat Vinter-berg de effecten zien van zo’n (achteraf on-juiste) aanklacht op personen en relaties.Ook in Nederland moeten leerkrachten en artsen in actie komen bij vermoedens van kindermishandeling. De KNMG heeft in 2008 haar meldcode daarop aangepast. In plaats van ‘zwijgen, tenzij’ luidt het devies sindsdien ‘spreken, tenzij’. Dat betekent gelukkig niet dat er bij een verdenking on-middellijk moet worden gemeld bij het Ad-vies- en meldpunt kindermishandeling (AMK). Van de arts wordt verwacht dat hij eerst zelf onderzoek doet en in dat kader advies inwint bij het AMK en collega’s, zonder de namen van de ‘verdachte’ te noemen. Daarna spreekt de arts de betrok-

kenen om hun visie te horen en om hulp aan te bieden. Pas daarna besluit de arts zo nodig om een melding te doen bij het AMK. Het volgen van dit stappenplan be-oogt recht te doen aan het professionele oordeel van de arts. Melden betekent het doorbreken van het beroepsgeheim; dat vraagt om zwaarwegende argumenten.Volgens sommigen is deze benaderingswijze te soft. Vanuit Den Haag wordt regel-matig aangedrongen op invoering van een meldplicht in plaats van een meldrecht gebaseerd op een professioneel oordeel. Na Jagten weet ik weer precies waarom ik tegen een meldplicht ben: aan een melding behoort een zorgvuldige belangenaf-weging vooraf te gaan. Tegelijkertijd onderken ik dat een melding noodzakelijk kan zijn om verder kwaad te voorkomen. Maar ook een zorgvuldig gedane melding kan achteraf onterecht blijken te zijn, met alle gevolgen van dien. Ik had blijmoediger verwachtingen van Jagten, maar ben alles bij elkaar zeer con-tent die fi lm te hebben gezien. Een aanrader. ■

Aart Hendriks geeft het stokje door aan mr. marjolein van Eykelen, offi cier van justitie verbonden aan het Expertisecentrum medische Zaken te Rotterdam.

MARJOLEIN VAN EYKELEN

Wisselcolumn

De EstafetteIn De Estafette geven mensen hun me-

ning over een maatschappelijk relevant aspect van de gezondheidszorg. Vervolgens dragen zij het

stokje over aan iemand van wie ze wel eens meer willen ho-ren. Deze keer is het woord aan prof. mr. Aart Hendriks, hoog-

leraar gezondheidsrecht (universiteit Leiden/Lumc) en coördinator gezondheidsrecht bij de koninklijke nederlandsche maatschappij tot

bevordering der geneeskunst (knmg) te utrecht.

AART HENDRIKS

Hoogleraar endocriene tumoren

Alberto Pereira Arias (46) is per 1 november benoemd tot hoogleraar Interne Geneeskun-de, in het bijzonder endocriene tumoren, op de afdeling Endocrinologie. Pereira is voor-zitter van het Centrum voor Endocriene Tu-moren Leiden (CETL) in het LUMC, dat dit jaar is opgericht. “Patiënten met endocriene tumoren zijn meestal bij meerdere specialis-ten onder behandeling. Die multidisciplinai-re zorg hebben we in het CETL in vijf zorg-straten samengebracht.” Endocriene tumo-ren zijn woekeringen van cellen die hormo-nen afgeven, waardoor allerlei klachten kunnen ontstaan. De kersverse hoogleraar doet zelf vooral onderzoek naar hypofysetu-moren, die acromegalie en het syndroom van Cushing kunnen veroorzaken. “Patiën-ten bij wie de tumor is weggehaald houden vaak nog klachten. We onderzoeken hoe dat komt en wat er tegen te doen is”, aldus Perei-ra, die sinds 2000 in het LUMC werkzaam is als endocrinoloog. (RH) ■

Sponsors gezocht voor Roparun

De langste estafetteloop ter wereld - maar liefst 500 kilometer, van Parijs naar Rotter-dam - die loop je niet voor je lol. Of in ieder geval niet alléén voor je lol. De deelnemers aan deze Roparun zamelen namelijk geld in om het leven van (ex-)kankerpatiënten en hun familie te verlichten. Dit jaar doet ook de Leidse Universitaire Hardloop Vereniging ‘Currimus’ mee, ter gelegenheid van haar eerste lustrum. De Roparun valt in het Pink-sterweekend, van 18 tot 20 mei. Het Leidse Roparun-team, onder wie vijf stu-denten Geneeskunde, een LUMC-promoven-dus en een ICT-medewerker aan het LUMC, streeft naar een opbrengst van 15.000 euro en zoekt daarom hard naar sponsors. Het team zet verschillende acties op om geld in te zamelen - zo was er al een speeddate-avond en kwam het team op de radio. Meer weten? Mail naar currimusroparun@gmail.com of kijk op www.currimus.nl/roparun. U kunt daar ook meteen via een module sponsoren. Rechtstreeks geld storten op de Roparun-rekening van het Currimus-team is eveneens mogelijk: 708078257 t.a.v. M. Konstantinovski. (DdV ) ■

[ 1 0 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

KO

RT

NIE

UW

S

Dr. Joris Rotmans van de afdeling nierziek-ten heeft 200.000 euro aanvullende subsidie gekregen voor zijn onderzoek naar het creë-ren van nieuwe toegangswegen tot de bloed-baan bij dialysepatiënten. Eerder ontving hij hiervoor al 1,3 miljoen euro.

De afdeling medische Besliskunde (dr. Leti van Bodegom-Vos) en Orthopedie (prof. Rob Nelissen en dr. Thea Vliet Vlieland) ontvan-gen een Zonmw-subsidie subsidie van bijna 250.000 euro voor onderzoek naar de imple-mentatie van kosteneffectief bloedmanage-ment.

Onderzoekers van de afdelingen Humane Genetica, Toxicogenetica en Klinische Gene-tica ontvangen een kWF-subsidie van 550.000 euro. Hiermee gaan zij onderzoek doen naar varianten in borstkankergenen BRcA1 en BRcA2, waarvan nog onduidelijk is of ze het risico op het krijgen van borst- en eierstokkanker verhogen.

Prof. Silvère van der Maarel (Humane geneti-ca) heeft met zijn onderzoeksgroep een sub-sidie van 250.000 euro van het Prinses Beatrix spierfonds ontvangen voor onder-zoek naar de spierziekte FsHD.

De onderzoeksgroepen van prof. Leon Mullen-ders en dr. Harry Vrieling (toxicogenetica) heb-ben twee Eu-subsidies van in totaal 930.000 euro verkregen voor onderzoek naar de biologi-sche effecten van ioniserende straling.

twee projecten waarin het Lumc participeert krijgen een Rembrandt Award toegekend van 450.000 euro. Prof. Ko Willems van Dijk (En-docrinologie en Humane genetica) gaat sa-men met prof. Erik Stroes (Amc) onderzoek doen naar de rol van de darmfl ora bij het metabool syndroom en hart- en vaatziekten. Prof. Patrick Rensen (Endocrinologie, Lumc) doet samen met prof. Esther Lutgens en prof. Menno de Winther (Amc) onderzoek naar de relatie tussen bruin vet en het im-muunsysteem om aanknopingspunten te vinden voor het behandelen van obesitas.

Dr. Ilze Bot heeft van de nederlandse Hart-stichting de senior Postdoc-beurs ter waarde van 350.000 euro gekregen. Bot is onderzoe-

Fieke Cox (neurologie) heeft de Jaarprijs neuromusculaire ziekten gekregen voor de beste publicatie op het gebied van spierziekten. cox kreeg de prijs voor haar onderzoek naar de spierziekte Inclusion Body myositis (IBm).Wendy Zondag (trombose en Hemostase) heeft de mannucci-prijs gewonnen. Deze prijs, bedoeld voor het beste artikel geschreven door een jonge onderzoeker, kreeg zij voor haar artikel over de Hestia-studie. ■

Het umc utrecht heeft de Elisabeth steyn Parvé-prijs toegekend aan prof. Els Goulmy voor haar bijdrage aan het landelijk initia-tief ‘20 in 2020’. Hiermee wil zij dat in 2020 de wetenschappelijke top voor 20 procent uit vrouwen bestaat. goulmy werkte jarenlang als hoogleraar transplan-tatiebiologie in het Lumc. Vorig jaar ging zij met emeritaat.

Ic-verpleegkundige Johan Lindhout heeft de Jaarprijs Zorg ontvangen. Hij ontving de prijs voor zijn onderzoek naar de kennis van externe pacemakers bij Ic-verpleeg-kundigen.

Rozemarijn Sengers, researchanaliste op het neonatologisch Laboratorium van het Willem Alexander kinderziekenhuis, heeft dit jaar van alle studenten van de Hoge school Leiden de beste afstudeerscriptie geschreven.

Mariëtte Boon (Endocrinologie) won tijdens het Rembrandt symposium een award voor beste mondelinge presentatie. ■

ker op de afdelingen Vaatchirurgie en Biofar-macie van het Leiden/Amsterdam centre for Drug Research (LAcDR).

De afdelingen klinische Oncologie/Radiothe-rapie (prof. Carien Creutzberg en dr. Remi Nout) en Pathologie (dr. Vincent Smit, dr. Tjal-ling Bosse en prof. Hans Morreau) ontvangen een kWF-subsidie van 490.000 euro voor on-derzoek naar (epi)genetische factoren die het gedrag van baarmoederkanker voorspellen.

Dr. Yvette van der Linden, radiotherapeut-on-coloog en hoofd van het Leidse centrum voor Palliatieve Zorg heeft samen met het Or-thopaedisch Research Laboratorium van het umc nijmegen een kWF-subsidie van ruim 370.000 euro gekregen voor onderzoek naar het voorspellen van pathologische fracturen in het dijbeen bij patiënten met kanker.

Rebecca Vicente Steijn heeft de beurs ‘kin-dercardiologisch onderzoeker’ van de neder-landse Hartstichting gekregen ter waarde van 150.000 euro. Zij gaat daarmee onder-zoek doen naar het voorspellen van ritme-stoornissen bij kinderen. ■

Waar zit het vet?

Hildo Lamb (43) is per 1 november be-noemd tot hoogleraar Radiologie, in het bij-zonder moleculaire en metabole cardiovas-culaire beeldvorming. “We willen innovatie-ve beeldvormende technieken ontwikkelen en die vervolgens naar de kliniek brengen”, licht Lamb zijn benoeming toe. “We bren-gen bijvoorbeeld in beeld wat er met vetsta-peling in verschillende organen gebeurt als obese mensen afvallen en of dat ook de functie van het hart beïnvloedt.” Het li-chaam kan vet op verschillende plaatsen op-slaan. “Aan de buitenkant is niet goed te zien of het vet bijvoorbeeld tussen de dar-men zit of onderhuids, terwijl de gezond-heidsrisico’s wél verschillen.” De nieuwe hoogleraar hoopt uiteindelijk op grond van dit soort metingen mensen een persoonlijk advies te kunnen geven voor de behandeling van obesitas en diabetes type 2. Lamb heeft een bijzondere medische carrière doorgemaakt. Hij studeerde biologie en werd vervolgens wetenschappelijk onderzoeker op de afdeling Radiologie. Na een promotieon-derzoek startte hij met de studie geneeskun-de. “Zodoende heb ik affi niteit met zowel de klinische kant als het fundamentelere onder-zoek”, aldus Lamb. (RH) ■

Lintje voor Deelder Prof. André Deelder (Parasitologie) is bij zijn afscheid benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Groot is de lof voor de voortrekkersrol van André Deelder op het gebied van de medische parasitologie. Daar-bij heeft hij de laatste tien jaar van zijn carriè-re een faciliteit voor Biomoleculaire Massa-spectrometrie opgebouwd. De verwachting is dat het LUMC en de bedrijven in het Bio Science Park in grote mate zullen profi teren van de infrastructuur die prof. Deelder de af-gelopen tien jaar heeft gerealiseerd. ■

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r um[ P B ]

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 1 1 ]

Van nieuw zicht voorzien De staaroperatie is waarschijnlijk de meest uitgevoerde operatie ter wereld. Het is snel, maar heel nauwkeurig werk dat de patiënt veel oplevert. Aad Hogewoning ziet de wereld niet meer in bruintinten. “Het is toch fantastisch dat ze dat kunnen!” door Dick Duynhoven foto’s Arno Massee

‘Het is wel precisiewerk’Irene notting (36) wilde aanvankelijk civiel ingenieur worden, maar koos uiteindelijk voor het beroep van oogarts. net als haar opa en haar beide ouders. sinds 2009 werkt zij met plezier in het Lumc. “Ik heb een blij vak.”

Op de afdeling Oogheelkunde komen mensen van alle leeftijden: baby’s, kinderen, jonge en oude volwasse-

nen. Ze worden er behandeld voor glau-coom, een aandoening waardoor ‘blinde vlekken’ ontstaan, voor scheelzien, hangende oogleden en netvliesloslating. “Ons werkterrein kent veel gelukkige mo-menten”, zegt oogspecialist dr. Irene Notting die zich vooral richt op de neurologische as-pecten van oogziekten. “Het is niet zo zwaar beladen als bijvoorbeeld oncologie. Dat vind ik wel prettig. We voegen iets toe. Zo’n nieu-we lens bij een staaroperatie maakt mensen gelukkig.” Eeuwenoude ingreepStaar - ook wel cataract genoemd, wat water-val betekent - is vertroebeling van de lens. In bijna alle gevallen komt dat door veroudering. Onder de 65-jarigen heeft ongeveer 3 procent last van staar, bij 85-jarigen is dat 20 procent. Cataractoperaties zijn ‘van alle tijden’. Cels-us, een Romeins encyclopedist, beschreef een cataractoperatie uit de eerste eeuw na Christus. En in manuscripten uit het oude India (800 na Christus) staat een behande-ling beschreven waarbij de troebele lens met een naald naar achteren werd geduwd.

Tegenwoordig is een staaroperatie waar-schijnlijk de meest uitgevoerde operatie ter wereld. In het LUMC bestaat ongeveer de helft van de oogchirurgie uit staaroperaties. In niet-academische ziekenhuizen is dat bij-na 90 procent.

Zorgvuldigheid gebodenDe ingreep gebeurt bijna altijd poliklinisch en onder plaatselijke verdoving. Als er geen onverwachte complicaties zijn, is de ‘snijtijd’ hooguit vijftien minuten. Notting: “Sommi-gen noemen het een routineoperatie omdat

het relatief eenvoudig is en veel wordt ge-daan. Maar bij elke operatie is zorgvuldig-heid geboden, want het is toch microchirur-gie, precisiewerk. In het LUMC doen we bo-vendien veel gecompliceerde staaroperaties.”Bij een op de twintig staaroperaties doet zich een kleine of grote complicatie voor. Naar schatting leidt slechts een op de paar dui-zend operaties tot blindheid, meestal door een infectie.

Van de cockpitDe eerste implantatie van een kunstlens, in 1949, is te danken aan de Engelse arts Ridley. Tijdens de tweede wereldoorlog kregen pilo-ten bij een crash stukjes perspex van de cock-pit in hun ogen. De arts ontdekte dat hun ogen deze kunststof zonder reactie konden verdragen. Hij gebruikte het materiaal, dat ook goede optische kwaliteiten heeft, als kunstlens.Tegenwoordig bestaan er naast de monofoca-le lens - voor veraf óf dichtbij - ook een mul-tifocale kunstlens en zelfs een torische kunstlens die een cilinderafwijking in het oog corrigeert. Die ontwikkeling zal zich volgens Notting ongetwijfeld voortzetten en wereldwijd nog miljoenen mensen van nieuw zicht voorzien. ■

Staaroperatie: een nieuwe lens

Een standaard staaroperatie begint met een klein sneetje van ongeveer drie milli-meter in het lenskapsel. Dat is een zakje met een dikte van ongeveer 5 micrometer (5 duizendste van een millimeter). Via deze opening brengt de oogarts een son-de in het oog, die de ooglens vergruist en opzuigt. Vervolgens plaatst hij via dezelf-de opening een kunststof lens in het kap-sel. Zonder complicaties duurt de ingreep niet langer dan vijftien minuten.

Onder de 65-jarigen heeft ongeveer 3 procent last van staar, bij 85-jarigen is dat 20 procent

[ 1 2 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

Irene Notting: “In het LUMC doen we veel gecompliceerde staaroperaties”

Arts & Patiënt

‘Ik wist niet wat ik zag!’ “Er gaat een wereld voor je open”, vertelt de 69-jarige Aad Hogewoning. Hij is een van de 9903 mensen die zich vorig jaar in het Lumc aan staar lieten opereren.

Aad Hogewoning kende de afdeling Oogheelkunde al. Vanwege een te hoge oogdruk komt hij er elk half jaar

voor controle. Halverwege vorig jaar kreeg hij te horen dat hij ‘beginnende staar’ had en in november bleek het nodig zijn linkeroog te opereren. “Zelf had ik niet gemerkt dat het achteruitging. Dat gaat sluipenderwijs.”

Stelt niks voorDe operatie, door dokter Irene Notting, ver-liep zonder complicaties. Hogewoning doet verslag: “Je merkt er eigenlijk niks van. Voor-af krijg je een paar keer druppels in je oog om de pupil groter te maken en dan word je op een O.K.-stoel naar de operatiekamer ge-reden. Het gebeurt met een plaatselijke ver-doving. Dat doen ze meestal ook met drup-pels, maar bij mij met een klein prikje. Dat was even venijnig, maar eigenlijk stelt het ook niks voor. Omdat het steriel moet gebeu-ren, heb je een laken over je heen met alleen een gaatje bij het oog dat geopereerd moet

worden. En op een gegeven moment halen ze die ooglens eruit en dan zie je niks meer.”

Spierwit plafondNa de operatie werd het oog afgedekt met een beschermkapje dat er de andere dag weer af mocht. Hogewoning: “Ik stond buiten en ik wist niet wat ik zag, al die kleuren! Er gaat een wereld voor je open”. Hij wijst naar de blauwe bloemetjes van een salvia. “Die waren altijd bruinig, sepia-achtig. Maar nu zijn ze hemelsblauw.”Enthousiast houdt hij zijn hand voor het ge-opereerde oog. “Als ik nu naar het plafond kijk, dan zeg ik: er moet nodig gewit worden. Maar als ik met de nieuwe lens kijk, dan is het spierwit. Mijn eigen oog ziet het allemaal wat bruinig.” “Dan moet je dat ook laten opereren”, oppert zijn vrouw die zelf een paar jaar geleden al aan beide ogen werd geopereerd. Maar Hoge -

woning wil nog even wachten. “Er zit wel wat staar, maar ik heb er nog geen last van. Zodra het nodig is, laat ik het zeker doen. Het is toch fantastisch dat ze dat kunnen!” ■

‘De blauwe bloemetjes van een salvia waren altijd bruinig, sepia-achtig’

Monet: een nieuwe kleur

Door staar wordt alles wat we zien (steeds) waziger en grauwer van kleur. Ook de beroemde impressionistische schilder claude monet (1840 - 1926) kreeg daar in zijn laatste jaren last van. Zijn schilderijen uit die ‘staarperiode’ verto-nen een overwegend rode kleur. In 1923 werd hij geopereerd. De schilderijen die hij daarna maakte geven een veel helder-der, blauwer kleurenpalet.

Aad Hogewoning: “Zelf had ik niet gemerkt dat het achteruitging”

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 1 3 ]

KO

RT

NIE

UW

S

Unieke reparatieset voor elk type DNA-schade

Verschillende soorten DNA-schade zetten heel verschillende reparatiemechanismen in gang. Dat schrijven onderzoekers van het LUMC in Molecular Cell. LUMC-onderzoe-kers wilden weten hoe cellen verschillende vormen van DNA-schade opsporen en repa-reren: is het team van reparatie-eiwitten al-tijd hetzelfde samengesteld, of is de samen-stelling afhankelijk van het type schade?Dat laatste blijkt het geval, vertelt onderzoe-ker dr. Haico van Attikum van de afdeling Toxicogenetica. Hij en collega-onderzoekers ontdekten dit door kolonies bakkersgist aan drie stoffen bloot te stellen die elk een ander type DNA-schade veroorzaken, zoals breu-ken in de DNA-streng of veranderingen in de letters van de DNA-code. De gebruikte kolonies gist hadden allemaal twee mutaties: één in een van de 55 onderzochte DNA-schadeherstelgenen en één in een van meer dan tweeduizend onderzochte genen die be-trokken zijn bij een ander proces in de cel, zoals celdeling. Door de groei van de dub-belmutanten onder invloed van de drie gif-stoffen te volgen, konden de onderzoekers bijna een half miljoen genetische interacties in kaart brengen en bepalen welke genen sa-men een effect hebben op de reparatie van de DNA-schade.“Dit is de eerste keer dat op zo’n grote schaal met meerdere toxische stoffen is gescreend op genetische interacties”, aldus Van Atti-

kum. Het leverde een grote hoeveelheid data op, waarin de onderzoekers een aantal nieu-we dingen ontdekten. “We zagen bijvoor-beeld grote verschillen in de interacties die optreden onder invloed van de drie verschil-lende typen stoffen die we gebruikt hebben. Ieder type DNA-schade brengt duidelijk een eigen patroon van DNA-schadeherstelreac-ties teweeg”, aldus Van Attikum. “Ook von-den we een aantal nieuwe factoren en pro-cessen die zeer belangrijk zijn voor het her-stel van DNA-schade.” Niet eerder hebben onderzoekers zo grootschalig in kaart ge-bracht hoe de verschillende reparatiemachi-nes in de cel met andere processen samen-werken om verschillende vormen van DNA-schade te verwijderen.

Het is bekend dat defecten in genen die be-langrijk zijn voor DNA-reparatie kunnen lei-den tot humane syndromen. Mensen die aan zo’n syndroom lijden, lopen onder meer een erg groot risico op kanker. “Aangezien veel van de bestudeerde reparatiegenen ook in de mens voorkomen gaan we onze technologie en bevindingen aanwenden voor het begrij-pen van de oorzaken van humane syndro-men, en voor de verdere ontwikkeling van anti-kankertherapieën”, aldus Van Attikum. Hij denkt dat er in de data nog veel interes-sante informatie zit waar niet alleen zijn ei-gen team, maar ook andere onderzoeksgroe-pen mee verder kunnen gaan nu het artikel gepubliceerd is in het toonaangevende tijd-schrift Molecular Cell. (RH) ■

foto

Mar

c de

Haa

n

[ 1 4 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

Antidepressiva tijdens de zwangerschap - wel of niet?

SSRI’s - selectieve serotonine heropname-remmers - zijn medicijnen tegen onder ande-re depressie en angststoornissen. Honderd-duizenden Nederlanders slikken ze, ook

vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Tijdens de zwangerschap slikt 2 tot 3 procent een SSRI. “Vrouwen met een kinderwens maken zich zorgen over de veiligheid van deze medicij-nen tijdens de zwangerschap”, verklaart gy-naecoloog-perinatoloog dr. Inge van Kamp (Verloskunde). “Tegelijk zijn veel vrouwen ook bang om hun pillen af te bouwen, uit angst dat hun klachten terugkomen.” Wat kunnen de gevolgen zijn voor het kind als een vrouw SSRI’s slikt tijdens zwanger-schap of borstvoeding? “Je kunt dan denken aan meer kans op een miskraam, vroegge-boorte of aangeboren afwijkingen”, ant-woordt Van Kamp. Om duidelijkheid te scheppen in de keuzes waar artsen en patiën-ten voor staan, hebben zes psychiaters, gy-naecologen en kinderartsen de landelijke richtlijn ‘SSRI-gebruik tijdens de zwanger-schap en lactatie’ ontwikkeld. “Er waren veel mythes en tegenstrijdige adviezen”, vertelt psychiater dr. Irene van Vliet, die net als Van Kamp meewerkte aan de richtlijn. “Dat cre-eert onrust bij de vrouwen en hun partners, én bij dokters en verloskundigen.”Veel artsen adviseren bij zwangerschap de SSRI’s meteen te stoppen. “Maar dat is onte-recht: het blijft een afweging”, stelt Van Vliet. “Het welzijn van de vrouw telt ook. Bovendien blijken de nadelen van SSRI-ge-

bruik voor het kind mee te vallen.” De richt-lijn adviseert aan vrouwen die SSRI’s slikken met een kinderwens of die zwanger zijn daarom eerst een gesprek met een deskundi-ge - bijvoorbeeld een psychiater - die kan in-formeren en adviseren. Van Vliet: “Bijvoor-beeld om door te gaan met de SSRI’s, of om over te stappen op een alternatief.” In som-mige gevallen kan de medicatie ook gestaakt worden. Een andere punt uit de richtlijn draait om de opname van pasgeborenen na SSRI-gebruik. “We raden een ziekenhuisbevalling aan ge-volgd door twaalf uur observatie”, zegt Van Kamp. “Dit vanwege een klein risico op aan-houdende hoge bloeddruk in de longen van het kind, ook wel PPHN genoemd. Dat is een ernstige aandoening die om snelle be-handeling vraagt.” Eerder was op de meeste plaatsen 48 uur observatie de norm, vanwege milde onttrekkingsverschijnselen bij het kind. “Maar die klachten zijn licht en ver-dwijnen ook spontaan, als ze al komen”, ver-telt Van Vliet. “Dan kunnen vrouw en kind de rest van het kraambed beter in hun eigen omgeving doorbrengen.” Meer weten over SSRI’s tijdens zwangerschap of borstvoe-ding? Bekijk de richtlijn op www.nvog.nl of www.nedkad.nl. Op die laatste site is ook een patiëntenfolder te downloaden. (DdV) ■

In deze rubriek geven LUMC’ers hun persoonlijke visie

gat in de pijplijn moet dicht De vrouwelijke hoogleraar is nog steeds een uitzondering, zeker in de medische wereld. gelukkig stijgt het percentage. tenminste: bij alle umc’s behalve het onze. Dat blijkt uit de meest recente ta-lent naar de top-monitor. met 14,9 pro-cent vrouwelijke hoogleraren scoort het Lumc onder het umc-gemiddelde van ruim 17 procent en bevindt zich daarmee in de achterhoede. “Zijn wij soms een umc waar onvoldoende vrouwelijk po-tentieel is om meer vrouwen aan de top te krijgen?” vraagt medisch viroloog en associate professor mariet Feltkamp (medische microbiologie) zich af.

door Diana de Veld foto Marc de Haan

“Net als veel andere organisaties uit het bedrijfsleven en de overheid heeft het LUMC zich gecom-

mitteerd aan het Talent naar de Top-charter. Daarmee geven we aan dat we hechten aan man-vrouwdiversiteit en streven naar een evenredige verdeling op elk niveau. Alle on-dertekenaars formuleren concrete doelen, zo-als het percentage vrouwelijke hoogleraren: een eenvoudig te turven en voor iedereen ac-ceptabele maat. Maar blijkbaar lukte het ons niet om tussen 2009 en 2012 vooruitgang te boeken. Hoe komt dat?Misschien is het gewoon toeval en heeft het LUMC als enige UMC een te klein vrouwe-lijk potentieel. Maar als ik om me heen kijk, dan geloof ik helemaal niet dat we te weinig vrouwelijk talent hebben of een te laag ambi-tieniveau. Wat ik wél denk is dat vrouwen hier in huis last hebben van te weinig trans-parantie bij het tot stand komen van benoe-mingen. Soms lijken mannelijke eigenschap-pen als geldingsdrang zwaarder te wegen dan objectiveerbare maten als de h-index of het soepel managen van een kliniek of onder-zoeksteam. Het gevolg: de leaking pipeline. Ondanks de grote aanwas van vrouwelijke fellows, postdocs, specialisten en universitair docenten blijft het percentage dat door-stroomt naar de top te klein. De bijna auto-matische gedachte dat vrouwen met die hui-dige grote aanwas vanzelf wel aan de top zul-len komen, klopt dus niet.We zullen er als LUMC meer aan moeten doen om het gat in de pijplijn te dichten, an-ders benutten we vrouwelijk talent onvol-doende en blijft nieuwe aanwas weg, bij ge-brek aan perspectief. In het bedrijfsleven wor-den diversiteit en talent-management veel se-

rieuzer genomen. Niet vanuit een moreel emancipatoir oogpunt, maar omdat even-wicht aan de top signifi cant bijdraagt aan een beter resultaat, zowel op softe als op harde eindpunten. Je kunt daarover lezen in de ‘Fe-male Matter’-rapporten van McKinsey; het is evidence-based. Voor het LUMC zou dat ook een sterk argument moeten zijn om serieuzer in te zetten op diversiteit.Hoe dat moet? Onder andere door diversi-teitsbeleid te verankeren in de lijnorganisatie. Laat bijvoorbeeld divisievoorzitters en afde-lingshoofden het talent binnen hun divisie of afdeling in kaart brengen en in de loop van de tijd blijven volgen volgens transparante

criteria. Het is mijn stellige overtuiging dat we dan net zoveel mannelijke als vrouwelijk high potentials blijken te hebben. Zo’n aanpak vergt een serieuze cultuuromslag. De afdeling HRM zal het proces actief moeten onder-steunen en alle cijfers boven water moeten halen: hoeveel mensen zitten waar, en hoe-veel stromen er door? Dat kost geld en ener-gie, maar als je het charter Talent naar de Top getekend hebt, moet je niet terugschrikken voor een investering.Essentieel is verder dat de LUMC-top vier-kant achter het beleid staat, het uitstraalt en er bij alle gelegenheden naar handelt. Anders komt het niet van de grond en doe je jezelf uiteindelijk tekort, zeker ten opzichte van de andere UMC’s. Het vrouwennetwerk Vitaal probeert dit besef hier in huis ook door te la-ten dringen en af en toe fl ink aan de boom te schudden. Ik hoop dat we ons beleid snel kunnen verbeteren; dat we aanhaken bij an-dere UMC’s waar dit beleid beter van de grond komt. Zodat het LUMC voor iedereen een aantrekkelijk centrum blijft om voor te werken.” ■ Reageren? Mail naar cicero@lumc.nl, of schrijf naar LUMC Communicatie t.a.v. Cicero, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 1 5 ]

IK H

EB

GE

ZE

GD

Pieken met eilandjes uit de pancreas In 2011 werd Eelco de koning vanwege de Diabetesvereniging nederland benoemd tot bijzonder hoogleraar Diabetologie, met als aandachtspunt bètaceltransplantatie en -regeneratie. Op 7 december hield hij de oratie Van Cel naar Archipel. “Patiënten willen échte oplossingen voor hun diabetes.” tekst en tekening Jan Hein van Dierendonck

Nog steeds snapt men niet waarom in-suline-producerende cellen, zogehe-ten bètacellen, geïsoleerde celgroep-

jes vormen in de alvleesklier (pancreas), een orgaan dat voor 99 procent bestaat uit cellen die spijsverteringsenzymen aanmaken. Die celgroepjes werden in 1869 beschreven en staan bekend als de eilandjes van Langer-hans. Het is delicaat weefsel, rijk aan bloed-vaatjes, zodat de insuline direct in de bloed-circulatie komt. Bij knaagdieren kun je drie-kwart van de klier verwijderen waarna deze weer netjes aangroeit; bij mensen schiet die regeneratie tekort. “In 1984 werd in Leiden de eerste Nederlandse pancreastransplantatie verricht,” vertelt endocrinoloog prof. Eelco de Koning. “Zo’n operatie doet de diabetes prompt verdwijnen, maar kan gepaard gaan met aanzienlijke complicaties. Vandaar het streven om alleen de eilandjes te transplante-ren, door uit een donorpancreas eilandjes te isoleren en die in de lever van de diabetespa-tiënt te spuiten. Door ons multidisciplinaire eilandjestransplantatieprogramma zijn we nu in het LUMC in staat verschillende vormen van bètaceltherapie aan te bieden.”

StudentenuitwisselingDe Koning is in 1963 geboren in Groningen, waar zijn vader psychologie studeerde. Toen hij vijf was verhuisde het gezin naar Huizen. Een van zijn ooms was huisarts, een andere radioloog. In de vijfde klas VWO ontwikkel-de hij tijdens de schoolvakantie röntgenfo-to’s en verwierf zo een fascinatie voor het menselijk lijf en het medisch bedrijf. Inge-loot voor medicijnen in Utrecht koos hij in 1982 toch voor biochemie in Amerika, waar hij een beurs voor kreeg. “Ik wilde mijn vleu-gels uitslaan. Het was een leerzaam jaar en ik had het geluk opnieuw te worden ingeloot.” Het buitenland bleef trekken: hij kreeg een beurs voor een onderzoeksstage in Oxford, om in de Diabetes Research Laboratories on-derzoek te doen aan eilandjes. Dat beviel zo

goed dat hij na zijn co-schappen naar Enge-land terugkeerde voor een driejarig promo-tieonderzoek. Thema: de pathofysiologie van eilandjes bij type 2 diabetes.

Fibrillen“Ik isoleerde eilandjes uit muizenalvleesklie-ren, een techniek geleerd in Uppsala, en be-studeerde ze onder de elektronenmicro-scoop. Utrechtse onderzoekers hadden in die muizen een gen ingebouwd voor het mense-lijke Islet Amyloid Polypeptide (IAP), een ei-witje dat kan aggregeren tot vezeltjes, fi bril-len. Nog altijd is onduidelijk of die amyloïd-fi brillen een oorzaak zijn van diabetes of een gevolg.” In de zomer van 1993 zag hij voor het eerst amyloïdfi brillen. “Een onvergetelijk eureka-moment. De vraag was of IAP zich had opgestapeld omdat het niet afgevoerd kon worden, bijvoorbeeld omdat diabetes de bloedvaatjes had beschadigd.”Een deel van zijn experimenten voerde hij uit in Cambridge, en ook in Utrecht, waar hij vanaf 1991 werkte als stafl id en in 1994 pro-moveerde bij prof. Willem Erkelens. Daarna volgde zijn opleiding tot internist, in Nieu-wegein. “In die tijd speelde de serie Medisch Centrum West en werd ik hardnekkig geasso-cieerd met de botte tv-arts Erik Koning.” Vanaf 2001 mocht De Koning zich endocri-noloog noemen. Hij was steeds meer onder-zoek gaan doen en werkte samen met nefro-loog Ton Rabelink, die zich had gespeciali-seerd in vaatonderzoek. “In zijn groep deed ik onderzoek naar vaatcomplicaties in diabe-tes. Maturity Onset Diabetes of the Young interesseerde me, een genetisch defect in bè-tacellen. De DNA-diagnostiek daarvoor is in

het LUMC ontwikkeld door Martijn Breu-ning en Monique Losekoot.”

EilandjestransplantatieToen Rabelink in 2003 hoogleraar werd in Leiden verhuisde De Koning mee. “Op de afdeling Heelkunde waren Jan Ringers en Onno Terpstra al jaren bezig met pancreas-transplantatie en onderzoek naar eilandjes-isolatie. Klinische eilandjestransplantatie was nog een stip aan de horizon. Gezien het beperkte aantal orgaandonoren zag ik zelf ook een belangrijke toekomst in stamcelthe-rapie.” Om zich te bekwamen in klinische eilandjesisolatie en -transplantatie en voor stamcelonderzoek trok De Koning in 2004 met zijn gezin voor een jaar naar Boston (waar zijn vierde zoon werd geboren). “Het Joslin Diabetes Center is een walhalla voor diabetesonderzoek in het algemeen en ei-landjesonderzoek in het bijzonder. Mijn ver-blijf op de afdeling van Gordon Weir en Susan Bonner-Weir was buitengewoon inspi-rerend.” Inmiddels had men in het LUMC bergen werk verzet. Er was zelfs een Good Medical Practice-faciliteit opgezet, vereist om celproducten te genereren voor patiën-ten. “We hebben na mijn terugkeer Marten Engelse aangesteld als hoofd van het eiland-jeslab en na enkele tientallen isolaties was de tijd rijp voor klinische toepassing.” Noem het zijn tweede piekmoment: de eerste ei-landjestransplantie, in oktober 2007. “We doen het nu jaarlijks bij hooguit 10 diabe-tespatiënten die vaak kampen met hypopro-blematiek (een te laag bloedsuikergehalte, red.). Maar, zoals ik leerde van Weir, klini-sche toepassing is óók essentieel om de aan-dacht voor wetenschappelijk onderzoek vast te houden. De interactie tussen lab en kli-niek moet zichtbaar blijven.”

Twentse theezakjesDe Koning is betrokken bij talloze projec-ten. Zo wil hij met onderzoekers in het

Zorgkwaliteit moet je niet afmeten aan hoe vaak je de bloeddruk meet

[ 1 6] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

LUMC en het Utrechtse Hubrecht Instituut volwassen pancreasstamcellen laten uitrijpen tot bètacellen. Ook werkt hij samen met de Universiteit Twente. “Men heeft daar on-langs van de Juvenile Diabetes Research Foundation één miljoen dollar subsidie ge-kregen om eilandjes te verpakken, zodat, in-gebracht in de patiënt, afweercellen het na-kijken hebben. Er is een bedrijf dat uit em-bryonale stamcellen insulineproducerende cellen kan maken en ze in ‘minitheezakjes’ van biomateriaal inbrengt bij proefdieren. Het gebruik van klinisch toepasbare bioma-terialen biedt boeiende perspectieven.” De Koning stelt altijd de patiënt centraal. “Zorgkwaliteit moet je afmeten aan relevan-te, patiënt-gerelateerde uitkomstparameters, niet aan hoe vaak je de bloeddruk meet.” Hij pleit voor value-based health care zoals hij er-voer in het Joslin Diabetes Center. “Artsen zouden meer betrokkenheid moeten tonen bij chronische aandoeningen, zorgen dat pa-tiënten gemotiveerd blijven.” Verder vindt hij dat wetenschappers ‘stakeholders’ zoveel mogelijk bij hun verrichtingen dienen te be-trekken. “Ze moeten een realistisch beeld schetsen van hun doelstellingen, uitleggen dat het in wetenschap draait om kleine stap-jes. Leid die mensen rond in het lab, laat ze door microscopen kijken - ik noemde dat in mijn oratie ‘beleving als strategie’.”

Op naar de topAan zijn muur zie ik een foto van een groep-je bergbeklimmers. “Ik bedwing hier de Kili-manjaro met een gezelschap type-1-diabe-tespatiënten, een reis georganiseerd door de Bas van de Goor Foundation. Noem het mijn derde piekmoment: de eerste keer dat ik twee weken lang de dagelijkse praktijk van deze ziekte beleefde. Bergbeklimmen is daarna een passie geworden. Twee jaar later heb ik hetzelfde gedaan met obese type-2-di-abetespatiënten. De boodschap is dat je on-danks deze ziekte ver kunt komen in het ver-wezenlijken van je ambities.” ■

Ondanks diabetes kun je ver komen in het verwezenlijken van je ambities

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 1 7 ]

KO

RT

NIE

UW

S

foto

Arn

o M

asse

e

Consult voor de kwetsbare oudere

Ziekenhuizen zijn druk doende hun veilig-heid voor de oudere patiënt te vergroten. Dat is geen overbodige luxe, want zo’n 30 procent van de 70-plussers verliest na een ziekenhuisopname zijn zelfredzaamheid. ‘Kwetsbare ouderen’ is thema 5 van het Vei-ligheidsManagementSysteem (VMS), dat zie-

kenhuizen vorig jaar verplicht hebben inge-voerd.Het thema Kwetsbare ouderen beoogt func-tieverlies tijdens een ziekenhuisverblijf te voorkomen. “Verpleegkundigen screenen binnen 48 uur na opname op vier risicofac-toren”, legt onderzoeker Noor Heim uit: “Vallen, fysieke beperkingen, ondervoeding en delier. Als patiënten positief scoren op één of meer punten, dan krijgen ze een rode vlag in hun dossier en volgt een verpleeg-kundige de interventie. Wij hebben onder-zocht bij welke meervoudige problematiek het nodig is een consult aan te vragen bij de Consultatieve Dienst Ouderengeneeskunde, CDO. We hebben namelijk onvoldoende artsen om bij álle ouderen een consult af te nemen.” Noor Heim is onderzoeker bij het HerstelZorgProgramma (HZP), dat de ach-teruitgang in zelfredzaamheid van ouderen wil beperken en het herstel verbeteren.“Op basis van de uitkomsten van het onder-zoek hebben we een extra element toege-voegd aan de VMS-vragenlijst. Hierdoor kunnen we bepalen welke patiënten een ex-tra interventie nodig hebben. Het gaat om de leeftijd van de patiënt in combinatie met

het aantal risicofactoren. Dat is een belang-rijke uitkomst, omdat de richtlijnen tot nu toe niets zeiden over meervoudige problema-tiek. Daarom spreken we nu van het VMS+ screeningsinstrument.”Bij patiënten tussen de 70 en 80 jaar met drie of meer rode vlaggen is een consult van het CDO geïndiceerd, voor patiënten ouder dan 80 geldt dit al bij één vlag. Het scree-ningsinstrument is ontwikkeld in samenwer-king met andere zorgaanbieders in de regio Leiden-Den Haag.De onderzoekster ziet het VMS voor een groot deel als een kwestie van bewustwording. “Als een oudere op een of meer punten in de vragenlijst niet goed scoort, moet er bij ieder-een in het ziekenhuis een lampje gaan bran-den: deze patiënt heeft extra zorg nodig.”Een oplossing die veel patiënten ten goede komt is, paradoxalerwijs, hen snel uit het zie-kenhuis te ontslaan. Noor Heim: “In bed liggen is voor niemand goed: je raakt je spie-ren kwijt en vooral ouderen lopen er al gauw een infectie op. Dan moet je natuurlijk wel zorgen voor een goede overdracht aan ver-pleeghuis of thuishulp. In het HerstelPro-grammaZorg zijn we daarmee bezig.” (JO) ■

[ 1 8 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

Eén richtlijn voor negen ziekenhuizen

Jaarlijks komen ruim 100.00 patiënten in het ziekenhuis terecht vanwege letsel aan het steun- en bewegingsapparaat. Van een arm uit de kom tot een gebroken heup of een schedelbasisfractuur. Tot nu toe werden zij in elk ziekenhuis net even anders behandeld. Het ene ziekenhuis vindt dat patiënten hun nieuwe kunstheup volledig mogen belasten, van het andere ziekenhuis moeten zij die juist ontzien. Het ene ziekenhuis zet het been vijf weken in het gips, het andere zes. Voor patiënten die behandeld worden in twee ziekenhuizen is dat heel verwarrend. Maar ook voor de verpleegkundigen, artsen en chirurgen zelf. Als ze van werkplek veran-deren, moeten ze eerst de richtlijnen van hun nieuwe werkgever leren kennen. Daarom besloot het traumacentrum West Ne-derland één gemeenschappelijke richtlijn te maken voor alle negen ziekenhuizen in de re-gio. Dat resulteerde in een helder en overzich-telijk boekje waarin precies is beschreven hoe verpleegkundigen, artsen en chirurgen moeten omgaan met meer dan honderd soorten let-sels. Prof. Inger Schipper, hoofd van het trau-macentrum en initiatiefnemer: “We zijn met alle traumachirurgen uit de regio - 24 in totaal - rond de tafel gaan zitten en hebben onze protocollen naast elkaar gelegd. Als die onder-ling afweken, probeerden we overeenstem-ming te bereiken op basis van evidence-based onderzoek. Als dat er niet of nauwelijks was - en dat komt regelmatig voor in ons vakge-bied - kozen we voor de behandeling die op basis van onze ervaring en inzicht de beste is.”

De regionale richtlijn is uniek in Nederland, aldus Schipper. Niet eerder nam een zieken-huis of regionaal centrum een dergelijk initia-tief. Ook de overkoepelende organisaties voor traumachirurgen deden dat niet. Schipper: “Ik denk dat het te ingewikkeld is om zo’n proto-col van bovenaf te bepalen. Dan moeten tweehonderd traumachirurgen - zoveel zijn er in Nederland - met elkaar overeenstemming

bereiken over al die behandelingen waarvoor geen of weinig evidence-based onderzoek is. Dat verzandt al heel snel in oeverloze discus-sies. Je kunt beter klein beginnen.” Schipper krijgt daarin misschien wel gelijk, want traumacentra van andere regio’s over-wegen de richtlijnen over te nemen. “Wie weet is dit een opstap naar een landelijke richtlijn”, hoopt Schipper. (AS) ■

Goed levenAnnemiek Versluys (60) wilde ‘in de mis-sie’. In plaats daarvan doorliep ze met tegenzin de huishoudschool en kwam in de zorg terecht. Bij het Lumc vond ze haar bestemming: als researchverpleeg-kundige, met voldoende uitdaging. Daarnaast werkt ze freelance als beeld-redacteur. En die missie? Die kwam er toch nog…

door Christi Waanders foto Arno Massee

Wat wilde je vroeger worden?Ik ben geboren en getogen in Warmond en zat op een katholieke meisjesschool, bij de nonnen. We spaarden via school zilverdop-pen van melkfl essen voor ‘de missie’. De op-brengst ging naar arme kindjes in Afrika. Dat wil ik ook, dacht ik: de missie in, kinde-ren helpen. Ik had daar geen concreet beeld bij, meer het beeld van naar een arm land gaan en mensen helpen. Later dacht ik nog wel eens, hoe zat dat nou precies met die doppen? Is dat geld eigenlijk ooit goed te-rechtgekomen?

Wat ben je na de basisschool gaan doen?Ik heb eerst een jaar MULO gedaan, maar het leren ging daar niet goed. Daarna ben ik van de huishoudschool in Leiden afgestuurd en gelukkig kon mijn moeder voorkomen dat ik vervolgens in Lisse ook van de huishoud-school werd gestuurd. Op zich vind ik leren heel leuk, maar naaien en koken vond ik niks, dus haalde ik veel kattenkwaad uit. Maar goed, de huishoudschool heb ik afge-maakt en daarna heb ik de opleiding tot zie-kenverzorgende gedaan en ging ik werken in een verpleeghuis. Dat vond ik ongeloofl ijk zwaar. Het wordt echt onderschat, nog steeds. Ik wilde liever in het ziekenhuis werken en heb toen de inservice-opleiding gedaan in het AZL, nu het LUMC. Daarna kon ik aan de slag als verpleegkundige.

En je zit nog steeds in het LUMC?Klopt, ik heb veel verschillende dingen ge-daan. Zo heb ik heel lang op de afdeling KNO gewerkt, en ook nog kort bij onder an-

dere Urologie en de trombosedienst. Nu werk ik alweer twintig jaar als onderzoeksver-pleegkundige bij de STRO, de Stichting Toe-gepast Reumatisch Onderzoek, onderdeel van de afdeling Reumatologie. Ik begeleid pa-tiënten die meedoen aan wetenschappelijk onderzoek. In totaal werk ik nu 42 jaar in het LUMC, het leven vliegt voorbij.

Je hebt nog een andere baan…Op school vond ik maatschappijleer al een interessant vak en ik wilde weer wat gaan le-ren. Omdat ik van geschiedenis hou, ben ik daarin een HBO-opleiding gaan doen. En nu ben ik, naast mijn werk als verpleegkundige, ook freelance beeldredacteur voor een uitge-ver van schoolboeken voor het middelbaar onderwijs. Die combinatie van werken is heel leuk, echt een feest om te doen.

En de missie?Dat is er uiteindelijk toch van gekomen. In 2000 ben ik voor het eerst drie maanden naar Nepal geweest en heb daar vrijwilligerswerk gedaan op een medische post. Eerder kwam het er niet van; je trouwt, krijgt kinderen. Toen de gelegenheid zich voordeed om naar

Nepal te gaan, heb ik die met beide handen aangegrepen. Want ik wil niet straks als ik tachtig ben denken: ‘Nou heb ik mijn kans voorbij laten gaan’. Daarna gingen mijn man en ik nog een keer samen naar een ander project in Nepal en dit jaar doen we weer zoiets. Wat me daarin aan-trekt? Als je eenmaal zoiets gedaan hebt, dan wil je dat vaker. Het is een soort heimwee naar het ‘daar’ zijn, los van onze drukke maatschappij. Het is prettig om ergens ano-niem te zijn en tegelijkertijd toch contacten te hebben en met mensen bezig te zijn. Ove-rigens is het dan ook heerlijk om terug te ko-men en je te realiseren hoe goed het hier is.

Hoe ziet je toekomst eruit?Ik ben van mening dat je tussen de zestig en zeventig je slag moet slaan om nog leuke din-gen te doen. Daarna treedt de veroudering echt in. Dus mijn man en ik willen wel om het jaar, of misschien wel elk jaar, er op deze manier tussenuit. Voorlopig werk ik nog in het LUMC. En daarnaast blijf ik ook zeker als freelance beeldredacteur aan de slag, ho-pelijk tot op hoge leeftijd. Het is prachtig dat het zo kan. Ik heb een heel goed leven. ■

TOEN MissiezusterNU Researchverpleegkundige Reumatologie

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 1 9 ]

Nieuwe gereedschappen voor de zorgVorig jaar ging het ‘Innovative medical Devices Initiative nL’ (ImDI) van start, een initiatief uit het topsectorenbeleid van de regering. natuurlijk doet het Lumc mee - of eigenlijk medical Delta, waarin het Lumc samen met de universiteiten van Delft en Rotterdam, lokale bedrijven en overheden participeert. Het ImDI - met als motto: technologie voor Duurzame Zorg - valt prachtig samen met de doelstellingen van medical Delta. Het ImDI bestaat uit acht centra die elk een eigen thema en een eigen businessplan hebben. medical Delta is betrokken bij drie centra: het medical Delta Imaging Institute, het centre for novel Instruments for minimally Invasive techniques en het centre for neurocontrol. De ‘ImDI-koepel’ is deze maand (18 januari) gelanceerd. door Willy van Strien foto Arno Massee

[ 2 0 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

Het hart in 4DHet Medical Delta Imaging Institute (MDII) borduurt met het pro-ject Heart in 4D voort op het eerdere Heart in 3D. “Daarin hebben we software ontwikkeld om informatie van verschillende beeldvor-mende technieken in één plaatje bijeen te brengen”, vertelt prof. Boudewijn Lelieveldt (Laboratorium voor Klinische en Experimen-tele Beeldverwerking). “Cardiologen en radiologen kunnen nu bij-voorbeeld een CT-scan van de kransslagaders combineren met een MRI-scan die de doorbloeding van de hartspier weergeeft. Ze zien dan hoe een vernauwing in een kransslagader de bloedtoevoer naar de hartspier verderop belemmert.”Cardiologen en nucleair geneeskundigen in Leiden en Rotterdam probeerden de methode uit. Ze stelden eerst een diagnose op de ge-bruikelijke manier, op grond van losse scans. Daarna namen ze de software erbij om een geïntegreerd beeld van de verschillende scans te maken. Daaraan zagen ze meer af dan aan de losse scans, vooral in lastige gevallen. Bedrijven willen de software nu verder uittesten.

Het succes smaakte naar meer. Lelieveldt: “We vonden het zo jam-mer dat Heart in 3D was afgelopen, dat we een vervolg hierop hebben gekozen als thema voor het MDII.” De bedoeling is om nog meer informatie te integreren, zoals beweging. “Als het ge-combineerde beeld ook de beweging van de hartspier weergeeft, verbetert dat de diagnostiek. Het laat immers zien welke delen wel of niet goed functioneren. En als de arts een stent in een vernauw-de kransslagader wil plaatsen, helpt het als hij ziet hoe dat bloed-vat ter plekke beweegt, want sommige stents zijn niet geschikt voor heftig bewegende delen.” Daarnaast wil hij informatie over de stijfheid van de hartspier erbij betrekken. Er wordt een nieuwe probe ontwikkeld om die stijfheid via de slokdarm te meten.“Ons ideaal is dat cardiologen en radiologen uitgaan van een CT-scan die de anatomie van het hart van een patiënt afbeeldt. En dat ze daar dan extra informatie kunnen inpluggen, al naar ge-lang ze die nodig hebben.” ■

Superdunne instrumentenEen van de projecten binnen Novel Instruments for Minimally In-vasive Techniques (NIMIT) heeft een bijna onvoorstelbaar doel: in-strumenten ontwikkelen om baby’s al ver voor de geboorte, in de baarmoeder, te opereren. Dat betekent dat de minimaal invasieve instrumenten die momenteel beschikbaar zijn dunner moeten wor-den, maximaal één millimeter dik. Prof. Dick Oepkes (Verloskunde) zou ze bovendien graag multifunctioneel willen hebben, zodat art-sen via één naald kunnen kijken of meten én tegelijk een handeling uitvoeren, zoals knippen, hechten of plakken.Op dit moment is al het een en ander mogelijk. “Zo behandelen we foetussen die in gevaar zijn door het tweelingtransfusiesyn-droom”, vertelt Oepkes. “Die situatie kan ontstaan bij eeneiige tweelingen als de bloedvaten van beide kindjes in de placenta zijn vergroeid. De een krijgt dan meer bloed ten koste van de ander; voor allebei kan dat fataal zijn. We hebben prima resultaten en ho-

ren bij de wereldtop, maar het doel, dat beide kinderen gezond geboren worden, halen we lang niet altijd. Met betere instrumen-ten zouden we veiliger en nauwkeuriger kunnen werken.”Met zulke instrumenten komen ook andere behandelingen in beeld. “We hebben pas een eerste foetale hartoperatie gedaan. De hartklep van de uitgang van de linkerkamer was vernauwd, en we hebben een ballonnetje ingebracht en opgeblazen om dat te verhel-pen. Maar we moesten dat doen met geleende spullen van cardio-logen. Het zou fi jn zijn als er speciale instrumenten beschikbaar komen. Dan komen ook andere afwijkingen in aanmerking voor prenatale behandeling, zoals een open ruggetje of een verstopte plasbuis. Hoe eerder je zo’n afwijking kunt corrigeren, hoe minder onomkeerbare schade optreedt. Je kunt ermee voorkomen dat veel van deze kinderen overlijden, als baby ingrijpende behandelingen moeten ondergaan of gehandicapt raken: een enorme winst.” ■

Beter bewegen na een beroerte “Ons doel is om mensen met een neurologische aandoening, zo-als een beroerte, de ziekte van Parkinson of een partiële dwarslae-sie, weer mobieler en zelfredzaam te maken”, zeggen prof. Hans Arendzen en dr. Carel Meskers (Revalidatie). “Het centraal ze-nuwstelsel kent een zekere fl exibiliteit bij het aansturen van bewe-gingen in een veranderende omgeving. Het Centre for Neuro-Control ontwikkelt en test technieken om die fl exibiliteit bij reva-lidatie beter te kunnen benutten. Dat is van vitaal belang voor zelfredzaamheid.”Een voorbeeld ter verduidelijking. Bij iets alledaags als bijvoor-beeld drinken moet het centraal zenuwstelsel steeds rekening houden met het veranderende gewicht van het glas om niet te morsen. Arendzen en Meskers gebruiken een haptische robot om zo’n veranderende omgeving te simuleren, te meten hoe iemand reageert en die persoon te trainen. Zo’n robot heeft bijvoorbeeld de vorm van een handvat gekoppeld aan een computergestuurde

motor. Het handvat kan zwaar of juist licht aanvoelen. Meskers: “Nog mooier wordt het als je het gevoel koppelt aan wat de pa-tiënt ziet: bijvoorbeeld het gewicht van een glas water voelen én het beeld ervan zien in een virtuele omgeving. Je kunt dat beeld vervolgens in overeenstemming brengen met het gevoel, of juist niet. Zo kun je een specifi eke training geven.”“Er zijn en worden heel wat van deze technieken ontwikkeld door kennisinstellingen en het bedrijfsleven, maar de kennis is verspreid. Wij proberen de bestaande kennis te bundelen en prak-tisch toepasbaar te maken”, zegt Arendzen. “Wat ons voor ogen staat is dat een patiënt na een beroerte naar huis kan met een ap-paraat waar een oefenprogramma is ingebouwd. Dat oefenpro-gramma moet individueel en fl exibel zijn en hem op een uitda-gende wijze leren om beter te bewegen. Misschien helpt zo’n ap-paraat ook ouderen, bij wie het zenuwstelsel aan capaciteit ver-liest, om langer zelfstandig te blijven.” ■

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 2 1 ]

Preventie is de toekomstDe wijken in met nieuwe onderwijsmodule

door Masja de Ree foto Marc de Haan

Van alle Nederlanders is ongeveer 50 procent te zwaar; 25 pro-cent rookt en 10 procent drinkt te veel. Dat maakt preventie belangrijk voor de toekomst van de huisartsgeneeskunde, al-

dus Paul Jonas, huisarts en blokcoördinator bij de afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde. Maar het onderwerp komt lande-lijk alleen zijdelings aan bod in het onderwijs. Tot nu toe. Samen met zijn team ontwikkelde Jonas de module Preventie. En dat is re-volutionair, zegt hij. “Met deze module verlaat de huisarts de spreek-kamer en trekt hij de wijk in.”

KamerdebatTijdens de module preventie zet de huisarts in opleiding een preven-tieproject in de wijk op. “We willen de aios verleiden aan preventie te gaan doen; niet alleen in de spreekkamer, maar ook daarbuiten”, zegt Iris Groenenberg, die voor haar promotieonderzoek naar een gezondheidsscreening onder allochtonen en laagopgeleiden ook veel ‘in de wijk’ te vinden was. Daarnaast bevat de module preventieop-drachten voor in de spreekkamer en op regionaal en landelijk niveau. Aios bezoeken bijvoorbeeld een Kamerdebat, onderzoeken de in-vloed van zorgverzekeraars of interviewen een patiënt. Jonas: “We vinden het belangrijk dat de huisartsen in opleiding stelling nemen, dat ze een visie ontwikkelen over preventie en hun eigen rol daarin.”

VoelhorensHet preventieproject in de wijk staat centraal. Nadat de aios via een e-game zijn kennishiaten heeft opgespoord, inventariseert hij de pre-ventiebehoeften in zijn wijk. Groenenberg: “Het project moet klein en concreet zijn en ook na het vertrek van de aios blijven bestaan.

Het doel is altijd om de gezondheid van de bewoners te bevorderen of ziekte te voorkomen.” Enkele voorbeelden: voorkomen dat leerlin-gen van groep acht van de basisschool met alcohol beginnen, een be-weegproject voor ouderen, dikke kinderen en hun ouders begeleiden bij het koken, op de markt aandacht vragen voor hart- en vaatziek-ten. Om erachter te komen waar behoefte aan is, spreekt de aios met patiënten, kijkt hij rond in de wijk, bezoekt hij scholen en bejaarden-tehuizen.Jonas: “Het is belangrijk dat de aios een sterke partner zoekt, bij-voorbeeld een leerkracht of een sleutelpersoon in de wijk. Er is best wat weerstand te verwachten, maar zet je voelhorens uit. Zoek de juiste toon en kijk waar mensen wél op zitten te wachten.” Hij bena-drukt dat het belangrijk is steeds te reflecteren. Hoe geef je vervolg aan een project? En heeft je project eigenlijk wel effect?

LaagdrempeligHet beroep van huisarts is de afgelopen decennia erg veranderd. Vroeger werkte je alleen, nu in een team van praktijkassistenten en andere (para)medici. “Dit is de volgende stap”, zegt Jonas. Groenen-berg: “Daarbij werken we samen met de GGD. Die is enthousiast. De huisarts is laagdrempelig en kan veel mensen bereiken.” Ook de be-roepsorganisatie wil dat huisartsen een signaalfunctie in de wijk gaan vervullen. Is er voldoende mogelijkheid om te bewegen? Welke be-hoeften hebben allochtone bewoners? Hoe zit het met de eetge-woonten? Groenenberg: “Mijn ervaring is dat patiënten het prettig vinden dat de huisarts zelf komt kijken.”

Cuba“Preventie is werk met een lange adem”, aldus Jonas. “Maar het is wel de nabije toekomst van ons vak. Dat betekent overigens niet dat je

als huisarts alles zelf moet doen. Je hebt vooral een initiërende functie.” De module maakt deel uit van een brede curriculumherziening van de Leidse huisartsenopleiding en start in maart. Wat leert de aios dan? Jo-nas: “Hij ontwikkelt een snuffelneus én een visie op preventie, leert om-gaan met weerstand, creatief te zijn en samen te werken.” En er valt ook nog iets te winnen. Aan het eind van elk blok presenteren de aios hun project. Eén keer per jaar wordt een winnaar gekozen en die krijgt een studiereis naar Cuba, een land dat op het gebied van preventie voorop loopt. Groenenberg: “We hebben veel gedaan om het leuk te maken. We willen echt dat aios enthousiast worden. Preventie is niet saai!” ■

Het beroep van huisarts is de afgelopen decennia erg veranderdPaul Jonas en Iris Groenenberg: “Patiënten vinden het prettig als de huisarts zelf komt kijken in de wijk”

[ 2 2 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

KO

RT

NIE

UW

SLiteratuur en Geneeskunde - LitMed - geeft inzicht in de beleving van ziek-zijn. Dat kan de zorg verbeteren. Voor iedere Cicero verdiept prof. Ad Kaptein (Medische Psychologie) zich in een boek waarin ziekte een rol speelt.

Bijna doodHij is schrijver en fotograaf. Het boek is daar een afspiegeling van: zijn tekst is als een fi lmscript, zijn foto’s illustreren de tekst. Het begint gelijk goed: ”Toen ik wakker werd voelde ik al dat niets was zoals het moest zijn … ik begreep niet wat er aan de hand was.” Een bespreking met een jonge vrouw, zijn afspraak bij de tandarts, een tramrit - ze lopen allemaal spaak. De doodsangst (“de angst fl uisterde: dit loopt niet goed af”), de pijn (“van een ongekende intensiteit”) en de walging (“van alles en iedereen”) overspoelen hem op die lentedag in Boedapest. Hij is dan 51. Jong, maar oud genoeg voor zijn eerste hartaanval. Deze treft de auteur Péter Nádas (1942). Hij oogt op het omslag van De eigen dood (2002) slank, fi t en energiek. Hij rookt veel, drinkt dolgraag koffi e. Verder eigenlijk niets om je zorgen over te maken. Toch gaat de pijn tussen zijn schouderbladen hem door merg en been. Een aangename bezigheid als het corrigeren van drukproeven van een boek lukt niet meer: zijn ogen weigeren dienst. In de spiegel ziet hij vaag zijn asgrauwe gezicht: die kleur komt zes maal terug in een paar bladzijden. De auteur observeert goed, hij is immers ook fotograaf. Zijn script gaat verder: “Er was geen lucht in de lucht, dat is mijn probleem. … de ambulance loopt vast, met loeiende sirenes, in de avondspits … in het ziekenhuis wordt men uitgekleed en zodanig op het laken gelegd dat ieder lichaamsdeel op elk moment beschikbaar is voor willekeurig welke levensreddende ingreep … het was alsof ik iets fotografeerde vanuit een hoger camerastandpunt dan van waaruit ik ernaar keek.”De toeschouwer Nádas is ook patiënt. Een toegewijd arts, een verpleegkundige die haar compassie verstopt achter rauwdouwerij, en bemoeizuchtige medepatiënten bepalen het bestaan van de patiënt in de eerste uren van de nacht. Dokters en zusters spuiten in-fuuszakken vol, reanimatie is nodig. Rook stijgt op van huid en borsthaar. De patiënt/schrijver/fotograaf overleeft het allemaal. Het boek besluit met de wedergeboorte van de patiënt: de auteur schrijft zich uit de baarmoeder, en komt via geribbelde wanden, door een ovale uitgang terug in de wereld. De ex-patiënt probeert zijn dankbaarheid vorm te geven: hij vraagt zijn vrouw het ziekenhuis tien klerenhangers te brengen - die kunnen ze gebruiken om de infuuszakken aan te hangen. De eigen dood geeft artsen en verpleegkundigen een buitengewoon informatief beeld van wat een myocard infarct betekent voor iemand: ontkennen, negeren, behandeling beleven, de gebeurtenis een plaats geven in de rest van het leven - de auteur gooit het de lezer in het gezicht. Voor onderzoekers die gefascineerd zijn door gedrag van mensen met een hartaanval, is De eigen dood een rijke vindplaats van begrippen als symptoom-perceptie, doodsangst, therapietrouw en sociale steun.Pijn links in de schouder, uitstralend naar de kaak, kortademigheid en angst: zo leren studenten Geneeskunde hoe een hartinfarct ‘zich presenteert’. De eigen dood volgt dit scenario, op hoofdlijnen. Maar zoals altijd, de klinische werkelijkheid volgt het patroon niet perfect. Het eigen verhaal van de getroffene is wat fascineert: het hart, de ziel van de mens, genereert emoties, denkt men. Nádas was al wees op zijn zestiende. De dood is een frequent thema in zijn werk. De patiënt en het verhaal in De eigen dood leven: springlevend, niet dood. ■

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 2 3 ]

Vier maanden langer leven

Voor mensen met uitzaaiingen van de kan-kersoort GIST is er een nieuw medicijn dat vier maanden aan hun leven kan toevoegen, meldt The Lancet. “Het middel, regorafenib, werkt ook bij uitgezaaide dikkedarm- en en-deldarmkanker, maar het effect is daarbij wel wat minder sterk”, vertelt co-auteur prof. Hans Gelderblom (Klinische Oncologie). Het nieuwe medicijn gaat de vorming van bloedvaatjes tegen en remt een groeisignaal dat bij GIST overactief is. GIST (gastro-in-testinale stromale tumor) gaat uit van het steunweefsel rond het maag-darmkanaal. Jaarlijks wordt de ziekte bij ruim tweehon-derd mensen in Nederland vastgesteld. Er zijn momenteel twee medicijnen voor GIST beschikbaar. Middel van eerste keus is imati-nib, dat de groei van de tumor zo’n 4,5 jaar onder de duim houdt. “Na verloop van tijd treden er meestal nieuwe mutaties op in een tumor waardoor een medicijn niet meer werkt”, aldus Gelderblom. Op dat moment komt het tweede medicijn in beeld: suniti-nib. Met regorafenib is er voor GIST-patiën-ten nu dus een derde middel dat gegeven kan worden als ook sunitinib onwerkzaam is geworden, wat na gemiddeld zeven maanden gebeurt. Het nieuwe middel is in Nederland nog niet geregistreerd, maar Gelderblom verwacht dat dit wel gaat gebeuren voor gebruik na imati-nib en sunitinib. Patiënten kunnen regorafe-nib onder bepaalde voorwaarden nu al voor-geschreven krijgen. Gelderblom is contact-persoon voor deze patiënten in Nederland. Bij patiënten met dikkedarmkanker voegt het nieuwe medicijn zo’n 1,8 maanden toe aan het leven. Dit soort anti-kankermedicij-nen is meestal erg duur, tussen de driedui-zend en vierduizend euro per maand. Het is daarom spannend of het College voor Zorg-verzekeringen regorafenib ook voor gebruik bij dikkedarmkanker zal registreren. In het LUMC, het VUmc en het AMC kunnen pa-tiënten met uitbehandelde dikkedarmkanker het nieuwe medicijn al wel krijgen wanneer ze meedoen aan een studie. “Hierin onder-zoeken we welke groep van darmkankerpa-tiënten er het meeste baat bij heeft”, aldus Gelderblom. (RH) ■

Alles uit je studie halenZe zijn trots, en terecht! Op 2 november werden in de mare-kerk in Leiden drie studenten Biomedische Wetenschappen en elf studenten geneeskunde in het zonnetje gezet. Zij ontvin-gen een honourscertificaat, het bewijs van hun succesvolle deelname aan het Honours college.

door Marije Zomerdijk foto’s Monique Shaw

Dionne Gootjes

Elleke Peterse

Het Honours College bestaat sinds drie jaar, en biedt getalen-teerde bachelorstudenten in Leiden de mogelijkheid hun kennis en vaardigheden te verdiepen of verbreden. De gese-

lecteerde studenten volgen naast het reguliere programma van hun opleiding voor minstens 30 studiepunten (dat staat gelijk aan een half jaar studeren) aan extra vakken. Het LUMC neemt deel aan het Honours College met de trajecten ‘Geneeskunde’ en ‘Beta and Life Sciences’.

SnoepwinkelDionne Gootjes is een van de elf geneeskundestudenten die in no-vember een honourscertificaat in ontvangst mocht nemen. “Of ik mezelf als ambitieus zie? Ik wil in ieder geval alles uit mijn studie ha-len, en alle kansen pakken die me geboden worden. Als honours stu-dent voelde ik me soms als een kind in een snoepwinkel. Zoveel inte-ressante vakken en cursussen om uit te kiezen!Toen ik begon met studeren zag ik mijn toekomst vooral als een be-handelend arts. De honours-vakken hebben mijn interesse in onder-zoek aangewakkerd. Nu denk ik stiekem al aan promoveren.”Student Biomedische Wetenschappen Elleke Peterse volgde het ho-nourstraject ‘Beta and Life Sciences’. Tijdens het traject bouwde ze een nuttig netwerk op. “Het is super dat je al aan het begin van je studie intensief contact hebt met professoren en onderzoekers, die je ook altijd om hulp kunt vragen. Dat heeft me geholpen om nu in Oxford masteronderzoek te doen.” Om aan het programma mee te mogen doen, moest Peterse een cijferlijst opsturen en een motivatie geven. “Ik ben erg blij dat ik ben toegelaten. Ik zou andere studenten zeker aanraden het programma ook te gaan volgen, het biedt je veel extra kansen. Het leuke is dat je je programma helemaal zelf samen mag stellen. Uitgebreidere versies van reguliere vakken volgen, cur-sussen doen bij andere faculteiten, onderzoek doen: het kan alle-maal.”

Op je tenen lopenDr. Peter van den Broek is betrokken bij de organisatie van het tra-ject ‘Beta and Life Sciences’. Dit traject is opgezet door de opleiding Biomedische Wetenschappen en de Faculteit Wiskunde en Natuur-wetenschappen. Deelname is volgens hem niet voor iedere student weggelegd. “Het is best pittig. We selecteren alleen gemotiveerde stu-denten met goede studieresultaten en een brede belangstelling. Wat ik zo mooi vind aan deze lichting studenten is dat ze heel duidelijk weten wat ze willen, initiatief nemen en van de gebaande paden af durven gaan.” Het Honours College is een van de initiatieven van de UL om talent te stimuleren. Ook de politiek wil dat; universiteiten krijgen er subsidie voor. Van den Broek: “Talentvolle, gemotiveerde

studenten moet je volop kansen bieden. Er is niks mis met je kop bo-ven het maaiveld uitsteken.”Hoogleraar Klinische Epidemiologie Friedo Dekker is trekker van het Honours College bij Geneeskunde. “Eerstejaars studenten kun-nen zichzelf voor het College selecteren door een aantal lezingen te volgen, verslagen te schrijven en een onderzoeker te interviewen. Wie dat allemaal voldoende afrondt, mag door.” Vanaf het tweede jaar is er een breed palet aan cursussen, bijvakken en onderzoeksmo-gelijkheden, ook in het buitenland. Een honourscertificaat staat goed op je cv, zegt Dekker. “Het zal je helpen om verder te komen. Maar het Honours College volgen betekent vooral dat je veel leert en wordt uitgedaagd. Af en toe op je tenen moeten lopen, daar word je slimmer van.” ■

Er is niks mis met je kop boven het maaiveld uitsteken

[ 2 4 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

KO

RT

NIE

UW

S

In Memoriam dr. Edith Frederiks

Ons bereikte het bericht dat op 28 septem-ber dr. Edith Frederiks in Den Haag is overleden. Edith Frederiks was de eerste plastisch chirurg en later ook de eerste lec-tor in dat vak in het LUMC, destijds het AZL. Zij was opgeleid tot chirurg bij prof. Suermondt en had zich daarna bekwaamd in de plastische chirurgie in Engeland. In ons land stond toen de plastische chirurgie nog in de kinderschoenen. In 1950 werd de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie door enkele voortrekkers opge-richt en pas in 1954 werd het vakgebied als specialisme erkend. Engeland daarentegen was de bakermat van de plastische chirur-gie, wat in hoge mate bevorderd was door de oorlog. Edith Frederiks was dan ook de eerste vrouw die als plastisch chirurg in het Specialisten Register werd ingeschre-

ven en vervolgens in 1964 ook de eerste vrouwelijke lector in Nederland. De eerste hoogleraar (Huffstadt in Groningen) werd pas in 1970 benoemd. Zij aanvaardde haar ambt met de Openba-re Les “Instrument in Uw handen”. Zij leg-de haar werk neer in 1979.Mevrouw Frederiks plaatste zich nooit op de voorgrond en ging bescheiden haar weg. Niettemin was zij voorzitter en later erelid van de Soroptimistenclub, de we-reldwijde Vereniging van Vakvrouwen, en ook bezat zij een enorme verzameling ui-terst kostbare kunstwerken, die zij in 1994 geschonken heeft aan Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam.Edith Frederiks heeft zich naast de routi-newerkzaamheden speciaal bezig gehou-den met de behandeling van handtrauma

ta en lip- en gehemeltespleten. Dat laatste vond plaats in samenwerking met de or-thodontist Van Hoeken. Uiteraard leerde zij ons, jonge assistenten, de basale vaar-digheden van haar vak. Ik kan nog haar pincet voelen waarmee ze dat van mij in de goede richting trachtte te doen wijzen! Eigenlijk was ze dan af en toe een beetje pinnig, maar daarna was zij weer de vrien-delijkheid zelve.Helaas heeft deze pionier van de plastische chirurgie na haar terugtreding er de voor-keur aan gegeven zich uit de chirurgische wereld terug te trekken en zich te wijden aan haar belangrijke andere taken. Haar vak-gebied is echter niet meer weg te denken binnen het grote gebied van de Heelkunde.

A. Zwaveling, em. hoogleraar Heelkunde

Nieuw camerasysteem voor kankeroperaties

Het LUMC heeft een nieuw camerasysteem in gebruik genomen dat fl uorescerende tu-moren bij kankerpatiënten zichtbaar maakt tijdens de operatie. Dit camerasysteem is het eerste met een Europees CE-keurmerk. Hoofdonderzoeker prof. Clemens Löwik spreekt van een ‘internationale doorbraak’. De beelden maken het de chirurg mogelijk om heel nauwkeurig het aangetaste tumor-weefsel weg te snijden. Van tevoren worden patiënten ingespoten met een fl uorescerende stof. Die stof dringt via de bloedvaten door in de lever en vormt daar een met de camera duidelijk waarneembare groene ring, precies om de tumor heen. Hierdoor kan de chirug tijdens operaties het aangetaste weefsel nauwkeurig wegsnijden. Inmiddels is de eer-ste patiënt met kankeruitzaaiingen in de le-ver succesvol geopereerd met gebruikmaking van de nieuwe camera. Het LUMC onder-zoekt nu hoe vaak kleine uitzaaiingen - die voorheen werden gemist - met deze nieuwe camera wél gevonden kunnen worden.Wereldwijd wordt hard gewerkt aan de ont-wikkeling van fl uorescerende stoffen die in combinatie met het nieuwe camerasysteem tumoren zichtbaar maken. De fl uoresceren-de stoffen worden in dat geval gekoppeld aan deeltjes die zich specifi ek hechten aan tumorcellen. Löwik: “Zo verwachten we snel en effi ciënt in te kunnen grijpen. Dat is be-langrijk voor de patiënt en werkt kostenbe-sparend voor de gezondheidszorg, omdat de verwachting is dat het aantal heroperaties af-neemt.”

Wat het camerasysteem verder uniek maakt is dat het extreem gevoelig is, en tegelijk zichtbaar en nabij-infrarood licht waar-neemt. In een handomdraai is het systeem ook te gebruiken bij sleutelgatoperaties. Ook kan met deze technologie eenvoudig de poortwachterklier, de eerste lymfeklier waar-op de tumor zijn afvoer heeft, worden opge-spoord. Wanneer een tumor zich gaat uit-zaaien, duiken de kwaadaardige cellen daar als eerste op. Om snel de poortwachterklier te vinden wordt vlakbij de tumor een fl uo-rescerende stof ingespoten die via lymfeva-ten naar de poortwachterklier gaat en zich daar tijdelijk ophoopt. De chirurg kan na het maken van een kleine snede het lichtge-vende ‘bolletje’ vinden en dat eenvoudig verwijderen voor verder onderzoek.De cameratechniek is ontwikkeld door het Nederlandse bedrijf Quest Medical Imaging BV in samenwerking met onderzoekers van het LUMC, onder de paraplu van het pu-bliekprivate samenwerkingsverband CTMM (Center for Translational Molecular Medici-ne). ■

LUMC’s Young Faculty Netwerk van start

Sinds kort is LUMC’s Young Faculty Net-werk (YFN) actief. Het YFN is een platform voor LUMC-postdocs, senior researchers, en assistant en associate professors, dat beoogt de samenwerking en kennisuitwisseling op het gebied van onderzoek, onderwijs en loopbaanontwikkeling te bevorderen. Wil je meer weten over de activiteiten van het YFN? Meld je dan aan bij YFN’s Linked-In-netwerkgroep (zoek op www.linkedin.com op LUMC’s Young Faculty Network) waar regelmatig interessante artikelen wor-den geplaatst en je mee kunt discussiëren op het forum.Op de LinkedIn-groep wordt binnenkort ook meer informatie geplaatst over het kick-off symposium, ‘Scientifi c Career Paths in Medical Centers’, dat wordt gehouden op donderdag 28 maart in Leiden. Tijdens dit symposium debatteren decanen van verschil-lende UMC’s over de carrièreperspectieven van jonge onderzoekers binnen universitaire medische centra.

Afwijkingen in de lever lichten groen op

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 2 5]

IK H

EB

GE

ZE

GD

Competentere dokters afl everen gynaecoloog Joep Dörr maakt zich al jaren sterk voor modernisering van de specialistenoplei-dingen. “Artsen in opleiding tot specialist zouden meer regisseur van hun eigen opleiding moe-ten worden.” Op 5 november hield hij bij zijn aanvaarding van het ambt als hoogleraar medische Vervolgopleidingen de oratie Opleiden in het medisch ambacht. Hierin ventileert hij zijn zorgen over regeringsvoorstellen om de opleidingsduur van medisch specialisten met een derde te bekorten. tekst en tekening Jan Hein van Dierendonck

“Om in deze tijd als medisch spe-cialist te kunnen functioneren volstaat het niet langer artsen

alléén op te leiden in medisch-inhoudelijke kennis en vaardigheden”, betoogt Joep Dörr. “Ons grote voorbeeld is de CanMEDS in Canada. Dat onderwijsconcept wordt weer-gegeven in een ‘bloemschema’: vanuit de centrale kerncompetentie medisch handelen zijn als deels overlappende bloemblaadjes zes intrinsieke of algemene competenties ge-groepeerd die cruciaal zijn voor dokters: communicatie, samenwerking, kennis en we-tenschap, maatschappelijk handelen, organi-satie en professionaliteit.” Dat vereist een cultuuromslag die uiteraard niet vanzelf tot stand komt, vervolgt de hoogleraar. “Onbe-kend maakt onbemind. Men is immers niet gewend aios te leren communiceren en sa-menwerken. Bovendien: aios al die compe-tenties leren, ze toetsen, voortgangs- en be-oordelingsgesprekken houden; dat doe je er niet zo maar even bij. En het is lastig te be-wijzen is dat het ook echt tot betere specia-listen leidt.” Dörr rekent dit laatste tot zijn onderzoekstaken. “We stellen momenteel een plan op om deze modernisering hier en in de regio Rotterdam te evalueren. Door huidige aios te toetsen en dan straks te ver-gelijken met de nieuwe lichting kunnen we nagaan of de laatsten inderdaad over meer en betere competenties beschikken.” OorontstekingenDörr (62) is geboren in het Gooi. “Naar ver-luidt een stuitbevalling, maar daar heb ik niets aan overgehouden”, lacht hij. De interes-se voor geneeskunde wijt hij aan veelvuldig KNO-bezoek. “Pas tijdens mijn studie in Am-sterdam ontdekte ik dat ik behoorde tot een groep kinderen rond Hilversum die chroni-sche oorontstekingen hadden opgelopen van-wege een BCG-vaccinatie.” De geneeskunde-

studie vond hij ronduit demotiverend. “Het had niets te maken met academische vorming en ik overwoog zelfs te stoppen.” Achteraf is hij blij te hebben doorgezet, want tijdens de co-schappen werd het geweldig. Dat had voor-al te maken met gedreven docenten en oplei-ders. In zijn oratie noemt hij Janssens, hoog-leraar Obstetrie-Gynaecologie aan de VU. “Die stelde hoge eisen aan zichzelf en zijn omgeving, betrok iedereen voortdurend bij wat er in zijn kliniek gebeurde.”Dörr had interesse in specialisaties als KNO en Obstetrie-Gynaecologie. Het lot bracht hem tot de laatste. Die opleiding was achter-eenvolgens in Enschede en Nijmegen, waar hij in die tijd een gezin stichtte. “We be-woonden een boerderij in het idyllische Alt-forst, echt een andere wereld. Overigens zijn we nog altijd erg aan het landleven gehecht. Ik vind het heerlijk ons eigen stukje grond te bewerken. Of te wandelen in de vrije natuur. Dan komen de beste ideeën!”

OpleidingsbevoegdIn het Radboud Ziekenhuis werd Dörr uitge-daagd te fi losoferen over medische drijfve-ren. “Mijn opleider Eskes bedreef evidence-based medicine avant la lettre.” In 1983 be-gon hij zijn promotieonderzoek. Aanvanke-lijk naar de menstruele cyclus van rhesusapen, maar het gros raakte voortijdig in de meno-pauze. “Anderhalf jaar dagelijks

bloedprikken voor niets geweest. Ik had het even gehad met de wetenschap.” Later ging hij onderzoek doen naar verklevingen, in Nijmegen en in het Westeinde Ziekenhuis (het huidige Medisch Centrum Haaglan-den). “Ik belandde in 1984 in Den Haag om-dat ik er ging waarnemen en ik werk er nog altijd met veel plezier.” Hier ging hij zich destijds intensief bemoeien met de in het slop geraakte opleiding Obstetrie-Gynaeco-logie. “We wisten de problemen met vereen-de krachten op te lossen en in 1995 werd ik opleider. Mede met de hulp van Eylard van Hall, toen opleider in het LUMC, kregen we in Den Haag opleidingsbevoegdheid en bouwden de opleiding uit. Nu werken we met elf gynaecologen.” Dörr hield zich vervolgens ook bezig met an-dere specialismen in het MCH, werd voorzit-ter van de Centrale Opleidingscommissie. “We hebben een leerhuis in het leven geroe-pen, het Landsteiner Instituut. Het regionale karakter van opleidingen werd steeds belang-rijker. Nadat ik mijn ideeën daarover voorleg-de aan de bestuursvoorzitter van het LUMC vroeg deze me voorzitter te worden van de Regionale Opleidingscommissie. In die func-tie ben ik hier sinds begin 2010 één dag en sinds kort twee dagen per week aanwezig.” Stip aan de hOORizon“Patiëntenzorg wordt steeds regionaler,” ver-volgt Dörr. “Ziekenhuizen specialiseren zich in een bepaald zorgaanbod. Als gevolg zullen aios hun opleiding misschien wel in drie tot vijf ziekenhuizen gaan volgen. Dat vraagt om een optimale afstemming tussen opleiders in opleidingsziekenhuizen.” Dörr somt enkele wapenfeiten op: “Binnen het regionale on-derwijs- en opleidingsnetwerk - men noemt zo’n netwerk Onderwijs- en Opleidingsregio (OOR) - van het LUMC en de opleidingszie-kenhuizen geven we discipline-overstijgend

De kwaliteit van een specialisme als Obstetrie-gynaecologie zal enorm achteruitgaan als de opleiding korter duurt

[ 2 6] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

onderwijs in algemene competenties voor alle aios. We breidden de docentprofessionalise-ring uit, verdubbelden het aantal Teach-the-Teacher-cursussen en introduceerden web-based kwaliteitssystemen. We startten het blad fOORum, een webpage (www.oorleiden.nl) en digitale nieuwsbrieven. Ten slotte heb-ben we voor de OOR vijf onderwijskundigen aangetrokken die vanuit het LUMC in alle OOR-ziekenhuizen zijn gedetacheerd.” Maar dat is nog niet genoeg. “Binnenkort start de conferentie Stip aan de hOORizon, waar we met alle betrokken bestuurders, leerhuisdirec-teuren en voorzitters van Centrale Oplei-dingscommissies en aiosverenigingen gaan brainstormen hoe we verder willen.”

Botte bijl in opleidingsfondsDörr is geschokt over bezuinigingsvoorstel-len in het regeerakkoord. “Het bedrag voor het opleidingsfonds, waar jaarlijks zo’n 750 miljoen euro in omgaat, zou een derde lager worden. Als voorzitter van de Raad van Op-leiding van de Orde van Medische Specialis-ten probeer ik alle zeilen bij te zetten. Na-tuurlijk snap ik dat ook wij onze maatschap-pelijke verantwoordelijkheid moeten nemen en wil ik met betrokken partijen zoeken naar oplossingen. Wellicht kunnen we bepaalde stages schrappen en bij sommige specialis-men de opleidingsduur iets bekorten. Min-der specialisten opleiden is een optie - som-mige wetenschappelijk verenigingen hebben sowieso al aangegeven de aantallen te willen terugbrengen. Daarnaast denken we aan een schakeljaar in de basisopleiding: door voor te sorteren op de vervolgopleiding kan die wellicht korter. Misschien zijn er mogelijkhe-den om de betrokkenheid van aios bij be-paalde zorgtaken te scheiden van de echte opleiding. Verder biedt competentiegericht opleiden in principe de mogelijkheid slimme aios hun opleiding sneller te laten voltooien - al zal zich dat slecht verhouden met zorg-roosters. Het allerbelangrijkste is dat we de met veel inzet tot stand gebrachte moderni-sering boven water houden. Maar het zal duidelijk zijn dat de kwaliteit van een specia-lisme als Obstetrie-Gynaecologie enorm ach-teruitgaat als we de opleidingsduur terug-brengen van zes naar vier jaar. En dat terwijl de politiek vraagt om meer patiëntveiligheid, doelmatiger werken en beter samenwerkende specialisten!” ■

Ik vind het heerlijk om te wandelen in de vrije natuur. Dan komen de beste ideeën

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 2 7 ]

KO

RT

NIE

UW

S

Onderzoek knie-MRI van start

Patiënten met aanhoudende knieklachten na een blessure of ongeluk krijgen steeds vaker een MRI. Onderzoekers van de afdeling Radi-ologie van het LUMC en de afdeling Huis-artsgeneeskunde van het Erasmus MC onder-zoeken met een subsidie van ZonMW of dit wel zinvol is. De zogenaamde TACKLE trial is dit najaar van start gegaan. Aan het onder-zoek zullen ruim vijfhonderd patiënten tus-sen de 18 en 45 jaar met een recent knietrau-ma mee gaan doen. Zij worden willekeurig in twee groepen verdeeld: de ene groep krijgt een MRI-scan van de knie, de andere niet. Na drie, zes, negen en twaalf maanden worden onder meer het dagelijks functione-ren en de gemaakte zorgkosten gemeten. Diverse ziekenhuizen en MRI-centra in Alk-maar, Amsterdam, Leiden, Rotterdam en Goes participeren in deze trial. Tot eind 2013 zullen er patiënten geworven worden via de huisartsenpraktijk. Hiervoor zijn in-middels vele huisartsen benaderd. De eerste patiënten zijn reeds geïncludeerd in de TACKLE trial, wat staat voor Traumatic Complaints of the Knee - LUMC and Eras-mus MC. Meer informatie vindt u op www.tackletrial.nl. Huisartsen kunnen hier ook patiënten aanmelden. (RH) ■

Ziekenhuisbacterie in kaart

De wereldwijde uitbraak van de ziekenhuis-bacterie Clostridium diffi cile type 027 is ge-lijktijdig op twee verschillende plekken ont-staan. Dat laten wetenschappers zien in een recente publicatie in Nature Genetics. Ook medisch microbioloog dr. Ed Kuijper was betrokken bij de grootschalige studie. “Clostridium diffi cile is een bacterie die bij mensen in de darm aanwezig kan zijn en meestal weinig schade aanricht. Maar aan het begin van deze eeuw is er een meer ziek-makende variant ontstaan, die zich snel over

de wereld verspreidde”, vertelt Kuijper. Deze nieuwe variant van de bacterie, het zoge-naamde ribotype 027, richt meer schade aan en maakt meer dodelijke slachtoffers. Over het ontstaan van deze nieuwe variant was weinig bekend. De wetenschappers onder-zochten daarom een groot aantal monsters van patiënten over de hele wereld die besmet waren met deze bacterie. Ze analyseerden het gehele DNA van de aangetroffen bacteri-en en maakten een vergelijking. “De resulta-ten waren verrassend. Het bleek namelijk dat er gelijktijdig twee bijna identieke varianten zijn ontstaan, in Canada en de Verenigde

Staten. Deze Clostridium diffi cile 027 is re-sistent voor een antibioticum dat destijds veel werd gebruikt. Mede daardoor heeft deze bacterie zich zo snel kunnen versprei-den”, vertelt Kuijper. Hoe de resistente bac-terie zich over de wereld verspreidde, brach-ten de onderzoekers nauwkeurig in kaart. Het is belangrijk om de bron van een uit-braak te weten te komen, want dat geeft in-formatie over hoe dat in de toekomst zou kunnen worden voorkomen.Het gepubliceerde onderzoek werd uitge-voerd in Cambridge. “Wij hebben veel ex-pertise over Clostridium diffi cile in huis en beschikken over een grote collectie aan ma-teriaal en klinische data. Die hebben wij aangeleverd voor deze studie”, vertelt Kuij-per. De samenwerking met Cambridge wordt voortgezet door Hans van Leeuwen, molecu-lair bioloog en hoofdonderzoeker bij de af-deling Medische Microbiologie. Van Leeu-wen werkt aan een vergelijkbare variant van Clostridium diffi cile, type 078. Deze bacte-rie werd eerder alleen gevonden bij varkens, maar sinds een aantal jaren ook bij mensen. Van Leeuwen wil graag weten hoe dat kan en hoe deze bacterie precies is veranderd. De benodigde sequencing wordt in Cambridge verricht, maar het LUMC voert de analyses uit. “Cambridge beschikt over de techniek om het hele bacteriële genoom snel in kaart te brengen. Maar wij hopen deze techniek binnenkort zelf in huis te hebben, want dat is de toekomst”, aldus Van Leeuwen. (MR) ■

Bij knieklachten wordt steeds vaker een MRI-scanner ingeschakeld

[ 2 8 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

foto

Arn

o M

asse

e

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 2 9 ]

Onvermoeibaar in de weerMasterclass Epidemiologie boeit studenten twee weekenden lang

Een jeugdherberg in the middle of nowhere, slaapzalen met stapel-bedden, geen moment voor jezelf, pittige colleges en veel op-drachten: Gesa Tiemeier vertelt over de Masterclass Epidemio-

logie in Noordwijk die ze pas gevolgd heeft - en is razend enthousi-ast. Want de cursus was zwaar, maar vooral leerzaam en verrassend leuk.

Nuttig en leukDe Masterclass Epidemiologie voor studenten Geneeskunde en Bio-medische Wetenschappen werd dit jaar voor de vijfde keer gehouden. Als tweedejaars student Geneeskunde was Gesa de jongste van de dertig deelnemers; de cursus is bedoeld voor studenten vanaf het derde jaar. “Ik had in het eerste jaar al epidemiologievakken gedaan uit het tweede jaar, want ik wil niet alleen arts worden, maar ook on-derzoek gaan doen. Daarom mocht ik nu al mee”, legt ze uit.Haar enthousiasme doet niet onder voor dat van twee van de docen-ten, prof. Friedo Dekker en Bob Siegerink (beiden van de afdeling Klinische Epidemiologie). “Onze afdeling organiseert jaarlijks een Boerhaavecursus Epidemiologie voor artsen op Schiermonnikoog”, vertelt Siegerink. “Ik mocht indertijd als student mee omdat ik bij deze afdeling zou gaan werken als promovendus. En ik vond het zo nuttig en leuk dat ik dacht: zo’n cursus zou voor alle studenten mo-gelijk moeten zijn. Zo is het idee voor de Masterclass ontstaan en het slaat beter aan dan we gehoopt hadden.”

Fanatiek aan het rekenenEpidemiologie, is dat niet een abstract vak over grote hoeveelheden getallen en statistiek? “Klopt”, zegt Dekker. “Het gaat erom vraag-stellingen voor klinisch onderzoek goed te formuleren, de juiste on-derzoeksopzet te kiezen en de verzamelde gegevens op een goede manier te analyseren. Maar als je dat aan de hand van praktijkvoor-beelden bespreekt, is het juist heel levendig. We wisselen colleges af met opdrachten en soms laten we de deelnemers naar een documen-taire met een epidemiologische inslag kijken.”Dat werkt. Gesa: “Het lukt de docenten om de studenten de hele tijd te blijven boeien, gedurende twee weekenden van donderdagavond tot zaterdagmiddag. Ik was bang dat ik dat niet zou volhouden. Maar het ging, en het bleef nog leuk ook.” Siegerink laat een foto zien: “Kijk, op vrijdagavond half tien was iedereen nog fanatiek aan het re-kenen. Daarna hebben we tot na middernacht geborreld en zaterdag-ochtend om half negen zat iedereen weer klaar voor een college sta-tistiek. Het verbaast me nog steeds.”

ErebaantjeHet kan niet anders of de studenten steken er veel van op. Dekker: “Ze hebben ook epidemiologie gehad in het reguliere onderwijs, want kennis van dat vak hoort tot de basisvaardigheden voor elke arts. Dat is voldoende om een wetenschappelijke publicatie kritisch te kunnen lezen. Maar studenten die het onderzoek in willen, heb-

door Willy van Strien ben meer nodig. Voor hen is de Masterclass bedoeld. Doordat de stu-denten hier zo intensief met de epidemiologie aan de slag gaan en de theorie die ze krijgen meteen moeten oefenen, maken ze zich de stof echt eigen en ontstaat een veel dieper begrip. Dat levert straks betere onderzoekers op. Niet alleen op onze eigen afdeling, maar overal in het LUMC.”Veel studenten hebben dat door, want er zijn elk jaar meer aanmel-dingen dan plaatsen; de docenten pikken de meest gemotiveerde ge-gadigden eruit. Er haakt nooit iemand halverwege af.Ook de docenten leren er altijd weer van, vinden Dekker en Siege-rink. “Je kunt iets honderd keer uitgelegd hebben, en het toch de vol-gende keer opeens zelf pas goed snappen. De promovendi die we als docent meevragen vinden het een erebaantje.” ■

De studenten maken zich de stof echt eigen en kweken een veel dieper begrip. Dat levert straks betere onderzoekers op

HO

RA

ES

T

Een nieuwe borstVeel vrouwen kiezen na een borstampu-tatie voor reconstructie van de borst. Waarom doen ze dat wel of niet, en voor welk soort reconstructie kiezen ze? Psy-chologe Jessica gopie onderzocht hoe vrouwen tot hun keuze komen, en ont-dekte dat de psychologische impact van een borstreconstructie groter is dan ge-dacht.

door Diana de Veld foto Arno Massee

In Nederland krijgt een op de acht vrou-wen ooit borstkanker. Vaak moet de aan-gedane borst worden geamputeerd. Maar

preventieve amputatie komt ook voor, bij een erfelijk sterk verhoogde kans op borst-kanker (BRCA1/2-gen). Voor beide groepen volgt na amputatie de vraag: wat nu?

Losse protheses“Tegenwoordig kiezen veel vrouwen voor een borstreconstructie”, vertelt Jessica Gopie (Klinische Genetica). “Dat kan met een sili-conenimplantaat of met lichaamseigen weef-sel, bijvoorbeeld via de DIEP-lap techniek.” Bij die laatste, nieuwe techniek vormt de plastisch chirurg een nieuwe borst uit een lap buikhuid. Niet elk ziekenhuis is in staat om die complexe operatie uit te voeren. Sinds dit jaar biedt ook het LUMC deze techniek aan. “De DIEP-lap is niet geschikt voor superslanke vrouwen - je moet voldoen-de buikvet hebben.”Gopie nam interviews en vragenlijsten af bij in totaal 202 vrouwen bij wie een borst ge-amputeerd werd. Dat deed ze vóór en tot vier keer ná de amputatie. Ze onderzocht on-der andere waarom vrouwen kozen voor een reconstructie met implantaat, een DIEP-lap reconstructie of géén reconstructie. “Vrou-wen die kozen voor reconstructie noemden als redenen dat ze zich graag vrouwelijk wil-

den voelen. Ze vonden zichzelf te jong om zonder borst door het leven te gaan of zagen op tegen het gedoe met losse protheses in hun BH, bijvoorbeeld tijdens het sporten”, zegt Gopie. Vrouwen die geen borstrecon-structie wensten waren meestal ouder. “Zij noemden hun leeftijd, het al geaccepteerd hebben de borst te moeten missen, compli-catierisico’s en het opzien tegen nog meer operaties als motivaties voor hun keuze. Ze vonden hun gezondheid en persoonlijke ontwikkeling na de borstkanker belangrijker dan het uiterlijke herstel.”

Websites en foldersVrouwen die kozen voor een siliconenim-plantaat deden dat vanwege de kortere ope-ratie- en hersteltijd en een in hun ogen mooier resultaat, zonder buiklittekens. Wie voor de DIEP-lap koos vond lichaamseigen weefsel juist het mooist, en verwachtte dat een warme en zachte borst meer bij zou dra-gen aan zelfvertrouwen en intieme relaties. De manier waarop vrouwen hun keuze maakten, hing af van persoonlijkheidsken-merken. “Onafhankelijkere vrouwen verza-melden meer informatie op websites, in fol-ders en bij bekenden”, licht Gopie toe. “Zij kozen uiteindelijk vaker voor de DIEP-lap re-constructie, terwijl minder zelfbewuste vrouwen zich eerder lieten leiden door de mening van hun arts.”

Tevredenheid achterafZoals elke ingreep kent ook een borstrecon-structie complicatierisico’s. “40 procent van de vrouwen kreeg complicaties, zoals wond-ontsteking”, vertelt Gopie. “De meeste vrou-

wen waren daarvan van tevoren niet goed op de hoogte.” Complicaties leidden tijdelijk tot meer emotionele problemen. Als een recon-structie echt mislukte - bijvoorbeeld doordat een implantaat verwijderd werd vanwege zware wondinfectie of als de nieuwe borst bij een DIEP-lap reconstructie afstierf - bleven de emotionele problemen ook op langere termijn bestaan.Vrouwen zijn door een borstreconstructie weliswaar tevredener met hun lichaam dan vóór de reconstructie, maar 30 procent blijft toch moeite houden met het lichaamsbeeld en intieme relaties. Artsen zouden zich nog bewuster kunnen worden van de kwetsbaar-heid van deze patiënten, vindt Gopie. “Deze vrouwen moeten ook al kanker of een fami-liair verhoogde kans daarop verwerken.” Ze pleit voor volledige informatie. “Laat foto’s zien van goede en minder geslaagde borstre-constructies.” Daarnaast moet er meer aan-dacht komen voor het mentale welzijn. “Ver-wijs door naar psychologische begeleiding als dat nodig of gewenst is, en doe dat het liefst al vóór de reconstructie. Vraag ook achteraf hoe vrouwen hun lichaam ervaren; laat ze weten dat zij niet de enigen zijn met aanpassingsproblemen of een weerslag op in-tieme relaties.” ■

Jessica Gopie promoveerde op 9 januari bij prof. Aad Tibben (Klinische Genetica) op haar proef-schrift The psychological impact of breast re-construction after prophylactic or therapeu-tic mastectomy for breast cancer. Het onder-zoek werd gefi nancierd door KWF Kankerbestrij-ding. Stichting Pink Ribbon zal Gopies vervolgonderzoek fi nancieren.

StellingEen borstreconstructie is niet nodig om borstkanker te verwerken Jessica gopie

[ 3 0 ] 2 9 j a n ua r i 2 0 1 3 | n u m m e r 1

BL

IJVE

RT

JE

Arijaan Valkenburg-van den Berg, 7 november: Group B Streptococcus and preg-nancy.

Marchina Benner, 7 november: Cutaneous CD30-positive lymphoproliferations.

Jerry Braun, 7 november: Surgical treatment of functional mitral regurgitation.

Luca Lotta, 13 november: Pathophysiology of thrombotic thrombocytopenic purpura: the “two-hit” paradigm.

Eve Dumas, 14 november: Huntington’s Disease. Functional and structrual biomarkers.

Simon van den Bogaard, 14 november: Huntington’s Disease. Quantifying structural brain changes.

Ruben Musson, 15 november: Calcineurin in skin: rising star or fallen angel.

Martha van der Beek, 20 november: Herpesvirus infections in immunocompromised patients (zie hierboven).

Mischa Vrouwe, 20 november: DNA damage response in mammalian cells. Focus on signaling and repair.

Marloes van Kester, 20 november: Molecular aspects of cutaneous T-cell lymphoma: genetic alterations underlying clinical behavior.

Sergiu Dalm, 21 november: Towards a mouse model of depression.

Janneke Witteveen, 27 november: Primary hyperparathyroidism, challenges and pitfalls in management. Martine de Vries, 28 november: The moral landscape of pediatric oncology.

Stephanie van Rooden, 28 november: Clini-cal Patterns in Parkinson’s disease.

Carla Leiria Verissimo, 6 december: Double-cortin-like kinase: a potential therapeutic target for neuroblastoma.

Leonie Manthey, 6 december: Determinants and consequences of long-term benzodiazepine use.

Yves Aubert, 11 december: Sex, aggression and pair bond.

Arjan Hogewoning, 13 december: Skin diseases among schoolchildren in Africa.

Alexandra Langers, 20 december: Matrix metalloproteinasen in colorectal cancer develop-ment and prognosis.

Jessica Bijsterbosch, 8 januari: Hand osteoarthritis, natural course and determinants of outcome.

Jakob Anninga, 9 januari: Clinical and mole-cular features of high-grade osteosarcoma.

Dries Twijnstra, 9 januari: Laparoscopic Hys-terectomy: Predictors of Quality of Surgery.

Frank Speetjens, 10 januari: Anti-colorectal cancer immunity: control “the force”!

Michael Mildner, 15 januari: A human orga-notypic knock-down skin model to study molecules involved in epidermal keratinocyte differentiation.

Erlangga Yusuf, 16 januari: On how obesity links to osteoarthritis.

Suzan Commandeur, 16 januari: Organotypic in vitro models of human cutaneous squamous cell carcinoma.

Jacinta Maas, 17 januari: Mean systemic fi lling pressure.

Enrike van der Zwaag, 17 januari: CAOS & TKA. A critical appraisal on computer navigati-on in total knee arthroplasty.

Erik Niks, 17 januari: Myasthenia gravis with antibodies to Muscle Specifi c Kinase.

Jiong-Wei Wang, 17 januari: Weibel-Palade body formation and exocytosis in von Willebrand disease.

Arts-microbioloog martha van der Beek deed onderzoek naar

herpesvirussen. met mooi resultaat: de testen die zij ontwik-

kelde worden inmiddels volop gebruikt. Dat haar twee kleine

kinderen thuis heel andere dingen belangrijk vinden, relati-

veert het succes, vindt martha. ‘Dat is heel verfrissend.’

door Caroline Burger foto Arno massee

In de rubriek ‘Blijvertje’ portretteren we een promovendus die na zijn promotie in het LUMC blijft werken

Wat heb je onderzocht? Er lag een praktische vraag. Patiënten met een verminderde afweer hebben vaker last van infecties met herpesvirus-sen, zoals herpes simplex, varicella zoster of het cytomegalovirus. Waarom werken antivirale middelen soms wel en soms niet? Wij heb-ben testen ontwikkeld om vast te stellen of er resistentie is opge-bouwd tegen deze middelen.

Enorm toepasbaar onderzoek dus. Zeker, juist hier in het LUMC. We-reldwijd is de patiëntengroep relatief klein, maar híer komt een ver-minderde afweer vaak voor, bijvoorbeeld omdat hier veel transplanta-ties worden gedaan. De behandeling van patiënten met deze virussen is dus dagelijkse praktijk, de nieuwe testen worden daarom al regelma-tig gebruikt.

Hoe heb je het aangepakt? Computerwerk of ouderwets met reageerbuis-jes? Het is veel labwerk. Met apparatuur ‘lees’ je het viraal DNA. Hoe-veel virus is er? Is het virus resistent? We ontwikkelden bepalingen voor de drie virussen die het meest voorkomen. Dat is een kwestie van proberen, experimenteren. Soms komt er totaal iets anders uit dan je denkt; dan word je verrast door je eigen uitkomst. Natuurlijk, soms zit het tegen. De eerste test had de afkorting DRA, nou, op een gegeven moment had die de bijnaam ‘drama’!

Is dit onderzoek nu afgerond en afgesloten? Dit weten we nu en kunnen we nu, maar er blijven nog genoeg vervolgvragen over. Bijvoorbeeld hoe snel een herpesinfectie eigenlijk over zou moeten gaan. Moet je blijven behandelen, of geduld hebben en wachten tot het vanzelf over gaat?

Wat ga je doen nu je promotie voorbij is? Ik ben op het Klinisch Microbiologisch Laboratorium inmiddels coördinator bacteriologie. Daarin kan ik me nog vol-op ontwikkelen, me verdiepen in de werkprocessen en het leiding geven. On-derzoek - en dan het liefst op het grens-vlak van onderzoek en patiëntenzorg - wil ik graag blijven doen, het liefst weer vanuit een praktische vraag.

En verder? Ik heb twee kleine kinderen - het boekje maakte ik af tijdens mijn zwangerschapsverlof - en hen interes-seert dit natuurlijk niets. Ik moet zeg-gen: dat is héél verfrissend! Zij, én een aantal keer per week hardlopen, houden me met beide benen op de grond. ■

Resistent of niet?

Verder promoveerden

L e i d s u n i v e r s i ta i r m e d i s c h c e n t r u m [ 3 1 ]

Praatje maken?

Langs het Hippocratespad van gebouw 3 naar gebouw 2 passeert u twee opvallende beelden uit de kunstcollectie van het Lumc. Deze beel-den van Henk Visch en sjoerd Buisman zijn, in overleg met de kunstcommissie, aan het Lumc geschonken door dankbare medewerkers en een scheidende voorzitter. sinds enkele maan-den is een nieuw beeld aan de route toege-voegd. Het bronzen beeld, een afscheidscadeau van oud-decaan Eduard klasen, is gemaakt door Joost van den toorn (1954) en draagt de naam Sailor (zeeman). De beelden van Joost van den toorn ontstaan intuïtief, zonder voor-opgezet plan. “soms hebben spontane krab-bels of kneedsels een aanwezigheid die ik niet begrijp, maar waar ik niet omheen kan.”Van den toorn laat zich inspireren door etno-grafi ca en outsider kunst, maar ook zijn vele reizen naar mexico, Egypte en Japan hebben

zijn westerse kijk op kunst beïnvloed. Hij combineert in zijn werk oude, primitieve sym-bolen met een populaire, herkenbare beeldtaal. Het beeld dat hij voor het Lumc maakte is ont-wapenend en roept vertedering op. “Ik wilde aan de ene kant een modern beeld maken in de lijn van de beeldhouwers moore of Brancusi. Aan de andere kant wilde ik een beeld creëren waarmee je een praatje zou willen maken”, al-dus Joost van den toorn. Het beeld voor het Lumc is ingetogen en heeft door het karikatu-rale uiterlijk een humoristische ondertoon. “Ik houd van kunst die zichzelf relativeert, humor heeft. kunst wordt voor mij alleen met een hoofdletter geschreven als het aan het begin van een zin staat.” (SvN) ■

Joost van den Toorn, Sailor, 58 cm x diepte 25 cm, brons, 2012.

De kunstwerken in deze rubriek zijn altijd onderdeel van de collectie van het LUMC.